Plenair verslag Tweede Kamer, 93e vergadering
Donderdag 24 juni 2021

  • Aanvang
    10:15 uur
  • Sluiting
    22:26 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Tellegen

Aanwezig zijn 134 leden der Kamer, te weten:

Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Van Ark, Azarkan, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bikker, Bisschop, Bontenbal, Martin Bosma, Boswijk, Bouchallikh, Boucke, Boulakjar, Brekelmans, Bromet, Van Campen, Ceder, Dassen, Gijs van Dijk, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Eerdmans, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Ephraim, Eppink, Erkens, Van Esch, Fritsma, Geurts, Van Ginneken, De Graaf, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Gündoğan, Den Haan, Van Haga, Hagen, Hammelburg, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Heinen, Helder, Hermans, Van den Hil, Hoekstra, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Jansen, Jetten, Romke de Jong, Kaag, Kamminga, Kat, Kathmann, Kerseboom, Klaver, Klink, Koekkoek, Koerhuis, Kops, De Kort, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Leijten, Maatoug, Madlener, Maeijer, Markuszower, Van Meenen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Minhas, Agnes Mulder, Edgar Mulder, De Neef, Nijboer, Van Nispen, Palland, Paternotte, Paul, Paulusma, Peters, Piri, Van der Plas, Pouw-Verweij, Van Raan, Raemakers, Rajkowski, De Roon, Schouten, Segers, Sjoerdsma, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Van Strien, Tellegen, Teunissen, Thijssen, Tielen, Valstar, Vestering, Vijlbrief, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Van der Werf, Werner, Westerveld, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wilders, Van der Woude en Wuite,

en mevrouw Van Ark, minister voor Medische Zorg en Sport, de heer Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van donderdag 24 juni 2021.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstukken

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de lijkbezorging in verband met het elektronisch doen van de opgave van de doodsoorzaak ten behoeve van de statistiek en het elektronisch verzenden van verslagen in het kader van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (35551).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Maritiem

Maritiem

Aan de orde is het tweeminutendebat Maritiem (CD d.d. 02/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Na deze opening gaan wij beginnen aan een hele trits tweeminutendebatten met de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Hartelijk welkom. Hartelijk welkom aan mijn collega's. We beginnen met het tweeminutendebat Maritiem, met als eerste spreker de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Terwijl elders in dit gebouw het rapport van Urgenda wordt aangeboden met praktische tips voor de energietransitie, heb ik vier moties ter aanmoediging om die energietransitie te versnellen. We beginnen met de eerste motie, over de interventiebevoegdheid van de Kustwacht.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat, ondanks waarschuwingen van de Kustwacht, schepen bij stormachtig weer nog steeds gebruikmaken van de zuidelijke route;

constaterende dat de Kustwacht als autoriteit het beste per geval kan bepalen of er opgetreden dient te worden of niet;

constaterende dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid adviseert de Kustwacht de taken, bevoegdheden en middelen te geven die nodig zijn om containerschepen te begeleiden, zodat schepen onder alle golf- en weersomstandigheden veilig langs de Waddeneilanden kunnen varen;

verzoekt de regering om na afronding van het MARIN-onderzoek zo snel mogelijk de Kustwacht de mogelijkheid te geven om bindende adviezen te geven en de mogelijkheid om schepen te begeleiden tijdens een storm,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 325 (31409).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de green deal zeevaart, binnenvaart en havens een eerste stap is gezet in de verduurzaming van de scheepvaartsector;

constaterende dat dit nog niet genoeg is om onder de 1,5 graad Celsius opwarming van de aarde te blijven;

verzoekt de regering om in de IMO ervoor te pleiten de scheepvaart binnen de grenzen van de aarde te brengen en in te zetten op de daarbij benodigde uitstootreductie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 326 (31409).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door ONE-Dyas een vergunning is aangevraagd om in gasveld N05-A aardgas te winnen;

overwegende dat dit bedrijf van plan is om onder andere benzeen, kwik, zink en methanol in de vorm van productiewater in de Noordzee te lozen;

constaterende dat het Staatstoezicht op de Mijnen dit onwenselijk acht;

constaterende dat de Mijnraad zorgen over de omvang van de lozingen heeft uitgesproken;

overwegende dat op dit moment dit op nog geen twintig kilometer gebeurt boven Schiermonnikoog en dit project een net hersteld schelpdierrif bedreigt;

verzoekt de regering geen vergunning te verlenen en geen nieuwe infrastructuur voor de ontginning van N05-A toe te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 327 (31409).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door ONE-Dyas een vergunning is aangevraagd om in gasveld N05-A aardgas te winnen;

overwegende dat dit bedrijf van plan is om onder andere benzeen, kwik, zink en methanol in de vorm van productiewater in de Noordzee te lozen;

constaterende dat het Staatstoezicht op de Mijnen dit onwenselijk noemt;

constaterende dat de Mijnraad zorgen over de omvang van de lozingen heeft uitgesproken;

overwegende dat dit op nog geen 20 kilometer boven Schiermonnikoog gebeurt;

verzoekt de regering om lozingen van productiewater, en daarmee milieuvervuiling, niet toe te staan bij het herstelde schelpdierrif,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 328 (31409).

De heer Van Raan (PvdD):
Mijn collega Frank Wassenberg zal het oordeel van de minister in ontvangst nemen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Ik kijk even rond. De heer Tjeerd de Groot, D66. Gaat uw gang.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Vanaf deze plek een dik compliment aan Mona Keijzer, die een heel goede regeling heeft gemaakt voor de bruine vloot. Toch is er een tweetal categorieën die eigenlijk toch tussen wal en schip vallen. Het is een beperkt aantal schepen, dat bijna bij naam is te noemen. Het is ook binnen het budget van de 15 miljoen, dus het gaat niet over extra geld, en het gaat ook niet over charterschepen, die natuurlijk ook een graantje willen meepikken. Nee, het gaat echt om schepen die ook wettelijk gezien een definitie hebben en bijdragen aan die historische vloot zoals we die in Nederland hebben, maar soms inderdaad jonger zijn dan 50 jaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het niet behalen van de KRW-doelen grote ...

Pardon, ik heb de verkeerde motie, voorzitter.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Die komt straks.

De voorzitter:
Die komt straks. Dat krijg je als je zo veel tweeminutendebatten achter elkaar plant. De heer De Groot trekt een sprint en zoekt de juiste motie.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan ben ik vast voorbereid!

De voorzitter:
De tijd is stopgezet. Maakt u zich geen zorgen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. De heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Neem me niet kwalijk, voorzitter. Ik zet mijn bril op; dat helpt misschien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een goede regeling is voor de bruine vloot, maar dat er twee groepen buiten de regeling vallen, namelijk replica's en starters;

overwegende dat het over circa negen replica's en tien starters gaat;

overwegende dat er ruimte is binnen het budget van de regeling continuïteit bruine vloot;

overwegende dat op grond van de Europese binnenvaartregels de door de overheid erkende stichting Adviesorgaan Traditionele Vaartuigen als taak heeft te beoordelen wat traditionele schepen dan wel replica's zijn en dat hier ook een welomschreven wettelijke definitie van bestaat;

van mening dat de overheid moet borgen dat startende ondernemers desgewenst gebruik kunnen maken van de omzetcijfers van de vorige eigenaar;

overwegende dat het de voorkeur heeft dat een starter omzetverlies kan aantonen aan de hand van de omzetgegevens van de vorige eigenaar;

overwegende voorts dat met een eventueel faillissement van starters het behoud van hun schepen voor de Nederlandse vloot in gevaar komt en daarmee de cultuur rondom deze schepen;

verzoekt de regering om de starters gebruik te laten maken van de omzetcijfers van de vorige eigenaar en als dit niet mogelijk is een forfaitair bedrag uit te keren van €5.000;

verzoekt voorts de regering om replica's voor de regeling continuïteit bruine vloot in aanmerking te laten komen voor zover zij door de stichting Adviesorgaan Traditionele Vaartuigen als zodanig worden aangemerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Rudmer Heerema.

Zij krijgt nr. 329 (31409).

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk naar de minister. Wij schorsen enkele ogenblikken, zodat we de moties kunnen verzamelen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Kapje op, kapje af.

Voorzitter. Ik heb geen vragen genoteerd, dus ik kan meteen de moties langslopen. De eerste motie, op stuk nr. 325, is van de hand van de heer Van Raan en heeft betrekking op de Kustwacht. Die verzoekt de regering om na afronding van het MARIN-onderzoek de Kustwacht zo snel mogelijk de mogelijkheid te geven voor bindende adviezen. Aangezien we daar nog onderzoek naar laten doen, zou ik aan de heer Wassenberg — die inmiddels is aangeschoven — willen vragen om deze motie aan te houden totdat dat onderzoek is afgerond. We hebben dezelfde intentie, dus ik hoop ook dat we hieruit komen. Maar ik moet natuurlijk eerst even kijken wat er mogelijk is volgens het onderzoek. Het verzoek is dus om de motie aan te houden.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb het er even over gehad met de heer Van Raan. Hij vermoedde al zoiets, dus ik houd deze motie namens de heer Van Raan aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn motie (31409, nr. 325) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 326. Die is ook van de hand van de heer Van Raan en die verzoekt ons om er in de IMO, de Internationale Maritieme Organisatie, voor te pleiten om de scheepvaart binnen de grenzen van de aarde te brengen en om in te zetten op de daarbij benodigde uitstootreductie. Als ik dat mag vertalen naar "binnen onze eigen green deal" ... Het is een beetje vaag omschreven: "binnen de grenzen van de aarde". Als ik dat vertaal naar "binnen onze eigen green deal", dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 326 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 327. Die is ook van de hand van de heer Van Raan. Dat is het beleidsterrein van collega Blok. Er heeft kort afstemming plaatsgevonden en die motie wordt ontraden.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 328. Dat is ook het terrein van collega Blok en dat hebben we ook even afgestemd. Die verzoekt de regering om lozingen van productiewater niet toe te staan et cetera. Die wordt ook ontraden.

De voorzitter:
De moties op de stukken nrs. 327 en 328 worden ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 329. Die ligt op het beleidsterrein van collega Mona Keijzer. Ik kan u melden dat ik de complimenten van de heer De Groot persoonlijk aan haar zal overbrengen. Er heeft snel wat afstemming plaatsgevonden en ik heb het volgende bericht van de collega van EZK. De inhoud van deze motie heeft betrekking op het steunpakket in het kader van corona; dat is in dit kader dus van de staatssecretaris van EZK. Erkenning van de Stichting Adviesorgaan Traditionele Vaartuigen valt onder haar bevoegdheid. Ondernemers kunnen gebruikmaken van de TVL en, indien aan de orde, van de startersregeling. Dit geldt voor de bruinevlootondernemers, starters en dus ook de replica's. Gezien het doel van de bruinevlootregeling, historische zeilschepen behouden — dat ondersteun ik overigens ook vanuit mijn portefeuille — is ervoor gekozen om deze open te stellen voor zeilschepen van meer dan 50 jaar oud. Daar is ook meerdere keren met de Kamer over gecommuniceerd. De regeling heeft even op zich laten wachten, omdat het ingewikkeld was om een goede bruinevlootregeling te maken die uitvoerbaar zou zijn maar ook past binnen de Europese staatssteunkaders. Voor de startende ondernemer is in deze regeling reeds een extra voorziening getroffen. Zo krijgen ondernemers die gestart zijn tussen 31 januari en 15 maart van het vorige jaar het minimumsubsidiebedrag uit de regeling van €1.000. Ondernemers die zijn gestart voor 31 januari 2020, kunnen gewoon gebruikmaken van de bruinevlootregeling.

Een wijziging van deze bruinevlootregeling met het ophogen van het subsidiebedrag in deze fase betekent dat de juridische kaders opnieuw getoetst moeten worden in verband met precedentwerking en zorgvuldigheid. De verruiming zou dan mogelijk ook opnieuw aan Brussel moeten worden voorgelegd. Dat leidt tot vertraging, even los van de uitkomst.

Voor ondernemers die schepen exploiteren die niet tot deze groep behoren, staat natuurlijk gewoon de TVL open. De TVL is de afgelopen periode ook flink verruimd, waarbij het vergoedingspercentage in het tweede kwartaal van 2021 zelfs naar 100% is gegaan.

De staatssecretaris van EZK heeft het voornemen om aanstaande dinsdag de definitieve regeling voor de bruine vloot te publiceren. Wijzigingen kunnen daarin niet meer worden aangebracht.

Het tweede dictum ziet op de Stichting Adviesorgaan Traditionele Vaartuigen. De commissie die het in dezen bedoelde werk moet gaan doen, is weliswaar opgericht, maar is nog niet officieel erkend. Ik kan daarom ook nog niet het oordeel vellen, zegt de staatssecretaris, of de uitkomsten die de commissie t.z.t. zal doen, binnen de regeling zouden kunnen vallen. Het wachten op de officiële erkenning van deze commissie zal sowieso ook zorgen voor vertraging van de regeling.

Voor zover deze motie ziet op iets anders dan coronasteun, namelijk nieuw beleid voor de recreatieve zeilvloot, ontstijgt deze de bevoegdheid van een demissionair kabinet. Daarom zal ik namens de collega, de staatssecretaris van EZK, de motie moeten ontraden.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Aldus staatssecretaris Keijzer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
De staatssecretaris heeft haar best gedaan. Van deze onderbouwing van het ontraden denk ik toch dat het over ontzettend weinig geld gaat. Dit is echt iets wat binnen de bestaande budgetten kan, maar ik zal de motie aanhouden en ik zal me samen met de heer Heerema beraden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Tjeerd de Groot stel ik voor zijn motie (31409, nr. 329) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kan er eventueel ook nog met de staatssecretaris zelf overlegd worden.

De voorzitter:
Ja.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:
Ik dank de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Water

Water

Aan de orde is het tweeminutendebat Water (AO d.d. 09/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Even dachten we dat het reces eerder was begonnen. Alles wat wij nodig hebben om deze vergadering te hebben, doet het nu, inclusief de koffiezetapparaten en de kopieerapparaten. Wij gaan dus verder met het tweeminutendebat Water. De eerste spreker is de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik heb één vraag en één motie. Ik begin maar gelijk, want dan halen we een beetje tijd in. Mijn vraag is de volgende. Uit een rapport van het RIVM blijkt dat de Scheldemonding behoorlijk vervuild is met pfas, onder meer uit België. Dat zou betekenen dat de Hedwigepolder, die nu afgegraven wordt, onder gaat lopen met slib vol pfas. Volgens mij kan dat niet de bedoeling zijn. Het lijkt me ook in strijd met de Wet bodembescherming, want hierdoor wordt de bodem van de Hedwigepolder nog viezer dan die was. Mijn vraag is wat dit betekent voor de ontpolderingsoperatie. Ik zou daar heel graag een reactie op hebben van de minister. Dat hoeft niet per se nu, want ik kan me voorstellen dat dat redelijk ingewikkeld is. Maar ik wil die graag schriftelijk op enige termijn ontvangen.

Voorzitter. Ik heb een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het ontwerp Nationaal Waterprogramma 2022-2027 zorgen worden uitgesproken over de ontwikkeling van de natuur in het Schelde-estuarium en dat het belang van een integrale sedimentstrategie genoemd wordt;

overwegende dat het in ecologisch opzicht waardevolle areaal laagdynamisch intergetijdengebied in de Westerschelde de afgelopen twintig jaar niet is afgenomen;

van mening dat geen sprake mag zijn van nieuwe ontpoldering van goede landbouwgronden;

verzoekt de regering in het ontwerp Nationaal Waterprogramma op te nemen dat eventueel natuurherstel in het Westerscheldegebied wordt gerealiseerd via buitendijkse maatregelen en niet door nieuwe ontpoldering van goede landbouwgronden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Boswijk.

Zij krijgt nr. 542 (27625).

De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer De Groot van D66. Gaat uw gang.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u, voorzitter. Ik zal eerst beginnen met de Kaderrichtlijn Water, want daar hebben we het over gehad in het commissiedebat. De fractie van D66 heeft grote zorgen over het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Er zijn nu al provincies die zich richting het Rijk beginnen in te dekken en vragen wie straks de schadevergoeding gaat betalen, als we de doelen niet gaan halen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? We moeten echt alles op alles zetten om te voorkomen dat er een nieuwe PAS ontstaat, zoals bij stikstof, maar dan bij het volgende onderwerp, namelijk bij water. Vandaar de volgende motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het niet behalen van de KRW-doelen grote juridische, financiële en bestuurlijke opgaven met zich mee kan brengen en het belangrijk is deze goed in beeld te hebben;

constaterende dat een analyse om deze consequenties in kaart te brengen reeds wordt uitgevoerd;

verzoekt de regering in deze analyse verschillende scenario's mee te nemen over het niet behalen van de doelen, waaronder een ingebrekestelling door de Europese Commissie in 2027 en een dagvaarding voor verslechtering van de waterkwaliteit en -kwantiteit;

verzoekt de regering hierbij een overzicht aan de Kamer te doen toekomen van alle mogelijke juridische, financiële en bestuurlijke consequenties hiervan voor de Staat en de decentrale overheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Grinwis.

Zij krijgt nr. 543 (27625).

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dan heb ik ook nog een vraag. Om nog een kans binnen te hebben om de Kaderrichtlijndoelen te halen, hebben we ook extra inzet op mest nodig. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt tussen het Rijk en de decentrale overheden in de Taskforce Mest en Waterkwaliteit. Ik kan deze afspraken echter nergens openbaar terugvinden. Kan de minister toezeggen om deze nog met de Kamer te delen?

Ten slotte de ruimtelijke kwaliteitsopgave. Ik ben blijk dat er nu een duidelijk onderzoek met verbetermogelijkheden ligt, maar de minister blijft stellen dat dit mogelijk extra geld kost. De fractie van D66 zou graag een inventarisatie van die kosten willen. Wat zijn die opgaven? Kan de minister toezeggen om de eventuele extra kosten te onderbouwen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar mevrouw Beckerman, die haar motie zo-even met pen op papier heeft geschreven. Zo gaat het als de stroom uitvalt. Dus ik geef u het woord namens de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Excuus, voorzitter. De stroom was uitgevallen, dus ik heb mijn motie uitgeschreven. De printer doet het wel weer, maar ik vind het eigenlijk wel mooi geworden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Mijnbouwwet de eisen aan marktpartijen worden aangescherpt om het drinkwater te beschermen;

overwegende dat dit nog niet geldt terwijl er wel zorgen zijn;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar risico's van mijnbouwactiviteiten op grond- en drinkwater in het Drentsche Aa-gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 544 (27625).

Dat is een mooie korte motie. Dan kijk ik naar mevrouw Bromet, GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. In water komen een heleboel milieu- en natuurdossiers samen en vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat waterbeleid, landbouwbeleid, natuur- en klimaatbeleid en het beleid voor veilig drinkwater allemaal op elkaar inwerken en in belangrijke mate dezelfde hogere doelen nastreven;

overwegende dat wij binnenkort moeten voldoen aan de Kaderrichtlijn Water, natuurdoelen en de Nitraatrichtlijn en de Europese Unie op dit moment het programma voor de Van-Boer-tot-Bordstrategie vaststelt;

verzoekt de regering om de Kamer inzichtelijk te maken hoe de doelen en middelen van al deze plannen en voorschriften op elkaar inwerken en tot uitwerking komen in de stroomgebiedbeheerplannen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Grinwis.

Zij krijgt nr. 545 (27625).

Dank u wel, mevrouw Bromet. Mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Het lijkt bijna onmogelijk: grote droogte in het waterrijke Nederland, maar toch verdrogen steeds meer delen van Nederland door klimaatverandering en een kunstmatig laag gehouden waterpeil. Ook de waterkwaliteit is geschaad. De afspraken die er zijn gemaakt om water en de waterrijke omgeving te beschermen, worden niet gehaald. De Nitraatrichtlijn overtreden we, want we hebben te veel mest in het water. Daardoor halen we ook doelen uit de Kaderrichtlijn Water niet, om nog maar te zwijgen over de vergiftiging van het water. De Habitatrichtlijn overtreden we. We mogen de natuur niet verslechteren en toch drogen we haar uit.

Vooralsnog ziet de Partij voor de Dieren vooral veel vingerwijzen bij de minister naar wie er nu verantwoordelijk is voor een oplossing. Er wordt naar elkaar gewezen, naar de provincies, naar de waterschappen, maar de regie ontbreekt. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Rijk aangeeft geen overzicht te hebben van alle water- en droogtemaatregelen die worden uitgevoerd, en op welke schaal dit gebeurt;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer stelt dat het Rijk de regie mist;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer de minister van IenW aanbeveelt om samen met de ministers van BiZa en van LNV meer inzicht te krijgen in de ruimtelijke maatregelen die provincies, waterschappen en gemeenten nemen tegen droogte en om deze decentrale overheden ondersteuning te bieden waar dat nodig is;

verzoekt de regering om de landelijke regie te nemen om zo de watercrisis te bestrijden, waarbij de functie het waterpeil volgt;

verzoekt de regering tevens om minimale kaders op te stellen voor vernatting en het gebruik en de onttrekking van grondwater,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vestering en Van Esch.

Zij krijgt nr. 546 (27625).

Mevrouw Vestering (PvdD):
Deze motie is mede ingediend door mijn collega Van Esch.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Over het prachtige onderwerp water eerst een motie om de minister nog net wat meer aan te vuren om snel een besluit te nemen zodat drinkwaterbedrijven kunnen investeren in wat nodig is, en dat is veel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de drinkwatersector de komende jaren fors meer moet investeren om de kwaliteit en beschikbaarheid van het drinkwater te kunnen blijven garanderen;

overwegende dat de in de afgelopen jaren sterk gedaalde wettelijk toegestane gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet — de WACC — voor beperkingen van deze investeringen zorgt en verdere daling van de WACC de benodigde investeringen nog verder onder druk zet;

overwegende dat recent om die reden door de Kamer een wijziging van de Drinkwaterwet is aangenomen waarmee de mogelijkheid wordt gecreëerd om te besluiten de looptijd van de WACC te verlengen;

overwegende dat de minister desgevraagd in het commissiedebat Water van 9 juni jongstleden aangaf in september een besluit te willen nemen betreffende de verlenging van de WACC, maar dat dit te laat is voor de drinkwaterbedrijven, aangezien deze nú bezig zijn met de investeringsplanning voor het komende jaar;

verzoekt de regering om zo snel als mogelijk duidelijkheid te bieden aan de drinkwaterbedrijven over hun investeringsmogelijkheden door, zodra mogelijk, de bevoegdheid om de huidige WACC te verlengen te benutten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Boswijk, Stoffer, Rudmer Heerema, Tjeerd de Groot en Bromet.

Zij krijgt nr. 547 (27625).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb nog een tweede motie. Ik begreep dat de Eerste Kamer het op de hamerstukkenlijst voor aanstaande dinsdag heeft gezet, dus dat het heel snel zou moeten kunnen. Wij waren pas op werkbezoek in de Biesbosch, met onder anderen de collega's Bromet en De Groot. Daar hebben we samen met RAVON visjes gevangen. Dat was echt prachtig. Kleine botjes die door het Kierbesluit zelf stroomopwaarts van zout naar zoet gaan om daar groot te worden. Trouw berichtte erover. In het kader daarvan nog een motie. Gezien de tijd ga ik nu heel snel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit recent onderzoek van RAVON blijkt dat de paling ernstig gehinderd wordt door 60.000 dammen, sluizen en andere obstakels;

constaterende dat uit datzelfde onderzoek blijkt dat bij vispassages 75% van de paling achterblijft en het aalbeheerplan onvoldoende werkt;

overwegende dat veel dammen, sluizen en andere kunstwerken aan onderhoud toe zijn;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe het onderhoud aan dammen, sluizen en andere kunstwerken gecombineerd kan worden met het beter doorlaatbaar maken van deze obstakels voor de paling, en daartoe in overleg te treden met kennisinstellingen en natuurbeschermingsorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Stoffer, Tjeerd de Groot en Bromet.

Zij krijgt nr. 548 (27625).

Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Van der Plas, BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de sector met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) tijd, geld en energie steekt in de bovenwettelijke maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit;

overwegende dat zodra een maatregel verplicht wordt gesteld in nationale wet- en regelgeving een maatregel financieel niet (meer) gestimuleerd en/of gecompenseerd kan worden door de overheid;

overwegende dat maatregelen die genomen worden in het DAW bedrijfs-/regiospecifiek zijn en daarmee beter aansluiten op het bereiken van de waterkwaliteitsdoelen tegen redelijke kosten;

overwegende dat het verdienvermogen van de agrarische ondernemers in Nederland onder druk staat;

verzoekt het kabinet om alvorens generieke maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit door de overheid verplicht te stellen op het agrarisch areaal, een economische doorberekening te maken van de voorgestelde maatregelen;

voorts gaan we verder met het verspreiden van gezond verstand in de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 549 (27625).

Dank u wel. De heer Heerema, VVD. Gaat uw gang.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Van mijn zijde geen motie maar wel een verzoek, dan wel een suggestie voor de minister. We hebben in het commissiedebat ook uitgebreid gesproken over het Nationaal Waterakkoord. Dank aan de minister, die zei dat ze met dat Waterakkoord aan de slag wilde gaan om ervoor te zorgen dat de kwantiteit maar ook de kwaliteit van ons water op orde blijft. Na dat commissiedebat heb ik met een aantal spelers uit de watersector gesproken, met name de innovatieve kant, de economische kant. Nederland is heel goed als innovatief waterland, met ons watermanagement. Zij gaven aan heel veel interesse te hebben om ook mee te kunnen denken over dat Nationaal Waterakkoord. De minister gaat verkennen en gaat stappen zetten. Is de minister dan ook bereid om, naast het meenemen van de kwantiteit en de kwaliteit van het water in het Nationaal Waterakkoord, te kijken hoe wij als Nederland de innovatieve sector op het gebied van water kunnen meenemen in dat akkoord? Dat kan een meerwaarde hebben om het totaalbeeld van de hele sector goed in kaart te krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Tot slot de heer Boswijk, CDA. Nee. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de termijn van de kant van de Kamer. Ik schors enkele ogenblikken om alle moties te verzamelen. Dan laten we de ministers aan het woord.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal de moties van een oordeel voorzien, maar er waren ook nog een paar vragen gesteld, dus die zal ik eerst even beantwoorden. Om te beginnen had de heer Stoffer het over de vervuiling in de Hedwigepolder door het met pfas vervuilde slib. Ik begrijp de zorgen van de heer Stoffer helemaal. Ik wil ook graag bekijken wat dit precies betekent voor de slibafzetting in de Hedwigepolder. Hij schatte zelf ook al in dat ik dat niet even uit mijn mouw kan schudden. Dat zou ook veel te veel tijd vragen, dus ik ga er schriftelijk op in.

De heer De Groot van D66 vroeg of inzichtelijk kan worden gemaakt welke extra kosten de ruimtelijke kwaliteit met zich meebrengt. Dat is wel lastig om in te schatten, want ruimtelijke kwaliteit is natuurlijk heel erg locatiegebonden. Dat maakt het ook ingewikkeld om het breed in kaart te brengen. Er ligt ook een belangrijke verantwoordelijkheid bij de medeoverheden, ook voor de financiering. Ik begrijp wel dat de heer De Groot niet van mij verwacht dat ik in heel Nederland op projectniveau ga inschatten wat dit allemaal zou betekenen. Ik zeg hem wel graag een ambtelijke inschatting toe van wat het ongeveer zou kunnen betekenen voor de benodigde extra middelen van het Rijk, maar dan moet hij echt een beetje denken in de sfeer van de bierviltjes en de houtskoolschetsen. Als we het onder die condities mogen inschatten, kan ik het doen.

De heer Boswijk heeft … Nee, dat is niet waar; dat staat hier verkeerd. Het was de heer Heerema die sprak over het Nationaal Waterakkoord. Wil ik de innovatieve sector daarin meenemen? Dat kan ik alleen maar van harte ondersteunen. Het lijkt me ook heel belangrijk, juist voor de toekomst van de Nederlandse watersector, dat we de nieuwe pioniers daar goed in meenemen. Zoals de heer Heerema zei hebben we een mooie historie om te laten zien, maar het is nog mooier als je ook de toekomst erbij hebt.

Dan de moties, voorzitter. De motie op stuk nr. 543 van de heer De Groot verzoekt de regering om een overzicht te maken van alle mogelijke juridische, financiële en bestuurlijke consequenties hiervan voor de Staat en de decentrale overheden. Daar zou ik een soortgelijke disclaimer bij willen maken. Ik kan de motie oordeel Kamer geven, maar dan verwacht ik wel dat de heer De Groot er begrip voor heeft dat dat niet echt op projectniveau in details kan gebeuren. Dat kan ik gewoon niet overzien voor alle decentrale overheden. Als u het hebt over scenario's, zou ik daaronder willen verstaan de verschillende routes waarin problemen kunnen ontstaan. U noemde de Europese inbreukprocedure of een nationale rechter. Die scenario's brengen we allemaal in kaart. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 543 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja.

De voorzitter:
Oké. De motie op stuk nr. 542 hebt u overgeslagen. Krijgt die een oordeel van uw collega?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
O wacht, dan ben ik verkeerd begonnen. Ik heb ze op de verkeerde volgorde liggen.

De voorzitter:
Oké, voordat we daarmee verdergaan, heeft mevrouw Bromet een vraag over de motie van de heer De Groot.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Excuus. Ja, dat is de motie op stuk nr. 543.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Die gaat over de consequenties van het niet halen van de Kaderrichtlijn Water. Ik neem aan dat die gewoon in beeld zijn en dat we die nu gewoon op papier krijgen. Of moeten ze nog in beeld gebracht worden?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als ze er al waren, had de heer De Groot gewoon naar dat overzicht kunnen vragen. Het is vrij uitgebreid. Hij vraagt een overzicht van alle mogelijke juridische, financiële en bestuurlijke consequenties voor de Staat en de decentrale overheden. Dat hebben we echt nog niet allemaal op een rijtje. Ik geef wel oordeel Kamer aan de motie, met de kanttekening dat ik natuurlijk niet op het niveau van iedere individuele gemeente alles en détail in kaart kan brengen. De scenario's waar de heer De Groot om vraagt, wil ik graag in kaart brengen. Dat doen we natuurlijk voor een deel ook al. Ik zie dit als een uitbreiding om vooral ook de juridische risico's enzovoorts eraan toe te voegen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het lijkt me heel nuttig om daar inzicht in te krijgen.

