Tijdelijke wet maatregelen covid-19

7 oktober 2020, wetsvoorstel - De Kamer bespreekt de tijdelijke coronawet en stelt vragen aan de ministers De Jonge (Volksgezondheid), Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).

De maatregelen die vanaf maart zijn genomen om de verspreiding van het coronavirus in te perken, waren grotendeels gebaseerd op aanwijzingen en noodverordeningen. Nu de coronacrisis blijft voortduren, is het beter om zaken in een wet vast te leggen, vindt de regering.

Een ontluisterend slecht wetsvoorstel, zo oordeelt Van Kooten, dat heeft gezorgd voor veel polarisatie in de samenleving. Ook heeft het er volgens haar toe geleid dat "coronawaanzinnigen" voet aan de grond hebben gekregen en dat zorgverleners en politici worden bedreigd.

Grondrechten en vrijheden

De nieuwe wet legitimeert de vergaande inperking van grondwettelijke vrijheden, betoogt Markuszower (PVV). In zijn ogen zijn de beperkingen die de overheid de burgers oplegt, niet proportioneel. Hij vindt dat de regering zich beter bezig kan houden met het op orde brengen van het testbeleid en de zorgcapaciteit.

Ook Krol vindt de coronawet en de maatregelen disproportioneel. Zo gaat het volgens hem erg ver om het strafrecht in te zetten en boetes op te leggen.

De overheid zou de grondrechten alleen mogen inperken als zij eerst alles heeft gedaan om dat te voorkomen, benadrukt Van Esch (PvdD). En dat is volgens haar niet gebeurd: het vliegverkeer is niet beperkt en er is niet hard ingegrepen bij slachthuizen. Verder wil zij dat er een verbod komt op het bedrijfsmatig fokken van dieren die bevattelijk zijn voor het virus, zoals nertsen.

Grondrechten zijn zó belangrijk dat volgens Van der Graaf (ChristenUnie) bij toepassing van de coronawet duidelijk moet worden gemaakt waarom minder vergaande maatregelen niet mogelijk zijn. De volksgezondheid moet volgens haar afgewogen worden tegen de gevolgen van maatregelen voor personen of organisaties.

Democratische controle

Als de regering maatregelen neemt tegen het coronavirus, gebeurt dat met een zogenaamde ministeriële regeling. Maar heeft het parlement daar dan nog wel iets over te zeggen? Dit moet zorgvuldig worden geregeld, benadrukt Kuiken (PvdA).

Het parlement moet een week de tijd krijgen om een ministeriële regeling te beoordelen, vindt Buitenweg (GroenLinks). Als maatregelen snel ingevoerd moeten worden, dan kan dat volgens haar zonder goedkeuring van de Kamer. Maar de Kamer moet dan een week de tijd hebben om de ministeriële regeling terug te draaien.

Niet alleen op landelijk maar ook op plaatselijk niveau moet de democratische controle op (de uitvoering van) coronamaatregelen goed geregeld zijn, vindt CDA'er Van Dam. Hij wil de rol van colleges van burgemeester en wethouders en van gemeenteraden duidelijker in de wet vastleggen.

Vervaltermijn en verlenging

De coronawet is tijdelijk en vervalt automatisch na een halfjaar, tenzij de regering besluit tot verlenging. Van Haga en Baudet (FvD), die tegen de coronawet zijn, willen vastleggen dat de Tweede Kamer dan wel moet instemmen met zo'n verlenging. Ook de Eerste Kamer zou daarmee akkoord moeten gaan, vindt Hijink (SP).

Groothuizen (D66) vindt een halfjaar te lang omdat niet te voorspellen valt hoe de epidemie zal verlopen. Daarom wil hij de wet al na drie maanden laten vervallen, zodat de noodzaak en proportionaliteit van verlenging eerder worden bekeken.

Als de regering de werkingstermijn van de wet wil verlengen, dan moet volgens Van der Staaij (SGP) daarover advies gevraagd worden aan de Raad van State. Zo krijgt de Kamer meer informatie om een goed besluit te nemen.

Boetes en vog

De regering heeft in het wetsvoorstel boetes opgenomen voor het overtreden van de coronaregels. Veldman (VVD) vindt die te hoog en stelt voor om ze te verlagen. Ook wil hij voorkomen dat overtredingen ervoor zorgen dat er geen verklaring omtrent het gedrag (vog) wordt verstrekt.

Azarkan (DENK) steunt verlaging van de boetes. Hij suggereert om dat ook met terugwerkende kracht te doen, zodat mensen het te veel betaalde bedrag terugkrijgen.

Bezoekrecht

Bewoners van een zorginstelling moeten de mogelijkheid krijgen om ten minste één familielid of naaste te ontvangen, vindt Van Brenk (50PLUS). Zij wil het bezoekrecht in de wet regelen om te voorkomen dat mensen vereenzamen.

Het debat gaat op 8 oktober verder met de reactie van de bewindslieden op de inbreng van de Kamer.

Zie ook