Plenair verslag Tweede Kamer, 25e vergadering
Dinsdag 23 november 2021

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:42 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Bergkamp

Aanwezig zijn 135 leden der Kamer, te weten:

Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Azarkan, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bikker, Bisschop, Bontenbal, Martin Bosma, Boswijk, Bouchallikh, Boucke, Boulakjar, Brekelmans, Bromet, Ceder, Dassen, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Eerdmans, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Ephraim, Eppink, Erkens, Van Esch, Fritsma, Geurts, Van Ginneken, De Graaf, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Gündoğan, Van Haga, Hammelburg, Harbers, Pieter Heerma, Heinen, Helder, Hermans, Hijink, Van den Hil, De Hoop, Van Houwelingen, Jansen, Jetten, Léon de Jong, Romke de Jong, Kaag, Kamminga, Kat, Kathmann, Van Kent, Kerseboom, Klaver, Klink, Koekkoek, Koerhuis, Kops, De Kort, Kröger, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Leijten, Maatoug, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Van Meenen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Minhas, Agnes Mulder, Edgar Mulder, De Neef, Nijboer, Omtzigt, Ouwehand, Palland, Paternotte, Paulusma, Peters, Piri, Van der Plas, Ploumen, Podt, Pouw-Verweij, Van Raan, De Roon, Sahla, Schouten, Segers, Simons, Sjoerdsma, Smals, Sneller, Van der Staaij, Stoffer, Van Strien, Tellegen, Teunissen, Thijssen, Tielen, Valstar, Verkuijlen, Vestering, Vijlbrief, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Van der Werf, Werner, Westerveld, Wilders en Wuite,

en de heer De Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Van Huffelen, staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane, de heer Knapen, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer van dinsdag 23 november 2021.

Herdenking van de heer B.J. (Bas) van der Vlies

Herdenking van de heer B.J. (Bas) van der Vlies

Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van de heer B.J. (Bas) van der Vlies (oud-fractievoorzitter SGP).

De voorzitter:
Dames en heren, aan de orde is de herdenking van Bas van der Vlies, Tweede Kamerlid en fractievoorzitter van de SGP tussen 1981 en 2010. Ik heet zijn familie van harte welkom. Kleinzoon Bas van der Vlies en schoonzoon Sebastiaan Hartman: van harte welkom. Fijn dat u aanwezig bent. Ik vraag u allen om te gaan staan, voor zover mogelijk.

Bij het in memoriam van Trouw rond het overlijden van Bas van der Vlies staat een foto. De kerk in zijn woonplaats Maartensdijk bepaalt grotendeels het beeld. Van der Vlies staat er bescheiden bij. Het markeert in de allereerste plaats de roeping waarmee hij 29 jaar lang de politiek heeft gediend. Hij wilde, in zijn woorden, getuigen van Gods trouw en goedheid. In een mooi interview uit het boek 100 jaar SGP vertelt Van der Vlies dat hij als scholier het liefst schipper wilde worden op de wilde vaart. Omdat zijn ouders hem dat afraadden, koos hij voor de studie weg- en waterbouwkunde. Hoewel zijn leven een andere wending nam — hij begon na de vervangende dienstplicht als leraar wiskunde en werd later plaatsvervangend rector — was hij van huis uit ingenieur.

Je zou kunnen zeggen dat juist de eigenschappen van de beroepen die hij nooit heeft uitgeoefend terugkwamen in zijn werk als volksvertegenwoordiger en later als leider van de SGP-fractie. "Stuurmanskunst" en "bruggenbouwer" lopen als rode draden door zijn politieke carrière. Want dat was hij: standvastig en constructief, trouw aan de beginselen en betrouwbaar in samenwerking. Die stuurmanskunst had Van der Vlies om te beginnen nodig om de eenheid binnen zijn partij te bewaren, met name bij de voor de SGP gevoelige onderwerpen.

Ook in de Kamer, als voorman van een minderheidsfractie, was het soms complex laveren. De foto die ik net aanhaalde, is niet toevallig uit 2001. Die werd gemaakt tijdens de laatste jaren van de paarse kabinetten zonder christelijke partijen aan het roer, hetgeen voor de staatkundig gereformeerden als een uiterst wilde vaart heeft moeten voelen. Het zijn die jaren waarin de partij, onder leiding van Van der Vlies, het scherpst aan de wind van de oppositie zeilde, bijvoorbeeld door een motie van wantrouwen in te dienen tegen toenmalig minister Els Borst. Voor het eerst greep de SGP naar zo'n zwaar parlementair middel om het standpunt rondom levensbeëindiging te markeren. Tussen ons en haar lag een onoverbrugbare kloof, zei hij daar later over. Desalniettemin wist hij Els Borst ook te waarderen.

Dat brengt me bij het bruggen bouwen. Waar nodig deed Van der Vlies dat binnen de Kamer, bijvoorbeeld toen hij samen met de SP probeerde te voorkomen dat de zondagsrust nog verder in de knel zou komen. Dat deed hij ook daarbuiten, door bijvoorbeeld met mate en uiterste voorzichtigheid zijn standpunten op de televisie uit te dragen. Dat was tot op dat moment verboden terrein voor SGP'ers. Van der Vlies wilde — ik citeer hem — "het goud van de Schrift omsmeden naar de pasmunt van de tijd". Bijna symbolisch voor dat laatste is wat Van der Vlies zelf als een van zijn grootste wapenfeiten beschouwde: dat "God zij met ons", dat voorheen op de rand van de Hollandse gulden stond, ook op de 2 euromunt bleef staan. Een andere verdienste was dat hij het zogenaamde "mantelzorgcompliment" erdoor wist te krijgen, een blijk van waardering voor mensen die belangeloos hun naasten verzorgen. Verder was hij ook initiatiefnemer van de regeling waarmee jonge boeren aan het begin van hun carrière financieel gesteund worden bij de bedrijfsovername. Groot was ook zijn inzet op het gebied van de monumentenzorg.

Stuurman en bruggenbouwer Van der Vlies werd in de laatste jaren van zijn ambtstermijn ook wel "het staatsrechtelijk geweten" van de Tweede Kamer genoemd. Hij vertelde in het eerder aangehaalde interview dat hij zich had laten inspireren door het werk van staatsman en historicus Groen van Prinsterer en dat hij uit diens boeken had geleerd dat er achter de feiten dieperliggende oorzaken schuilgaan. Groen zag zichzelf eerst en vooral als evangeliebelijder. Het verklaart mede de manier waarop hij zijn vak uitoefende en wat hem zo geliefd maakte bij alle Kamerleden, ook bij zijn grootste opponenten: zijn hoffelijke debatteerstijl, zijn respect voor andermans mening en kennis van de achterliggende idealen. Hij kruiste de degens altijd vanuit de inhoud, met de nodige humor en met kennis en eerbied voor de staatsrechtelijke stel- en spelregels.

Bij zijn afscheid zei Van der Vlies in onze eigen Kamerbode: "Als ik een wijze raad mag geven aan de nieuwe generatie Kamerleden zou ik zeggen: probeer je te beperken tot de hoofdzaken, let op de staatsrechtelijke positie van de Tweede Kamer en bewaar de waardigheid en het fatsoen". Daar wil ik heel graag mee afsluiten.

We gedenken Bas van der Vlies voor zijn grote verdiensten in de Nederlandse politiek, als stuurman, als bruggenbouwer, als Kamerlid dat standvastig was en trouw aan zijn beginselen, en als gewetensvol leermeester en inspirator.

Ik wens zijn gezin, familie, vrienden en oud-collega's heel veel sterkte met dit grote verlies.

Dan geef ik nu graag het woord aan de minister-president.

Minister Rutte:
Mevrouw de voorzitter. Toen Bas van der Vlies in 2010 na bijna drie decennia afscheid nam als Kamerlid zei hij in een afscheidsinterview: "Je moet politiek bedrijven op een manier die respect uitstraalt en waardig is". Ik denk dat iedereen die hem in dit huis meemaakte Van der Vlies daar zelf in zal herkennen.

Bij mij persoonlijk kwamen na het bericht van zijn overlijden in ieder geval woorden naar boven als "beschaving", "kalmte", "gezag" en natuurlijk "beginselvastheid". De laatste woorden waarmee hij afscheid nam van deze Kamer waren "soli Deo gloria", "alleen aan God de eer". Met die drie woorden vatte hij zelf zijn hele leven samen, waarvoor hij stond, waar hij ten diepste in geloofde en waar hij zijn leven lang hartstochtelijk van bleef getuigen. Zo ook in zijn laatste indrukwekkende afscheidstoespraak, die een collega-Kamerlid van meer linkse signatuur verleidde tot de volgende tweet: "Even was het parlement de kerk waarin Kamerlid Van der Vlies tot ons preekte. We vergeven hem deze subtiele doorkruising van Kerk en Staat." Was getekend: Diederik Samsom.

"Beginselvast" betekende in het geval van Bas van der Vlies overigens zeker niet "star" of "kleingeestig". Integendeel, ook mensen met wie hij het inhoudelijk hartgrondig oneens was, konden rekenen op zijn hartelijke en behulpzame benadering. Principieel? Nogal. Strijdbaar? Zonder meer. Maar hij was absoluut geen scherpslijper. Zo heeft hij als zeer ervaren Kamerlid ook buiten zijn eigen fractie om menig collega van advies gediend en bemoedigd. Als mensen bij hem aanklopten, dan hielp hij en dan deed de partijkleur er niet toe. Ook daarom was het heel moeilijk om hem niet sympathiek te vinden.

Dat had natuurlijk ook alles te maken met zijn mildheid op persoonlijk vlak en zijn veel geroemde gevoel voor humor. En terecht, want boven dat ernstige driedelige donkere pak stonden soms ineens een paar pretogen, die meestal een kwinkslag of een gevatte opmerking aankondigden. We hebben in de afgelopen dagen een bekend verhaal gehoord. Toen een journalist Van der Vlies uit de tent probeerde te lokken met de vraag hoe hij langs de snelwegreclames voor een bepaald merk ondergoed reed, kwam het antwoord meteen: "Vooral goed op het verkeer blijven letten".

Mevrouw de voorzitter. Bas van der Vlies werkte en leefde in de diepe overtuiging dat ons bestaan hier en het leven na de dood volledig in Gods handen zijn. In dat onwankelbare vertrouwen is hij ook gestorven. Geconfronteerd met de stelling dat in onze tijd nog maar weinig mensen in een hiernamaals geloven, zei hij ooit: "Maar daar vergissen ze zich dan grandioos in en daar zullen we met z'n allen ook achter komen". Om die zekerheid mogen we hem vandaag benijden.

Namens het kabinet wens ik zijn familie, zijn partijvrienden en iedereen die hem lief was alle kracht toe bij de verwerking van dit grote verlies.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik verzoek iedereen een moment van stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors de vergadering voor een enkel moment, zodat de familie gecondoleerd kan worden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.


Vragen Wilders

Vragen van het lid Wilders aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat Nederland salarissen van zorgpersoneel van de taliban in het Islamitische Emiraat Afghanistan betaalt.

De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik geef als eerste het woord aan de heer Wilders van de PVV. Hij heeft een mondelinge vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken, die ik van harte welkom heet, over het bericht dat Nederland salarissen van zorgpersoneel van de taliban in het Islamitische Emiraat Afghanistan betaalt. Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):
Dank u, voorzitter. Soms denk je dat het niet gekker kan worden met het kabinet, maar toch kan het iedere keer weer gekker. Nu blijkt dat een Nederlandse diplomaat in het Islamitische Emiraat Afghanistan is geweest en gesprekken heeft gevoerd met de mullahs van de terroristische taliban. Tijdens dat bezoek zou de diplomaat namens de Nederlandse regering hebben beloofd bereid te zijn te onderzoeken of Nederland de salarissen van zorgmedewerkers en leraren in Afghanistan kan gaan betalen.

Voorzitter. Dat is natuurlijk om heel veel redenen heel erg fout. We gaan toch geen terreurorganisatie direct of indirect financieel ondersteunen? Gaat de minister dadelijk ook Al Qaida of ISIS financieel ondersteunen? Hoe haalt de minister dit in zijn hoofd? Op dit moment zitten we in Nederland in een hele grote zorgcrisis. Onze ziekenhuizen verkeren in een hele grote noodsituatie. Er zijn te weinig zorgmedewerkers en de medewerkers die er zijn, verdienen ook nog een keer veel te weinig. In plaats van die nood te lenigen en ons geld te besteden aan onze eigen zorg, aan onze eigen ziekenhuizen en aan onze eigen zorgmedewerkers, gaan we nu de zorg in Afghanistan spekken. Is de minister helemaal gek geworden?

Voorzitter. Ik weet het nog goed: toen ik vorig jaar een motie indiende voor extra geld voor onze eigen zorgmedewerkers, renden alle Kamerleden van de coalitie, ook de partijgenoten van deze minister van Buitenlandse Zaken, keihard de zaal uit, omdat ze er niet over wilden stemmen. Maar nu, nu kruipen ze voor de taliban. Ze rennen weg voor onze eigen ziekenhuizen en onze eigen zorgmedewerkers, maar brengen wel geld naar de zorg voor de mullahs in Afghanistan. Dit is ziek. Dit is echt heel erg ziek. Een grotere belediging voor onze eigen zorghelden is niet denkbaar. Ik zeg dus tegen de minister: doe dit niet.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de minister.

Minister Knapen:
Voorzitter, veel dank. Veel dank voor deze vraag, al was het ook maar omdat die misschien ruimte geeft om wat dingen op te helderen en in perspectief te plaatsen. Ik moet zeggen dat ook ik behoorlijk schrok van de tweet van de taliban, als een weergave van de gesprekken die een Nederlandse en een Duitse diplomaat daar hebben gevoerd. Dat stond in geen verhouding tot de werkelijkheid zoals wij die zien en ook zullen naleven.

Misschien is het goed om even als achtergrond te schilderen waarom wij op deze manier — 's ochtends heen en 's avonds weer terug naar Qatar — naar Kabul zijn gegaan. Dat gaat om een paar dingen. Ten eerste willen wij proberen om een veilige doorgang te krijgen voor de mensen die wij beloofd hebben uit Afghanistan te halen. De taliban zijn daar de baas. Dat kunnen wij dus niet zonder dat wij ook kijken wat de mogelijkheden zijn die de taliban biedt, hoe vervelend dat ook is.

Verder hebben wij steeds gezegd dat wij — dan bedoel ik niet alleen Nederland, maar de internationale gemeenschap — er alle belang bij hebben om te zorgen dat deze winter niet een enorme hongersnood uitbreekt die zal leiden tot grote aantallen vluchtelingen die het land gaan verlaten. Daar hebben wij geen belang bij en dat gun je ook niemand. Het is overigens ook van belang dat wij zorgen dat Afghanistan geen uitvalsbasis wordt voor terrorisme; ik neem aan dat we het daar allemaal over eens kunnen zijn.

Ten slotte is het ons wat waard om te zorgen dat we alles wat de afgelopen tijd geïnvesteerd is, bijvoorbeeld in het onderwijs voor meisjes, overeind zouden kunnen houden. Maar dat is misschien meer een ideaal dan een gedeeld belang. Wij hechten daar zeer aan en wij proberen daar dus voor elkaar te krijgen wat we voor elkaar kunnen krijgen; nogmaals, met "wij" bedoel ik de internationale gemeenschap. Dat betekent dat er gesprekken worden gevoerd met de taliban om te kijken hoever we hierin kunnen komen. Er is ook steeds gezegd dat we dat zullen proberen en dat hebben we in dit geval samen met onze Duitse partners gedaan. De Britten zijn er geweest, de Europese Unie is er geweest en er zullen er nog meer gaan.

Wij hebben ook steeds gezegd dat wij de taliban natuurlijk niet gaan financieren. De heer Wilders heeft groot gelijk als hij zegt: jullie zijn helemaal gek geworden wanneer jullie dat doen. Nee, wij zijn niet helemaal gek geworden. We zijn ook niet van plan om dat te doen. Het enige wat wij gezegd hebben, staat niet in de tweet van de taliban, maar dat zeg ik u hier voor het geval daarover misverstanden zouden kunnen bestaan. Wij hebben toegezegd in internationaal verband, met de UNDP en de Wereldbank, te kijken of het mogelijk is om buiten de taliban om iets te doen aan financiering op het gebied van basale basisvoorzieningen op het gebied van gezondheidszorg en op het gebied van onderwijs, primair op het gebied van onderwijs voor meisjes om te behouden wat daar is opgebouwd. Wij zeggen niets toe, wij willen zeker weten dat dat buiten de gevestigde talibanmachthebbers om gaat en wij weten ook niet of dit gaat lukken. Ik citeer nog maar even wat wij uw Kamer anderhalve week geleden hebben laten weten: "In internationaal verband wordt gesproken over de wenselijkheid en de mogelijkheden om met een OS-bijdrage aan de verlening van basisdiensten in de onderwijssector buiten de taliban om een instorting van deze sectoren in Afghanistan te vermijden". Dat is een poging, en ook niet meer dan dat, maar wel een poging die we buitengewoon serieus nemen.

De heer Wilders (PVV):
Dit betekent dus gewoon dat de minister gaat onderzoeken of hij de taliban indirect gaat financieren. Want, meneer de minister, Afghanistan ís de taliban. Alles in Afghanistan ís de taliban. Ik vraag de minister dan ook wie hij ondertussen eigenlijk nog vertegenwoordigt. Wie vertegenwoordigt u? De Nederlanders in ieder geval niet. U haalt niet alleen bakken met Afghanen naar Nederland, om ze onze huizen, onze uitkeringen en onze zorg te geven, maar nu wilt u ook nog de zorg in dat islamitische emiraat Afghanistan gaan financieren — weliswaar indirect, maar toch — met Nederlands belastinggeld. Waarom doet u dat allemaal voor die Afghanen en niet voor de Nederlanders?

En bovendien heeft de Kamer een motie van mijn collega Raymond De Roon — daar zit ie — aangenomen, die zegt dat de regering de terroristische taliban niet als legitieme vertegenwoordiger van Afghanistan mag beschouwen en dat u onder geen beding, dus ook niet indirect, hulpgeld aan ze mag verstrekken. En die plannen zijn er nu dus wel. U heeft niet alleen lak aan een motie van de Kamer, maar ook aan de Nederlandse bevolking. Dat is een schande. De Nederlandse zorg wordt al jarenlang zwaar verwaarloosd. Nederlandse zorgmedewerkers worden al jarenlang zwaar onderbetaald. Nederlandse ziekenhuizen worden al jarenlang financieel afgeknepen of zelfs gesloten. En Nederlandse patiënten zien nu, vandaag, in deze weken, dat hun medische behandelingen opnieuw zullen worden uitgesteld. En wat moeten al die mensen thuis, die dit nu zien, denken als ze horen dat het kabinet dus serieus gaat onderzoeken of er indirect geïnvesteerd kan worden in de zorg in Afghanistan, en niet in hun zorg? Dat kan toch niet? Dat mag toch niet? Ik doe dus nog een keer een oproep aan de minister. Hou op met die gekkigheid. Geen cent naar Afghanistan. Kies eindelijk voor Nederland. Los onze eigen problemen in de zorg op en niet die van de taliban. Geen cent ernaartoe. Ik wil die toezegging van u, en als u dat niet doet, staat u niet voor Nederland maar voor de terroristen in Afghanistan. En daarvoor hebben wij geen minister van Buitenlandse Zaken nodig.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wilders. Ik geef het woord weer aan de minister.

Minister Knapen:
Ja, voorzitter, misschien een laatste opmerking, want dit was meer een oproep dan een vraag. Ik heb mezelf er nog niet op weten te betrappen dat ik sta voor het terrorisme van de taliban. Maar goed, hiermee hoeft natuurlijk het denken ook bij mij niet op te houden, dus ik wil dat nog weleens een keer rustig verwerken. Nogmaals, ik denk dat wij een Nederlands belang dienen wanneer wij samen met onze bondgenoten proberen om honger en vluchtelingen te voorkomen en daar iets aan te doen. Als wij dat kunnen, buiten de taliban om, zou dat de moeite van het proberen waard zijn, al was het maar omdat het humanitaire leed dat zich daar dreigt te voltrekken grote consequenties heeft, niet alleen voor de mensen die sterven van de honger maar ook voor de landen eromheen en uiteindelijk ook voor ons. Want uiteindelijk leidt grote ellende in Afghanistan ook tot vluchtelingen over de wereld en dus ook in Nederland. En daar hebben wij geen belang bij, zeg ik nog maar even redenerend in de context van wat de heer Wilders aangeeft, namelijk: let op het Nederlands belang. Dat zie ik.

De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn een aantal vervolgvragen. Allereerst de heer Jasper van Dijk van de SP, dan de heer Brekelmans van de VVD en daarna mevrouw Agnes Mulder van het CDA. Ik wil aan hen vragen om een korte vraag te stellen. Gaat uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Het hoofdstuk Afghanistan is echt een hoofdpijndossier voor de regering: eerst een verschrikkelijke oorlog, daarna mislukte evacuaties en nu deze discussie. Er valt best te praten over hulp aan Afghanen, maar niet over hulp aan de taliban, vanzelfsprekend niet; Dat is een heel slecht idee. Mijn vraag is: waarom wisten wij dit vorige week niet, toen wij een week lang over Buitenlandse Zaken hebben gesproken? Waarom heeft de minister ons niet tijdig geïnformeerd, zodat we hierover konden spreken en we er een volwaardig debat over konden aangaan?

Minister Knapen:
Wij hebben al in oktober met de Kamer gedeeld dat het onze ambitie is om te kijken of we op praktische basis contact kunnen zoeken met de taliban om ervoor te zorgen dat we mensen die we beloofd hebben uit Afghanistan te halen, ook echt uit Afghanistan kunnen halen. Dat is niets nieuws. De brief die we u gestuurd hebben — en waar ik zojuist uit citeerde — is van 16 november. Dat is een brief die iets meer gerelateerd is aan ontwikkelingssamenwerking dan aan buitenlandse zaken. Maar toch, dat loopt in elkaar over. Hier is niets gebeurd wat wij niet eerder met de Kamer hebben gedeeld. Alleen begrijp ik het misverstand heel goed — en eerlijk gezegd ook wel de irritatie — dat als je het persbericht dat wij samen met de Duitsers na afloop van het bezoek hebben uitgebracht naast die tweet van de taliban legt, je dan denkt: wat krijgen we nou? Daarom is het ook goed dat we de mogelijkheid hebben om dat even recht te zetten. Dat waardeer ik zeer. De taliban hebben dat in een tweet een context meegegeven die dat helemaal niet had. Maar zij zijn natuurlijk koortsachtig op zoek — speculeer ik maar even — naar erkenning, dus ik begrijp wel dat ze dat op deze manier een context geven. Maar het is gewoon heel praktisch geweest wat andere landen ook proberen te doen, om zo veel mogelijk aan hun verplichtingen te kunnen voldoen.

De heer Brekelmans (VVD):
De VVD was ook onaangenaam verrast door dit bericht afgelopen weekend. Wat mij betreft is het nog niet helemaal opgehelderd in de beantwoording van de minister, want ik zou van hem heel scherp willen horen waar voor hem de grens ligt. Aan de ene kant is het natuurlijk mogelijk om voedselhulp of tijdelijke noodhulp te geven als er een humanitaire situatie ontstaat die eventueel tot vluchtelingenstromen kan leiden. Maar dit lijkt erop dat we structureel via internationale organisaties zorg- en onderwijspersoneel gaan betalen. Daarmee verlichten we gewoon de begroting van de taliban en geven we ze indirecte steun. Dus op die manier structureel Afghanistan financieren gaat voor de VVD echt te ver. Ik zou dan ook van de minister willen horen waar voor hem de grens ligt.

Minister Knapen:
Dat is meteen ook eigenlijk de meest ingewikkelde vraag. In zekere zin is het ook een dilemma, omdat het simpel is om te zeggen: kijk, als wij een onderwijzer betalen … Of eigenlijk niet wij, maar het UNDP is daar nu voorzichtig naar aan het kijken. Als het UNDP met middelen uit de westerse wereld een onderwijzer of een onderwijzeres betaalt die les geeft aan meisjes, dan zou je kunnen zeggen dat je daar de taliban mee verlicht. Ik heb van de taliban altijd begrepen dat je ze daar niet mee verlicht, want als het aan hun lag zouden die meisjes daar helemaal niet in de klas zitten en zouden er ook geen vrouwen voor de klas staan.

Aan de andere kant kun je zeggen dat het eigenlijk een overheidstaak is en je dus de taliban verlicht. Ik vind het heel lastig om nu zwart-wit te zeggen: hier ga je een grens over wat eigenlijk informele begrotingssteun is, en hier zit je nog voor de grens waar je iets doet om iets overeind te houden van wat er de afgelopen twintig jaar is geprobeerd en wat soms ook met succes is gerealiseerd. Dat zal zoeken zijn. In die brief die wij de Kamer gestuurd hebben, geven we ook aan dat dit echt een dilemma is. Want het laatste wat we willen, is niet alleen het beeld laten ontstaan maar ook een feitelijkheid creëren die een verlichting van de begroting van de taliban zou betekenen, opdat zij die middelen aan andere doelen die ons helemaal niet bevallen zouden kunnen besteden. Dus we hebben echt goed te kijken hoe wij, het UNCP en de Wereldbank hier een knip aan kunnen brengen om ervoor te zorgen dat we precies het gevoelige punt, waar de heer Brekelmans terecht op wijst, niet overschrijden. Maar ik kan dat nu niet — dat zeg ik heel eerlijk — als een soort blauwdruk leveren.

De voorzitter:
Dank u wel. Eerst mevrouw Agnes Mulder van het CDA en dan de heer Sjoerdsma van D66.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Ik snap de zorg die collega Wilders en collega Brekelmans hier naar voren brengen best wel. Ik heb op 4 oktober 2021 een motie ingediend waarin staat: "overwegende dat Nederland geen financiële steun aan Afghanistan moet verlenen zolang de taliban niet hebben bewezen mensenrechten te respecteren". Als ik de minister hoor, kom ik daar niet helemaal mee uit. Ik wil toch aan de minister vragen om de duidelijke lijn te volgen die we ook in die breed door alle collega's in de Kamer gesteunde motie hebben gezet: wel de mensen helpen, maar niet de taliban. We moeten die grens niet overgaan. Hoe gaat de minister onze motie uitvoeren?

Minister Knapen:
Die motie bevatte datgene wat dit kabinet ook beoogt. Daarover mag geen enkel misverstand bestaan. Als we hierover spreken, realiseer ik me heel goed dat we ook moeten opletten dat we elkaar niet in verwarring brengen door woorden. De Europese Unie heeft het over "humanitair plus". Wat betekent dat plusje in "humanitair plus"? Humanitair is prima, maar we willen weten wat die plus precies is. Ik denk dat ik in deze fase niet beter kan doen dan toezeggen dat ik uw Kamer steeds meeneem in de discussie en de dilemma's die zich daar voordoen. Uiteindelijk zullen we moeten bepalen of we zeggen: alles gehoord hebbende vinden we dit passen of niet passen. Ik zeg zelf op voorhand alvast: als er bijvoorbeeld sprake zou zijn van het betalen van het salaris van een lerares die lesgeeft aan meisjes, dan denk ik dat we niet in de geest van de taliban handelen. Dat zou mij eerlijk gezegd wel bevallen, ook al zou je kunnen zeggen dat de taliban dat eigenlijk zelf zouden moeten betalen. Maar dat is hardop denken. Laten we eens kijken waar de Wereldbank en UNDP mee kunnen komen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Mijn fractie voelt ook mee met degenen die zeggen dat steun wel ten goede mag komen aan de Afghanen, maar niet aan de taliban. Dat roept ook een beetje de vraag op of we misschien toch iets concreter kunnen weten onder welke voorwaarden dergelijke steun zou kunnen worden verleend. Ik heb begrepen dat de oproep aan de taliban in de VN-resoluties heel duidelijk is om mensen ongehinderd vrij te laten. Ik neem dus aan dat onze steun losstaat van wat de taliban doet met de mensen die wij zouden willen ophalen en dat hier geen sprake kan zijn van chantage. En het tweede is dat ik me ook niet kan voorstellen dat wij lerarensalarissen gaan betalen op het moment dat meisjes niet in den brede naar school kunnen in Afghanistan. Ik krijg van beide graag een bevestiging.

Minister Knapen:
Daar ben ik het mee eens. Het lijkt me logisch dat we dat dienen te vermijden. We dienen ook te vermijden dat we aan het eind van de rit meebetalen aan madrassa-opleidingen. Daar zijn we helemaal niet voor. Daar is het Westen niet voor. Dat is onze ambitie ook helemaal niet. Ik ben het daar helemaal mee eens. Daar hebben we op toe te zien en voor te waken. Dat zullen we met elkaar moeten delen. Als ik nu de discussie volg, ook bij de Wereldbank, dan zie ik dat er behoorlijk wordt geworsteld met hoe je dat precies doet. Maar men zoekt toch — en dat vind ik ook terecht — naar mogelijkheden om hier iets te kunnen doen voor de mensen die het slachtoffer zijn van dit alles.

De heer De Roon (PVV):
Waar ik toch erg mee zit, is dat de minister gewoon heeft gehandeld in strijd met een door de Kamer aangenomen motie, waarin staat "onder geen beding", ik herhaal "onder geen beding hulpgeld". Het eerste wat er gebeurt, is dat er wel een ambtenaar naar Kabul wordt gezonden met een verhaal over geld. Dat is natuurlijk een heel slecht signaal. Ik neem in het bijzonder de minister kwalijk dat het allemaal buiten de Kamer om, achter onze rug gebeurt. Het is niet zo dat de minister naar de Kamer kwam en zei: ik heb toch wat redenen waarom ik wel geld wil geven, dus kunnen we het daar eens over hebben? Nee, het gebeurde achter onze rug om. Bovendien moesten wij, nadat het gebeurd was, er via de website van de taliban achter komen, want van onze regering hoorden we nog steeds niks. Uiteindelijk is er niet meer dan een klein berichtje in de Engelse taal op de site van het departement gekomen. Hoe diep kun je dan als minister zinken, vraag ik de minister.

Minister Knapen:
Met het laatste wat de heer De Roon zegt — even los van de diepte van het zinken, want daarover kun je van mening verschillen — ben ik het wel eens: dat had natuurlijk in eerste instantie netjes in het Nederlands op die website moeten staan. Daarover bestaat geen twijfel. Maar goed, het was een gezamenlijke verklaring van Nederland en Duitsland. Om valabele redenen was niet voor Duits gekozen. Zo is dat gegaan. Er is geen sprake van dat hier achter de rug van wie dan ook om iets is gebeurd. Wij hebben vanaf dag één aangegeven dat wij binnen en buiten Europees verband — de Britten hebben het eerder al gedaan — zouden zoeken naar mogelijkheden om, zonder te spreken over erkenning, mensen te helpen. Dat je daarvoor de taliban nodig zou hebben, is steeds aangegeven. Er is geen sprake van dat dit een verrassing was.

Overigens hebben wij helemaal niets toegezegd. Ik laat nog maar even weten wat in de brief staat die aan de Kamer is gestuurd, zeg ik even tegen meneer De Roon. Ik citeer: "In internationaal verband wordt gesproken over de wenselijkheid en mogelijkheden om met een OS-bijdrage aan de verlening van basisdiensten in de onderwijs- en gezondheidssector, buiten de taliban om, een instorting van deze sectoren in Afghanistan te voorkomen." Ik herhaal: "het buiten de Taliban om onderzoeken van mogelijkheden om …" Verder zijn we op dit moment niet. De suggestie dat wij daar met geld heengegaan zijn en die zak geld daar hebben achtergelaten, moet ik laten voor wat die is.

De heer Brekelmans (VVD):
Ik heb nog een andere vraag aan de minister. Ik sluit me aan bij de vorige sprekers: de communicatie is wat onduidelijk, omdat we het uit verschillende persberichten moeten halen. Een van de punten die in het Duitse persbericht stond, was een free passage of people, een vrije doortocht van mensen. Mijn vraag aan de minister is of hij duidelijk kan aangeven dat dit geen verruiming is van de afspraken die we hebben gemaakt en dat het echt gaat om de evacuatie van alleen de mensen waarover we het hier in de Kamer hebben afgesproken.

Minister Knapen:
Dat kan ik bevestigen. Daar ging het om. We hopen een basis te hebben gelegd voor verdere gesprekken om dit te kunnen realiseren. Maar daar gaat het om.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de mondelinge vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken, die ik van harte dank voor zijn beantwoording. We maken even schoon.


Vragen Leijten

Vragen van het lid Leijten aan de staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane over de nieuwe informatie over het risicoselectiemodel van de Belastingdienst en de almaar uitblijvende actieve informatie hierover van het ministerie van Financiën.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Leijten. Ik zie dat in elk geval de staatssecretaris van Financiën aanwezig is. Mevrouw Leijten heeft een vraag over de nieuwe informatie over het risicoselectiemodel van de Belastingdienst en de almaar uitblijvende actieve informatie hierover van het ministerie van Financiën. Het woord is aan mevrouw Leijten, SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik heb deze vraag aangemeld om te stellen aan de minister van Financiën. Ik zou hem graag willen oproepen om de vragen te komen beantwoorden.

De voorzitter:
Wij hebben in de tussentijd even geïnformeerd waarom de staatssecretaris aanwezig is in plaats van de minister. Wij hebben net te horen gekregen dat er een inhoudelijke verantwoordelijkheid bij de staatssecretaris ligt voor de vraag, maar misschien is het goed als ik ook even het woord geef aan de staatssecretaris, om daar eventueel nog op te reageren.

Mevrouw Leijten (SP):
Nou, ik kan u wel zeggen waarom ik het graag aan de minister van Financiën wil vragen. Ik weet namelijk dat de informatie waarnaar ik ga vragen, al beschikbaar is en al twee jaar op het ministerie ligt. Ik vraag daar ook al zeker anderhalf jaar actief om, en ik niet alleen, maar velen hier in de Kamer. Ik vind dat de eindverantwoordelijke van het ministerie van Financiën hier de vragen moet komen beantwoorden over de erbarmelijke omgang met de Kamer als het gaat over informatie.

De voorzitter:
Ik geef even het woord aan de staatssecretaris, om daarop te reageren. U kunt de knop daar indrukken, staatssecretaris, en dan kunt u reageren.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Mijn informatie is dat de minister van Financiën hier vanmiddag helaas niet kon zijn. Daarnaast ben ik inderdaad inhoudelijk verantwoordelijk voor dit dossier.

Mevrouw Leijten (SP):
Nou, dat durf ik ook te betwijfelen. Het risicokwalificatiemodel dat er is, hebben wij altijd besproken met de andere staatssecretaris. Ik wil echt de vragen stellen aan de minister van Financiën, dus ik zou graag willen weten of we uit kunnen zoeken of hij hier binnen enige tijd kan zijn.

De voorzitter:
Ik ga het volgende doen, mevrouw Leijten. Ik ga even heel kort schorsen, om informatie hierover te krijgen en om te kijken wat de reden is. Ik schors de vergadering voor een enkel moment. We gaan even informeren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
We hebben even geïnformeerd. De reden dat de minister van Financiën niet aanwezig is, is dat er een inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt bij de staatssecretaris. We kunnen twee dingen doen. We kunnen de mondelinge vraag niet door laten gaan, of we kunnen de tijd gebruiken om de vragen die er zijn aan de staatssecretaris te stellen, omdat het kabinet natuurlijk met één mond spreekt. Ik geef even het woord aan mevrouw Leijten om daarop te reageren.

Mevrouw Leijten (SP):
Nou, dan moeten we misschien maar kijken of de minister-president nog in het gebouw is en dat hij komt antwoorden. Het gaat mij hier echt over de omgang met de Kamer in een langslepend dossier waarin heel veel is gebeurd, waarvan we weten dat er al informatie uit december 2019 ligt over wat er vanochtend in de krant stond, die wij alsmaar niet krijgen. Deze staatssecretaris gaat ons weer de techniek in sturen en een doolhof in werken. Daar heb ik geen zin in. Ik wil afspraken maken over dat wij vandaag nog alle informatie krijgen en dat we niet alleen die informatie krijgen, maar ook alle andere informatie die hier nog achter zit, zodat we echt eens een keer kunnen beginnen met het opruimen van dit probleem.

De voorzitter:
Wat ik voorstel, is dat we even kijken hoever u komt met de beantwoording door de staatssecretaris. Zijn er vragen die niet beantwoord zijn, dan moeten we even met elkaar kijken hoe we die antwoorden kunnen krijgen. Dat zou ik willen voorstellen, maar als u zegt "we laten de mondelinge vraag niet doorgaan", dan heb ik daar natuurlijk ook respect voor. Dan moeten we kijken hoe we het op een andere manier organiseren.

Mevrouw Leijten (SP):
U weet zelf ook hartstikke goed dat deze staatssecretaris al meerdere malen, ook buiten vergaderingen en buiten Kamervragen om, is gesommeerd om nou eens een keer fatsoenlijk om te gaan met de informatiepositie van de Kamer. Toch slaan we de Trouw open, kijken we naar RTL Nieuws en krijgen we opnieuw informatie waar we ontzettend lang om vragen. Ik heb er geen zin in om dat met deze staatssecretaris te doen. Het is een doodlopende weg.

De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we deze mondelinge vraag niet door laten gaan ...

Mevrouw Leijten (SP):
Dan stel ik voor dat we het debat nu voeren.

De voorzitter:
… en dat we even gaan kijken. Dan ga ik zelf persoonlijk een beroep doen om te kijken of we daar toch nog wat in kunnen bewegen. Ik schors de vergadering weer voor een enkel moment en dan gaan we even kijken wat een oplossing is. We gaan er even geen debat van maken, maar ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan ga ik zelf even kijken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik heb even geïnformeerd en de inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt bij de staatssecretaris. Ze is in staat om de vragen te beantwoorden, dus ik geef weer het woord aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Zo meteen bij de regeling zal ik een debat aanvragen hierover. Dan roep ik de minister van Financiën wel deze kant op. Ik heb vragen, de SP heeft vragen, aan hem over de omgang met deze Kamer, over de omgang met deze informatie en over eindelijk eens regie nemen in het oplossen van dit toeslagenschandaal, dat maar achter ons aan sleept. Wat zal ik de dag zegenen — dat geldt niet alleen voor mij, maar ook voor de medewerkers van de Belastingdienst en zeker voor de gedupeerden in het toeslagenschandaal — als we een keer niet de krant open hoeven te slaan voor opnieuw nieuwe informatie die wel met journalisten is gedeeld en niet met ons. Het is wel weer een snippertje van bewijs dat er geselecteerd is op lage inkomens en weer een soort van "ja, maar het was maar een heel klein beetje belangrijk in de risicoselectieargumentatie". Er wordt geen volledige informatie gegeven en we worden het bos in gestuurd. Daardoor weten we dat we volgende maand of over twee maanden weer iets moeten lezen. Er zijn grote fouten gemaakt, maar we zouden het op gaan lossen. Deze staatssecretaris was daarvoor aangesteld. Deze staatssecretaris faalt daar al heel lang in. Daarom wilde ik het met de minister van Financiën bespreken. Want wat voelt hij nou als zijn verantwoordelijkheid om hierbij te gaan helpen als het niet lukt?

Voorzitter. Ik heb nu twee verzoeken aan de staatssecretaris. Ik zal niet met haar in debat gaan. Ik ga er niet alleen van uit dat zij mijn vragen gewoon goed beantwoordt, maar ook dat zij de informatie die ik vraag per ommegaande naar de Kamer stuurt. Ik zal die vragen stellen omdat die belangrijk zijn voor het volgende debat waar we straks hopelijk toe besluiten.

De Belastingdienst zegt: in de selectie die wij maakten, was inkomen maar voor een klein gedeelte doorslaggevend. Uit informatie die naar de commissie-Donner is gegaan op 19 december 2019 — dat is twee jaar geleden, twee jaar geleden! — staat heel duidelijk dat in de hoogste run van de risicoselectie, en schrik niet, meer dan 800 mensen zitten, dus 82,3%, die minder verdienen dan €20.000. Hoezo is inkomen dan geen of een onbelangrijke indicator? En wat zijn dan die belangrijke? Er staat ook in dat bijna 90% alleenstaand was. Dat zijn alleenstaande en werkende ouders met het laagste inkomen, die gepakt werden door de Belastingdienst. En maar achter de pet blijven houden, terwijl we het weten. Donner praat erover en het staat in allerlei stukken. Maar de informatie wordt niet gegeven.

De informatie die ik graag per ommegaande zou willen hebben, is de gegevensbeschermingeffectbeoordeling, waarvan een gedeelte op RTL Nieuws staat. Die is van 11 maart dit jaar. Ik wil ook graag het privacy impact assessment van het nieuwe behandelkeuzemodel huurtoeslag. Er is nu namelijk een nieuw model. Daar zijn wij ook niet over geïnformeerd. Ik wil graag ook andere van dit soort analyses die zijn gemaakt binnen de Belastingdienst over andere systemen die met risicoselectie en automatische risicoselecties werken waarin grote risico's zijn gesignaleerd. Dit soort informatie horen wij niet te moeten opvragen. Dit hoort niet via journalisten naar ons te komen. Dit horen wij te krijgen. Problemen in ICT-systemen, waardoor mensen hard geraakt worden, kunnen we dan samen opsporen als de Belastingdienst of het ministerie van Financiën te dom, te blind, te naïef of te laconiek is over de gevolgen van hoe zij omgaan met mensenlevens.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan geef ik het woord aan de heer Azarkan van DENK, dan de heer Nijboer van de PvdA en dan de heer Mulder van de PVV.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Hebben we nou een vragenuur waarin niet meer gereageerd wordt door het kabinet? Is dat de nieuwe vorm die vandaag wordt gekozen?

De voorzitter:
Mevrouw Leijten heeft aangegeven dat ze geen beantwoording wil van de staatssecretaris.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil niet in discussie.

De voorzitter:
Ik bedoel dat ze niet in discussie wil. Maar u heeft wel gelijk, meneer Nijboer. Misschien is het goed als de staatssecretaris eerst toch nog even een reactie geeft. Dat vind ik een terecht punt, ja. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over een risicoclassificatiemodel dat wij in juli vorig jaar hebben uitgezet op basis van onderzoeken die gedaan zijn door verschillende instanties en niet in de laatste plaats door de Autoriteit Persoonsgegevens. Dat was omdat dat systeem niet voldeed aan de privacywetgeving en aan andere aspecten die van belang waren in het kader van de AVG.

Mevrouw Leijten heeft gevraagd bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken om dit model openbaar te maken. Ik heb vorige week laten weten dat ik dat wil doen, dat ik dat model inclusief alle informatie aan u ter beschikking wil stellen. Ik heb u daar vorige week ook een brief over gestuurd. Ik ben aan het nadenken over de vraag — die ga ik deze week beantwoorden, zoals ik vorige week al in de brief heb aangegeven — hoe we dat op de beste manier kunnen doen. Het overdragen van een model is namelijk niet hetzelfde als het overdragen van een stapel papier. Ik wil dat heel graag op een goede manier doen, inclusief een technische briefing. Die helpt ook om meer inzicht in het model te hebben. Ik heb u toegezegd om dat te doen, om dat zorgvuldig te doen. Ik wil daar deze week een antwoord op geven. Nogmaals, het gaat over niet heel makkelijk deelbare documentatie.