De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 542.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Excuus, voorzitter. Ik zit hier de hele boel in de war te schoppen. Dat is een motie van de heer Stoffer over het Westerscheldegebied. Hij verzoekt de regering om in het Nationaal Water Programma op te nemen dat eventueel natuurherstel buitendijks zou moeten gebeuren en niet via nieuwe ontpoldering van goede landbouwgronden. Ik zou de heer Stoffer willen vragen om deze motie aan te houden tot we er ergens in het najaar iets meer zicht op hebben via de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie, die samen met de Schelderaad werkt aan die langetermijnperspectieven. Ik denk dat we in het najaar mogelijk tot een beter eerste oordeel daarover kunnen komen.

De heer Stoffer (SGP):
Dat zou ik best willen, maar wat is er dan in het najaar? Ligt er dan een resultaat? Weten we dan of het voorstel is dat we het binnendijks of buitendijks gaan doen? Ik wil graag weten wat ik in het najaar in handen heb om de motie zo lang aan te houden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
In het najaar hebben we natuurlijk de stroomgebiedbeheerplannen en de ex-ante-analyse. Dan hebben wij een iets beter overzicht van waar we het met elkaar over hebben. Ik heb naar aanleiding van de motie van de heer De Groot toegezegd dat we wat meer overzicht geven van de bestuurlijke consequenties en de andere consequenties die u noemt, bijvoorbeeld ten aanzien van de landbouw. Het lijkt mij heel belangrijk om dat iets meer in kaart te hebben. Als u de motie tot het najaar aanhoudt, moet de duidelijkheid een stapje verder zijn. In het najaar hebben we het wetgevingsoverleg Water.

De heer Stoffer (SGP):
Zo lang kan ik de motie wel aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Stoffer stel ik voor zijn motie (27625, nr. 542) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De motie op stuk nr. 543 hebben we gehad. Dan hebben we een met een mooi handschrift geschreven motie van mevrouw Beckerman op stuk nr. 544.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, een heel mooi zwierig handschrift. Het is jammer dat je dat normaal gesproken nooit ziet in de getypte moties. In de motie wordt mij gevraagd om onderzoek te doen naar de grondwaterkwaliteit van de Drentsche Aa. Dat wil ik ontraden, want dit is echt de bevoegdheid van de provincie.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 545 van mevrouw Bromet. Die verzoekt de regering om inzichtelijk te maken hoe de doelen en middelen van al deze plannen en voorschriften op elkaar inwerken en tot uitwerking komen in de stroomgebiedbeheerplannen. Daarover zou ik hetzelfde willen zeggen als net tegen de heer Stoffer. We krijgen er in het najaar meer duidelijkheid over, als we ex-ante-analyse hebben gehad en de stroomgebiedbeheerplannen hebben. Ik zou u willen verzoeken de motie aan te houden tot net iets voor het Wetgevingsoverleg Water.

De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Bromet. Bent u daartoe bereid? Dat is het geval.

Op verzoek van mevrouw Bromet stel ik voor haar motie (27625, nr. 545) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 546.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 546 van mevrouw Vestering. Die verzoekt om minimale kaders op te stellen voor vernatting en landelijk de regie te nemen. Ik ontraad deze motie. De Algemene Rekenkamer geeft ook aan dat ik de coördinerende rol al pak. Voor het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie worden op dit moment uitvoeringsagenda's opgesteld door de 45 werkregio's. Daar heb ik geen specifieke eigen rol in. Ik pak dus wel de regie, maar ten aanzien van het waterpeil en de grondwateronttrekking worden de kaders gesteld door de provincies en de waterschappen. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 546 wordt ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 547, van de heer Grinwis, verzoekt de regering om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden aan de drinkwaterbedrijven over hun investeringsmogelijkheden. Dat streven wij zelf ook na. Deze motie kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 547 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 548, die ook van de hand van de heer Grinwis is. Die verzoekt de regering te onderzoeken hoe onderhoud aan dammen, sluizen en andere kunstwerken gecombineerd kan worden met het beter doorlaatbaar maken van obstakels voor de paling. Nu leg ik de motie zelfs nog iets breder uit, want ik denk dat de heer Grinwis ook vindt dat het ook allerlei andere vissen mogen zijn. Laten we zeggen dat we de doorlaatbaarheid voor de vissen in het algemeen goed regelen. Oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 548 krijgt oordeel Kamer. Er ligt nog een motie van mevrouw Van der Plas, op stuk nr. 549.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Die is voor mijn collega.

De voorzitter:
Ja, dat klopt. Dan wachten we heel even tot er is schoongemaakt.

Minister Schouten:
Ik had één vraag en één motie, de motie op stuk nr. 549 van mevrouw Van der Plas. Ik begin met de vraag van de heer De Groot. Hij vraagt of de afspraken met de Taskforce Mest en Waterkwaliteit openbaar gemaakt kunnen worden. Voor de goede orde, dat is geen gremium waar afspraken worden gemaakt. Er worden ook geen besluiten genomen. Het is een gremium dat mij adviseert, onder andere over de inrichting van het zevende actieprogramma. Op het moment dat de stukken voor het actieprogramma naar de Kamer komen, zullen wij alle onderliggende stukken publiceren. Dit stuk zal daar dan in meelopen.

Dan de motie op stuk nr. 549 van mevrouw Van der Plas over de economische doorrekening. Ik zit een beetje te zoeken naar wat mevrouw Van der Plas precies bedoelt. Aan de ene kant zegt ze dat we het DAW hebben, wat regiospecifiek is. Daarna zegt ze dat generieke maatregelen die worden getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren, eerst doorgerekend moeten worden. Ik neem aan dat het dan niet over het DAW gaat, maar over het zevende actieprogramma. Wij moeten maatregelen nemen om de waterkwaliteit te verbeteren. Daarvoor nemen we ook maatregelen in het zevende actieprogramma. Ik kan niet uitsluiten dat daar ook generieke maatregelen in zitten. Als het zevende actieprogramma naar de Kamer komt, zullen wij daar een overzicht bij doen van een soort inschatting van de impact van het actieprogramma. Het is niet zo dat het voorwaardelijk is, zoals deze motie verzoekt, en dat we dan pas gaan bedenken of we generieke maatregelen gaan nemen. De motie moet ik dus ontraden, maar ik kan wel toezeggen dat we, als we het zevende actieprogramma sturen, een impactanalyse meesturen van de maatregelen, zoals die daarin zijn opgenomen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel voor het antwoord. Ik hou de motie nog niet aan. Ik ga nog even ruggespraak houden. Mogelijk wordt ze dan toch aangehouden. Ik laat haar nu voor wat ze is.

De voorzitter:
Dan wordt ze ontraden.

Minister Schouten:
Ja.

De voorzitter:
Oké. Dat ging over de motie op stuk nr. 549.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Fosfaatrechtenstelsel

Fosfaatrechtenstelsel

Aan de orde is het tweeminutendebat Fosfaatrechtenstelsel (CD d.d. 10/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Fosfaatrechtenstelsel. Ik geef het woord als eerste aan de heer Mulder van de PVV.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. Het was een uitermate teleurstellend debat op 3 juni. De conclusie van het debat was dat er heel veel boeren kapot worden gemaakt en dat deze minister helemaal niets doet om ze te helpen. De minister ging wel een beetje snotteren dat ze het allemaal zo erg vindt, maar dat zijn krokodillentranen. De minister kan wel iets doen. Ze kan bijvoorbeeld artikel 38 van de Meststoffenwet gebruiken of de boeren compenseren, maar de harde waarheid is dat ze dat niet wil. Vandaar de twee volgende moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een verandering van overheidsbeleid niet moet leiden tot het faillissement van te goeder trouw handelende burgers en boeren;

constaterende dat invoering van het fosfaatrechtenstelsel tot grote economische schade bij boerenbedrijven heeft geleid;

verzoekt de regering degenen die voor 2 juli 2015 onomkeerbare investeringsverplichtingen zijn aangegaan of bij wie er sprake is van een individueel disproportionele last, een ontheffing te verlenen van het verbod op het produceren van fosfaat zonder rechten;

verzoekt de regering tevens vooruitlopend op de uitvoering van deze motie om de nodige coulance ten aanzien van de getroffen melkveehouders in het geval van bijvoorbeeld overtredingen van de Meststoffenwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Edgar Mulder.

Zij krijgt nr. 146 (35334).

De heer Edgar Mulder (PVV):
De tweede motie lijkt erg op de vorige. Excuus daarvoor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een verandering van overheidsbeleid niet moet leiden tot het faillissement van te goeder trouw handelende burgers en boeren;

constaterende dat invoering van het fosfaatrechtenstelsel tot grote economische schade bij boerenbedrijven heeft geleid;

verzoekt de regering degenen die voor 2 juli 2015 onomkeerbare investeringsverplichtingen zijn aangegaan of bij wie er sprake is van een individueel disproportionele last, de economische schade te vergoeden;

verzoekt de regering tevens vooruitlopend op de uitvoering van deze motie om de nodige coulance ten aanzien van de getroffen melkveehouders in het geval van bijvoorbeeld overtredingen van de Meststoffenwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Edgar Mulder.

Zij krijgt nr. 147 (35334).

De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Dat is mooi; precies binnen de tijd. De heer De Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter, dank u wel. Vanuit de fractie van D66 heb ik drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij proefstallen een volledige bezetting als voorwaarde geldt om uitspraken te kunnen doen over de duurzaamheid ervan;

overwegende dat het voor de oplossing van de stikstofproblematiek van groot belang is dat nieuwe proefstallen getest kunnen worden;

constaterende dat door het invoeren van het fosfaatrechtenstelsel proefstallen soms halfleeg staan, waardoor kansrijke concepten verdwijnen;

verzoekt de regering voor het eind van de zomer de Kamer te informeren hoe tot een volledige bezetting van proefstallen gekomen kan worden voor boeren die in de knel zijn gekomen door het fosfaatrechtenstelsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot, Boswijk en Van Campen.

Zij krijgt nr. 148 (35334).

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitvoeringsregeling voor de fosfaatbank ruimte biedt voor ondernemers die onevenredig zwaar getroffen zijn door de fosfaatmaatregelen;

constaterende dat met artikel 38a, lid 1 van de Meststoffenwet een vrijstelling of ontheffing wordt verleend ter bevordering van de grondgebondenheid of het stimuleren van jonge landbouwers in Nederland;

overwegende dat dit artikel van de Meststoffenwet aangeeft dat deze regeling uitsluitend is voor milieudoelstellingen die verder gaan dan die welke op grond van de voor de betrokken ondernemingen verplichte Unienormen zouden zijn bereikt en dat door de Unie wordt aangegeven dat biologische landbouw deze extra bijdrage levert;

overwegende dat er veel biologische melkveehouders zijn gekort op hun rechten zonder dat zij zelf gebruikmaken van de derogatie en dat dit een sterk gevoel van onrecht heeft veroorzaakt;

verzoekt de regering de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet ten behoeve van de vaststelling van nadere regels voor de fosfaatbank aan te passen zodat structureel ruimte gaat naar ondernemers die een aantoonbare bijdrage aan bovenwettelijke milieudoelstellingen leveren, zoals biologische boeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Bromet.

Zij krijgt nr. 149 (35334).

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Van Campen een vraag over uw motie.

De heer Van Campen (VVD):
De twee eisen die op dit moment worden gesteld om in aanmerking te komen voor rechten uit de fosfaatbank zijn grondgebondenheid en dat het gaat om jonge, startende boeren. Op dit moment zijn er wellicht mensen die luisteren naar dit debat. Het zou kunnen dat ze er zijn. Wie geeft hij hiermee heel concreet hoop, zou mijn vraag dan zijn.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Het is vooral gericht op grondgebonden biologische boeren. Die hebben niet bijgedragen aan de biologische landbouw; dat is een duidelijke bovenwettelijke categorie. Maar voor de rest is het natuurlijk ook aan de minister om daar op een verstandige manier uitvoering aan te geven. Er zijn ook bijvoorbeeld concepten als On the way to PlanetProof, die heel duidelijk gedefinieerd zijn. Dat soort boeren zou je ook kunnen ondersteunen. Op die manier draag je ook nog eens bij aan de doelen die we bij de stikstofwet hebben vastgesteld.

De heer Van Campen (VVD):
Ik kan me heel goed voorstellen wat de heer De Groot wil, maar ik denk ook dat er heel veel boeren zijn die ook wel in aanmerking zouden willen komen om zich in te schrijven voor die fosfaatbank. De groep die de heer De Groot beschrijft, is eigenlijk al geborgd via de eis van grondgebondenheid om in aanmerking te komen voor de fosfaatbank. Dus ik zou dan toch van hem willen weten: waarin is deze doelgroep anders dan in de grondgebondenheid die we al hebben geborgd als eis om in aanmerking te komen voor rechten uit de fosfaatbank?

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dat zit in die bovenwettelijke eisen. Dus je gaat ook op die manier kijken, dus naar het verdienmodel van boeren. Boeren die doorgaan naar bovenwettelijke eisen vinden het vaak het lastigst om ook het verdienmodel te ondersteunen. Dus we gaan met elkaar ook zeggen hoe we dat nou het beste kunnen doen. Want als wij verdienmodellen in bijvoorbeeld buffergebieden rondom Natura 2000-gebieden kunnen ondersteunen, dan helpt dat natuurlijk ook weer om de stikstofdoelen te halen. Dus op die manier probeer ik vanuit D66 aan te geven: doe nou wat je kan, in alle stukjes beleid die je hebt. En biologische landbouw is natuurlijk, ook gelet op de Europese doelstellingen, een prima voorbeeld daarvan.

De voorzitter:
U was nog niet aan het einde van uw betoog.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nee. Ik ga heel snel verder.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid een aantal boeren in het gelijk heeft gesteld in hun bezwaren tegen het fosfaatrechtenstelsel en heeft erkend dat zij schade hebben geleden;

constaterende dat deze boeren die schade ook kunnen onderbouwen;

van mening dat dit bijdraagt aan het gevoel van onrecht in de sector, waar ook de Raad van State op heeft gewezen;

verzoekt de regering boeren waarvan de overheid schade heeft erkend en die dit objectief hebben weten te onderbouwen, op redelijke wijze tegemoet te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Boswijk.

Zij krijgt nr. 150 (35334).

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dat was het. Deze motie is mede-ingediend door collega Boswijk. Excuus.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren. Aan u het woord.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Zwalkend overheidsbeleid: boeren weten maar al te goed wat dat is en dat dat funest kan zijn voor je bedrijf. Ik neem het de afgelopen kabinetten onder leiding van de VVD en het CDA dan ook zeer kwalijk dat zij de boeren nooit het eerlijke verhaal hebben verteld, namelijk dat niet alles kan. We schuren tegen milieugrenzen aan, of we gaan er zelfs ver overheen, zoals bij stikstof. Het eerlijke verhaal is dat wij veel te veel dieren fokken, gebruiken en doden. Maar onder VVD en CDA werden gouden bergen beloofd. Het melkquotum moest eraf en de sector kon best groeien, nog groter worden. Het drama met de knelgevallen is daarvan het directe gevolg. Ook nu probeert het kabinet weer de droom levend te houden dat de veehouderij ooit weer kan groeien en bewaart de afgeroomde fosfaatrechten zorgvuldig in een fosfaatbank als een fosfata morgana. Maar de krimp van het aantal dieren die we nu realiseren, zal permanent moeten zijn. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zowel de aanhoudende vervuiling van het grondwater door meststoffen als de stikstofcrisis, de klimaatcrisis en de biodiversiteitscrisis ons gebieden het aantal koeien dat wordt gefokt, gebruikt en gedood fors en permanent te verminderen;

constaterende dat de fosfaatrechten die bij de transacties worden afgeroomd, in een fosfaatbank terechtkomen en in de toekomst mogelijk weer uitgegeven kunnen worden in de vorm van ontheffingen;

van mening dat veehouders duidelijkheid geboden dient te worden en dat hun geen zaken in het vooruitzicht gesteld moeten worden die later niet mogelijk zullen blijken;

verzoekt de regering de fosfaatbank op te heffen en de afgeroomde fosfaatrechten door te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 151 (35334).

Dank u wel, mevrouw Vestering. Mevrouw Van der Plas, BBB. Aan u het woord.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er veel meer criteria zijn dan alleen grondgebondenheid die vallen onder "duurzaam" en dat door extra duurzaamheidsdoelen in de fosfaatbank op te nemen een deel van de knelgevallen tegemoetgekomen kan worden;

verzoekt het kabinet om te onderzoeken welke duurzaamheidsdoelen er toegevoegd kunnen worden aan de criteria om in aanmerking te komen voor fosfaatrechten uit de fosfaatbank;

voorts gaan we verder met het verspreiden van gezond verstand in de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 152 (35334).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal fosfaatrechten voor de melkveehouderij inmiddels lager ligt dan het melkveefosfaatplafond;

overwegende dat ook met 10% afroming nog steeds sprake is van afroming en het uit de markt nemen van de fosfaatrechten;

verzoekt de regering op korte termijn een wetsvoorstel in te dienen voor verlaging van het afromingspercentage van 20% naar 10%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Bisschop.

Zij krijgt nr. 153 (35334).

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb nog een minuut.

De voorzitter:
Dank u wel. Ja, maar die hoeft u niet te gebruiken.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mag ik 'm opsparen voor de volgende keer als ik over mijn tijd heenga?

De voorzitter:
Zo werkt het niet. Dan wordt het hier echt een gekkenhuis. Dank aan mevrouw Van der Plas. Ik kijk naar de heer Bisschop. Die heeft vast ook zulke korte moties als mevrouw Van der Plas.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik zal u blij maken. Onder de laatste motie van mevrouw Van der Plas zou ik mijn naam ook graag willen hebben, want volgens mij hadden we daar gezamenlijk overleg over gehad en zouden we die samen indienen. Ik heb exact dezelfde motie. Ik zal haar niet opnieuw indienen als mevrouw Van der Plas toestaat dat mijn naam onder haar laatste motie komt te staan. En ze knikt …

De voorzitter:
Ik geloof dat we haar zien knikken. Ja, dat klopt. De stroomstoring werkt nog lang door vandaag, maar ik geloof dat ze bereid is om uw naam eronder te zetten.

De heer Bisschop (SGP):
Dan ga ik de voorzitter een tweede vreugde bereiden, namelijk een hele korte motie. Daarna komt er een dompertje, daarvoor waarschuw ik maar alvast.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het wetsvoorstel voor onder meer afromingsvrije lease van fosfaatrechten zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen, zodat het nog in de loop van 2021 van kracht kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Van Campen.

Zij krijgt nr. 154 (35334).

Prachtig.

De heer Bisschop (SGP):
Dan de derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kader van het fosfaatrechtenstelsel is gekozen voor een beperkte knelgevallenregeling en dat in de rechtspraak de toetsing op een individuele disproportionele last stringenter is uitgevoerd dan gedacht;

overwegende dat sprake is van verschillende schrijnende situaties waarbij onder meer bedrijven onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan voor duurzame melkveestallen, maar het onderliggende verdienmodel niet kunnen realiseren door weinig toekenning van fosfaatrechten;

overwegende dat door de commissie-Kalden en in een interne nota van het betrokken ministerie oplossingsrichtingen zijn aangegeven voor genoemde bedrijven met onomkeerbare financiële verplichtingen, maar dat deze nog niet zijn gerealiseerd;

overwegende dat vanuit de rechtsspraak kanttekeningen worden gezet bij de voorzienbaarheid van de invoering van het fosfaatrechtenstelsel met 2 juli 2015 als peildatum;

overwegende dat de mestproductie onder het nationale fosfaat- en stikstofplafond ligt;

van mening dat mede gelet op de conclusies van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag financiële compensatie dan wel een gedeeltelijke ontheffing van het fosfaatrechtenstelsel via bijvoorbeeld artikel 38 van de Meststoffenwet, zoals in enkele gevallen inmiddels is verleend, voor genoemde schrijnende gevallen gewenst is;

verzoekt de regering een voorstel voor gedeeltelijke ontheffing dan wel financiële compensatie voor de genoemde schrijnende gevallen aan de Kamer voor te leggen teneinde de onevenredige last weg te nemen en faillissementen te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 155 (35334).

Zo kennen we u weer.

De heer Bisschop (SGP):
En dat alles binnen de twee minuten, tot vreugde van de voorzitter.

De voorzitter:
Prachtig. Veel dank. De heer Van Campen, VVD.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Het akkefietje dat de heer Bisschop met mevrouw Van der Plas had, heb ik nu met hem, want ik had juist aangegeven dat ik zijn motie over de afromingsvrije lease graag mede wilde indienen. Dan hebben we dat bij dezen rechtgezet. Ik hoor de heer Bisschop zeggen: wat een ellende veroorzaakt zo'n stroomstoring. Zo is het! Die stroomstoring ontregelt de hele dag.

Voorzitter. Zonder gekheid, want we hebben het over een heel serieus probleem. Wat hadden we hier vandaag graag met elkaar de fosfaatruimte op tafel willen leggen, om duidelijkheid te geven aan al die boerenfamilies, aan al die mensen die in onzekerheid zitten, aan al die knelgevallen en mensen die daarop zouden willen rekenen. Maar de realiteit is dat die ruimte er niet is. Ik vind dat we daar eerlijker over moeten zijn. Die ruimte kunnen we niet creëren met moties. Als we dat met elkaar zouden doen, dan worden we per direct teruggefloten, omdat we de milieurichtlijnen en -eisen die aan ons worden gesteld, met elkaar overschrijden. Ik vind dat diep triest, maar ik vind wel dat we daar eerlijk over moeten zijn.

Ik schep hoop uit de ruimte die hopelijk in de toekomst wordt gecreëerd met de fosfaatbank. Grondgebondenheid en startende jonge boeren zijn wat mij betreft echt voldoende eisen die daaraan worden gesteld. Ik zou de minister toch nogmaals willen vragen — dat heb ik ook in het commissiedebat gedaan — of in de maatregelen die we nemen in het kader van de stikstofaanpak ook meekoppelkansen zitten, om maar een vreselijk woord te gebruiken, die ook zullen leiden tot het creëren van structurele fosfaatruimte. Dan kunnen we de mensen die daarop wachten daadwerkelijk weer perspectief bieden in de toekomst.

De voorzitter:
Dat allitereert fijn: meekoppelkansen. Mevrouw Bromet heeft een vraag voor u.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Soms is het beter laat dan nooit. GroenLinks wist dat dit drama stond te gebeuren en vindt het even dramatisch voor de veehouders als de VVD nu. Nadat de VVD het besluit heeft genomen om de melkquota af te schaffen, is zij nu ook tot die conclusie gekomen. Maar mijn vraag is meer: wat heeft de VVD hiervan geleerd? We staan voor een klimaatopgave, we staan voor de Kaderrichtlijn Water en we hebben een stikstofprobleem. Al die problemen zullen neerdalen op het boerenerf. Ik denk dat het tijd is om geen valse verwachtingen bij boeren te wekken. Wat is de les die de VVD geleerd heeft van dit drama?

De heer Van Campen (VVD):
Ik vind dat ik dat in mijn inleiding al heb aangegeven. Het was overigens een Europese aanpak om van het melkquotum af te stappen. We zijn onszelf daar ongelofelijk mee tegengekomen; dat wil ik mevrouw Bromet nageven. Ik deel met haar de opvatting dat we eerlijk moeten zijn over het perspectief dat we kunnen schetsen. Het liefst zou ik hier ook willen staan en moties in willen dienen die de minister verzoeken om die fosfaatrechten maar ergens vandaan te halen. Maar ik weet ook dat we dan kunnen rekenen op een brief waarin staat dat het niet kan, want als de minister dat gaat doen, worden we voor de rechter gedaagd. Dat heeft de stikstofaanpak ons ook laten zien. Laten we dus met elkaar het eerlijke verhaal vertellen en de rechten en de plichten die ons te wachten staan, nakomen. Maar we moeten wel kijken hoe dat voor die boer op dat erf, op die akker en in die stal werkbaar kan zijn, zodat die boer geen knelgeval is en wordt. Er moet structureel perspectief ontstaan, zodat er een landbouwsector is en blijft die in de toekomst bestaansrecht heeft en waar we trots op kunnen zijn met elkaar.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Mooie woorden van de VVD. Ik zal ze goed onthouden.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot de heer Boswijk, CDA. Aan u het woord.

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het was inderdaad een waardeloos debat. We hadden gehoopt op een andere uitkomst, maar ik sluit mij ook wel aan bij meneer Van Campen, die net zei: we willen ook geen valse verwachtingen scheppen. Wel moeten we proberen het onrecht teniet te doen. Vandaar dat ik zojuist een aantal moties met de heer De Groot en de heer Van Campen heb ingediend.

Ik begin met een vraag, over de laatste motie die werd ingediend door mevrouw Van der Plas. Het staat mij bij dat er een amendement is ingediend door mijn voorganger de heer Geurts, dat in 2019 aangenomen is. In het licht van deze motie ben ik benieuwd naar het antwoord van de minister daarop.

Voorzitter. Er waren twee dingen die mij nogal bleven verbazen. Enerzijds verbaast het mij dat we eigenlijk helemaal geen zicht hebben op hoe groot deze groep is en of die is in te delen in gradaties. Daarom dien ik een motie daarover in. Als we weten hoe groot die groep is en als we gradaties kunnen aanbrengen, dan is het namelijk veel makkelijker om oplossingen te gaan vinden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groep agrariërs buiten hun schuld benadeeld zijn door de peildatum in de fosfaatwetgeving van 2 juli 2015;

constaterende dat niet bekend is hoe groot de groep knelgevallen exact is en of deze in te delen is in gradaties;

verzoekt de regering om een inventarisatie te maken van de knelgevallen en deze zo veel als mogelijk in te delen in gradaties van financiële nood,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.

Zij krijgt nr. 156 (35334).

De heer Boswijk (CDA):
Ik heb nog een tweede motie, waarin wordt opgeroepen tot meer creativiteit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een grote groep agrariërs buiten hun schuld benadeeld zijn, door de peildatum in de fosfaatwetgeving van 2 juli 2015;

constaterende dat meer uitstoten van fosfaat of stikstof wettelijk geen mogelijkheid is;

constaterende dat sinds 2016 het aantal melkkoeien met 12,5% is afgenomen;

constaterende dat er bij meerdere warme saneringsregelingen meer animo is dan budget;

overwegende dat de status quo en onzekerheid bij veel knelgevallen onwenselijk en soms zelfs onmenselijk is;

verzoekt de regering in het licht van de lopende en toekomstige warme saneringen met een actieplan te komen waarbij op termijn de stikstof- en fosfaatruimte die ontstaat zo veel mogelijk, in volgorde van gradaties, onder de knelgevallen wordt verdeeld;

verzoekt de regering in overleg te treden met financiële instellingen en ketenpartijen om gezamenlijk te kijken hoe, totdat knelgevallen deels gecompenseerd zijn, de ergste financiële nood kan worden verzacht;

verzoekt de regering dit actieplan voor te leggen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.

Zij krijgt nr. 157 (35334).

De heer Boswijk (CDA):
Dan nog een laatste opmerking. Ik heb de afgelopen weken gesproken met verschillende banken, ketenpartijen, dierenvoerleveranciers, maar ook met melkcoöperaties, en die staan open voor het gesprek.

Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag voor u van de heer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):
Die vraag gaat over de vorige motie. Het is waar: op instigatie van het CDA is er in de vorige periode een commissie in het leven geroepen die onderzoek heeft gedaan naar de afbakening van die groep schrijnende knelgevallen. Nu dient de heer Boswijk toch een motie waarin hij de minister vraagt daar nog eens naar te kijken. Hoe reflecteert hij dan op de conclusies van de commissie en wat hebben zij daarin over het hoofd gezien?

De heer Boswijk (CDA):
Wij zijn van mening dat de commissie de knelgevallen veel te nauw heeft uitgelegd. Ik denk dat we het allemaal met elkaar eens zijn dat er toch wel mensen buiten de regeling zijn gevallen waarvan we toch denken — vandaar de moties — dat dit moet worden gerepareerd. Want er zijn echt wel gevallen, die u ook hebt gesproken, waarvan we allemaal vinden dat dit nooit de bedoeling kan zijn. Het gaat om boeren die verhuisd zijn in het publieke belang, bijvoorbeeld bij een dijkverbreding, boeren die dus helemaal niet wilden verhuizen, maar dat wel deden, omdat het waterschap, de gemeente of de provincie daarom vroeg. Ze zijn verhuisd, hebben daar een duurzame stal gebouwd en ze waren net te laat klaar. Daarvan denk ik: dat kan gewoon niet waar zijn. Ik zeg er nog bij dat het idee van extra fosfaatrechten de oplossing niet zal zijn; dat ben ik helemaal met u eens. Maar het idee van helaas pindakaas gaat er bij mij eerlijk gezegd niet in.

De heer Van Campen (VVD):
Ik vind het initiatief van de heer Boswijk oprecht heel sympathiek, maar door opnieuw te gaan kijken naar het afbakenen van groepen creëer je nieuwe knelgevallen. Ik weet dat de heer Boswijk veel bedrijfsbezoeken aflegt, en dat doe ik ook, en daar hoor je voorbeelden van vooral melkveehouders die zeggen: ik ben voor €50.000 het schip in gegaan. Die mensen hebben, hoe schrijnend ook, hun verlies genomen. Dat zijn dus groepen die we niet kennen. Wat zou de heer Boswijk tegen die groepen, die we niet kennen, willen zeggen? Daar ben ik wel benieuwd naar.

