Aanpassing faillissementswetgeving besproken

11 mei 2020, wetsvoorstellen - Minister Dekker (Rechtsbescherming) wil het mogelijk maken dat de rechter onderhandse akkoorden tussen bedrijven en schuldeisers kan goedkeuren. Ook stelt hij voor om het beslag- en executierecht te herzien. De Kamer debatteert over de twee wetsvoorstellen waarin dit geregeld wordt.

Het wetsvoorstel over de onderhandse akkoorden maakt het mogelijk dat de rechter een akkoord tussen een onderneming en haar schuldeisers over de herstructurering van de schulden bindend verklaart. Zo kunnen dwarsliggende schuldeisers een akkoord niet langer blokkeren en kan, zoals Groothuizen (D66) het uitdrukt, een bedrijf in zwaar weer een tweede kans krijgen.

Minder mensen met problematische schulden en effectievere hulp voor mensen met schulden. Dat is het doel van het wetsvoorstel over het beslag- en executierecht. De minister voert een beslagvrij bedrag bij bankbeslag in. Dat moet het bestaansminimum van een schuldenaar beschermen.

De wetsvoorstellen zijn niet vanwege de coronacrisis geschreven, maar hebben daardoor wel aan relevantie gewonnen, zegt Dekker.

Onderhandse akkoorden

Goed dat levensvatbare ondernemingen een alternatief wordt geboden voor een faillissement, zegt Van Dam (CDA). Wel vraagt hij aandacht voor kleine en middelgrote ondernemingen. Kunnen zij wel gebruikmaken van de diensten van een herstructureringsdeskundige?

Van Gent (VVD) benadrukt dat een onderhands akkoord moet voldoen aan voorwaarden. Zo moet er een meerderheid van de schuldeisers voor zijn en is er een rechterlijke toetsing. Met Van Dam (CDA) wil hij al na drie jaar een evaluatie om te kijken hoe de wet uitpakt voor kleine ondernemingen. Bekijk bij die evaluatie ook de bedrijfseconomische gevolgen van de wet, suggereert Groothuizen (D66).

Een rechter keurt een onderhands akkoord niet zomaar goed, betoogt Dekker. Individuele schuldeisers hebben hierin wel degelijk rechten. Zo kunnen zij vragen om het benoemen van een herstructureringsdeskundige. En hoe meer partijen tegen het akkoord stemmen, hoe minder waarschijnlijk het is dat de rechter het goedkeurt.

Wijzigingsvoorstellen

Met een aantal wijzigingsvoorstellen wil Van der Graaf (ChristenUnie) samen met Van Nispen (SP) en Nijboer (PvdA) "sociale rechtvaardigheid" toevoegen aan het voorstel van de minister. Zij vindt namelijk dat schuldeisers met zekerheidsrechten, zoals banken, bij een onderhands akkoord te vaak bevoordeeld worden boven het midden- en kleinbedrijf, vaak leveranciers.

Ook Markuszower (PVV) meent dat kleine ondernemingen bij het verbindend verklaren van onderhandse akkoorden beter beschermd moeten worden tegen "de grote jongens". De positie van aandeelhouders die tegelijk de belangrijkste schuldeiser met zekerheden zijn, is Nijboer (PvdA) een doorn in het oog. Samen met Van der Graaf (ChristenUnie) wil hij hun zekerheidsrechten beperken.

De minister benadrukt het belang van een balans in de rangorde van schuldeisers. Als bijvoorbeeld de positie van de banken wordt verzwakt, zullen zij kritischer worden bij kredietverstrekking en bijvoorbeeld de rente verhogen. En als de positie van schuldeisers bij onderhandse akkoorden anders wordt dan bij faillissementen, kan het voor bepaalde schuldeisers aanlokkelijk worden om aan te sturen op een faillissement.

Beslag- en executierecht

De herziening van het beslag- en executierecht leidt volgens minister Dekker tot een beter evenwicht tussen de positie van schuldeisers en die van schuldenaren. Het voorstel waarborgt het bestaansminimum, constateert Van Gent (VVD). Hij pleit voor redelijkheid en maatwerk bij de uitvoering en vraagt naar de positie van deurwaarders.

Van den Berge (GroenLinks) vraagt om "uiterste coulance" bij de overheid om in de huidige coronacrisistijd schulden en boetes te innen. Denk ook aan de positie van laaggeletterden en licht verstandelijk gehandicapten, voegt Van Nispen (SP) toe.

Innen in tijden van corona vraagt om de menselijke maat, zegt Dekker. Hij voegt toe dat een deurwaarder geen beslag mag leggen op hoogstpersoonlijke eigendommen.



De Kamer stemt op 14 mei over de wetsvoorstellen en de tijdens het debat ingediende moties.

Zie ook