Ik wil u verder nog meegeven dat dit model eigenlijk twee problemen kent. We hebben het over het model gehad en de manier waarop risicoselectie werd gedaan, enerzijds voor het voorkomen dat er fouten werden gemaakt en anderzijds natuurlijk voor het voorkomen van oneigenlijk gebruik. Dat model voldeed dus niet aan die privacyregels. Er werd en is ook door de AP discriminatie onderkend. Als je uitviel uit dit model, ging het soms ook daarna niet goed. Als je uitvalt uit een risicoclassificatiemodel, wordt dat in principe behandeld door een medewerker van de Belastingdienst. Als blijkt dat alles gewoon oké is en goed is, zou er in principe niets aan de hand moeten zijn. Maar het kon ook zo zijn — dat is in het verleden gebleken en dat is onderdeel van de fouten zijn die gemaakt in het kader van de kinderopvangtoeslag — dat mensen die gecontroleerd werden niet voldoende in staat werden gesteld om daadwerkelijk informatie op te leveren en aan te leveren, zodat daarmee hun toeslag kon worden gecontinueerd of in ieder geval niet onterecht werd teruggevorderd.

Ten aanzien van punten genoemd door mevrouw Leijten: ik ga natuurlijk graag op zoek naar de informatie die u heeft aangeven. We hebben ook al informatie met u gedeeld en die gaan we verder uitwerken in de brief aan de Kamer. Ik hecht er zeer aan om u zo veel mogelijk mee te nemen in alles wat hebben over dit model, inclusief die gegevenseffectstudie die daaraan ten grondslag ligt. Ik zal u ook in die brief meenemen in de informatie over een nieuw model waar we nu een pilot mee doen, een pilot voor de huurtoeslagen. Op de vraag over andere IT-systemen moet ik terugkomen. Daar kan ik op dit moment niet zo veel over zeggen.

Ik denk dat ik hiermee de eerste antwoorden heb gegeven.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Azarkan van DENK en daarna aan de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter. In de beantwoording schrijft de staatssecretaris dat eigenlijk het voornemen was om dit model weer te gaan gebruiken. Dat was het idee, na aanpassingen. Vervolgens lees ik dat dat niet gebeurd is omdat dat model discriminerend kan werken, vooroordelen in de hand werkt en zelfs onrechtmatig kan zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe wordt er nou getoetst dat dit soort risicoselectiemodellen, risicoclassificatiesystemen, dat niet doen en waarom is dat nou zo laat gebeurd?

Staatssecretaris Van Huffelen:
We hebben dat onmiddellijk gedaan. We hebben het model gestopt en we zijn aan het werk gegaan om te achterhalen wat er precies wel en niet klopte aan de werking van het model. Tegelijkertijd hebben we ook gekeken naar de vraag of we überhaupt met dit soort modellen verder zouden willen werken. Dit model werkt op basis van een bepaald soorten algoritmes en heeft een zelflerend karakter. Daar zijn ook allerlei vraagstukken. Wij vonden, achteraf gezien, dat het niet de beste manier was om te zorgen dat wij op een goede manier mensen helpen met het doen van de juiste aanvraag en om ze te behoeden voor fouten en aan de andere kant oneigenlijk gebruik te voorkomen. We hebben gezegd: we gaan met dat model stoppen en we gaan het uiteindelijk niet meer in gebruik nemen. We willen op een andere manier werken met toezicht. Daarover zal ik u iets meer vertellen in de brief die we deze week naar u toesturen. Daarin leggen we uit waarom we dat doen. We waren dus in eerste instantie van plan om te kijken of we het model weer in gebruik zouden willen nemen. Dat hebben we vorig jaar aan u geschreven. We zijn tot de conclusie gekomen dat we dat niet meer zouden moeten doen, en dat gaan we ook niet meer doen.

De heer Azarkan (DENK):
Dat is echt hardleers. Ik heb me de afgelopen jaren echt oprecht afgevraagd waarom gedupeerden altijd een bepaald type zijn, met name vrouw, alleenstaand en twee of drie kinderen. Het antwoord was natuurlijk al redelijk helder, maar we lezen het nog een keer: daar werd gewoon op geselecteerd. "U bent zo geselecteerd en vervolgens kreeg u geen rechtsbescherming" is eigenlijk het antwoord. Ik snap werkelijk niet dat de staatssecretaris hier zegt, en eigenlijk ook een beetje via Trouw: nou ja, we hebben er nog eens naar gekeken; het leek ons niet goed. Hoe kan het nou dat er zo veel jaar is gewerkt met zo'n systeem? Wat maakt nou dat dit soort automatische systemen op andere plekken binnen de overheid niet leiden tot discriminatie, tot mensen met vooroordelen behandelen en tot het overtreden van de eigen wetten? Hoe kan dat nou?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik zal in de brief van vrijdag even wat preciezer ingaan op de punten die u noemt. Want we hebben het in dit model en in de vragen in het artikel over het onderwerp "inkomen". U zegt dat het ook gaat over bijvoorbeeld alleenstaand of niet-alleenstaand. Ik zal kijken of het model daar ook op selecteerde. Dat is op dit moment niet mijn indruk, maar ik wil even goed voor u uitzoeken of dat ook een factor was die een rol speelde. We weten dat een aantal factoren dus wel een rol speelde. Voorbeelden hiervan zijn inkomen en het aantal uren dat iemand kinderopvangtoeslag afnam. Maar ik zal zorgen dat u daar meer informatie over krijgt.

Nogmaals, het is voor ons belangrijk om te werken op een manier die mensen helpt en die ook oneigenlijk gebruik voorkomt. Maar die manier moet wel voldoen aan alle eisen die we daarvoor hebben. Daarvoor geldt de AVG. Daarvoor is een hele procedure om dat goed te toetsen. Dat moeten we ook doen, met welk model we ook werken. Bovendien heeft het kabinet natuurlijk ook in de beantwoording van de vragen, of beter gezegd in de reactie op het rapport van de parlementaire enquête … Ik kan beter zeggen: in de reactie op de parlementaire ondervraging. Het kabinet heeft daarover in de reactie een aantal elementen opgenomen.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik wil allereerst zeggen dat ik mevrouw Leijten steun. De minister van Financiën had daar moeten staan. Het is niet de eerste keer. We hebben een commissievergadering gehad met tien collega's hier. Toen kwam de minister niet opdraven. We hebben als commissie voor Financiën een brief gestuurd over het feit dat de minister gewoon moet komen als de Kamer een debat organiseert. Het gebeurt steeds vaker dat bewindslieden een beetje kijken of het in hun agenda schikt of ze een Kamerdebat willen hebben. Dat kan niet. Ik vind dat de voorzitter daartegen moet optreden.

Voorzitter, dan mijn vraag. Staatssecretaris Snel ontkende dat er zwarte lijsten waren, ontkende dat er sprake was van discriminatie, ontkende dat er sprake was van risicoselectie naar inkomen. Alle drie de zaken blijken toch te zijn voorgekomen. Dus ik begrijp de woede van mevrouw Leijten heel goed en ik begrijp heel goed dat zij ook de verantwoordelijk minister hierover wil horen. Wat is de reactie van de staatssecretaris hier nou op?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Wat ik hierover kan zeggen, is wat ik hier al eerder over gezegd heb. Een van de belangrijkste redenen waarom we niet meer werken met het risicomodel, is dat we in de afgelopen tijd natuurlijk hebben gezien dat er een aantal dingen zeer grondig fout zijn gegaan bij de kinderopvangtoeslag. In het rapport van de AP, en nu ook weer het rapport van Amnesty dat we recent hebben gekregen, staat heel duidelijk iets over waar er fouten zijn gemaakt met discriminatie. Die fouten hadden natuurlijk nooit gemaakt mogen worden en ze mogen ook nooit meer voorkomen. Dat is helder.

Voor risicomodellen hebben we binnen de overheid een aanpak. Wij hebben bij de Belastingdienst met dit model gewerkt. We hebben geconstateerd dat zelfs nadat we opnieuw die gegevenseffectbeschermingsmaatregelen hebben uitgevoerd, we alsnog vinden dat we dit model voor toeslagen nu niet moeten gebruiken. En ik hecht er ook aan om aan te geven dat we dat ook niet meer gaan doen, en ook om aan te geven hoe we dan denken mensen wel op een goede manier te kunnen helpen met het aanvragen van de juiste toeslagen. We willen immers ook voorkomen dat mensen geconfronteerd worden met hoge terugvorderingen. En we willen ook kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we op een goede manier toezicht kunnen uitvoeren. Punt.

De heer Nijboer (PvdA):
We hebben hier wel een heel debat voor nodig, maar ik stel toch mijn tweede vraag hierover. De staatssecretaris gaat in op de toekomst, maar het gaat natuurlijk ook wel over het verleden. De Kamer, de heer Omtzigt, de heer Azarkan, mevrouw Leijten en trouwens ook mevrouw Lodders, hebben elke keer gezegd: dít is er aan de hand. De mensen die ik noemde, liepen daarin voorop; daar geef ik ze alle ... Ze zeiden: er is een zwarte lijst, er wordt gediscrimineerd, er zijn lijsten. Nu blijkt er ook nog op inkomen geselecteerd te zijn. Hoe kan het dat het kabinet dat keer op keer glashard heeft ontkend, en dat ook meerdere keren deed, terwijl het nu toch zo blijkt te zijn?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Volgens mij heb ik al een lange tijd geleden, overigens met het schaamrood op de kaken, aangegeven dat er sprake is geweest van discriminatie. De AP heeft daar een rapport over geschreven. Volgens mij kunnen we daar helder over zijn. Mijn voorganger heeft dat onderzoek niet in de laatste plaats om die reden ook aangevraagd bij de AP. Het doel daarvan was om te zorgen dat er helderheid was over wat er gebeurd is. Alle informatie die ik kan geven over wat er in het verleden is gebeurd, geef ik. Hetzelfde geldt voor de problematiek rondom de FSV-lijst. We zijn daar zeer nauwkeurig onderzoek naar aan het doen. Dat doe ik overigens samen met mijn collega Vijlbrief, die vooral kijkt naar de blauwe kant van de Belastingdienst, oftewel naar de inkomstenbelastingen enzovoort. Ik kijk daar zeker ook nauwkeurig naar, als het gaat over toeslagen. Er blijkt wel degelijk sprake te zijn van het registreren van gegevens van burgers op een manier die volgens ons niet past bij de regels daarvoor in Nederland, en die ook niet goed is. Wij ontkennen dat niet; dat zou ook onterecht zijn. Wij moeten dat verder onderzoeken, uitzoeken, en daaraan werken.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil nog iets zeggen in reactie op het verzoek van de heer Nijboer om een bewindspersoon aanwezig te laten zijn bij het debat hier in de Kamer. Volgens mij weet de heer Nijboer dat ik regelmatig een verzoek doe aan het kabinet. Maar het kabinet gaat natuurlijk altijd over de eigen vertegenwoordiging. Weet dat ik daar wel zeker een beroep op doe. Dat zag u mij net in de coulissen ook doen.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Wederom kwam het via de media, via de pers. Dat komt voortdurend terug. Er is nog iets anders wat we voortdurend merken. Dat is dat alle maatregelen, ook fiscaal, gebruikt worden om de rijken te helpen. Dat zagen we bij de warmtepompen en bij de subsidies voor zonnepanelen. Nu zien we het wederom terugkomen in een andere vorm. De mensen die het niet makkelijk hebben in Nederland, worden gestigmatiseerd. Mijn vraag aan dit kabinet en aan de staatssecretaris is: wanneer stopt dit kabinet, D66, met het voortrekken van de D66-elite ten koste van de gewone Nederlander?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik vind het heel erg belangrijk dat we met elkaar goed kijken naar wat er precies aan de hand is. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat we dat model, en inzichten daarover, naar u toesturen, zodat helder wordt hoe er in dat model gekeken werd naar alle verschillende factoren die aan de orde waren. Dat inkomen een factor was in deze modellen, heeft onder andere te maken met het feit dat inkomen bijvoorbeeld bij de huurtoeslag een factor is die bepaalt of je recht hebt op een dergelijke toeslag en om hoeveel toeslag het gaat. Als dat een verkeerde uitwerking heeft gehad in dit model, omdat het tot een bias heeft geleid die niet goed is, dan moeten we zo'n model niet meer gebruiken. Dat is wat mij betreft ook de belangrijkste reden waarom we dit debat moeten voeren. Het is, denk ik, overigens wel goed om nog een keer te benadrukken dat we op 2 juli vorig jaar een technische briefing over dit model hebben gehad. Toen hebben we ook al met elkaar gekeken naar dit model: naar wat erin stond en hoe het werkte. Toen hebben we daar ook al met uw Kamer over gesproken. Maar dat laat onverlet dat ik ervoor zal zorgen dat we de informatie, over het model en zo veel mogelijk over de werking daarvan, op een goede manier aan uw Kamer kunnen meedelen. Dat doen we door u daar deze week een brief over te sturen en uiteraard door ook weer opnieuw een technische briefing aan te bieden.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben benieuwd naar die informatie. Maar afgaand op wat ik nu heb gelezen, vallen toch echt een aantal dingen op. Ten eerste valt op dat het een model is waarin meerdere indicatoren ertoe leiden dat je inzoomt op de mensen met de laagste inkomens. Dat heeft ook te maken met het aantal uren kinderopvang en of iemand wel of niet alleenstaand is. Ik vond het helemaal schokkend dat de steekproef waarmee gewerkt is bij de ontwikkeling van het model aselect was. Daar zaten deze mensen al zwaar oververtegenwoordigd in. Er zijn 6 miljoen mensen die toeslagen ontvangen. Het is echt niet zo dat het alleen maar mensen met lage inkomens zijn. Maar daar is wel heel erg nadrukkelijk op geselecteerd.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Mijn vraag is: ik wil precies weten hoe dat in elkaar zat. Ik wil ook weten wie binnen de dienst zelf als eerste constateerde dat dit niet goed zou verlopen. Is dat überhaupt geconstateerd? Mijn belangrijkste vraag — die had ik ook graag aan de minister willen stellen — is of dit het enige zelflerende model is dat gehanteerd wordt. Zijn er meer bij blauw? Wordt het gebruik daarvan ook gestopt?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik wil die vragen graag meenemen in de brief die ik deze week stuur. Dan kan ik een wat preciezer antwoord geven op de onderdelen van de vragen die u stelt: wat het model precies deed, hoe het werkte en of daar informatie over was bij de dienst.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie toch dat er een ... U heeft meerdere vragen gesteld. De staatssecretaris zegt dat ze daarop terugkomt in de brief van vrijdag.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb toch nog een aanvullende vraag.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Mag er in die brief — u mag daarover vergaderen met uw collega's — ook ten principale een antwoord komen op de vraag of je überhaupt met zelflerende systemen kunt werken als het gaat om het beoordelen van mensen? Moeten we daar niet helemaal mee stoppen?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik ga dat proberen, maar ik weet niet of ik dat in die brief kan doen. Ik snap het punt dat u maakt en ik denk ook dat het goed is dat daarover wordt nagedacht, maar ik kan niet toezeggen dat dat al in de brief van deze week komt.

De voorzitter:
Ik zie toch dat er een vraag is van mevrouw Leijten van de SP aan de staatssecretaris.

Mevrouw Leijten (SP):
Nou, het is eigenlijk meer een opmerking. Wat hier gebeurt, is precies wat ik had verwacht en wat altijd gebeurt als de staatssecretaris dingen komt uitleggen. Ik hoor "we hebben dingen gedaan" en "we horen nog dingen". Er wordt altijd gezegd: u wist het eigenlijk al ...

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Leijten (SP):
In die technische briefing kwam er geen informatie. We weten het door Wob-verzoeken, door het speuren van journalisten en door allerlei lekken, maar niet door de informatie die wordt verstrekt door het ministerie van Financiën. Ik vraag de staatssecretaris één ding: hoe kan zij zeggen dat ze de informatie nog op papier moet zetten als ik hier een hele duidelijke beantwoording heb van vragen van de commissie-Donner van 19 december 2019, waarin het gewoon klip-en-klaar staat? Waarom moet er dan nu zo lang over worden gedaan om het voor ons op papier te zetten?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Volgens mij is de vraag die u stelde over de relatie met het inkomen onderdeel van een bredere vraag die u heeft gesteld, namelijk: kunt u het risicoclassificatiemodel dat gebruikt is, ook aan de Kamer doen toekomen? Daar ben ik mee aan het werk gegaan en die vraag zullen we beantwoorden. Ik denk dat in die informatie niet het totale risicoclassificatiemodel wordt aangegeven, maar ik ga het graag voor u bekijken, want ik ben erop uit om u, daar waar dat kan, optimaal te bedienen. Ik ga aan het werk met het bekendmaken van dat model. Ik zal de Kamer laten weten wat er in dat model staat en hoe dat inzicht kan bieden in alle stukken daaromheen. Het gaat dan vooral om hoe het model heeft gewerkt. Ik zal daar ook de informatie bij betrekken die naar de commissie-Donner is gezonden en de analyses die zijn gemaakt, voor zover die een relatie hebben met dit model.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Wat mij opvalt, is dat de informatie komt nadat de vragen over de Belastingdienst zijn beantwoord. Die vragen zijn gesteld door de kranten en daar is een antwoord op gekomen. Dit zijn vragen die een paar weken terug zijn gesteld tijdens de behandeling van de BZK-begroting. U zegt dat er een brief aankomt en dat u dat allemaal nog moet uitwerken, maar hoe kan het dan dat Trouw eerder antwoord krijgt dan de Kamer?

De voorzitter:
De staatssecretaris.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Wij hebben hier als Kamer ...

De voorzitter:
Het was een heldere vraag.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Volgens mij zijn het twee verschillende vragen: de vraag over het risicoclassificatiemodel en de vragen die de journalisten hebben gesteld. Maar ik ben het met u eens dat we altijd moeten willen dat informatie die naar de krant gaat, ook naar de Kamer gaat. De volgende keer dat we dit soort vragen beantwoorden, zal ik ervoor zorgen dat die antwoorden ook direct naar u worden gestuurd. We hebben naar de krant niet het risicoclassificatiemodel gestuurd, maar de vragen beantwoord die de journalisten hadden. We proberen ook hen steeds zo goed mogelijk te bedienen. Maar ik geef onmiddellijk toe dat u gelijk heeft als u zegt: dat had u ook gelijk naar de Kamer moeten sturen. Dat gaan we de volgende keer doen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Tijdens het debat heeft mevrouw Leijten inderdaad gevraagd naar het risicoclassificatiemodel. Dat komt eraan. Maar tijdens dat debat heb ik ook een hele simpele vraag gesteld, namelijk: klopt het dat familiebanden van mensen ook zijn meegenomen in het risicoclassificatiemodel? Ik doel dan op iemand met een Nederlands paspoort en een Surinaamse vader of iemand met een dubbele nationaliteit. Zat dat in het risicoclassificatiemodel? Dit is een soortgelijke vraag die Trouw aan de Belastingdienst heeft gesteld. Ik vraag of u, met de kennis die u heeft, die vraag nu kunt beantwoorden. Dat is een andere vraag dan de vraag om het volledige model te overleggen. Kunt u deze vraag, die al weken in de lucht hangt, beantwoorden?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik beantwoord die vraag heel graag, maar dat kan niet nu. Ik heb die informatie op dit moment niet beschikbaar. Maar ik zal het meenemen in de brief die wij u aanstaande vrijdag sturen en ik zal ervoor zorgen dat die vraag dan ook wordt meegenomen in de beantwoording van het totale pakket waar we het over hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik de staatssecretaris bedanken voor haar komst naar de Kamer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering voor een enkel moment, en dan gaan we over tot de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Aan de orde zijn de stemmingen. Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden moties-Eerdmans op de stukken nrs. 27 en 28 (35925-VII).

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Onderdeel Wonen en ruimte van de begroting Binnenlandse Zaken 2022

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022, onderdeel Wonen en ruimte,

te weten:

  • de motie-Kops over het verlagen van de huren (35925-VII, nr. 55);
  • de motie-Kops over het afschaffen van de verhuurderheffing (35925-VII, nr. 56);
  • de motie-Kops over geen noodopvang meer in het voormalige Fletcher Hotel in Emmen (35925-VII, nr. 57);
  • de motie-Kops over het sluiten van de grenzen voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen (35925-VII, nr. 58);
  • de motie-Koerhuis c.s. over de voor grootschalige woningbouwgebieden beschikbaar gestelde 500 miljoen euro ook ter beschikking stellen voor Amersfoort (35925-VII, nr. 59);
  • de motie-Koerhuis/Boulakjar over het laten aansluiten van transformaties bij het nieuwe programma versnellen woningbouw (35925-VII, nr. 60);
  • de motie-Koerhuis over in de vierde tranche van de Woningbouwimpuls de gemiddelde koopprijs niet hoger laten zijn dan de NHG-grens (35925-VII, nr. 61);
  • de motie-Koerhuis over in gesprek gaan over een woondeal Breda-Tilburg (35925-VII, nr. 62);
  • de motie-Beckerman over dakloosheid tot topprioriteit maken (35925-VII, nr. 63);
  • de motie-Beckerman over tijdelijke huurcontracten afschaffen en overgaan op contracten voor onbepaalde tijd (35925-VII, nr. 64);
  • de motie-Beckerman over het uitbreiden van de Huurcommissie (35925-VII, nr. 65);
  • de motie-Beckerman over het aanpassen van de Leegstandwet (35925-VII, nr. 66);
  • de motie-Boulakjar c.s. over het inzetten van grond en bezit van het Rijksvastgoedbedrijf ten behoeve van snelle woningbouw (35925-VII, nr. 67);
  • de motie-Boulakjar/Grinwis over het in kaart brengen van de effecten van opbieden in de huurmarkt (35925-VII, nr. 68);
  • de motie-Boulakjar/Geurts over een onderzoek naar uitbreiding van het takenpakket van de Huurcommissie (35925-VII, nr. 69);
  • de motie-Boulakjar/Belhaj over afdwingbare regels in de aanpak van discriminatie bij woningverhuur (35925-VII, nr. 70);
  • de motie-Nijboer/Bromet over lagere huur voor woningen met de energielabels E, F en G (35925-VII, nr. 71);
  • de motie-Nijboer/Bromet over het tegengaan van verdozing van het landschap (35925-VII, nr. 72);
  • de motie-Grinwis c.s. over de vierde tranche van de Woningbouwimpuls beschikbaar maken voor het bevorderen en versnellen van betaalbare woningbouw in kleinere kernen (35925-VII, nr. 73);
  • de motie-Grinwis/Geurts over voorrang voor mensen met maatschappelijke binding aan een wijk of stadsdeel bij het verlenen van een huisvestingsvergunning (35925-VII, nr. 74);
  • de motie-Grinwis/Boulakjar over verhuurders en huurders beter informeren over reële servicekosten (35925-VII, nr. 75);
  • de motie-Bromet/Nijboer over actiever inzetten op transformatie van leegstaande gebouwen (35925-VII, nr. 76);
  • de motie-Van Esch over instrumenten om nationaal te sturen op de verdeling van de ruimte (35925-VII, nr. 78);
  • de motie-Van Esch over de gronduitgifte voor blokkendozen bevriezen (35925-VII, nr. 79);
  • de motie-Bisschop over het percentage betaalbare woningen in de Woningbouwimpuls verhogen (35925-VII, nr. 80);
  • de motie-Van Baarle/Den Haan over verplichte protocollen tegen discriminatie voor makelaars (35925-VII, nr. 81);
  • de motie-Van Baarle/Den Haan over van woningmarktdiscriminatie een specifiek misdrijf in het Wetboek van Strafrecht maken (35925-VII, nr. 82);
  • de motie-Van Baarle/Den Haan over studieschuld niet meer mee laten tellen bij hypotheekverstrekking (35925-VII, nr. 83);
  • de motie-Van Baarle over de wegingsfactor voor studieschuld op leencapaciteit met 0,1 procentpunt verlagen (35925-VII, nr. 84);
  • de motie-Van Baarle over de wegingsfactor voor studieschuld op leencapaciteit met 0,05 procentpunt verlagen (35925-VII, nr. 85);
  • de motie-Den Haan/Van Baarle over aandacht voor mensen met dementie bij de planvorming van ouderenhuisvesting (35925-VII, nr. 86);
  • de motie-Omtzigt over bepalen hoeveel starters gemeenten moeten huisvesten (35925-VII, nr. 87);
  • de motie-Omtzigt over een deltaplan om de wooncrisis op te lossen (35925-VII, nr. 88);
  • de motie-Omtzigt over het opnemen van formele woningdoelstellingen in de begrotingswet (35925-VII, nr. 89).

(Zie wetgevingsoverleg van 15 november 2021.)

In stemming komt de motie-Kops (35925-VII, nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21 en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kops (35925-VII, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kops (35925-VII, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kops (35925-VII, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koerhuis c.s. (35925-VII, nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koerhuis/Boulakjar (35925-VII, nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van BIJ1, de PvdD en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koerhuis (35925-VII, nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koerhuis (35925-VII, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman (35925-VII, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman (35925-VII, nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, DENK, de PvdA, de PvdD, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman (35925-VII, nr. 65).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman (35925-VII, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, DENK, de PvdA, de PvdD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Boulakjar c.s. (35925-VII, nr. 67).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boulakjar/Grinwis (35925-VII, nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boulakjar/Geurts (35925-VII, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boulakjar/Belhaj (35925-VII, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer/Bromet (35925-VII, nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer/Bromet (35925-VII, nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (35925-VII, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis/Geurts (35925-VII, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD en de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis/Boulakjar (35925-VII, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bromet/Nijboer (35925-VII, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Esch (35925-VII, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van het CDA, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Esch (35925-VII, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop (35925-VII, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66 en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle/Den Haan (35925-VII, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, Lid Omtzigt, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de SGP, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle/Den Haan (35925-VII, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle/Den Haan (35925-VII, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, Volt, DENK, de PvdD, de SGP, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-VII, nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, Volt, DENK, de PvdD, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-VII, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, Volt, DENK, de PvdD, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Den Haan/Van Baarle (35925-VII, nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (35925-VII, nr. 87).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, Lid Omtzigt, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (35925-VII, nr. 88).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (35925-VII, nr. 89).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, het CDA en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Vandaag ben ik toch nog één keer blij verrast, omdat deze is aangenomen. Deze motie vraagt de regering om de woondoelstellingen van het kabinet — 80.000 woningen dit jaar, daarna 90.000 en daarna 100.000 — ook formeel in de wet vast te leggen. Ik zou het kabinet niet om een brief willen verzoeken maar om een nota van wijziging, voor het eind van de week, maar ik kan me voorstellen dat dat na de kabinetsvergadering wordt.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.

Mevrouw Gündoğan van Volt.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Wij hebben bij de motie op stuk nr. 87 voorgestemd, maar dat had tegen moeten zijn. Niet dat het veel uitmaakt, maar ik zeg het even voor de Handelingen.

De voorzitter:
Ja, wij zullen dit opnemen in de Handelingen.


Stemmingen moties Begroting Buitenlandse Zaken 2022

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2022,

te weten:

  • de motie-De Roon/Wilders over het verhuizen van de Nederlandse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem (35925-V, nr. 15);
  • de motie-De Roon over hard en herhaaldelijk (diplomatiek) optreden tegen weigerlanden (35925-V, nr. 16);
  • de motie-De Roon over zich verzetten tegen het EU Strategisch Kompas (35925-V, nr. 17);
  • de motie-De Roon over het stoppen van hulpprogramma's op het gebied van rechtsstaat en democratie in islamitische landen (35925-V, nr. 18);
  • de motie-De Roon over het zoeken van draagvlak voor sancties tegen Iraans dronebeleid (35925-V, nr. 19);
  • de motie-Brekelmans c.s. over sancties tegen Belavia en organisaties die zakendoen met Belavia (35925-V, nr. 20);
  • de motie-Brekelmans c.s. over een draaiboek in verband met cyberaanvallen en voor een bondgenootschappelijke reactie (35925-V, nr. 21);
  • de motie-Brekelmans c.s. over een plan om te voorkomen dat Afghanistan een uitvalsbasis wordt voor internationaal terrorisme (35925-V, nr. 22);
  • de motie-Brekelmans over in 2022 voorstellen doen voor een openbaar register voor "agents of foreign influence" (35925-V, nr. 23);
  • de motie-Jasper van Dijk over volledige transparantie inzake het Strategisch Kompas (35925-V, nr. 24);
  • de motie-Jasper van Dijk c.s. over als waarnemer deelnemen aan de vergadering over het VN-verdrag tot een verbod op kernwapens (35925-V, nr. 25);
  • de motie-Sjoerdsma c.s. over geen regeringsafvaardiging naar de Olympische Winterspelen sturen (35925-V, nr. 26);
  • de motie-Sjoerdsma over middelen voor lhbti- en vrouwenrechten in het Mensenrechtenfonds (35925-V, nr. 27);
  • de motie-Sjoerdsma over een Europees wapenembargo instellen voor Ethiopië (35925-V, nr. 28);
  • de motie-Piri c.s. over een bewijzenbank inzake mensenrechtenschendingen in Afghanistan (35925-V, nr. 29);
  • de motie-Piri c.s. over een diplomatiek offensief starten voor de Istanbulconventie (35925-V, nr. 31);
  • de motie-Piri c.s. over artikel 42.7 VEU ook van toepassing verklaren op hybride dreigingen (35925-V, nr. 32);
  • de motie-Agnes Mulder c.s. over het ondersteunen van de Belarussische oppositie in de Baltische staten (35925-V, nr. 33);
  • de motie-Van der Lee/Piri over organisaties die opkomen voor de rechtsstaat financieel ondersteunen in lidstaten waar de rechtsstaat onder druk staat (35925-V, nr. 34);
  • de motie-Van der Lee c.s. over politieke en financiële steun aan de VN-database (35925-V, nr. 35);
  • de motie-Ceder c.s. over een onafhankelijk onderzoek naar de feiten in het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan (35925-V, nr. 37);
  • de motie-Ceder/Van der Staaij over consequenties verbinden aan de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan (35925-V, nr. 38);
  • de motie-Van Houwelingen over het door de minister van Buitenlandse Zaken terechtwijzen van zijn Letse collega bij de Raad Algemene Zaken (35925-V, nr. 39);
  • de motie-Van Houwelingen over het zo spoedig mogelijk ontbieden van de Letse ambassadeur (35925-V, nr. 40);
  • de motie-Van Houwelingen over uitspreken dat er geen hoger belang is dan het Nederlandse belang (35925-V, nr. 41);
  • de motie-Eppink over het uitspreken van steun aan de Poolse regering ten aanzien van de migratiecrisis aan de Pools-Wit-Russische grens (35925-V, nr. 43);
  • de motie-Van der Staaij/Ceder over zich in internationaal verband inspannen om mensenrechtenschendingen in Noord-Korea tegen te gaan (35925-V, nr. 44);
  • de motie-Van der Staaij/Agnes Mulder over het verkennen van mogelijkheden om steun te verlenen aan het verzoek van Taiwan om waarnemer te zijn bij de Algemene Vergadering en deel te nemen aan vergaderingen en trainingsprogramma's van Interpol (35925-V, nr. 45);
  • de motie-Kuzu c.s. over het vasthouden aan democratische en rechtstatelijke uitgangspunten bij ondersteuning en financiering van humanitaire en mensenrechtenorganisaties in Israël (35925-V, nr. 46);
  • de motie-Kuzu c.s. over een sanctiepakket dat direct gericht is op Milorad Dodik en zijn machtskring (35925-V, nr. 47).

(Zie vergadering van 18 november 2021.)

De voorzitter:
De motie-Brekelmans c.s. (35925-V, nr. 21) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Brekelmans, Ceder, Sjoerdsma en Agnes Mulder, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er volgens het Dreigingsbeeld statelijke actoren voorbereidingshandelingen plaatsvinden voor cyberaanvallen op Nederland;

overwegende dat het van belang is dat naast de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ook Buitenlandse Zaken goed voorbereid is op een eventuele cyberaanval;

verzoekt de regering te oefenen met scenario's voor buitenlandse cyberaanvallen en hiervoor een draaiboek op te stellen (inclusief diplomatieke reactie vanuit Buitenlandse Zaken), en in EU- en NAVO-verband te pleiten voor een draaiboek om snel tot een gemeenschappelijke reactie te komen in het geval van een cyberaanval,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 51, was nr. 21 (35925-V).

De motie-Brekelmans (35925-V, nr. 23) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er onvoldoende zicht is op de invloed van vertegenwoordigers van autoritaire staten in Nederland;

overwegende dat Australië een verplicht openbaar register hanteert voor agents of foreign influence;

constaterende dat het kabinet eind 2020 heeft toegezegd met Australië in contact te treden over hun ervaringen;

verzoekt het kabinet aan te geven of en op welke wijze een openbaar register voor agents of foreign influence zoals in Australië ook in Nederland mogelijk is, en de Kamer hierover op korte termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 52, was nr. 23 (35925-V).

De motie-Sjoerdsma c.s. (35925-V, nr. 26) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sjoerdsma, Van der Laan, Van der Lee en Ceder.

Zij krijgt nr. 53, was nr. 26 (35925-V).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-De Roon/Wilders (35925-V, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (35925-V, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (35925-V, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (35925-V, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (35925-V, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, BIJ1, Volt en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Brekelmans c.s. (35925-V, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, BIJ1, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Brekelmans c.s. (35925-V, nr. 51, was nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Brekelmans c.s. (35925-V, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, BIJ1, de PvdD en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Brekelmans (35925-V, nr. 52, was nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, BIJ1, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (35925-V, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, DENK, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk c.s. (35925-V, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sjoerdsma c.s. (35925-V, nr. 53, was nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie en de SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van der Plas van BBB heeft een opmerking.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
BBB wordt geacht voor te hebben gestemd bij de motie op stuk nr. 24 van Jasper van Dijk over het Strategisch Kompas.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit opnemen in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (35925-V, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de VVD en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (35925-V, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Piri c.s. (35925-V, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Piri c.s. (35925-V, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21 en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Piri c.s. (35925-V, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, BIJ1, de PvdD, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder c.s. (35925-V, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Lee/Piri (35925-V, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Lee c.s. (35925-V, nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ceder c.s. (35925-V, nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder/Van der Staaij (35925-V, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-V, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, Lid Omtzigt, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en JA21 ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-V, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-V, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eppink (35925-V, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD en D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Ceder (35925-V, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Agnes Mulder (35925-V, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Excuses hiervoor. BBB wordt geacht tegen de motie-Van der Lee c.s. over politieke en financiële steun aan de VN-database op stuk nr. 35 te hebben gestemd.

De voorzitter:
We zullen dit opnemen in de Handelingen. Dank u wel.

In stemming komt de motie-Kuzu c.s. (35925-V, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de VVD, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu c.s. (35925-V, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022,

te weten:

  • de motie-Gündoğan over het bevorderen van onderwijsvernieuwing door middel van het Europese Universiteiten Initiatief (35925-VIII, nr. 35);
  • de motie-Gündoğan/De Hoop over een concreet langeretermijnactieplan om hoger te scoren op het algemene basisvaardighedenniveau (35925-VIII, nr. 36);
  • de motie-Gündogan c.s. over verlaging van het aantal te werken uren voor internationale studenten om in aanmerking te komen voor studiefinanciering (35925-VIII, nr. 37);
  • de motie-Beertema over het herstellen van Nederlands als onderwijstaal op universiteiten (35925-VIII, nr. 39);
  • de motie-Beertema over het vervangen van gepersonaliseerd en zelfontdekkend leren door evidencebased onderwijs (35925-VIII, nr. 38);
  • de motie-Van der Woude c.s. over een onderzoek of zelfcensuur en beperking van diversiteit van perspectieven een rol spelen in wetenschap en hoger onderwijs (35925-VIII, nr. 40);
  • de motie-Kwint c.s. over afspraken over een minimumpercentage aan vaste contracten binnen instellingen (35925-VIII, nr. 41);
  • de motie-Kwint c.s. over het wettelijk regelen dat docenten bij goed functioneren na een halfjaar een vast contract krijgen (35925-VIII, nr. 42);
  • de motie-Kwint c.s. over de stagevergoeding voor alle mbo'ers aan laten sluiten bij die van de rijksstagiairs (35925-VIII, nr. 43);
  • de motie-Kwint/Westerveld over het voorkomen dat gemeenten financieel of in natura commerciële bijlesbureaus faciliteren (35925-VIII, nr. 44);
  • de motie-Kwint c.s. over zwangerschapsverlof in het hoger onderwijs wettelijk verankeren (35925-VIII, nr. 45);
  • de motie-Paternotte/Van der Woude over het inventariseren en wegnemen van belemmeringen en bezwaren waar Europese opleidingen mee te maken hebben (35925-VIII, nr. 46);
  • de motie-Paternotte/Van Meenen over maatregelen tegen virusverspreiding in het fysieke onderwijs (35925-VIII, nr. 47);
  • de motie-Paternotte c.s. over advies vragen over het inrichten van een operationeel publiek-privaat expertisecentrum voor geneesmiddelenontwikkeling (35925-VIII, nr. 48);
  • de motie-De Hoop c.s. over uitwerking geven aan het SER-pleidooi dat in het onderwijs later selecteren de norm moet worden en vroeger selecteren de uitzondering (35925-VIII, nr. 49);
  • de motie-De Hoop c.s. over het onderzoeken van het draagvlak voor compensatie van studenten actief tijdens het leenstelsel (35925-VIII, nr. 51);
  • de motie-Peters/Wassenberg over een lerende cultuur bevorderen en sturen op kwaliteit en functioneren als team (35925-VIII, nr. 52);
  • de motie-Westerveld/Kuiken over simpele interventies om het aantal coronabesmettingen in het basisonderwijs te helpen reduceren (35925-VIII, nr. 53);
  • de motie-Westerveld over 3 miljoen vrijmaken op de OCW-begroting om de uitvoering van de verbeteraanpak passend onderwijs te versnellen (35925-VIII, nr. 54);
  • de motie-Westerveld/De Hoop over individueel afdwingbare regelingen in cao's om oudere werknemers te behouden (35925-VIII, nr. 55);
  • de motie-Westerveld c.s. over het verlengen van de deadline voor de coronacompensatie tot 31 januari 2022 (35925-VIII, nr. 56);
  • de motie-Westerveld c.s. over het schrappen van de toekomstige bezuinigingen in het hoger onderwijs (35925-VIII, nr. 57);
  • de motie-Wassenberg over de onderwijsinspectie een rol geven bij de beoordeling van de kwaliteit van lesmateriaal van derden (35925-VIII, nr. 58);
  • de motie-Wassenberg c.s. over concrete voorbereidingen voor het verbeteren van het studentenwelzijn (35925-VIII, nr. 59);
  • de motie-Bisschop over het versneld benutten van het resterende budget voor de ventilatie van schoolgebouwen (35925-VIII, nr. 60);
  • de motie-Bisschop over instellingen ondersteunen die een tandartsopleiding in Zeeland willen ontwikkelen (35925-VIII, nr. 61);
  • de motie-Van Baarle over onderzoek naar stagediscriminatie in het hoger onderwijs (35925-VIII, nr. 62);
  • de motie-Van Baarle over op pabo's aandacht geven aan onderadvisering van leerlingen met een migratieachtergrond (35925-VIII, nr. 63);
  • de motie-Van Baarle over verspreiding van expertise binnen het onderwijs om onderadvisering tegen te gaan (35925-VIII, nr. 64);
  • de motie-Van Baarle over mysteryguestonderzoeken naar discriminatie bij het zoeken naar een stage (35925-VIII, nr. 65);
  • de motie-Van der Plas c.s. over de woorden "laagopgeleid" en "hoogopgeleid" niet meer gebruiken (35925-VIII, nr. 66);
  • de motie-Van der Plas over onderzoek naar een reiskostenvergoeding voor vavo-leerlingen (35925-VIII, nr. 67);
  • de motie-Van der Plas over pabo-opleidingen meer praktijkgericht en aantrekkelijker maken (35925-VIII, nr. 69);
  • de motie-Van der Plas/Ephraim over onderzoek naar de kosten voor het bedrijfsleven voor het inzetten van hybride docenten (35925-VIII, nr. 70);
  • de motie-Van der Plas over onderzoeken hoe structureel voedselonderwijs verplicht ingepast kan worden in lesprogramma's op basisscholen (35925-VIII, nr. 71);
  • de motie-Van der Plas/Pouw-Verweij over een publiekscampagne over vakmensen (35925-VIII, nr. 68);
  • de motie-Westerveld/Bouchallikh over het verbeteren van de voorlichting in het voortgezet onderwijs en het mbo over de technieksector (35925-VIII, nr. 72);
  • de motie-Simons/Gündoğan over een landelijk dekkend systeem in de aanpak van laaggeletterdheid (35925-VIII, nr. 73);
  • de motie-Simons/Gündoğan over streven naar 100% acceptatie van lhbtiqa+-mensen in het onderwijs (35925-VIII, nr. 74);
  • de motie-Simons c.s. over onderzoek naar verhalen over antikoloniale vrijheidssstrijders en verzetshelden (35925-VIII, nr. 75);
  • de motie-Ephraim c.s. over toneel- en muzieklessen bevorderen in het primair en voortgezet onderwijs (35925-VIII, nr. 76);
  • de motie-Ephraim c.s. over verbetering van arbeidsvreugde in het onderwijs (35925-VIII, nr. 77).

(Zie vergadering van 18 november 2021.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van der Plas stel ik voor haar motie (35925-VIII, nr. 67) aan te houden. Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (35925-VIII, nr. 58) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Gündoğan/De Hoop (35925-VIII, nr. 36) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op basis van de PISA-resultaten het niveau van basisvaardigheden in Nederland al bijna twee decennia een sterk dalende trend vertoont;

constaterende dat campagnematige interventies, zoals het Leesoffensief, niet tot de gewenste verbeteringen hebben geleid;

overwegende dat basisvaardigheden van groot belang zijn voor de kansengelijkheid van leerlingen en het tegengaan van intergenerationele armoede;

verzoekt de regering een concreet langeretermijnactieplan met heldere ambities op te stellen, over kabinetsperiodes heen, om zo over tien jaar significant hoger te scoren op het algemene basisvaardighedenniveau (en daarmee op de PISA-scores),

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 95, was nr. 36 (35925-VIII).

De motie-Gündoğan (35925-VIII, nr. 37) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Monitor Mentale Gezondheid en Middelengebruik Studenten blijkt dat mentale klachten bovengemiddeld vaak voorkomen bij (onder andere) internationale studenten;

constaterende dat internationale studenten geacht worden om ten minste 56 uur per maand betaald werk te verrichten alvorens zij in aanmerking komen voor studiefinanciering vanuit DUO;

constaterende dat dit neerkomt op gemiddeld veertien werkuren per week, vaak naast het volgen van een voltijdstudie;

overwegende dat dit kan leiden tot stress en dat, indien door (onvoorziene) omstandigheden niet aan de 56-uursnorm voldaan kan worden, dit tevens tot financiële problemen kan leiden, met name voor studenten uit minder kapitaalkrachtige families;

verzoekt de regering te inventariseren of en hoe het aantal te werken uren voor internationale studenten om in aanmerking te komen voor studiefinanciering, van 56 uur per maand, verlaagd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 96, was nr. 37 (35925-VIII).

De motie-Westerveld/Kuiken (35925-VIII, nr. 53) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ruim een op de vijf medewerkers in het basisonderwijs corona heeft gehad en het aandeel coronabesmettingen onder kinderen ook bovengemiddeld hoog is;

constaterende dat de meeste kinderen zelf niet ernstig ziek worden van het coronavirus, maar het wel kunnen overbrengen op volwassenen;

overwegende dat enkele simpele interventies het aantal coronabesmettingen kunnen helpen reduceren;

verzoekt de regering om:

  • de mondkapjesplicht uit te breiden waar je geen 1,5 meter kunt houden in het voortgezet onderwijs;
  • CO2-meters in alle klaslokalen te stimuleren;
  • dringend te adviseren om tweemaal per week een zelftest te doen, ongeacht vaccinatiestatus,

en de desbetreffende regeling hiervoor uit te breiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 97, was nr. 53 (35925-VIII).