De heer Boswijk (CDA):
Ik vind het wel bijzonder dat we van zo'n groot probleem eigenlijk niet weten hoe groot het überhaupt is. Ik denk eerlijk gezegd dat stap één is dat je echt gaat inventariseren: hebben we het over 100 mensen of over die 9.048 die bezwaar hebben aangetekend? Daar kan uitkomen dat we het hebben over — ik noem maar even een aantal — 4.000. Dan ga je kijken of er gevallen zijn die buiten hun eigen schuld op het verzoek van een publieke partij zijn verhuisd. Als je zo gaat kijken, of je gaat kijken naar mensen die een innovatieve stal hebben gebouwd, waarnaar de heer De Groot net verwees, juist om koploper te zijn — mensen die hun nek hebben uitgestoken en die hier ook buiten vallen — dan kun je best wel clusters gaan maken. Ik zeg er meteen bij: we gaan niet iedereen blij maken. Maar ik denk dat de meest schrijnende gevallen best wel kunnen worden ingedeeld in een groep. Maar laten we eerst die inventarisatie maken, laten we eerst kijken of we gradaties kunnen aanbrengen, en dan kunnen we altijd tegen mensen zeggen: helaas, meer kunnen we niet doen. Maar ik denk dat het nu nog te vroeg is om dat te zeggen.

De voorzitter:
Mag ik alle collega's er even aan helpen herinneren dat dit een tweeminutendebat is? Ik zie drie mensen staan die hier nog een interruptie over hebben. Heel kort graag. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
In het interruptiedebatje met de VVD hadden we het over het wekken van valse verwachtingen. Ik vind echt dat het CDA hier weer valse verwachtingen wekt. Tenminste, misschien is het niet waar. Mijn vraag aan de heer Boswijk is waar hij de milieuruimte vandaan gaat halen die hij straks uit wil delen aan de hele schrijnende gevallen. Ik geef ook toe dat die er zijn.

De voorzitter:
De heer Boswijk.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Wordt die bij de andere boeren vandaan gehaald?

De heer Boswijk (CDA):
Ik heb hier een hele lange motie voorgelezen. Ik dacht nog: ik moet er bijna een inhoudsopgave bij doen. In elk interview dat ik heb over dit onderwerp, zeg ik dat ik bang ben om valse verwachtingen te wekken. Maar dat ontslaat mij niet van de plicht om creatief te kijken naar wat er mogelijk is. Creatief kijken betekent dat ik in de afgelopen weken bij heel veel boeren ben geweest, dat ik meerdere banken heb gebeld, dat ik bij voedselleveranciers ben geweest en dat ik alle gedeputeerden heb gebeld. Ik constateer dat er voor bijna alle warme saneringen die op dit moment plaatsvinden, meer aanmeldingen zijn dan er geld is. Er komen nog meer warme saneringen aan. Dat biedt perspectief, maar dat is geen oplossing van vandaag op morgen. Daarom zeg ik ook: ga in de tussentijd kijken of je misschien met de bank kan afspreken dat je je aflossingen een tijdje stilzet. Ik noem maar wat. Dat zijn allemaal dingen die ik nu bedenk. Ik denk dat we nu creatief moeten zijn en dat we niet moeten gaan kijken naar wat er niet kan.

De voorzitter:
De heer Grinwis. Of was de heer Mulder eerder? Nee? Oké. Kort graag.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
We hebben natuurlijk allemaal ter voorbereiding op dit tweeminutendebat gedacht: hoe kunnen we een list verzinnen om dit op te lossen? Maar biedt het CDA hier wel echte hoop of is het toch valse hoop? Waar haalt meneer Boswijk die ruimte vandaan? Hij heeft het over bedrijven die zich aanmelden et cetera, maar we weten dat alle plafonds opwaarts onder druk staan en eigenlijk naar beneden zouden moeten. Waar moet het vandaan gehaald worden?

De voorzitter:
Uw vraag is helder.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Uit andere sectoren binnen de veehouderij?

De heer Boswijk (CDA):
Ik herhaal gewoon nog een keer mijn punt.

De voorzitter:
Precies.

De heer Boswijk (CDA):
Ik heb alle provincies gebeld. Op een enkele provincie na zijn er voor de warmesaneringsregelingen meer aanmeldingen dan er budget is. Er komen nog meer warmesaneringsregelingen aan. Ik denk eerlijk gezegd dat dit in de toekomst nog veel meer gaat gebeuren, zeker met de stikstofaanpak. Op termijn komt er stikstofruimte vrij. Daar ben ik echt van overtuigd. Dan kan je op een creatieve manier gaan schuiven. Meneer Van Campen zei net: welke meekoppelkansen zijn er? Dat woord had ik nog niet gevonden. Maar laten we op die manier gaan kijken.

De voorzitter:
Helder.

De heer Boswijk (CDA):
En laten we in de tussentijd kijken hoe we de mensen kunnen helpen met de ergste nood. Ik zeg daar nogmaals bij dat we niet iedereen kunnen gaan helpen. Dus als het gaat over valse hoop ...

De voorzitter:
Ik hoor inmiddels een herhaling. De heer Mulder, tot slot.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Dit is een absurde discussie over valse hoop. Welke valse hoop? Ik heb gewoon twee concrete mogelijkheden aangedragen voor hoe mensen geholpen kunnen worden die onterecht, buiten hun schuld, kapot worden gemaakt. We zien het voor onze ogen gebeuren. Wat betreft valse hoop: niet één plafond wordt gehaald. En ook al zouden we over de plafonds heen gaan, dan nog gaat er niemand dood en ontstaan er geen rampen. Helemaal niet!

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Edgar Mulder (PVV):
U gaat mee in een frame dat gemaakt is, dat onecht is en dat is gelogen.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Edgar Mulder (PVV):
Het is alleen opgelegd door Brussel. Het zou u sieren als u op zou komen voor de boeren. ABN AMRO schreef twee weken geleden nog een rapport waarin stond dat zij het minste effect hebben op het milieu. Iedere boer — dat geldt trouwens ook voor de pulsvissers — die hier ...

De voorzitter:
Meneer Mulder, dit is een tweeminutendebat.

De heer Edgar Mulder (PVV):
... weggejaagd wordt, komt ergens anders terug ...

De voorzitter:
Heeft u een vraag?

De heer Edgar Mulder (PVV):
... en dat heeft een ergere impact. Dus waarom gaat u mee in dat belachelijke frame en waarom heeft u het over het wekken van valse hoop?

De voorzitter:
Vraagteken.

De heer Edgar Mulder (PVV):
U moet gewoon die mensen helpen.

De voorzitter:
Meneer Boswijk, u kunt heel kort reageren, want het is elke keer hetzelfde punt.

De heer Boswijk (CDA):
Ik vind dit altijd wel mooi. Als je een goed voorstel hebt, dan zijn er meestal heel veel mensen die het wat minder vinden.

De voorzitter:
Dat is bijna uitlokking. Dan staan ze straks allemaal weer aan de interruptiemicrofoon. Heel kort.

De heer Boswijk (CDA):
Even over die valse hoop: ik kan met alle liefde mee gaan stemmen over de motie van de PVV. Dan krijgen we zo meteen inderdaad een brief van de minister waarin staat: we hebben een stikstofprobleem. Daar kan je van alles van vinden. Als we meer stikstof gaan uitstoten, dan gaan we inderdaad niet dood. Dat ben ik helemaal met hem eens, maar we hebben een rechtsstaat en daarin is een uitspraak gedaan. Ik weet dat de PVV niks met de rechtsstaat heeft, maar dan is het einde discussie. Ik zoek naar wat er wel kan.

De voorzitter:
Oké. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de kant van de Kamer. Ik schors voor enkele ogenblikken. Of kan de minister direct door met de beantwoording? Nee, we wachten heel eventjes.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Schouten:
Dank u wel. Ik heb één vraag te beantwoorden. De heer Boswijk vraagt hoe het amendement-Lodders/Geurts gezien moet worden in het licht van de motie van BBB over de afroming. Ik begin even met die vraag; ik kom natuurlijk nog op de motie. Het amendement vraagt om het terugbrengen van het percentage als het aantal rechten onder het plafond is. Zoals ik ook eerder heb aangegeven, is het totale aantal rechten nog niet onder het plafond. Daarnaast is er ook nog onzekerheid over de beroepsprocedures. Het amendement regelt dat als aan de voorwaarden is voldaan, het percentage wordt teruggebracht, maar ik heb net al gezegd hoe de huidige situatie is.

Dan de motie op stuk nr. 146. Die ontraad ik.

De motie op stuk nr. 147 ontraad ik.

De motie op stuk nr. 148 vraagt om te kijken naar het vol zetten van de proefstallen. Ik werk aan een mogelijkheid waarmee boeren die hun stal willen renoveren, hun dieren inclusief fosfaatrechten tijdelijk elders kunnen stallen, zonder dat hierbij rechten worden afgeroomd. Dat kan mogelijk ook een oplossing zijn voor proefstallen om de stalbezetting tijdelijk te verhogen. Dat bespreek ik op dit moment ook met de Europese Commissie. Ik kom daarop terug bij het wetsvoorstel dat ook ziet op de gedeeltelijk afromingsvrije lease; daar is net ook al een motie over ingediend. Ik zou de heer De Groot willen vragen of hij deze motie wil aanhouden tot ik dat wetsvoorstel bij de Kamer heb ingediend en of hij daarna kan kijken of dat enigszins tegemoetkomt aan de vraag die hij heeft.

De voorzitter:
Bent u daartoe bereid, meneer De Groot? Ja.

Op verzoek van de heer Tjeerd de Groot stel ik voor zijn motie (35334, nr. 148) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schouten:
Dank u wel. Dan komen we bij de motie 149. Ik zag opeens een hele mooie liefde opbloeien tussen de heer De Groot en mevrouw Van der Plas, want ergens zijn ze een beetje in dezelfde hoek aan het zoeken. Zo lees ik de moties in elk geval: kan je de fosfaatbank ook nog gerichter inzetten voor bedrijven die ook echt stappen in het kader van duurzaamheid zetten? De heer Van Campen gaf net al aan dat je natuurlijk ook een extensievere boer kan hebben die wel gangbaar is maar ook veel aan duurzaamheid doet. Ik zie dus dat daar nog even wat scenario's zijn uit te werken. Ik wil het als volgt doen. Ik zou beide indieners, dus de heer De Groot maar ook mevrouw Van der Plas, willen vragen om hun moties aan te houden. Dan zeg ik toe dat ik een aantal opties zal uitwerken voor hoe je daar eventueel naar zou kunnen kijken, maar ook met de consequenties daarbij. Dat moet allebei gebeuren; je moet het allemaal in kaart brengen. Ik zorg er dan ook voor dat dat na de zomer maar in ieder geval echt voor de begrotingsbehandeling hier ligt, zodat de Kamer zich er dan over kan buigen of zij daarmee ruimte ziet om de fosfaatbank wat te verbreden en, zo ja, onder welke voorwaarden dat dan zou moeten gebeuren. Maar daarmee zou ik dus wel willen vragen of beide moties aangehouden kunnen worden. Dat zijn dus de motie op stuk nr. 149 van de heer De Groot en de motie op stuk nr. 152 van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wij vragen om het te onderzoeken. Dat is eigenlijk wat u nu gaat doen. U gaat de motie dus eigenlijk al uitvoeren. Wij houden de motie dus in ieder geval aan.

Minister Schouten:
Ja, maar ik ga het dus eigenlijk ook al doen. Dat is eigenlijk wat ik bedoelde. Ik breng het in beeld.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Tjeerd de Groot stel ik voor zijn motie (35334, nr. 149) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van der Plas stel ik voor haar motie (35334, nr. 152) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Van Campen, kort.

De heer Van Campen (VVD):
Volgens mij doet de minister een elegante toezegging op de moties van de collega's. Ik ben daar wel nieuwsgierig naar, maar eigenlijk zegt ze daarmee natuurlijk ook: we gaan kijken welke ruimte er is voor andere doelgroepen om in aanmerking te komen voor de fosfaatbank. Ik zou de minister willen vragen om bij die scenariostudie ook verschillende vormen van agrarische bedrijven in kaart te brengen, zodat we het hele beeld hebben en weten bij welke bedrijven daar een afweging op kan worden gemaakt. Op die manier bevoordelen we niet één specifieke vorm van agrarisch ondernemerschap.

Minister Schouten:
Volgens mij heb ik het net al breder getrokken. Ik haalde uw voorbeeld ook al even aan. Wat zijn bij dat soort zaken eigenlijk de criteria, zonder gelijk in een bepaald bedrijfsmodel te vallen? Maar het kan natuurlijk wel een bepaald bedrijfsmodel, zoals biologisch, zijn. Het kan twee kanten op. Dat wil ik graag in beeld brengen, zodat de Kamer zich daar nader over kan buigen.

De voorzitter:
Oké, de moties op stukken nrs. 149 en 152 zijn al aangehouden.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 150 vraagt om de schade te vergoeden. De wet bepaalt of een bedrijf recht heeft op een schadevergoeding. Ik kan bij gebrek aan een wettelijke grondslag niet zomaar op eigen houtje bepalen of we schadevergoedingen uitkeren. Een van de vereisten om voor schadevergoeding in aanmerking te komen is dat er sprake is van onrechtmatigheid. In zichzelf heeft het CPB geoordeeld dat het fosfaatrechtenstelsel rechtmatig is. De schade die in totaliteit het gevolg is van het fosfaatrechtenstelsel komt dus niet voor vergoeding in aanmerking. Schade die in het kader van het fosfaatrechtenstelsel wel wordt vergoed, is het gevolg van het niet of niet tijdig toekennen van het correcte aantal fosfaatrechten. Als volgens de wet sprake is van die schade, dan moet die worden vergoed. Dat gebeurt ook in de praktijk. Daarmee is de motie eigenlijk overbodig, want wat de motie vraagt, gebeurt al. Hierbuiten heb ik geen titel om schadevergoedingen toe te kennen. De route is echt dat de uitspraak van de rechter leidend is en die wordt dan ook gevolgd.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Het gaat inderdaad exact over de groep die de minister aanduidt, waarvan de schade erkend is. In het voorbeeld dat ik in het debat heb genoemd, is er een onderbouwing van de schade. Het gaat om een beperkt aantal gevallen van €120.000. De onderbouwing is met een extern rapport gedaan. Het opstellen van dat rapport kostte €6.000. De RVO vergoedt dan €6.000. Dat lijkt me in het kader van de hele opstelling rond het fosfaatrechtenstelsel niet de bedoeling. Daarom vraagt deze motie om dit soort gevallen redelijk tegemoet te treden.

De voorzitter:
De minister zegt dat motie overbodig is, zo begrijp ik. Maar met uw nadere duiding lijkt het erop dat het dictum anders gelezen moet worden.

Minister Schouten:
Ja, voorzitter, maar dat maakt mijn oordeel niet anders.

De voorzitter:
Dus dan wordt de motie ontraden.

Minister Schouten:
Ja, de motie wordt ontraden.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 151.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 151 van mevrouw Vestering vraagt om de fosfaatbank op te heffen. Dat gaan we niet doen, dus die motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 152 is net aangehouden.

De motie op stuk nr. 153 is van mevrouw Van der Plas en de heer Bisschop. In reactie op de vraag van het CDA over de afromingspercentages heb ik net al aangegeven waarom die nu nog niet naar beneden kunnen. Ik ontraad deze motie dan ook.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 153 wordt ontraden.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 154 verzoekt om het wetsvoorstel afromingsvrije lease zo snel mogelijk in te dienen. Dat ga ik proberen. Ik zou de Kamer dan ook graag willen verzoeken om de controversiële status van het mestbeleid af te halen. Dat is misschien een soort mooie wederkerigheid. Ik ga sowieso proberen om dit wetsvoorstel snel in te dienen. De gesprekken met de Europese Commissie in het kader van de staatssteun lopen. Daar werd ook naar gevraagd. Die gesprekken zijn op dit moment gaande. Wanneer de Commissie uitsluitsel heeft gegeven over de beoordeling van het wetsvoorstel, zal ik het bij u indienen. Er wordt ook gevraagd naar de inwerkingtreding. Dat is uiteindelijk natuurlijk afhankelijk van hoe snel het hier en in de Eerste Kamer behandeld kan gaan worden. De motie kan ik dus oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 154 krijgt dus oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 155.

Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 155. Ik heb in het debat al omstandig uitgelegd welke zoektocht wij hebben gehad om mensen tegemoet te komen. We hebben veel stappen geprobeerd. Er zit eigenlijk geen ruimte, maar dat is wel wat deze motie weer vraagt. Ik moet deze motie dus ontraden. Dat is wel wat deze motie vraagt, dus moet ik die ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 155 wordt ontraden.

Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 156. Die vraagt om een inventarisatie te maken, wat echt heel veel werk is. We moeten dan alle knelgevallen weer gaan beoordelen en we moeten dan ook weer een categorisering van groepen maken. De vraag is dan ook waarom je dat wil gaan doen en wat je er vervolgens mee wil. Het is echt ongelofelijk veel werk, wat ik hier wel wil benadrukken. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 156 wordt ontraden. Een korte reactie van de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):
Ik ben natuurlijk vrij nieuw in dit dossier maar het heeft mij eigenlijk verbaasd dat die inventarisatie niet al vanaf dag één is gemaakt. Als je eenmaal die inventarisatie hebt en je die categorieën kan gaan maken, ongeacht de overwegingen die je hebt, kan je pas echt goed werken aan een oplossing. Ik snap dat het veel werk is, maar …

De voorzitter:
Dat was uw opmerking. Korte reactie van de minister.

Minister Schouten:
Dan moeten we eerst de exacte definitie van "knelgevallen" gaan maken. Ik geloof dat hier al een hele discussie is geweest over wat er wel en niet onder valt. Ik denk dat mensen zelf altijd wel vinden dat ze dat ook zijn. Is dat ook wat de heer Boswijk bedoelt of doelt hij dan op de knelgevallen die onder de knelgevallenregeling vallen? Nou, ik noem maar even een aantal van dit soort subvragen die hieronder zitten. Daar komt dan ook nog bij het punt van de gradaties van financiële nood. Dan moet ik ongeveer op bedrijfsniveau gaan bekijken wat de financiële nood van een bedrijf is, direct dan wel indirect. Dit is echt ongelofelijk veel werk …

De voorzitter:
U heeft de motie ontraden.

Minister Schouten:
... en daarmee ook een zware belasting. Ik heb de tijd ook nodig om juist echte oplossingen te zoeken en dat is niet wat deze motie vraagt. Dus ik ontraad die.

De voorzitter:
Tot slot de motie op stuk nr. 157.

Minister Schouten:
Ja, de motie op stuk nr. 157. We willen geen valse hoop wekken. Ik kan dan toch niet anders dan constateren dat deze motie toch wel een hoog valsehoopgehalte heeft. Deze motie suggereert dat er weer veel ruimte is en dat er weer heel veel mogelijk is. Als ik boer was, dan zou ik als deze motie wordt aangenomen, denken van: gelukkig, er komt een oplossing. Ook de heer Boswijk weet hoe ingewikkeld dit is. Hij weet ook dat als deze motie wordt aangenomen, dit ook weer ten koste gaat van andere groepen en dat dit ook weer een hele discussie gaat oproepen over wie er wel en wie er niet recht heeft op die rechten. Dan gaan we de hele rechtendiscussie opnieuw doen. Ik vind dat echt niet verantwoord. Mijn vraag aan de heer Boswijk is dan ook of hij deze motie echt in stemming wil brengen. Het is natuurlijk zijn recht maar als hij dat doet, hoop ik ook dat hij durft uit te leggen aan al die boeren dat met deze motie hun probleem niet meteen is opgelost.

De heer Boswijk (CDA):
Daar ben ik me zeker van bewust. Ik heb ook net in mijn toelichting gezegd dat dit niet een oplossing is binnen vijf jaar en waarschijnlijk zelfs langer, maar we zien allemaal de statistieken dat het aantal boerenbedrijven gaat afnemen en dat we ook enorm gaan investeren in het terugbrengen van stikstofuitstoot. Dus op termijn — nogmaals, dat is een lange periode — gaat er ruimte ontstaan. Dat zijn echt de kansen waar ook de heer Van Campen net op hamerde. Dus ik denk dat er op de langere termijn van vijf tot tien jaar echt wel ruimte komt. En dan zeg ik: ga in de tussentijd met andere partijen, zoals de financiële instellingen, kijken welke ruimte er is om die mensen tegemoet te komen in hun maandelijkse lasten. Het is niet de bedoeling om valse verwachtingen te wekken en ik snap dat het voor de lange termijn is, maar het gaat mij erom om met meer creativiteit te kijken hoe we de meest schrijnende gevallen kunnen helpen.

De voorzitter:
Dank voor deze toelichting. De minister, nogmaals.

Minister Schouten:
Nu een actieplan maken voor iets wat zich mogelijk over vijf tot tien jaar gaat voordoen. Ik zie niet in hoe je daar realistisch nu een actieplan voor kunt maken. Los van de techniek, is het het belangrijkste dat we van de rand af komen. Dat is de beste garantie om te zorgen dat je dit soort vreselijke situaties niet meer gaat krijgen. Wat de heer Boswijk hier zegt is dat we toch weer moeten gaan kijken wat allerlei andere opties zijn. Deze kunnen nu niet waargemaakt worden en dat weet de heer Boswijk. Ik zou hem willen vragen of hij dit nu echt zo wil indienen, want op deze manier denk ik dat heel veel boeren echt weer hoop krijgen. Hij heeft het zelf over vijf tot tien jaar. Dat is geen hoop op de korte termijn. Dus ik ontraad deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De indruk is dat de heer Boswijk zijn motie wil indienen, dus dan wordt die motie ontraden. Daarmee zijn we aan het einde van dit tweeminutendebat gekomen. Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 juni

Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 juni

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 juni (CD d.d. 23/6).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan snel door met het tweeminutendebat over de Landbouw- en Visserijraad van 28 en 29 juni, met als eerste spreker mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Waar de minister zegt nu het verschil niet meer te kunnen maken voor het GLB kan zij dat wel voor de bijen. Ik kan de minister niet vaak genoeg op het hart drukken om de moties van Ouwehand en Wassenberg gewoon volledig uit te voeren en vast te houden aan een maximale bijensterfte door landbouwgif van 7% in plaats van 10% of zelfs 25% voor zowel honingbijen als hommels en wilde solitaire bijen. Omdat het onbestaanbaar is dat de discussie over de maximaal toelaatbare sterfte van bijen in de Europese Landbouw- en Visserijraad achter gesloten deuren plaatsvindt, de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bijenrichtsnoer geagendeerd is voor het besloten deel van de Landbouw- en Visserijraad;

constaterende dat de Europese Ombudsman in 2019 heeft geoordeeld, onder andere op basis van het Verdrag van Aarhus, dat de Europese Commissie zich schuldig maakt aan wanbeheer door de discussie over het bijenrichtsnoer achter gesloten deuren te voeren;

overwegende dat de Europese Commissie er onlangs op heeft aangedrongen dat het bijenrichtsnoer in de openbaarheid van de Landbouw- en Visserijraad gevoerd wordt;

overwegende dat de Raad van de Europese Unie heeft afgesproken dat debatten over belangrijke aangelegenheden die de belangen van de Europese Unie en haar burgers raken openbaar zijn;

verzoekt de regering zich te beroepen op het Verdrag van Aarhus en Raadsafspraken over transparantie en kenbaar te maken niet akkoord te gaan met een besloten discussie over het bijenrichtsnoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 1309 (21501-32).

Dank, mevrouw Vestering. Het woord is aan de heer Van Campen, VVD. Aan u het woord.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Het worden warme dagen in het Brusselse. Het is te hopen dat de supertriloog tot resultaat gaat leiden, zodat er schot in de zaak komt en er eindelijk duidelijkheid komt over het toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid, want daar hebben onze Nederlandse boeren volgens mij wel recht op. Eén motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de besluitvorming over het toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zich in de afrondende fase bevindt;

constaterende dat de Nederlandse uitwerking hiervan wordt opgenomen in het nog op te stellen Nationaal Strategisch Plan (NSP);

van mening dat de uitwerking van het GLB en het NSP in de stal en op de akker voor de boer glashelder dient te zijn;

verzoekt de regering de uitkomsten van de pilots, klankbordgroepen en uitvoeringstoetsen met de Kamer te delen zodat dit betrokken kan worden bij het op te stellen NSP,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Campen.

Zij krijgt nr. 1310 (21501-32).

Dank. Het woord is aan mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er vanuit de eerste pijler van het GLB door de ecoregelingen aanvullende eisen aan boeren gesteld gaan worden op het gebied van duurzaamheid;

overwegende dat een boer geen ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid kan zetten, als er geen middelen beschikbaar zijn;

constaterende dat het behoud van de middelen in de eerste pijler een randvoorwaarde zijn om in de praktijk stappen te kunnen zetten;

verzoekt de minister om de procentuele verdeling van de middelen in de eerste en tweede pijler te handhaven, en in de eerste pijler maximaal 20% beschikbaar te stellen voor ecoregelingen;

voorts gaan we verder met het verspreiden van gezond verstand in de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Van Haga.

Zij krijgt nr. 1311 (21501-32).

Mevrouw Van der Plas (BBB):
De motie is mede-ingediend door de heer Van Haga.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie is opgeroepen wetgeving op te stellen met als doel het beperken van de bodemberoerende visserij;

constaterende dat dit enorme consequenties kan hebben voor Nederlandse vissers en hun bestaansrecht;

overwegende dat vissers de politiek smeken om ruimte in wet- en regelgeving om hun vak uit te kunnen blijven oefenen;

verzoekt het kabinet zich op Europees niveau maximaal in te zetten om verdere beperkende maatregelen ten aanzien van de Nederlandse visserij te voorkomen;

voorts gaan we verder met het verspreiden van gezond verstand in de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Van Haga.

Zij krijgt nr. 1312 (21501-32).

Dank u wel. Het woord is aan de heer Boswijk, CDA.

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel boeren heel graag het natuurbeheer in hun omgeving willen doen;

overwegende dat daarvoor vertrouwen uit de samenleving en een verdienmodel nodig zijn;

constaterende dat contracten voor natuurbeheer door boeren doorgaans niet meer dan 6 jaar duren, terwijl boeren behoefte hebben aan zekerheid over een langere periode van bijvoorbeeld 20 tot 30 jaar;

overwegende dat langere contracten voor agrarisch natuurbeheer zouden zorgen voor meer zekerheid zowel bij de boer als voor de natuur;

constaterende dat het voor provincies wel mogelijk is om meer langjarige contracten voor natuurbeheer door boeren af te sluiten;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de provincies en de agrarische sector over de mogelijkheden om meer gebruik te maken van langjarige contracten voor agrarisch natuurbeheer, en de Kamer voor 1 oktober 2021 te informeren over de uitkomsten, mogelijkheden en vervolgstappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Bisschop, Van Campen, Grinwis, Tjeerd de Groot en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1313 (21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 29 juni 2021 de minister voornemens is om in te stemmen met de Algemene Oriëntatie op de wijziging van de Controleverordening visserij;

overwegende dat daarin veel richtlijnen zijn opgenomen, bijvoorbeeld rondom cameratoezicht aan boord, die als ze nu aangenomen worden, in de praktijk tot een onwerkbare situatie leiden omdat er nog te veel onduidelijkheid is over onder andere definities, kosten en uitvoerbaarheid;

van mening dat een hoge nalevingsgezindheid van de aanlandplicht, goede controles en een gelijk speelveld belangrijk zijn;

constaterende dat de Kamer recent een motie heeft aangenomen over de agrarische praktijktoets rondom nieuwe wet- en regelgeving;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat, samen met de visserijsector, in lijn met het idee van de agrarische praktijktoets eerst de praktische uitvoerbaarheid van de wijziging van de Controleverordening visserij goed uitgewerkt wordt voordat definitief wordt ingestemd met de richtlijnen zoals verwoord in de Algemene Oriëntatie op de wijziging van de Controleverordening visserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1314 (21501-32).

De heer Van Campen heeft een vraag voor u. U moet nog even terug naar het spreekgestoelte.

De heer Van Campen (VVD):
De commissie heeft na een aantal keren schriftelijk overlegd te hebben over de Landbouw- en Visserijraad gisteren het gesprek gevoerd met de minister. Er waren partijen in de commissie aanwezig die zeggen: die verdeling van geld tussen de eerste en de tweede pijler moet anders; er moet meer geld uit die eerste pijler, die conditionaliteit — zeg maar het inkomen van de boer — naar de tweede pijler, de ecoregelingen, om duurzamer te werken. Hoe staat het CDA in die verschuiving tussen de eerste en de tweede pijler?

De heer Boswijk (CDA):
We zijn daar niet principieel op tegen. Laat ik de vraag zo maar beantwoorden. Ik geloof dat het verdienmodel van de boeren in de toekomst meer gaat verschuiven naar het beheer van ons landschap en ik zie dat als een kans. Dus nee, ik ben daar niet principieel op tegen.

De heer Van Campen (VVD):
Maar vindt het CDA het voorstel dat op dit moment op tafel ligt voldoende of wil het CDA dat er een schuif plaatsvindt van pijler 1 naar pijler 2?

De heer Boswijk (CDA):
Ik vind het nu even te snel om hierop te antwoorden. Het voorstel dat er nu ligt, vind ik niet voldoende. Ik denk dat heel veel partijen dat op dit moment delen. Maar ik ga me nu niet vastpinnen op welk percentage naar welke pijler moet.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Bromet, GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet op dit moment bezig is met de formulering van het Nationaal Strategisch Plan;

overwegende dat de Europese Rekenkamer deze week een rapport publiceerde, waaruit blijkt dat in de vorige periode het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet heeft geleid tot vergroening en dat dit voor de komende periode moet worden voorkomen;

overwegende dat er in de periode waarvoor dit Nationaal Strategisch Plan gaat gelden nieuwe wetgeving voortkomt uit de Green Deal, de onderliggende Farm to Fork-strategie, de biodiversiteitsstrategie en de aanscherping van de klimaatdoelstelling, bijvoorbeeld op het gebruik van pesticiden en nutriënten;

overwegende dat de Europese Commissie stuurt op het regelmatig bijwerken van de Nationale Strategische Plannen wanneer nieuwe Europese wetgeving wordt ontwikkeld;

verzoekt de regering om in het concept Nationaal Strategisch Plan rekening te houden met komende nieuwe wetgeving vanuit de Green Deal, waarvan nu al bekend is wat de algemene doelen zijn;

verzoekt voorts het Nationaal Strategisch Plan direct in lijn te brengen met nieuwe wetgeving uit de Green Deal wanneer deze wordt goedgekeurd in Brussel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Thijssen.