De motie-Westerveld/Bouchallikh (35925-VIII, nr. 72) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat we een enorm tekort hebben aan praktisch geschoold personeel, voornamelijk in de technieksector, om de transitie waar te maken;

constaterende dat, hoewel met het Techniekpact resultaten worden bereikt om mensen te interesseren voor technische opleidingen, dit niet wegneemt dat de tekorten nog steeds verder toenemen;

constaterende dat uit de evaluatie van het Techniekpact blijkt dat vooral in het vmbo ruimte is voor verbetering wat betreft de begeleiding naar de technieksector;

verzoekt de regering om in kaart te brengen hoe de voorlichting in het voortgezet onderwijs en in het mbo verbeterd kan worden met als doel leerlingen en studenten zo vroeg mogelijk te informeren over de kansen en het carrièreperspectief in de technieksector,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 98, was nr. 72 (35925-VIII).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Gündoğan (35925-VIII, nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Gündoğan/De Hoop (35925-VIII, nr. 95, was nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Gündoğan c.s. (35925-VIII, nr. 96, was nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de ChristenUnie en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beertema (35925-VIII, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beertema (35925-VIII, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Woude c.s. (35925-VIII, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1 en de PvdA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kwint c.s. (35925-VIII, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kwint c.s. (35925-VIII, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kwint c.s. (35925-VIII, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van BIJ1, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kwint/Westerveld (35925-VIII, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, Lid Omtzigt, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kwint c.s. (35925-VIII, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, de PVV en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Paternotte/Van der Woude (35925-VIII, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie, JA21, BBB, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paternotte/Van Meenen (35925-VIII, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Ceder, ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Wij hoorden onze naam niet, maar wij worden geacht voor de motie op stuk nr. 46 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Ja. We zullen uw opmerking meenemen in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (35925-VIII, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (35925-VIII, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (35925-VIII, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Peters/Wassenberg (35925-VIII, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van JA21 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Westerveld/Kuiken (35925-VIII, nr. 97, was nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld (35925-VIII, nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld/De Hoop (35925-VIII, nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21 en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (35925-VIII, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, JA21 en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (35925-VIII, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21 en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg c.s. (35925-VIII, nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop (35925-VIII, nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop (35925-VIII, nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA en JA21 ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-VIII, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-VIII, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-VIII, nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (35925-VIII, nr. 65).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas c.s. (35925-VIII, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (35925-VIII, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Ephraim (35925-VIII, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, het CDA, JA21 en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (35925-VIII, nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de fractie van BBB voor deze motie heeft gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Pouw-Verweij (35925-VIII, nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Westerveld/Bouchallikh (35925-VIII, nr. 98, was nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Simons/Gündoğan (35925-VIII, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

Voordat we verdergaan, geef ik het woord aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter. Ik zou graag een brief van het kabinet krijgen over het heuglijke feit dat deze motie zojuist is aangenomen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Simons. Dat gaan we doen. We gaan dit doorgeleiden naar het kabinet. Uit de zaal hoor ik "en hoe de motie wordt uitgevoerd". Dat lijkt me een mooie aanvulling. We gaan ook dit namens u doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Simons/Gündoğan (35925-VIII, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, Lid Omtzigt, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Simons c.s. (35925-VIII, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ephraim c.s. (35925-VIII, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ephraim c.s. (35925-VIII, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Verdere behandeling van aanhangige stukken

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met de verdere behandeling van aanhangige stukken (35718).

In stemming komt het voorstel tot het toevoegen van een wetsvoorstel en het toevoegen van brieven (stuk nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP en FVD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel van de fractie van de PvdA tot het toevoegen van een brief (stuk nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van BIJ1, de SGP en FVD ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel voor om de lijst vast te stellen zoals deze nu is komen te luiden.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Begroting Binnenlandse Zaken 2022

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het debat over de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022,

te weten:

  • de motie-Eerdmans over het loslaten van de afspraak om in 2030 1,5 miljoen bestaande woningen aardgasvrij gemaakt te hebben (35925-VII, nr. 27);
  • de motie-Eerdmans over geen sancties voor gemeenten die de taakstellingen voor de huisvesting van statushouders niet halen (35925-VII, nr. 28).

(Zie vergadering van 28 oktober 2021.)

In stemming komt de motie-Eerdmans (35925-VII, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans (35925-VII, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze stemmingen. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor haar aanwezigheid in de zaal. Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over tot de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Dan een korte regeling van werkzaamheden en wat huishoudelijke mededelingen.

Ik stel voor toestemming te geven aan de commissie voor Economische Zaken en Klimaat voor het houden van een notaoverleg met stenografisch verslag op woensdag 24 november van 16.00 uur tot 23.00 uur over het nieuwe coronasteunpakket.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 21501-32-1017; 35570-VI-69; 35309-8; 35309-7; 35000-VII-30; 34346-3; 34298-9; 31532-244; 31532-243; 31532-240; 28286-1144; 34775-XIII-109; 32813-366; 35570-XIV-46; 35570-46; 35570-28; 35470-XVII-13; 35470-XVII-12; 35347-57; 35300-XIV-41; 35154-12; 35006-11; 35006-8; 34648-10; 34058-22; 34041-34; 34000-XIII-90; 33835-100; 33835-69; 33750-XIII-80; 33605-XIII-15; 33576-24; 33529-78; 33400-XIII-118; 33400-XIII-117; 33400-XIII-115; 33400-VI-110; 32670-156; 32336-37; 31936-207; 30196-270; 30175-209; 30175-208; 30175-207; 29383-238; 28973-203; 28694-107; 28694-106; 28625-266; 27858-257; 27858-256; 27858-195; 27858-194; 27858-158; 27858-157; 27858-156; 27625-295; 27428-311; 27428-302; 26991-449; 26407-119; 25295-888; 25295-887; 25295-521; 25295-404; 25295-403; 25295-291; 25295-290; 21501-32-1188; 21501-32-1105; 21501-32-1104; 21501-32-1019; 21501-32-752; 21501-32-687; 21501-20-1518; 21501-20-734; 21501-08-552; 21501-08-551; 33576-235; 33576-234; 35207-20; 35207-19; 35300-41; 35000-26; 32813-312; 32813-310.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik allereerst het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Het leefbaar houden van de aarde en al zijn bewoners is de belangrijkste taak die voor ons ligt. Er is een belangrijke klimaattop geweest in Glasgow en de Partij voor de Dieren zou daar heel graag voor het kerstreces een debat over voeren met de minister-president. Ik doe dit verzoek mede namens de fracties van GroenLinks, BIJ1 en Volt en namens de heer Omtzigt en mevrouw Den Haan. O, en namens de Partij van de Arbeid! Dan vergeet ik die nog; dat zul je altijd zien.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, met uw permissie zou ik mevrouw Ouwehand van harte willen feliciteren met de vijftiende verjaardag van de Partij voor de Dieren.

(Geroffel op de bankjes)

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel.

De heer Kuzu (DENK):
De taart heeft heerlijk gesmaakt. Steun voor dit voorstel.

Mevrouw Belhaj (D66):
Van harte natuurlijk. Op naar de volgende 50 jaar. Steun voor het debatverzoek.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Wij steunen het ook. Wij zouden graag voor dat debat een reactie willen hebben, want die is vorige week puntsgewijs toegezegd. Die moeten we dan wel hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Regelmatig worden overleggen en debatten gepland met betrekking tot het klimaatbeleid. Ik zou het dus aan het eerstvolgende overleg of debat willen koppelen. Geen steun voor een apart debat hierover.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Hartelijke felicitaties en steun.

De voorzitter:
De heer Bontenbal van het CDA en dan mevrouw Kerseboom van Forum voor Democratie.

De heer Bontenbal (CDA):
We hebben 14 december een commissiedebat over de Klimaat- en Energieverkenning en de Klimaatnota. Volgens mij hebben wij dan vijf uur de tijd om over dit onderwerp door te praten.

De voorzitter:
Geen steun dus.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Allereerst van harte. Steun voor dit debat.

De voorzitter:
Mevrouw Tellegen, VVD, en dan de heer Ephraim van de Groep Van Haga.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Van harte. Geen steun voor een apart debat. Ik denk dat het voor dit moment, gezien de volle agenda, het beste kan worden toegevoegd aan het commissiedebat op de 14de.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Gefeliciteerd. De taart heeft gewerkt: steun.

Mevrouw Agema (PVV):
Geen steun.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas van BBB en dan mevrouw Pouw-Verweij van JA21.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik zie uit naar het debat met mevrouw Ouwehand, dus steun.

De voorzitter:
Nou, u heeft een mooi cadeau, mevrouw Ouwehand, want u heeft een meerderheid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, geweldig! Maar mevrouw Pouw-Verweij wil ook nog wat zeggen.

De voorzitter:
O, mevrouw Pouw-Verweij nog.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Voor de vorm wil ik dan toch ook even bijdragen aan dat cadeau: steun.

De voorzitter:
Kijk! Excuus, mevrouw Pouw-Verweij. Nogmaals gefeliciteerd, mevrouw Ouwehand. U heeft in ieder geval een meerderheid voor uw verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank voor alle vriendelijke felicitaties allemaal en ook dank voor de steun.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. 5,1 miljard euro aan corona-uitgaven in 2020 is niet te controleren. We hadden al de Sywertgate en nu zien we aan de hand van een onderzoek van de Volkskrant dat multinationals als ware pandemieprofiteurs gebruik hebben gemaakt van deze crisis om er een slaatje uit te slaan.

De voorzitter:
U wilt een debat.

De heer Kuzu (DENK):
Daarom zou ik een debat willen hebben met de minister van VWS, en voorafgaand aan dat debat wil ik een brief, over de coronadeals. Daarbij werden ook miljoenen betaald aan geheime provisies.

Mevrouw Agema (PVV):
Allereerst natuurlijk graag een brief van de regering. Ik zou dit graag willen samenvoegen met het verzoek van de heer Hijink onder de noemer "coronadebat". En dan deze week inplannen.

De voorzitter:
Maar dan geen steun voor dit verzoek?

Mevrouw Agema (PVV):
Ik moet aan beide steun geven, maar ik wil niet twee debatten. Ik wil één groot coronadebat.

De voorzitter:
Maar u steunt op zich een afzonderlijk debat?

Mevrouw Agema (PVV):
Nee, maar ik steun wel het idee om dit onderwerp deze week te behandelen bij het algemene coronadebat van de heer Hijink. Maar het is zo flauw om te zeggen: de een wel en de ander niet. Maar dat zou mijn voorstel zijn.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun.

De heer Bisschop (SGP):
De lijn van mevrouw Agema was ook mijn lijn: een algemeen debat, dit erbij betrekken, vooraf een brief en ook een brief over het thema dat de heer Hijink aansnijdt.

De voorzitter:
De heer Ephraim van de Groep Van Haga en dan mevrouw Kerseboom, Forum voor Democratie.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Ik houd het simpel: steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun.

De heer Hijink (SP):
Ik denk dat het ook prima in het debat samen kan komen, dat wat mij betreft deze week nog gehouden wordt.

De voorzitter:
Maar u steunt ook dit debat?

De heer Hijink (SP):
Ja, maar niet als we daar dan bijvoorbeeld nog deze week twee losse debatten over gaan voeren. Dat zou echt een beetje over the top zijn. Dus als het in één debat kan: prima.

De heer Bontenbal (CDA):
Geen steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik steun dit verzoek en ik steun straks ook het verzoek van de heer Hijink. En als die samengevoegd kunnen worden, zou dat mooi zijn.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik zou allereerst van harte die brief willen steunen om van de regering te weten wat er precies aan de hand is, met echt alle informatie die ze hebben over kickbacks. En dan zou ik een iets ander voorstel willen doen. We hebben hier de 11de, 12de en 13de incidentele suppletoire begroting VWS, over de extra uitgaven, nu al meer dan 10 miljard extra, voor corona. Daar hoort het gewoon bij en niet bij het algemene coronabeleid, zeg ik maar even. Dit gaat over of de uitgaven rechtmatig zijn en daar zou ik het bij willen betrekken. Die kunnen we openen en dan kunnen we zo lang praten als we willen. Dat is ook nog een voordeel.

De voorzitter:
Ja. Dus geen steun voor dit debat.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik steun een gecombineerd debat, dus dit debat met dat van de SP.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Hoewel we dit een ontzettend belangrijk onderwerp vinden, vind ik het debat dat aangevraagd zal worden door de heer Hijink over de grote problemen in de zorg eigenlijk dusdanig belangrijk dat ik dat niet wil vertroebelen met dit element erbij. Dus steun voor het voorstel van de heer Omtzigt: wel een brief, maar bij het begrotingsdebat.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Betrekken bij de suppletoire begroting VWS, dus geen steun voor dit debat.

De voorzitter:
Geen steun voor dit debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik sluit me aan bij de heer Omtzigt en de andere sprekers.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik vind de opmerking van de heer Omtzigt terecht, als het gaat om de verantwoording over de financiële kant. Ik steun straks wel het debat dat de heer Hijink gaat aanvragen.

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik ben het eens met het voorstel van de VVD, dus geen steun voor dit debat.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik ga graag mee in het voorstel van de heer Omtzigt.

De heer Bontenbal (CDA):
Ik sluit me aan bij de VVD.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Steun voor een brief. Geen steun voor dit verzoek, maar wel voor dat van de heer Omtzigt om het te betrekken bij de suppletoire begroting.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is geen steun voor uw verzoek, meneer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik ga mijn best doen om samen met collega Hijink die debatten te combineren, maar ik moet nog zien of er een meerderheid is voor dat debat. Als dat niet het geval is, ga ik mee met het voorstel van de heer Omtzigt om het ergens in december te doen. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik verbaas me al enige tijd over de omgangsvormen hier in de Tweede Kamer. Ik wil graag een debat aanvragen met de Tweede Kamer, zonder de premier, over de omgangsvormen in eigen huis. De Kamervoorzitter zal nog met de fracties spreken over de omgangsvormen. Dat is prima. Misschien kunnen we het verslag van die gesprekken dan meenemen in dit debat, zodat alle burgers in alle transparantie kunnen zien hoe wij reflecteren op ons eigen gedrag. Wij vragen van de burgers om beschaafd met elkaar om te gaan. Zelf doen we dat niet. Het lijkt mij goed dat we dat in de openbaarheid eens een keer hier met elkaar gaan bespreken.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas.

De heer Bisschop (SGP):
Van harte steun.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Het is af en toe een beschamende vertoning hier in de Tweede Kamer en dat kan zo niet langer, dus ik steun het verzoek. Ik steun ook het verzoek om dat niet met de premier te doen maar met de Voorzitter, want het is echt aan onszelf.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik ben het helemaal eens met de zorgen die mevrouw Van der Plas uit. Ik denk dat we daar t.z.t. zeker hier intern een debat over moeten voeren, maar niet dan nadat we een aantal zaken zelf op een rijtje hebben gezet. Dus misschien in de tijd rekening houden met bijvoorbeeld de uitkomsten van de commissie-Van der Staaij, die er nog aankomen. Dus ik zou willen kijken naar de planning. Maar zeker steun voor een debat.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het eigenlijk een beetje ongemakkelijk. Buiten liggen de problemen op de stoep. Die moeten we hier dag in, dag uit agenderen en er zit nul komma nul beweging in. Ik vind eigenlijk dat wij elkaar in het debat erop aan moeten spreken, dat het daar moet plaatsvinden en dat we ook de Voorzitter moeten steunen als die iets moet ondernemen. Maar ik zie eigenlijk geen therapeutische sessie voor me. Ik snap heel goed waar het vandaan komt, en ik maak me er ook echt wel zorgen over. Maar ik heb in die vijftien jaar dat ik hier debatten voer ook echt op heel veel andere vlakken enorm veel overschrijdende dingen meegemaakt. Ik heb gezien hoe mijn collega Sadet Karabulut voor de leeuwen werd geworpen alsof ze een terrorist was. Nee, ik zie het niet voor me.

De voorzitter:
Oké.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou onze tijd willen steken in het oplossen van problemen van mensen. Dan spreken we elkaar hier in de zaal aan op slecht gedrag of op fouten.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Eerdmans (JA21):
Geen steun hiervoor. Wij vonden het niveau beneden peil vorige week. Dat gebeurt helaas wel vaker in dit huis. Maar ik denk dat dit debat ons er nog slechter op gaat zetten dan we er al op staan. Ik denk dat er alleen maar verliezers komen uit zo'n moddergevecht, want dat zie ik gewoon voor me. Ik zou het de Kamer dus beslist willen afraden om hier zo'n debat over te gaan voeren.

De voorzitter:
Dus geen steun?

De heer Eerdmans (JA21):
Geen steun voor dit debat.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik begrijp waarom mevrouw Van der Plas dit verzoek doet. Ik zou alleen wel willen dat de Voorzitter eerst haar werk doet, namens ons allen. Dan kunnen we daarna een debat voeren. Maar met dien verstande dat we elke dag, elke minuut, elk uur weer in de Kamer de gelegenheid hebben om gewoon fatsoenlijk met elkaar om te gaan. Ergo, fatsoen moet je doen, en daar kunnen we vanaf vandaag al mee beginnen.

De voorzitter:
U steunt dus het debat.

De heer Bontenbal (CDA):
Geen steun voor het verzoek. Ik sluit me aan bij mevrouw Leijten en bij D66. Volgens mij begint het bij onszelf, bij ons eigen gedrag in deze Kamer.

De voorzitter:
D66 steunde overigens wel het debat. Dus als u zegt "ik sluit me daarbij aan": weet wat u zegt.

De heer Bontenbal (CDA):
Ik sluit me aan bij de oproep om bij jezelf te beginnen, maar ik steun het debat niet.

De heer Wilders (PVV):
Ook ik vind het een bijzonder slecht idee. We hebben vrijheid van spreken. Als de wet niet wordt overtreden, moet iedereen zelf weten wat hij zegt, zolang hij niet in scheldkanonnades vervalt dan wel tot echte bedreigingen overgaat. Dus ik vind het een slecht idee. Ik zal ook niet op uw uitnodiging ingaan om een gesprek te voeren. We zullen dit debat niet steunen. En als het er komt, zullen we er ook niet aan meedoen.

De voorzitter:
Ik ga toch nog een poging wagen, meneer Wilders, in ieder geval om u van het nut van een gesprek te overtuigen.

De heer Kuzu (DENK):
Wat mijn fractie betreft is een gesprek prima, maar ik denk ook niet dat we wat er in de afgelopen week is gebeurd en wat vaker is gebeurd in het verleden, moeten verplaatsen naar de plenaire zaal. Dus geen steun.

De voorzitter:
Geen steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Wij omarmen dit debat. Maar ik zou vooral zeggen: laten we de kabinetsleden uitnodigen die Kamerleden schofferen door ze hun rug toe te keren. Dus steun voor dit debat.

De heer Wassenberg (PvdD):
Geen steun. Ik volg de lijn van mevrouw Leijten.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Respectvol met elkaar omgaan is een belangrijke zaak die mij zeer aan het hart ligt. Toch steun ik het debat niet. Ik denk niet dat dat zinvol is. Ik wacht graag de inventarisatie af zoals die is, en ook de commissie-Van der Staaij. En wij zijn ook zeker bereid om met de Voorzitter hierover in gesprek te gaan. Verder is het heel simpel. Het stond al op de tempel in Delphi: ken uzelf, gnothi seauton.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel voor uw initiatief om juist ook hierop fracties aan te spreken. Wij zullen het gesprek met u voeren. En wij verstaan de oproep ook wel om ook tijdens de debatten elkaar aan te spreken. Ik denk dat dat het eerste is. Het tweede is de commissie-Van der Staaij. Dat wachten we nu liever eerst af dan nu al steun te geven aan dit debat.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ook wij wachten dit nu ook liever even af, in plaats van nu het debat te gaan voeren. Dus nu geen steun. Wij voeren liever eerst een gesprek met u, en dan de commissie-Van der Staaij. Dat lijkt me de juiste volgorde in dezen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, ik sluit mij aan bij mevrouw Leijten ...

De voorzitter:
Ook namens BIJ1. Ja, dat is doorgekomen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik sluit mij in grote lijnen aan bij de lijn van mevrouw Leijten. Het onderwerp waar mevrouw Van der Plas mee komt, is zeer belangrijk. Er moet hier iets aan de omgangsvormen gebeuren. Echter, de Kamer kan niet collectief iets van individuele leden vinden. Het is aan de voorzitter om een individueel lid wel of niet het woord te ontnemen. Daar eindigt het. Als de voorzitter mij daarvoor uitnodigt, kom ik voor een gesprek; dat is volstrekt helder. Maar ik zou dus ook gewoon in een brief aan het Presidium willen vragen wat er volgens het Presidium nodig is voor ordelijke vergaderingen.

De voorzitter:
In ieder geval geen steun voor dit afzonderlijke debat.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Er worden veel dingen gezegd die waar zijn. De Voorzitter is bevoegd en heeft in het Reglement van Orde instrumenten om te handelen. Tegelijkertijd weten we dat ons gedrag aanleiding heeft gegeven tot veel discussie binnen en buiten de Kamer. De Voorzitter heeft een initiatief genomen. Ik vind dat we dat serieus moeten nemen. Dan lijkt het mij terecht dat we met elkaar bespreken wat daaruit is gekomen. Dat kan in een debat, dus steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, u heeft een meerderheid voor uw verzoek, maar er is wel een oproep gedaan om rekening te houden met de planning. We hebben elkaar erover gesproken dat het goed is om daar contact over te hebben. Er is in ieder geval een meerderheid voor uw verzoek.

Mevrouw Belhaj (D66):
Wel met de opmerking — dat gold althans voor ons, maar volgens mij ook voor anderen — dat het niet met de minister-president is.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, tot slot.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik denk dat het heel belangrijk is. Ik denk dat de samenleving het zeer op prijs stelt dat dit in de openbaarheid gebeurt. Ik wil alleen nog één kleine opmerking maken. Ik vraag het debat niet aan om wat er vorige week is gebeurd. Dat is het haakje. Daar gaat het mij verder niet om. Het gaat mij om het totaal van omgangsvormen hier in de Tweede Kamer. Ik wil dat dat duidelijk is. Zeer veel dank voor de steun.

De voorzitter:
Dank u wel mevrouw Van der Plas.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Piri van de PvdA. Gaat uw gang.

Mevrouw Piri (PvdA):
Voorzitter. Wij hadden drie weken geleden bij de regeling al een grote meerderheid voor een debat over de stand van zaken van de evacuaties uit Afghanistan. Kennelijk was het niet duidelijk overgekomen dat we dat debat graag vóór het kerstreces willen. Hierbij alsnog het verzoek om het in te plannen voor het kerstreces.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's. Is er iemand die daar geen steun voor heeft? Laat ik het even andersom formuleren, want het is natuurlijk al een verzoek geweest. Ik ben wel even kritisch. We doen ons best, maar ik wil wel zeggen dat de Kameragenda behoorlijk vol zit, dus we moeten even kijken met de begrotingen en alles wat er gebeurt. Ik zie niemand naar de interruptiemicrofoon lopen. Mevrouw Piri, u heeft daarmee steun voor uw verzoek. Dan uw tweede verzoek.

Mevrouw Piri (PvdA):
Mijn tweede verzoek is het volgende. Aanstaande donderdag hebben we een commissiedebat over de aanstelling van Frank de Grave en de samenstelling van de commissie die onderzoek moet doen naar de evaluatie van wat er mis is gegaan bij de evacuaties uit Afghanistan. Het verzoek van mijn fractie is om deze week nog een tweeminutendebat in te plannen. Uiteraard kan daar dan volgende week dinsdag over gestemd worden.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's of daar steun voor is. Ik zie in ieder geval geen collega's die nee schudden. Dan gaan we dat op die manier inplannen.

Dan geef ik het woord aan de heer Hijink voor zijn verzoek.

De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. Het aantal coronabesmettingen loopt nog altijd hard op. Het aantal ziekenhuisopnames loopt nog steeds hard op. Voor heel veel mensen die een cruciale operatie nodig hebben, wordt de zorg uitgesteld en afgezegd. Dat is wat de SP betreft onacceptabel. Wij moeten nu iets doen om onze zorgverleners te helpen, om de druk op de zorg te verminderen en om te zorgen dat iedereen die een operatie of behandeling nodig heeft, die zo snel mogelijk kan krijgen. Daarvoor hebben wij geen debatten nodig over 2G of het toegangsbewijs. Dat gaat ons nu niet helpen. Daarom wil de SP nog deze week in deze zaal een debat met de minister van Volksgezondheid over de oplopende ziekenhuisopnames en de druk op de zorg. Dat moet snel gebeuren ...

De voorzitter:
Helder.

De heer Hijink (SP):
Want er dreigen dingen helemaal mis te gaan.

Mevrouw Agema (PVV):
Ook het OMT schrijft dat 2G of een uitbreiding van de coronatoegangsbewijzen niet helpt met het op korte termijn naar beneden krijgen van het aantal positieve tests en besmettingen. Daarmee is de urgentie voor het houden van dit debat enorm hoog, omdat we het over oplossingen zullen moeten hebben die wél zinvol zijn.

De voorzitter:
Dus u steunt het debat.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Van harte steun voor het debat met de hoogst mogelijke spoed.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van der Lee van Groen...

Mevrouw Simons (BIJ1):
Mede namens mijn collega van Volt.

De voorzitter:
Kijk. Het zit er toch nog niet helemaal in, heb ik het idee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
PvdA en GroenLinks steunen dit verzoek.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun voor dit debat.

De heer Bisschop (SGP):
Steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun.

De heer Bontenbal (CDA):
Geen steun.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Steun.

De heer Kuzu (DENK):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun. Ik denk dat we dit het beste kunnen betrekken bij het eerstvolgende coronadebat. Dat zou zomaar al volgende week kunnen zijn. Ik heb daar geen zicht op, maar voor deze week lijkt me dat een onhaalbare kaart. Dus geen steun.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, daar sluit ik me bij aan, dus bij het verzoek om dit te betrekken bij een regulier coronadebat.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, daar sluit ik me ook bij aan. Waarbij ik wel verwacht dat dat volgende week na het OMT-advies zal zijn.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik zou een kort debat willen steunen. Dat klinkt gek bij corona, maar wij houden de ministers hier constant in de Kamer. Desnoods komt er een interpellatiedebat van de SP. Maar het is bijna code zwart, en de regering lijkt echt in de ontkenning. Ik zou dan ook voor donderdag een brief willen hebben waarin de regering heel precies uitlegt waarop zij baseert dat op dit moment het aantal besmettingen naar beneden gaat en we niet in code zwart komen.

De voorzitter:
Dank u wel. Maar u steunt in ieder geval niet het debat zoals de heer Hijink dat nu voorstelt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Het liefst in een korte vorm. Het heeft al geen meerderheid, maar …

De voorzitter:
U steunt het wel.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Maar ik vraag vooral om een brief met daarin waarop zij denken te baseren dat we er niet komen.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek. Wel is er een aantal collega's dat verwacht dat er volgende week een regulier coronadebat is.

De heer Hijink (SP):
Ik vind dat wel echt onvoorstelbaar. Dan heb ik toch het idee dat met name de coalitiepartijen niet de exponentiële groei in de gaten hebben waarmee we te maken hebben, na anderhalf jaar. Als je nu tien dagen wacht, zullen de cijfers alleen maar opnieuw verdubbelen. Dat is wat we gaan zien. Dan kun je verwijzen naar volgende week en dan kun je zeggen dat het geen haalbare kaart is om deze week een debat te houden, maar ik vind het een onhaalbare kaart dat de zorgverleners op dit moment in de zorg …

De voorzitter:
Dank, dank u wel. We gaan hier geen debat voeren; het is een regeling van werkzaamheden.

Ik geef het woord aan mevrouw Belhaj van D66.

Mevrouw Belhaj (D66):
In 2019 kwam er een zaak naar voren waaruit bleek dat sprake was geweest van etnisch profileren door de marechaussee. We hebben als D66 daar destijds vragen over gesteld. De desbetreffende persoon is toen zelf een zaak begonnen. Daar is een uitspraak gedaan. Wat gebeurt er? Soms is er positief nieuws: ik lees in de krant dat de marechaussee stopt met etnisch profileren aan de grenzen. Dat gegeven, en het rondetafelgesprek van morgen hierover, maakt dat ik hier sta om het verzoek te doen om daarna met elkaar daarover een debat te kunnen hebben.

De heer Kuzu (DENK):
Ook in het kader van de correcte omgangsvormen die we dus moeten uitspreken in elkaars richting: drie weken geleden was het collega Azarkan die hetzelfde verzoek had gedaan, maar daar was toen geen meerderheid voor. In de tussentijd zijn de heer Azarkan en mevrouw Belhaj aan de slag gegaan om een rondetafelgesprek te organiseren. Dat staat morgen op de rol. Het zou wel netjes zijn geweest van mevrouw Belhaj als ze ook in consultatie was gegaan met de eerste aanvrager van deze regeling, de heer Azarkan. Desalniettemin steun.

De voorzitter:
Dank u wel. U krijgt straks het woord.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind dat ook ingewikkeld. Ik weet wel dat, doordat het rondetafelgesprek er is, we nu de verklaring van de marechaussee hebben gekregen dat ze ervan afzien. Dat heeft dus al wel geholpen. Maar we weten ook dat we, mede op verzoek van mevrouw Belhaj en onder anderen de heer Azarkan, in december een commissiedebat hebben over discriminatie en racisme. Gezien de agenda lijkt dát me echt de beste planning om te volgen.

De voorzitter:
Geen steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen apart debat, dus geen steun.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Ik probeer me even een debat voor te stellen waarin er voor de minister wordt geapplaudisseerd. Dat gun ik iedereen overigens, zeker in een coalitie. Maar gezien de grote hoeveelheid debatten op de agenda, zou ik graag debatten hebben waarin Kamerleden iets willen van een regering.

De voorzitter:
Dus geen steun voor dit debat?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee.

De voorzitter:
Oké.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Het lijkt mij zeker een belangrijk debat, waarin ik ook nog wel iets te willen kan bedenken. Niet gehinderd door historische kennis: volmondig steun voor dit debat, mede namens Volt.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Wij sluiten ons aan bij de lijn van mevrouw Leijten. Ik spreek, om de traditie te onderstrepen, mede namens de ChristenUnie.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Geen steun, mede namens BBB.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun voor het verzoek.

De heer Bontenbal (CDA):
Geen steun voor een apart debat.

De heer Nijboer (PvdA):
Steun, mede namens GroenLinks.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is geen meerderheid voor uw verzoek, mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik wil wel even twee opmerkingen maken. Ik ben niet van landjepik. Als iemand eerder was, gun ik het diegene. Dat was dus niet mijn intentie. De reden dat ik dat debat toen niet heb gesteund, heeft simpelweg te maken met het feit dat ik het hoger beroep wilde afwachten en dat mijn partij de traditie heeft om gedurende een rechtszaak geen debatten daarover te voeren, om de rechtsgang niet te belemmeren.

De voorzitter:
Helder.

Mevrouw Belhaj (D66):
Dat is de reden. Ik had u kunnen bellen. Dat ga ik de volgende keer doen; elke zondag even de agenda doorlopen, zeg ik schertsend. Dat is niet mijn intentie. Twee. Er wordt hier gevraagd: waar gaan we het over hebben? Dit gaat niet over een juichverhaal.

De voorzitter:
Ja, maar dit is een regeling.

Mevrouw Belhaj (D66):
Als mensen op basis van de verkeerde inhoud … Oké, ik hou het kort.

De voorzitter:
Graag.

Mevrouw Belhaj (D66):
Het gegeven is dat de marechaussee dat heeft aangegeven en dat er geen brief ligt van het kabinet. Ik wil zeker weten dat etnische registratie en etnisch profileren stoppen. Dat is de urgentie van het debat. Dank dat ik het nog mag toelichten, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan geef ik het woord aan de heer Madlener van de PVV. Gaat uw gang.

De heer Madlener (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Heel veel mensen zijn erg geschrokken van het besluit, dat onlangs werd genomen, om een siervuurwerkverbod in te stellen in Nederland. Ik noem met name een siervuurwerkverbod, want pijlen en rotjes waren al verboden. Het gaat dus puur om het verbieden van siervuurwerk, vlak voor oudjaar, nu ondernemers begonnen zijn met het bevoorraden van hun winkels. Als het gaat om corona of de belasting van de zorg, is er bovendien geen enkele medische noodzaak om dit vuurwerkverbod in te stellen. Het was echt een hele lelijke verrassing uit de hoge hoed van dit kabinet. Ik doe dit verzoek mede namens miljoenen kinderen en jongeren, maar ook ouderen, die enorm van onze tradities houden en echt behoefte hebben aan een normaal oudjaar, waarbij we positief naar de toekomst kunnen kijken.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Madlener (PVV):
We vinden het heel erg dat dit verbod is ingesteld. Dat debat moet dan wel snel plaatsvinden. Ik stel voor om dat deze week nog te houden, en anders volgende week, om de winkeliers nog de kans te geven om hun spullen te gaan verkopen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik steun dit volmondig. Wij hadden dit debat ook willen aanvragen, ware het niet dat de heer Madlener ons net voor was. Maar dat maakt niet uit.

De voorzitter:
Dus u steunt het?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het gaat om de uitkomst. Het is een hele slechte beslissing. De politie zit al met de handen in het haar.

De voorzitter:
Dank u wel. Het debat gaan we op een ander moment voeren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja. O, sorry. Steun, dus.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Gündoğan van Volt, dan de heer Eerdmans en dan mevrouw Kerseboom.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik begin er al beter in te worden. Geen steun, samen met BIJ1.

De heer Eerdmans (JA21):
Graag steun.

De voorzitter:
Steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Een prachtige traditie, waardoor heel veel mensen weer samen kunnen komen. Steun voor dit debat.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Steun.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Tellegen, VVD, en dan mevrouw Leijten, SP.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun voor een apart debat. Als de heer Madlener het erover wil hebben, dan kan dat denk ik morgen bij de begroting JenV, VenJ, JenV.

Mevrouw Leijten (SP):
De behandeling van de begroting Justitie en Veiligheid is de snelste optie om dit te bespreken.

De voorzitter:
Ja. Dit fragmentje ga ik een keer terugkijken, denk ik.

Mevrouw Belhaj (D66):
Geen steun.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik miste de heer Markuszower al met een hele voorraad verzoeken om te behandelen bij Justitie. Nu is er een kans en staat zijn collega er voor een ander moment, maar ik zou toch willen aanraden om het bij de begroting van JenV te behandelen. Geen steun.

De heer Madlener (PVV):
Waar het niet thuishoort, voorzitter. Dat zeg ik er ook maar even bij. Waar het niet thuishoort!

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, geen steun voor een apart debat.

De heer Bontenbal (CDA):
Geen steun. Het kan bij de begroting van JenV.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Geen steun van de PvdA en GroenLinks.

De voorzitter:
Meneer Madlener, u heeft geen steun van een meerderheid voor uw verzoek.

De heer Madlener (PVV):
Van links begrijp ik het, want die hebben een dubbele agenda. Die willen af van dat vuurwerk. Maar dat de VVD alle Nederlanders zo in de steek laat, vind ik een diepe schande. Ik ben zwaar teleurgesteld. Ik zal inderdaad mijn collega Markuszower vragen om het bij JenV te behandelen, maar daar hoort het gewoon niet thuis. Daar hoort het helemaal niet thuis!

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Madlener (PVV):
Het is gewoon een afleidingsmanoeuvre van vooral de regeringspartijen ...

De voorzitter:
Dank u wel. Dit is een regeling van werkzaamheden.

De heer Madlener (PVV):
De volgende keer neem ik een vuurpijl mee.

De voorzitter:
Ik zie het! Passie is altijd mooi.

Ik geef het woord aan mevrouw Simons van BIJ1. Zij heeft een drietal verzoeken. Gaat uw gang.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag een debat aanvragen met de minister van Justitie en Veiligheid over de rellen in Rotterdam. Afgelopen weekend zagen we weer een vlaag aan protesten tegen de coronamaatregelen, die uitmondden in enorme rellen. Het is mij een enorm raadsel hoe deze situaties zo snel hebben kunnen escaleren en waarom de politie, bijvoorbeeld in Rotterdam, er niet op berekend was dat het zo uit de hand kon lopen, terwijl vreedzame demonstranten een maand geleden nog het slachtoffer werden van excessief politiegeweld.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik wil graag een debat met de demissionair minister van Justitie en Veiligheid.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Mocht het nog niet duidelijk zijn: DENK betreurt echt wat in Rotterdam is gebeurd en vindt het echt beschamend. Het is vreselijk. Ik had er ook uitzicht op, maar daar zal ik niet verder over uitweiden. Morgen en overmorgen voeren we een debat over Justitie en Veiligheid en daar kan het volgens mij bij betrokken worden.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Het was afschuwelijk wat er gebeurde in mijn stad. Het heeft onze voorkeur om het zo snel mogelijk te behandelen, dus bij de begroting. Dat is de snelste manier om het aan de orde te stellen.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's om te zien of zij daar een andere mening over hebben. De komende twee dagen behandelen we de begroting van Justitie en Veiligheid. Mevrouw Simons, er is geen meerderheid voor uw verzoek.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Nee, maar ik heb wel een verzoek met betrekking tot het verzoek en de conclusie die nu wordt getrokken. Ik had er ook graag de ministers van VWS en Binnenlandse Zaken bij betrokken, omdat de rellen losbraken naar aanleiding van het jojoënd coronabeleid. Als die erbij kunnen zijn en we dan ook met deze bewindspersonen kunnen spreken, dan ...

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, ook niet als het gaat over de aanwezigheid. We zullen uw verzoek over de aanwezigheid in ieder geval doorgeleiden, maar we hebben gewoon een begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid. Het is niet gebruikelijk om daar andere bewindspersonen voor uit te nodigen. Uw tweede verzoek, mevrouw Simons.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Mijn tweede verzoek gaat over dezelfde minister van Justitie en Veiligheid. Ongedocumenteerde Surinamers die als Nederlander zijn geboren, moeten zonder papieren in Nederland leven. Ik heb daar al vaker over gesproken in dit huis. Het gaat over institutioneel racisme dat zo diep zit ingebakken dat we hier spreken over mensen die als gevolg van de arbitraire Toescheidingsovereenkomst bij het onafhankelijk worden van Suriname tussen wal en schip vallen. Het gaat om een grote groep mensen, net als de mensen die getroffen zijn door de onrechtvaardige AOW-afhandeling.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dit is een heel belangrijk onderwerp dat onze fractie volmondig steunt.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, het lijkt me dat dit ook morgen bij de begrotingsbehandeling betrokken zou kunnen worden.

De voorzitter:
Geen steun voor een apart debat.

Mevrouw Leijten (SP):
Er zijn meerdere groepen ongedocumenteerd geraakt door allerlei situaties. Iedere keer vinden we voor de ene groep een oplossing, dan weer voor de andere groep en dan weer voor de kinderen. Het lijkt me goed als we een keer een breed debat voeren over hoe we omgaan met mensen die ongedocumenteerd zijn geraakt door welke situatie dan ook. Als mevrouw Simons dat wil voorstellen, kunnen wij dat heel goed steunen. Mijn collega is bijvoorbeeld ook bezig met mensen die binnen Europa ongedocumenteerd zijn geraakt door administratieve fouten. Volgens mij vergt dat allemaal één oplossing, namelijk ...

De voorzitter:
Ja, dank u wel.

Mevrouw Leijten (SP):
… dat mensen makkelijker een document kunnen krijgen.

De voorzitter:
Dus geen steun voor dit verzoek, behalve als het een verbreding is.

Mevrouw Leijten (SP):
Het is eigenlijk een vraag aan mevrouw Simons of zij er wat voor zou voelen …

De voorzitter:
… om het debat te verbreden.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik voel veel voor het verbreden van het debat, maar ik vind niet dat alle ongedocumenteerden om wat voor reden dan ook onder dezelfde noemer te scharen zijn. Dit gaat over Koninkrijksgenoten dan wel over voormalig Koninkrijksgenoten. Die zie ik toch in een iets ander licht.

De voorzitter:
Dan houden we het daar even bij.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik wil daar best even over nadenken, maar ik vind het ingewikkeld.

De voorzitter:
Dus in ieder geval nu nog even niet.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Geen steun voor een debat hier, wel voor een commissiedebat, maar dan verbreed voor alle in Nederland geboren ongedocumenteerden. Dat zie ik in het brede licht van het Koninkrijk.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik steun het verzoek van mevrouw Simons. Het debat verbreden naar meer ongedocumenteerden zou een optie kunnen zijn, maar in ieder geval steun voor het verzoek.

De voorzitter:
De heer Ephraim, Groep Van Haga, en dan de heer Nijboer, PvdA.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Mede namens BBB geen steun.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik steun het verzoek, mede namens GroenLinks, met het amendement dat mevrouw Leijten maakte om het te verbreden.

De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Gündoğan. Zij steunt het verzoek.

De heer Nijboer (PvdA):
O, ook namens Volt.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor het verzoek, maar er worden wel wat suggesties gedaan om het te verbreden en het eventueel in commissieverband te doen. Dank u wel.

Dan heeft u nog een derde verzoek.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik heb nog een derde verzoek. Dat betreft een debat met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat veel gemeenten worstelen met de kostendelersnorm. De wooncrisis raakt bepaalde groepen namelijk onevenredig hard, zoals we weten. De gemeenten komen in de knel, en de FNV heeft ook al de noodklok geluid. Dus heel graag een fundamenteel debat over de principes die ten grondslag liggen aan de huidige wooncrisis, waaronder dus de houdbaarheid van die kostendelersnorm.

Mevrouw Leijten (SP):
Van harte steun.

Mevrouw Palland (CDA):
De kostendelersnorm is iets wat enorm speelt in de commissie voor Sociale Zaken. We hebben daar volgende week de begrotingsbehandeling. Dus dat is wat ons betreft het passende moment om dit te bespreken en dat is ook snel.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun voor een apart debat. Het kan volgende week in de begrotingsbehandeling van SZW.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Wel steun voor dit debat, omdat dit debat over de kostendelersnorm een ingewikkeld debat is. Het treft heel veel verschillende groepen. In een begrotingsbehandeling krijg je niet de discussie die nodig is om dit diepe probleem op te lossen. Dat zal dit jaar echt niet meer lukken; daar ben ik van overtuigd. Dat kan gerust naar volgend jaar.

De voorzitter:
Maar u steunt het debat.

De heer Nijboer (PvdA):
Mede namens GroenLinks steun, maar ik wil de collega's wel het volgende meegeven. Als alle fracties drie debatten gaan aanvragen, komen we alleen aan die wens al niet tegemoet.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik sta hier voor het eerst, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Daarom steun ik het verzoek ook. Maar u staat hier niet voor het eerst; zo is het ook niet. Maar ik steun het.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik denk dat het goed is om over dit thema een keer goed door te praten. Er zijn dan misschien ook nog wel wat onderliggende stukken nodig. Dat hoeft niet op korte termijn, maar op termijn steun voor het debat.

De voorzitter:
Steun voor het debat.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Mede namens BBB geen steun.

De heer Kuzu (DENK):
Als mevrouw Simons tien van deze debatten zou aanvragen, zou ik ze alle tien steunen.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren steunt het verzoek ook.

Mevrouw Belhaj (D66):
Geen steun. Laten we het betrekken bij de begroting.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik steun het voorstel om het te betrekken bij de begroting. Nu geen steun.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Wel steun, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Simons, u heeft geen meerderheid, maar wel de mogelijkheid om het eventueel bij de begroting van SZW te betrekken.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Het zal u niet verbazen: ik wil een debat met de minister van Financiën over de informatiepositie van de Tweede Kamer. Eindelijk, éíndelijk moet er eens schoon schip worden gemaakt met alles wat met het toeslagenschandaal te maken heeft, zodat we vooruit kunnen, we het kunnen oplossen en we niet telkens weer in de krant en op RTL Nieuws hoeven te zien dat we nog steeds niet alles weten. Ik doe dit verzoek mede namens de heer Azarkan.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik ondersteun dit verzoek, ook echt met de minister van Financiën erbij. Hij is tijdelijk verantwoordelijk geweest toen staatssecretaris Snel aftrad. Dat heeft ook best wel een chaos opgeleverd bij de Belastingdienst en hij heeft hier gewoon te komen als de Kamer dat wil, het liefst deze of volgende week.

De voorzitter:
Dus u steunt het verzoek.

De heer Nijboer (PvdA):
Ja, mede namens GroenLinks.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Van harte steun voor dit debat en van harte steun voor het informatieverzoek. Dat informatieverzoek moeten ze als steun opvatten, want als ze het nu nog een keer vertikken om voor de formatie alles buiten te krijgen, krijgen we die stukken aan het begin van de volgende kabinetsperiode stuk voor stuk voor stuk naar buiten. Doe jezelf een lol en kom eens met een lijst van wat er allemaal niet deugt. Dan kunnen we echt gaan bouwen bij de Belastingdienst. Zo kan het niet langer.

De heer Bisschop (SGP):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Belhaj (D66):
Steun.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun, voorzitter. Ik benadruk ook dat het een debat met de minister van Financiën is en niet met de staatssecretaris. Zo ging het in het vragenuurtje al, maar het is belangrijk dat hier de goede persoon wordt geadresseerd, de minister van Financiën.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun en ik sluit me van harte aan bij de woorden van de heer Wassenberg.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Mede namens BBB steun. Graag met de minister van Financiën, want ik ben bijna vergeten hoe hij eruitziet.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Mijn voorkeur zou het hebben om het zo snel mogelijk te bespreken bij het commissiedebat Fraude en Belastingdienst, dat gepland staat op 14 december. Ik word op pad gestuurd met deze boodschap en ik weet niet of dit klopt, maar dan zou ik voorstellen om de minister daarbij te betrekken. Dus geen steun voor deze specifieke aanvraag.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Wij kunnen het steunen.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb op mijn lijstje staan: eerst een brief en dan steun.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Leijten, u heeft een meerderheid voor uw verzoek.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik weet hoe u en uw ondersteuning worstelen en woekeren met de tijd. Toch zou ik willen vragen om dit snel in te plannen. We weten dat we nog een brief krijgen van de staatssecretaris, maar het gaat ook om het principe. Waarom krijgen we deze informatie nou niet? Ik snap heel goed dat de VVD-fractie zegt "doe het maar bij dat commissiedebat", maar daarin gaat het ook over mogelijke technische details, die we ook moeten bespreken. Het gaat mij ook om het principe dat die lijken daar maar blijven liggen en dat we weten dat ze er liggen en we ernaar vragen …

De voorzitter:
Uw verzoek is helder.

Mevrouw Leijten (SP):
En dit is twee jaar oud.

De voorzitter:
We gaan kijken naar de lijst. Dank voor uw begrip voor onze worsteling om de agenda voor het reces passend te krijgen.

Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u, voorzitter. Ik hoop dat we bij het laatste verzoek afconcluderen dat we die brief met alle dingen die nog in de kast liggen, binnen een week krijgen. Want anders wordt …

De voorzitter:
Dank u wel. Wij zullen dit onderdeel, om het helemaal af te maken, ook doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Dit is de langste kabinetsformatie ooit. Meer dan 250 dagen geleden hadden we hier Kamerverkiezingen. Er zijn kabinetten, zoals Van Agt II of Balkenende I, die minder tijd hebben gehad missionair en demissionair samen, dan dit kabinet nu demissionair gehad heeft. Nu vragen we hier elke week om een debat, en dit is een heel serieuze vraag. Heel Nederland mag praten over de kabinetsformatie. De mensen die aan het formeren zijn, blijven zelfs weg uit de Kamer en uit het kabinet. Ik doe hier dus een klemmend verzoek om volgende week een debat te voeren met de informateurs over de stand van zaken rondom de formatie. Ik herinner me nog dat er vorige week een brief toegezegd is door de informateurs over de uitkomst van de besprekingen. Ze zouden ons daarover informeren. Ik heb 'm nog gemist; misschien ligt dat aan mij. Die brief zou ik sowieso morgen willen hebben, en dan volgende week graag een debat over de stand van zaken. Het kan toch niet zo zijn dat we er hier niet over kunnen spreken?

De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb even contact gehad over wanneer de brief eraan komt, want de informateurs hebben ons inderdaad eerder schriftelijk laten weten dat er deze week een brief komt. De verwachting is dat de brief donderdag naar de Kamer komt. Dan bent u daarover dus geïnformeerd.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Oké, ja.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ja, zo langzamerhand zijn we natuurlijk heel benieuwd wat er in zo'n brief komt te staan. Kijk, een broedende kip moet je niet storen, maar een kip broedt 21 dagen en dit wordt zo langzamerhand een olifantsdracht. Een olifant draagt 21 maanden en dat gaat wel erg lang duren. Steun dus voor het verzoek om op korte termijn hier het debat over te voeren.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Dat is wel een hele mooie beeldspraak. Ik begrijp natuurlijk de nieuwsgierigheid en ook de behoefte om erover te praten. Wij steunen het debat niet, simpelweg omdat we hopen dat degenen die de onderhandelingen doen deze tijd kunnen gebruiken om door te gaan en op te schieten, om hier vervolgens iets neer te leggen waarover het debat gevoerd kan worden. Daarom op dit moment geen steun. Laat ze doorwerken. Voor je het weet, ligt er een cadeau onder de kerstboom.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik hoop niet dat dat inside-information is, voorzitter, want volgens mij ging het over een sinterklaasakkoord. Nou ja. Er was voor deze week een brief toegezegd over de voortgang. Die willen wij graag afwachten, dus geen steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Mede namens BIJ1 wel steun.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Mede namens BBB steun.

Mevrouw Leijten (SP):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun, ondanks het mooie Kamerolifantje van de heer Bisschop.

Mevrouw Palland (CDA):
Ik had ook precies de broedende kip voor ogen. Het kan misschien een olifant worden, maar wij steunen het verzoek niet. Laten we de brief afwachten en vooral hopen dat er snel duidelijkheid komt. Laten we daar de energie op richten.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun.

De heer Nijboer (PvdA):
Steun.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Nee, voorzitter, dat merk ik. En het gaat niet om nieuwsgierigheid; het gaat om een vorm van verantwoording na 250 dagen. Daarom raakt dat woord mij wel een beetje. Er is een verantwoordelijkheid naar het land toe. Er is een behoorlijke crisis in de zorg en er is sowieso een behoorlijke crisis gaande. Wij zijn niet nieuwsgierig; wij willen gewoon weten wat er nou al die maanden gedaan wordt om hier een regering te vormen. Ik vind het eigenlijk niet kunnen.

De voorzitter:
Dank u wel. De brief komt in ieder geval deze week naar de Kamer.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Maar voorzitter, het kan toch niet zo zijn dat je negen maanden wacht om te kunnen spreken? Ik ken andere dieren die binnen negen maanden een jong kunnen baren. Ik weet niet waarom het …

De voorzitter:
Ik heb nu opeens ook allerlei associaties.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Ginneken van D66.

Mevrouw Van Ginneken (D66):
Dank, voorzitter. Volgende week is gepland dat wij in deze zaal spreken over de digitale uitgaven die het kabinet van plan is volgend jaar te gaan doen. Dat debat is naar aanleiding van een aanvraag die ik samen met mevrouw Leijten eerder heb gedaan. Het is een historisch moment; het is de eerste keer dat we dan in deze zaal integraal praten over digitale uitgaven van ons kabinet. Dat is een belangrijke stap om het onderwerp digitale zaken centraal te stellen in het politieke debat.

De voorzitter:
Dank u wel voor het laten weten.

Mevrouw Van Ginneken (D66):
En de tijd die ons daarvoor is toebedeeld vind ik wat krap. Daarom zou ik die graag willen uitbreiden naar zes minuten. Dat is het verzoek.

De voorzitter:
Ik kijk toch even naar de Kamer. Want hoe sympathiek het ook is — en het is natuurlijk aan u — ik heb zelf als Voorzitter al een paar keer gezegd dat de agenda echt vol is. Er is nu net ook weer een verzoek geweest voor een debat op korte termijn. Er komt, voor het eerst inderdaad, een debat over digitale zaken. We hebben dat ook nog kunnen regelen. Maar ik zou zeggen: weet uzelf ook wat te beheersen, want zes minuten is toch weer zes minuten. Met zo veel partijen en fracties is het toch weer extra tijd erbij. Ik doe een beroep op u, mevrouw Van Ginneken. Maar ik leg het ook in uw midden, want u gaat er uiteindelijk over. Maar ik wil u dat wel graag meegeven.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik het ook heel mooi vind dat we eindelijk dat debat over digitalisering gaan voeren. Misschien moeten we in het midden uitkomen. Is vijf minuten een idee, één minuut meer? Negentien keer zes of negentien keer vijf scheelt toch weer.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, ik zag u knikken dat u mij ook wel enigszins begrijpt.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik begrijp u goed, voorzitter. Ik benijd u niet. Ik begrijp ook dat Kamerleden heel graag aan de slag willen met hun onderwerpen. Gelukkig gaan we met de commissie voor Digitale Zaken nu ook eigen commissiedebatten voeren. Ik kan goed leven met de middenweg van vijf minuten.

De voorzitter:
Dan zie ik volgens mij dat daar draagvlak voor is. Dan houden we het bij vijf minuten.

Mevrouw Van Ginneken (D66):
Voorzitter, mag ik daar nog heel even dank voor zeggen?

De voorzitter:
Ja. Ik bedank u ook. Ik weet eigenlijk niet of ik u moet bedanken, bedenk ik me nu.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik heb nog één vraag en die gaat over de debataanvraag van mevrouw Van der Plas over onze interne omgang. Voor de helderheid: dat heb ik gesteund, maar niet dan nadat de uitkomsten of concrete voorstellen er zijn vanuit het Presidium, de Voorzitter en de commissie-Van der Staaij.

De voorzitter:
Dat is ook zo genoteerd. Een aantal fracties hebben dat ook zo aangegeven. Dat was hetzelfde.

Dan kijk ik even naar mevrouw Agema, die volgens mij namens de heer De Roon een verzoek doet. Gaat uw gang.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel. Namens collega De Roon het verzoek tot een vooraankondiging van een tweeminutendebat NAVO/OVSE van een commissiedebat van 24 november, nog deze week inclusief stemmingen, omdat de NAVO-ministeriële plaatsvindt van 30 november tot 1 december.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even of daar bezwaar tegen is. Het betekent wel een extra stemmoment. Daar is geen bezwaar tegen. Dan gaan we dat op deze manier organiseren.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden. Ik dank u hartelijk. Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we van start met een aantal tweeminutendebatten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen

Voorzitter: Tellegen

Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen

Aan de orde is het tweeminutendebat Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen (33118, nr. 204).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Besluit publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen; een hele mond vol. Ik geef het woord aan de heer Minhas van de VVD.

De heer Minhas (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Er hebben twee schriftelijke overleggen plaatsgevonden over een nieuwe regeling die publiekrechtelijk financiële bijdragen kan afdwingen van een nieuwe gebiedsontwikkeling. Dit hangt allemaal samen met de komst van de nieuwe Omgevingswet. Die zal, als het allemaal goed gaat en volgens planning verloopt, per 1 juli volgend jaar in werking treden.

De VVD is blij met het doel van de Omgevingswet. Laat ik dat vooropstellen. Daarmee maakt de overheid volgens ons de regels voor ruimtelijke ontwikkeling alleen maar eenvoudiger en kunnen initiatiefnemers via één loket aan de slag met hun initiatief voor de gebouwde omgeving. Maar omdat dit aspect nieuw is en het mogelijk negatieve consequenties kan hebben voor de productie van nieuwbouwwoningen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de nieuwe Omgevingswet een nieuwe regeling is opgenomen, te weten de regeling publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen;

overwegende dat het niet mogelijk is om een nulmeting naar deze regeling uit te voeren, omdat het gaat om een nieuwe regeling;

overwegende dat de regeling negatieve effecten kan hebben op de productie van nieuwbouwwoningen;

overwegende dat de brede Omgevingswet pas vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd;

verzoekt de regering de regeling publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen vanaf het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet te monitoren, dit te doen in samenhang met de al bestaande regeling voor het kostenverhaal en deze regelingen drie jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet te evalueren, en de resultaten hiervan te delen met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Minhas.

Zij krijgt nr. 205 (33118).

Ik dank u wel. Ik kijk even naar de minister en geef haar het woord voor de beantwoording.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. En dank aan de heer Minhas voor zijn toelichting en zijn motie. Ik wil daar heel kort een paar dingen over zeggen. Er komt vijf jaar na inwerkingtreding sowieso een evaluatie. Dat is de afspraak. Dat zal worden gedaan door een onafhankelijk instituut. Dat onafhankelijke instituut — we zijn nu in overleg met de Rli — zal ook monitoren. Als de monitoring tussentijds al wijst op een probleem, dan vind ik dat er al eerder dan pas na vijf jaar iets aan gedaan moet worden. Zo lees ik eigenlijk ook de motie die hier is ingediend. Ja, we gaan de monitoring doen. De zorgen die er zijn, zouden uit zo'n monitoring moeten blijken, of niet. Als er niks aan de hand is, hoeven we volgens mij niet al na drie jaar een uitgebreide evaluatie te doen. Als er wel iets aan de hand is, is er sowieso reden om aan de onafhankelijke evaluatiecommissie te vragen om dat eerder te doen. Met deze uitleg zou ik graag het oordeel aan de Kamer laten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de motie wordt dinsdag gestemd.

We gaan door. Ik kijk even of alle woordvoerders er zijn. Ik schors voor enkele ogenblikken voor het volgende tweeminutendebat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Volkshuisvestelijke en ruimtelijkeordeningsaspecten

Volkshuisvestelijke en ruimtelijkeordeningsaspecten

Aan de orde is het tweeminutendebat Volkshuisvestelijke en ruimtelijkeordeningsaspecten (CD d.d. 16/09).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan verder met het tweeminutendebat Volkshuisvestelijke en ruimtelijkeordeningsaspecten. De eerste spreker is de heer Koerhuis, VVD.

De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de woningnood in Nederland hoog is;

constaterende dat in sommige gemeenten mensen meer dan 25 jaar moeten wachten voor een standplaats;

overwegende dat het belangrijk is dat er met maatwerk door gemeenten standplaatsenbeleid wordt gemaakt;

verzoekt de regering om binnen de Expertteams Woningbouw specifieke kennis en expertise in te zetten op het gebied van standplaatsenbeleid om gemeenten te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koerhuis en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 829 (32847).

Dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Beckerman, SP. Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Steeds meer Nederlandse vakantieparken zijn in bezit van roofinvesteerders. Steeds meer vakantieparken worden opgekocht en omgebouwd tot luxe parken. Bij dat opkopen van vakantieparken gaat poen heel vaak boven fatsoen. Recreanten die er soms al decennia zitten, moeten wijken voor de rijken en hebben weinig rechten. Ondertussen zorgt dit opkopen en ombouwen van vakantieparken tot "Roompotisering": een eenheidsworst met een grote impact op het landschap. Daarom heb ik twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer Nederlandse vakantieparken door bedenkelijke buitenlandse roofinvesteerders opgekocht worden, die inmiddels 54% van alle vakantieparken in bezit hebben;

verzoekt de regering om binnen zes maanden een onderzoek af te ronden naar deze opkoop en de wenselijkheid van deze ontwikkelingen op ruimtelijke ordening (met name de natuurgebieden betreffend) en het effect van deze ontwikkelingen op de zittende eigenaren/huurders op deze parken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 830 (32847).

Mevrouw Beckerman (SP):
En de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer bezitters van recreatiewoningen die grond huren op vakantieparken geconfronteerd worden met opzeggingen;

overwegende dat deze huurders nauwelijks huurbescherming genieten;

verzoekt de regering om binnen zes maanden een onderzoek af te ronden naar uitbreiding van rechten van deze huurders in wet- en regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 831 (32847).

Dank aan mevrouw Beckerman. Het woord is aan de heer Van Baarle, DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Tijdens het commissiedebat heb ik mijn bijdrage gehouden over de Roma en de Sinti, woonwagenbewoners. Er lagen een aantal toezeggingen van de minister om nog wat dingen uit te zoeken, onder andere de trekvrijheid. Ik zou aan de minister willen vragen hoe het daarmee staat.

Ik heb nog twee moties. De eerste motie ziet op het in de toekomst opnieuw uitvoeren van de herhaalmeting standplaatsen en het stimuleren van gemeenten om het behoefteonderzoek uit te voeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds de invoering van het beleidskader woonwagen- en standplaatsen de realisatie van standplaatsen en woonwagens achterblijft;

verzoekt de regering om de herhaalmeting standplaatsen de komende jaren opnieuw uit te voeren en gemeenten die dat nog niet hebben gedaan te stimuleren om het behoefteonderzoek naar standplaatsen uit voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Nijboer.

Zij krijgt nr. 832 (32847).

De heer Van Baarle (DENK):
Dan de tweede motie. Omdat we bij de technische sessie, het rondetafelgesprek, hebben meegekregen dat dit niet altijd gebeurt, verzoeken we om de realisatie van standplaatsen en woonwagens standaard een onderwerp te laten zijn van de beleidsbesprekingen tussen gemeentes en woningcorporaties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds de invoering van het beleidskader woonwagen- en standplaatsen de realisatie van standplaatsen en woonwagens achterblijft;

verzoekt de regering om de afspraak te maken met de VNG en Aedes om de realisatie van standplaatsen en woonwagens standaard onderdeel te laten worden van het bespreken van beleid tussen gemeenten en corporaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle, Bromet en Nijboer.

Zij krijgt nr. 833 (32847).

De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank aan de heer Van Baarle. Dan is het woord aan de heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Wat is er nou gezelliger dan als student in een onzelfstandige studentenkamer te wonen? Niets, toch? Alleen, die worden nog zelden gebouwd. Die ontstaan alleen nog door verkamering. Dat moet eigenlijk anders. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat maar liefst 58% van de studenten zich altijd of regelmatig eenzaam voelt;

overwegende dat de commissie-Ter Haar aangeeft dat eenzame studenten baat hebben bij onzelfstandige wooneenheden met gedeelde voorzieningen;

overwegende dat het nu niet aantrekkelijk is voor ontwikkelaars om onzelfstandige wooneenheden c.q. studentenkamers te bouwen;

verzoekt de regering de bouw van studentenkamers te bevorderen en daartoe opties in kaart te brengen hoe het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimtes kan worden herzien en daarbij de noodzakelijke randvoorwaarden die bijdragen aan de bouw van studentenkamers te bepalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Koerhuis.

Zij krijgt nr. 834 (32847).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
En waar "studentenkamers" staat, moet dus gelezen worden: "onzelfstandige wooneenheden".

De voorzitter:
Dank aan de heer Grinwis. Dan is het woord aan mevrouw Bromet, GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van een wooncrisis en veel mensen geen betaalbare woning kunnen vinden;

constaterende dat het aantal recreatiewoningen in de afgelopen tien jaar is verdubbeld en steeds vaker campings worden omgebouwd tot parken met recreatiewoningen die voor een deel als beleggingsobject worden gebruikt;

overwegende dat veel inwoners het onwenselijk vinden dat er in hun gemeenten wel recreatiewoningen worden gebouwd terwijl er voor starters amper nieuwe woningen bij gebouwd worden;

overwegende dat gemeenten niet altijd goed in staat zijn om ongewenste uitbreiding van recreatiewoningen, die ten koste gaat van locaties voor woningbouw, tegen te gaan;

verzoekt de regering om op korte termijn met de gemeenten in overleg te gaan en te inventariseren welke problemen gemeenten ervaren en aan adequate oplossingen te werken om ervoor te zorgen dat woningbouw prioriteit krijgt boven de uitbreiding van het aantal recreatiewoningen, en de Kamer over de uitkomsten voor 1 maart 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.

Zij krijgt nr. 835 (32847).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Boulakjar van D66.

De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel. Ook vanuit D66 één motie, over studentenhuisvesting.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een geraamd tekort is aan studentenwoningen voor de komende jaren;

overwegende dat het van groot belang is dat er voor iedere student een passende woning beschikbaar is;

overwegende dat er lokaal goede initiatieven zijn ontplooid om huisvesting voor studenten te stimuleren door transformatie en tijdelijke woningen;

verzoekt de regering om in de geactualiseerde versie van de actieagenda studentenhuisvesting expliciet de mogelijkheden voor studentenhuisvesting door middel van transformatie en tijdelijke woningen mee te nemen;

verzoekt de regering om best practices uit gemeenten op te halen ten aanzien van het huisvesten van studenten en deze breed onder gemeenten te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boulakjar en Koerhuis.

Zij krijgt nr. 836 (32847).

De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Tot slot is het woord aan de heer Geurts, CDA.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting dit jaar ten einde loopt;

overwegende dat er nog steeds een groot tekort is aan woonruimte voor studenten;

verzoekt de regering met een nieuw Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Koerhuis, Grinwis en Boulakjar.

Zij krijgt nr. 837 (32847).

Dank. Ik schors voor enkele ogenblikken en dan gaan we luisteren naar de beantwoording door de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik ga meteen over tot het beoordelen van de moties. De motie op stuk nr. 829 van de heer Koerhuis geef ik graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 830 van mevrouw Beckerman krijgt — ik moet even heel goed kijken of ik het wel goed zeg — oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 831, ook van mevrouw Beckerman, over de vakantie- en recreatiewoningen, wil ik graag oordeel Kamer geven. Even één ding vooraf: ik wil eerst onderzocht hebben of het versterken van de huurderpositie nodig is. Als ik de motie van mevrouw Beckerman zo mag uitleggen, geef ik haar graag oordeel Kamer.

De voorzitter:
Excuses. Ik heb u heel snel het woord gegeven en ik heb me niet gerealiseerd dat mijn collega's de moties nog niet voor hun neus hebben, dus dat maakt het enigszins lastig. Ik wacht enkele ogenblikken.

En dat terwijl onze onvolprezen bodes al zo hard werken, dus excuses. Ik geef het woord weer aan de minister.

Minister Ollongren:
Gelukkig heeft iedereen nu de moties.

De voorzitter:
Als u er misschien nog even één keer doorheen kan lopen, dan is dat mooi.

Minister Ollongren:
Ja, hoor, met alle plezier, en ik zal niets wijzigen aan het oordeel dat ik al gaf. De motie op stuk nr. 829 van de heer Koerhuis: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 830 van mevrouw Beckerman: ook oordeel Kamer.

Over de motie op stuk nr. 831 van mevrouw Beckerman heb ik gezegd dat ik graag zou willen onderzoeken of het nodig is om de huurderpositie te versterken. Met die uitleg geef ik er oordeel Kamer aan.

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Beckerman instemmend knikken.

Minister Ollongren:
Precies, dat zag ik ook. Dan ben ik bij de heer Van Baarle van DENK. Die had eerst nog een vraag. Naar aanleiding van zijn vraag over de stand van zaken van de trekkingsvrijheid kan ik hem nu melden dat wij nog in overleg zijn daarover en dat ik begin volgend jaar, in ieder geval in januari, de Kamer kan informeren.

Dan zijn motie op stuk nr. 832 over het herhaalonderzoek en gemeenten te stimuleren dat ook doen. Dat gaan we iedere twee jaar opnieuw doen. Ik geef de motie graag oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 833, ook van de heer Van Baarle. Dat wordt iets ingewikkelder. Ik zie van gemeenten en ook van woningbouwcorporaties steeds meer inspanning om dit voor elkaar te krijgen. Tegelijkertijd moet dat daar ter plekke gebeuren. Ze maken onderlinge afspraken. Er is eigenlijk geen instrument in de wetgeving om hier inhoudelijke sturing aan te geven, dus deze motie moet ik ontraden.

De motie op stuk nr. 834 is een motie van de heer Grinwis.

De voorzitter:
Meneer Van Baarle, een hele korte reactie.

De heer Van Baarle (DENK):
Ja, voorzitter, inderdaad heel kort. Dit is gebaseerd op het feit dat tijdens de technische sessie die we hadden, vanuit woningbouwcorporaties werd aangegeven dat dit eigenlijk niet standaard onderwerp van gesprek is. Er is inderdaad geen wettelijk sturingsmechanisme om dit te doen, dus de enige inspanning die ik van de minister vraag, is: kijk of we tot afspraken kunnen komen om ervoor te zorgen dat dit onderwerp in ieder geval standaard op de beleidstafels komt. Ik denk dat dat in de lijn ligt van wat de eerdere inspanningen waren, om even het misverstand weg te nemen.

Minister Ollongren:
Als we het erover eens zijn dat er inderdaad geen wettelijk instrumentarium voor is en als we het er ook over eens zijn dat het uiteindelijk dus daar lokaal gebeurt tussen woningbouwcorporaties, gemeenten en andere betrokkenen, dan ben ik best bereid om in mijn overleggen met VNG en Aedes hierop te wijzen. Dan heeft u natuurlijk nog geen garantie dat het ook gebeurt, maar dat is dan van de kant van het ministerie wel een invulling van de wens om te zorgen dat dit niet vergeten wordt of blijft liggen. Als ik het zo mag uitleggen, kan ik de motie oordeel Kamer geven, maar dat is dan wel met die uitleg erbij.

De voorzitter:
Meneer Van Baarle, een alternatief zou zijn dat u uw motie intrekt en dat u dit ziet als een toezegging. Dat zou ook een optie zijn. De uitleg van de motie is nu namelijk wel heel anders dan het dictum.

De heer Van Baarle (DENK):
Ik ben tegen overbodige papierhandel, dus als we dit kunnen noteren als een toezegging …

De voorzitter:
Dan trekt u de motie in.

De heer Van Baarle (DENK):
Wat zijn we vandaag toch constructief. Heerlijk!

De voorzitter:
Ja, dat is ook weleens fijn.

Minister Ollongren:
Die toezegging is inderdaad binnen. Fijn, er is een motie minder.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Baarle c.s. (32847, nr. 833) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Ollongren:
De motie op stuk nr. 834 van de heer Grinwis, over studentenhuisvesting, geef ik graag oordeel Kamer. We hebben hier al inhoudelijk over gesproken, dus ik laat de uitleg achterwege.

De motie op stuk nr. 835 van mevrouw Bromet gaat over recreatiewoningen. Ik wil de motie wel uitvoeren, maar wel met enige uitleg. Ik wil graag onderzoeken of de bouw van recreatiewoningen inderdaad ten koste gaat van woningen van starters, want dat is natuurlijk niet altijd het geval, ook gegeven het bestemmingsplan en dat soort zaken. Maar als uit het onderzoek blijkt dat dit wel het geval is, dan zou ik verder willen onderzoeken wat voor vervolgstappen we dan willen nemen.

De voorzitter:
Mevrouw Bromet heeft een vraag over de motie op stuk nr. 835.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb een vraagje. Het is niet voor niets dat er soms recreatiewoningen gebouwd worden in plaats van starterswoningen. Dat is namelijk veel lucratiever voor de eigenaar. Wordt dat dan meegenomen in dat onderzoek? Of is dat geen argument voor de minister?

Minister Ollongren:
Dat zal mee worden genomen in dat onderzoek. Onderdeel van het onderzoek is namelijk de vraag waarom recreatiewoningen worden gebouwd als het ook mogelijk is om andere woningen te bouwen. Dat laatste is natuurlijk niet altijd het geval. Maar als er een keuze is, is het natuurlijk interessant om te weten waarom dan zou worden gekozen voor recreatiewoningen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Met die uitleg van de minister kan ik leven.

De voorzitter:
Goed. Dan krijgt de motie op stuk nr. 835 oordeel Kamer.

Minister Ollongren:
Zeker.

Dan de motie op stuk nr. 836 van D66, over het stimuleren van studentenhuisvesting. Ja, dat wil ik graag doen. Oordeel Kamer.

En de motie op stuk nr. 837 van de heer Geurts, ook over studenten, geef ik ook graag oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank voor uw vlotte beantwoording. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Klimaatakkoord gebouwde omgeving

Klimaatakkoord gebouwde omgeving

Aan de orde is het tweeminutendebat Klimaatakkoord gebouwde omgeving (CD d.d. 06/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan door met het volgende tweeminutendebat, namelijk het tweeminutendebat Klimaatakkoord gebouwde omgeving, met als eerste spreker de heer Koerhuis van de VVD.

De heer Koerhuis (VVD):
Drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewoners een onvoldoende geven in het tevredenheidsonderzoek over de proeftuinen aardgasvrije wijken;

overwegende dat om tevredenheid van bewoners te vergroten haalbaarheid, betaalbaarheid en participatie moeten worden verbeterd;

verzoekt de regering om een tussentijdse evaluatie van het Programma Aardgasvrije Wijken uit te voeren en het programma aan te passen gebaseerd op de resultaten van de evaluatie als die daartoe aanleiding geeft;

verzoekt de Kamer hierover te informeren voor het volgende commissiedebat Klimaatakkoord gebouwde omgeving en de derde tranche van het programma,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koerhuis en Beckerman.

Zij krijgt nr. 919 (32813).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huiseigenaren niet moeten worden verplicht tot het nemen van hernieuwbare-energiemaatregelen;

constaterende dat dit nu toch lijkt gebeuren bij een ingrijpende renovatie;

constaterende dat de Europese richtlijn de ruimte geeft om huiseigenaren niet te verplichten tot het nemen van hernieuwbare-energiemaatregelen;

constaterende dat er geen overzicht is hoe andere Europese landen deze richtlijn implementeren;

verzoekt de regering om een overzicht te sturen hoe andere Europese landen deze richtlijn implementeren;

verzoekt de regering om huiseigenaren niet te verplichten tot het nemen van hernieuwbare-energiemaatregelen bij een ingrijpende renovatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koerhuis.

Zij krijgt nr. 920 (32813).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huiseigenaren niet moeten worden verplicht tot verduurzaming;

verzoekt de regering om huiseigenaren wel te stimuleren tot verduurzaming, door te informeren en te wijzen op subsidies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koerhuis.

Zij krijgt nr. 921 (32813).

Over die laatste motie is een vraag, van de heer Kops.

De heer Kops (PVV):
Nee, voorzitter. Ik heb een vraag over de eerste motie. De heer Koerhuis vraagt volgens mij in zijn motie om een tussentijdse evaluatie, een tussentijds onderzoek, maar dat ligt er toch eigenlijk al? Er ligt al een bewonerstevredenheidsonderzoek en daaruit blijkt duidelijk dat bewoners ontevreden zijn. Ook de resultaten van het Programma Aardgasvrije Wijken vallen zwaar, zwaar tegen. Er ligt dus al genoeg onderzoek waaruit blijkt, waaruit je de conclusie kan trekken, dat we ermee moeten stoppen. Wat gaat die extra tussentijdse evaluatie van de heer Koerhuis dan toevoegen?

De heer Koerhuis (VVD):
Hier hebben we het in het commissiedebat over gehad. Naar mijn mening zijn de zorgen die naar boven kwamen in dat bewonerstevredenheidsonderzoek niet goed meegenomen door de minister en ik zou graag zien dat ze die wel meeneemt.

De voorzitter:
Hiermee moet u het doen, meneer Kops.

De heer Kops (PVV):
Ja, voorzitter. De heer Koerhuis komt met een motie. Hij wil een tussentijds onderzoek, een tussentijdse evaluatie, maar er ligt gewoon al onderzoek waaruit blijkt dat bewoners niet tevreden zijn. De heer Koerhuis wil dat de minister daar iets mee doet. Nou, de enige conclusie kan dan zijn dat je moet stoppen met dat Programma Aardgasvrije Wijken. Deelt de heer Koerhuis dan die mening?

De heer Koerhuis (VVD):
Nou, dat is de conclusie van de heer Kops. Ik ben niet zover. Ik zou graag willen zien dat de minister de zorgen die boven zijn komen drijven in het bewonerstevredenheidsonderzoek meeneemt en ik zou graag zien dat ze daarvoor een tussentijdse evaluatie doet.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koerhuis. Dan is nu het woord aan de heer Kops van de PVV.

De heer Kops (PVV):
Voorzitter. Het aardgasvrij maken van woningen. Het is nog maar net begonnen, maar nu al één groot drama. Daar heb ik twee moties bij, die voor zich spreken. Motie één.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het volgens het Economisch Instituut voor de Bouw €40.000 kost om een gemiddelde woning van het gas af te halen;

constaterende dat deze zogenaamde "verduurzaming" volgens het Planbureau voor de Leefomgeving "voor vrijwel niemand rendabel" is;

overwegende dat huishoudens in Duitsland geld toe krijgen als zij een gasaansluiting nemen, terwijl in Nederland iedereen van het gas af moet, gedwongen en wel;

overwegende dat wat Nederland aan CO2-uitstoot bespaart door alle woningen van het gas af te halen, door China in slechts drie uur teniet wordt gedaan;

verzoekt de regering onmiddellijk te stoppen met het gasvrij maken van woningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kops.

Zij krijgt nr. 922 (32813).

De heer Kops (PVV):
En dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de eerste en tweede tranche van het Programma Aardgasvrije Wijken in totaal 220 miljoen subsidie is uitgekeerd en dat daarmee tot dusverre slechts 1.200 woningen van het gas af zijn gehaald, oftewel meer dan €180.000 per woning;

constaterende dat uit het bewonerstevredenheidsonderzoek blijkt dat bewoners het Programma Aardgasvrije Wijken gemiddeld een onvoldoende geven, met name vanwege de hoge kosten;

constaterende dat de regering nu voornemens is via de derde tranche nog eens 50 miljoen euro subsidie aan het Programma Aardgasvrije Wijken te besteden;

verzoekt de regering de derde tranche van 50 miljoen niet uit te keren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kops.

Zij krijgt nr. 923 (32813).

De heer Kops (PVV):
Kijk, zo kan het ook, meneer Koerhuis. Dank u wel.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Grinwis, ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De ChristenUnie is meer een partij van de wel-boodschap, vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de begroting ruim een half miljard euro is uitgetrokken voor een nationaal isolatieprogramma en dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Kamer per brief informeerde over de hoofdlijnen van dat programma;

overwegende dat de grootste winst voor klimaat, wooncomfort en portemonnee te behalen is bij woningen met de slechtste labels;

overwegende dat uit onderzoek van TNO blijkt dat energiearmoede zich concentreert in enkele regio's en hierbij in een belangrijk deel van de gevallen ook sprake is van slecht geïsoleerde woningen;

verzoekt de regering de komende jaren de focus te leggen op het isoleren van woningen met label G, F, E en D, te beginnen daar waar de grootste energiearmoede is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Boulakjar en Bromet.

Zij krijgt nr. 924 (32813).

Dank. Er is een vraag aan u van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb samen met de collega van het CDA en de heer Grinwis een nationaal isolatieprogramma voorgesteld. Ik zou willen vragen of ik mee mag tekenen met deze motie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Natuurlijk. Mijn excuses, mevrouw Bromet. Ik had natuurlijk even bij u langs moeten komen, maar we hadden kort de tijd. Bij dezen staat mevrouw Bromet eronder.

De voorzitter:
Mevrouw Bromet tekent mee op deze motie.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik zie de heer Grinwis staan, dus ik heb een beeld bij regio's en welke regio's hij bedoelt. Maar hij blijft in de motie een beetje zweven. Welke regio's bedoelt hij specifiek?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
In de overweging staat een verwijzing naar het TNO-onderzoek. Daarin wordt duidelijk welke gebieden in Nederland het meest rood kleuren als het gaat om waar de grootste energiearmoede is. Dat concentreert zich vooral in het noordelijke en oostelijke deel van Nederland en, uit mijn hoofd, ook wel deels in Zeeland en Brabant. Maar ik moet de plaat dan in gedachten even voor mijn ogen toveren. Maar daar zijn de grootste problemen met energiearmoede. Dat gaat vaak samen met lage inkomens en slechte isolatie. Nou, dat voegen we samen en daarmee scherpen we de brief van de minister net weer ietsjepietsje aan. Daarmee komen we weer een stapje verder en maken we het land weer ietsje beter en mooier.

De voorzitter:
Dank aan de heer Grinwis. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Als het gaat over het isoleren van woningen, dan heb je te maken met huiseigenaren. Die willen we stimuleren door het nationaal isolatieprogramma. Je hebt mensen die wonen in sociale huurwoningen. Daarvoor willen wij als GroenLinks dat de verhuurderheffing wordt afgeschaft, zodat corporaties in staat zijn om deze woningen te verduurzamen. Maar er zijn ook een heleboel mensen die in een huurwoning wonen in de geliberaliseerde sector, en daar is deze motie voor bedoeld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nog veel huurwoningen in de geliberaliseerde sector slecht geïsoleerd zijn en bewoners hierdoor onnodig hoge energielasten hebben, zonder dat zij zelf in staat zijn om hun woning beter te isoleren;

overwegende dat er op dit moment nog te weinig instrumenten zijn voor huurders om betere isolatie bij de verhuurder af te dwingen;

verzoekt de regering om op korte termijn met concrete plannen te komen hoe bewoners op een laagdrempelige manier kunnen afdwingen dat de verhuurder de woning beter isoleert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.

Zij krijgt nr. 925 (32813).

Dank aan mevrouw Bromet. Dan is nu het woord aan de heer Van Haga. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Mijn eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bestaande gasinfrastructuur bij het eventuele grootschalige gebruik van waterstof in de toekomst van belang kan zijn;

verzoekt te regering zich in te zetten voor het behouden van de gasinfrastructuur waar mogelijk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 926 (32813).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige generatie warmtepompen niet voldoet vanwege het feit dat het rendement lager is dan verwacht;

overwegende dat de volgende generatie warmtepompen naar verwachting een beter rendement heeft en water kan verwarmen tot 80 graden Celsius;

verzoekt de regering geen subsidie meer te verstrekken voor deze generatie warmtepompen en te wachten op de volgende generatie warmtepompen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 927 (32813).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de transitie naar toekomstbestendige energiebronnen en -dragers gebaat is bij goede kennis van vergunningverlenende decentrale overheden, zoals gemeenten en provincies;

constaterende dat specifieke kennis inzake vergunningverlening rondom bijvoorbeeld kleinschalige agrowaterstof bij deze overheidsinstanties te wensen overlaat;

overwegende dat juist deze kleinschalige en regionale opwekking van groene waterstof een belangrijke rol kan spelen in het ontlasten van de overbelaste stroomnetten en het verduurzamen van de gebouwde omgeving;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe een landelijk expertisecentrum "decentrale waterstof" voor overheden ingericht kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 928 (32813).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Deze laatste motie is eigenlijk ook bedacht door mevrouw Van der Plas.

De voorzitter:
Met de hartelijke groeten van mevrouw Van der Plas.

Het woord is nu aan mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat huishoudens aangesloten op het warmtenet de dupe zijn van de hoge gasprijzen;

overwegende dat de Warmtewet deze huishoudens niet voldoende beschermt;

verzoekt de regering de beleidsregels voor het stellen van het maximumtarief van warmte aan te passen zodat warmtebedrijven uit deze gasprijsstijging geen extra rendement kunnen behalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 929 (32813).

Mevrouw Beckerman (SP):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Woonbond, FNV en Milieudefensie een eerlijkere compensatie van de gestegen energieprijzen voorgesteld hebben;

overwegende dat het Nibud aangeeft dat deze voorstellen meer bij de kwetsbare huishoudens terechtkomen;

verzoekt de regering:

  • de belastingkorting op de energierekening te verhogen met €115, inclusief btw;
  • het tarief in de eerste schijf op de elektriciteit te verlagen met €0,042, inclusief btw;
  • de algemene heffingskorting met €50 te verhogen;
  • de basishuur met €50 te verlagen;
  • de huurtoeslag boven de kwaliteitskortingsgrens van 65% naar 75% te verhogen en boven de aftoppingsgrens van 40% naar 50%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 930 (32813).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de laatste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat woningen gebreken vertonen waardoor de energierekening hoog is;

constaterende dat huurders in problemen komen;

verzoekt de regering de lijst van ernstige gebreken uit te breiden op grond waarvan een huurder bij de Huurcommissie huurverlaging kan claimen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 931 (32813).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Tot slot is het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Iedereen lijkt isolatie belangrijk te vinden en voortgang te willen maken. Toch gebeurt er wat ons betreft veel te weinig. Daarom heb ik twee moties meegenomen. Ik heb ook nog een vraag, zeg ik even tussen neus en lippen door. De eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende het belang om woningen goed te isoleren;

constaterende dat de arbeidskosten voor het aanbrengen van isolatie in het lage btw-tarief vallen;

constaterende dat de materiaalkosten voor isolatiemateriaal in het hoge btw-tarief vallen;

verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe duurzame isolatiematerialen ook onder het lage btw-tarief gebracht kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 932 (32813).

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dan stel ik mijn vraag even tussendoor, want die haakt aan op mijn tweede motie. Ik had een vraag in het debat die onbeantwoord bleef. Die ging over de klimaat- en isolatiedoelen, die steeds maar niet gehaald worden. Ik ben benieuwd of de minister er iets in ziet om deze doelen wettelijk vast te leggen. Wij hebben een motie die niet gaat over de wettelijke vastlegging, maar wel die kant op beweegt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het in het convenant energiebesparing gebouwde omgeving uit 2017 werd afgesproken om 10 PJ energie te besparen in de gebouwde omgeving, maar dit uiteindelijk slechts 2 PJ was;

constaterende dat in het energieakkoord gebouwde omgeving uit 2013 ook isolatiedoelen staan voor 2020 die niet behaald lijken te zijn;

van mening dat het beleid, zelfs voor de tamelijk lage isolatiedoelen, structureel tekortschiet;

verzoekt de regering de financiële middelen die ze beschikbaar stelt en de instrumenten die worden opgetuigd voor de isolatieopgave beter te laten aansluiten bij de gestelde doelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 933 (32813).

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Ik schors voor vijf minuten. Dan gaan we luisteren naar de beantwoording door de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Even kijken of ik het nu in de goede volgorde doe. Ja. Ook hier was de heer Koerhuis de indiener van de eerste motie. Ik kan niet doen wat in de motie op stuk nr. 919 staat. Ik vind het wel verstandig om na de derde ronde aardgasvrije wijken weer een evaluatie te doen. De voorstellen voor de derde ronde zijn ingediend. De elementen die de Kamer belangrijk vindt, onder andere de hier genoemde betrokkenheid van mensen en een tevredenheidsonderzoek, worden juist allemaal meegewogen bij de beoordeling van de nieuwe tranche. Ik vind het dus een kwestie van behoorlijk bestuur om hiermee door te gaan en niet tussentijds nog veranderende regels te gaan toepassen. Ik moet deze ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 920 van de heer Koerhuis. Hier hebben de heer Koerhuis en ik al vaker over gedebatteerd. Ik heb al heel vaak gezegd dat ik deze richtlijn van de Europese Unie moet doorvoeren. Ik heb daar geen keuzevrijheid in. We moeten het implementeren. Sterker nog, de infractieprocedure is al gestart door de Europese Commissie. Daar informeer ik de Kamer dan ook bij dezen over. Om de heer Koerhuis toch wat milder te stemmen, zou ik wel kunnen proberen om een overzicht te maken van hoe andere landen deze Europese richtlijn implementeren. Die toezegging doe ik dus graag, maar ik ontraad de motie. Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 921 van de heer Koerhuis. Het dictum, huiseigenaren stimuleren tot verduurzaming door ze te informeren en te wijzen op subsidies, wil ik heel graag doen. Dat ga ik ook doen. Maar ik wijs er wel op dat in de overweging iets staat waarover je een verschillend oordeel kunt hebben. Ik weet oprecht niet of daarover bijvoorbeeld bij de formatieonderhandelingen wordt gesproken en wat een volgend kabinet daarmee gaat doen. Dus die kanttekening maak ik wel, maar ik kan uit de voeten met het dictum. Dus geef de motie graag oordeel Kamer.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 922 van de heer Kops. Hij wil graag stoppen met het gasvrij maken van woningen. Dat lijkt me onverstandig. Daarom ontraad ik de motie. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 923 van de heer Kops, waarbij ik ook wil opmerken dat de getallen die hij noemt gewoon echt niet kloppen. We geven €4.000 tot €5.000 per woning uit. Het is gewoon onzin wat hier staat. Gemeenten hebben acht jaar de tijd om aardgasvrije wijken te realiseren. Dus ik ontraad de motie.