Zij krijgt nr. 1315 (21501-32).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Als tweede de gruttomotie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Aanvalsplan Grutto brede maatschappelijke steun krijgt en de achteruitgang van weidevogels onverminderd doorgaat;

constaterende dat de financiering van het Aanvalsplan Grutto grotendeels gerealiseerd kan worden door een verschuiving van pijler 1 naar pijler 2 in het GLB en hierbij de voorwaarde is dat Rijk en/of provincies 25% van het totale bedrag cofinancieren;

constaterende dat gesprekken tussen de provincies en het Rijk over deze cofinanciering dreigen te verzanden;

overwegende dat er al twee moties met een ruime meerderheid door de Kamer zijn aangenomen over het Aanvalsplan Grutto, waarvan één specifiek oproept tot financiering van het Aanvalsplan Grutto door de minister van LNV;

verzoekt de regering te zoeken naar geld om het Aanvalsplan Grutto tot aan de start van het nieuwe GLB te financieren en de financiering voor de daaropvolgende jaren te regelen binnen het GLB;

verzoekt de regering voorts op zoek te gaan naar structurele financiering van het Aanvalsplan Grutto om participerende boeren te voorzien van langjarige zekerheid om het plan tot goede uitvoering te brengen;

verzoekt de regering om hier samen in op te trekken met de provincies en voor het zomerreces duidelijkheid te verschaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet, Thijssen, Boswijk, Grinwis, Beckerman en Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 1316 (21501-32).

De heer Van Campen (VVD):
In april is er een motie ingediend door de heer De Groot, die heel duidelijk is. Gisteren heeft hij in het debat gezegd dat wat hem betreft het geld van pijler 1 naar pijler 2 mag. Dat is fair. In april is een motie van zijn hand verworpen, die daarom vroeg. Overigens heeft het CDA daar ook tegen gestemd. Ik zie nu wel een verschuiving in het voorstel van mevrouw Bromet, mede namens het CDA en enkele andere collega's. Zij doet het voorstel voor een verschuiving van pijler 1 naar pijler 2. Hoe moeten wij dat lezen? Is het doel van GroenLinks om daar de financiering vandaan te halen?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het doel is om het Aanvalsplan Grutto tot uitvoer te brengen. Er is een maatschappelijk initiatief dat breed gedragen wordt, ook hier in de Kamer. We hebben in de landbouwcommissie talloze discussies waarin we het niet eens worden en waar de boel vertraagd wordt. Dit is iets wat van onderaf komt en waar iedereen enthousiast van wordt. Alleen het geld vinden, is een probleem. Dat wil ik graag oplossen met deze motie.

De heer Van Campen (VVD):
Dat is helder, maar dan zou ik de minister willen vragen of zij in haar appreciatie in ogenschouw wil nemen dat er in april een motie is verworpen om financiering van pijler 1 naar pijler 2 over te hevelen. Ik kijk uit naar de appreciatie van de minister.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ben ook benieuwd naar die appreciatie, maar ik zou ook aan de VVD willen vragen om het niet ingewikkelder te maken dan het al is. Er is een plan, er is geld nodig en wij gaan het regelen.

De voorzitter:
Ik dacht dat de heer Bisschop naar voren liep om het woord te voeren, maar hij heeft een interruptie.

De heer Bisschop (SGP):
Wat beweging is natuurlijk altijd goed. Ik constateer dat mevrouw Bromet op deze manier de rekening bij de boeren legt. Is het echt uw bedoeling om voor een maatschappelijk gewenste ontwikkeling de rekening eenzijdig bij de agrarische sector te leggen?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dit plan wordt ook gedragen door de boeren die graag aan goed weidevogelbeheer willen doen en die voor hun inspanningen beloond willen worden. Ik weet niet waar de heer Bisschop over spreekt.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer Bisschop (SGP):
Simpel genoeg: als u budgetten van pijler 1 verhuist naar pijler 2 om dit te financieren, dan gaat dat ten koste van de inkomenssteun voor boeren. Is het echt uw bedoeling om de rekening daar eenzijdig te leggen?

De voorzitter:
Uw vraag is helder.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Er zijn boeren in Nederland die gewoon geld krijgen omdat ze land hebben. Mijn verdwenen collega Futselaar van de SP zei altijd: dat is geen inkomenssteun, dat is een inkomen. Dat gaat over boeren die soms €80.000 per jaar krijgen, louter omdat ze grond hebben. Het geld dat in het Europees landbouwbeleid verdeeld wordt is publiek geld. Dat is opgebracht door de inwoners van de Europese Unie. Ook de minister heeft bevestigd dat het publiek geld is dat naar publieke doelen zou moeten gaan. Een inkomen is geen publiek doel. Het mooie van het gruttoplan is dat er boeren zijn die zeggen: ik wil het wel doen, maar dat betekent dat ik iets minder opbrengsten uit productie kan halen en ik wil daarvoor gecompenseerd worden. Dus ja, er zal geld verdwijnen van de boeren die nu geld krijgen louter omdat ze land hebben en dat gaat dan naar andere boeren die daar heel graag de grutto voor willen redden.

De voorzitter:
Meneer Bisschop, het debat is gisteren geweest. We lopen hopeloos achter op het schema van vandaag. U heeft uw kans gehad. Ik ga u niet het woord geven. De heer Boswijk, is dit een herhaling of heeft u nog een nieuwe bijdrage?

De heer Boswijk (CDA):
Een briljante bijdrage, heel kort.

De voorzitter:
Zegt u zelf, nu al.

De heer Boswijk (CDA):
U gaat het zo beoordelen. Ik vond dat de minister gisteren een heel goede nuance had. Mevrouw Bromet zegt: de boeren hebben land en daarom krijgen ze geld. Maar het is ook een publiek belang dat ze voedsel produceren, elke dag weer. De minister nuanceerde dat gisteren heel goed. Ik vind het wel belangrijk om dat ook in dit licht even te melden.

De voorzitter:
Briljant. Waarvan akte. Dank. Nu is het woord aan de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik zal niet de complete twee minuten gebruiken. Ik vond het laatste puntje wel een interessant gegeven, want waarom is die subsidieregeling ooit ingesteld? Ik vat het even heel kort samen: omdat de kostprijs van het voedsel laag moest blijven. Als er gezegd wordt dat de subsidies eraf kunnen, dan moet je ook eerlijk zijn en zeggen dat de prijs van eten, van voedsel, gewoon omhoog kan. Dat is de consequentie.

Voorzitter. Twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de trilogen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid veel discussie is over de conditionaliteit van de inkomenssteun;

overwegende dat het uit productie nemen van landbouwgronden voor Nederlandse boeren relatief grote gevolgen heeft;

overwegende dat al een aanzienlijk deel van het budget uit de eerste pijler geïnvesteerd zal worden in ecoregelingen;

verzoekt de regering zich in de slotfase van de triloog actief te verzetten tegen verzwaring van de conditionaliteit, zoals het vergroten van het areaal bouwland dat uit productie genomen moet worden, en daarbij ruimte te zoeken voor toepassing van vanggewassen met bemesting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 1317 (21501-32).

De heer Bisschop (SGP):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zich in de slotfase van de triloog actief te verzetten tegen toetsing van de Nationale Strategische Plannen aan niet juridisch bindende doelen uit de Farm to Fork-strategie en andere onderdelen van de Green Deal en zich bij de invulling van het eigen Nationaal Strategisch Plan terughoudend op te stellen als het gaat om deze niet juridisch bindende doelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 1318 (21501-32).

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Dat was het. Dank.

De voorzitter:
Tot slot het woord aan de heer De Groot, D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grote uitdagingen waar de landbouw voor staat op het gebied van klimaat, stikstof, dierenwelzijn en biodiversiteit vragen om een correcte beloning voor de boer;

constaterende dat met name in bufferzones rondom Natura 2000-gebieden en in veenweidegebieden grote kansen zijn voor klimaat- en stikstofwinst;

constaterende dat juist in deze gebieden behoefte is aan ondersteuning van het agrarische verdienmodel;

verzoekt de regering het Nationaal Strategisch Plan verder uit te werken, waarbij een zo groot mogelijk budget beschikbaar is voor innovatie, investeringen en agrarisch natuur- en landschapsbeheer in een meer gebiedsgerichte benadering, waarbij ook diensten van boeren op het gebied van onder andere bodem, water, emissies en dierenwelzijn kunnen worden aangeboden en vergoed,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Boswijk.

Zij krijgt nr. 1319 (21501-32).

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland sterk hecht aan én zich inzet voor goede arbeidsomstandigheden in de agrarische sector;

overwegende dat goede leef- en arbeidsomstandigheden in de wet zijn vastgelegd en dus niet een doelstelling van het GLB zouden moeten zijn maar een absolute voorwaarde, aangezien die wetten nog niet op alle plekken worden nageleefd;

verzoekt de regering zich bij de Landbouw- en Visserijraad uit te spreken voor invulling van de sociale dimensie als conditionaliteit in het gemeenschappelijk landbouwbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot en Boswijk.

Zij krijgt nr. 1320 (21501-32).

De heer Tjeerd de Groot (D66):
En de derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Rekenkamer heel erg kritisch is op de besteding van het Europese landbouwgeld;

overwegende dat inkomenssubsidie deels weglekt naar de grondprijzen en deels wordt afgeroomd door supermarkten, zodat boeren weer eens het kind van de rekening zijn;

overwegende dat voedsel ook wordt geproduceerd zonder dit geldverspillende Europese geldcircus;

overwegende dat het gaat om belastinggeld van hardwerkende Nederlanders;

verzoekt de regering om dit belastinggeld te besteden aan de beloning van boeren en aan doelen waar alle Nederlanders iets aan hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 1321 (21501-32).

Dank. Na de schorsing gaan we luisteren naar de beantwoording van de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Eerst de motie op stuk nr. 1309. Ik zal vragen of het openbaar kan worden, maar als de vraag is om niet akkoord te gaan, dan betekent dat dat ik buiten de zaal sta en de rest waarschijnlijk doorgaat. Dan kunnen wij ook niet meer ons standpunt inbrengen. Dat lijkt me dan ook weer een beetje overdreven. Dus ik zal het verzoek doen. Alleen, ik ga niet buiten de zaal verder. Ik hoop ook niet dat mevrouw Vestering dat wil.

De voorzitter:
Mevrouw Vestering, korte reactie.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Het is een heel belangrijke bespreking, daarom moet de minister natuurlijk daaraan deelnemen. Tegelijkertijd zijn er wel werkafspraken gemaakt over openbaarheid en transparantie. Ik wil echt dat de minister zich daarvoor inzet en dus niet akkoord gaat. Het gaat over de bescherming van de bijen. Het gaat over de bescherming van de ecosystemen.

De voorzitter:
Oké.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik vind het belangrijk dat de minister meer doet dan alleen informeren.

Minister Schouten:
Maar in de praktijk betekent dat, als ik niet akkoord ga, dat ik buiten sta, want de rest blijft gewoon echt binnen zitten. Dat lijkt me nu ook weer niet helemaal de bedoeling. Maar ik zal echt vragen of het openbaar kan. Dat heb ik al toegezegd in het debat. Dat doe ik hiermee nog een keer, maar zo scherp als deze motie is gesteld, ontraad ik haar.

De voorzitter:
Dus de motie wordt ontraden.

Minister Schouten:
Maar ik hoop dat het filmpje op internet dan weer niet wordt dat ik dit niet wil, want ik heb al toegezegd dat ik me daarvoor zal inzetten.

De motie-Van Campen op stuk nr. 1310 kan ik oordeel Kamer geven. We gaan nu echt meer richting het invullen van het NSP. Daar wordt uw Kamer ook echt bij betrokken. We zullen zorgen dat de Kamer daar op de geëigende momenten over geïnformeerd gaat worden en dat u tijd heeft om het debat daarover met mij te voeren. In december moeten wij het hele pakket met de onderhavige stukken indienen bij de Commissie. Dat is een strakke planning, dus ik hoop dat de Kamer mij toestaat om het tempo erin te houden. Maar ik kan oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 1310. 1311.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 1311 vraagt om in de eerste pijler maximaal 20% beschikbaar te stellen voor de ecoregelingen. We hebben al eerder in ons BNC-fiche aangegeven dat wij hebben ingezet op 30%. Wat ons betreft zou het dus al hoger moeten vanaf het begin. De Raadspositie is 20% geworden, maar we gaan waarschijnlijk ergens tot een compromis komen, dus ik moet deze motie ontraden.

De voorzitter:
1311 wordt ontraden. 1312.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 1312 is een heel algemene motie om verdere beperkende maatregelen ten aanzien van de Nederlandse visserij te voorkomen. Er zijn afspraken gemaakt in het Noordzeeakkoord over de plekken waar nog wel gevist kan worden en de plekken waar geen visserij mogelijk is, zoals beschermde natuurgebieden. Die afspraken zijn voor mij leidend, want die heb ik gemaakt, dus ik moet deze motie ontraden.

De voorzitter:
Motie op stuk nr. 1312 wordt ontraden.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 1313 gaat over de vraag om langjarige contracten. De heer Boswijk had het in zijn motie over 20 tot 30 jaar. Dat zijn wel echt heel lange periodes, want dan heb je eigenlijk geen flexibiliteit meer. Moet u zich voorstellen dat we nu niet meer zouden kunnen afwijken van zaken die we in 2001 afspraken. Dat is ook wel weer heel heftig. Ik lees de motie zo dat we kijken hoe je meer continuïteit en stabiliteit kunt inbrengen. Als dat niet gelijk aan 20 of 30 jaar gebonden is, dan wil ik kijken wat er mogelijk is met de provincies door in ieder geval het gesprek daarover aan te gaan. Als ik de motie zo mag lezen, dan geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:
Ik zie de heer Boswijk knikken, dus dat is het geval. Dan krijgt die oordeel Kamer. 1314.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 1314 vraagt om niet in te stemmen met de Controleverordening of met de richtlijn voordat er een praktijktoets is geweest. Ik wil even het kader schetsen. De onderhandelingen over de wijziging van de Controleverordening lopen al sinds 2018. Nederland heeft in die tijd ook al een BNC-fiche opgezet voor wat de inzet daarbij zou zijn. De uitkomst is altijd ook weer een compromis. Dat is vaak zo in Europa. Ik denk dat voor Nederland het maximale daarin wel is bereikt en dat we daarmee dus ook de triloog kunnen gaan starten. Een aantal specifieke bepalingen, zoals over het motorvermogen en de electronic monitoring, de camera's, wordt nog uitgewerkt in uitvoeringsverordeningen. Die nieuwe regels worden dus niet zomaar ingevoerd. Ik heb ook al gezegd dat ik vind dat we via pilots de effectiviteit van die camera's moeten testen. Maar als dit een voorwaardelijkheid wordt, kan dat gewoon niet. Wij hebben al in 2018 onze positie vastgesteld en daar ook de onderhandelingen op gevoerd. Ik moet deze motie dus ontraden.

De voorzitter:
Motie op stuk nr. 1314 wordt ontraden.

Minister Schouten:
Motie op stuk nr. 1315. Er zitten meerdere verzoeken in deze motie. Het eerste is om rekening te houden met de ambities van de green deal. Dat doen we ook, want we weten ook wat erin zit en Nederland heeft die ook onderschreven. Het tweede is om het NSP direct aan te passen wanneer de nieuwe wetgeving is goedgekeurd. Dat is wat ingewikkelder. Geen misverstand dat nieuwe wetgeving vanzelfsprekend voor iedereen geldt en dat we die ook dan moeten gaan invoeren, maar het verzoek om bij nieuwe wetgeving het NSP steeds aan te passen, is praktisch gezien echt best wel lastig. Het is ook zo, als je het aanpast, dat dit vaak bij de inwerkingtreding is, niet gelijk wanneer de wetgeving is aangenomen. Meestal zit daar ook nog een tijd tussen. Maar ik zou willen vragen of we dit debat nader kunnen voeren bij de bespreking van het NSP. Ik zou willen vragen aan mevrouw Bromet of ze haar motie dan zou willen aanhouden.

De voorzitter:
Daartoe is mevrouw Bromet, als ik het goed zie, bereid.

Op verzoek van mevrouw Bromet stel ik voor haar motie (21501-32, nr. 1315) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 1316. Ik ben met de provincies in gesprek om te komen tot een goede start voor het Aanvalsplan Grutto. Daar wil ik me ook echt aan committeren. Ik wil afspraken maken met de provincies over een evenwichtige financiering, want de provincies hebben hier een rol in en ook een verantwoordelijkheid, omdat het ook over natuurdoelen gaat. Ik ben bezig met dat gesprek. Als deze motie een aanmoediging is, zou ik haar oordeel Kamer willen geven. Ik zit heel even met "voor het zomerreces". Dat is hier formeel 9 juli, denk ik. Ik weet niet precies wanneer het zomerreces hier begint.

De voorzitter:
Ja, dat klopt.

Minister Schouten:
Ik weet niet of dat net gaat lukken, maar voor half juli probeer ik de Kamer daarover te informeren. Is dat goed?

De voorzitter:
Daarmee stemt mevrouw Bromet in. Dus u heeft iets meer tijd.

Minister Schouten:
Nou, gelukkig, dank u wel.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 1317.

Minister Schouten:
Motie op stuk nr. 1317 vraagt om ons actief te verzetten tegen verzwaring van de conditionaliteit. Ik ben gister al inhoudelijk ingegaan op de verschillende vragen die er leefden over de verzwaring van de conditionaliteit. De concrete vraag hier, over vanggewassen met bemesting als optie voor de conditionaliteit, ligt gewoon helemaal niet meer op tafel in Brussel. Dus het zou ook echt niet realistisch zijn om dat nu weer erin te gaan zetten. En over die landschapselementen en dat gemiddelde van 3% à 4% heb ik het gisteren ook al gehad. De eisen die nu voorliggen lijken mij echt haalbaar voor de Nederlandse situatie. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:
Motie op stuk nr. 1317 wordt ontraden.

Minister Schouten:
Dan motie op stuk nr. 1318: actief verzetten tegen toetsing NSP aan niet juridisch bindende doelen. Ik ben het eens dat NSP's getoetst moeten worden aan juridische bindende voorschriften, maar we moeten ons hoofd ook niet in het zand steken. We moeten ook niet doen alsof er geen uitdagingen zijn en dat er geen zaken zijn die besproken worden. De green deal bevat gewoon een aantal zaken die echt belangrijk zijn om te bespreken. Ik wil ook wel proberen om in die richting stappen te zetten, om ook die doelen te bereiken. Dus in deze context moet ik de motie ontraden.

Motie op stuk nr. 1319 vraagt de regering om het NSP verder uit te werken met een zo groot mogelijk budget voor innovaties, investeringen et cetera. Ik ben het ermee eens, en die opdracht heb ik ook gekregen in het regeerakkoord, dat we het GLB meer moeten richten op doelgerichte betalingen. Dat is ook waarvoor ik mij steeds heb ingezet en ik hoop dat u dat zult zien in het NSP, dat wij straks naar uw Kamer zullen zenden. De vraag of dat dan groot genoeg is of niet zal hier vast een politieke discussie gaan worden. Maar zoals de motie nu is geformuleerd, ligt ze in de lijn met wat mij in het regeerakkoord is opgeroepen om te doen, dus dan ik haar ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1319 krijgt oordeel Kamer.

Minister Schouten:
Dan kom ik toe aan de motie op stuk nr. 1320, over de sociale dimensie. Daar is veel over gesproken tijdens alle raden. Ik heb aangegeven dat ik arbeidsomstandigheden sowieso buitengewoon belangrijk vind, los van het GLB of welke middelen dan ook. Ik vind namelijk niet dat je pas arbeidsomstandigheden moet respecteren als je er geld voor gaat krijgen; dat staat gewoon in de wet. In de handhaving dreigen allerlei systemen door elkaar te gaan lopen, wat voor de Inspectie SZW ook een ingewikkelde was, want die moest dan weer overleggen met de NVWA. Ik denk dat er nu een model ligt dat werkbaar is. In dat licht kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1320 krijgt oordeel Kamer. Tot slot de motie op stuk nr. 1321.

Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 1321. Dan kom ik toch maar weer even terug op het regeerakkoord: daarin is mij gevraagd om het GLB meer te richten op doelgerichte betalingen, daar staat niet in dat álle middelen dus gericht moeten worden op doelgerichte betalingen. Deze motie gaat daarin een stapje verder. De heer De Groot was ooit onderdeel van de coalitie, en die onderhandelingen liepen in die tijd al. We hebben precies gedaan wat zijn fractie mij heeft opgedragen, dus ik moet deze motie ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1321 wordt ontraden.

Minister Schouten:
Ik wil nog één ding mededelen: de Kamer krijgt hopelijk vrij snel een publieksversie van het NSP opgestuurd. Ik wil benadrukken dat dat de versie is die voor het publiek is bedoeld. Er zal voor u dus niet zo heel veel nieuwe informatie in zitten, maar het is in ieder geval wel een handzaam overzicht van alle zaken die we al eerder met de Kamer hebben gedeeld, zodat u daarvan kennis kunt nemen.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor haar antwoorden en voor deze laatste informatie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de dertien moties die u zojuist hebt ingediend, gaan we bij de aanvang van de middagvergadering stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)

Aan de orde is het tweeminutendebat Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) (CD 16/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan snel beginnen, want door de stroomstoring lopen wij best wel uit op het mooie schema. Maar liefst elf sprekers hebben zich gemeld voor dit tweeminutendebat, dus ik zou u willen vragen om echt alleen maar moties in te dienen en het debat dat op 16 juni is gevoerd, niet over te doen. Met die aansporing geef ik de heer Stoffer van de SGP als eerste het woord.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van structurele en oplopende tekorten op budgetten voor de instandhouding van het hoofdwegen-, hoofdspoorweg- en hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem met bijbehorende risico's voor beschikbaarheid, betrouwbaarheid, veiligheid en onderhoudskosten;

overwegende dat instandhouding van de rijksinfrastructuur prioriteit verdient, zodat storingen, stremmingen en veiligheidsrisico's vanwege uitgesteld onderhoud zo veel mogelijk voorkomen kunnen worden, en dat het wenselijk is dat hiervoor structureel voldoende middelen in het Mobiliteitsfonds gereserveerd worden zonder dat dit ten koste gaat van nieuwe aanlegprojecten;

verzoekt de regering een meerjarenplan instandhouding infrastructuur op te stellen met een stabiele en voorspelbare programmering en bijbehorend budget, waarmee het uitgesteld onderhoud tot een werkbaar minimum beperkt wordt en blijft, met prioritering op basis van genoemde risico's en bijbehorende indicatoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer, Geurts, Grinwis en Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 63 (35570-A).

De heer Stoffer (SGP):
Ik heb nog een tweede motie en die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een mogelijke dekking voor het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel liefst niet ten laste van het Mobiliteitsfonds dient te komen;

overwegende dat er verschillende onderzoeken zijn gedaan naar de effecten en mogelijkheden rond het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel;

verzoekt de regering met de provincie Zeeland in gesprek te gaan over de uitkomsten van de onderzoeken over het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel en te bezien of er nog verdere voorbereidingen kunnen worden getroffen ten behoeve van besluitvorming over een mogelijke dekking door een nieuw kabinet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer, Geurts, Grinwis en Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 64 (35570-A).

Dank u wel. Mevrouw Bouchallikh van GroenLinks, het woord is aan u.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ik heb vandaag twee moties meegenomen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een grote noodzaak is om bestaande infrastructuur goed te onderhouden omdat er anders grote problemen dreigen te ontstaan;

overwegende dat met het juiste beleid het aantal autokilometers potentieel afneemt waardoor het verbreden van snelwegen en/of de aanleg van nieuwe snelwegen niet meer noodzakelijk is;

overwegende dat uitstel van onderhoud van infrastructuur op de lange termijn juist extra veel geld kost;

verzoekt de regering bij de besteding van het MIRT voorrang te geven aan onderhoudswerkzaamheden in plaats van het aanleggen en het verbreden van snelwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en Van Esch.

Zij krijgt nr. 65 (35570-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2020 het amendement-Van der Graaf c.s. is aangenomen dat het doel van het Mobiliteitsfonds verbreedt naar veilige, innovatieve en duurzame mobiliteit;

constaterende dat de minister heeft toegezegd in de loop van 2021 wijzigingen in de systematiek van de MIRT-spelregels, NMCA's en MKBA's aan de Kamer zal voorleggen;

verzoekt de regering bij deze wijzigingen het brede welvaartsbegrip in de volle breedte toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh, De Hoop en Van Esch.

Zij krijgt nr. 66 (35570-A).

Dank. De heer Alkaya van de SP. Gaat uw gang.

De heer Alkaya (SP):
Dank u wel, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het onrechtvaardig is om Nederlanders, en in het bijzonder de bewoners van Zeeuws- Vlaanderen, te belasten voor gebruik van de Westerscheldetunnel;

constaterende dat er breed draagvlak bestaat voor het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel;

constaterende dat recent onderzoek de maatschappelijke meerwaarde van vervroegde afschaffing van tolheffing heeft aangetoond, maar dat hiertoe vooralsnog geen budget is gereserveerd in de rijksbegroting;

verzoekt de regering de tolheffing zo spoedig mogelijk te beëindigen en de dekking hiervoor bijvoorbeeld te zoeken in de onderuitputting of annulering van infrastructurele projecten waarvoor geen of gering draagvlak bestaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 67 (35570-A).

De heer Alkaya (SP):
Mijn tweede motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verbreding van de A27 bij Amelisweerd op overweldigende maatschappelijke weerstand stuit en het project ook niet kan rekenen op steun van de provincie Utrecht;

overwegende dat de voorgenomen uitbreiding leidt tot aantasting van de leefomgeving en eeuwenoude natuur hierdoor zou moeten verdwijnen;

van mening dat het nut en de noodzaak van deze kostbare maatregel onvoldoende zijn;

spreekt uit dat de voorgenomen verbreding van de A27 op het genoemde traject gestaakt dient te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya.

Zij krijgt nr. 68 (35570-A).

Er is een vraag van mevrouw Van der Plas. Die vraag gaat over deze motie, neem ik aan?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Over de motie op stuk nr. 67 over de Westerscheldetunnel. Ik had een soortgelijke motie, dus ik wil wel graag meetekenen, als dat kan.

De heer Alkaya (SP):
Zeker. Dat gaan we doen. Kan dat zo?

De voorzitter:
Dan kunt u uw naam er nu onder schrijven en dan dient u 'm hier in. Heel goed. Dat scheelt weer. Ik dank de heer Alkaya en mevrouw Van der Plas. Dan is nu het woord aan mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Onze wegen, ons spoor, onze bruggen en onze vaarwegen staan onder druk. De uitdaging van een groeiende bevolking, de lessen uit de coronacrisis, het grootschalig onderhoud en de huidige luchtkwaliteit langs wegen vragen om een heroverweging, met de kennis van nu, van lang geleden geplande wegen. Belangrijk voor onze gezondheid is de verduurzaming van onze mobiliteit.

Een van deze maatregelen in het regeerakkoord is de invoering van de vrachtwagenheffing. Om de sector duidelijkheid te geven heb ik een motie voorbereid, samen met de heer Geurts van het CDA.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord "Vertrouwen in de toekomst" overeen is gekomen dat zo spoedig mogelijk een kilometerheffing voor vrachtverkeer wordt ingevoerd;

overwegende dat de zero-emissie stadslogistieke zones in 2025 van kracht zijn en de vrachtwagenheffing de haalbaarheid van deze zones vergroot;

constaterende dat Raad van State reeds advies heeft gegeven op het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing en het wetsvoorstel in lijn daarmee is aangepast;

overwegende dat de logistieke sector niet de dupe mag zijn van de vertraging;

verzoekt de regering om het wetsvoorstel Vrachtwagenheffing zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor het einde van het zomerreces de Tweede Kamer toe te doen komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen en Geurts.

Zij krijgt nr. 69 (35570-A).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Peter de Groot van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Duitsland de E233 tussen de Duitse grens en Autobahn 1 de komende jaren gaat uitbreiden, waardoor een verdubbeling van de capaciteit op de weg ontstaat;

constaterende dat bij de MIRT-verkenning A28 Amersfoort-Hoogeveen geen rekening is gehouden met deze uitbreiding;

overwegende dat door deze Duitse uitbreiding een tweede snelle route met voldoende capaciteit tussen Rotterdam/Amsterdam en Noord-Duitsland/Scandinavië over de weg ontstaat;

overwegende dat hierdoor op de A28/A37 mogelijk knelpunten ontstaan voor zowel personen- als goederenvervoer, maar deze uitbreiding ook maatschappelijke en economische kansen voor het traject A28/A37 met zich meebrengt;

verzoekt de regering om de mogelijke effecten van de nieuwe Duitse E233 op de wegcapaciteit op de A28/A37 tussen Amersfoort en de Duitse grens samen met de regio te onderzoeken en de Kamer over de voortgang van dit onderzoek te informeren voor het notaoverleg MIRT in november,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peter de Groot, Geurts en Stoffer.

Zij krijgt nr. 70 (35570-A).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Madlener, PVV.

De heer Madlener (PVV):
Ik heb vier moties. Ik zal proberen heel snel te gaan lezen. De eerste gaat over het onderhoud en de aanleg van wegen. Wij willen beide. Daar maken we ons zorgen over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel te weinig geïnvesteerd wordt in aanleg en onderhoud van wegen;

constaterende dat de verwachting is dat het reistijdverlies op onze wegen over vier jaar 20% hoger is dan in 2019;

van mening dat de auto verreweg het belangrijkste vervoermiddel blijft voor de Nederlander;

roept de huidige en de nieuwe regering op om fors meer geld vrij te maken voor aanleg en onderhoud van weginfrastructuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener.

Zij krijgt nr. 71 (35570-A).

De heer Madlener (PVV):
Dan willen wij snel weer 130 rijden op de snelwegen. We willen eigenlijk 140, maar 130 zou een mooie eerste stap zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de automobilist nog steeds tussen 6.00 uur en 19.00 uur slechts 100 kilometer per uur mag rijden;

constaterende dat het wegverkeer voor slechts 6% verantwoordelijk is voor de totale stikstofuitstoot;

constaterende dat belangrijke MIRT-projecten ondanks deze maatregel alsnog vertraging oplopen;

overwegende dat de stikstofuitstoot van het personenverkeer vrij laag is en een sterk dalende trend vertoont;

verzoekt de regering de maximumsnelheid direct terug te verhogen naar 130 kilometer per uur op de autosnelwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener.