De heer Kops (PVV):
Ik vind dat toch een beetje flauw. Want feit is gewoon: op dit moment is er 220 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dan zien we dat er tot dusverre maar 1.200 woningen van het gas af zijn. Dan is het toch een heel simpele rekensom: €180.000 per woning. De minister kan dan wel zeggen dat gemeenten tot 2030 de tijd hebben en dat ze wil dat het uiteindelijk "maar" €5.000 per woning kost, maar feit is gewoon dat het voor geen meter loopt. 220 miljoen euro is er al uitgekeerd, slechts 1.200 woningen zijn er van het gas gehaald, wat meer dan €180.000 per woning is.

Minister Ollongren:
Ik vind het leuk geprobeerd van de heer Kops, maar hij is echt te slim, hij weet zelf ook dat dit gewoon onzin is. Want gemeenten kunnen dat niet van de ene op de andere dag realiseren. We weten precies bij ieder project over hoeveel woningen het gaat en ze hebben de tijd om dat te realiseren. Daarvoor is dat geld. Het sommetje is dus onzin. Ik ontraad de motie.

De voorzitter:
U bent bij de motie op stuk nr. 924.

Minister Ollongren:
De motie op stuk nr. 924 van de heer Grinwis en mevrouw Bromet over een Nationaal Isolatieprogramma.

De voorzitter:
En van de heer Boulakjar.

Minister Ollongren:
Die naam stond er al onder. Ik noemde mevrouw Bromet omdat ik hoorde wat ze zei. En, inderdaad, de heer Boulakjar. Ik vind het heel sympathiek om zo veel mogelijk focus te leggen op de slechte labels en de gebieden met energiearmoede. Daar gaan we graag voorrang aan geven. Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 925 van mevrouw Bromet. Die is iets ingewikkelder. Eigenlijk zou ik bijna zeggen dat de motie overbodig is, want het kan al wat er staat. Er is al wettelijk initiatiefrecht, waarmee de huurder isolatie kan afdwingen. Als het nieuwe kabinet ook nog nieuwe voorstellen zou willen doen, dan kan dat natuurlijk altijd. Zo heb ik dat al eerder aan de Kamer gemeld. Maar wat de motie vraagt, kan strikt genomen eigenlijk al. Het is dus ondersteuning van beleid. En als ze daarbovenop nog iets wil, vind ik dat nieuw beleid voor een nieuw kabinet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Soms is ondersteuning beleid oordeel Kamer, want dat gebeurt toch al. Nu is het dan ontraden.

Minister Ollongren:
Ik wil met deze uitleg eigenlijk suggereren dat deze motie misschien overbodig zou zijn, maar dat is dan met de uitleg van het wettelijk initiatiefrecht zoals het bestaat. Als mevrouw Bromet eigenlijk nog meer wil dan dat, dan verwijs ik naar een nieuw kabinet.

De voorzitter:
Maar we hebben hier in dit huis, afhankelijk van degenen die in vak-K plaatsnemen, wel de regel dat als een motie ondersteuning van beleid en daarmee eigenlijk overbodig is, deze het oordeel ontraden krijgt. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ga me even beraden.

De voorzitter:
Dat is goed. Maar dan krijgt de motie voor nu ontraden.

Minister Ollongren:
Ja.

De voorzitter:
Want ondersteuning beleid.

Minister Ollongren:
Precies. De motie op stuk nr. 926 van de heer Van Haga. Dan kom ik op een aantal moties van hem met steeds hetzelfde, namelijk dat ik mijn collega van EZK moet consulteren, want dit is haar beleidsterrein. Het gaat over netbeheerders. Ik kan de motie nu niet van een oordeel voorzien. Dat geldt voor de moties op stuk nrs. 926 en 927. Ik kan proberen dat de Kamer nog een oordeel krijgt, nadat ik de collega van EZK heb kunnen raadplegen. Dat doe ik zo snel mogelijk.

De voorzitter:
Lukt dat vóór de stemmingen van dinsdag?

Minister Ollongren:
Dat lijkt me wel.

De voorzitter:
Er wordt namelijk aanstaande dinsdag over deze moties gestemd.

Minister Ollongren:
Ja, en mocht dat om wat voor reden dan ook niet lukken, dan zal ik dat melden, maar ik zal mijn best doen om ervoor te zorgen dat het lukt.

De voorzitter:
Dus het oordeel volgt nog?

Minister Ollongren:
Ja.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het lijkt me prima als dat oordeel vóór dinsdag komt, maar geldt dat dan voor alle drie de moties?

Minister Ollongren:
Ja, excuus. Het geldt dan inderdaad ook voor de motie op stuk nr. 928. Dat zei ik niet, maar het is wel zo.

De voorzitter:
Dus voor die drie moties volgt de appreciatie nog.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Oké, dat vind ik eigenlijk heel erg fijn, want normaal gesproken wordt die dan ontraden. Ik prijs de minister dat ze dit op deze manier oplost.

De voorzitter:
Er komt nog overleg, en dan krijgen wij bericht.

Minister Ollongren:
Mochten ze worden ontraden, dan is dat in ieder geval zorgvuldig gebeurd, zeg ik tegen de heer Van Haga.

De voorzitter:
U houdt ons in spanning.

Minister Ollongren:
Maar ik wil er niet op vooruitlopen, hoor! Ik wil er niet op vooruitlopen.

De voorzitter:
We zijn bij de motie op stuk nr. 929 van mevrouw Beckerman.

Minister Ollongren:
Ja, dan de motie op stuk nr. 929. Daar geldt hetzelfde voor, mevrouw Beckerman. Ook daarvoor moet ik de collega van EZK raadplegen. Hiervoor geldt ook dat ik niet weet of het nou per se in dit debat thuishoort. Maar goed, de Kamer gaat er helemaal zelf over. Maar ik wil de motie graag pas van een commentaar voorzien als ik de collega heb kunnen raadplegen. Ook dat zal ik proberen snel te doen.

De voorzitter:
Allemaal in diezelfde brief. Dan de motie op stuk nr. 930.

Minister Ollongren:
De motie op stuk nr. 930 stelt een heel ingewikkeld pakket voor. Daar is ongetwijfeld heel goed over nagedacht, maar er ligt al een evenwichtig pakket, van de zijde van het kabinet bezien. Wij willen daar niet verder aan gaan sleutelen. Ik moet de motie dus ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 930 wordt ontraden.

Minister Ollongren:
De motie op stuk nr. 931 is ook van mevrouw Beckerman. Die gaat over een uitbreiding of een verandering van het beleid ten aanzien van de huren en de mogelijkheden van de Huurcommissie. We doen binnen het bestaande kader wat we kunnen. Dat weet mevrouw Beckerman. Ik vind het aan het nieuwe kabinet om daar nieuwe dingen aan toe te voegen. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan kom ik bij mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren en haar motie op stuk nr. 932 over het btw-tarief. Het is onder de huidige richtlijnen niet mogelijk om isolatiemateriaal onder het verlaagde tarief te brengen. De arbeidskosten vallen al onder het verlaagde tarief. Ik moet de motie dus ontraden.

In de motie-Van Esch op stuk nr. 933 wordt verzocht om de middelen goed aan te laten sluiten bij de doelen. Dat moeten we allemaal willen, dus die motie geef ik graag oordeel Kamer.

De voorzitter:
Mevrouw Van Esch over de motie op stuk nr. 932, denk ik.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dat klopt, voorzitter. Ik vraag de minister om het te onderzoeken, maar zij zegt: het kan gewoon niet. Wij zien dat er wel mogelijkheden zijn, dus ik wil graag horen waarom het niet zou kunnen. Er zijn gewoon mogelijkheden. Ik vind "het kan niet" net iets te summier.

Minister Ollongren:
Het kan niet vanwege de richtlijnen die de Europese Commissie hiervoor heeft vastgesteld. De richtlijnen laten geen ruimte voor het verlagen van het btw-tarief.

De voorzitter:
Dat ging over de motie op stuk nr. 932.

Minister Ollongren:
Ja, de motie op stuk nr. 933 heb ik al gehad.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd. Er komt nog een appreciatie van vier moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Leefbaarheid en veiligheid

Leefbaarheid en veiligheid

Aan de orde is het tweeminutendebat Leefbaarheid en veiligheid (CD d.d. 07/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan door met het tweeminutendebat Leefbaarheid en veiligheid, met als eerste spreker mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
En die heeft een heleboel moties. Ik ga snel van start.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de mogelijk discriminerende werking van de Rotterdamwet bij (verlengings)aanvragen en ook door RIGO niet getoetst is;

overwegende dat het College voor de Rechten van de Mens, meerdere rechters van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en recent vijf VN Speciaal Rapporteurs hun zorgen hebben geuit over de discriminerende werking van de Rotterdamwet;

verzoekt de regering in kaart te brengen welke groepen direct en indirect worden getroffen door toepassing van de Rotterdamwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 838 (32847).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de laatste evaluatie over de Rotterdamwet niet voldoet aan de eisen die aan een onafhankelijke evaluatie mogen worden gesteld;

overwegende dat de Rotterdamwet een ernstige inbreuk is op het recht op vrije vestiging;

verzoekt de regering toepassing van de Rotterdamwet en verlengingsaanvragen niet te accepteren totdat er een onafhankelijke evaluatie uitgevoerd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 839 (32847).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich bijna zes jaar geleden over de Rotterdamwet uitsprak maar daarbij de mogelijke discriminerende werking buiten beschouwing liet;

overwegende dat dit Hof voorwaarden heeft gesteld waaronder een inbreuk op het recht om je vrij te vestigen toelaatbaar was;

verzoekt de regering een onafhankelijk juridisch onderzoek uit te voeren of de wet nog voldoet aan de voorwaarden van dat Hof en daarbij ook de mogelijke discriminerende werking mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 840 (32847).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State en het College voor de Rechten van de Mens hun zorgen hebben geuit over verschillende artikelen, zoals de noodzaak en proportionaliteit van de Rotterdamwet;

overwegende dat vijf Verenigde Naties Speciaal Rapporteurs vastgesteld hebben dat de Rotterdamwet een inbreuk is op een fundamenteel recht;

verzoekt de regering de eisen, waaronder noodzakelijkheid en proportionaliteit, voor (verlengings)aanvragen aan te scherpen en te uniformiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 841 (32847).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de laatste RIGO-studie naar de Rotterdamwet niet heeft kunnen aantonen dat deze wet effectief is;

overwegende dat deze wet een voorwaardelijke inbreuk is op het recht je ergens vrij te vestigen mits aangetoond wordt dat de maatregel effectief is;

verzoekt de regering de Rotterdamwet af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 842 (32847).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank, mevrouw Beckerman. Meneer Koerhuis van de VVD, het woord is aan u.

De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat één op drie Nederlanders woonoverlast ervaart;

constaterende dat corporaties gegevens van zorg- en veiligheidshuizen niet mogen registreren;

overwegende dat om woonoverlast aan te pakken, corporaties gegevens moeten kunnen registreren;

verzoekt de regering om een pilot te starten waarin zorg- en veiligheidshuizen gegevens kunnen delen met corporaties en corporaties die gegevens mogen registreren om woonoverlast aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koerhuis en Grinwis.

Zij krijgt nr. 843 (32847).

De heer Koerhuis (VVD):
De tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat meer mensen woonfraude plegen bij de toewijzing van sociale huurwoningen;

constaterende dat om woonfraude aan te pakken, de pilot goed loopt waarin corporaties toegang krijgen tot inkomens- en BRP-gegevens bij de toewijzing van sociale huurwoningen;

verzoekt de regering om, indien de evaluatie goed is, de pilot om te zetten in beleid om woonfraude aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koerhuis.

Zij krijgt nr. 844 (32847).

Dank. Tot slot is het woord aan de heer Boulakjar, D66.

De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de heer Koerhuis en mevrouw Beckerman voor het organiseren van het commissiedebat over leefbaarheid en veiligheid, een heel belangrijk onderwerp. Ik heb daar één motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat leefbaarheid een langdurig commitment vraagt van alle betrokken partijen;

overwegende dat het van belang is dat regelgeving omtrent leefbaarheid goed getoetst kan worden, en de menselijke maat voorop dient te staan;

overwegende dat uit de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek blijkt dat cijfermatig inzicht over de werking van de wet verbeterd kan worden;

verzoekt de regering om met betrokken partijen de aanbevelingen in de evaluatie omtrent beter cijfermatig inzicht uit te werken, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Boulakjar.

Zij krijgt nr. 845 (32847).

Dank. Ik schors voor enkele minuten. Dan gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
En daar is de minister alweer. Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Mevrouw Beckerman heeft vijf moties ingediend, op de stukken nrs. 838 tot en met 842, die eigenlijk allemaal gaan over de zogenaamde Rotterdamwet, de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Ik ga alle vijf de moties van mevrouw Beckerman ontraden. Ik zie het echt anders. Ik zie dat uit de evaluatie blijkt dat de wet een goede aanvulling is op een breed palet aan maatregelen die gemeenten zelf treffen. Selectieve woningtoewijzing draagt juist bij aan het bevorderen van meer gemengde wijken, en gemeenten gaan zorgvuldig om met de toepassing ervan. Ook zie ik dat er veel draagvlak is. Het is echt goed getoetst, ook door de Raad van State en het EHRM. Met die onderbouwing ontraad ik alle vijf de moties van mevrouw Beckerman.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 843, van de heer Koerhuis en de heer Grinwis. Deze motie vraagt de regering eigenlijk om een pilot te starten en vandaaruit misschien vervolgstappen te zetten, maar wij willen eigenlijk de wet gaan aanpassen. Dat wordt een aanpassing van de Woningwet om expliciet te regelen dat corporaties bij de uitvoering van hun taken in specifieke situaties inderdaad gezondheidsgegevens of strafrechtelijke gegevens kunnen verwerken. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Ik wil dus meteen doorgaan met die wetswijziging. Om die reden vind ik de motie niet nodig en ontraad ik haar dus ook. Maar wat de indieners willen, gaat dus wel gebeuren.

De motie op stuk nr. 844, ook van de heer Koerhuis, geef ik graag oordeel Kamer.

Datzelfde geldt voor de motie van de heer Boulakjar, op stuk nr. 845.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor haar snelle beantwoording. Als ik om me heen kijk, zie ik dat we meteen door kunnen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Bouwregelgeving

Bouwregelgeving

Aan de orde is het tweeminutendebat Bouwregelgeving (CD d.d. 11/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
In dit tweeminutendebat Bouwregelgeving is de eerste spreker mevrouw Beckerman, SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Het is wooncrisis. Dat betekent niet alleen dat er te weinig huizen zijn en dat huizen te duur zijn, maar ook dat te veel huizen van slechte kwaliteit zijn. Zeker 80.000 sociale huurwoningen hebben flinke gebreken. Dan is de onderhoudsconditie matig tot zeer slecht. In meerdere steden heeft meer dan 30% van de sociale huurwoningen schimmel. En zo zijn er meer problemen. Daarom heb ik een aantal moties. De eerste is mede namens de heer Koerhuis.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kwaliteit van meer dan 80.000 sociale huurwoningen in Nederland flinke gebreken vertoont;

constaterende dat veel van de klachten die huurders hebben te maken hebben met vocht, tocht en schimmel in de woning;

overwegende dat iedere huurder de kans moet hebben op een goed onderhouden en gezonde woning;

verzoekt de regering om de afspraak te maken met de VNG en Aedes om schimmel- en vochtproblematiek standaard onderdeel te laten worden van prestatieafspraken tussen gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Koerhuis.

Zij krijgt nr. 225 (28325).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Sociaal en Cultureel Planbureau aangeeft dat sinds 2008 de kwaliteit van de huurwoningen niet veranderd is en dat de woonkwaliteit sterk afhankelijk is van het inkomen;

overwegende dat iedereen recht heeft op een veilige woning;

verzoekt de regering een landelijke apk voor huurwoningen in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 226 (28325).

Mevrouw Beckerman (SP):
En dan de derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groeiend aantal geregistreerde gezondheidsklachten is van bewoners na isolatie met purschuim;

overwegende dat het isoleren van woningen nooit ten koste mag gaan van de gezondheid van de bewoners;

verzoekt de regering om bij isolatie met purschuim een verplichte minimale afwezigheid van twee uur te handhaven en de branche en andere stakeholders hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 227 (28325).

Mevrouw Beckerman (SP):
En de laatste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment geen wettelijk grenswaarde is voor isocyanaten;

overwegende dat medewerkers die werken met purmaterialen goed moeten worden beschermd;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van de werkpraktijk ook onderzoek te doen en met een voorstel te komen om deze grenswaarde vast te stellen en de resultaten bij de uitkomsten van de evaluatie van de werkpraktijk te voegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 228 (28325).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank aan mevrouw Beckerman. Dan de heer Koerhuis, VVD.

De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Het FC Twente-stadion, het AZ-stadion en nu het NEC-stadion in Nijmegen; de minister heeft toegezegd volgend jaar een richtlijn voor de veiligheid van stadions te publiceren. Dit duurt veel te lang. De instorting van het AZ-stadion is dan al drie jaar geleden. Ik heb eerder de toezegging gekregen voor de inzet van provinciaal toezicht. De minister heeft dit nog niet gedaan. Wil de minister dit nu wel doen? Of hebben provincies niet genoeg capaciteit en wil de minister naar een landelijke autoriteit voor stadions, zoals in Engeland?

Als gevolg van een brand in de Grenfell Tower in 2017 zijn er 72 slachtoffers gevallen. De Grenfell Tower is geen uitzondering; uit onderzoek blijkt dat de brandgevaarlijke gevels ook op grote schaal bij corporatieflats in Nijmegen zijn gebruikt. Als Kamer vragen we al drie jaar lang om een inventarisatie te doen naar de brandgevaarlijke gevels in Nederland. Dit voorjaar had 31% van de gemeenten de inventarisatie echter nog niet afgerond, en 9% was nog niet eens gestart. Dit duurt óók veel te lang. Ik zou graag de toezegging willen krijgen dat de Kamer, wij, voor het einde van het jaar een overzicht krijgen van de gemeenten die dit nog niet hebben gedaan. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank aan de heer Koerhuis. Mevrouw Bromet, GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. We hebben de afgelopen maanden eigenlijk best veel gedebatteerd over natuurinclusief bouwen en er is ook draagvlak voor in de Kamer. Een echte maatregel zou zijn om het Bouwbesluit daarop aan te passen, maar als tussenstapje heb ik deze motie voor de vleermuizen, de gierzwaluwen en de huismussen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door een verdere verstedelijking steeds meer leefruimte van zogenaamde gebouwafhankelijke dieren, bijvoorbeeld vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen, verdwijnt;

overwegende dat het belangrijk is dat bij nieuwbouwwoningen zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met natuurinclusieve standaarden;

verzoekt de regering om te onderzoeken of in het Bouwbesluit verblijfsruimten voor gebouwafhankelijke dieren een verplichting kan worden gesteld voor nieuwbouwwoningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.

Zij krijgt nr. 229 (28325).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Gebouwafhankelijke dieren, dat is toch wel iets nieuws.

De voorzitter:
Dat is iets nieuws. Dank, mevrouw Bromet. Er is een vraag van de heer Koerhuis.

De heer Koerhuis (VVD):
We hebben hier inderdaad over gedebatteerd in het commissiedebat. Mijn vraag aan mevrouw Bromet gaat over het volgende. We zien de nieuwbouwkosten van woningen fors stijgen. Stelt mevrouw Bromet voor om dat ook mee te nemen in het onderzoek naar nog strengere eisen voor nieuwbouwwoningen?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het mooie is dat het vaak nog goedkoper is. Dat weet de heer Koerhuis, want hij heeft ook de directeur van Ballast Nedam gesproken. Hij zei: natuurinclusief wonen moet je gewoon doen. Het mooie is dat het dus vaak ook nog goedkoper is. Het hele argument dat we het niet doen, omdat het duurder is, gaat hier dus niet op. Ik zou aan de heer Koerhuis willen vragen: hoeveel gaat het oplossen van de stikstofcrisis straks niet kosten? Wordt dat dan ook meegerekend bij de bouw van nieuwbouwwoningen?

De voorzitter:
De heer Koerhuis, kort.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik hoor mevrouw Bromet zeggen dat het vaak goedkoper is. Ik hoor er toch een klein beetje in terug dat het moet worden meegenomen in het onderzoek. Ik zou ook graag specifiek willen zien wanneer het duurder is. Misschien moeten we dat niet altijd willen, gegeven de hoge woningprijzen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voor mij hoeft het niet, want het is zo dat de biodiversiteit op instorten staat in Nederland. Ook als het iets meer kost, is het iets wat je gewoon moet willen doen. We kijken ook niet wat het kost om een deurpost 10 centimeter te verhogen.

De voorzitter:
Met deze woorden dank aan mevrouw Bromet. Dan is nu het woord aan de heer Nijboer van de PvdA. Gaat uw gang.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik zag u even kijken bij gebouwafhankelijke dieren en deurposten die met 10 centimeter worden verhoogd.

De voorzitter:
Het is een hele nieuwe wereld.

De heer Nijboer (PvdA):
Waar zijn we beland? Maar ook daar gaat de Kamer blijkbaar over, voorzitter.

Voorzitter, ik heb twee moties gericht op de funderingsproblemen die heel veel mensen hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel bewoners last hebben van verzakkende huizen door funderingsproblematiek;

van mening dat de overheid een rol op zich moet nemen om te komen tot een oplossing aangezien de schade vaak groot is voor individuele huishoudens;

verzoekt de regering op korte termijn met een plan te komen voor het versterken van funderingen in de grootste probleemgebieden en te analyseren welke maatregelen genomen kunnen worden om de funderingen niet te laten verslechteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer.

Zij krijgt nr. 230 (28325).

De heer Nijboer (PvdA):
Dan heb ik nog eenzelfde soort motie, maar dan specifiek gericht op de Friese veenweiden. Dat speelt al jaren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewoners bij het schadeherstel voor de funderingsproblematiek in de Friese veenweiden tegen muren aanlopen;

van mening dat bewoners op zo kort mogelijke termijn geholpen moeten worden;

verzoekt het kabinet het schadeherstel te vergemakkelijken door de regeling te verruimen en welwillend om te gaan met vergoeding per individueel geval,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer.

Zij krijgt nr. 231 (28325).

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank aan de heer Nijboer. Ik schors voor enkele minuten en dan gaan we luisteren naar de beantwoording door de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Zijn de moties er nog niet? Sorry, voorzitter, ik bemoei mij uiteraard niet met de orde.

Ik begin gewoon heel rustig. Volgens mij heeft iedereen dan de moties. De eerste motie van mevrouw Beckerman en de heer Koerhuis, die op stuk nr. 225, gaat over de prestatieafspraken en de aanpak van schimmelwoningen. Daarvoor geldt dat het in de volkshuisvestelijke prioriteiten zit. Dat is dus voor de periode 2021-2025. Daarin is de aanpak van vocht en schimmel expliciet opgenomen. Het streven is kwaliteitsverbetering in combinatie met verduurzaming. Dat is eigenlijk al gedaan. In de prestatieafspraken die nu gemaakt worden, verwacht ik dat er invulling wordt gegeven aan die prioriteiten. Die toezegging kan ik hier doen. Ik kan ook zeggen: de motie ziet daarop, dus ik geef de motie graag oordeel Kamer. In ieder geval zijn we het erover eens dat dit moet gebeuren.

De motie op stuk nr. 226 van mevrouw Beckerman vraagt om een landelijke apk voor huurwoningen. Daar hebben we heel uitvoering over gedebatteerd, maar ik blijf erbij dat dat niet de juiste weg is. Het zou een enorme operatie en een grote last voor eigenaren zijn. Volgens mij moeten we het veel gerichter doen. Ik ontraad de motie.

Ik kom op de motie op stuk nr. 227 van mevrouw Beckerman. Het is beleid, die minimale verplichte afwezigheid van twee uur.

De voorzitter:
Het is ondersteuning van het beleid.

Minister Ollongren:
Ja, het is ondersteuning van het beleid. De voorzitter heeft net gezegd: dan moet je ontraden, want het is ondersteuning van het beleid.

De voorzitter:
Ja, we zijn consequent. Ik zie mevrouw Beckerman nog twijfelen: is het wel ondersteuning van het beleid?

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat zou mooi zijn, ware het niet dat we weten dat dit niet altijd gebeurt en dat mensen daar enorme gezondheidsklachten door hebben. Daarom heb ik deze en de volgende motie ingediend.

Minister Ollongren:
Het is onderdeel van de bouwregelgeving. Dit moet bij de stakeholders, de branche en iedereen bekend zijn. Het moet gewoon worden gedaan. Ik blijf dus bij het oordeel, voorzitter.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 227 wordt ontraden.

Minister Ollongren:
Over de motie op stuk nr. 228 moet ik ruggespraak hebben met de collega van SZW. Ik wil nu dus geen oordeel geven, maar ik zal ervoor zorgen dat er voor de stemmingen wel een oordeel met de Kamer is afgestemd.

De heer Koerhuis heeft geen motie ingediend, maar wel een aantal vragen gesteld. Dat kan natuurlijk ook. De vragen zagen op de stadions en hoe daarmee om te gaan. Hij noemde het provinciaal toezicht en een landelijke autoriteit. Ik heb in het debat al gezegd dat ik er eigenlijk geen voorstander van ben om nu iets te wijzigen aan het toezicht. Ik wil de feitelijke situatie verbeteren. De toezichtstaak is belegd bij burgemeester en wethouders, bij het college. Ik werk aan de verbetering van wettelijke verplichtingen van een periodieke beoordeling. Daar moeten onafhankelijke en deskundige bedrijven en personen bij betrokken zijn. Dat vind ik heel erg belangrijk. Dat is volgens mij de essentie van de aanpak die we moeten hebben. Dan kan de gemeente als bevoegd gezag daarop toezien. Ik ben dus niet voornemens om de provincies daar een grotere rol in te geven en ook niet om een landelijke autoriteit in het leven te roepen. Dat waren de vragen van de heer Koerhuis, althans, de eerste twee.

Zijn laatste vraag zag op het overzicht van de gevels. De heer Koerhuis heeft daar al eerder om gevraagd. Ik ben bezig met ervoor zorgen dat ik de Kamer voor het eind van dit jaar de resultaten van het herhaalonderzoek — dat is dus het onderzoek met een representatieve steekproef onder 80 gemeenten — en nadere informatie van de provincies kan sturen. Dat geeft hopelijk het landelijke beeld van de voortgang van de inventarisatie. Daarmee geef ik ook invulling aan een motie die de heer Koerhuis hier eerder over heeft ingediend.

De voorzitter:
De heer Koerhuis, kort.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik vroeg concreet om de lijst met gemeenten, om de namen van de gemeenten.

De voorzitter:
Oké. De minister.

Minister Ollongren:
Dat moet ik even checken. Volgens mij heb ik de Kamer daar eerder al een keer over geïnformeerd. Het is een representatieve steekproef. Ik zal kijken of ik daar de namen van de gemeenten bij kan bekendmaken. Dat moet ik even checken.

De voorzitter:
Oké. Dan gaan we door met de moties.

Minister Ollongren:
Dan ben ik bij mevrouw Bromet en de vleermuizen, de gierzwaluw en de huismussen. De motie op stuk nr. 229 vind ik sympathiek. Die sluit ook aan bij de acties die het departement onderneemt en het notaoverleg dat we daarover hebben gehad. Ik heb de Kamer toegezegd haar voor de zomer te informeren over de vraag of aanvullende bouwregelgeving wenselijk en nodig is. Ik ben ook bezig met de uitvoering van de motie-Valstar: het in kaart brengen van al bestaande voorbeelden ter bevordering van natuur en biodiversiteit rondom bouwen, en hoe we dat onderdeel kunnen maken van de normale werkwijze. De Kamer wordt daar komende zomer over geïnformeerd. Ik geef het oordeel over de motie graag aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 230 van de heer Nijboer betreft eigenlijk iets waar ik al mee aan de slag ben. Ik vind dat de richting goed past bij het zogenaamde aanvalsplan en de doorontwikkeling van de rijksbrede aanpak van de funderingsproblematiek, in samenwerking met andere departementen, et cetera. Ik geef het oordeel dus graag aan de Kamer.

De laatste motie, de motie op stuk nr. 231, ook van de heer Nijboer, vergt ook overleg, in dit geval met de collega van LNV. Als de Kamer daar nog even op zou willen wachten, dan zorg ik dat die appreciatie er voor de stemming is.

De voorzitter:
Heel veel dank aan de minister voor haar snelle beantwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over alle moties die zijn ingediend bij deze tweeminutendebatten, zal aanstaande dinsdag worden gestemd. Ik dank de minister voor haar komst naar de Kamer.

De vergadering wordt van 18.16 uur tot 19.16 uur geschorst.

Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2022

Voorzitter: Martin Bosma

Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2022

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2022 (35925-XVII).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Kamerstuk 35925-XVII, eerste termijn Kamer. Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Hij maakt net niet zijn debuut hier, maar hij gaat hier wel voor het eerst een begroting verdedigen. Veel succes daarbij.

We hebben vijftien sprekers van de zijde van de Kamer, van veertien fracties. Hebben we vanavond aan vijf interrupties voldoende? Ik weet dat u het allemaal laat wil maken. Daar heb ik op zich begrip voor, maar misschien kunnen we het toch kort en puntig afhandelen. Nietwaar, meneer Van Dijk? Qua interrupties dus vijfmaal één.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de eerste spreker van hedenavond. Dat is mevrouw Van Weerdenburg van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Artikel 20, lid 1 van onze prachtige Nederlandse Grondwet luidt: "De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid." Die Nederlandse bevolking heeft het zwaar. Ons land verkeert in crisis. De coronapandemie heeft fysiek, mentaal en financieel bij velen diepe sporen getrokken. Mensen verloren hun baan of zagen hun bedrijf failliet gaan. Ook de gevolgen van de asieltsunami zijn we nog niet te boven. De onveiligheid op straat groei. En een eigen woning is voor een steeds groter wordende groep Nederlanders inmiddels onbereikbaar. Als klap op de vuurpijl draait de klimaatmaffia de groene duimschroeven steeds harder aan. Voor een half miljoen huishoudens is energiearmoede een bittere dagelijkse realiteit geworden.

Kortom, onze welvaart staat onder druk. We gaan een onzekere toekomst tegemoet, reden te meer waarom het waanzin is om in deze tijd weer miljarden euro's Nederlands belastinggeld weg te sluizen naar het buitenland, zeker als je bekijkt waar dat geld de laatste jaren zoal terecht is gekomen. Het kwam bijvoorbeeld terecht bij Oxfammedewerkers op Haïti, die er seksfeesten van organiseerden met minderjarige prostituees. Of denk aan de 265 miljoen Nederlandse euro's die in de diepe zakken verdwenen van corrupte machthebbers in Mali. En laten we nooit vergeten dat er Palestijnse terroristen zijn gefinancierd met Nederlandse hulpgelden, die een aanslag hebben gepleegd op Israëlische burgers. Een 17-jarig meisje, Rina Shnerb, is daarbij om het leven gekomen, in koelen bloede vermoord. Heeft dit kabinet daar lessen van geleerd? Zich voorgenomen om dit nooit meer te laten gebeuren? Het antwoord is nee. De financiering aan de UNRWA loopt gestaag verder en vanmiddag tijdens het vragenuur konden we zien dat het kabinet zelfs verwoede pogingen doet om met Nederlands geld voorzieningen in het onderwijs en de zorg in Afghanistan te financieren. Ja, datzelfde Afghanistan waar de terroristen van de taliban aan de macht zijn. En het gebeurt al. De Verenigde Naties doen het sinds eind oktober namelijk ook: het betalen van de salarissen van ongeveer 23.000 Afghaanse zorgmedewerkers. Wat een totale waanzin om dat te doen of zelfs maar te overwegen. Zo steun je de machthebbers, houd je de terroristen langer in het zadel en verleng je het lijden van de lokale bevolking.

Voorzitter. Ik doe hier namens de PVV een dringend beroep op de minister om vandaag nog te stoppen met het financieren van terreur, direct of indirect, waar ook ter wereld. Is hij bereid om die toezegging te doen?

Voorzitter. Ondanks het zogenaamde beleidsarme karakter van de huidige begroting is er een gigantische verhoging te zien van het verplichtingenbudget, meer dan 2 miljard euro ten opzichte van de begrote verplichtingen van vorig jaar. Voor de duidelijkheid: verplichtingen zijn in feite toekomstige uitgaven. In de beantwoording van de schriftelijke vragen kunnen we lezen dat deze verhoging veroorzaakt wordt doordat de meerjarige verplichtingen voor de jaarlijkse contributies aan een groot aantal VN-organisaties opnieuw worden aangegaan in 2022. Mijn vraag aan de minister is: waarom? Liepen deze bijdragen af dit jaar? Hebben deze VN-organisaties bij Nederland een financieringsaanvraag ingediend? Is die aanvraag ook getoetst volgens het standaardbeleidsuitvoeringsproces, zoals gebruikelijk is? Ik hoop dat de minister hier opheldering over kan geven, zodat we kunnen uitsluiten dat hier wellicht sprake is van een afscheidscadeautje van de vorige minister.

Voorzitter. In de ruim vijftien jaar dat de PVV ontwikkelingshulp ter discussie stelt in dit huis is ons vaak hardvochtigheid verweten. Ontzettend hypocriet, want dat is meestal door leden van deze Kamer die net doen alsof ze opkomen voor de zwakkeren in de wereld, maar ondertussen maar één motto hebben, namelijk: lang leve het grote subsidiecircus. Want dat is het werkelijke doel. Ontwikkelingshulp is een verdienmodel geworden, een gigantisch werkgelegenheidsproject voor linkse mensen die werkzaam zijn bij ontelbare ngo's en internationale organisaties, die allemaal afhankelijk zijn van subsidie. Het is hun broodwinning. Ze zullen er alles aan doen om het in stand te houden.

Voorzitter. Nu meer dan ooit is het tijd dat wij in deze Kamer eensgezind voor de Nederlandse bevolking moeten opkomen en ervoor moeten zorgen dat Nederlands belastinggeld direct ten goede komt aan onze eigen bevolking. Laten we stoppen met ontwikkelingshulp van overheidswege. Laat burgers gewoon zelf bepalen of ze hun zuurverdiende geld willen doneren aan liefdadigheid. Ik doe een beroep op de collega's in dit huis die net als ik bij hun installatie trouw hebben gezworen aan de Grondwet. Laten wij artikel 20, lid 1 van de Grondwet in acht nemen en de miljarden van deze begroting inzetten voor de bestaanszekerheid van onze Nederlandse bevolking.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de mevrouw van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):
Het is een herkenbaar, consistent verhaal van mevrouw Van Weerdenburg. Nou zijn wij natuurlijk ook geconfronteerd met een virus dat de hele wereld over gaat, waarbij we zien dat een virus zich niet houdt aan grenzen. Ziet mevrouw Van Weerdenburg ook dat het in het eigen belang van Nederland is om te investeren in gezondheidsstelsels in het buitenland, in landen in Afrika? We zien natuurlijk dat die landen minder centen hebben om dat goed op orde te krijgen.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Allereerst wil ik melden dat het mij deugd doet dat mevrouw Kuik het PVV-geluid herkent in mijn verhaal. Ja, dat is eigenlijk ook weer zo'n mooie noemer waaronder de uitgaven worden gedaan: de COVID-19-pandemie. Maar die gelden worden meestal ongeoormerkt aan grote organisaties gegeven, dus het is helemaal niet zeker of het daar terechtkomt waar we afspreken dat het terechtkomt. Bovendien is bijvoorbeeld een continent als Afrika veel minder hard getroffen — gelukkig, zeg ik daarbij — door de covidpandemie dan bijvoorbeeld Europa. Dat heeft verschillende oorzaken. Demografie heeft ermee te maken, ook omdat ze daar misschien gewend zijn om met een pandemie te dealen. Nogmaals, als je ziet hoe we zeker vandaag ook weer in Nederland lijden onder de covidcrisis, denk ik: laten we eerst thuis even orde op zaken stellen en dan kunnen we altijd zien wat we verder nog kunnen doen.

Mevrouw Kuik (CDA):
In vervolg daarop: we zagen natuurlijk dat dit virus zich al niet aan grenzen hield. Het kwam uit China, maar de volgende keer kan het een ander virus zijn uit bijvoorbeeld Afrika. Dan is het ook in het Nederlandse belang, lijkt mij, dat we over de hele wereld zorgen voor voldoende vaccinatie, want we reizen als Nederlanders ook de hele wereld door. Als mevrouw Van Weerdenburg dan toch kijkt naar de Kamer die geld wil uitgeven voor ontwikkelingssamenwerking, ziet ze dan niet dat als er geld wordt uitgegeven, dit belangrijk is en ook in het eigen belang van de Nederlandse volk? Ziet ze niet dat die gezondheidsstrategie en vaccinaties in de hele wereld handig zijn en ook goed zijn voor ons Nederlandse volk?

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik heb hier een beetje moeite mee. Natuurlijk zou het heel mooi zijn als we alle ziektes en alle armoede in de wereld kunnen verhelpen. Dat zou zeker in ons belang zijn, maar dat kan niet, mevrouw Kuik, zeg ik tegen de collega van het CDA. We hebben geen geldboom. Onze middelen zijn beperkt. De PVV kiest ervoor om die ten goede te laten komen aan onze eigen bevolking, zoals de Grondwet voorschrijft.

De heer Hammelburg (D66):
Als antwoord op die laatste opmerking zou ik zeggen: er zijn al heel veel ziektes en pandemieën de kop ingedrukt dankzij ontwikkelingssamenwerkingshulp vanuit Nederland en andere rijke landen in de wereld, dus het heeft wel degelijk geholpen. Ik hoor mevrouw Van Weerdenburg weer zeggen dat Nederland terroristen ondersteunt en het loon van linkse types betaalt. Ook ik herken, net als het CDA, dat consistente verhaal van de PVV in debatten over ontwikkelingssamenwerking. Mevrouw Kuik had het al over het belang van de bestrijding van de coronapandemie niet alleen in Nederland en Europa, maar ook wereldwijd. Daar zal ik zo meteen ook wat over zeggen. Maar wat dacht u van klimaatfinanciering en zorgen dat in het belang van de PVV, zullen we dan maar even zeggen, migratiestromen worden tegengehouden, omdat armoede mensen wegdrijft en richting de Middellandse Zee drijft? Wat dacht de PVV daarvan? Want dat hoor ik helemaal niet terug. Het is terugtrekken achter de dijken, geen alternatief bieden en zeker niet uit morele plicht, want dat vraag ik van de PVV helemaal niet, maar dan op z'n minst uit eigenbelang voor Nederland en Europa.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik ben een beetje verbaasd. Hoezo zou de PVV geen oplossing bieden? Ik geloof dat zo'n beetje elke PVV-collega in elk debat de meest perfecte, meest goedkope oplossing biedt, namelijk: grenzen dicht. Dat is het enige wat de vluchtelingenstroom tegenhoudt. Kijk naar Australië. Die hebben op een gegeven moment gezegd: er komt niemand meer in. De bootjes stopten op een gegeven moment met komen. Maar door die grenzen open te laten, door iedereen die worst voor te houden, blijven ze komen.

De heer Hammelburg (D66):
Om nog maar niet te spreken over het aantal doden en de ellende in andere landen die wij dan allemaal op ons geweten hebben, waar de PVV zich dan niets van aantrekt, want daar zou ik dan ook wel wat van willen zeggen. Mijn vraag aan mevrouw Van Weerdenburg is dan ook heel simpel: bent u weleens aan de buitengrenzen van de Europese Unie geweest? Heeft u daar wel gezien dat die hekken niet door zeeën gaan en dat de ellende niet te stoppen is zonder daadwerkelijk goede hulpverlening en ontwikkelingssamenwerking, en zonder te zorgen dat we welvaart delen en ook de welvaart in andere landen in de ring om Europa en andere delen van de wereld helpen opbouwen, in plaats van ons terug te trekken achter de dijken?

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Dat is een sprookjeswereld. Het is een heel mooi verhaal en als het zou kunnen, zou niemand ertegen zijn. Maar wat verbeeldt de heer Hammelburg zich wel niet? Dat we ongelimiteerde fondsen hebben om de armoede in de wereld op te lossen? Er zal altijd een welvaartsverschil zijn tussen ons, West-Europa, en de landen waar die vluchtelingen vandaan komen. Dat zal altijd zo blijven. Nogmaals, de enige manier is om te zeggen: stop, het kan hier niet meer; jullie mogen er niet meer in, dus stop maar met proberen. Dat is de enige oplossing. Als de heer Hammelburg zegt dat wij verantwoordelijk zijn voor de doden, dan voel ik mij als PVV niet aangesproken.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Klink van de fractie van de VVD.

De heer Klink (VVD):
Voorzitter. Nederland is en blijft een handelsland met prachtige producten. Van melkrobots tot chipmachines en van radarsystemen tot glasgroenten verdienen wij een derde van ons bbp door de export. Voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking is en blijft Nederland zowel absoluut als relatief een van de meest gulle donoren ter wereld. Op beide onderwerpen zijn altijd nieuwe wensen om het nog beter te doen, maar laten we ook eens benoemen dat er al heel veel gebeurt.

Voorzitter. In mijn bijdrage wil ik vandaag inzoomen op handelsbeleid, ontwikkelingssamenwerking en de synergie tussen deze twee onderwerpen. Er zit zeker synergie tussen hulp en handel wanneer dat gaat over de middeninkomenslanden. Maar de Nederlandse handel is natuurlijk breder dan de handel met de middeninkomenslanden. Vooral de handel met onze buren — Duitsland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk — is heel erg belangrijk, zeker voor het mkb. Voor de leden van de VVD-fractie is onze export heel erg belangrijk. Handel en export zorgen voor banen en verdienvermogen. Hierdoor komt er belastinggeld binnen, waarmee we onder andere zorg, onderwijs en veiligheid kunnen betalen. Om het verdienvermogen van Nederland te vergroten en in de toekomst om te gaan met de uitdaging die we hebben voor bijvoorbeeld gezondheidszorg en klimaat, is het belangrijk om meer aandacht te hebben voor het internationale verdienvermogen.

Voorzitter. Handelsmissies zijn belangrijk voor ondernemers om kennis te maken met de nieuwe markt. In de coronacrisis zijn digitale handelsmissies een belangrijk alternatief, zeker voor het mkb. Bijkomende voordelen van digitale handelsmissies zijn lagere kosten en minder tijdsinvestering. Na corona kunnen wat de VVD-fractie betreft naast fysieke handelsmissies ook digitale handelsmissies een belangrijke rol blijven vervullen. Ik vraag aan de minister of hij wil toezeggen om zowel fysieke als digitale handelsmissies te blijven faciliteren voor het bedrijfsleven en dus vooral ook voor het mkb.

Voorzitter. Helaas zijn vrouwelijke ondernemers die internationaal opereren een relatieve zeldzaamheid. De minister stipt dit ook aan in de voortgangsrapportage Handelsagenda. Juist in handelsmissies liggen kansen om handelsmissies breder toegankelijk te maken. Ik weet dat de minister zich hier sterk voor maakt, maar helaas was afgelopen jaar 19,3% van de deelnemers vrouw bij digitale missies onder leiding van een bewindspersoon. Organisaties als Womensbizz, dat succesvolle internationaal actieve vrouwelijke ondernemers samenbrengt, bezitten de kennis en het netwerk om een actieve rol binnen handelsmissies op zich te nemen. De vraag aan de minister: wil de minister organisaties als Womensbizz betrekken bij het opzetten van handelsmissies om de deelname van vrouwelijke ondernemers te verhogen?