Zij krijgt nr. 72 (35570-A).

De heer Madlener (PVV):
Dan een motie uit mijn regio. Die is overigens samen met lokale bestuurders gemaakt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op Voorne-Putten kansen liggen voor 10.000 nieuwe woningen en 2.000 banen in de zuidelijke Randstad;

constaterende dat de slechte bereikbaarheid van het eiland, veroorzaakt door overbelaste wegen en storingen aan bruggen, deze ontwikkelingen remt;

constaterende dat veiligheidsdiensten hierdoor de wettelijke aanrijtijden met grote regelmaat niet halen;

van mening dat zonder ingrijpen in de bereikbaarheidsproblematiek ontwikkelingen ten aanzien van de woningbouw niet mogelijk zullen zijn;

verzoekt de regering om op deze gecombineerde opgave van bereikbaarheid en woningbouw een leidende rol te pakken in aanloop naar het MIRT van dit najaar;

verzoekt de regering tevens om de onveilige situatie op Voorne-Putten aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener.

Zij krijgt nr. 73 (35570-A).

De heer Madlener (PVV):
Als laatste heb ik nog een leuke motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de elektrische step een grote opmars heeft in Nederland;

constaterende dat elektrische steps op dit moment niet zijn toegestaan op de openbare weg;

constaterende dat de regelgeving "bijzondere bromfiets" wordt herzien, waarmee elektrische steps waarschijnlijk worden toegestaan;

overwegende dat de elektrische step een belangrijke bijdrage kan leveren aan voor- en natransport bij openbaar vervoer en dat deze, vaak opklapbare, steps makkelijk meegenomen kunnen worden in bus, trein en metro;

verzoekt de regering de elektrische step op korte termijn te legaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener.

Zij krijgt nr. 74 (35570-A).

Dank aan de heer Madlener. Dan is nu het woord aan de heer De Hoop, PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):
Dank, voorzitter. Een tweetal moties. De eerste gaat over de bruggen in Groningen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er steeds meer aanvaringen zijn van bruggen in Groningen;

overwegende dat het jaren duurt voordat de minister actie wil ondernemen terwijl de overlast enorm is;

verzoekt de minister de Paddepoelsterbrug, de Gerrit Krolbrug en de Friesebrucke binnen een jaar te herstellen, desnoods met tijdelijke maatregelen, zodat de overlast wordt beperkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Nijboer.

Zij krijgt nr. 75 (35570-A).

De heer De Hoop (PvdA):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een betere spreiding van woon-werkverkeer filedruk en piekdrukte in het ov significant kan verminderen;

van mening dat de rijksoverheid hier met haar 110.000 werknemers een voorbeeldrol in moet vervullen;

verzoekt de regering om zo veel mogelijk te bevorderen dat rijksambtenaren in hun woon-werkverkeer de ochtend- en avondspits vermijden, en de Kamer voor het notaoverleg MIRT in het najaar te informeren over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 76 (35570-A).

Dank u wel. De heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de woningbouwopgave groot is en er inmiddels plancapaciteit is voor de bouw van 961.300 woningen tot en met 2030;

overwegende dat nieuwe woningen tijdige investeringen in ov-infrastructuur en andere infrastructuur vergen;

verzoekt de regering om bij de beoordeling van potentiële MIRT-projecten waarbij de combinatie wordt gemaakt met (grootschalige) woningbouw, dit nadrukkelijk mee te wegen bij het maken van bestuurlijke afspraken en het nemen van startbeslissingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Stoffer en De Hoop.

Zij krijgt nr. 77 (35570-A).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gebrekkige areaaldata een belangrijke reden vormen voor contractuele discussies tussen Rijkswaterstaat en aannemers, zoals bij de Afsluitdijk, met negatieve gevolgen voor de opdrachtnemer en opdrachtgever en daarmee de belastingbetaler;

constaterende dat het ICT-programma om areaaldata beter in beeld te krijgen, het verzamelen van informatie meestal beperkt tot projecten die nu worden aangelegd, vervangen of gerenoveerd;

overwegende dat goede datakwaliteit financiële tegenvallers bij projecten kan voorkomen én bijdraagt aan het goed in beeld krijgen van de opgaven met betrekking tot beheer en onderhoud van infrastructuur;

verzoekt de regering om bij Rijkswaterstaat de areaaldata voor de objectcategorieën bruggen, sluizen en stuwen op orde te laten brengen voor het einde van 2022,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Stoffer.

Zij krijgt nr. 78 (35570-A).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
En dan ten slotte.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2020 in de Bestuursovereenkomst Sluis Kornwerderzand de verantwoordelijkheid voor de inning van de marktbijdrage van 26,5 miljoen euro bij de provincie Fryslân ligt;

constaterende dat uit het hele projectdossier blijkt dat behoud van het level playing field voor de marktpartijen al vanaf 2014 een harde voorwaarde bij hun aanbod is geweest en dat de bedrijven hun aanbod nog steeds gestand willen doen;

overwegende dat is vastgesteld dat het lagere overheden wettelijk niet is toegestaan de marktbijdrage onder de gestelde voorwaarden te innen en de bijdrage daardoor dreigt weg te vallen,

van mening dat dit kan worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 10, lid 1 en 2 van de bestuursovereenkomst;

verzoekt de regering om, met respect voor de gesloten bestuursovereenkomst, regie te nemen bij het komen tot een nieuwe afspraak dit jaar over de wijze waarop het bedrag van 26,5 miljoen euro gefinancierd kan worden en spoedig kan worden overgegaan tot de realisatie van de verruiming van de Sluis Kornwerderzand,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Peter de Groot, Geurts, Stoffer, Hagen en De Hoop.

Zij krijgt nr. 79 (35570-A).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, deze motie over Kornwerderzand, de sluis daar, was mijn laatste motie en ik excuseer mij voor het vervolg van deze vergadering.

De voorzitter:
Dank u wel aan de heer Grinwis. Dan mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik had ook een motie over het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel, maar die heb ik dus medeondertekend. Ik had een andere motie, maar die hou ik bij nader inzien eventjes aan. Maar dat geeft mij wel de gelegenheid om net als in het commissiedebat de minister erop te wijzen dat de regionale bereikbaarheid op het platteland echt beter moet. We denken daar altijd wel wat makkelijk over: op dat platteland woont bijna niemand, dus waarom moeten daar heel vaak bussen rijden? Het gaat er ons ook niet om dat er elke tien minuten een bus rijdt tussen Lutjegast en Groningen, bij wijze van spreken. Het gaat ons erom dat we ons ontzettend veel zorgen maken over het wegtrekken van jongeren van het platteland. Zij worden door bijvoorbeeld slechte openbaarvervoervoorzieningen eigenlijk min of meer gedwongen om in de stad te gaan wonen en daar op kamers te gaan. Als ze eenmaal op kamers zitten, dan treffen ze een vriendin of een vriend en gaan ze samenwonen en trouwen. Ze keren niet meer terug naar het platteland.

Als je kijkt naar de vergrijzingscijfers van de komende decennia, dan zie je dat het platteland tussen 2030 en 2035 enorm vergrijst. We hebben die jongeren gewoon kei-, kei- en keihard nodig op het platteland. Ze brengen levendigheid. Ze brengen werk. Ze brengen sociale binding. Dat is de reden waarom zij zo hameren op goede openbaarvervoervoorzieningen. Je merkt — niet hier specifiek door mensen — dat er altijd wel een beetje lacherig over wordt gedaan, zo van: ja, daar woont niemand. Maar we gaan echt een probleem krijgen in de komende decennia als de jongeren blijven wegtrekken, in de stad gaan wonen en niet meer terugkeren naar het platteland. Daarom maak ik toch eventjes van de gelegenheid gebruik om dit pleidooi hier nog een keer te doen. Laten we met dit in het achterhoofd in het toekomstige beleid heel goed hiernaar kijken.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. De heer Geurts, CDA.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik ondersteun de woorden van mevrouw Van der Plas. We hebben dit ook met de staatssecretaris in het commissiedebat Openbaar vervoer besproken. Daar komt misschien nog een tweeminutendebat over, dus dan gaan we dat mogelijk vervolgen.

Ik heb drie moties, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er aan de hand van nieuwe informatie en nieuwe inzichten op regionaal en lokaal niveau steeds meer steun komt voor een aquaduct bij de A58 bij Oirschot in plaats van een viaduct;

overwegende dat in de Provinciale Staten een motie is aangenomen om onderzoek te starten naar cofinanciering van de meerkosten van een aquaduct, waarbij steun is uitgesproken door de voltallige raad van Oirschot;

verzoekt de regering om na het afronden van het onderzoek in gesprek te gaan met de provincie Noord-Brabant en de gemeente Oirschot over de mogelijkheden rond de eventuele financiering van meerkosten van een aquaduct bij Oirschot en de Kamer hierover voor het notaoverleg MIRT te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Van Esch en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 80 (35570-A).

De heer Geurts (CDA):
Ik herinner de Kamer er maar aan: als het CDA en de Partij voor de Dieren samen een motie indienen, dan wordt die meestal unaniem aangenomen. Tot op heden was dat altijd unaniem. Dat is vrij uniek, namelijk.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat flessenhalzen kunnen zorgen voor files waar zowel autoverkeer als het transport last van heeft;

verzoekt de regering om de toekomstige opgaven bij de flessenhalzen A1 Barneveld-Apeldoorn, A15 Gorinchem-Valburg en A67 Eindhoven-Venlo samen met de medeoverheden in kaart te brengen, en de Kamer voor het notaoverleg MIRT in het najaar over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 81 (35570-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verstandig is dat er een onderzoek loopt naar het effect van meer fysieke rijbaanscheidingen op N-wegen;

overwegende dat met regelmaat zware ongevallen gebeuren op de "dodenweg" N50, waardoor het verstandig zou zijn als hier uitgebreider onderzoek naar komt;

verzoekt de regering om bij de N50 onderzoek te doen naar de aanhoudende ongevallen en hierbij de verschillende opties van infrastructurele maatregelen te bezien die ervoor kunnen zorgen dat de kans op ernstige ongelukken afneemt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts.

Zij krijgt nr. 82 (35570-A).

Dank. Tot slot het woord aan mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Ik heb één motie en nog een paar afsluitende woorden. Ik dien eerst de motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door het duurder uitvallen van de zuidelijke ringweg Groningen het budget van de Wunderline wordt ingeperkt;

overwegende dat de zuidelijke ringweg vooral ten goede komt aan de rijksinfrastructuur;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met provincie Groningen en alsnog de financiering voor de Wunderline rond te krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 83 (35570-A).

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter. Dan toch nog enkele woorden over Amelisweerd, uiteraard. Het was wat ons betreft tekenend te noemen dat de VVD-minister tijdens het debat de waarheid naar haar hand draaide. Het was ook tekenend hoe laatdunkend zij deed over de bezorgdheid van Nederlanders over het vernietigen van eeuwenoude natuur voor de aanleg van onnodig asfalt. Iedereen die het belang van alle bomen in Amelisweerd ziet, ziet het juist in de juiste proporties en in het perspectief van de duurzame toekomst die zo belangrijk is voor ons allemaal. Ik wil dan ook afsluiten met de volgende woorden: Amelisweerd, niet geasfalteerd!

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank, mevrouw Van Esch. Ik ga voor enkele ogenblikken schorsen zodat de ministers zich kunnen voorbereiden op de beantwoording van de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Er zijn zojuist maar liefst 21 moties ingediend. Dus ik hoop dat de minister daar kort en bondig op kan reageren.


Termijn antwoord

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ga mijn best doen, voorzitter. De motie op stuk nr. 63 van de heer Stoffer behelst het belangrijke onderwerp van beheer en onderhoud. In het kader van de snelheid houd ik het maar kort: oordeel Kamer.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 64 van de hand van de heer Stoffer om met de provincie Zeeland in gesprek te gaan over de Westerscheldetunnel om te kijken of we nog meer kunnen doen voor besluitvorming in het nieuwe kabinet. Dus ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 65 van mevrouw Bouchallikh vraagt om bij besteding van het MIRT voorrang te geven aan onderhoudswerkzaamheden in plaats van aanleggen. Die motie ontraad ik, want zo werkt het niet. Het is een en-enverhaal, waarbij we natuurlijk altijd zorgen dat de veiligheid niet in het geding komt.

Wat betreft de motie op stuk nr. 66 kan ik mevrouw Bouchallikh wat vrolijker maken want die geef ik wel oordeel Kamer. De motie vraagt om bij wijzigingen het bredewelvaartsbegrip in de volle breedte toe te passen.

De motie op stuk nr. 67 van de heer Alkaya verzoekt om de tolheffingen zo spoedig mogelijk te beëindigen met daarbij een dekkingssuggestie. Die motie ontraad ik. Het maximale wat ik kan doen, is wat de motie van de heer Stoffer vraagt.

De motie op stuk nr. 68 van de heer Alkaya is een spreekt-uitmotie, dus daar ga ik niet over, alhoewel u vast wel weet wat ik ervan zou vinden, want dat is niet heel erg moeilijk te raden.

De motie op stuk nr. 69 van mevrouw Hagen over de vrachtwagenheffing ontraad ik. Het regeerakkoord waarnaar wordt verwezen, is niet meer van toepassing. Het is een grote stelselwijziging, dus ik kan in demissionaire staat niets anders doen dan deze motie ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 69 wordt ontraden. Mevrouw Hagen.

Mevrouw Hagen (D66):
Die reactie had ik natuurlijk verwacht, maar in 2020 zouden we al de wetsbehandeling hebben en toen was er dus nog geen sprake van een demissionair kabinet. Het is rijp voor behandeling. Ik stel dus voor dat u het toch doet. Ik houd mijn motie sowieso aan.

De voorzitter:
Wacht even, de motie wordt ontraden, maar u gaat de motie aanhouden? O, u wilt de motie in stemming brengen? Dat is wat u wilde zeggen.

Mevrouw Hagen (D66):
Ja, dank u, in stemming.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 69 wordt in stemming gebracht maar krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Formeel kan ik niet anders dan de motie ontraden, maar mevrouw Hagen begrijpt natuurlijk ook dat als de Kamer tot een ander oordeel komt, ik iets heb om mee naar het kabinet te gaan, wat ik nu niet heb. Zo simpel zit het in elkaar.

De voorzitter:
Den de motie op stuk nr. 70.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 70 geef ik oordeel Kamer, zeg ik in de richting van de heer De Groot. Die motie heeft betrekking op de nieuwe Duitse E33, om daarover goed in gesprek te gaan, te zorgen dat we tijdig voorbereid zijn op de consequenties daarvan en ook de kansen eventueel te benutten.

In de motie op stuk nr. 71 roept de heer Madlener niet alleen ons op, maar het is bijna een soort spreekt-uitmotie. Dus ik weet niet zo goed wat ik ermee moet. U weet hoe ik erin zit. Een volgende regering is aan de formatie, dus ik zie dit eigenlijk meer als een soort spreekt-uitmotie waar ik niks van kan vinden. Maar u weet op zich natuurlijk wel hoe ik hierin zit.

Dat weet de heer Madlener ook van …

De voorzitter:
Dus?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik onthoud me eigenlijk maar van een oordeel op die motie. Want het is eigenlijk meer aan de Kamer zelf om daar iets van te vinden.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 71.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 72 is voor de heer Madlener ook geen verrassing ten aanzien van de 130 kilometer per uur. Wij hebben nog steeds te maken met de stikstofproblematiek. Dat is de heer Madlener bekend. Dus ik moet deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 73 is ook van de heer Madlener. Die heeft specifiek te maken met Voorne-Putten. Ik zou eigenlijk aan de heer Madlener willen vragen om die motie aan te houden, niet zo heel lang maar tot het einde van het reces, want daar heb ik nog net even wat meer overleg voor nodig met de regio om hierover een goed oordeel te kunnen geven. Dus ik hoop dat hij daartoe bereid is.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 73.

De heer Madlener (PVV):
Dit staat ook een beetje symbool voor heel Nederland, want in meerdere regio's zal dit spelen. Maar het gaat om de leidinggevende rol die de minister in mijn optiek zou moeten pakken. Ik ben bereid de motie aan te houden en dan wacht ik de volgende berichtgeving af.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zal voor het einde van het zomerreces zorgen dat u nader bericht krijgt.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Madlener stel ik voor zijn motie (35570-A, nr. 73) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 73 wordt aangehouden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 74.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 74 wil ik ontraden. Ik begrijp de sympathie voor de elektrische step, maar het is niet aan de regering om dit te legaliseren. Dat is nou juist wat het OVV-onderzoek naar aanleiding van het vreselijke ongeval met de Stint ons geleerd heeft. Het toelaten tot de weg moet geen politieke beslissing zijn, maar moeten we overlaten aan de experts. Die keuze hebben we nou juist met elkaar gemaakt. Het nieuwe LEV-kader krijgt u nog voor de zomer, dat juist op basis van al die deskundigenoordelen tot stand is gekomen. Dus er wordt hard aan gewerkt, zij het niet door de regering maar door de experts. Die moeten erover besluiten of iets veilig de weg op kan of niet. Het mag geen politieke beslissing zijn. Dus deze motie ontraad ik, alhoewel ik best de intentie van de heer Madlener begrijp.

Dat geldt eigenlijk ook voor de motie op stuk nr. 75 van de heer De Hoop. Ik begrijp zijn drive, ik deel ook de ambitie. Maar wat hij vraagt, om al die bruggen binnen een jaar te herstellen, is domweg niet mogelijk, hoe graag ik het ook zou willen. We doen het echt zo snel mogelijk, maar zelfs een tijdelijke variant kost al anderhalf jaar. Dus helaas ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 75 wordt ontraden. De heer De Hoop.

De heer De Hoop (PvdA):
We verzoeken nadrukkelijk om die tijdelijke maatregelen, want de situatie in Groningen is echt waardeloos. Ik zei ook in het MIRT-debat dat er weer een aanvaring was. De mensen in Groningen worden hier een beetje hopeloos van. Dus wij brengen de motie zeker in stemming. Ik doe toch echt de oproep: kijk alsjeblieft hoe we dit zo snel mogelijk op kunnen lossen, want ook in de beantwoording door de minister van de schriftelijke vragen mis ik toch echt de noodzaak om dit zo snel mogelijk op te pakken. Dus bij dezen nog een keer die oproep. Wij brengen de motie wel in stemming.

De voorzitter:
Dat was ten aanzien van de motie op stuk nr. 75. Dan de motie op stuk nr. 76.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nogmaals, ik zou het ook heel graag willen, maar ik kan geen ijzer met handen breken. Het kan gewoon niet binnen een jaar. Dus ik kan ook echt niet anders dan honderd procent ontraden.

De motie op stuk nr. 76 van de heer De Hoop verzoekt de regering om zoveel mogelijk te bevorderen dat rijksambtenaren in hun woon-werkverkeer de ochtend- en avondspits vermijden. De staatssecretaris en ik zijn ook de meiden van het mijden en spreiden. Dus ik ondersteun dit van harte, maar dit ligt natuurlijk buiten ons ministerie en gaat wat verder. Het ligt natuurlijk ook bij BZK, dat over de rijksambtenaren gaat. Wij kijken daarnaar. Ik zou u willen vragen om deze motie nog even aan te houden, maar dat hoeft dan maar kort, want wij zijn van plan om nog vóór het reces een brief hierover naar de Kamer te sturen. Ja?

De voorzitter:
Daartoe is de heer De Hoop bereid, dus deze motie wordt aangehouden.

Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (35570-A, nr. 76) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 77 van de heer Grinwis verzoekt om woningbouw goed mee te wegen bij de MIRT-projecten. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 78 van de heer Grinwis verzoekt om de areaaldata bij Rijkswaterstaat voor het einde van 2022 een slag steviger in kaart te brengen. Die motie geef ik ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 79 van de heer Grinwis heeft betrekking op Kornwerderzand. Ik heb daar even goed naar gekeken. Ik kan deze motie oordeel Kamer geven, maar dan wil ik er wel bij aantekenen dat de verantwoordelijkheden zoals ze er nu zijn en zoals ze ook in de bestuursovereenkomsten zijn afgesproken, wel hetzelfde blijven. Met inachtneming daarvan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De heer Grinwis is er niet, maar ik denk dat hij daarmee kan instemmen. Als dat niet zo, dan horen we het nog. Volgens deze lezing krijgt de motie oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja. Ik zag alle mede-indieners knikken, dus daar ga ik dan ook maar van uit.

De voorzitter:
Dat was de motie op stuk nr. 79.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 80 van de heer Geurts, die betrekking heeft op Oirschot en de A58. Die motie, om na het afronden van het onderzoek in gesprek te gaan, kan ik ook oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 81 is ook van de heer Geurts en verzoekt de regering om toekomstige opgaven bij flessenhalzen — hij noemt speciaal de A1 Barneveld-Apeldoorn, de A15 Gorinchem-Valburg en de A67 Eindhoven-Venlo — met de overheden nader in kaart te brengen in aanloop naar het MIRT. Oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 82, ook van de heer Geurts, om bij de N50 onderzoek te doen naar de aanhoudende ongevallen. Daar legt hij ook de goede vinger op de goede plek, dus ook deze motie kan ik oordeel Kamer geven.

Dan draag ik het verder graag over aan de staatssecretaris.

De voorzitter:
Voor de laatste motie, de motie op stuk nr. 83. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. We hebben met elkaar ook nog een AO Spoor en een AO Ov en taxi gehad, dus ik kan me zomaar voorstellen dat we daar een deel van de discussies over het spoor en het openbaar vervoer vervolgen.

De motie op stuk nr. 83 van mevrouw Van Esch verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de provincie Groningen om alsnog de financiering rond te krijgen. De minister en ik zijn in overleg met de provincie over de gevolgen van de beslissing van de provincie voor de N33 en de Wunderline, maar de provincie Groningen heeft al bevestigd dat het project doorgang zal vinden. Daarom ontraad ik deze motie, want er zijn al afspraken over gemaakt, die we u ook al hebben gecommuniceerd in de brief. Daarin is ook bevestigd dat de provincie Groningen aan ons bevestigd heeft dat het project doorgang zal vinden. De motie is dus ontraden.

Mevrouw Van der Plas vroeg nog naar het belang om ook in de regio het openbaar vervoer op een zodanig peil te houden dat het ook echt onderdeel is van de mobiliteitsmix. Dat hebben we inderdaad ook in het commissiedebat besproken. Toen hebben we met elkaar gewisseld dat het daarvoor belangrijk is dat we ook voorbij de traditionele manieren kijken van buslijnen die één keer per uur rijden en echt op zoek gaan naar innovatieve oplossingen die passen bij de regio en waarmee de middelen die er zijn beter worden benut. U noemde zelf een voorbeeld uit het noorden. Ik ben zelf in Zeeland geweest, een provincie die ook met dit soort problematiek kampt en aan het zoeken is naar goede oplossingen, bijvoorbeeld om mensen thuis op te halen met een taxi en ze naar hubs te brengen. Dat is een voorbeeld uit het noorden. Zo wordt er ook in Zeeland gekeken naar oplossingen. U snijdt een belangrijk punt aan. Het openbaar vervoer heeft ook in de regio een belangrijke rol te spelen en we moeten samen kijken hoe we dat zo goed mogelijk benutten. De MaaS-pilots, die proberen om met IT-ondersteuning vraag en aanbod zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen, kunnen daarbij ook een belangrijke rol spelen. Het is terecht dat u dit punt in het debat brengt.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Ik dank de beide bewindspersonen voor hun snelle en bondige reactie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors voor enkele minuten. Dan gaan we naar het tweeminutendebat Circulaire economie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Circulaire economie

Circulaire economie

Aan de orde is het tweeminutendebat Circulaire economie (CD d.d. 27/05).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan snel door met het tweeminutendebat Circulaire economie. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Ik heb drie moties, dus ik ga snel van start.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoekers van de WUR hebben geconstateerd dat slechts 27% van de kunststofverpakkingen op de Nederlandse markt goed recyclebaar is;

constaterende dat het verpakkende bedrijfsleven dus beperkt voortgang heeft gemaakt met design-for-recycling;

constaterende dat hybride plastics, kleurkeuzes, en labelkeuzes medeverantwoordelijk zijn voor dit lage percentage goed recyclebaar plastic;

verzoekt de regering om te onderzoeken voor welke productgroepen er maatregelen genomen kunnen worden zodat deze wel recyclebaar zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Bouchallikh en Beckerman.

Zij krijgt nr. 159 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat CE Delft naar aanleiding van de motie-Van Raan (35572, nr. 65) heeft geconstateerd dat op veertien plekken in de keten een heffing op virgin plastics kan plaatsvinden waarbij verschillende positieve milieueffecten verwacht worden;

constaterende dat een heffing op polymeren (kunststofkorrels en -poeder) van de veertien als een van de meest kansrijke opties wordt gegeven;

overwegende dat een heffing op polymeren de meeste milieuwinst oplevert;

verzoekt de regering om aan de hand van het onderzoek van CE Delft met een wetsvoorstel te komen om belasting op polymeren in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Van Raan.

Zij krijgt nr. 160 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat hergebruik prioriteit heeft op de R-ladder en de SUPD vraagt om ambitieuze reductiedoelstellingen voor drinkbekers en maaltijdcontainers voor eenmalig gebruik;

constaterende dat in andere landen, zoals Frankrijk, België en Duitsland, al concrete maatregelen zijn genomen om wegwerpplastics in overheidsinstellingen, op publieke evenementen én in de horeca te verbieden of te beperken;

overwegende dat de overheid een voorbeeldfunctie kan vervullen;

verzoekt de regering een verbod in te stellen op het verstrekken van wegwerpbekers en wegwerpmaaltijdcontainers binnen overheidsinstellingen en semipublieke instellingen, en dit uiterlijk in 2023 in te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 161 (32852).

Dank u wel. Mevrouw Beckerman, SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie omdat wij onze zorgen maken over de werknemers van afvalenergiecentrales.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er belasting betaald wordt over de import van afval, wat mogelijk leidt tot minder banen;

overwegende dat werknemers van afvalenergiecentrales zich zorgen maken over hun toekomst;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met werknemers en bedrijven;

verzoekt de regering wanneer er inderdaad banen verdwijnen een afvalwerknemersfonds op te zetten om werknemers te steunen, en de Kamer regelmatig over de stand van zaken te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 162 (32852).

Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Hagen, D66.

Mevrouw Hagen (D66):
Voorzitter. Zoals aangekondigd in de commissie zal ik mij de komende jaren richten op de kledingindustrie. Een goed initiatief hierin is het kledingconvenant. We lazen deze week dat tegen de verwachting van een coronajaar in er succes is behaald op duurzaamheid, milieu-impact en transparantie. Maar het aantal partijen loopt terug.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Convenant Duurzame Kleding en Textiel successen heeft geboekt op het gebied van milieudruk, transparantie en arbeidsomstandigheden;

overwegende dat het aantal bedrijven dat meedoet aan het kledingconvenant is gedaald;

verzoekt de regering om zich actief in te spannen om het aantal deelnemers aan het convenant te verbreden en circulariteit onderdeel te laten zijn van een vervolg op het bestaande convenant,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hagen.

Zij krijgt nr. 163 (32852).

Mevrouw Hagen (D66):
Voorzitter. De textielindustrie is vervuilender dan de lucht- en scheepvaart bij elkaar. Slechts 1% van de textiel wordt daadwerkelijk weer textiel. De rest verbranden we. In een tijd waarin grondstoffen schaars zijn, is inzicht in de reductie van grondstoffengebruik nodig.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat goede monitoring en meetmethodes cruciaal zijn in het bereiken van de circulaire doelstellingen;

overwegende dat in de prioritaire productketens, met name verpakkingen en textiel, er naast recycling nog onvoldoende monitoring plaatsvindt van preventie van grondstoffen;

verzoekt de regering om in de jaarlijkse monitoringsrapportage kwantitatief in kaart te brengen in hoeverre de circulaire doelstelling wordt bereikt door hergebruik en preventie in de prioritaire productketens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hagen.

Zij krijgt nr. 164 (32852).

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Hagen. Dan is nu het woord aan mevrouw Bouchallikh van GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Voorzitter. Twee moties, wederom.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de prestaties van individuele deelnemers van het Plastic Pact momenteel niet goed zichtbaar zijn, omdat de data anoniem worden aangeleverd;

constaterende dat het Plastic Pact alleen succesvol kan zijn als er duidelijk inzicht wordt geboden in de prestaties van de deelnemende partijen en dat transparantie helpt bij het realiseren van ambities van zowel koplopers als achterblijvers;

constaterende dat er beperkingen zijn in de methode van monitoring en verslaglegging waardoor het moeilijk is om de gerapporteerde cijfers te verifiëren, zoals ook de voortgangscommissie heeft opgemerkt in haar reactie;

verzoekt de regering om samen met de stuurgroep te verkennen wat de mogelijkheden zijn om de individuele prestaties van deelnemers beter traceerbaar, verifieerbaar én afrekenbaar te maken, evenals meer inzicht te bieden in de totale, kwantitatieve plasticreductie en milieu-impact van het Plastic Pact voor Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh, Hagen, Van Esch en De Hoop.

Zij krijgt nr. 165 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 90% van de kunststof drankflessen door middel van het Besluit maatregelen kunststof drankflessen gescheiden moet worden ingezameld;

constaterende dat er vraagtekens zijn bij de haalbaarheid van die doelstelling, zolang sap- en zuivelflessen worden uitgezonderd van deze statiegeldregeling;

verzoekt de regering om de uitzondering van sap- en zuivelflessen in het besluit te schrappen indien in 2022 blijkt dat de inzameldoelstelling van 90% niet gehaald wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh, Van Esch en De Hoop.

Zij krijgt nr. 166 (32852).

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel. Ik moet me helaas excuseren.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik heb één motie, die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Europa nog veel afval gestort wordt met dermate hoge methaanemissies dat de VN Europa oproept om dit met prioriteit aan te pakken;

overwegende dat Nederlandse afvalenergiecentrales nog vele jaren een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan deze opgave en aan de doelstelling voor duurzame energieproductie;

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de importheffing op buitenlands afval netto eerder voor meer broeikasgasemissies zorgt dan voor minder;

overwegende dat de sector een alternatief plan heeft voorgesteld dat wel netto reductie van broeikasgasemissies oplevert en dat dit plan aan de uitvoeringstechnische voorwaarden voldoet;

verzoekt de regering de importheffing voor buitenlands afval per 1 januari 2022 in te trekken en verder te gaan met het alternatieve plan van de sector;

verzoekt de regering het beleid voor het sturen op de Nederlandse verbrandingscapaciteit af te stemmen op de nationale en internationale milieuopgaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 167 (32852).

Dank aan de heer Stoffer. Tot slot is het woord aan mevrouw Agnes Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de afvalsector de importheffing als knellend ervaart en men daar graag een alternatief voor ziet;

constaterende dat de staatssecretaris voor een alternatief pakket de circulaire-economiedoelen voor 2050 als uitgangspunt heeft en daarmee als randvoorwaarde een afbouwpad voor het verbranden en storten van afval nodig vindt;

overwegende dat er bij de vaststelling van dit afbouwpad voldoende aandacht moet zijn voor de zorgen in de sector over de werkgelegenheid, de kansen en innovaties en de Europese context;

verzoekt de regering in overleg met de afvalsector te komen tot een realistisch scenario voor de afbouw van Nederlandse AVI-capaciteit, passend bij de route naar een circulaire- en klimaatneutrale economie in 2050, en daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan de effecten op de gehele afvalketen, de werkgelegenheid, de duurzame energie en warmte die AVI's leveren en CO2-reductie op Europees niveau;

verzoekt de regering om, als overeenstemming is bereikt over het afbouwpad, de importheffing op buitenlands restafval te heroverwegen, en de Kamer voor de begrotingsbehandeling hierover te informeren, zo mogelijk in de vorm van een alternatief voorstel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Peter de Groot, Hagen en De Hoop.

Zij krijgt nr. 168 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoek van de universiteit van Wageningen laat zien dat slechts 27% van de kunststofverpakkingen goed gerecycled kan worden, maar dat een verdere 29% van de verpakkingen relatief simpel aan te passen is tot goed recyclebaar;

constaterende dat ook gemeenten opmerken dat een groot deel van de door hen ingezamelde afvalstromen ongeschikt zijn voor hergebruik of recycling, omdat er aan het begin van de keten niet goed is nagedacht over wat er verderop in de keten mee moet gebeuren;

constaterende dat Europa nastreeft dat in 2030 alle verpakkingen 100% recyclebaar of herbruikbaar zijn;

verzoekt de regering om in overleg met het bedrijfsleven te treden over een plan om het aandeel recyclebare verpakkingen te verhogen, inclusief tijdspad en benodigde instrumenten, en de Kamer daarover voor het volgende commissiedebat Circulaire economie te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 169 (32852).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Mijn zorg over de werkgelegenheid in de afvalsector, die mijn collega van de SP mevrouw Beckerman ook benoemde, zit voor mij ook in deze motie. Het kan zijn dat ik daarom haar motie niet nog apart steun, maar weet dat wij die zorgen delen. Dat wilde ik toch wel even gezegd hebben.

Dank.

De voorzitter:
Dank aan mevrouw Mulder. Ik schors voor enkele ogenblikken. Daarna gaan we luisteren naar de beantwoording van de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
We gaan luisteren naar de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor de ingediende moties. Sommige lijken wat op elkaar, dus ik zal misschien af en toe ergens naar verwijzen. Ik behandel ze toch maar op volgorde, want anders wordt het voor ons allemaal ingewikkeld om te volgen.

De motie op stuk nr. 159 van mevrouw Van Esch verzoekt de regering om voor het volgende commissiedebat bij het bedrijfsleven aan te dringen op een gezamenlijk plan en de Kamer te informeren. De Commissie werkt in het kader van het Circular Economy Action Plan aan een herziening van de verpakkingsrichtlijn. Ik verwacht dat de Commissie dit najaar komt met een groot pakket aan maatregelen om ervoor te zorgen dat inderdaad in de hele EU alle verpakkingen in 2030 herbruikbaar of recyclebaar zijn. Ik lees de motie zo dat we met het bedrijfsleven proactief de handschoen moeten oppakken om met hen te komen met een plan over hoe Nederland dat doel in 2030 gaat halen. Ik denk wel dat het goed is om voor de harde voorschriften en het stellen van regels met de EC in te zetten op die Europese regels. Dat werkt dan het snelste en het effectiefste. Ik verwacht dat de Commissie eind 2021 komt met dat stevige pakket aan maatregelen. We volgen die ontwikkelingen nauwgezet, maar zullen daar uiteraard samen met het bedrijfsleven naar kijken. Ik geef de motie oordeel Kamer, maar wil wel even aangeven dat die Europese regels natuurlijk van ongelofelijk belang zijn, omdat heel veel bedrijven natuurlijk niet alleen in Nederland werken, maar door de hele Unie. Ik geef de motie op stuk nr. 159 dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 160 gaat over een wetsvoorstel plasticbelasting. Dit is aan een volgend kabinet en ook aan een andere collega. Deze motie moet ik dus of ontraden of aanhouden. Ik kan op dit moment in ieder geval geen positief oordeel geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 160 wordt ontraden. Ik zie mevrouw Van Esch. Is zij bereid om de motie aan te houden?

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wil haar best aanhouden, maar ik wil dan wel ook een appreciatie van uw collega die hier mede over zou gaan. Ik hoor u zeggen: ik ga hier niet over, dus moet ik de motie ontraden. Dat is een van de twee redenen, begrijp ik. Dan houd ik de motie aan, maar zou ik het wel fijn vinden om in ieder geval al wel vast te weten wat de appreciatie van uw collega is op het voorstel dat wij hier indienen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Het is natuurlijk ook aan een volgend kabinet. Laat ik het zo zeggen: ik zou het verzoek van mevrouw Van Esch zo kunnen interpreteren dat ik de nieuwe staatssecretaris van Financiën vraag om te zijner tijd met een appreciatie te komen. De huidige collega zal namelijk ook zeggen dat het aan een volgend kabinet is. Misschien kunnen we die twee zo in dezen combineren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dan houd ik haar aan, met de hoop op dat er snel een kabinet komt.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Daar zijn we met elkaar bij, mevrouw Van Esch, zo zeg ik dan maar.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Esch stel ik voor haar motie (32852, nr. 160) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 161.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ook hier zou ik haar willen verzoeken om deze aan te houden, want we zijn bezig met het uitwerken van de maatregelen om de consumptie van wegwerpbekers en maaltijdverpakkingen te verminderen. Ik had in het overleg ook gezegd dat we nog met een vervolg op de SUP-brief komen, omdat we eerst hebben gekozen voor de implementatie van wat nu wettelijk moest, maar dat we wel nadenken over een vervolg. Daarbij kijken we ook naar wegwerpverpakkingen en gebruik ter plekke. Dus het verzoek is om tot die tijd de motie aan te houden, tot we de Kamer hierover informeren.

De voorzitter:
Bent u daartoe bereid, mevrouw Van Esch?

Mevrouw Van Esch (PvdD):
U zegt "tot die tijd". Wanneer is dat dan?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik durf uit mijn hoofd niet te zeggen wanneer die brief klaar is, maar er wordt echt gewerkt aan een opvolgingspakket. Kijk, anders moet ik de motie ontraden omdat ze vooruitloopt op iets, maar we zijn er wel mee bezig, dus daarom is het verzoek om haar aan te houden.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dan houd ik haar nog voor, laat ik zeggen, een paar maanden aan. Ik vind het wel zonde om hier heel lang op te wachten, maar voor nu houd ik haar dan even aan.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Laat ik zeggen dat wij hopelijk voor het volgende commissiedebat Circulaire economie, als inspanningsverplichting, zullen proberen om hierop terug te komen. Dan heeft u wel een soort termijn, in de zin dat het niet eeuwig duurt. Mocht dat niet lukken, dan hoort u het ook, maar dan kunt u ook nog bepalen wat u doet.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Esch stel ik voor haar motie (32852, nr. 161) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan zegt mevrouw Bouchallikh: de afvalsector gaat niet alleen over afval, maar ook over de mensen die daar werken. Dat zegt ze heel terecht. Ik heb al toegezegd in het commissiedebat van 27 mei dat ik ook graag in gesprek blijf met de sector, niet alleen met de werkgevers, maar ook met de werknemers. Want ook voor hen vraagt de omschakeling naar een circulaire economie nogal wat. Het is ook belangrijk dat we daar expliciet met elkaar aandacht voor hebben. Dus ik interpreteer die motie zo, dat we daar aandacht voor moeten hebben, en daarom laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 162 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 163 van mevrouw Hagen, die de regering verzoekt zich actief in te spannen om het aantal deelnemers aan het convenant te verbreden en circulariteit onderdeel te laten zijn, krijgt oordeel Kamer. Ik ben van harte bereid om me in te zetten voor een verbreding, en ook voor meer circulariteit. Dus als ik de motie zo mag lezen dat ik me inzet om het aantal deelnemers te verbreden en de circulariteit onderdeel te laten maken van de afspraken die het vervolg zijn op het convenant — het loopt eind van dit jaar af, maar we zijn dus in gesprek over het vervolg — dan geef ik graag oordeel Kamer aan deze motie.

De voorzitter:
Mevrouw Hagen is er niet meer, maar ik neem aan dat ze daarmee akkoord gaat. Dan de motie op stuk nr. 164.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 164 van mevrouw Hagen verzoekt om in de jaarlijkse monitoringsrapportage kwantitatief in kaart te brengen in hoeverre de circulaire doelstellingen worden bereikt. We zijn op dit moment met de betrokken partners de algemene doelen voor 2030 en 2050 aan het uitwerken. Het PBL heeft in dat kader gewerkt aan een richtinggevend kader, en ik hoop u daar binnenkort over te informeren. Daarom is mijn verzoek wel om deze motie dan aan te houden, totdat ik die rapportage heb gestuurd. Dan kan ook beoordeeld worden of daar al in voldoende mate aan wordt voldaan. Dus het verzoek is om deze motie aan te houden.

De voorzitter:
Dat gaat over de motie op stuk nr. 164.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja.

De voorzitter:
Dat gaan we mevrouw Hagen vragen, aangezien zij op dit moment niet hier is.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja. Er is net parallel hieraan een ander debat gestart, begreep ik. Dus ik heb alle begrip hiervoor, maar het zou fijn zijn als dat op die manier in de tijd kan worden gezet.

Dan vroeg mevrouw Bouchallikh om met de stuurgroep van het Plastic Pact te verkennen wat de mogelijkheden zijn voor meer transparantie, zo vat ik het maar even samen. Er zijn natuurlijk afspraken gemaakt, maar ik vind het streven in gezamenlijkheid naar meer transparantie ook altijd zeer te prijzen. Dus als ik het mag zien als een inspanningsverplichting, dan ben ik bereid om met de stuurgroep te verkennen of er meer transparantie mogelijk is. Maar ik wil niet eenzijdig de spelregels veranderen; dat zeg ik er ook even bij.

De voorzitter:
Oké. De motie op stuk nr. 165 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Inderdaad, onder die voorwaarden.

De voorzitter:
Ja. Mag ik nog even iets vragen over de motie op stuk nr. 164? Als mevrouw Hagen niet bereid is om deze aan te houden, is dan uw oordeel "ontraden"?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, dan moet ik deze ontraden, omdat deze echt vooruitloopt op iets waarover we nog uitgebreid op zullen terugkomen.

De voorzitter:
Ja, dat zullen we mevrouw Hagen meegeven.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Heel fijn.

Dan de motie op stuk nr. 166, van mevrouw Bouchallikh. Dat is eigenlijk een oude discussie. Zij wil graag nu al een bepaalde categorie toevoegen aan het statiegeld, voor als we de doelstellingen niet halen. Ik vind dat je daar niet op vooruit moet lopen, dus daarom ontraad ik de motie. Er zal in 2024 een evaluatie plaatsvinden. Natuurlijk is er, als de doelstellingen niet gehaald worden, reden om te kijken hoe we het dan wel gaan doen, maar daarvoor zijn natuurlijk ook weer meerdere opties. Dus daar loop ik niet op vooruit, en dat hebben we al eerder met elkaar gewisseld. Dus die is ontraden.

De motie op stuk nr. 167 gaat over de importheffing. Deze motie van de heer Stoffer gaat eigenlijk voorbij aan de noodzaak om die ontwikkeling tot de circulaire economie door te zetten. Maar deze gaat ook voorbij aan het feit dat op voorhand was afgesproken met de sector dat een alternatief ook afspraken over het afbouwen van de verbrandingscapaciteit in Nederland moest bevatten. Daarom ontraad ik deze motie. De voorwaarden waren helder.

In de motie van mevrouw Mulder, Peter de Groot, mevrouw Hagen en de heer De Hoop, op stuk nr. 168, staat eigenlijk: it takes two to tango. We moeten dus gezamenlijk tot een oplossing komen en daarbij moet er ook aandacht zijn voor de situatie in de sector en voor de werknemers. Dat zei ik net ook al tegen mevrouw Beckerman. Ik vind dat deze motie daarin de juiste balans vindt. De tijdlijn die geschetst wordt, is niet ruim, is een beetje krap. Maar als inspanningsverplichting wil ik het graag op deze manier doen. Mochten we iets meer tijd nodig hebben, dan zal ik de Kamer daar uiteraard over informeren. Ik moet dit immers natuurlijk ook doen in goed overleg met mijn collega's van Financiën en EZK. Maar op deze manier kan ik deze motie als inspanningsverplichting zeker oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 168 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja. De motie op stuk nr. 169 lijkt wat op een eerdere motie; ik dacht die op stuk nr. 159. Hierin wordt gevraagd om samen met het bedrijfsleven inderdaad met een plan te komen voor die betere recyclebaarheid. Ook deze motie krijgt oordeel Kamer. We zullen natuurlijk ook de Kamer steeds informeren, via BNC-fiches, over de voorstellen van de Europese Commissie, want die willen we natuurlijk ook wel onderdeel laten zijn van dat plan.

Ik hoop dat ik daarmee de vragen heb beantwoord.

De voorzitter:
Zeker. Ik dank de staatssecretaris voor haar snelle en bondige reactie. Ik dank de leden voor hun inbreng.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot 14.35 uur. Daarna gaan wij verder met de stemmingen, een tweeminutendebat en het debat over het coronavirus.

De vergadering wordt van 14.01 uur tot 14.34 uur geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 juni

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 juni,

te weten:

  • de motie-Vestering over niet akkoord gaan met een besloten discussie over het bijenrichtsnoer (21501-32, nr. 1309);
  • de motie-Van Campen over de uitkomsten van pilots, klankbordgroepen en uitvoeringstoetsen met de Kamer delen en betrekken bij het op te stellen NSP (21501-32, nr. 1310);
  • de motie-Van der Plas/Van Haga over de procentuele verdeling van de middelen in de eerste en tweede pijler van het GLB handhaven (21501-32, nr. 1311);
  • de motie-Van der Plas/Van Haga over verdere beperkende maatregelen ten aanzien van de Nederlandse visserij voorkomen (21501-32, nr. 1312);
  • de motie-Boswijk c.s. over meer gebruik maken van langjarige contracten voor agrarisch natuurbeheer (21501-32, nr. 1313);
  • de motie-Boswijk/Bisschop over eerst de uitvoerbaarheid van de wijziging van de Controle Verordening Visserij uitwerken voordat definitief wordt ingestemd met de richtlijnen (21501-32, nr. 1314);
  • de motie-Bromet c.s. over zoeken naar geld om het Aanvalsplan Grutto tot aan de start van het nieuwe GLB te financieren (21501-32, nr. 1316);
  • de motie-Bisschop over zich in de slotfase van de triloog actief verzetten tegen verzwaring van de conditionaliteit (21501-32, nr. 1317);
  • de motie-Bisschop over zich in de slotfase van de triloog actief verzetten tegen toetsing van de Nationale Strategische Plannen aan niet juridisch bindende doelen uit de Farm-to-Fork strategie (21501-32, nr. 1318);
  • de motie-Tjeerd de Groot/Boswijk over het Nationaal Strategisch Plan verder uitwerken (21501-32, nr. 1319);
  • de motie-Tjeerd de Groot/Boswijk over zich uitspreken voor invulling van de sociale dimensie als conditionaliteit in het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (21501-32, nr. 1320);
  • de motie-Tjeerd de Groot over inkomenssubsidie besteden aan de (21501-32, nr. 1321).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Vestering (21501-32, nr. 1309).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD, D66, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Fractie Den Haan, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Campen (21501-32, nr. 1310).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Van Haga (21501-32, nr. 1311).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Van Haga (21501-32, nr. 1312).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Fractie Den Haan, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de PvdD, D66 en het CDA ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We gaan op een later moment hoofdelijk stemmen.

In stemming komt de motie-Boswijk c.s. (21501-32, nr. 1313).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boswijk/Bisschop (21501-32, nr. 1314).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, DENK, Fractie Den Haan, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de PvdD, D66 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bromet c.s. (21501-32, nr. 1316).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdD, de VVD, de SGP, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop (21501-32, nr. 1317).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie en de VVD ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van den Berg, CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. U zei dat wij voor de motie op stuk nr. 1317 zouden zijn, maar wij zijn ertegen.

De voorzitter:
Dat is prima. Dan zou ik u adviseren om voortaan niet meer uw hand op te steken! Maar we zullen uw opmerking meenemen in de Handelingen.

Mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Even voor de zekerheid over de motie op stuk nr. 1316. Ik denk dat de heer Wilders zijn hand niet omhoog had en ik wel. Wij wensen geacht te worden tegengestemd te hebben.

De voorzitter:
Ook deze opmerking zullen we meenemen in de Handelingen. Dank u wel, mevrouw Agema.

In stemming komt de motie-Bisschop (21501-32, nr. 1318).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie en de VVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot/Boswijk (21501-32, nr. 1319).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PvdD, de SGP, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot/Boswijk (21501-32, nr. 1320).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD en de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot (21501-32, nr. 1321).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze stemmingen. Ik ga meteen door naar de regeling.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Dan een korte regeling.

Ik stel voor dinsdag 29 juni aanstaande ook te stemmen over de ingediende moties bij de wetgevingsoverleggen over de Jaarverslagen en slotwetten van het ministerie van Financiën, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat over het jaar 2020 en het wetgevingsoverleg over Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020, alsmede over de ingediende moties bij het notaoverleg over Veteranen.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer de wetsvoorstellen:

  • Goedkeuring van de op 27 januari 2021 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2021, 20) (35831);
  • Goedkeuring van de op 27 januari 2021 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2021, 21) (35832);
  • Wijziging van de Drinkwaterwet (wijziging van het tijdvak van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet en van het aandeel eigen vermogen voor drinkwaterbedrijven en verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters) (35757);
  • Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2021 (Tweede incidentele suppletoire begroting Regeling bedrijvenschade coronarellen) (35794);
  • Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Vierde incidentele suppletoire begroting inzake tegemoetkoming vaste lasten) (35747);
  • Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Vijfde incidentele suppletoire begroting inzake ondersteuning van start- en scale-ups en het (innovatieve) mkb, aanvullingen op het economisch steun- en herstelpakket en tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19) (35780);
  • Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Zesde incidentele suppletoire begroting inzake voucherkredietfaciliteit en uitvoeringskosten RVO TOGS) (35792);
  • Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Zevende incidentele suppletoire begroting inzake FieldLabs, uitvoeringskosten steunmaatregel mobiliteitscluster en rente voucherkredietfaciliteit) (35805);
  • Wijziging van verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..) (35725);
  • Wijziging van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties en de Wet op de Architectentitel in verband met aanvullende implementatie van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) en Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343) (35726);
  • Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Vijfde incidentele suppletoire begroting inzake extra middelen voor eindexamens vo en pilots voor sneltesten in het po in verband met COVID-19) (35739);

en de tweeminutendebatten:

  • Intensieve kindzorg (commissiedebat van23 juni) met als eerste spreker het lid Kwint van de SP;
  • Reactie op aangenomen moties en amendementen van de afgelopen begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat en het mediabegrotingsdebat (35570-VIII, nr. 247), met als eerste spreker het lid Heerema van de VVD;
  • Monitor Arbeidsvoorwaarden Promovendi 2019 (31288, nr. 912), met als eerste spreker het lid De Hoop van de PvdA.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik deel mee dat de volgende plenaire debatten zijn komen te vervallen:

  • het debat over overschrijdingen van ICT-projecten bij de overheid;
  • het debat over het bericht dat klimaatdoelen alleen haalbaar zijn met nieuwe kerncentrales;
  • het debat over de milieueffectrapportage van Schiphol;
  • het debat over gezondheidsklachten van veteranen in Afghanistan door verbranding van afval;
  • het debat over het aantrekken van ICT'ers bij de Rijksoverheid;
  • het debat over de toeristische verhuur van woningen;
  • het debat over wildstroperij;
  • het debat over de koopkracht van burgers;
  • het debat over het bericht dat de VS importheffingen willen invoeren op Europese goederen;
  • het debat over modernisering van de onderwijsvrijheid in artikel 23 van de Grondwet;
  • het debat over kansenongelijkheid in het onderwijs;
  • het debat over studievoorschot, toegankelijkheid en leenstelsel;
  • het debat over het bericht dat de Belastingdienst de politiek om een beleidsvakantie vraagt;
  • het debat over het eindrapport van de Commissie Langdurig Verblijvende Vreemdelingen;
  • het debat over pro-anorexia-coaches die meisjes misbruiken;
  • het debat over afblazen van de lastenverlichting voor bedrijven als loonstijgingen voor werknemers achterwege blijven;
  • het debat over het rapport van de Commissie Regulering van Werk;
  • het debat over het Midden-Oosten Vredesproces;
  • het debat over de begrotingsregels in de eurozone;
  • het debat over kinderen die moeiteloos online kunnen gokken;
  • het debat over het bericht over conflicten tussen de top van het ministerie van Binnenlandse Zaken en het Bureau ICT-toetsing;
  • het debat over het proces tegen de heer Wilders;
  • het debat over paspoorthandel in Europa;
  • het debat over subsidies van de gemeente Amsterdam voor projecten voor illegalen;
  • het debat over de inval bij ABN AMRO wegens dividendfraude;
  • het debat over dalende schoolprestaties van Nederlandse leerlingen;
  • het debat over ontslagen postbezorgers als gevolg van de fusie tussen PostNL en Sandd;
  • het debat over techbedrijven die onderdeel worden van een geopolitieke strijd;
  • het debat over uitspraken van de minister van Financiën over de kosten van de zorg;
  • het debat over de informele Europese top inzake de Westelijke Balkan d.d. 6 en 7 mei 2020;
  • het debat over het rapport van de Algemene Rekenkamer over de doelmatigheid van de uitgaven voor programma's bij de publieke omroep;
  • het debat over het bericht dat een rechter iemand bij wie levenslang is geëist toch uit voorarrest heeft vrijgelaten;
  • het debat over het bericht dat de minister JenV zich bemoeide met een strafzaak tegen Shell;
  • het debat over de gang van zaken rondom de uitlevering van Julio Poch aan Argentinië;
  • het debat over het bericht dat de nieuwe advocaat van een kroongetuige zich terugtrekt;
  • het debat over fraudeopsporing door de Belastingdienst;
  • het debat over de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst;
  • het debat over het plan om alle huizen in Nederland van het gasnet af te koppelen;
  • het debat over afspraken over het Nederlandse belang, het bestuur en de hubfunctie na de aandelenaankoop van Air France-KLM;
  • het debat over het bericht dat de Belastingdienst discrimineerde bij de aanvraag van kinderopvang;
  • het debat over het rapport van het SCP over ervaringen van Syrische statushouders met het participatiebeleid in Nederland;
  • het debat over antihomogeweld;
  • het debat over het advies van de Raad van State over ministeriële verantwoordelijkheid;
  • het debat over het bericht dat ING opnieuw betrokken is bij een witwasschandaal;
  • het debat over het nieuwe EU-pact voor asiel en immigratie;
  • het debat over nadelige gevolgen van Nederlandse belastingverdragen voor ontwikkelingslanden;
  • het debat over bedreigingen van de media;
  • het debat over de Klimaat- en Energieverkenning 2020;
  • het dertigledendebat over het bericht dat Turkije een informatieverzoek negeert van het Openbaar Ministerie in een groot terrorismeonderzoek;
  • het dertigledendebat over de uitspraak van de minister-president dat hij kansen ziet voor het Nederlandse bedrijfsleven in Brazilië;
  • het dertigledendebat over de schaderegeling voor chroom-6-slachtoffers in Tilburg;
  • het dertigledendebat over de kosten van het energieakkoord;
  • het dertigledendebat over een verdubbeling van het aantal meldingen over verwarde personen;
  • het dertigledendebat over het bericht dat het gemiddelde inkomen van Nederlandse werkenden nauwelijks stijgt;
  • het dertigledendebat over de mogelijke fusie van twee grote kinderopvangorganisaties;
  • het dertigledendebat over uitbreiding van de activiteiten van de NS in het Verenigd Koninkrijk;
  • het dertigledendebat over discriminatie op de woningmarkt;
  • het dertigledendebat over voorstellen voor compensatiemaatregelen voor Groningen;
  • het dertigledendebat over het fraudesysteem SyRI van de overheid;
  • het dertigledendebat over Nederlandse bedrijven die vastzitten in een wurgcontract van softwarebedrijven;
  • het dertigledendebat over rechtsongelijkheid bij het handhaven van de rechtsorde;
  • het dertigledendebat over cijfers over criminaliteit door asielzoekers en de toename van het aantal illegalen in Nederland;
  • het dertigledendebat over de rechtszaak van IS-vrouwen tegen de Nederlandse Staat;
  • het dertigledendebat over de stikstofberekeningen inzake Lelystad Airport;
  • het dertigledendebat over de rondetafel inzake de implicaties van de PAS-uitspraak voor de zeven MIRT-projecten;
  • het dertigledendebat over de aankoop van aandelen Air France-KLM door de Nederlandse Staat;
  • het dertigledendebat over maatregelen tegen loden waterleidingen;
  • het dertigledendebat over de dreigende slacht van konikpaarden;
  • het dertigledendebat over het niet publiceren van een rapport van de ILT over het beleid voor ruimtelijke ordening;
  • het dertigledendebat over de CO2-compensatie door bedrijven;
  • het dertigledendebat over dierenmishandeling door jagers;
  • het dertigledendebat over maatregelen om de economische gevolgen van het coronavirus te beperken;
  • het dertigledendebat over de positie van huurders in Nederland;
  • het dertigledendebat over dreigende pensioenkortingen;
  • het dertigledendebat over de verklaring van de Franse minister van transport inzake Air France-KLM;
  • het dertigledendebat over het bericht dat ruim 1.000 illegalen niet worden uitgezet;
  • het dertigledendebat over geweld tegen gebedshuizen
  • het debat over het advies van de Raad van State over ministeriële verantwoordelijkheid.

Op verzoek van de fractie van Forum voor Democratie heb ik de volgende benoemingen in commissies gedaan:

  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Kerseboom tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Van Meijeren tot lid in plaats van het lid Van Houwelingen en het lid Van Houwelingen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jansen;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Jansen tot lid in de bestaande vacature en een vacature in plaats van het plaatsvervangend lid Van Houwelingen;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie Digitale Zaken het lid Van Meijeren tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kerseboom;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een vacature in plaats van het plaatsvervangend lid Van Houwelingen;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Jansen tot lid in plaats van het lid Van Meijeren en het lid Van Meijeren tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jansen;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Kerseboom tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jansen;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Jansen tot lid in plaats van het lid Van Meijeren en het lid Van Meijeren tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Van Meijeren tot lid in plaats van het lid Van Houwelingen en het lid Van Houwelingen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kerseboom;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven een vacature in plaats van het plaatsvervangend lid Kerseboom;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Van Houwelingen tot lid in de bestaande vacature en het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Houwelingen;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van Houwelingen tot lid in plaats van het lid Jansen en het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Meijeren;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Van Meijeren tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature.

Tot slot deel ik mee dat de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 23235-161; 34550-XVI-65; 21501-08-750; 31936-549; 31936-567; 32847-485; 28089-130; 33529-658; 35200-VII-15; 32793-418; 31936-689; 35300-A-54; 29477-636; 31305-302; 31305-303; 31305-304; 34682-42; 32852-107; 29911-268; 35054-16; 28684-607; 29398-803; 28844-211; 25295-286; 25295-337; 35468-30; 31936-758; 31409-285; 32852-122; 35300-B-22; 25295-477; 25295-488; 35484-2; 26448-637; 35437-13; 21501-20-1617; 25295-632; 29628-980; 27625-515; 28684-635; 35570-V-46; 35570-XIV-33; 35570-X-23; 35570-XII-71; 35570-XVII-29; 35570-XIX-14; 32813-632; 35570-X-45; 35570-X-49; 35570-A-16; 35570-A-17; 35570-A-18; 35570-XVI-170; 28286-1147; 26485-342; 24587-790; 31934-43; 25295-804; 35654-16; 33450-100; 20361-186; 31753-234; 30175-365; 25295-1028; 28345-249.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze toch wel lange regeling.

Onderbrengen vermistkindalertering bij Burgernet

Onderbrengen vermistkindalertering bij Burgernet

Aan de orde is het tweeminutendebat Onderbrengen vermistkindalertering bij Burgernet (29668, nr. 60).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan snel door naar het tweeminutendebat over het Onderbrengen vermistkindalertering bij Burgernet. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid, de Kamerleden en de kijkers thuis van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan de heer Eerdmans van JA21 voor zijn twee minuten. Als u nog één moment kan wachten, doen we ook heel even een klein changement aan deze kant. We kunnen pas verder als de griffier zit. Ze zit.