Voorzitter. Het mkb heeft al jaren te maken met de terugloop in de financieringsmogelijkheden, met name vanuit de grote banken. Mkb'ers die de grens over willen, krijgen minder gemakkelijk de juiste financiering en kunnen moeilijker internationaal uitbreiden. Daarom het verzoek aan de minister om in te zetten op het stimuleren van financieringsmogelijkheden voor internationale actieve mkb'ers. Het huidige instrumentarium hiervoor is nog onvoldoende toegankelijk voor het mkb en start-ups. Zij kunnen vaak niet voldoen aan de voorwaarden of weten de juiste regelingen niet te vinden. Invest International is een eerste goede stap voor internationaal ondernemen. De samenwerking met bancaire financiers en het ontbreken van kwantificeerbare doelstellingen op het gebied van exportbevordering, met name binnen het mkb, waar de nood rond ondersteuning en financiering het hoogst ligt, maakt dat het fonds nog lastig toegankelijk is voor het mkb. Daarom de volgende vragen aan de minister. Op welke manier wil de minister bevorderen dat internationale mkb'ers in wording ook gebruik kunnen maken van grote fondsen als Invest International? En wil de minister zich ervoor inzetten dat Invest International het enige loket voor financiering is voor internationaal ondernemen? Het is namelijk belangrijk dat investeringen van Invest International terechtkomen bij ondernemers die die het hardst nodig hebben. Ik denk hierbij dan dus ook zeker aan de kleinere bedrijven.

De voorzitter:
Een vraag wellicht van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Omdat de heer Klink spreekt over Invest International — daar kom ik in mijn termijn nog op terug — heb ik een vraag aan hem. Nu de goede stap is gezet om in Glasgow de verklaring te ondertekenen om fossiele ekv's niet meer toe te passen, is er wel een discussie ontstaan over hoe je op een positieve manier met groene investeringen in arme landen kunt helpen met de adaptatie of zelfs de mitigatie. Waar Invest-NL en bedrijven volgens mij tegenaanlopen, is dat deze projecten best moeilijk gelijk rendabel te maken zijn. Je moet ook enige ruimte hebben om een first loss te maken of enige mate van onrendabeletopfinanciering hebben, zoals we die in Nederland bij de SDE kennen. Ik ben benieuwd of de VVD bereid is om naar het bestaande instrumentarium te kijken en om het toch nog wat aan te passen, zodat het interessanter wordt, ook voor Nederlandse mkb-bedrijven, om in samenwerking met lokale bedrijven in ontwikkelingslanden meer op het terrein van adaptatie en mitigatie ter plekke te realiseren.

De heer Klink (VVD):
Dank voor de vraag. Ik weet niet of meneer Van der Lee nou bewust Invest-NL zegt of dat hij Invest International bedoelt. Dat zijn twee verschillende dingen. Ik heb het gehad over Invest International. Het punt daarbij was dat het juist voor de mkb'ers en de start-ups — volgens mij kunnen we elkaar daar vinden, meneer Van der Lee — die internationaal willen opereren, wellicht in de klimaattransitie, heel lastig is om daar de juiste financiering voor te krijgen. Dit is een organisatie in ontwikkeling. Die is nog maar net begonnen. Het instrument is goed — dat heb ik net ook aangegeven — maar hier is gewoon wel meer focus voor nodig.

Ik ga verder, voorzitter. Het is een mooi, positief punt van de Europese Unie dat we één handelsblok zijn. Het is voor Nederland dan ook een hard gelag dat het Verenigd Koninkrijk heeft besloten om de EU te verlaten. Het maakt het er voor de handel niet makkelijker op. Ook 2022 is nog een postbrexitjaar, waarin het kabinet de komende maanden focust op de infasering van het Britse Border Operating Model en het informeren van het bedrijfsleven hierover. Ook hebben de eerste postbrexithandelsmissies vorige maand plaatsgevonden. Mijn vragen aan de minister hierover zijn hoe het staat met de implementatie van het Britse Border Operating Model, hoe het staat met het papierloos certificeren en of bedrijven nazorg krijgen van de Nederlandse overheid nadat er postbrexithandelsmissies hebben plaatsgevonden.

Voorzitter. Naast de relatie met het Verenigd Koninkrijk, is het sluiten van nieuwe, moderne handelsverdragen prioriteit. De Nederlandse overheid dient de huidige Trade Policy Review in Brussel te ondersteunen, actief in te zetten op het afsluiten van nieuwe handelsverdragen met bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland, het bestaande multilaterale stelsel van de WTO te helpen hervormen en CETA te ratificeren. Zonder forse investeringen in handelsrelaties in combinatie met de energietransitie en de verduurzaming komt de export van het Nederlandse verdienvermogen onder druk te staan, zeker in de wetenschap dat de rest van de wereld niet stilzit en in hoog tempo zelf nieuwe handelsverdragen blijft sluiten. De EU zet daarom in op nieuwe handelsverdragen en hervorming van de WTO voor het behoud van een gelijk speelveld. Hier kan volgende week, bij de twaalfde Ministeriële Conferentie van de WTO, al een eerste stap gezet worden. De leden van de VVD-fractie pleiten ervoor dat de EU en dus Nederland streeft naar een zo breed mogelijk palet aan moderne handels- en investeringsakkoorden met derde landen.

Voorzitter. Een verbinding van het Nederlandse innovatie- en handelsbeleid met de integrale interdepartementale aanpak van EZK en BuHa-OS voor het internationaal opererende bedrijfsleven, waar innovatie een expliciet onderdeel van uitmaakt, is essentieel. Innovatieve technologieën leveren oplossingen voor de wereldwijde uitdagingen waarmee de Sustainable Development Goals gehaald kunnen worden. Een interdepartementale integrale visie op innovatie en handel ontbreekt. Het bestaande instrumentarium van EZK en BuHa-OS zou meer op elkaar kunnen aansluiten waar het innovatiebeleid overloopt in handelsbevordering. Met name de middelgrote en kleine industriële bedrijven weten hierdoor onvoldoende internationale samenwerkingen aan te gaan. Daarom de volgende vraag aan de minister. Kan een expliciete verbinding gemaakt worden tussen het Nederlandse innovatie- en handelsbeleid en de integrale interdepartementale aanpak van EZK en BuHa-OS voor het internationaal opererende bedrijfsleven, waar innovatie een expliciet onderdeel van uitmaakt?

Voorzitter. Recent is op de COP26 besloten om fossiele investeringen in het buitenland door Nederlandse ondernemingen per 2023 niet meer te ondersteunen. Ik zie dat de heer Van der Lee daar blij mee is. Concreet gaat het vooral om de vergroening van de exportkredietverzekering. Hier heb ik al samen met anderen schriftelijke vragen over gesteld. Zojuist voor de begrotingsbehandeling hebben we de antwoorden gekregen. Het bedrijfsleven had eerder al aangegeven de verzekering voor fossiele projecten via een internationaal en realistisch tijdpad af te willen bouwen, gecombineerd met aanvullend overheidsbeleid. Dit is nu versneld door de verklaring die Nederland op 8 november tijdens de COP heeft getekend. Maar het gaat hier wel om bedrijven die ook weer Nederlandse toeleveranciers hebben en waar banen van Nederlandse gezinnen van afhangen. De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang dat er met de sector wordt gesproken over een zorgvuldige transitie. Dat gaat over de heldere afbakening, tijdpaden en een stevig pakket voor behoud van kennis en banen. Actie en duidelijkheid voor het bedrijfsleven zijn zo snel als mogelijk noodzakelijk. Kan de minister bevestigen dat uiterlijk in het eerste kwartaal van 2022 een duidelijk pakket gereed is, zodat het bedrijfsleven deze transitie goed mee kan maken?

Voorzitter. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is altijd heel veel te zeggen. Het totale ODA-bedrag …

De heer Hammelburg (D66):
Ik heb gewoon even een vraag ter verduidelijking. Ik begrijp dus uit de woorden van de heer Klink dat de VVD inderdaad gewoon voor de verklaring van Glasgow is, net als voor die van Parijs natuurlijk. Maar ik begrijp dat zij op korte termijn meer duidelijkheid voor bedrijven wil, zodat zij meegenomen worden in het verhaal hoe we dat gaan bereiken en niet op het laatste moment nog verrast worden. Is dat precies het punt van de heer Klink? Zegt hij dus: wij zijn voor Glasgow, maar neem vooral aan de voorkant de bedrijven mee?

De heer Klink (VVD):
Volgens mij is er ook een motie over ingediend waar de VVD gewoon voorgestemd heeft. Dus het zou gek zijn als dat ineens anders zou zijn. Waar het echt om gaat, het punt dat ik wilde maken, is dat het bedrijfsleven nu versneld in transitie moet gaan. Dat willen de bedrijven ook. Ze hebben ook steeds aangegeven dat ze dat willen. We moeten dus zorgen dat er niet pas eind 2022 duidelijkheid is, wat ik nog een beetje proef uit de antwoorden van de minister op dit onderwerp. Dus daar is ook echt actie voor nodig. Dus ik verzoek echt om zo snel mogelijk tot actie te komen. Daarom zeg ik: kwartaal 1 van 2022. Dit moet in overleg met het bedrijfsleven. Nou, dat gebeurt al. Dat is al in gang gezet. Maar nu moeten we daar ook echt de versnelling op zetten. Volgens mij moeten we dat allemaal willen, zodat we hier een succes van kunnen maken.

Met uw goedvinden vervolg ik, voorzitter. Het totale ODA-bedrag stijgt van 4,8 miljard in 2022 naar 5,5 miljard in 2025. Laat ik nog maar eens zeggen: voor de leden van de VVD-fractie zijn noodhulp en opvang in de regio heel belangrijk. Komend jaar gaat er 68 miljoen extra naar humanitaire hulp. Noodhulp is nodig om slachtoffers van natuurrampen en gewapende conflicten te helpen en hun levens in acute en ellendige situaties te redden. Het doel is dat mensen na een ramp zo snel mogelijk weer voor zichzelf kunnen zorgen en zelf geld kunnen verdienen. Bij de toekenning van noodhulp komt wat de VVD betreft meer nadruk te liggen op het voorkomen van migratiestromen. Vluchtelingen moeten worden opgevangen in het eerste veilige land waar ze aankomen, ook buiten Europa. Dat is goed voor de vluchtelingen, voor de lokale economie aldaar, en voor Nederland. De Europese Commissie wil de lage importtarieven voor ontwikkelingslanden koppelen aan de samenwerking bij terugkeer van eigen onderdanen. Ik vraag daarom aan de minister of hij wil toezeggen zich hiervoor in te zetten.

De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Als de VVD-migratiestromen wil tegenhouden met noodhulp, met hoeveel wordt het budget dan door de VVD verhoogd?

De heer Klink (VVD):
Ik heb geen voorstel om budgetten binnen OS te verhogen. Die heb ik zeker niet. Ik heb weleens eerder bij een debat over noodhulp aangegeven dat daar best naar gekeken kan worden binnen de OS-begroting. Maar noodhulp en opvang in de regio zijn belangrijke punten voor ons. En ik gaf in mijn bijdrage juist aan dat dat bedrag ook al verhoogd ís.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja. Maar de VVD wil dus het takenpakket binnen de noodhulp verbreden. De VVD wil migratiestromen gaan reguleren en liefst gaan tegenhouden door middel van noodhulp. Opvang in de regio betekent dat er natuurlijk ook geld naar die regio moet. Anders vluchten die vluchtelingen door, richting Europa. Zo gaat dat; dat heet secundaire migratie. Dus hoeveel investeert de VVD extra in noodhulp om die opvang in de regio te verbeteren?

De heer Klink (VVD):
Ik zeg nogmaals dat dat in het commissiedebat over noodhulp eerder al is aangegeven. Ik kom nu niet met voorstellen om het budget voor noodhulp of voor opvang in de regio te verhogen, of om andere onderdelen van de OS-begroting te verhogen. Ik kan misschien ook wel punten noemen binnen het geheel van OS waar de VVD-fractie minder enthousiast over is. De heer Van Dijk kent ongetwijfeld ook ons verkiezingsprogramma en hij kent de punten waar mijn fractie minder enthousiast over is, maar ik dacht: laat ik nou eens inzoomen op punten waar we elkaar wellicht kunnen vinden en die we gezamenlijk belangrijk vinden.

Dan kom ik bij de migratieparagraaf van het post-Cotonou-verdrag. De leden van de VVD-fractie hebben zorgen over of er wel een effectieve monitoring en handhaving komt van de afspraken over terugkeer. Daar is de tekst namelijk niet erg duidelijk over. De leden van de VVD-fractie willen graag duidelijk hebben dat het op geen enkele manier tot verplichtingen of verwachtingen over legale migratieroutes leidt en dat de terugkeersamenwerking niet mag zorgen voor een soort recht op legale migratieroutes. Nu staat alleen in de tekst: "Voor wat betreft migratie kunnen onder meer visamaatregelen genomen worden zoals uw Kamer via de BNC-fiches over het EU-migratiepact is toegekomen." Vroeger was er vanuit de EU OS-geld aan het Cotonou-verdrag gekoppeld. Nu loopt dat via de algemene gelden voor hulp aan derde landen via het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument. Daarom vraag ik de minister: hoe zijn deze gelden gekoppeld aan het naleven van de afspraken uit het post-Cotonou-verdrag?

Voorzitter. Afgelopen zomer heb ik aangegeven dat de leden van de VVD-fractie graag zien dat de tot vorig jaar jaarlijks terugkerende kritiek van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het beheersen en analyseren van risico's, definitief tot het verleden gaat behoren. We moeten constateren dat er ondanks deze positieve ontwikkeling nog steeds tientallen vermoedens van malversaties worden gemeld. Het gaat hier om fraude met ontwikkelingssamenwerkingsgeld. Wat de VVD betreft moet fraude bestreden worden. Nederlands belastinggeld mag niet zomaar verloren gaan aan corruptie. Ik weet dat de minister dat natuurlijk ook niet wil en er alles aan zal doen om de Kamer hier zo goed mogelijk over te informeren. Transparantie hierover is heel belangrijk. Dat maakt terugvorderingen na fraude makkelijker. Ik vind het ongepast om in de begrotingsbehandeling in te gaan op specifieke ngo's. Wel wil ik aangeven dat het voor de VVD-fractie onacceptabel is om terreurorganisaties te ondersteunen. Onlangs gaf de minister als antwoord op mijn schriftelijke vragen over het bestempelen van zes Palestijnse ngo's als terreurorganisaties door Israël dat Nederland in bilaterale contacten en via de EU verzocht heeft aan Israël om informatie met donoren te delen, alsook met de betrokken ngo's. Israël heeft aangegeven, bereid te zijn de informatie te delen met Nederland via de geëigende kanalen. De uitvraag hiervoor is gedaan met het verzoek, de informatie zo spoedig mogelijk te delen. Op het moment van beantwoording van mijn vragen was deze informatie nog niet ontvangen. Daarom de vraag of deze informatie nu wel is ontvangen en wat de uitkomst daarvan is.

Voorzitter. Het is wat de VVD-fractie betreft belangrijk dat iedereen in de wereld gevaccineerd kan worden om van de ellendige coronacrisis af te komen. Dat doen we voor onze gezondheid, onze veiligheid en onze economie. Het gaat om de vaccinatie van mensen en niet om de discussies over patenten. Nederland moet hierin nakomen wat we hierover in Europees verband met elkaar afspreken. Klimaatfinanciering is ook iets waar we mondiaal in samen moeten werken en afspraken na moeten komen. We hebben afgesproken dat vanaf 2030 de Annex-1-landen, zoals Nederland, gezamenlijk 100 miljard dollar zullen betalen aan niet-Annex-1-landen. Dit zijn veelal ontwikkelingslanden. Onlangs gaf professor Vollebergh van het PBL tijdens een technische briefing aan onze vaste Kamercommissie aan dat Nederland haar fair share betaalt. Ook is duidelijk dat een land als China niet een Annex-1-land is en ondanks de gigantisch omvang van haar economie te weinig aan klimaatfinanciering doet. Vraag aan de minister: hoe gaat de minister zich inspannen dat andere landen, met name China, hun eerlijke deel aan klimaatfinanciering betalen?

De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, met een neuslengte voorsprong.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Een onderwerp dat leeft, dat kunt u wel zien: klimaatfinanciering. De VVD zegt dat China meer moet doen aan klimaatfinanciering. Maar Nederland biedt klimaatfinanciering volledig vanuit het ODA-budget, terwijl we in het Verdrag van Kopenhagen hebben afgesproken dat het additioneel moet zijn, dus bovenop het ontwikkelingsbudget moeten wij als rijk land, gezien onze historische uitstoot, onze verantwoordelijkheid nemen en extra bijdragen aan de klimaatfinanciering bovenop het ontwikkelingsbudget. Is de VVD het met mij eens dat, voordat we naar China gaan wijzen, we ook naar onszelf moeten kijken en dat we meer moeten gaan bijdragen?

De heer Klink (VVD):
Er is in 2009 een afspraak gemaakt. We waren samen met collega Van der Lee bij die briefing. Ik kan me voorstellen dat die getallen worden aangepast, ook na de nieuwe top, en dat er een nieuwe verdeelsleutel komt. Maar wat ik hiervan vind is: afspraak is afspraak. Je komt in ieder geval na wat je zou betalen. Als er nu nog landen zijn die überhaupt hun afspraken niet nakomen, vind ik dat meer prioriteit hebben dan om te zeggen of het nu wel of niet uit ODA komt.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Afspraak is afspraak. Maar dat betekent dus dat wij ons ook houden aan de afspraak dat klimaatfinanciering additioneel moet zijn en dat publieke middelen die naar klimaatfinanciering gaan niet te koste moeten gaan van het ontwikkelingsbudget. Ons ontwikkelingsbudget is al heel erg laag, is al veel lager dan we hebben afgesproken, namelijk slechts 0,51% van ons bbp in plaats van 0,7% van ons bbp. Dus het is al heel laag en dan gaan we daar ook nog alle klimaatfinanciering van betalen. En dan zegt uw partijleider: actie, actie, actie, op de klimaattop in Glasgow. Vindt u niet dat we dan ook echt over moeten gaan tot actie en ons aan de afspraken moeten houden?

De heer Klink (VVD):
U zoomt in op die 0,7. Je kunt ook zeggen: in 2015 was het 3,7 miljard en in 2022 is het 4,8 miljard en in 2025 is het 5,5 miljard wat wordt uitgegeven. Er zijn diverse ministeries die het met minder budget moeten doen. De LNV-begroting past volgens mij vier keer in dit budget. Dus om nu maar te zeggen dat het heel weinig is, dat ben ik gewoon niet met u eens. Nederland is echt een grote donateur, ook in absolute zin. Ik ben het niet met u eens om maar te constateren dat het ontwikkelingsbudget nagenoeg niets voor zou stellen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik was inderdaad bij die technische briefing. De stelling was niet dat Nederland zijn fair share leverde. De stelling van de onderzoeker was: Nederland doet wat destijds de interpretatie was van de afspraak die is gemaakt. Dat zijn echt twee verschillende dingen. Want als je kijkt naar de fair share, zou Nederland meer moeten bijdragen.

Maar mijn vraag is een andere. Uit het onderzoek op basis van de OECD-data blijkt dat Nederland buitenproportioneel veel via het private kanaal doet. Daar moet rendement op zitten, dat niet terechtkomt bij de armste landen. 27% van wat wij geven, blijft binnen Europa en gaat bijvoorbeeld naar Oost-Europese landen. Ik kom terug op mijn vorige interruptie. Ik deel de visie van de VVD niet. Zij maakt zich zorgen dat Nederlandse maritieme bedrijven opdrachten verliezen door de ondertekening van de verklaring in Glasgow. We zien dat de armste landen nog onvoldoende worden bereikt met onze klimaatfinanciering. Dat is ook een hindernis om de ambities van Glasgow en andere COP'en omhoog te tillen, omdat het Westen de beloften niet nakomt. Is het niet veel belangrijker dat we gezamenlijk proberen om projecten te initiëren waar Nederlandse bedrijven aan kunnen meehelpen en die ook de armste landen echt helpen bij adaptatie?

De heer Klink (VVD):
Dan heeft de heer Van der Lee het echt over de invulling van de klimaatfinanciering. Het was voor mij ook een eyeopener dat veel klimaatfinanciering naar landen binnen Europa gaat. Ik vind het een zeer wonderlijke constatering dat China hier geen aandeel in heeft. Ik vind dat landen die qua omvang van hun economie een bijdrage kunnen leveren, in eerste instantie ook aan zet zijn om een bijdrage te leveren. Ik vind dat dat meer urgentie heeft dan hier zeggen: we accepteren het dat die niet betalen en verder gaan we over tot de orde van de dag. Nederland zoomt er heel erg op in om iets in een bepaald land te doen. Dat wil ik absoluut niet bagatelliseren, maar het is een uitdaging om andere landen verder te krijgen. We lopen wat dat betreft eerder voorop dan achterop. Het is waar dat het bedrijfsleven heel veel doet, maar dat biedt ook weer perspectief. Zowel publiek als privaat, het bedrijfsleven, wil samen de schouders eronder zetten en stappen zetten als het gaat om onze klimaatambities.

Voorzitter, ik rond af. Nederland is een handelpowerhouse en mondiaal gezien een grote donateur van ontwikkelingssamenwerkingsgeld. Laten we de sectoren waar Nederland goed in is nog meer combineren met de grootste uitdagingen in ontwikkelingslanden. Ik denk dan vooral aan landbouw en water. Zo is Nederland een agrogrootmacht. Volgens Oxfam sterven er elke minuut elf mensen aan acute honger. Op deze global challenges kunnen Dutch solutions van toepassing zijn. Laten we ontwikkelingslanden helpen met slimme Nederlandse innovaties. En andersom: werk veel meer gelijkwaardig samen met Afrikaanse landen. Grootschalige investeringen kunnen een boost geven aan de economie in ontwikkelingslanden. Dat is zowel in het belang van die landen als in het belang van Nederland. Mensen in ontwikkelingslanden zijn steeds beter opgeleid, maar vinden geen fatsoenlijke baan in eigen land, met als gevolg dat ze emigreren naar Europa. Het is daarom heel goed dat er onlangs, na de COP26, een verkenning is gestart om samen met Namibië grootschalig in zonne-energie en waterstofontwikkeling te investeren. Hierdoor ontstaat een gelijkwaardige situatie, waar Nederland en de mensen daar, in dit geval Namibië, beter van worden. Laten we hier in deze interessante tijden, met grote transities, vooral mee doorgaan.

Tot zover.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik wil het precies over dit punt hebben. Er is een win-winsituatie mogelijk. De heer Klink heeft het vanuit de VVD logischerwijs over het Nederlandse bedrijfsleven. Dat heeft behoefte aan een grotere afzetmarkt. Maar ontwikkelingslanden hebben ook behoefte aan investeringen. Is dat niet juist hét argument om het ontwikkelingsbudget te verhogen naar 0,7%? Dat kan in de formatie, maar wellicht kunnen we dat deze dagen al doen. Want we lopen al jarenlang achteruit.

De heer Klink (VVD):
Die discussie, om het van 0,53%, in plaats van 0,51%, naar 0,7% van het bni te brengen, heeft mevrouw Teunissen ook al aangekaart. Dat is niet onze weg. Wij hebben veel meer fiducie in concrete projecten. Wij willen op dat gebied de handen ineenslaan. Daarom gaf ik dat voorbeeld van Namibië. In z'n algemeenheid zou er veel meer kunnen tussen blokken, bijvoorbeeld de Afrikaanse Unie en de Europese Unie, waarbij we via handelsakkoorden een slag willen slaan. Je kunt het dan ook over andere aspecten hebben, die natuurlijk uiteindelijk een impuls geven voor de arbeidsomstandigheden, het klimaat en het dierenwelzijn, zo u wilt; zaken die beide blokken belangrijk vinden. Het doel daarvan is dat beide partijen er een belang bij hebben om die stap te zetten.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Ik ben er een beetje stil van. In 2012 had de VVD een snoeiharde belofte: "We gaan 3 miljard euro bezuinigen op ontwikkelingshulp. We moeten omlaag naar 1,4 miljard euro." Mijn vraag is wat er in die tien jaar in godsnaam is gebeurd. U staat hier met een prachtig verhaal over vrouwenquota, energietransitie en klimaatfinanciering. Wat is er met de VVD gebeurd? U maakt met uw verhaal zelfs GroenLinks blij. Dat zou u genoeg moeten zeggen, denk ik. U verwees een beetje slinks naar het verkiezingsprogramma door te zeggen dat de VVD daarin ooit heeft gezegd dat we af moeten van ontwikkelingshulp; alleen noodhulp blijft dan nog over. U durft dat hier niet eens duidelijk en hardop te zeggen. Mijn vraag is: kunt u het niet gewoon beter schrappen? Want als de VVD serieus het budget voor ontwikkelingshulp omlaag wil brengen, dan zou het bij de formatie ook eens kijken naar de PVV.

De heer Klink (VVD):
Het is een beetje moeilijk om hier direct een vraag uit te halen, maar laat ik in ieder geval even iets rechtzetten. Ik heb niet gepleit voor vrouwenquota. Ik heb gezegd dat het mij opviel dat in handelsmissies het aandeel vrouwen nog steeds relatief laag is; dat ging dus niet over het OS-aspect maar over het handelsaspect. Ik riep alleen op: kijk nou naar organisaties die juist actief zijn in het internationaal ondernemen en waar vrouwen een positie hebben, en betrek die bij handelsmissies. Dat kan dus ook gewoon een missie zijn naar onze buurlanden. U hoeft op dat vlak dus niet de koppeling te leggen met ontwikkelingssamenwerking.

Het is waar dat in het verkiezingsprogramma staat dat wij als VVD staan voor opvang in de regio, de verplichte afdracht aan internationale organisaties en noodhulp. Daar staan wij voor, en niet voor de rest; zo staat het er ook. Maar goed, je zit altijd in een coalitie waarin er ook andere wensen zijn. Laat ik wel benoemen — dat zal u misschien goed uitkomen, maar dat is wel de realiteit van vandaag de dag — dat de structurele bezuiniging van 1,4 miljard onder Rutte II doorgetrokken wordt. Dat is ook een van de oorzaken waarom we nu structureel nog onder die 0,7% zitten.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
In de afgelopen tien jaar is er meer dan 50 miljard euro in de bodemloze put van ontwikkelingshulp gegooid, on your watch, onder leiding van de VVD. Waaruit moeten mensen in Nederland, bijvoorbeeld VVD-kiezers die helemaal niet zo'n voorstander zijn van ontwikkelingshulp, kunnen zien dat de VVD dit serieus meent? De VVD heeft minister Kaag in de afgelopen jaren bijvoorbeeld geen strobreed in de weg gelegd. Het staat alleen maar in het verkiezingsprogramma en voor de rest heeft de VVD er nooit serieus werk van gemaakt. Nogmaals, de enige manier om dat budget voor ontwikkelingshulp daadwerkelijk op nul te zetten, is om te formeren met de PVV, maar u belt niet eens.

De heer Klink (VVD):
Volgens mij moeten we dan een stukje teruggaan in de geschiedenis; dat is altijd interessant. In 2010 was er toch iets meer sprake van een soort samenwerking tussen VVD en PVV. Toen is er niet ingezet op een structurele bezuiniging op het OS-budget. Juist toen de PVV besloot weg te gaan en de samenwerking met de PvdA werd voortgezet, is er een structurele bezuiniging doorgevoerd. Ik wil dus niet zeggen dat er niets is gebeurd. Nogmaals, het klopt dat de VVD er niet voor pleit om het totale OS-budget naar nul te brengen, omdat er elementen in zitten die gewoon heel belangrijk zijn. Ik heb ze nu al een paar keer genoemd, maar ik wil ze best nog wel een keer noemen: noodhulp, opvang in de regio en de afdracht aan internationale organisaties. Ik zou het dus ook bijzonder raar vinden als ik er nu ineens voor zou pleiten dat het naar nul moet, want dat stond niet in ons verkiezingsprogramma.

De heer Hammelburg (D66):
Dat was een mooie opsomming van de heer Klink. Ik mis er nog eentje in dat rijtje, namelijk de ondersteuning van bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld. De VVD heeft bijvoorbeeld ook het Regenboogakkoord ondertekend. Daar staat dat ook echt in voor lhbti, maar ik kan me dat ook voorstellen voor vrouwen en meisjes, waar u het vaker over heeft. Dat vindt de VVD toch ook belangrijk in de ontwikkelingssamenwerking?

De heer Klink (VVD):
Volgens mij ben ik net wel duidelijk geweest over wat de VVD-prioriteiten zijn. Dit is dus niet wat van de VVD per se direct als allereerste moet, maar ik ben me natuurlijk bewust van het Regenboogakkoord en dat steunen we van harte.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb nog één vraag en die bouwt een beetje voort op de vraag die collega Van Dijk stelde. Ik weet ook wel hoe de VVD erin staat. Dat is echt geen GroenLinksbeleid; de PVV vindt ieder beleid dat links is van de PVV al gauw GroenLinksbeleid, maar helaas is dat niet helemaal zo. Maar de logica van de VVD vat ik niet helemaal. De realiteit is dat de ontwikkelingslanden nu een krimp hebben van meer dan 5% als gevolg van de coronacrisis. Het is ook een feit dat de klimaatfinanciering niet op orde is. Het is ook een feit dat de VVD ervoor pleit om de handelsvoordelen af te bouwen op het moment dat men niet meewerkt met het terugnemen van migranten die hier geen vluchtelingenstatus krijgen. Ik zie op geen enkele manier hoe de VVD nou bevordert dat er projecten van de grond komen die bijdragen aan de aanpak van het klimaatvraagstuk, laat staan projecten waar Nederlandse bedrijven weer van kunnen profiteren. De enige serieuze budgetten op Ontwikkelingssamenwerking wil de VVD alleen voor noodhulp inzetten. Uw verhaal is niet rond. U moet meer geld besteden als u de ambities die u zegt te hebben, wilt realiseren. Bent u dat met mij eens?

De heer Klink (VVD):
Als ik het met de heer Van der Lee eens zou zijn, zou ik inderdaad een GroenLinksprogramma volledig omarmen. Dus nee, dat ben ik niet met u eens. Wat de klimaatfinanciering betreft: ik heb net het punt gemaakt dat we wat mij betreft een zeer kundige minister hebben die ook internationaal aanzien heeft. Ik zou dus zeggen: laten we deze minister vooral zo veel mogelijk benutten om andere landen te mobiliseren om ook hun bijdrage te leveren aan klimaatfinanciering. Laten we die stappen zetten. Via de diplomatie kan je daar ook stappen zetten. Daar geloof ik in. En voor de rest is het een andere ideologie. Wij geloven meer in handelen op basis van gelijkwaardigheid tussen verschillende landen. Of je nou een ontwikkelingsland bent of een land als Nederland, als je akkoorden met elkaar sluit, heb je van beide kanten belangen om handel met elkaar te drijven en afspraken te maken over hoe je dat vorm wil geven.

De voorzitter:
Dank u wel. We gaan luisteren naar de volgende spreker. Dat is de heer Jasper van Dijk. O, er is nog een spijtoptant, die ook iets van u wil weten. Het is mevrouw Koekkoek van de fractie van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
We moeten natuurlijk niet te vroeg naar huis, voorzitter. Dat zou zonde zijn. Juist op het punt van die gelijkwaardigheid, uit de laatste zin van de heer Klink, wil ik nog wat vragen. Eerder in het betoog hoorden we namelijk dat de VVD voornemens is om de importtarieven van landen alleen te verlagen op het moment dat zij mensen die naar die landen terug moeten keren, daadwerkelijk opnemen. Maar heel vaak heeft dat helemaal niet als reden dat landen niet willen. Er zijn ook andere redenen voor. En juist als we het dan hebben over gelijkwaardigheid, investeren en het opbouwen van partnerschap, kan ik dat daar niet mee rijmen. Mijn vraag aan de VVD is daarom: hoe werkt dat dan?

De heer Klink (VVD):
Dat heb ik net al een paar keer geprobeerd aan te geven. Wat ons betreft is gelijkwaardigheid echt dat je over een bepaald product of producten een akkoord met elkaar sluit en dat je dan verdergaat. Je ziet elkaar als gelijken, om uiteindelijk te leveren en daarvoor te betalen, en dan zou je ook iets met tarieven kunnen doen. Dat kan bijvoorbeeld voor een jonge man of vrouw uit een willekeurig Afrikaans land een prikkel zijn om in dat land te blijven en daar te werken, omdat hun producten uiteindelijk ook naar de Europese of de Nederlandse markt zouden kunnen gaan.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dat kan ik heel goed volgen. Maar eerder in het betoog werd juist een conditionaliteit aangekondigd: alleen lage importtarieven op het moment dat een land meewerkt aan terugkeer. En dat bevordert die ontwikkeling juist helemaal niet, want op zo'n moment zeg je dat producten alleen maar onder lage tarieven mogen worden geïmporteerd en geëxporteerd als een bepaald land zich houdt aan de regels die wij opleggen wat betreft migratiebewegingen van mensen. Daar hoor ik de gelijkwaardigheid niet in terug.

De heer Klink (VVD):
Dat zijn eigenlijk twee verschillende dingen, inderdaad. Dit gaat over het punt van migratie, waarbij je nu dus acuut een tool in handen hebt. Maar voor het andere punt zou, op een hoger niveau, de WTO een heel goed instrument kunnen zijn. En dat is het veel meer handel met elkaar drijven op basis van akkoorden, waardoor die tarieven überhaupt niet aan de orde zijn. Dat is natuurlijk het ideaalbeeld. Ik vind echt dat we daarop moeten inzetten, en volgens mij vindt u dat ook. Dat heeft prioriteit en daar moeten we echt vol op inzetten. Dat kan echt nog wel een tandje beter. Maar de realiteit van vandaag de dag is dat er natuurlijk wel iets is met migratiestromen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Jasper van Dijk van de fractie van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zet in op vier minuten, voorzitter, so far, en misschien wel op iets minder, want dan kan ik in de tweede termijn nog iets meer doen.

Voorzitter. We hebben een indrukwekkende brief gekregen van het Platform Humanitaire Actie, van allerlei ngo's. Er staan ook cijfers in, die zeer zorgwekkend zijn. Je ziet dat het aantal mensen dat afhankelijk is van noodhulp, humanitaire hulp, in de afgelopen tijd is verhoogd vanwege corona. Het is verhoogd naar 250 miljoen mensen. Een op de tien mensen lijdt honger. 82 miljoen mensen zijn op de vlucht als gevolg van geweld en het klimaat. De ongelijkheid neemt snel toe, met name dus door de coronacrisis. Wat dat betreft is actie nodig en ik deel dan ook het pleidooi om het basisbudget voor noodhulp nu te verhogen van 370 miljoen naar 400 miljoen euro. Ik heb daarvoor een amendement ingediend. Misschien voelt de heer Klink daar ook wel voor, want hij hield ook een warm pleidooi voor noodhulp. Wat dat betreft ben ik het dus helemaal met hem eens, maar dan zeg ik ook: put your money where your mouth is.

Voorzitter. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking is een ander verhaal. Daar is een gat van ongeveer 1,4 miljard euro in geslagen. Het kwam al even voorbij. Dat is vanaf het kabinet Rutte II gebeurd. Het is natuurlijk nogal spannend wat de nieuwe coalitie — als die er ooit komt — daarmee gaat doen. Wordt dat gat dan gedicht of blijft het nog bestaan? Misschien dat de formerende partijen daar wat over willen zeggen. Kijk!

De voorzitter:
Hier komt het. De heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):
Ja, want deze vraag ging toch wel komen als ik aan de beurt zou zijn. Dat is zo meteen. U weet wat er in het verkiezingsprogramma van D66 staat: 0,7%. Maar ik heb ook het verkiezingsprogramma van de Socialistische Partij gelezen en de doorrekening door het CPB gezien. Daar staat dat we, volgens de Socialistische Partij, gewoon op de huidige voet van 0,52% bnp door kunnen gaan. Dus ik snap niet waar deze vraag van de heer Van Dijk vandaan komt, want uw doorrekening en verkiezingsprogramma zeggen iets anders.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank voor deze interruptie. Dat spaart mij er inderdaad weer eentje uit. Volgens mij is wat de heer Hammelburg zegt onjuist. Volgens mij gaan wij zelfs naar 0,8%, dus wat dat betreft hoeft u zich geen zorgen te maken.

Voorzitter. Denk ook aan de gelden voor seksuele gezondheid en reproductie en de bestrijding van hiv/aids. We hebben vorig jaar een motie ingediend om die gelden op niveau te houden. Wij willen natuurlijk dat het de komende jaren ook op niveau blijft, dus graag een reactie van de regering op dat punt.

Voorzitter. Dan de handelsverdragen. Het omstreden CETA-verdrag met Canada ligt nog wel even in de Eerste Kamer. Het ligt er al een tijdje en het ligt er, volgens mij, voorlopig ook nog wel, omdat daar op de een of andere manier geen vooruitgang in wordt geboekt. Wellicht heeft dat te maken met het gebrek aan steun ervoor. Dat vind ik niet heel erg, want ik vind het CETA-verdrag geen goed verdrag, met name door die omstreden private rechtbank die erin zit. Dat is wel het minste wat eruit geschroefd moet worden. Hetzelfde geldt voor het Mercosur-verdrag met een aantal Zuid-Amerikaanse landen. Nou horen wij het gerucht dat de Europese Commissie bezig is om aparte voorstellen te maken voor allerlei zaken, om op die manier die handelsverdragen verder te brengen. Dat lijkt ons geen goed idee. Je moet niet met knip-en-plakwerk en inlegvelletjes zo'n verdrag er alsnog doorheen proberen te jassen. Doe het goed of doe het niet. Is de minister dat met mij eens?

Voorzitter. Dan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zoals iedereen weet, hebben ChristenUnie, GroenLinks, Partij van de Arbeid en ondergetekende daar een wet voor liggen. Wij willen dus dat dit landelijk wordt geregeld. We zien een lobby, vooral vanuit het bedrijfsleven, die vindt dat je het Europees moet regelen. Maar dat is vooral heel erg vertragend. Ik vraag deze minister hoe hij daarnaar kijkt. Is hij het met ons eens dat je dat gewoon landelijk moet regelen? En steunt hij dan ook onze oproep om wetgeving daarvoor zo snel mogelijk te omarmen?

De heer Klink (VVD):
Ik wilde toch nog even reageren op het imvo en op het feit dat de heer Van Dijk net zei dat vooral het bedrijfsleven dat Europees zou willen. Volgens mij hebben wij samen bij een briefing van de SER gezeten, waar het toegelicht is. Mij staat bij dat de werknemers het toch ook volmondig omarmden om het juist Europees te implementeren. Dus ik neem aan dat dit een omissie was in uw toespraak.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat klopt. Ik was met de heer Klink bij een bijeenkomst van de SER. Zij hebben dat toegelicht. Dat is helemaal waar. Daar zat de vakbond ook bij. Maar de heer Klink heeft toen ook gehoord dat er wel wat kritiek was op dat advies van de SER, namelijk: kwam dat niet te veel vanuit één bepaalde kant? Mijn opvatting en die van een aantal andere partijen is: regel het nou landelijk, regel het goed. Dan kan Europa daar een voorbeeld aan nemen.

Voorzitter. Ik ga naar een afronding, want de tijd vliegt. Over de oneerlijke verdeling ...

De voorzitter:
Ja, maar de heer Amhaouch ...

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ai, nou wordt het serieus.

De voorzitter:
... heeft nog een interruptie voor u.

De heer Amhaouch (CDA):
Ja, we moeten nu heel serieus worden. De SP en een aantal andere partijen zeggen dat we de IMVO-convenanten nationaal moeten gaan doen. Het CDA zegt dat we nationaal moeten kunnen voorbereiden wat we Europees gaan doen. Want handel is Europees. De economie van Nederland is Europees. Maar we hebben ook nog steeds die convenanten. We hebben bijvoorbeeld goede ervaringen met de textielconvenanten. Een aantal andere convenanten lopen nog steeds, maar we lezen dat het kabinet schrijft dat de overheid zich uit die convenanten wil terugtrekken. Hoe ziet de SP dit? Is de SP het eens met het CDA dat ook de overheid voorlopig, zolang we nog geen wetgeving hebben, nationaal of Europees, aan tafel moet blijven zitten om die IMVO-convenanten door te trekken?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, zolang we geen wetgeving hebben, vind ik het zorgelijk als de overheid zegt dat ze zich daaruit terugtrekt. Daar hoor ik dus graag een toelichting op. Maar het mooiste is natuurlijk als we eerst die fantastische wet van Ceder c.s. aannemen om het landelijk stevig neer te zetten, als een soort voorbeeldfunctie. Nederland neemt dan weer de gidslandfunctie in, waar Europa dan mee aan slag om maatschappelijk verantwoord ondernemen echt Europabreed te regelen.

Voorzitter, ik was aan mijn afronding toe.

De voorzitter:
U maakt het spannend, hè?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat doe ik niet. Nederland gaat 27 miljoen vaccins doneren via COVAX. Met een vaccinatiegraad van tussen de 0% en 5% in Afrika zijn we er nog lang niet. We zitten pas op 7 miljard van de 11 miljard benodigde vaccins. Wat vindt de regering daarvan? De patenten zijn de grootste horde. De TRIPs-waiverplannen van India in Zuid-Afrika moeten dan ook volmondig worden gesteund. Deelt de regering die mening?

De voorzitter:
Dank u wel. Tot op de seconde nauwkeurig. De heer Hammelburg is door zijn interrupties heen, maar hij heeft wel nog een kwartier spreektijd. Het woord is aan hem.

De heer Hammelburg (D66):
Dank u, voorzitter. Nou ja, geen interrupties meer … Dan moet het maar hier aan de interruptiemicrofoon als ik spreek, vrees ik.

Voorzitter. Laat ik beginnen met een half excuus aan de SP. Ik zie de heer Van Dijk nog achter in de zaal staan. Het verkiezingsprogramma van de Socialistische Partij had het inderdaad over 0,7% van het BNI voor ontwikkelingssamenwerking. De doorrekening van de tegenbegroting voor 2022 spreekt daar echter niet over. Dat had ik natuurlijk netjes moeten vermelden, vandaar mijn halve excuus aan de heer Van Dijk.

Voorzitter. Met onze open samenleving en open economie heeft Nederland verantwoordelijkheid voor en belang bij het zorgen voor internationale stabiliteit, veiligheid en een rechtvaardige wereld. Bijdragen aan een eerlijke en duurzame ontwikkeling is niet alleen het juiste wat we moeten doen. Het is ook een keiharde voorwaarde voor stabiliteit en veiligheid. Ik zeg daar tegen die zijde van de Kamer ook maar even het volgende bij. Ik wijs per ongeluk naar mevrouw Kuik, maar die bedoelde ik echt niet. Ze keek al gechoqueerd. Ik kijk naar de PVV. Het is ook onze veiligheid. Daar ging ons debatje zojuist ook over.

Voorzitter. Neem bijvoorbeeld het floreren van ons bedrijfsleven. In een derde van ons bedrijfsleven en van onze economie verdienen we ons geld met handel, met open handelsstromen. Daarvoor heb je bijvoorbeeld die vrede en stabiliteit nodig. Het is ook waar ongeveer een derde van de Nederlanders zijn brood mee verdient.

Ik zei al het volgende. En dat herhaal ik graag, maar goed, daar hoeft dan niet iedereen het mee eens te zijn. Ik hoop dat een meerderheid in deze Kamer dat wel is. Ik zei al: Nederland heeft ook gewoon een morele plicht om armoede de wereld uit te helpen, klimaatverandering wereldwijd tegen te gaan en de meest kwetsbaren in deze wereld te steunen. Dat vraagt om een actieve inzet op zowel ontwikkelingssamenwerking als op buitenlandse handel.