De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Geachte minister, collega's. Ik denk dat dit een heel belangrijk onderwerp is. Er is eigenlijk alleen een schriftelijk debat over gevoerd naar aanleiding van de controversieelverklaring van het onderwerp van de kindvermistalerteringen. Het gaat hier om hoe wij kinderen die worden ontvoerd of vermist, zo snel mogelijk terugkrijgen door inschakeling van het grote publiek. Dat heet op dit moment AMBER Alert; het systeem is bekend. Daar is nogal wat mee aan de hand. We hoeven we nu niet over alles heen en weer te gaan pingpongen, maar het komt erop neer dat ik blij ben met de heel constructieve houding van de collega's naar elkaar toe om dit op de kaart te zetten en daarop te houden, en om te zorgen voor een oplossing, zodat wij de meest effectief mogelijke manier houden om kinderen die vermist raken zo snel mogelijk terug te vinden, en zodat die alertering ook bij het grote publiek onder de aandacht blijft komen.

Daarom hebben wij een motie opgesteld. Die dien ik in namens de collega's, die ik nogmaals dank voor de samenwerking en de welwillende houding. Die is er overigens ook bij de minister, die ik hierover heb mogen raadplegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de alertering van vermiste kinderen van bijzonder groot belang is om vermiste, ontvoerde of in levensgevaar verkerende kinderen terug te vinden;

constaterende dat het huidige AMBER Alert grote bekendheid geniet, zich snel verspreidt en een groot bereik heeft, en internationale samenwerking geregeld is;

van mening dat opsporing een publieke taak is, maar dat het stoppen met een succesvol initiatief dat goed werkt risico's met zich meebrengt en de kernvraag zou moeten zijn hoe vermiste kinderen zo goed en zo snel mogelijk opgespoord en gevonden kunnen worden;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de overeenkomst met AMBER Alert wordt verlengd met een bepaalde termijn, teneinde in de tussenperiode de politie en AMBER Alert de gelegenheid te bieden om in samenspraak te komen tot een constructie waarbij de voordelen van AMBER Alert zo veel als mogelijk behouden blijven, waaronder het bereik, de naamsbekendheid, de samenwerking met partnerorganisaties en de internationale inzet;

en verzoekt de regering de Kamer voor 1 oktober, of indien daartoe aanleiding bestaat op een eerder moment, schriftelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans, Van Nispen, Michon-Derkzen, Kathmann, Van der Werf, Azarkan en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 61 (29668).

Dank u wel, meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel.

De voorzitter:
Ik kijk even of er nog behoefte is aan een tweede termijn of dat we het even houden bij de ... Ja? Ik kijk even naar mevrouw Michon-Derkzen. Heeft u nog behoefte aan een tweede termijn? Heel kort? Gaat uw gang. Ik dacht, kijkend naar de eensgezindheid en emotie ... Dat zou op zich ook weleens mooi zijn, hè? Maar gaat uw gang.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Die eensgezindheid is er, maar ik hecht er ook aan om vanuit mijn fractie te benadrukken dat het systeem natuurlijk ondergeschikt is. We moeten alles uit de kast halen om een kind dat vermist is te vinden. AMBER Alert heeft daar heel goed werk in gedaan. Ik begrijp ook goed — zo lees ik ook het schriftelijk overleg — dat de politie die verantwoordelijkheid nu op zich neemt. Het is ook een publieke taak; laten we daar geen verstoppertje over spelen. Het is goed dat de politie dit op wil pakken, maar mijn fractie hecht er zeer aan dat dit met een warme overdacht gebeurt en dat we dus ook de goede dingen van AMBER Alert overeind houden, ook als dat met de politie is. Vandaar dat we die motie ook gesteund hebben. Ik ga ervan uit dat AMBER Alert en de politie in de periode tot oktober met elkaar samenwerken om ervoor te zorgen dat overeind blijft staan waar we het voor doen, namelijk dat kinderen zo snel mogelijk worden opgespoord.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar mevrouw Kathmann. Niet? Mevrouw Van der Werf ook niet. Dan de heer Van Nispen. Mevrouw Helder, u wilde ook niet, denk ik, hè? Toch wel? Oké. Eerst de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, dank u wel. De vermissing van een kind is natuurlijk de nachtmerrie van iedere ouder. Soms houdt het de gemoederen in de samenleving ook echt enorm bezig. De kernvraag moet dus zijn: hoe kan een kind het beste worden gevonden en opgespoord? In principe is opsporing een publieke taak — nee, niet eens "in principe"; het ís gewoon een publieke taak. Dat geldt dus ook voor de opsporing van vermiste kinderen. Maar zoals al door eerdere woordvoerders is gezegd: als het nu goed werkt — en dat doet het; AMBER Alert heeft een grote naamsbekendheid en heeft goede resultaten — dan moet je er inderdaad wel van overtuigd zijn dat een wijziging in dat systeem de opsporing alleen maar ten goede komt. Die overtuiging hebben wij nu nog niet. Daarom sturen wij de minister volgens mij met een duidelijke boodschap op pad. Ik benadruk hierbij dat ik er echt aan hecht dat de minister deze komende maanden gebruikt om zijn uiterste best te doen om tot een vergelijk te komen. Het is te belangrijk om er een prestigestrijd van te maken, waarbij de politie zegt dat zij het beter kunnen of AMBER Alert zegt dat zij het beter kunnen. Daar gaat het niet om. Het moet er uiteindelijk om gaan dat de minister terugkomt bij de Kamer met deze duidelijke opdracht en ons uitlegt hoe het als publieke taak ondergebracht kan worden met behoud van de voordelen die er nu zijn. Als de minister daarin slaagt, hebben we een nieuwe situatie. Daarom staat er volgens mij een hele duidelijke termijn in de motie.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan wil ik even iets vragen. Mevrouw Helder, u heeft niet meegedaan aan het debat. Volgens het nieuwe Reglement van Orde moet ik dus even toestemming vragen. Is het mogelijk dat mevrouw Helder toch wat woorden spreekt? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan mevrouw Helder van de PVV. Gaat uw gang.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de collega's. Ik heb al iets meegenomen wat ik in het verleden van de heer Hoen van AMBER Alert heb gekregen. De sympathie van mijn fractie zal nu dus ook wel heel duidelijk zijn. Ik hecht er toch aan om even wat in te spreken, hoewel wij geen inbreng hebben geleverd. Voor ons is immers wel duidelijk dat AMBER Alert een zaak is van leven of dood als zo'n bericht uitgaat. Het heeft een hele grote naamsbekendheid. Ik kan me niet voorstellen dat een burger meteen in alle scenario's springt als hij een melding van Burgernet ziet, want dat klinkt gewoon minder urgent dan een AMBER Alert. Die tijd willen wij wel goed benutten, zodat er — zoals in de motie van collega Eerdmans staat — een warme overdracht is. Daar zijn wij ook niet van overtuigd, ook gezien en gelezen de antwoorden van de minister, want het lijkt erop dat de minister de indruk wil wekken dat AMBER Alert in het vonnis ongelijk heeft gekregen van de Raad van State, maar dat is niet zo. Er is gewoon niet op de inhoud ingegaan. De brief van de korpschef is geen besluit. Iedere bestuursrechtsjurist weet dan dat er niet op de inhoud is gesproken. Dat doen wij hier vandaag wel. Ik vind het prima dat de politie het over wil nemen, maar ik vind het dus heel belangrijk om er echt voor te zorgen dat AMBER Alert en de heer Hoen hier het voortouw hebben. Als hij het vertrouwen heeft dat er een goede en warme overdracht zal zijn, heeft mijn fractie dat ook. Ik zal mijn fractie dus adviseren de motie van collega Eerdmans te ondersteunen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Helder. Ik kijk of de minister bereid is om al meteen zijn appreciatie te geven over de motie en eventueel nog een enkele reactie te geven. Ja, het woord is aan de minister van Justitie en Veiligheid.


Termijn antwoord

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik denk dat de heer Van Nispen heel terecht iets heeft gezegd over hoe ongelofelijk diep het gaat en hoe afschuwelijk het is als je je kind mist. Daarmee is meteen al het belang gegeven van een heel zorgvuldige opzet en uitvoering van een alerteringssysteem, zoals dat de afgelopen jaren overigens ook echt goed heeft gewerkt. Daarom vind ik het met betrekking tot de motie van de heer Eerdmans ook van belang dat de politie en de huidige eigenaar, Netpresenter B.V., de gelegenheid krijgen om nog eens heel goed met elkaar te spreken: hoe zouden we echt in een win-winsituatie met elkaar verder kunnen komen? Ik begrijp ook dat we er dan goed aan doen om te zeggen dat ik uw Kamer uiterlijk 1 oktober nader zal berichten. Ik zou de uitnodiging die ik aan uw Kamer gedaan heb om hierover een technische briefing te houden — natuurlijk begrijp ik dat uw Kamer daar vanwege de drukke werkzaamheden geen gelegenheid voor heeft gehad — graag willen herhalen, want juist vanwege het grote belang van deze zaak staat het echt heel erg op nummer 1 dat we met elkaar zorgen dat we op 1 oktober of daaromtrent precies weten wat de uitkomst van die gesprekken is respectievelijk hoe we op de beste manier verdergaan. Ik geef dus oordeel Kamer aan de motie.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik wil de minister van harte welkom … Nou, niet welkom heten, maar van harte danken voor zijn reactie en zijn appreciatie. Ik dank de Kamerleden en de kijkers thuis.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot 15.00 uur en dan gaan we van start met een ander tweeminutendebat, namelijk over de Tijdelijke wet Groningen.

De vergadering wordt van 14.53 uur tot 15.00 uur geschorst.

Inwerkingtreding wijziging Tijdelijke wet Groningen

Inwerkingtreding wijziging Tijdelijke wet Groningen

Aan de orde is het tweeminutendebat Inwerkingtreding wijziging van de tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (CD 16/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Inwerkingtreding wijziging van de tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen. Ik wil de minister van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom heten, en ook de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij had eerder aangegeven er niet bij te kunnen zijn, maar het is heel fijn dat ze er toch bij kan zijn. Dus dank daarvoor. Dan geef ik allereerst het woord aan mevrouw Beckerman van de SP voor haar twee minuten.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. De toezichthouder zei het gisteren opnieuw: de situatie in Groningen is ontwrichtend. En waar de NAM eerder liet zien het niet te kunnen oplossen, lukt het nu ook de overheid niet.

Het kabinet heeft gemeend dat het de twee aangenomen amendementen niet wil uitvoeren. Ik vind dat een schoffering van de Tweede Kamer. Daarom de volgende twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is twee aangenomen amendementen niet in werking te laten treden en deze later in een nieuw wetsvoorstel wil wijzigen;

verzoekt de regering deze route niet te kiezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer en Kops.

Zij krijgt nr. 83 (35603).

Mevrouw Beckerman (SP):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het recht van amendement cruciaal is voor de Tweede Kamer;

constaterende dat het kabinet voornemens is twee aangenomen amendementen niet in werking te laten treden en deze later in een nieuw wetsvoorstel wil wijzigen;

constaterende dat de Tweede Kamer nu als medewetgever buitenspel wordt gezet;

verzoekt de regering niet te tornen aan de rechten van de Tweede Kamer en geen precedent te scheppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer en Kops.

Zij krijgt nr. 84 (35603).

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, daar laat ik het bij.

De voorzitter:
U was aan het einde gekomen?

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik was bijna aan het einde gekomen. Ik wil constateren dat dit een verschrikkelijk debat was, echt een tragische episode. Ik vind dat we dit nooit meer opnieuw zo moeten doen, dat we eindelijk aan de slag moeten om te zorgen dat die ramp die is aangericht in Groningen wordt opgelost.

De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw De Vries van de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Nou, vooral een verhelderende vraag over de eerste motie. Want wat wil mevrouw Beckerman nu? Is dat helemaal geen wijzigingsvoorstel of is dat een novelle? Dat is mij niet helder.

Mevrouw Beckerman (SP):
Kijk, ik wil gewoon dat die aangenomen amendementen worden uitgevoerd. Dat zou mijn favoriete optie zijn. Wat we nu doen, is het terugleggen bij het kabinet, en zeggen: u heeft deze route gekozen; we accepteren die route niet. En dan zijn er drie keuzes, zoals ons is uitgelegd: of de wet is zoals die is, of ze kiezen voor een novelle, dus dan trekken ze hem terug. Tja, dat zijn eigenlijk de opties die openstaan. Ik leg dit terug bij het kabinet. Wat mij betreft: ik vind die amendementen van het grootste belang. En nogmaals, het gaat erover dat bewoners juridisch, technisch en financieel advies moeten krijgen en de versterking van begin tot eind in eigen handen moeten kunnen uitvoeren. Ik snap niet wat daartegen is. Ik blijf erbij dat dat cruciaal is, en met deze motie leggen we dat terug.

De voorzitter:
Dank. Mevrouw De Vries, tot slot.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Maar begrijp ik nou goed dat dat terugleggen drie variaties kan zijn: de wet laten zoals die is, een novelle en de route van het kabinet? Dat zijn de drie opties die dan kunnen, als u zegt: het kabinet mag vrij kiezen?

Mevrouw Beckerman (SP):
Nee, die optie dat het kabinet de Kamer schoffeert, dus zegt "we halen de twee amendementen eruit", die is dan dicht. En de opties die dan blijven — en dat zou mijn voorkeur hebben — zijn: we voeren die amendementen gewoon uit, of de optie dat het kabinet alsnog zegt te kiezen voor een novelle.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan geef ik het woord aan de heer Nijboer van de PvdA. Ga uw gang.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een dubbel debat eigenlijk. Een inhoudelijk debat over de amendementen, die de PvdA-fractie heeft gesteund en die ik ook een inhoudelijke verbetering van de wet vind, waar de regering, het kabinet, anders over denkt. Maar het tweede element is eigenlijk een staatsrechtelijk debat: heeft de regering, heeft het kabinet, de vrijheid om aangenomen amendementen niet uit te voeren, niet in te voeren, later in te voeren, er eigenlijk gewoon de hand mee te lichten? Dat laatste weegt voor de PvdA-fractie zwaar, want als je eenmaal die brug over gaat, dan kun je nooit meer terug. We hebben het met moties meegemaakt. De standaardregel is dat de regering moties uitvoert, maar ja, je kunt ze moeilijk dwingen. De medewetgevende taak van de Kamer is echt wel fundamenteel. Dus ik ben er echt principieel op tegen dat het kabinet amendementen naast zich neer kan leggen, op welke manier dan ook. Het kan wel een nieuwe wet indienen, een wet intrekken of novelles indienen, maar dan hoort het zo te gebeuren. Daarom heb ik ook de moties van mevrouw Becker meeondertekend want ik vind echt dat we die brug niet over moeten. Dat mag geen precedent worden. Van welke opvatting je ook bent — ik heb uiteindelijk tegen die wet gestemd, maar goed, ik ben wel een democraat — de Kamer zou dit zeker in deze discussies over macht en tegenmacht en over de verhouding tussen Kamer en kabinet, niet moeten laten passeren waar het gaat om de inhoud van die amendementen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank. De regering vraagt aan de Eerste Kamer om te aanvaarden dat de stemming over de Tijdelijke wet Groningen zoals die in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden, ongedaan wordt gemaakt. Onze fractie heeft daarbij per abuis gestemd voor een amendement van mevrouw Beckerman waarvan de regering zegt dat dat niet uitgevoerd kan worden. Ook D66 heeft dat gedaan bij een amendement. De regering zegt achteraf: deze amendementen zijn onmogelijk. Naar ons oordeel had de regering dat als onaanvaardbaar moeten aangeven, want het kan wel, maar de regering wil het niet, zo bleek uit het debat. Dus nu komt het kabinet met een voorstel voor een nieuw wetsvoorstel omdat volgens de minister bij een novelleroute de Raad van State te veel tijd nodig heeft om de novelle te beoordelen. Maar is dat ook zo? In het verleden zijn er onder andere bij het bevriezen van het eigen risico, recent bij coronawetgeving en ook bij het door ons benoemde media-amendement spoedadviezen uitgebracht. Is er al contact geweest met de Raad van State hierover? Op welke termijn geeft de Raad van State aan de novelle te kunnen beoordelen? Dit is een uitzonderlijke situatie waarvan de adviseur van de Tweede Kamer aangeeft dat de Kamer buitenspel wordt gezet. Wat het CDA betreft kan dat gewoon niet de bedoeling zijn. Binnen de gebruikelijke staatsrechtelijke verhoudingen zou het gezien de omstandigheden meer voor de hand liggen om met een novelle te komen en dat zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer zich er op deze manier over uit kunnen spreken. Het CDA pleit dan ook voor de novelleroute en die kan volgens ons ook gewoon snel. Waar een wil is, is een weg.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Dank. Er is nog een vraag van de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik kan dat pleidooi van harte ondersteunen. Op welke wijze gaat het CDA het kabinet daar nu toe bewegen? Dat is natuurlijk wel belangrijk, want we hebben allemaal opvattingen, maar we moeten uiteindelijk ook kijken of er een meerderheid voor is.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Klopt, dus ik steun de motie van mevrouw Beckerman, waarin zij de route zoals het kabinet die nu aangeeft, afsnijdt. Dan ga ik voor de novelleroute. Zij pleit logischerwijs voor het helemaal intact houden van de amendementen, wat ik ook begrijp, maar ik pleit voor de novelleroute.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Aukje de Vries van de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Een heel vervelende situatie. Er is abusievelijk fout gestemd door twee partijen over twee amendementen. Dat betreur ik zeer, want dat geeft onzekerheid. Ik vind het dan ook belangrijk dat we als Tweede Kamer ons opnieuw over die voorstellen uitspreken. Wat ons betreft zou dat zo snel mogelijk moeten. Wij vinden het dan ook belangrijk dat er snel duidelijkheid komt voor de Groningers. Dit duurt eigenlijk al veel te lang. Wij kiezen wel voor de route die het kabinet voorstelt. Wij vinden het belangrijk dat de rechtsgrondslag onder andere voor een aantal amendementen die ook bij de wet zijn ingediend, wel in werking treedt, zoals het verplicht samenwerken van IMG en NCG en het funderingsherstel. Dus wij steunen de route van het kabinet.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Vries. Dan kijk ik naar de bewindspersonen of zij al zo ver zijn om de vragen te beantwoorden en de moties te appreciëren. Dat is het geval. Dan geef ik als eerste het woord aan de minister van Economische Zaken en Klimaat.


Termijn antwoord

Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Tijdens het debat vorige week constateerden we al dat de Tweede Kamer en de regering het grote belang inzagen van een spoedige behandeling van deze wet om duidelijkheid te geven aan de Groningers in het aardbevingsgebied. Dat dat de reden was dat de Kamer tijdens het verkiezingsreces terugkwam om dit debat te kunnen voeren met de regering. Dat vervolgens helaas bij de stemming in twee gevallen fracties anders stemden dan ze bedoeld hadden, dat ook verklaard hebben en dat daarna de opgave voorligt hoe om te gaan met deze situatie. Dat er geen harde staatsrechtelijke gronden voor de ene keuze of de andere keuze zijn; hoogleraren die tot verschillende conclusies komen. En ook een wetgevingspraktijk die laat zien dat de keuze die de regering maakt een keuze is die vaak gemaakt is. In de schriftelijke beantwoording aan de Eerste Kamer, die de Tweede Kamer inmiddels ook kent, geeft de regering een tiental voorbeelden aan, een tiental voorbeelden, waar eerder besloten is om een wet geheel of gedeeltelijk — dat kan dus ook een amendement zijn — niet in werking te laten treden. Dus er kan niet gesteld worden dat dit totaal nieuw is. Maar zoals ook de nota van de Tweede Kamer aangeeft, is het uiteindelijk een politieke weging die hier in deze Kamer gemaakt wordt.

Daarbij heeft het kabinet gekozen voor de route die het ook aan de Kamer heeft voorgelegd: de wet voor dát deel waar geen discussie over is in werking te laten treden, zodat er ook helderheid is naar de Groningers, geen tijd verloren wordt en met betrekking tot het amendement zo snel mogelijk terug te komen bij de Kamer om die keuze nog een keer expliciet aan de Kamer voor te leggen.

We hebben bij dat debat ook aangegeven dat de andere route de novelleroute is, dat als de Kamer dat bij meerderheid besluit, wij daar geen principiële bezwaren tegen hebben, maar dat dat twee gevolgen met zich meebrengt. De ene is dat door het indienen van een novelle de wet, ook die delen waarvan een meerderheid wil dat ze wél in werking treedt, nog niet in werking treedt. Dat is een onvermijdelijk gevolg. En een tweede is dat we inderdaad aan alle betrokkenen kunnen vrágen om die novelle met spoed te behandelen. Dat is overigens niet alleen de Raad van State, maar ook Tweede Kamer en Eerste Kamer, en het is goed gebruik om ook een consultatie te houden bij een wet. We kunnen het wel vrágen, maar het is niet in onze macht. Dus naast de zekerheid dat de wet nog niet in werking treedt, heb je de ónzekerheid over het verdere verloop van de procedure. Dat is de reden waardoor de regering tot de keuze is gekomen van de route die nu voorligt. Nogmaals, de uiteindelijke afweging is een politieke.

De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van mevrouw Mulder, CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Heeft de minister inmiddels al gebeld met de Raad van State en weet hij of ze dit met spoed willen behandelen?

Minister Blok:
Nee, voorzitter. Daarop is het antwoord hetzelfde als toen deze vraag vorige week gesteld werd omdat de regering ervan overtuigd is dat de route die nu voorligt staatsrechtelijk correct is en dat een andere route de twee gegevenheden met zich meebrengt die ik aangaf. Het onderdeel snelheid is, nogmaals, iets wat we kunnen vragen — dat zullen we ook doen, mocht dat de keuze worden — maar waarbij de Raad van State een van de spelers is. Je hebt dus pas volledige duidelijkheid wanneer daar de procedure doorlopen is.

De voorzitter:
Mevrouw Mulder, tot slot.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het moet me wel even van het hart dat het er een beetje op lijkt dat het, omdat de regering de ene route wil de andere route ook niet echt met spoed onderzoekt. Dat stoort mij wel een beetje. Eigenlijk wordt hier in de Kamer neergelegd: "jullie vertragen het". Dat stoort mij, dus ik hoop dat op het moment dat er wel heel snel aan de slag wordt gegaan met die novelleroute, mocht er een meerderheid zijn voor de motie van mevrouw Beckerman.

Minister Blok:
Net zoals in het debat vorige week klinkt hier een zekere strijd tussen regering en Kamer die de regering niet ziet. Nogmaals, er is iets misgegaan bij de stemming. Dat betwist niemand, daardoor is een situatie ontstaan die opgelost moet worden. Dat kan langs twee routes. Dat is geen kwestie van gelijk hebben of met elkaar strijden. Dat is een kwestie van hoe je nou praktisch een gerezen probleem oplost, zó dat de mensen om wie het gaat in Groningen daar geen last van hebben.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik wil mevrouw Mulder nu toch wel bijvallen. We kunnen hier heel laconiek gaan staan doen, maar er is wel degelijk wat aan de hand. Er is een crisis in Groningen, een ontwrichtende situatie, en we staan hier alweer wekenlang te debatteren over een fout die het kabinet mijns inziens maakt. Er is wel degelijk iets aan de hand als het kabinet vervolgens zegt dat het de schuld is van de Kamer dat het nu vertraagd wordt, terwijl het kabinet na de stemming over de wet maanden heeft gewacht met het sturen van de brief. Ik vind dat toch wel een heel pijnlijk gegeven en zou toch nog één keer een reactie willen.

Minister Blok:
Mevrouw Beckerman gebruikt woorden die het kabinet niet gebruikt. Mevrouw Beckerman zegt dat het kabinet zegt dat het de schuld van de Kamer is. Noch mevrouw Ollongren, noch ik hebben die termen ooit gebruikt. Integendeel, zowel vandaag als vorige week als in onze brief hebben we aangegeven dat zich nu eenmaal het vraagstuk voordoet zoals het zich voordoet, dat wij op zoek zijn naar een praktische oplossing, dat het staatsrecht ook die ruimte biedt, dat het uiteindelijk een politieke afweging is welke route je kiest, maar dat er van onze kant geen sprake is van verwijten, boze gezichten of wat dan ook.

Mevrouw Beckerman (SP):
Laat ik het er dan op houden dat ik hoop dat mijn moties een meerderheid halen en dat ik alvast dank uitspreek aan de collega's die er steun voor hebben uitgesproken. We zijn daar nog niet, maar ik zou dan graag direct een brief willen van het kabinet waarin staat hoe ze die spoedig gaan uitvoeren. Ik wijs het kabinet er wel op dat deze wet al heel veel vertraging had. U hebt er bijvoorbeeld voor gekozen om de inspraak voor de Groningers bij de oorspronkelijke wet te verkorten met het argument "tijd". Vervolgens vertraagde u die wet zelf en dreigt er nu weer vertraging.

De voorzitter:
Als de motie wordt aangehouden, kunt u inderdaad vervolgens om een brief vragen, maar we weten dat nog niet. Het woord is aan de minister.

Minister Blok:
Voorzitter. Ik zal de eerste motie van een toelichting voorzien en collega Ollongren de tweede motie.

De motie op stuk nr. 83 van mevrouw Beckerman, de heer Nijboer en de heer Kops constateert dat de regering voornemens is om twee aangenomen amendementen niet in werking te laten te treden en later een nieuw wetsvoorstel wil wijzigen. Zij verzoekt de regering deze route niet te kiezen. Omdat de implicatie van deze motie is dat de novelleroute moet worden gekozen, waarvan de regering heeft aangegeven dat dat kan als je dat bij meerderheid wilt maar dat dat wel de twee nadelen heeft die ik heb geschetst, ontraad ik per saldo de motie.

De voorzitter:
Dank u wel. We gaan heel even schoonmaken, waarna ik het woord geef aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het woord is aan de minister.

Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van collega Blok, die ik niet zal herhalen. Ik wil alleen nog iets zeggen over de andere motie die voorligt, de motie op stuk nr. 84, waarin de constatering wordt gedaan dat de Tweede Kamer als medewetgever buitenspel wordt gezet. Collega Blok heeft het net al gezegd en ik herhaal dat graag: dat is dus geenszins het geval. Het kabinet heeft de Kamer geïnformeerd over het voornemen om deze oplossing te kiezen, daarmee recht doend aan de rol die de Tweede Kamer nou eenmaal heeft en die we heel belangrijk vinden, namelijk de rol van medewetgever. Hiermee zetten wij de Tweede Kamer dus niet buitenspel, integendeel. Onzes inziens scheppen wij ook geen precedent. Het is gewoon een manier om een voorziening die al in de wet staat, namelijk de gedifferentieerde inwerkingtreding, aan te kondigen en gelijktijdig een wetswijziging aan te kondigen, waarbij ook de Tweede Kamer weer volledig aan zet was geweest als de Kamer was meegegaan in ons voorstel. We zullen dat zien. Vanwege deze constatering en het feit dat volgens ons geen precedent wordt geschapen dat daartoe zou leiden, moet ik de motie op stuk nr. 84 ontraden.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Het stemmen over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. Ik dank beide bewindspersonen, evenals de Kamerleden en de kijkers thuis. Ik schors de vergadering tot 15.25 uur. Dan starten we met het debat over de ontwikkelingen van het coronavirus.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Ontwikkelingen rondom het coronavirus

Ontwikkelingen rondom het coronavirus

Aan de orde is het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en vraag de leden om hun plaats in te nemen. Aan de orde is het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Ik heet de minister van VWS en de minister voor Medische Zorg van harte welkom. Ook een welkom aan de Kamerleden en de kijkers thuis. Ik spreek met de leden af dat zij maximaal vier vragen stellen of opmerkingen maken tegen elkaar in de eerste termijn en dan ook vier vragen of opmerkingen tegen de bewindspersonen. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Aukje de Vries van de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het kabinet heeft forse versoepelingen aangekondigd en de VVD is blij dat continu wordt gekeken wat er versoepeld kan worden. Als het eerder kan of als er meer kan, dan doen we dat ook. Dat is goed. Het is fijn dat we weer mensen thuis mogen ontvangen, dat we weer naar evenementen kunnen en dat we ons niet meer hoeven te haasten als we in de horeca zijn. Ik denk dat iedereen blij is dat we in de zomer hopelijk met mooi weer in de meeste gevallen verlost zijn van de mondkapjes.

De VVD is ook blij dat er niet meer zo veel micromanagement is en dat we meer gaan sturen op een aantal hoofdmaatregelen. De finish van de Bonkevaart is in zicht en we zijn Bartlehiem voor de tweede keer gepasseerd. Maar we willen dat kruisje ook wel echt binnenhalen. Daarom moeten we wel alert blijven en ons de komende tijd vooral goed aan die anderhalvemeterregel en de andere basisregels houden.

Voorzitter. Dat dit nog niet zo gemakkelijk is, blijkt dagelijks. De meeste jongeren houden zich gewoon goed aan de regels, maar er zijn ook groepen die samenklonteren in parken en op het strand en daarna gaan rellen tegen de politie. Dat is natuurlijk onacceptabel. Iedereen gunt jongeren in deze zware periode een welverdiende vakantie, maar ook daarvan komt een klein deel terug uit Spanje of Portugal met besmettingen, ook van de zorgelijke varianten. Ook in het buitenland moet iedereen zich verantwoord blijven gedragen. In navolging van anderen roep ik deze groep op zich te laten testen. De minister heeft aangegeven dat dat ook kan. Mijn eerste vraag aan het kabinet is: hoe kunnen we hierop verdere actie ondernemen? Ook volwassenen gaan straks natuurlijk op vakantie. Is voldoende geborgd dat we daardoor niet een nieuwe golf krijgen vanaf september? Is er bijvoorbeeld een teststraat op Schiphol, waar reizigers zich 24/7, vierentwintig uur per dag zeven dagen in de week, kunnen laten testen?

De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):
Over die jongeren ... Ik zag dat mevrouw De Vries het op Twitter "dom en onverantwoordelijk" noemde dat er jongeren uit Mallorca terugkwamen met corona, ook met zorgelijke varianten. Welke verantwoordelijkheid heeft de politiek hierin? Het is de meerderheid van deze Kamer geweest die ervoor gezorgd heeft dat je gewoon naar Mallorca kan zonder in quarantaine te gaan. En ja, op het moment dat je weet dat je naar Mallorca of Ibiza kan en je bent 16 of 17, dan weet mevrouw De Vries toch wat er gaat gebeuren? Tongen met een willekeurige onbekende is wat lastig op 1,5 meter.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Toch ga ik ervan uit dat er ook daar een eigen verantwoordelijkheid is van mensen om zich zo goed mogelijk aan de regels te houden. Dat het niet altijd gaat … Ik snap dat jongeren dat op vakantie wellicht zo doen, maar dan zeg ik: als je terugkomt, laat je dan testen. Dat is ook een oproep van de minister geweest. Die mogelijkheid wordt ook geboden, ook als je geen klachten hebt.