Voorzitter. De coronapandemie heeft niet alleen heel veel leed in Nederland en heel veel leed in Europa veroorzaakt. De impact wereldwijd is gigantisch en komt dubbel zo hard aan in die landen die er al zo moeilijk voor stonden. Het raakt de meest kwetsbaren het hardst, extra hard. Verschillende VN-organisaties hebben al berekend dat de ontwikkeling die we de afgelopen jaren ook in het kader van de MDG's en nu de SDG's hebben opgebouwd, vijf jaar in de tijd is teruggeworpen. Bovendien zien we nu dat vrijheden hard worden aangevallen en dat kwetsbare groepen als vrouwen en meisjes — al zou ik die, als helft of meer dan de helft van de wereldbevolking, niet graag als kwetsbare groepen noemen — lhbti+ en mensen met een handicap meer dan ooit te lijden hebben onder meervoudige discriminatie en uitsluiting van de meest basale basisbehoeften als voedsel, onderdak, safe havens en gezondheidszorg. Dan noem ik er nog maar een paar.

Bij die meest kwetsbaren en het maatschappelijk middenveld, dat hen door dik en dun ondersteund, wil ik vanavond als eerste stilstaan. Het zijn deze organisaties in het maatschappelijk middenveld die vaak met gevaar voor eigen leven hulp bieden aan deze kwetsbare groepen. Sinds de uitbraak van corona moesten zij tegelijkertijd hun capaciteit inzetten om de gevolgen van corona het hoofd te bieden en daarnaast hun activiteiten voortzetten, vaak onder afspraken met donoren. Ondertussen nam hun financiering juist wereldwijd af. Het was veel meer werk met veel minder middelen.

Nederland heeft dankzij jarenlange inzet op ondersteuning van het maatschappelijk middenveld een ontzettend grote bijdrage geleverd aan de opbouw van duurzame capaciteit van ngo's en van community-based organisaties. Door deze pandemie dreigt een deel van deze opbouw als sneeuw voor de zon te verdwijnen door het geweld van het coronavirus, terugtrekkende financiering en de verder krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Daarom heb ik zojuist samen met het CDA, de Partij van de Arbeid en GroenLinks een amendement ingediend om het bestaande Civic Space Fund met 7,5 miljoen euro op te hogen. Via dit fonds worden lokale organisaties in het maatschappelijk middenveld ondersteund. Het is voor de mensen in de frontline, die opkomen voor de meest kwetsbaren.

Voorzitter. Daarnaast heb ik nog een specifieke vraag over Nederlandse steun aan de wereldwijde interseksebeweging. Ik weet dat die heel specifiek is, maar de afgelopen jaren is die er met volgens mij een ton per jaar wel geweest. Nederland is een van de weinigen, als niet het enige land dat deze beweging ondersteunt. Het is de i van ons lhbti-beleid dat onderdeel is van ons buitenlandbeleid en prioriteit van ons OS-beleid. Die financiering is afgelopen aan het eind van dit jaar. Ik zie dat er geen vervanging is, omdat de interseksebeweging simpelweg te klein is om in aanmerking te komen voor grotere funding. Ik noem bijvoorbeeld de drempelcriteria van 5 miljoen bij OS-beleid dat we als Nederland hanteren. Dat komt deze beweging niet ten goede. Mijn vraag aan de minister is of er een mogelijkheid is om dit ergens dan wel te compenseren, om er toch voor te zorgen dat de interseksebeweging ook hierin ondersteuning krijgt. Ik overweeg hierop een motie.

Voorzitter. Dan de coronavaccins. Vooruitlopend op ons coronadebat over twee weken, heb ik toch al wat updatevragen aan de minister. Samen met andere partijen in dit huis, bijvoorbeeld ChristenUnie en GroenLinks, dringt D66 al lange tijd aan op vaccindonaties. In juni nog diende ik met collega Bikker van de ChristenUnie — ik kijk maar even naar de heer Ceder — een motie in met een heel duidelijke opdracht aan het kabinet: kom met een concreet, gefaseerd donatiebeleid voor de wereldwijde vaccinatiecampagne van COVAX. Het kabinet geeft daadwerkelijk uitvoering aan deze motie, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik wel wat gefrustreerd ben over de mate van uitvoering en het tempo van de uitvoering van deze motie. Daarover heb ik dus twee vragen. Een. Kan de minister een actuele update geven over de stand van zaken, deze week? Gaan we ons doel voor dit jaar halen? Vandaar dat ik ook "deze week" zeg, want het jaar is bijna voorbij. Kan de minister ook aangeven wat de internationaal geformuleerde behoefte is voor de komende jaren? En hoe denkt Nederland daaraan te gaan bijdragen?

Voorzitter. De pandemie heeft ook heel wat losgemaakt bij het Nederlandse bedrijfsleven. Dat hebben we hier meermaals besproken. We hebben ook aangegeven dat de handelsstromen die in gevaar zijn gekomen door de pandemie, daadwerkelijk een bedreiging zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven, voor de Nederlandse economie en daarmee ook voor een derde van onze banen. Er zijn heel veel bedrijven echt keihard geraakt door die pandemie. Er zijn ook bedrijven die zich er goed doorheen hebben weten te slepen. Daarmee hebben die eigenlijk ook een bijzondere verantwoordelijkheid om de Nederlandse economie als geheel te onderstutten door de coronapandemie wereldwijd te bestrijden. Ik weet dat er vorig jaar een bijeenkomst is geweest waarbij ook Nederlandse bedrijven geld hebben bijgedragen aan het COVAX-programma. Mijn vraag is: was het genoeg? Moet de private sector niet meer bijdragen? Dan doel ik vooral op die bedrijven die zich goed door de coronapandemie hebben weten te slepen en niet op de bedrijven die nu lijden. Laat ik dat nog een keer vermelden. Moeten we niet nog een keer een conferentie, een hernieuwde conferentie of zoiets, organiseren, waarbij we meer geld inzamelen, ook vanuit de private sector?

En dan stop ik even, want ik zie de heer Van der Lee bij de interruptiemicrofoon staan.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil graag nog even een vraag stellen aan de heer Hammelburg over solidariteit met de armste landen als het gaat om de bestrijding van de pandemie. Nederland heeft 27 miljoen vaccins ter beschikking gesteld. Daar was wat juridisch gedoe over, maar dat schijnt nu opgelost te zijn. Maar als het gaat om de logistieke ondersteuning, om het transport, om ervoor te zorgen dat het daar wordt ingediend, levert Nederland geen fair share. En dan ga ik niet de obligate vraag stellen of D66 zich hard genoeg gaat inzetten voor een hoger budget, want daar ga ik ga van uit. Maar is de heer Hammelburg het niet met mij eens dat het, gelet op de ernst van de pandemie en de traditie van kasschuiven bij ontwikkelingssamenwerking, misschien verstandig is om op dit punt wat geld vanuit de toekomst nu in te zetten, om ook aan die logistieke kant als Nederland een hogere fair share te leveren aan de pandemiebestrijding elders op de wereld, aangezien dat ook uit eigenbelang cruciaal is?

De heer Hammelburg (D66):
De heer Van der Lee vraagt eigenlijk of D66 bereid is om meer geld in te zetten dan bijvoorbeeld de 20 miljoen voor COVAX, ook voor andere problemen rondom de aanpak van de pandemie. Ik ben op zich gecharmeerd van die gedachte. Ik wil daar wel met de heer Van der Lee over nadenken. Maar laat ik ook gewoon bekennen ... Nou, ik kan het bevestigen, want ik hoef het niet te bekennen. Ik weet dit namelijk. De coronabestrijding is namelijk een van mijn prioriteiten, al sinds ik in de Kamer zit. Maar laat ik inderdaad zeggen dat het niet alleen om die vaccinaties gaat. Het zou te makkelijk zijn om dat te doen. Het is wel prioriteit nummer één, maar probeer die vaccinaties vervolgens ook nog maar eens gekoeld op locatie te krijgen. En probeer vervolgens ook nog maar eens wat te doen aan bijvoorbeeld een gebrek aan wil binnen de Europese Unie om iets met de TRIPs-waiver te doen. Daarvoor heb ik overigens vorige week in een handelsdebat — ja, zo gaat dat — ook gevraagd om bijvoorbeeld te kijken naar compulsory licensing. Zo zijn er tal van maatregelen bij de aanpak van de coronabestrijding waarin de heer Van der Lee en ik elkaar gewoon kunnen vinden. Ik ben gecharmeerd van iedere gedachte waarmee we dat sneller bij elkaar kunnen brengen.

En als het in brede zin over meer geld gaat bij ontwikkelingssamenwerking, zoals alles, dan kent u ons verkiezingsprogramma en onze inzet in de formatie.

Dan zie ik nog …

De voorzitter:
Ja, maar de voorzitter ziet de mensen. Meneer Klink, neem ik aan.

De heer Klink (VVD):
Ik hoorde de heer Hammelburg net over corona en COVAX praten. Hij zei dat er meer inzet nodig was van de private partijen. Is de heer Hammelburg het met mij eens dat private partijen — ik noem Janssen en het moederbedrijf Johnson & Johnson — wel echt stappen zetten en ook wel hun verantwoordelijkheid nemen? In het betoog van de heer Hammelburg klinkt het nu een beetje alsof het allemaal nog veel te summier is. Dat zou een verkeerde weergave van de werkelijkheid zijn wat mij betreft. Is de heer Hammelburg dat met me eens?

De heer Hammelburg (D66):
Nee, want ik heb het niet gezegd. Ik heb het niet over de farmaceutische industrie gehad. Ik had het over de private sector in brede zin in Nederland. Ik ben erkentelijk dat de farmaceuten zich keihard hebben ingezet en dat de medewerkers van de farmaceuten keihard de klok rond hebben gewerkt om de vaccins zo snel op de markt te brengen. En ja, dat is ook vaak met overheidsgeld en -subsidie gebeurd en ja, we kunnen het met de farmaceutische industrie ook hebben over de verdere verspreiding en de productieaantallen, maar ik heb het in dit geval over andere bedrijven. Een aantal daarvan hebben echt bedragen van 10 miljoen of meer geleverd in de afgelopen anderhalf jaar. Ik vond dat een heel goed voorbeeld. Ik zou dat herhaald willen zien. Ik denk dat er heel veel meer nodig is, ook in hun eigen belang. Ik denk uiteindelijk zelfs dat ze er winst op kunnen maken, om het maar even op een platte manier te zeggen. Volgens mij is dit trouwens ook iets waar de VVD zich heel erg in kan vinden: dat partijen in de private sector bijdragen aan maatschappelijke issues. Laat daar dus geen misverstand over bestaan.

Ik ga door, voorzitter. Tot zover mijn vragen over COVAX, want over twee weken hebben we nog een debat over de wereldwijde coronabestrijding. Ik wil het graag nog even over Glasgow hebben. Daar is het ook al over gegaan bij de vorige drie sprekers, ten minste in interruptiedebatjes. Daar vinden we natuurlijk niks over terug in deze begroting, want toen COP26 plaatsvond, was de begroting al geprint. Ik zou Glasgow hier wel willen vieren. Ik denk ook dat we dat echt met z'n allen moeten doen. Ik ben ontzettend verheugd dat Nederland toch onderdeel is geworden van de koplopersgroep om fossiele investeringen te stoppen. Eerder nam de Kamer een motie aan van D66 en GroenLinks, niet van mij en de heer Van der Lee maar van de heren Sjoerdsma en Van Ojik, om het buitenlandbeleid in lijn te brengen met Parijs. Ik zou nu zeggen: laten we het buitenlandbeleid en het OS-beleid in lijn brengen met niet alleen Parijs, maar nu ook met Glasgow. Ik overweeg hierover een motie.

Een paar vragen aan de minister. Wat betekent Glasgow voor onze handelsinstrumentaria? Ik geloof dat het de heer Van der Lee was die dit zojuist ook benoemde in een interruptiedebatje. Een interessante gedachte: laten we onze handelsinstrumenten gewoon verduurzamen en zorgen dat we dat allemaal langs de lat van de duurzaamheid en van Parijs en Glasgow leggen. Als we financiële projecten ondersteunen of investeringen ondersteunen vanuit Invest International, vanuit FMO of wat je ook kunt bedenken, hoe toetsen we dat dan op ontwikkeling en duurzaamheid? Volgens mij gaat de heer Ceder het later nog hebben over de SDG-toets, dus hij komt daar zo meteen op terug, maar ik zou zeggen: laten we dit ook doortrekken naar de handelsinstrumentaria.

Ik race door de tijd, dus ook maar even door mijn tekst. Ik dacht dat ik het met tien minuten kon, maar dat was ijdele hoop, voorzitter. Wat betreft het mkb en internationalisering sluit ik me grotendeels aan bij de vragen van de heer Klink. Ik heb ook voornamelijk zorgen over het kleinbedrijf en het kleiner middenbedrijf, om het maar zo te zeggen, en de aanspraken op ondersteuning om de internationale markt op te gaan. Dat gaat nog steeds niet heel erg makkelijk. De doorgroei van kleine middenbedrijven is nog niet heel erg makkelijk en internationale handel, zeker binnen de Europese Unie, speelt daar een grote rol. Ik onderschrijf dus de vragen van de heer Klink op dit onderwerp, specifiek over financiering en de ondersteuning daarvan.

Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag over imvo. Ook daar gaan we het later nog over hebben in een ander debat, dus ik wil me beperken tot één simpele vraag. Sociale partners hebben aangegeven dat in afwachting van nationale dan wel Europese wetgeving de convenanten en de rol van de Nederlandse overheid toch echt wel essentieel zijn. Ik begrijp dat als wij volgend jaar wetgeving zouden invoeren, waar die wetgeving dan ook vandaan komt, het raar zou zijn om weer een traject van drie of vijf jaar op te tuigen. Tegelijkertijd is een terugtrekkende overheid in afwachting en anticipatie van wetgeving ook onwenselijk. Heeft de minister een plan om in deze situatie iets van een overbruggingsbeleid te formuleren, zodat het vele werk van die convenanten niet dreigt te verdrinken? Dat is namelijk wat de sociale partners, zowel de vakbonden als de bedrijven, nu aangeven. Die zijn het daarover eens.

Voorzitter, dan vergeet ik vast nog iets. Nee, ik heb nog een kleintje. Nou, niet een kleintje: de 750 miljard euro van het EU-Herstelfonds. We weten dat RVO en andere onderdelen van de overheid ondersteuning hebben verleend voor handelsmissies om ervoor te zorgen dat met het geld dat door het EU-Herstelfonds wordt besteed in andere EU-landen, ook Nederlandse bedrijven mee kunnen investeren, kunnen bijdragen en daar eventueel ook iets van terugzien. De vraag is: zijn er nog meer van dat soort plannen het komende jaar?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. 10 minuut 27, maar dat ronden we af op 10 minuten. Dat heeft u tot op de seconde nauwkeurig bij elkaar gesjacherd. Dan gaan we luisteren naar de heer Gijs van Dijk van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Wereldwijd hebben bijna 250 miljoen mensen humanitaire hulp nodig, heeft 1 op de 10 mensen honger, zijn 82 miljoen mensen op de vlucht voor geweld, onderdrukking en de klimaatcrisis, en zijn in tenminste 114 landen de rechten van burgers sterk ingeperkt. Terwijl onze vaccinatiegraad 85% is, halen veel Afrikaanse landen de 1% niet eens. Daarbovenop zullen de sociale en economische gevolgen van de COVID-19-crisis nog lang doorwerken. Vanuit mijn vakbondsachtergrond en na vijf jaar woordvoerderschap Sociale Zaken ben ik mij door en door bewust van de kwetsbare positie waar vele Nederlanders in verkeren en van de aandacht en kracht die nodig is om dat te veranderen en te verbeteren. Maar dat neemt niet weg dat we onze ogen nooit mogen en moeten willen sluiten voor de miljoenen mensen wereldwijd die het evengoed zwaar en vaak nog vele malen zwaarder hebben. Daarmee werp ik geen schuldvraag op, maar doe ik een beroep op ieders empathisch vermogen. Ik daag uit om te dromen over een wereld waarin iedereen gelijke kansen heeft, waarin het niet uitmaakt waar je geboren bent of welke religie je ouders aanhangen. De Partij van de Arbeid wil juist in deze tijd van toenemende polarisatie liever dan ooit weg uit de loopgraven en op zoek naar kansen waar we uiteindelijk allemaal beter van worden. Laat het wereldwijd vaccineren daar nu een ongekend helder voorbeeld van zijn. Wij als Nederland en als Europese Unie zijn op ongelofelijk veel manieren verbonden met de mensen over wie wij het vandaag hebben. De keuzes die wij, maar zeker ook onze ondernemers, met onze financiële middelen maken, kunnen aan de andere kant van de wereld het verschil maken, het verschil tussen wel of geen eten, wel of geen opleiding, wel of geen toekomst. Daarom is het goed dat we vanavond deze begroting bespreken. Laten we niet wachten op een nieuw kabinet. Laten we nu een concrete bijdrage leveren.

Voorzitter. Hoewel de huidige economische cijfers bewijzen dat een disbalans op de begroting niet direct tot rampspoed leidt, blijft deze begroting steken op ongeveer 0,53% van het bnp. Mijn vraag is: waarom is dat? Vorig jaar al kreeg het kabinet advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken om tenminste 1 miljard extra vrij te maken voor ontwikkelingshulp. Mijn oproep aan het kabinet: verhoog het budget nu, tot 0,7%.

Voorzitter, dan iets positiefs. Ik wil de minister danken voor de blijvende inzet op kinder- en vrouwenrechten. Kinderen en vrouwen zijn de grootste slachtoffers van de doorwerking van de covidcrisis. Zij zijn vaak de eerstelijnszorgmedewerkers. Ze zijn oververtegenwoordigd in de informele economie en daardoor financieel meer kwetsbaar, bijvoorbeeld wanneer internationale bedrijven als gevolg van winkel- en grenssluitingen opeens orders annuleren.

Er is ook een toename van seksueel en gendergerelateerd geweld sinds de coronapandemie. Er is nog altijd geen actieplan voor de bestrijding van deze schaduwpandemie. Er zijn vooralsnog geen specifieke middelen vanuit de Nederlandse COVID-19-respons aan besteed. Wat is nu de concrete inzet bij de bestrijding van gendergerelateerd geweld als gevolg van de COVID-19-crisis? Om te bevorderen dat de inzet van deze minister ook uitmondt in effectief beleid, wil ik de minister vragen of hij bereid is om de gendermainstreaming serieus en structureel onderdeel uit te laten maken van het beleid. Als niet overal voldoende inzet is om dit serieus en structureel onderdeel uit te laten maken van de reguliere taken, is er onvoldoende zicht op effecten van ontwikkelings- en noodhulp, vrede- en veiligheidsbeleid en beleidsuitvoering. Worden vrouwen en meisjes wel bereikt? Zijn er voor hen nadelen? Wie houdt het in de gaten als er bijvoorbeeld weer nieuw handelsbeleid wordt gemaakt of bestaand beleid wordt getoetst? Hoe kijkt de minister daarom aan tegen het opstellen van een nationaal implementatieplan conform de criteria van het EU Gender Action Plan, vergelijkbaar met het Nationaal Actieplan rond Vrouwen, vrede en veiligheid?

Coherentie is ook nodig voor de duurzame ontwikkelingsdoelen. Hoe draagt het kabinetsbeleid bij aan welke ontwikkelingsdoelen? We hebben een brief ontvangen over een effectieve en integrale uitvoering van de SDG-agenda en de coördinatie daarop. Deelt de minister de opvatting dat deze coördinatie ook inhoudelijk iets moet gaan voorstellen en dat een coördinerend bewindspersoon dan ook formele bevoegdheden moet hebben om die SDG-toets uit te laten voeren?

Voorzitter. We zijn het er allemaal over eens dat de steun voor het versterken van het maatschappelijk middenveld hoognodig is. Er zouden wat ons betreft extra middelen beschikbaar moeten komen boven op de huidige inzet en naast de inzet van multilaterale kanalen. Daarom heb ik samen met de collega's Hammelburg, Kuik en Van der Lee een amendement ingediend. Het liefst zouden we middelen in het Civic Space Fund verdubbelen. De financiële ruimte is er op de begroting. Hoe kijkt de minister daarnaar?

Dan de besteding van de middelen. Hoe mooi zou het zijn als de organisaties die ook innovatief kunnen inzetten en de krachten kunnen bundelen om de maatschappelijke ruimte te verdedigen? Deelt de minister die gedachte? Is hij bereid het mogelijk te maken dat de middelen uit het Civic Space Fund ingezet kunnen worden met die focus en met zo min mogelijk vooraf opgelegde beperkingen op basis van thema en soort organisatie?

Voorzitter. De Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert ook meer in te zetten op armoedebestrijding. Ik hoef deze minister niet te vertellen dat cash transfers voor onderwijs en gezondheidszorg belangrijke elementen zijn in de strijd tegen armoede, samen met een leefbaar loon en eerlijke handel. Over dat laatste hebben we inmiddels een brief ontvangen met de bouwstenen voor IMVO-wetgeving. Die wetgeving — de heer Jasper van Dijk zei het al — is nodig, want die is eerlijker, niet alleen voor de hele keten, maar ook voor de Nederlandse ondernemingen die de IMVO-richtlijnen naleven terwijl hun concurrenten dat niet doen. Het is eerlijker voor de consumenten, die graag het goede willen doen en voor wie het nu lastig is de juiste keuzes te maken. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Voorzitter, tot slot. Corona is niet weg uit Nederland en niet weg uit Europa. Het zal niet snel verdwijnen uit de wereld zolang de vaccinatiegraad in ontwikkelingslanden achterblijft. Mensen zullen niet alleen onnodig ziek worden, maar het virus krijgt ook meer kans om te muteren tot een gevaarlijke vorm. Ook economisch zal de schade verder oplopen zolang beperkingen voor internationale handel blijven bestaan. Daarom wil ik de minister vragen welke mogelijkheden hij ziet om de Nederlandse bijdrage aan COVAX te versnellen. Op welke termijn kan COVAX over de toegezegde 27 miljoen vaccins beschikken? En wat is de inzet op het delen van patenten en kennis zodat productie van vaccins wereldwijd vergroot kan worden en landen minder afhankelijk worden van de resten, nu de landen in de westerse wereld nog steeds grootschalig vaccins inkopen voor eigen gebruik?

Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Mijn collega op Handel, Mustafa Amhaouch, neemt straks het gedeelte over handel voor zijn rekening. Ik ga over ontwikkelingssamenwerking spreken.

Tussen het Nederlandse nieuws over corona en de rellen door, zat een item dat in schril contrast staat met de rest, namelijk een reportage over Jemen. De kleine Samar woog eerst 13 kilo, maar nu nog maar 7. Het uitgemergelde meisje is uitgeput, net als honderdduizenden andere kinderen in Jemen. Door een oorlog is dit gebeurd. Honger wordt daarin als wapen ingezet. Ik weet ook niet hoe je deze langdurige wrede oorlog en het conflict in Ethiopië oplost, maar ik vraag de minister hoe we voorkomen dat we met de internationale gemeenschap machteloos toekijken. Het is hartverscheurend. Het kan ook de hele regio destabiliseren. Welke instrumenten kunnen we in internationaal en Europees verband inzetten zodat we het eind in zicht krijgen? Ik weet dat hulp bieden gevaarlijk is. In hoeverre kan de inzet van drones met voedselpakketten hieraan bijdragen? Ik heb het dan echt over noodhulp.

Voorzitter. Het leed dat kinderen op de wereld wordt aangedaan, moeten we ons aantrekken. Vrouwenhandel, mishandeling en onderdrukking zijn aan de orde van de dag. Samen met de ChristenUnie vragen we de minister om de aanpak op kinderprostitutie in 2022 door te zetten. Dat is helaas nodig. We zien dat meisjes vaak het onderspit delven en dat gelijke rechten verre van vanzelfsprekend zijn. Ook als je ziet wat daarvoor nodig is, kan de moed je in de schoenen zakken.

Gelukkig zijn er lichtpuntjes, mensen die op hun eigen manier in hun eigen gemeenschap een enorm verschil maken. Ik sprak met Pari Ibrahim, die als jezidimeisje vluchtte met haar ouders voor Saddam Hoessein naar Nederland. In augustus 2014 worden jezidi's in Irak opgejaagd door de terreurgroep IS. Veel mannen worden vermoord. Vrouwen en meisjes worden gekidnapt en als slaven verkocht en ze worden verkracht. Ondanks de genocide en de gruwelijke feiten werd dit verhaal internationaal maar weinig verteld. Pari zette de Stichting Free Yezidi op. De stichting laat de kracht van het middenveld zien. De kracht van deze hulp is dat vrouwen uit de eigen gemeenschap zijn opgeleid om psychologische hulp te bieden aan slachtoffers, waardoor die slachtoffers meer bereid zijn om over hun trauma's te vertellen. Die vertrouwensband helpt de slachtoffers, maar helpt ook de autoriteiten om meer informatie te verzamelen om daders te berechten. Deze betrokkenheid is duurzaam, omdat hulpverleners onderdeel van de gemeenschap zijn. Het CDA vraagt de minister wat we precies doen voor jezidivrouwen die slachtoffer geworden zijn van IS. Ik denk specifiek aan vrouwen die kinderen hebben uit verkrachting en met dat kindje niet terug kunnen naar hun eigen gemeenschap. Wordt er met de gemeenschap gekeken waar behoefte aan is?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik had deze interruptie eigenlijk bewaard voor morgen, voor bij de asielbegroting, maar mevrouw Kuik begint daar nu over en dat is haar volste recht. Mijn vraag is of zij het ermee eens is dat wij inderdaad moeten kijken wat we voor deze verschrikkelijk kwetsbare groep moeten doen. Het is echt een uitzonderlijk verhaal. Dat hoef ik mevrouw Kuik niet uit te leggen. De jezidigemeenschap is slachtoffer geworden van genocide en wat er met de vrouwen is gebeurd, is met geen pen te beschrijven. Moeten we dan niet kijken naar een speciaal programma, zoals Duitsland, Frankrijk en Canada dat hebben, om een aantal van deze slachtoffers in Nederland te helpen?

Mevrouw Kuik (CDA):
Ik vind het programma dat in Duitsland plaatsvindt heel interessant. Ik heb gesproken met Pari en die geeft ook aan hoe belangrijk het is om mensen uit de eigen gemeenschap te betrekken, zodat hulp ook effectief is. Zij heeft daar een eigen visie op. Ik vind het belangrijk dat we doen wat effectief is, juist voor die vrouwen, en dat ze krijgen waar ze behoefte aan hebben, zodat daadwerkelijk die trauma's verwerkt kunnen worden. Ik vind het dus interessant. Ik wil daar absoluut naar kijken, maar ik wil wel in gesprek met die gemeenschap en de mensen die er dichtbij staan bekijken wat nou het meest nodig is.

Voorzitter. Ik ga nog even door op de kracht van het middenveld. We weten dat de afgelopen tijd het middenveld overal in de wereld onder druk staat. De afgelopen jaren was de neiging vanuit het kabinet om alles maar multilateraal te organiseren. Ik vraag me af of we daarmee voldoende onze doelen bereiken, want controle op multilaterale organisaties is veel moeilijker. Kan de minister aangeven hoe de positie van het maatschappelijk middenveld stevig verankerd blijft?

Voorzitter. Globale uitdagingen, zoals de coronacrisis, laten zien dat rampen zich niet aan grenzen houden. Willen we de uitdagingen van onze tijd effectief bestrijden, zullen we een internationale aanpak moeten hebben. Ik zeg tegen partijen in deze Kamer die doen alsof rampen een slechte film uit Verweggistan zijn waar wij geen deel van uitmaken en ook geen cent aan moeten besteden: wij, koploper van de rijke landen, moeten gewoon delen, omdat het niet meer dan fair is, maar ook uit eigenbelang. Voor het CDA is de grote uitdaging de komende jaren de mondiale aanpak van de gezondheidscrisis. In het voorjaar heeft deze Kamer de AIV om advies gevraagd over de invulling van een Global Health Strategy. Nu is er het virus. Straks kan het een ander virus zijn. Een langetermijnstrategie is belangrijk. Voor Nederland kunnen we een win-winsituatie creëren, want op bepaalde terreinen zijn we gewoon de beste in de wereld. We moeten dus inzetten op terreinen waarop we uitblinken en dus meerwaarde hebben, zoals de expertise op het bestrijden van de dodelijke infectieziekte tbc.

Voorzitter, tot slot. Een lelijk effect van als er weinig perspectief is voor mensen, is dat mensenhandelaren en -smokkelaars misbruik maken van de kwetsbaarheid. We moeten wat het CDA betreft het bestrijden hiervan meer integreren in het aanpakken van de grondoorzaken van migratie. Een goed voorbeeld is Libië, waar mensensmokkelaars op internationale sanctielijsten staan. Het gaat tot nu toe echter nog maar om zes personen. We willen een internationaal kader scheppen om smokkelaars te kunnen achtervolgen wanneer ze grenzen overgaan. Hiervoor zal het kabinet zich bij de VN moeten inzetten. Hoe staat de minister hiertegenover voor een verdere aanpak hierop?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat was een mooie bijdrage van mevrouw Kuik, ook over de vele brandhaarden en slachtoffers in de wereld. Is dat ook niet juist een mooi pleidooi om ernaar te streven om dat budget voor OS echt te gaan verhogen naar die 0,7? Kunnen we het CDA daarin vinden?

Mevrouw Kuik (CDA):
Dat is natuurlijk ook wat wij al jaren aangeven, dat we echt toe moeten naar die 0,7. Daar zijn we het gewoon mee eens. Reëel gezien gaan we natuurlijk niet alle crisissen oplossen. Dus we moeten ook kijken en ook durven te kiezen: waar zetten we in op onze focus en waar zorgen we ervoor dat wij inzetten op onze expertise, daar waar we het meest goed in zijn? Duitsland heeft bijvoorbeeld zo'n Global Health Strategie al uitgewerkt. Daar kunnen we van leren. Maar we moeten ook kijken hoe we op elkaar kunnen aansluiten en daar waar wij goed in zijn, moeten we extra op inzetten.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik ben het helemaal met mevrouw Kuik eens. We moeten het slim doen. We hebben daar ook de private investeringen van het bedrijfsleven voor nodig. Maar dan kunnen we dus — we moeten de formatie toch nog even afwachten — de komende jaren die stappen naar 0,7 wel met het CDA zetten?

Mevrouw Kuik (CDA):
Zeker. Wij hebben de ambitie om de stappen naar die 0,7 te zetten. Ja.

De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik vind langetermijnambities altijd heel mooi, maar we kunnen ook op de korte termijn iets doen. In het verleden heeft deze coalitie weleens gekozen om een intensivering op Defensie te combineren met een intensivering op Ontwikkelingssamenwerking. Nu is in de motie-Hermans 300 miljoen uitgetrokken voor meer Defensie-uitgaven. Is het CDA niet bereid om nu al 300 miljoen extra te besteden voor al die mooie ambities die mevrouw Kuik uitspreekt? Kunnen we daar niet nu vandaag mooie zaken op doen?

Mevrouw Kuik (CDA):
Ik kan hier natuurlijk niet zomaar toezeggen om nu in één keer allemaal dingen naar voren te gaan trekken. Maar het is natuurlijk wel een goed punt dat de heer Van der Lee maakt over Defensie, want OS staat niet op zichzelf. Je hebt juist ook Defensie nodig, die zich inzet voor vrede en recht. Dus dat hangt ook met elkaar samen. Het is dus niet zo dat dat wat er naar Defensie gaat, niet goed zou zijn voor de internationale strategie als het gaat om ontwikkelingssamenwerking.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan doe ik nog een poging: niet 300, maar 30 miljoen voor noodhulp. Nee, het is een beetje flauw om dat nu te relateren aan de terechte interruptie van Tom van der Lee. Maar noodhulp is acute hulp. Ik heb daar een concreet amendement met een concrete dekking voor gemaakt. Het is heel uitvoerbaar. Dus u hoeft zich niet te verschuilen achter de formatie. U kunt nu zeggen: ja, ik zie de acute hulp die nodig is nu ook; we gaan kijken wat we deze week nog kunnen realiseren en Van Dijk, Jasper van Dijk, heeft daar een mooi voorstel voor gedaan.

Mevrouw Kuik (CDA):
Ik vind het toch tof dat hij het in ieder geval probeert, maar ik houd me bij het antwoord dat ik net heb gegeven.

De voorzitter:
Helder, dank u wel. Tot zover de bijdrage van mevrouw Kuik. Maar we blijven bij het CDA, want nu gaan we luisteren naar de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Handel moet de wereld kleiner maken, mensen samenbrengen en tegenstellingen overbruggen door het ontstaan van wederkerige afhankelijkheid. Maar dit uitgangspunt vraagt wel om een versterking van de internationale rechtsorde, omdat internationale handel ook gebaseerd is op vertrouwen. Dat geldt zeker als het gaat over gezamenlijke spelregels. Voor het CDA is het daarom belangrijk dat we handel meer inhoud gaan geven door de stap naar gelijkwaardige samenwerking op economische ontwikkeling. Niet alleen economische groei is hierbij belangrijk, maar daarnaast ook het inhoud geven aan fatsoenlijke banen, aan brood op de plank voor toekomstige generaties. Ik noem hier weer de SDG 8. Het bevorderen van handel en economische ontwikkeling moet samengaan met het bieden van perspectief, hier en in derde landen. Ook het bedrijfsleven speelt een belangrijke rol bij het onderhouden van goede internationale relaties en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daar willen we bedrijven steeds vaker op aanspreken.

Voorzitter. Beter een goede buur dan een verre vriend. Hiermee wil ik zeggen dat we moeten blijven investeren in de relaties met onze buurlanden. De Duitsers, de Belgen en de Britten zijn nog steeds de belangrijkste handelspartners van Nederland.

Ik kom bij de prioriteiten. Daarbij noem ik in de eerste plaats het terugbrengen van balans in de handel. We moeten inzetten op een stevige economische handelspositie vanuit en binnen Europa, en op een Europese economie die meer autonoom kan zijn ten opzichte van andere grote handelsblokken. Dat betekent nóg meer samenwerken en zelf nieuwe kansen creëren met onze Europese partners. Denk aan de casussen die we hebben gehad, met Airbus en Boeing, met de export van de AMSL-machines naar China, of met de Chinese elektrische bussen die met Chinese staatssteun op de Europese markt komen. Dit zijn voorbeelden van spanningen in de handel waar we zelf een antwoord op moeten vinden. We moeten ons niet kleiner maken dan we zijn.

Het tweede punt: in Nederland is een groot tekort aan praktisch en technisch opgeleide vakmensen. We hebben hier bij de begroting van Economische Zaken een Kamerbrede motie over ingediend, om te komen tot een aanvalsplan dat echt het verschil moet gaan maken. Zonder deze mensen komen al onze ambities tot stilstand op het gebied van alle transities en ons toekomstig verdienvermogen. Hoe is dit beeld in Europa? Welke behoeften, kansen en bedreigingen zijn er in Europa? Hoe kunnen we op dit gebied meer samenwerken?

Voorzitter, het derde punt is de focus op Afrika. Onze prioriteiten zijn voedselzekerheid, klimaat en digitalisering. Dat is ook waar het bedrijfsleven een waardevolle bijdrage aan kan leveren en er een win-winsituatie ontstaat. Volgens UNICEF is bijna de helft van de Afrikaanse bevolking jonger dan achttien jaar. Hier zit een enorm potentieel. We moeten dan ook als Europa en als Nederland snel aansluiting zoeken bij de Afrikaanse interne markt. Hoe kunnen we dat realiseren en welke plannen liggen er? Wat is de voortgang bij het opstellen van de Afrikastrategie en welke resultaten heeft de Afrika Task Force tot nu toe gerealiseerd? Kan de minister met een aantal wapenfeiten komen?

Mevrouw Teunissen (PvdD):
We kennen het CDA als een partij die zich inzet voor ontwikkelingssamenwerking. Dat hebben we ook van uw collega, mevrouw Kuik, gehoord. Ik hoor hier de heer Amhaouch oproepen tot meer samenwerking in Afrika, maar ook vooral de afzetmarkt van Europa en van Nederland vergroten in Afrika. Rijmt dit wel met ontwikkelingssamenwerking? Want met die ontwikkelingssamenwerking willen we juist zorgen dat lokale Afrikaanse boeren kansen krijgen om de economie daar te ontwikkelen. Als je dan afzetmarkten gaat vergroten voor Europese bedrijven in Afrika, dan gaat dat toch juist ten koste van die lokale boeren?

De heer Amhaouch (CDA):
Dat zien wij als CDA heel anders. Juist naar de toekomst toe hoop je dat inderdaad ontwikkelingssamenwerking naar Afrika steeds minder kan worden. Afrika is een continent van 55 landen. Er zijn nu al landen die zeggen: we willen eigenlijk van het OS-infuus af. Pak Rwanda en een aantal andere landen. Er zijn ook mooie voorbeelden, zoals Heineken of DSM. DSM zette daar kindervoedingfabrieken neer. Daarmee werden daar fatsoenlijke banen gecreëerd. Dat is de win-win die we proberen te realiseren. Lokale boeren zorgen voor de toelevering, Nederlandse techniek die daar een fabriek neer kan zetten, waardoor je perspectief en een heel grote potentie hebt voor de jongeren daar en fatsoenlijke banen creëert. Die win-win bijt elkaar niet. Dat moeten we doen, want anders kunnen we die hele discussie die we net ook hadden over grondoorzaken van migratie en klimaattransitie, overdoen als we geen fatsoenlijke banen creëren. Of het nou onze Unilevers, onze Heinekens of onze mkb-bedrijven zijn, daar moeten we op inzetten en hopen dat er een perspectief komt dat we ooit van die OS afkomen. Zolang het nodig is, is het nodig. Maar het moet wel passend zijn.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het klinkt heel mooi, dat we lokale boeren en de samenwerking kunnen versterken door vergroting van de afzetmarkt. Maar de realiteit is wel anders. Want wat we zien, is dat Nederland, maar ook Europa in toenemende mate inzetten op vrijhandelsverdragen, waarbij geen enkele bindende voorwaarde wordt gesteld aan verbetering van de lokale omstandigheden. We zien alleen maar slechte voorbeelden, niet alleen voor de boeren daar, maar ook voor de boeren hier. Het CDA steunt die vrijhandelsverdragen. Dus misschien dat we wel kunnen toewerken naar eerlijke handel, maar nu zien we in de realiteit echt wat anders, namelijk vrijhandel ten koste van lokale boeren. Kan het CDA dan in ieder geval zeggen: die vrijhandel, daar moeten we eens vanaf, we gaan wel eerlijke voorwaarden stellen aan die handel om zo de boeren daar te helpen?

De heer Amhaouch (CDA):
Het eerste waar we elkaar misschien kunnen vinden, is dat het om eerlijke handel gaat, met gelijkwaardigheid tussen de Afrikaanse Unie en Europa. Juist vrijhandelsverdragen kunnen daarbij helpen. Het mooiste is dat Afrika zelf, die 55 landen, een open markt hebben gecreëerd. Ze hebben zelf de intra-Afrikaanse handelsverdragen in het leven geroepen. Als je in bijvoorbeeld Namibië de grensbelemmeringen weghaalt, dan creëer je juist ruimte, ook voor de Nederlandse bedrijven die daar zitten. Ik bestrijd hier volop dat alles wat Nederland of Europa doet in Afrika, slecht is. Er zijn ook uitwassen geweest; die hebben we hier in deze Kamer ook besproken. Met de inzet van onze mooie bedrijven kunnen we daar heel veel betekenen voor ons, maar ook voor de jongeren daar. Want zoals UNICEF zegt, is de helft onder de 18 jaar. Daar hebben wij ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat is een lang antwoord. Maar ik hoorde de heer Amhaouch ook zeggen: vrijhandelsverdragen zorgen juist voor een verbetering. Welk vrijhandelsverdrag heeft tot nu toe gezorgd voor een verbetering voor lokale mensen, lokale boeren? Kunt u daar één voorbeeld van geven?

De heer Amhaouch (CDA):
Over vrijhandelsverdragen: we hebben het hier in de Kamer over de CETA gehad. Best een aantal partijen waren daartegen. We hebben streng en hard onderhandeld om de Europese waarden en normen daarin mee te nemen. Bij elk handelsverdrag hebben we de standaard alleen maar verhoogd, en niet verlaagd, zeker in de laatste jaren. Ik hoop dat ook de Partij voor de Dieren dat op een gegeven moment gaat inzien. Ik hoop dat we elkaar misschien op punten wel kunnen vinden. Dat hoeft niet op alles te zijn, anders is het hier één pot nat. Dat moeten we ook niet hebben.

De voorzitter:
Nee, dan zijn we snel uitgepraat hier. Ja, wat doen wij hier dan nog?

De heer Klink (VVD):
Ik hoorde meneer Amhaouch net een heel goed pleidooi houden. Daar kan ik me volledig in vinden. Voordat mevrouw Teunissen haar interruptie deed, sloot u ermee af dat het ideaal uiteindelijk is dat er geen ontwikkelingssamenwerkingsbudget meer nodig is. Daar kan ik me ook goed in vinden. Maar niet zo lang geleden, in de vorige bijdrage, zei mevrouw Kuik juist: op de lange termijn willen we dat het naar 0,7% van het bni gaat. Allebei lijkt me een beetje gek. Dus wat is nu de lijn?

De heer Amhaouch (CDA):
Als je een de stip op de horizon hebt, moet je die wel in het juiste perspectief plaatsen. We hebben een doelstelling: naar die 0,7%. Ik zei net: Afrika bestaat uit 55 landen. Dat is niet één land. Je moet per land kijken wat men daar zelf aangeeft. Ik heb Rwanda genoemd. Daar zeggen ze zelf dat ze, volgens mij in 2025, geen OS meer willen, maar eerlijke kansen op economische ontwikkelingen. Dan moet je daar heel serieus naar kijken. Dan kun je nog steeds zeggen dat je het infuus erin stopt, maar dat is niet de bedoeling. Er zijn andere landen waar je wel kunt helpen. Zoals mevrouw Kuik betoogde, moeten we er volgens mij met z'n allen op inzetten dat die landen allemaal zeggen: we kunnen nu overstappen naar een andere fase.

Voorzitter, ik ga door. Ik was bij punt vier gebleven. Dat gaat over de internationalisering van ons mkb. Relatieve economische groei van Nederland zal steeds meer buiten Europa komen te liggen. Afrika is een belangrijk groeicontinent, met nog veel onontgonnen paden die we moeten belopen. We kunnen niet wachten tot anderen het asfalt neerleggen. Wat is de voortgang van de moties-Weverling/Amhaouch? Die gaan over het actieplan 15/15, waarbij 15 consortia in 15 landen actief zijn, en over de inzet van de internationalisering van het mkb via de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, oftewel het Trade Relations Programma, het TRP. De overheid moet als vliegwiel functioneren. Daarvoor hebben we Invest International ook opgericht. Maar ik begrijp dat er problemen zijn met het ontwikkelen van programma's, waardoor projecten moeilijk van de grond komen. Kan de minister hierop reflecteren?

Mijn laatste punt. Het CDA vindt inderdaad dat het kabinet nog aan tafel moet blijven zitten bij de IMVO-convenanten tot we over zijn gegaan op Europese wetgeving, natuurlijk vertaald in Nederlandse wetgeving.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Van Haga. Wilt u even blijven staan, meneer Amhaouch?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De heer Amhaouch spreekt, dus dit is een perfecte gelegenheid om mijn oude vriend nog eens te interrumperen. U heeft het erover dat het vertrouwen internationaal moet gelden. We zijn natuurlijk een heel klein landje, weliswaar met de zestiende economie van de wereld. Maar ik vraag me af: moeten we niet, gezien wat er de afgelopen tijd allemaal gebeurt, ook het interne vertrouwen een beetje herstellen? Shell en Unilever gaan allemaal weg. Buitenlandse handel wordt buitenlandse wandel. Het vestigingsklimaat staat onder druk. Dat is ook een onderdeel van buitenlandse handel. De concurrentiepositie wordt ongelofelijk aangetast. Wij zijn heel erg bezig met klimaat en allerlei leuke dingetjes. De lasten gaan omhoog. We hebben het in het verleden ook wel gehad over China. We hebben er nauwelijks iets aan kunnen doen dat China over ons heen dendert. Het mkb wordt daar enorm door geraakt. Bent u het met me eens dat we ook intern wat moeten doen, in plaats van dat we hier een prachtig verhaal aan het houden zijn over allerlei buitenlandse dingetjes waar we nauwelijks invloed op hebben?

De heer Amhaouch (CDA):
Ik denk dat de heer Van Haga echt de plank misslaat. Hij heeft gelijk dat we in Nederland ons huiswerk op orde moeten hebben. Ik heb vorige week in het mondelinge vragenuurtje gevraagd naar Shell. Het is een triest moment dat de koninklijke Shell ontkoninklijkt wordt en hier weggaat. Een bedrijf dat in 140 landen actief is, opent deuren voor een klein land als Nederland in relatie tot het grote buitenland. Daar geef ik de heer Van Haga gelijk in. We hebben een debat hierover aangevraagd. Ik hoop van harte dat er nog voor de kerst een nieuw kabinet is. Dat zou een zegening zijn. Daarna willen we het met de hele Kamer, van links tot rechts en van rechts tot links, hebben over het vestigingsklimaat in Nederland. Dat moeten we doen. Maar je kunt niet zeggen: we gaan ons achter de dijken verschuilen en we laten het grote buitenland aan anderen over.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat is heel mooi, maar als je het hier verpest en iedereen vrolijk naar het buitenland gaat, heb je verder niks meer te zeggen over buitenlandse handel. Maar er is nog iets waar ik op aansloeg. U zei: voor het CDA zijn drie punten ontzettend van belang. Het ging over Afrika. Ieder jaar komt u met de Afrikastrategie. Dat is het voordeel als je vaker de begroting voor BuHa-OS behandelt. Voor het CDA zijn drie punten belangrijk: voedselzekerheid, klimaat en digitalisering. Ik heb een aantal jaren in Afrika mogen wonen, in Gabon. Denkt u nu echt dat ze daar op dit soort onzin zitten te wachten? Ze willen gewoon een normale handelsrelatie met ons. Ze willen zonder al te veel problemen met ons zakendoen, in plaats van digitalisering en klimaat.

De heer Amhaouch (CDA):
We kunnen overal handel mee drijven. Nederland is dominee en koopman. We kunnen overal handel mee drijven. Het gaat erom waar we onze prioriteiten leggen. Waar kan Nederland zelf het verschil maken? Dan gaat het om voedselzekerheid en voedselontwikkeling. We bedenken innovatieve oplossingen voor een continent dat te maken krijgt met een enorme klimaatproblematiek. U kunt zeggen dat die klimaatproblematiek niet bestaat, maar die bestaat wel degelijk. Hoe ga je een continent dat dadelijk 2,5 miljard mensen telt, voeden? Ik heb net een voorbeeld gegeven van hoe je dat kan doen. Als u zegt dat wij daarin niks kunnen betekenen met de Universiteit Wageningen en alle kennis die onze boeren hebben, dan vraag ik mij af: op welke planeet leeft u, meneer Van Haga?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Op precies dezelfde planeet als de heer Amhaouch. Op het continent Afrika is de problematiek divers. Het ene land kent andere problemen dan het andere land, maar de meeste landen zijn meer gebaat met handel dan met het propageren van digitalisering en klimaat. Volgens mij bent u het tot nu toe altijd met mij eens geweest dat handel beter is dan hulp en al dat soort dingen.

De heer Amhaouch (CDA):
Ja.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik vraag me af waarom het CDA die drie dingen het belangrijkst vindt, terwijl het CDA vroeger altijd propageerde: we gaan handelen, want dat is goed voor Nederland en voor Afrika.

De voorzitter:
Helder.

De heer Amhaouch (CDA):
Nogmaals, volgens mij hoeft het niet met elkaar te botsen. Je kunt handeldrijven op allerlei zaken. Als die landen op bepaalde zaken met ons handel willen drijven, dan doen we dat. Maar als wij zelf focus willen aanbrengen in onze strategie, dan kunnen we dat op deze punten doen. Wat betreft voedselzekerheid: nogmaals, we hebben in Nederland de beste veredelaars ter wereld. De beste! Zij ontwikkelen de beste zaden om in Afrika tomaten te laten groeien. En dan zegt u: waarom gaan we dat doen? Ik begrijp daar echt niks van. U moet eens in Zuid-Holland naar de veredelaars gaan en zeggen: trek jullie terug uit Afrika. Meneer Van Haga, we zijn koopman genoeg om op alles handel te drijven, maar ik denk dat het ook goed is om als klein land een beetje focus aan te brengen. Dan zorgen we aan de overkant en hier voor brood op de plank.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van der Lee van de fractie van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Nog niet zo lang geleden, ten tijde van de Millenniumdoelen, ging het eigenlijk best goed met de staat van de ontwikkelingssamenwerking in de wereld. We zagen belangrijke indicatoren de goede kant opgaan. Het aantal mensen dat honger leed, daalde. Het aantal mensen waarvan de levensverwachting steeg, groeide. We zagen een aantal grote slepende conflicten de goede kant opgaan. We zagen zelfs dat een aantal Afrikaanse landen behoorden tot de groep van de snelste groeiers ter wereld. Maar die tijd is niet meer. We zijn er wel in geslaagd om de Sustainable Development Goals te ontwikkelen, maar we hebben door een combinatie van redenen op al die indicatoren een forse achteruitgang gezien. Ik noem de redenen even: de kredietcrisis en de mondiale recessie in 2008, het mislukken van de Arabische Lente, de impact van de coronacrisis, en de gevolgen van klimaatverandering, die vooral in de allerarmste landen neerslaan. Je ziet in veel van deze economieën die al problemen hebben, dat de optelsom van deze vier gebeurtenissen is dat hun economie gekrompen is.

Ik ben voor handel. Ik ben voor het creëren van toegevoegde waarde in ontwikkelingslanden zelf. Maar een aantal van deze crisissen dragen de stempel van rijke landen en hun gedrag. Die hebben problemen veroorzaakt in het armste deel van de wereld. Daar rust een verantwoordelijkheid. Karl Popper zei: "Er is een morele plicht tot optimisme." Dat is moeilijk als je slecht nieuws brengt. Maar hij bedoelde daarmee dat de toekomst openligt, en dat we allemaal individueel een verantwoordelijkheid hebben om mee te beslissen over hoe die toekomst eruitziet. Dat maakt dat wij als Nederland, een van de rijkste en een van de vroegst geïndustrialiseerde landen en een van de grootste handelsnaties ter wereld, een extra verantwoordelijkheid hebben richting de armste landen in de wereld. Dat kunnen we niet alleen. Daar mogen we anderen op aanspreken, ook China; daar ben ik het helemaal mee eens. Maar we praten vandaag over onze eigen bijdrage, ons eigen budget voor ontwikkelingssamenwerking dat een historisch dieptepunt van 0,43% heeft bereikt. We praten vandaag over het feit dat wij in de bestrijding van de pandemie niet onze fair share leveren met betrekking tot het transport, het gekoeld bezorgen van vaccins op de juiste plek.

Wij hebben beloften gedaan aan anderen die wij niet nakomen. Waar leidt dat toe in Glasgow? Dat we niet de stappen zetten die nodig zijn om straks ook Nederland te beschermen tegen de impact van klimaatverandering. Ik zeg dat even met klem, omdat het aan de coalitiepartijen is, die nu weer onderhandelen, om de mooie woorden over het weer toegroeien naar 0,7% ook waar te maken. Dat kan vandaag al door te besluiten om het bedrag te matchen dat bij de Algemene Beschouwingen naar Defensie is gegaan; ik hoor daar graag een reactie op van de minister. Waarom doen we er niet alvast 300 miljoen bij om al die noden snel aan te pakken? En dan nog iets. De volgende klimaattop vindt plaats in Egypte. We weten nu al dat de discussie over klimaatfinanciering en het debat over losses and damages cruciaal zal zijn. Er zullen extra inspanningen gedaan moeten worden met betrekking tot klimaatdiplomatie om ervoor te zorgen dat de landen die nu vinden dat wij onze beloftes niet nakomen, niet wéér kiezen voor de fossiele landen. Die landen vormen echt een grote rem op de vooruitgang die we willen. Dus ook hier ligt een taak voor de minister. Ik ben benieuwd wat de plannen van Nederland zijn om die klimaatdiplomatie de komende tijd te versterken.

Om te kunnen zien wat wij doen met onze hulp, zijn er ook wel een aantal interessante data te halen uit de OESO-gegevens. Je ziet dat in de afgelopen jaren het aantal landen waar wij veel hulp aan hebben gegeven, is gegroeid van 15 naar 22. We zien ook dat lokaal eigenaarschap en contextspecifiek programmeren zijn gedaald. De centrale sturing vanuit Den Haag is juist toegenomen. Beide ontwikkelingen — meer fragmentatie en meer sturing hier — staan haaks op wat wetenschappers aantonen over de effectiviteit van hulp. Je moet juist meer decentraal actief zijn. Ik roep de minister op om stappen te zetten om het beleid wat dat betreft meer focus te geven en het lokaal eigenaarschap sterker te borgen dan nu.

Ik sprak ook al even over klimaatfinanciering en het belang van Invest International. Wij geven hier in Nederland onrendabele topfinanciering om nieuwe investeringen op het terrein van de energietransitie mogelijk te maken. Maar in ons instrumentarium binnen de klimaatfinanciering zijn we nog niet waar we moeten zijn. We geven ruim een kwart aan Europese landen. Het leeuwendeel komt terecht bij ontwikkelingslanden waar je rendement kunt maken zonder al te veel risico's, maar we moeten het ook doen waar de risico's nog groot zijn. Je moet dan dus in staat zijn om in het begin wat verliezen te nemen of een onrendabele top te financieren. Ik denk dat binnen het bestaande instrumentarium aanpassingen mogelijk zijn om dat te realiseren. Is de minister bereid om zich daar hard voor te maken?

Positief is dat Europa met een plan is gekomen, een soort bossenwet, om de dramatische ontbossing tegen te gaan. Heel recent, van de week, werd duidelijk dat de Amazone in het afgelopen jaar nog sneller achteruitgaat dan ooit daarvoor. Mijn vraag aan de minister op dit punt is: gaat Nederland zorgen dat die bossenwet ambitieus genoeg is? Het doel is ook dat producten uit landen waar die ontbossing plaatsvindt, kritischer worden beoordeeld. De zorg is dat er wordt gewerkt met een onderscheid tussen risicovolle en risicoarme landen. Dat lokt strategisch gedrag uit. Dan ga je je handel laten lopen via laagrisicolanden. Ik zou de minister willen vragen of hij wil borgen dat er een gelijke behandeling plaatsvindt en dat dit soort mogelijke routes voor witwassen — zo noem ik het maar even — worden tegengegaan.

Er is al het nodige gezegd over imvo. Daar gaan we het straks in een ander debat ook over hebben, maar we hebben nog steeds het plan uit Brussel niet. Komt dat nou? Toen de minister aantrad, was een van zijn beloftes: daar ga ik me hard voor maken; ik ga zorgen dat het er op tijd is. Inmiddels is de deadline weer verschoven. Krijgen wij nou voor de kerst het voorstel van Reynders, ja of nee? Ik zie de heer Hammelburg nee schudden.

Dat brengt mij bij de initiatiefwet waar wij hard aan werken. Die initiatiefwet, die nationale stap, is nodig om de druk op Europa te verstevigen. Ik ben ook voor Europese regelgeving. Hartstikke goed. Het is fijn dat de SER daar een advies over heeft gegeven, al denk ik dat de vakbonden met ons van mening zijn dat het goed is om die nationale stap te zetten. Is de minister bereid om daar nu aan mee te werken, ook omdat Brussel nog niet echt over de brug komt?

Collega's hebben twee amendementen ingediend. Die ga ik niet meer toelichten. Daar ben ik hartstikke voor. Wat de heer Van Dijk over zijn amendement zei, klonk mij ook goed in de oren, maar dat heb ik nog niet gezien. Dat ga ik dus goed bekijken.

Daar laat ik het voor dit moment even bij.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):
Ik had de vraag ook eerder kunnen stellen, maar ik vraag me af waarom de heer Van der Lee de afspraken omtrent de klimaatfinanciering los wil laten. Ik hoorde u in uw bijdrage zeggen dat er te veel geld naar Europese landen gaat. De afspraak was 100 miljard dollar structureel vanaf 2030 van de Annex I-landen naar de niet-Annex-I-landen. Dat kunnen dus ook Europese landen zijn. U lijkt daar in uw bijdrage afstand van te willen nemen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nou, ik wil daar geen afstand van nemen, maar ik zie wel dat er een evolutie gaande is, ook in het Europese klimaatbeleid. We hebben onlangs het debat gehad over Fit for 55. Daar zitten ook fondsen in, zoals een eerlijketransitiefonds en een sociaal klimaatfonds, juist om die eerlijke transitie in Europa te bevorderen. Daar worden ook allemaal extra middelen voor ingezet. En dan vind ik het een beetje dubbel om die extra Europese middelen aan die Oost-Europese landen te gaan geven — want het zijn vooral Oost-Europese landen — en dat tegelijkertijd ook nog eens te doen vanuit onze eigen klimaatfinanciering. Dan kan dat deel beter worden ingezet voor arme landen buiten de Europese Unie. Op die manier zie ik dus een evolutie in het hele debat over klimaatfinanciering. Ik neem aan dat de VVD die ook ziet, al begrijp ik wel dat de VVD nog probeert om dat fonds op Europees niveau tegen te houden; dat is de VVD-agenda, heb ik begrepen. Ik ga ervan uit dat dat fonds er wel komt, maar dan zouden wij op het punt van klimaatfinanciering ook weer een aanpassing mogelijk kunnen maken in de richting van de armste landen. Daarin kunnen we elkaar dan misschien wel weer vinden.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Ceder, van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. We leven in instabiele tijden en ook de mondiale opgaven zijn groot. Toch zijn er in de afgelopen decennia grote stappen gezet op het gebied van wereldwijde ontwikkelingen. Denk aan de wereldwijde halvering van armoede sinds 1990. 90% van de kinderen in ontwikkelingslanden gaat naar de basisschool, en ziektes als malaria en tuberculose is grotendeels een halt toegeroepen. Ontwikkelingssamenwerking is geen doel op zich; het doel moet altijd zijn om zelfvoorziening en vooruitgang in landen mogelijk te maken.

Voorzitter. Ondanks de stappen en de positieve berichten die ik net noemde, moeten we tegelijkertijd erkennen dat er meer conflicten, nog meer vluchtelingen en meer migranten zijn dan ooit. Nog altijd leven 736 miljoen mensen in extreme armoede. Ze hebben minder dan 1 dollar en 90 cent per dag om van te leven. Bovendien zien we dat gebieden wereldwijd minder leefbaar worden door klimaatverandering, met alle gevolgen van dien.

De inzet van de ChristenUnie is altijd geweest dat we staan voor een ruimhartig en daadkrachtig ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Ontwikkelingssamenwerking moet echt bijdragen aan de verbetering van de situatie van de meest kwetsbaren in de wereld. Juist in deze tijd van de pandemie merken we bovendien hoezeer het lot van alle mensen verbonden is en hoe we gezien onze economische positie ook een extra verantwoordelijkheid kunnen dragen, en horen te dragen.

Voorzitter. Ik wil het gelijk hebben over de vaccinaties. Mijn collega Bikker heeft hierover eerder samen met andere partijen een motie ingediend; ik hoorde de heer Hammelburg daar zonet wat over zeggen. Wat is daarvan nu de stand van zaken?

Een goed beleid op ontwikkelingssamenwerking is een coherent beleid. Dat is een Nederlands beleid met oog voor de effecten die dit beleid heeft op andere terreinen en op ontwikkelingslanden. In 2019 is daarom de SDG-toets toegevoegd aan het integraal afwegingskader dat we gebruiken bij beleid en regelgeving. Maar die toets wordt nog te weinig toegepast bij wetsvoorstellen die wel relevant zijn voor ontwikkelingslanden. Ik zou de minister daarom willen vragen om in het integraal afwegingskader bij het toetsen van de gewenste neveneffecten de SDG-toets standaard mee te nemen bij wetsvoorstellen van de vijf belangrijkste coherentieministeries. Ik hoor graag de reactie van de minister daarop en ik overweeg een motie hierover.

Zoals mijn collega Kuik van het CDA aangaf, hebben wij een amendement ingediend om de strijd tegen kinderprostitutie verder aan te gaan. De minister heeft eerder aangegeven dat hij wil gaan evalueren of het beleid ter bestrijding van kinderprostitutie wel in een breder SRGR-beleid van het ministerie past. Ik vind dat eigenlijk een vreemde vraag, want hoezo zou dat er niet in passen? Als ik me niet vergis is er toch al een evaluatie geweest. Waarom zou een nieuwe evaluatie het verschil maken? Graag een antwoord daarop. Ik hoop dat de minister het amendement positief toejuicht.

Voorzitter. Als we onze middelen inzetten in specifieke landen, dan is het belangrijk dat het geld ook echt bij de meest kwetsbare mensen komt. Ik vraag daarom ook aandacht voor mensen met een beperking, volgens het "leave no one behind"-principe. Mijn voorganger, de heer Voordewind, vroeg hier al eerder aandacht voor. Maar het lijkt erop dat, sinds er een aantal Kamerbrieven zijn geweest over de ontwikkelingen rondom mensen met een beperking, deze brieven niet meer tot stand komen. Kunnen deze inzet en de voorgangsrapportage alsnog opgepakt worden? Ik wil daarom ook vragen of de minister kan toezeggen om in de programma's dan expliciet aandacht te besteden aan inclusie van kinderen en jongeren met een beperking. Afhankelijk van het antwoord van de minister, overweeg ik een motie.

Voorzitter. Ik ben blij met de Europese imvo-ontwikkelingen, maar ik heb tegelijkertijd ook begrepen dat het nog jaren zal duren voordat de implementatie gereed is. Kan de minister bevestigen dat de huidige Europese Commissie de implementatie niet meer op tijd afkrijgt? Is hij het daarom met mij eens dat nationale wetgeving een goed middel kan zijn — zoals we ook afgelopen jaren hebben aangegeven — om dat proces te bespoedigen, maar ook positief te beïnvloeden?

Voorzitter. Zoals volgens mij een aantal collega's aangaven zijn er ook convenanten en mogelijke sectorovereenkomsten. Kunnen we er in de tussentijd — terwijl we aan nationale wetgeving werken — ook deze convenanten bij betrekken en ervoor zorgen dat er een soepele transitie plaatsvindt van convenant naar wetgeving, uiteindelijk voortvloeiend naar Europese wetgeving? Ik hoor graag de reactie van de minister.

Voorzitter. Tot slot nog een paar vragen. We hebben het afgelopen jaar vragen gesteld over de schaduwzijde van het weeshuistoerisme en de meestal goedbedoelde hulp van Nederlandse vrijwilligers daarbij. In de beantwoording heeft de minister toen aangegeven dat in het vierde kwartaal van dit jaar, nu dus, uitsluitsel gegeven zou kunnen worden over de vraag wat realistisch, wenselijk en haalbaar is om hieraan te doen. Kan de minister daar inmiddels al iets over zeggen?

Voorganger, sorry, voorzitter. Net is ook het land Jemen genoemd. Ik vraag me af wat de minister kan zeggen over de mate waarin hulp de meest kwetsbaren kan bereiken. Wat zijn concrete belemmeringen? Ik heb ook vragen ten aanzien van Ethiopië. Wordt er nu nog hulp gestuurd naar de provincies Amhara en Afar, waar de oorlog zich sinds juni naartoe heeft verplaatst? Klopt het dat VN-trucks niet zijn teruggekeerd uit Tigray in Ethiopië? Welke actie wordt hierop ondernomen? Wat is de laatste informatie over de voedselsituatie in Tigray, Amhara en Afar? Kan de minister aangeven hoeveel mensen daar momenteel op de vlucht zijn en afhankelijk zijn van hulp?

Voorzitter. Tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:
U bedankt. De voorganger telt even alle spreektijden die we nog hebben te gaan bij elkaar op. Het zijn nog 22 minuutjes. Dat betekent dat u, exclusief de interrupties, om 21.40 uur buitenstaat.

We gaan luisteren naar mevrouw Teunissen van de fractie van de Partij voor de Dieren. Het woord is aan haar.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We hebben één aarde en daar moeten we het mee doen. Maar het geval wil dat Nederland en andere rijke economieën veel meer opmaken dan de aarde ieder jaar aan natuurlijke hulpbronnen kan genereren. Het erge daaraan is dat wij dat nu pas beginnen te voelen door de klimaatcrisis, maar de mensen die het toch al niet zo gemakkelijk hebben in deze wereld voelen dat al langer. Ik denk aan de mensen op de Fiji-eilanden die de zeespiegel snel zien stijgen. Ik denk ook aan lokale bevolkingen in het Amazonegebied en ik denk aan mensen op Sumatra die hun omgeving, het regenwoud, zien verdwijnen. De Nederlandse economie en de andere westerse economieën maken het de mensen in ontwikkelingslanden nog veel moeilijker dan je met welk ontwikkelingsbudget dan ook zou kunnen oplossen.

Willen we echt aan armoedebestrijding doen, willen we de opwarming beperken tot 1,5 graad en willen we onze ecosystemen behoeden voor instorten, dan moet ons handelsbeleid drastisch veranderen. Zolang Nederland doorgaat met het bevoordelen van vervuilende multinationals, de natuurvernietiging in het mondiale zuiden faciliteert en lokale landbouwbedrijven blootstelt aan oneerlijke concurrentie, blijft Nederland zelf die ellende veroorzaken.

De ontbossing neemt nog steeds toe en de Amazone lijdt onder het hoogste ontbossingsniveau in vijftien jaar tijd. Nederlandse koeien grazen door de grootschalige import van soja voor veevoer, in voormalig regenwoud. In de Cerrado, de meest biodiverse savanne in Brazilië, is al de helft van de natuurlijke begroeiing verloren gegaan door de aanleg van sojaplantages en grasland. Nederland is een van de grootste afnemers van soja voor veevoer uit deze regio. Onze landbouw is dus medeveroorzaker van ontbossing daar. Elke dag gaat in de Cerrado 2.000 hectare natuur verloren. Tijdens de klimaattop heeft Nederland samen met andere landen beloofd om ontbossing te stoppen. Mijn vraag aan de minister is dus wat zijn plan is om het aandeel van Nederlandse bedrijven aan de natuurvernietiging die daar plaatsvindt, te stoppen? Voorzitter. Dan de vrijhandelsverdragen. Die pledge in Glasgow tegen ontbossing hebben we gedaan, maar de minister voor Handel deed bij terugkeer het omgekeerde: de Europese Commissie helpen bij het sluiten van meer ontwrichtende handelsverdragen en meedenken over het redden van het Mercosur-verdrag, terwijl dat door deze Kamer al van tafel is geveegd. Terwijl CETA nog niet eens is goedgekeurd door de Eerste Kamer, gaan we alweer een verdrag met Nieuw-Zeeland sluiten.

Voorzitter. Het uitbreiden van markten, en daarmee de exploitatie en het verergeren van de klimaatcrisis, is het fundament van elk vrijhandelsverdrag. Het heeft namelijk meer vrijhandel als doel. Daar kunnen geen inlegvelletjes of klachtenmechanismes tegenop. Is de minister dat met de Partij voor de Dieren eens?

Voorzitter. Ik geef een voorbeeld van oneerlijke handel. Burkina Faso wordt momenteel overspoeld met melkpoeder van FrieslandCampina. Lokale boeren worden daardoor gedwongen te stoppen met hun bedrijf. Tegelijkertijd ontvangt Burkina Faso 28 miljoen aan ontwikkelingsgeld dat juist lokale boeren probeert te helpen. Welke mogelijkheden ziet de minister om dergelijke voedseldumping en oneerlijke concurrentie te voorkomen en om zich in te zetten voor een zelfredzame voedselzekerheid in het mondiale zuiden?

Voorzitter. Dit is maar één voorbeeld. Het komt erop neer dat wij een destructief systeem in stand houden, waarbij we soja importeren waarvoor natuur wordt vernietigd. Vervolgens gebruiken we die soja voor koeien om melk mee te maken en de producten ervan exporteren, waardoor lokale boeren kansloos zijn en wij hier blijven zitten met de stront, de stikstof en de methaanuitstoot. Laten we nou eens stoppen met het produceren van zo veel vlees en zuivel en het steunen van die export. Laten we toewerken naar een duurzame en meer regionale landbouw.

Ik zie een interruptie.

De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):
Dat is altijd risicovol: wil ik die nu gebruiken of niet? Maar goed, ik wil het wel doen. Ik hoor mevrouw Teunissen heel veel negatieve dingen zeggen over handelsakkoorden en bedrijven als FrieslandCampina. Ik weet niet of mevrouw Teunissen er bekend mee is dat juist door afspraken met een land in Afrika de boeren aldaar geleerd wordt om koeien te melken en dat boeren een stuk verder worden gebracht. Nu wordt er net gedaan alsof daar alleen maar melkpoeder gedumpt wordt. Dat is natuurlijk niet het echte verhaal. Het echte verhaal in bijvoorbeeld een land als Nigeria, is dat een boerencoöperatie als FrieslandCampina daar juist actief is om die boeren te leren melken. Ziet u dat niet?

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Waarom zou een Afrikaanse boer van Nederland moeten leren hoe ze een koe moeten melken? Dat is toch een bespottelijke, neokoloniale opvatting? Dat kunnen ze toch prima zelf?

De heer Klink (VVD):
Nee, dat is echt …

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, mag ik mijn punt afmaken? Dat is precies wat ik bedoel. Er gaat een pretentie vanuit, zo van: wij gaan wel eens even uitleggen hoe je een economie moet opbouwen. Daarachter zit natuurlijk een handelsbelang, het belang van Nederlandse bedrijven. Het is helemaal niet in het belang van lokale boeren om grootbedrijven daar te stimuleren met exportkredietverzekeringen, met landbouwraden. Dat is totaal niet in het belang van lokale boeren daar. Ze kunnen prima zelf een lokale economie opbouwen als wij hen daar de ruimte voor geven. Dat is wat er nu niet gebeurt.

De voorzitter:
Prima. U continueert.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Ik was bij mijn laatste punt beland: het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben als Nederland afgesproken dat we 0,7% van wat we ieder jaar met z'n allen verdienen zouden besteden aan hulp aan mensen die dat heel hard nodig hebben. Dat percentage is nu historisch laag. Het is in 40 jaar nog niet zo laag geweest. Bovendien wordt daaruit ook nog alle publieke klimaatfinanciering betaalt, terwijl de internationale afspraak is dat klimaatfinanciering nieuw en additioneel moet zijn, en er dus bovenop moet komen. Is de minister bereid het ontwikkelingsbudget te verhogen en zich te houden aan de afspraak dat klimaatfinanciering nieuw en additioneel moet zijn?

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Koekkoek van de fractie van de Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week beschreef het kabinet handel als motor voor duurzame economische ontwikkeling en als essentieel onderdeel van de aanpak van armoedebestrijding. Dat is terecht, maar economische groei kan niet zonder sociale ontwikkeling en zorg voor het klimaat. De wereld verandert. Ontwikkelingslanden groeien in een rap tempo. Daarom moeten we streven naar gelijkwaardige partnerschappen.

Zo zijn er een aantal uitdagingen die we wereldwijd moeten aanpakken, zoals de digitale transitie, klimaat en rechtsstatelijkheid. Voortgang op de EU-Afrikastrategie, die inzet op een gelijkwaardig partnerschap, is daarom essentieel. Daarom vraag ik de minister: wat zijn de verwachtingen voor de EU-Afrikastrategie onder het Frans voorzitterschap? Kan de minister al een indicatie geven van de Nederlandse inzet op de summit in februari? Kan hij daarbij aangeven hoe de Nederlandse inzet zich de afgelopen jaren ontwikkeld heeft om het partnerschap met Afrika meer gelijkwaardig te laten verlopen?

Voorzitter. Het Afrikaanse continent groeit in rap tempo. De technologische ontwikkelingen daar gaan heel snel. Zo waren het Ethiopische softwareontwikkelaars die de eerste humanoid met citizenship, Sophia, ontwikkelden, terwijl Nederland daar voornamelijk investeert in Nederlandse bloementeeltbedrijven. Ziet de minister kansen om anders te kijken naar investeringen, zodat deze meer toekomstgericht zijn? Hoe voorziet de begroting in de ondersteuning van de technologische ontwikkeling van ontwikkelingslanden?

Dan de klimaattransitie. Klimaatfinanciering heeft tot nu toe lokale en kwetsbare gemeenschappen nog onvoldoende bereikt, terwijl klimaatrampen steeds meer voorkomen en naar verwachting tot een groei in vluchtelingenaantallen zullen leiden. Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zou ik graag van de minister willen weten welke overwegingen ten grondslag liggen aan de dalingen in klimaatinvesteringen in het BuHa-OS-budget van 2023 en 2024. Zouden klimaatinvesteringen niet de hoogste prioriteit moeten hebben en hand in hand moeten gaan met het herstel van de economieën na de pandemie? Welk percentage van de COVID-19-investeringen wordt ingezet voor groen herstel? De plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN stelt 20% voor. Volgen wij dat als Nederland?

Dan rechtsstatelijkheid, voorzitter. Wereldwijd is er sprake van een neerwaartse trend op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsorde. Tegelijkertijd investeert Nederland in het kader van migratiemanagement veel geld in samenwerkingen met autoritaire regimes. Dit spreekt elkaar tegen, zeker als we de investeringen in het maatschappelijk middenveld in de begroting verlagen. Hoe verantwoordt de minister deze verlaging? Kan de minister aangeven waar deze fondsen dan wel in geïnvesteerd worden?

Verder daalt het percentage van het ontwikkelingsbudget elk jaar, terwijl investeringen in humanitaire hulp en preventie hard nodig zijn. Daarom verzoekt Volt de minister in navolging van andere partijen om het ontwikkelingsbudget van 2022 met 300 miljoen te verhogen en de structurele korting op ontwikkelingssamenwerking van 1,4 miljard te schrappen, om zo snel mogelijk terug te groeien naar die internationale norm van 0,7%.

Voorzitter. Er gaan ook veel dingen goed. Volt is blij dat het huidige demissionaire kabinet genderdiversiteit zo consequent agendeert. Dat is hard nodig, nu door de pandemie seksueel en gendergerelateerd geweld groeit. Daarom vraag ik de minister extra investeringen vrij te maken voor keuzevrijheid, seksuele vorming, toegang tot anticonceptie en goede sanitaire voorzieningen, en in navolging van Zweden en Zwitserland 30% tot 35% van het ODA aan civil society organizations te geven.

Daarnaast pleit Volt voor meer aandacht voor kinderen en jongeren. Inzetten op preventie betekent ook: investeren in de nieuwe generaties. Dit zien we echter nog weinig terug in de huidige begroting. Hoe zet de begroting in op onderwijs en psychische gezondheidszorg? Ziet de minister hier nog verbetermogelijkheden? En hoe staat de minister tegenover het aanstellen van een internationaal coördinator kinderrechten?

Voorzitter. Het ODA-budget wordt nog steeds ingezet voor niet-ontwikkelingsrelevante uitgaven, zoals de eerstejaarskosten van Nederlandse asielopvang. Hoe verklaart de minister dat deze onder het ontwikkelingsbudget gerekend worden en niet onder de begroting van Justitie en Veiligheid? Daarnaast zien we dat het Nederlandse vluchtelingenbeleid voornamelijk inzet op opvang in de regio. Aan de ene kant is dat begrijpelijk, omdat veel vluchtelingen sowieso in de regio zullen blijven. Dit zet echter extra druk op regio's die al onder druk staan. Dit leidt tot meer instabiliteit en dus op termijn tot meer vluchtelingen. Hoe verklaart de minister in dit licht de bezuinigingen op het budget voor opvang in de regio? Welke stappen zal de minister ondernemen om te zorgen dat er voldoende financiële steun is voor lokale organisaties?

Voorzitter. Ten slotte eindig ik waar we begonnen zijn. Handel en ontwikkelingssamenwerking zijn twee kanten van dezelfde medaille. De wetgeving omtrent internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is daarvoor een belangrijke stap. Intussen is het eerste Europese voorstel gelekt. Kan de minister een appreciatie geven van het te verwachten Europese mvo-voorstel en de Nederlandse ambitie met betrekking tot imvo-wetgeving? Over twee weken — het is al gezegd — gaan we hierover in debat, dus ook ik bewaar de inhoudelijke vragen tot dan, maar ik zou wel graag van de minister willen weten of het advies van de Sociaal-Economische Raad louter gebruikt wordt voor een Europees voorstel. Zo ja, wanneer is deze keuze gemaakt en waarom, zeker aangezien ambitieuze Nederlandse imvo-wetgeving juist een extra sterk breekijzer kan zijn in de aankomende Europese onderhandelingen? Zo niet, gaat de minister dan werk maken van de wet omtrent kinderarbeid van 2019, zoals eerder aangegeven door collega Van Dijk?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Eppink van de fractie van JA21.

De heer Eppink (JA21):
Voorzitter. Ik moet ten eerste zeggen dat ik ook spreek namens BBB. Ik wil allereerst de minister feliciteren met zijn huidige functie. Ik ken hem als een uiterst effectieve Permanent Vertegenwoordiger bij de EU in Brussel, altijd opgewekt in de wandelgangen van de macht. Temeer bewijst dit de stelregel: als je maar lang genoeg meeloopt, kom je elkaar vanzelf weer tegen.

Voorzitter. Wat ontwikkelingssamenwerking betreft kan men droevig zijn, maar ook lichtpunten zien. Er is erg veel droefheid en drama hier, maar ik wil die lichtpunten naar voren brengen. Momenteel leeft 9,2% van de wereldbevolking op of onder de armoedegrens. In 1990 was dat nog 36%. Er is dus zeker vooruitgang. Ik maak wel de kanttekening dat het in het Midden-Oosten en Noord-Afrika juist slechter gaat. Vanuit daar doet zich dan ook de meeste immigratie voor naar Europa. Economische verbetering daar is daarom ook in ons belang. Nu kan men de vraag stellen of die algemene vooruitgang het gevolg is van meer verstandig economisch beleid of van ontwikkelingssamenwerking. Ik ben geneigd het eerste te zeggen. Vooral door de economische ontwikkeling van China en India kwamen honderden miljoenen mensen uit de armoede. Economische vrijheden zijn de motor van ontwikkeling. Er is bij ontwikkelingssamenwerking een soort van dilemma. Waar ontwikkelingssamenwerking helpt, is het vaak niet nodig en waar het nodig is, helpt het niet. Je kunt het aan tal van landen zien, of het nou Vietnam is, Venezuela, Cuba, Zimbabwe, Zuid-Afrika en noem maar op. Het liberale economische beleid is beter dan een socialistisch.

Dan Buitenlandse Handel. Ik vind dat dit beleidsonderdeel beter thuishoort bij Buitenlandse Zaken als zodanig of bij Economische Zaken dan bij Ontwikkelingssamenwerking. Buitenlandse handel richt zich primair op de grote economische centra van de wereld. Daar moeten we ons eigenbelang zien te behartigen. Nu is er een fictie van een ideaal, het ideaal van de hand die handelt en de hand die helpt, maar de realiteit is volledig anders. Nederland moet competitief zijn in deze harde wereld. Het Dutch Trade and Investment Fund dat ondernemen in het buitenland makkelijker maakt, wordt in 2022, dus volgend jaar, zelfs gehalveerd door de minister. Ik vraag hem daarom: waarom?

Voorzitter. Ten slotte — ik heb nog 30 seconden — mijn darlings, de ngo's. Het hulpbeleid is ingebed in een ondoorzichtig netwerk van ngo's. Kan de minister mij een lijst doen toekomen van ngo's in zijn sector en de bedragen die aan subsidie worden verstrekt? Ik wens de minister hetzelfde succes in Den Haag als hij had in Brussel.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. De een-na-laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. In de Bijbel staat een verhaal over een vrouw die al twaalf jaar bloed verloor. Werkelijk elke dokter had ze al bezocht, met als resultaat: platzak en geen stap verder. Totdat ze hoorde over de wonderen door de Jezus van Nazareth. Ondanks de schaamte ging ze naar hem toe en raakte de zoom van zijn mantel aan. Dan staat er: meteen merkte ze aan haar lichaam dat ze van die aandoening genezen was. Medisch en sociaal een enorme uitkomst. Als u zegt "dat verhaal ken ik niet": in Marcus 5 kunt u het nalezen.

Voorzitter. Ik benoem dit niet voor niks, want ook vandaag is aandacht nodig voor menstruele gezondheid. Wereldwijd hebben heel veel vrouwen nog altijd te maken met beperkingen vanwege stigmatisering of onvoldoende toegang tot hulpmiddelen. Mijn vraag aan de minister is of hij dit nadrukkelijk wil prioriteren binnen de inzet op SDG 6 en noodhulp, onder meer via ambitieuze, sectoroverschrijdende doelen en rapportages.

Voorzitter. De SGP is voorstander van een ruimhartig budget voor ontwikkelingssamenwerking. Beaamt de minister dat de kosten van eerstejaarsopvang van asielzoekers gespreid moeten worden over alle betrokken departementen en niet alleen op deze begroting moeten rusten?

Laten we additioneel op het ODA-budget zorgen voor ruime klimaatfinanciering voor de armste landen zoals Benin en Ivoorkust, die zwaar geraakt worden door problemen als ontbossing of kusterosie. Mijn vraag aan de minister is: wat is zijn inzet in dezen?

Voorzitter. Voor de SGP blijft de ODA-norm van 0,7% uitgangspunt. Maar dat geld moeten we wel verantwoord besteden: effectief, efficiënt, transparant en innovatief. De vragen aan de minister zijn dan ook: wil de minister verkennen hoe breder binnen het OS-beleid publiek geld gebruikt kan worden als hefboom voor private financiering? En wil hij ernaar streven dat de helft van het OS-budget rechtstreeks naar ngo's en maatschappelijke organisaties vloeit?

Voorzitter. Bijzondere hulp blijft nodig voor burgers in schrijnende humanitaire crises en conflicten. Mijn vraag aan de minister is of hij het budget voor noodhulp structureel wil verhogen naar 400 miljoen.

Het conflict in Ethiopië baart ons en vele ngo's grote zorgen. Hoe kan Nederland snel een serieuze dialoog tussen de strijdende partijen bevorderen? Heeft Nederland in diplomatiek en humanitair opzicht tevens oog voor vergeten conflicten in landen als Jemen, Kameroen en Congo?

Voorzitter. In dit licht merk ik op dat banken heel veel humanitaire hulp beperken als gevolg van sanctieregimes. Mijn vraag aan de minister is of hij het met mij eens is dat dit niet de bedoeling is.

Voorzitter. Voor de SGP is het leven van zowel een moeder als haar ongeboren kind kostbaar. Mijn vraag is of de minister beiden wil blijven helpen middels steun aan moeder- en kindcentra. Wil hij naast gendercide ook een internationaal onderzoek bevorderen naar dwang of drang tegen vrouwen om een abortus te ondergaan?

Voorzitter, dan tot slot. Internationale handel is goed voor ons verdienvermogen. Daarbij moet er uiteraard wel zorg gedragen worden voor de medemens en ook voor de schepping. Mijn vraag is dan ook: welke meerwaarde heeft een nationaal of Europees wettelijk kader voor imvo boven andere maatregelen, zoals het steunpakket imvo?

Daar laat ik het bij. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De laatste spreker van vanavond is de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. Helaas krijgt Belang van Nederland — sommige mensen noemen dat "BVNL", zoals de voorzitter dat net zei — nauwelijks spreektijd hier in dit huis, in deze ondemocratische Tweede Kamer. Ik ga toch proberen in twee schamele minuten een paar punten te maken.

Ten eerste wil ik het vestigingsklimaat en onze internationale concurrentiepositie aan de orde stellen. Met het vertrek van Unilever en Shell hebben we definitief laten zien geen serieuze speler op het wereldtoneel te willen zijn. Onze industrie wordt weggepest door bureaucraten, die allerlei domme regels opleggen. De meest duurzame en meest efficiënte boeren van de wereld zullen in de komende jaren hier worden onteigend. Dit alles vanwege een hoger collectivistisch doel dat over ons uit wordt gestort door de almachtige Staat, die wordt geleid door eendimensionale bureaucraten die gruwelen van ambitie, winst en resultaat. Graag hoor ik van de minister of hij zich ook zorgen maakt over het vestigingsklimaat en over onze internationale concurrentiepositie, en wat hij hieraan gaat doen.

Voorzitter. Ondanks het feit dat corona niet meer bleek dan een stevige griep, hebben de absurde overheidsmaatregelen grote schade aangericht. We zullen keihard moeten werken om de economie te herstellen. Daarom vraag ik mij af wat de minister bedoelt met "groen en inclusief herstel in de nasleep van de pandemie". Wat gaan we precies anders doen en welke concrete maatregelen heeft deze minister inmiddels hiertoe genomen?

Voorzitter. De Britten hebben in het belang van Groot-Brittannië — dat bestaat, hè, het belang van Nederland, het belang van Groot-Brittannië — het zinkende EU-schip verlaten. Kan de minister aangeven hoe het gaat met de huidige handelsstromen, waar de pijn op dit moment zit en wat voor last we hier als Nederland zijnde nu van hebben?

Voorzitter. Tot slot, want ik heb maar twee minuten. Het belastinggeld dat wordt besteed aan ontwikkelingshulp is meestal weggegooid geld. Het kwam in een aantal bijdrages net al terug. De inzet van dit kabinet om zorgmedewerkers in Afghanistan te betalen met Nederlands belastinggeld terwijl wij zelf midden in een zorginfarct zitten en te beroerd zijn om onze zorgmedewerkers in Nederland fatsoenlijk te betalen, is een grote belediging. Graag hoor ik van de minister om hoeveel geld dit gaat en wat de overweging is om dit te doen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
U bedankt. De heer Van Haga was de laatste spreker van vandaag. Ah, ik heb nog een interruptie. De heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, we kunnen mensen niet weg laten gaan als ze onzin spreken. Ik zou toch graag van de heer Van Haga, die tussen neus en lippen zegt dat het een stevige griep is, vragen om dat nog even uit te leggen en toe te lichten.

De voorzitter:
Ik vind dat geen onderwerp voor de begroting BuHa-OS.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, ik reageerde op de woorden die de heer Van Haga zelf ingebracht heeft.

De voorzitter:
Ja. Heel kort dan.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik wil dat wel heel kort doen. Ik heb die vraag ook weleens gesteld aan de heer Van Dissel tijdens een technische briefing. De infection fatality rate van corona is nu 0,15 en dat is vergelijkbaar met die van een heel stevige griep. Dus feitelijk zitten we niet in een coronacrisis. De crisis is feitelijk gecreëerd door u, door de coalitie, met al die rare maatregelen. We zitten in een zorgcrisis en die zorgcrisis het gevolg van het eindeloos bezuinigen en … Ja, ik ga afronden. In ieder geval, we zitten met een zorginfarct. We hebben net gehoord tijdens het rondetafelgesprek dat we binnen tien dagen op code zwart gaan. Nou, dat kunt u zichzelf aanrekenen. Het is een zorginfarct en geen coronacrisis.

De voorzitter:
Helder. Tot zover de eerste termijn van de Kamer vandaag.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Donderdag rond de klok van 10.30 uur gaan we luisteren naar de minister. We wensen hem veel succes met de voorbereiding van zijn antwoorden.

Sluiting

Sluiting 21.42 uur.