De heer Kwint (SP):
Er zit natuurlijk een stap voor, namelijk een stap waarin de politiek besluit dat het prima kan om 16- en 17-jarigen naar Mallorca te sturen zonder dat ze in quarantaine gaan als ze terugkomen. Is het niet een beetje makkelijk om zelf die regels zo te stellen en dan vervolgens, als jongeren die een jaar lang opgehokt hebben gezeten met corona terugkomen, te zeggen: jullie zijn echt ontzettend onverantwoordelijk bezig? Dat kan je toch zien aankomen?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik weet niet waar de heer Kwint nu voor pleit. Wil hij voorkomen dat mensen naar het buitenland gaan? Daar zou ik niet voor zijn. Ik denk dat je heel goed moet kijken wat de situatie is. De experts geven aan of het verantwoord is om ergens wel of niet heen te reizen. Maar als je die ruimte krijgt, vraagt het je om daar verantwoordelijk mee om te gaan. Heel eerlijk, ik zie heel veel jongeren die dat echt op een hele goede manier doen en die zich laten testen. Ik zou de rest ook willen oproepen om dat te gaan doen.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Voorzitter. We zien dat de besmettingen vooral ook zitten bij de groep van 12 tot 18 jaar. De VVD zou ervoor zijn om deze groep vrijwillig te vaccineren deze zomer. Dat is met het oog op de totale vaccinatiegraad, maar we denken ook dat het voor de scholen na de zomervakantie van belang is om deze stap te zetten. Wanneer is het advies van de Gezondheidsraad te verwachten en staat iedereen dan in de startblokken om het beleid uit te voeren?

Voorzitter. We gaan vanaf juli een nieuwe fase in, waarvan we allemaal hebben gedroomd. Het kabinet wil de maatregelen in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 op 1 september nog verlengen, met uitzondering van de avondklok. Dat is niet om alle maatregelen nog te handhaven, maar om bij uitbraken snel de slapende maatregelen te kunnen inzetten. De VVD begrijpt die keuze. De VVD vraagt zich wel af of er straks ook weer regionale maatregelen aan de orde kunnen zijn om lokale brandhaarden uit te trappen, zoals de minister dat altijd zegt. In die zin begrijpt de VVD het on hold zetten van het wetsvoorstel over de sluitingsbevoegdheid voor bedrijven en publieke plaatsen niet zo goed. Dat is toch juist bedoeld om die besmettingshaarden aan te kunnen pakken? Wanneer adviseert het OMT daarover?

Voorzitter. We hopen op een mooie zomer waarin we ook weer meer kunnen reizen. Er kan steeds meer, maar we moeten wel alert blijven. De minister zegt dat het belteam 100% van de mensen op vluchten vanuit Brazilië, India en andere zeerhoogrisicolanden belt over de quarantaineplicht. Uit de rapportage van Nieuwsuur kwam echter een ander beeld. Hoe zit dat? Wanneer is duidelijk wat elk land gaat doen qua maatregelen, op basis van de Europese Raadsaanbevelingen over reizen?

Vandaag start de app voor het coronacertificaat. Er was al een run op. Ik zou willen oproepen om dat niet allemaal vandaag te gaan doen, want dan gaat het niet goed, volgens mij. Wacht gewoon tot je je laatste vaccinatie hebt gekregen. Hoe goed voorbereid zijn we daarop allemaal? Het liep vandaag al een beetje mis. Liggen we nog op schema?

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):
Het is natuurlijk hartstikke mooi dat het vandaag kan met het coronacertificaat en dat we daarmee ook heel veel dingen weer mogelijk kunnen maken, van discotheken tot toegangsevents die hiervoor niet mogelijk waren. Mensen kunnen daar de 1,5 meter loslaten. Een vraag die ik nog wel heb, leeft ook in de horeca. Als we straks de kwartfinale halen en zij willen 's avonds een event organiseren om zonder 1,5 meter samen voetbal te kijken, moeten ze volgens de huidige regels de rest van de dag helemaal dicht blijven, omdat je niet op één dag gewoon met 1,5 meter open kan en 's avonds zo'n event kan organiseren. Zou u er ook voorstander van zijn dat we het mogelijk maken dat je het allebei kunt doen? Tussendoor moet natuurlijk wel eventjes iedereen naar buiten, maar het zou ervoor zorgen dat het voor de horeca niet een enorme belasting is om zo'n toegangsevent mogelijk te maken.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De eerste voorwaarde is dat we zondag gaan winnen, natuurlijk. Daar hopen we allemaal op. Ik heb al aangegeven dat ik het micromanagen van het kabinet op een aantal van dat soort regels ingewikkeld vind. Ik zie hier ook weer dat het lastig handhaafbaar wordt. Ik zou de minister willen vragen hoe hij dat ziet, met het oog op de handhaafbaarheid van zo'n optie. Ik vind het een heel sympathieke optie, maar ze moet wel uitvoerbaar zijn voor de verschillende instanties om te handhaven.

Voorzitter. Dan een aantal losse vragen. Hoe bereiden Nederland en de Europese landen zich voor op de mogelijke komst van antivirale middelen tegen corona voor mensen die zich niet kunnen of willen laten vaccineren? Er zijn al een aantal farmaceuten mee bezig. Wat wordt er gedaan op het terrein van boosters en vaccins in 2022 en 2023? Zijn we daar helemaal klaar voor?

Er kwamen veel vragen binnen over het mixen van vaccins, dus om na een eerste prik AstraZeneca een tweede andere prik te krijgen. Wanneer verschijnt het advies van de Gezondheidsraad daarover?

De inhaalzorg. In hoeverre gaan we eind 2021, begin 2022 halen om dit daadwerkelijk te realiseren?

Tot slot. We naderen de finish op de Bonkevaart, maar dat is geen reden om te verslappen, ook niet qua aandacht in de zomer vanuit de bestuurders. Laten we alert blijven. Er zijn nog risico's, zoals de deltavariant en het meenemen van het virus door reizigers. Indien het onverhoopt nodig is, moet er snel gehandhaafd kunnen worden.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mevrouw De Vries zegt een aantal keren dat ze hoopt dat we stoppen met micromanagement, dus ik maak het meteen wat groter. Vorige week heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen van PvdA, GroenLinks en een heel aantal andere partijen die de regering oproepen om zich achter de oproep van president Joe Biden te scharen. Hij zegt dat we het verzet tegen de patenten moeten opheffen. We moeten dus ervoor zorgen dat patenten vrijgegeven kunnen worden, zodat andere landen hun productiecapaciteit kunnen vergroten. Ik zou mevrouw De Vries willen vragen wat de VVD daar zo op tegen heeft. Waarom stemt de VVD telkens tegen dit soort moties?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik wil graag een oplossing voor het probleem. Het probleem is volgens mij dat er op dit moment te weinig vaccins zijn voor de hele wereld. Ik denk dat productiecapaciteit een van de grote problemen is. Het tweede probleem zijn de grondstoffen. Die problemen lossen we met dit voorstel niet op. Dan vind ik het een beetje een schijnoplossing.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Daar heb ik bezwaar tegen. Er is een heel aantal landen die voldoende productiecapaciteit hebben. Die kunnen alleen de vaccins niet maken, omdat dit soort patenten er zijn. Dan zou ik het nogmaals aan de VVD willen vragen. Als landen aangeven dat ze productiecapaciteit hebben, waarom is de VVD het dan niet met ons eens, en met een heel ander deel van deze Kamer, dat we ervoor zouden moeten zorgen dat zij ze ook zouden kunnen maken? Mevrouw De Vries geeft zelf in haar pleidooi aan dat het een groot probleem is dat uit verschillende andere landen die mutaties worden meegenomen, ook weer Nederland in.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Als er ergens productiecapaciteit is en ze het ook kunnen produceren, dan hoor ik dat graag. We zien in de praktijk dat het nog niet zo eenvoudig is. Laten we dus alles doen om die productiecapaciteit zo breed mogelijk in te zetten en ook het probleem van de grondstoffen proberen op te lossen. Ik zie namelijk echt het probleem wel dat we meer vaccins moeten gaan produceren, ook voor de rest van de wereld. Dat is heel belangrijk, ook met het oog op de varianten, maar dan moet het wel een echte oplossing zijn. Ik denk dat dit uiteindelijk niet bijdraagt aan de oplossing.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb nog een opmerking. Die oplossing is er. Ook landen als Bangladesh hebben aangegeven dat ze kunnen produceren, maar het niet mogen. Ik ga me dus nog even beraden op wat we hier kunnen doen. Landen die voldoende productiecapaciteit hebben zijn er, maar die mogen geen vaccins maken.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het is een hele leuke analogie, "we zijn Bartlehiem voorbij, we gaan nu de Bonkevaart op", al denk ik dat u zelf nooit de Elfstedentocht heeft geschaatst. U mag die analogie natuurlijk prima gebruiken, al is het net een beetje als met een militaire onderscheiding. Die moet je eigenlijk niet dragen als je niet gevochten hebt. Maar goed, we zijn dan bij die Bonkevaart aangekomen en we zijn bij de finishlijn, maar dit kabinet is vrolijk bezig met aankondigen dat we na de zomervakantie die Elfstedentocht nog een keer moeten schaatsen. Bent u daar niet bang voor? Wat gaat u eraan doen als coalitiepartner?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Wij hebben aangegeven dat het belangrijk is dat er heel veel versoepelingen zijn. Ik denk dat dat een goede zaak is. Maar ik heb ook aangegeven dat we op een aantal punten best nog wel alert moeten zijn. Het is niet zo dat we nu van alles af zijn. We hebben natuurlijk nog zorgelijke varianten. Er gaat straks meer gereisd worden. Wat mij betreft zetten we zo veel mogelijk maatregelen aan de kant, mits het verantwoord is en de epidemiologische situatie dat ook toelaat. Ik weet dat u daar anders in zit. Dat mag. Ik vind wel dat we alert moeten blijven, ook deze zomer nog, om te kijken of we kunnen voorkomen dat we in het najaar weer in de problemen komen en er weer maatregelen moeten worden genomen. Dat zou ik echt niet willen.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat willen we allemaal niet, maar het wordt hier aangekondigd. We weten inmiddels zoveel meer over dit virus. We weten dat het gewoon een jaarlijks terugkerend virus is dat al duizenden jaren onder ons is en waar we eigenlijk minder last van hebben dan we toen dachten. De IFR is inmiddels landelijk teruggeschaald naar 0,15%. Dit virus is inmiddels vergelijkbaar met een stevige, zware griep. Als dit kabinet, als het er dan nog zit tenminste, toch weer besluit om allerlei maatregelen in te stellen om dit virus tegen te gaan, bent u het dan met me eens dat we die maatregelen daar dan ook op af moeten stemmen? Dan krijgen we niet weer een lockdown, niet weer 1,5 meter, niet weer die maffe mondkapjes, niet meer dat we elkaar geen handen schudden, maar gewoon een normaal beleid, zoals we dat ook met de griep hebben.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik denk dat de heer Van Haga en ik het niet eens gaan worden. Ik vind dat hij het wederom bagatelliseert. Ik denk dat we gezien hebben welke desastreuze gevolgen er kunnen zijn en waar we nog steeds mee te maken hebben, ook in de zorg, in de inhaalzorg en de herstelzorg. Ik vind het jammer dat de heer Van Haga daar zijn ogen voor sluit. Wij worden het daar niet over eens. Ik hoop ook echt dat wij niet weer die maatregelen hoeven nemen. Ik denk dat vaccineren de weg uit deze coronacrisis is. Ik zou dan ook willen dat iedereen zich zo veel mogelijk laat vaccineren. Daarom heb ik ook aangegeven dat ik het belangrijk zou vinden dat we ook de jongeren vanaf 12 jaar laten vaccineren, vrijwillig natuurlijk. Maar ja, ik vind echt dat de heer Van Haga het bagatelliseert. Ik zit gewoon op een heel andere lijn.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Tot slot. We worden het natuurlijk niet eens; dat wisten we al. Maar de desastreuze gevolgen van dit virus zijn natuurlijk niet het gevolg van het virus zelf, maar van de maatregelen. Dat wil ik u meegeven. Kunnen we de volgende keer, als u nog steeds aan de macht bent, in ieder geval zorgvuldig kijken naar de maatregelen? Want de nevenschade die u heeft veroorzaakt, is enorm: de medische nevenschade, de culturele nevenschade en de economische nevenschade. Daar gaan we nog jaren last van hebben, dus dat wil ik u alleen nog meegeven.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik besef dat er inderdaad nevenschade is. Maar ik zie ook de mensen die langdurig klachten blijven houden als ze het virus hebben gehad. Long covid is echt niet aangenaam voor mensen; het is vreselijk als je daar langdurig mee te maken krijgt. Ik vind dat de heer Van Haga daar zijn ogen voor sluit, en ik vind dat we dat niet moeten doen.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Nog heel eventjes wil ik iets zeggen over een onderwerp dat ook tijdens vorige debatten de revue is gepasseerd. Dat is het interval tussen de twee prikken. Daarover hebben wij verschillende discussies gehad met de minister. De Gezondheidsraad heeft daar een advies over gegeven. Nu zien we de zogenaamde deltavariant, die aan het oprukken is in bepaalde delen van de wereld, onder andere in Portugal en Groot-Brittannië. Uit Engels onderzoek blijkt dat, wanneer het interval niet is gebaseerd op de instructies van de farmaceut zelf, de kans op besmetting door de deltavariant groter wordt. Vindt u ook niet dat we een vergissing hebben begaan in het verleden, door ons niet te houden aan de instructies van de farmaceut?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik weet niet of het helemaal klopt wat de heer Kuzu zegt. Volgens mij is men redelijk goed beschermd tegen de deltavariant op het moment dat men de tweede prik heeft gehad. Ik ben een groot voorstander van het zo snel mogelijk laten zetten van die tweede prik. Ik zou ook iedereen op willen roepen die die eerste prik heeft gehad: ga ook vlot die tweede prik halen, en laat 'm niet zitten, omdat je denkt: ik heb nu wel enige bescherming. Maar we hebben wel te maken gehad met schaarste, helaas. Ik begrijp de keuze die destijds gemaakt is, namelijk dat we gezegd hebben: laten we dan zo veel mogelijk al die eerste prik ook geven om enige bescherming te bieden. Het liefst had ik natuurlijk iedereen zo snel mogelijk ook die tweede prik, conform het tempo wat ervoor staat, willen geven. Maar we hadden wel te maken met schaarste en leveringsproblemen; dat konden we helaas niet oplossen.

De voorzitter:
Nog even een kort punt van orde. We hebben via de griffier geïnventariseerd of er behoefte is aan stemmingen na het debat. Daarbij hebben wij geconstateerd dat niemand er behoefte aan heeft, dus we gaan ervan uit dat er na afloop van dit debat ook geen stemmingen zijn. En anders hoor ik dat graag nu.

Dank u wel, mevrouw De Vries. Dan geef ik het woord aan de heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Mevrouw de Vries had het over de Elfstedentocht. Die gaat natuurlijk over een platte route. Angela Merkel zei dat we op dun ijs zitten, maar het afgelopen jaar deed mij eerder denken aan een zware bergetappe in de Tour de France, met van die steile beklimmingen, waarbij we na even dalen toch bij die derde golf kwamen van de hoogste categorie. Met dank aan goed materiaal is de finish nu in zicht. Het is een daling die in volle vaart verloopt, maar snel dalen met veel bochten is niet altijd zonder risico. Dus net als in het vorige debat zeg ik: we zijn er nog niet. Het blijft een kwestie van vaccineren, vaccineren, vaccineren. Want in steeds meer landen stijgt het aantal besmettingen met de deltavariant. We zien terughoudendheid in Engeland. Gisteren waren er daar weer 16.500 besmettingen. We zien het in Portugal en Duitsland. In Nederland wordt deze variant ook snel dominant, waarbij een deel van de besmettingen afkomstig is van reizigers. Dus vraag ik de minister: hebben we de risico's nu voldoende afgedicht om binnenkomst en verspreiding van deze variant af te remmen?

Ik hoor bijvoorbeeld dat bij binnenkomst uit Engeland op Schiphol eigenlijk niemand vraagt naar de quarantaineverklaring. Hoe zit dat? Kunnen we op luchthavens niet standaard vakantiegangers de kans geven om zich te laten testen, zoals mevrouw De Vries van de VVD net zei? En kunnen we niet degenen die nog niet geprikt zijn ook direct vaccineren, zonder afspraak? Dan maken we op Schiphol een test, een prik and go.

Voorzitter. Gelukkig zegt het OMT dat, ondanks die deltavariant, versoepelen verantwoord is. Dat betekent dat we snel weer veel vrijheden terugkrijgen, dat er straks weer trouwe supporters langs de zijlijn staan, dat muziekliefhebbers zoals de heer Kwint en mevrouw Westerveld op het festivalterrein staan en dat jonge mensen zonder zorgen bij elkaar kunnen zijn. Het OMT zegt wel dat we het thuiswerken nog even vol moeten houden. Dus waarvandaan kwam het advies van de minister dat we wel weer naar het werk kunnen? Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Met gratis testen, vaccineren, maar ook ventileren, kunnen we verstandig onze vrijheid vasthouden. Het OMT zegt wel dat we het thuiswerken nog even vol moeten houden. Dus waarvandaan kwam het advies van de minister dat we wél weer naar het werk kunnen? Ik hoor graag een reactie daarop.

Voorzitter. Met gratis testen, vaccineren, maar ook ventileren kunnen we verstandig onze vrijheid vasthouden. Alleen werd ventileren geen enkele keer genoemd bij de afgelopen persconferentie. En dat terwijl we juist nu de ramen weer gaan sluiten omdat het warmer wordt, en we airco's aandoen. Kunnen de ministers toezeggen dat ze vanaf nu ventilatie actief gaan uitdragen richting Nederland? Want dit wordt erg belangrijk, bijvoorbeeld in danscafés en in discotheken.

Voorzitter. Het zijn juist de gevaccineerden die goed beschermd zijn tegen de varianten. Het enthousiasme voor de prik is groot en je ziet de bereidheid toenemen. Dat doet mij enorm goed. Zelf heb ik inmiddels ook de prik gehad en ik kan het iedereen van harte aanbevelen die te nemen. Toch heb ik hierover nog een paar concrete vragen. Allereerst: veel mensen willen graag een mRNA-vaccin na een prik van AstraZeneca. Steeds meer andere landen doen dat ook en de cijfers die Jaap van Dissel gisteren liet zien, gaven daar eigenlijk ook aanleiding toe. Kunnen we mensen die optie geven?

Twee. In Amerika zijn er al miljoenen tieners gevaccineerd, terwijl wij daar nog mee moeten beginnen. Net als mevrouw de Vries zeg ik: laten we dat snel doen. Wanneer komt de Gezondheidsraad met het advies daarover? En heel belangrijk is ook de vraag: kunnen wij daarna ook direct beginnen met het openstellen van de vaccinaties voor die 12-plussers?

Drie. Het OMT adviseert dat gevaccineerden onderling geen afstand hoeven te houden, ook niet thuis. Maar toch blijft in de richtlijnen voor iedereen 1,5 meter de standaard, ook thuis. Waarom is dat? De Kamer vroeg in mei hierover al duidelijkheid.

Vier. Er is heel veel onduidelijk over de registratie. Niet iedereen staat in MijnRIVM. Bij hoeveel mensen is de registratie niet op tijd klaar voor het vaccinatiebewijs? Mensen melden mij drie weken geleden te zijn geprikt, maar nog niet in MijnRIVM te staan. Het RIVM heeft een achterstand van enkele weken, meldde de GGD Amsterdam.

Voorzitter. Wanneer komt het moment dat we structureel vaccins kunnen gaan doneren? Is er een duidelijke planning waarin we zien wanneer dat kan en hoeveel dan?

Tot slot. Het kabinet, het OMT en het Veiligheidsberaad gaan nu qua corona even op de waakvlam. Maar hoe worden Nederlanders op de hoogte gehouden? Wie doet wat? Hoe snel wordt er gereageerd? Over een mogelijke nieuwe golf zegt de minister dat hij die misschien wel in het najaar ziet komen. Hoe snel wordt er gereageerd als die mogelijke nieuwe golf in de zomer al komt? Want ik hoop dat we de komende periode alert blijven, én dat die periode ook worden gebruikt om met wetenschappers en ethici te praten over het najaar, en over bijvoorbeeld de vraag: wanneer zijn maatregelen nog proportioneel? En: onder welke omstandigheden zou je nou inderdaad nog een lockdown instellen? Of zeg je dat we dat niet meer moeten doen?

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Wilders van de PVV.

De heer Wilders (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De koning bezocht vorige week de mooiste Oranjestraat van Nederland, hier in Den Haag. Hij schudde mensen de hand, ging met ze op de foto en had plezier. Geweldig! Geef die man een lintje, zou ik zeggen.

In heel Nederland komt het plezier terug, en het oude normaal gelukkig ook. En als premier Rutte zegt dat we 1,5 meter afstand moeten houden als we thuis samen naar het voetbal willen kijken, dan lacht iedereen hem uit. Ook dat is: terug naar het oude normaal.

Voorzitter. Corona gaat nooit meer weg, maar de coronacrisis is echt allang voorbij. De ziekenhuizen lopen leeg. En daar was het toch allemaal om te doen? Inmiddels zijn er al 14 miljoen prikken gezet, die ook verdere transmissie van het virus voorkomen. Het aantal besmettelijken keldert fors, en de R is ver onder de 1. En alle vaccins voorkomen ziekenhuisopnames, ook bij de oprukkende deltavariant. Er is dus geen enkele, maar dan ook geen enkele rechtvaardiging meer voor wat voor maatregel dan ook.

Voorzitter. Tientallen keren gaf ik hier aan dat corona zich vooral verspreidt via adem, via aerogene transmissie. En gerenommeerde instituten zoals het Amerikaanse CDC, de grotere broer van ons RIVM, en de Wereldgezondheidsorganisatie vinden dat ook. Buiten is de kans op besmetting nagenoeg nihil en is de anderhalvemetermaatregel daarom onnodig. En omdat er zo weinig besmettelijken zijn en de vaccinatiegraad zo hoog is, zijn de risico's op besmettingen binnen inmiddels ook ongelofelijk klein. Dus, meneer de minister: kappen met dat anderhalvemeterdictaat, en wel meteen!

Voorzitter. In oktober viel de halve Kamer over mij heen toen ik aanhaalde dat het merendeel van de coronapatiënten op de ic-afdelingen van onze vier grote steden en ook nog van wat andere steden, niet-westerse allochtonen zijn. Ze hadden in grote mate lak aan de regels en er werd niet gehandhaafd. Veel besmettingen en veel leed hadden voorkomen kunnen worden. Ik heb iedere keer benadrukt, en ik doe dat opnieuw, dat er altijd sprake moet zijn van vrijwillige vaccinatie. Maar: ik schrik er wel van als ik lees dat waar 80% van de autochtonen bereid is om mee te doen, slechts 43% van de allochtonen dat is. Het gaat mij veel te ver dat minister De Jonge gezonde kinderen van 12 tot 17 jaar nu wil oproepen voor vaccinatie, om die vaccinatiegraad daarmee met 3% op te krikken. Ik ben daarop tegen. Ik zou tegen de minister willen zeggen: doe uw best om volwassen allochtonen en andere groepen met een lage vaccinatiebereidheid alsnog te bereiken — dus niet de kinderen maar hen — zodat uw angst dat corona in het najaar terugkomt, feitelijk vermindert.

Voorzitter. Dan de grote problemen in de reguliere zorg. Het afschalen ervan heeft een gigantische impact. Ik heb het er al vaak met de minister voor Medische Zorg over gehad. Ik geef u een paar cijfers. Honderden mensen stierven na ongevallen doordat zij niet op de ic's terechtkonden. 140.000 operaties moesten worden uitgesteld, waaronder 2.000 complexe kankeroperaties. Kankerpatiënten die later in het ziekenhuis terechtkonden dan anders ontwikkelden tumoren die zich in een vergevorderd stadium bevonden, zoals mensen met huidkanker die uitzaaiingen in de hersenen kregen. Zo zijn er ontelbare, verschrikkelijke voorbeelden. Dit is — ik kan niet anders dan het herhalen — het schokkende resultaat van het door Rutte en co uitkleden van de gezondheidszorg, jarenlang, het sluiten van de ziekenhuizen door de VVD, het ontslaan in plaats van aannemen van extra zorgmedewerkers, het niet verhogen van het salaris van zorgmedewerkers, waardoor het vak aantrekkelijker wordt. Het kabinet huilt nu krokodillentranen. Ik wil van het kabinet, van de minister voor Medische Zorg, precies weten wanneer al die uitgestelde operaties zijn ingehaald. Ik wil geen vage teksten meer. Ik wil ook geen metersdikke plannen meer. Ik wil helderheid. Wanneer zijn al die problemen opgelost? Wanneer kunnen de mensen thuis, die een uitgestelde operatie nog niet hebben gehad, die tegemoet zien? Wanneer en waar mogen we u op afrekenen? En hoeveel meer gaat u investeren in de zorg?

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wilders. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Berg van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook het CDA is verheugd dat de cijfers dalen, zodat zorgmedewerkers lucht krijgen en er nieuwe versoepelingen komen. Ondernemers willen weer ondernemen, jongeren willen een feestje vieren en jong en oud willen graag mensen onbeperkt ontmoeten. Maar we zien ook de bezorgde reacties van de buurlanden over de mate waarin de maatregelen worden versoepeld. Het CDA deelt deze bezorgdheid, want niemand wil weer in de situatie terechtkomen dat we dierbaren niet meer mogen bezoeken. Liever kleine stapjes vooruit dan weer een stapje terug. Vandaar de volgende vragen.

De basismaatregelen, afstand houden, handen wassen, testen en thuisblijven, blijven van kracht. Op mijn vraag daarover begin van dit jaar aan de heer Van Dissel, zei hij: de resultaten zouden spectaculair zijn als iedereen zich daaraan zou houden. Maar slechts 51% laat zich testen bij klachten, 34% wast de handen en 63% houdt afstand. Wat gaat de minister nu precies doen? Komen er alleen nieuwe digitale tools om dat gedrag te ondersteunen? Graag een reactie.

Voorzitter. Meer ondernemers kunnen open met toegangstesten, maar die locaties zijn vaak niet makkelijk te bereiken. Het CDA wil daarom graag, naast dat we mobiele vaccinbussen hebben, ook mobiele toegangstestbussen, die gewoon in het centrum van de steden zijn. Als je dus naar de disco wil, kun je even zo'n bus in. Graag een reactie van de minister.

We zien de snelle ontwikkeling van de deltavariant, die in het Verenigd Koninkrijk al veel aanwezig is. Nederlandse jongeren vieren feest in Spanje met Engelse jongeren en brengen zo het virus mee, hetgeen ook blijkt uit de brief. Wat vindt de minister van het CDA-idee om iedereen bij terugkomst verplicht te testen?

De voorzitter:
Interruptie van de heer Kwint, SP.

De heer Kwint (SP):
Over dat testen. Is het niet veel slimmer om het oude SP-voorstel te omarmen, namelijk: laat je gewoon testen bij al die teststraten die er al liggen? Als we het voorstel van het CDA overnemen, hebben we straks teststraten voor als je klachten hebt, teststraten voor als je ergens naartoe wilt, en daartussendoor pendelt dan nog een testbus, die ook nog testen gaat afnemen, terwijl de capaciteit van de GGD in principe groot genoeg is om dat allemaal te kunnen doen en bijna iedereen zo'n testlocatie in zijn buurt heeft. Zou dat niet een slimmere en goedkopere oplossing zijn?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Twee dingen daarover. Ten eerste heb ik begrepen dat de GGD een bepaalde reservecapaciteit moet houden om altijd het virus te kunnen monitoren. Dus je kan niet de hele GGD-capaciteit daarvoor ter beschikking stellen. Nu praten we aan de ene kant over reistesten en aan de andere kant over toegangstesten. Dat kan dus niet gemixt worden vanwege aanbestedingsprocedures. Dat vinden wij buitengewoon spijtig. Laat ik het daarbij houden. Dat hadden we met de SP liever wat anders ingericht gezien.

De heer Kwint (SP):
Die kans hadden we bij de testwet. Dat was het moment dat we hadden kunnen zeggen: jongens, breng dat nou onder bij bijvoorbeeld de GGD. Maar als je de besmettingscijfers nu ziet en het aantal mensen die zich laten testen, en als je weet hoeveel de GGD kan testen, wat ze hebben bewezen de afgelopen tijd, dan kun je daar toch makkelijk die twee andere taken bij parkeren zonder daar weer een nieuwe organisatie voor op te tuigen?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Wij hebben van de minister begrepen — en anders horen we graag nog een keer zijn reactie — dat de GGD echt gericht is op het testen van mensen met klachten en dat dat de eerste taak is vanuit de wet. Dat je daarnaast kijkt wat er wel of niet mogelijk is, daar heeft de minister apart die toegangstestlocaties voor gedaan. Wij vinden het alleen spijtig dat we daarnaast ook weer een aanbesteding hebben voor de reistesten. We vinden het jammer dat dat puur vanwege aanbestedingsregels moet. Maar goed, we hebben gisteren in het overleg over het jaarverslag ook de nodige vragen gesteld over waarom er onnodig aanbesteed wordt.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Even voor de goede orde: het idee om alleen verplicht te testen bij terugkomst in Nederland, geldt alleen voor mensen die geen DCC hebben en voor mensen uit gele landen. Quarantaine is alleen verplicht voor zeerhoogrisicolanden. Maar worden echt alle mensen nagebeld — we begrepen van wel — of is het alleen een steekproef? Dat horen we nog graag bevestigd worden. Welke acties worden er ingezet tegen de 30% die er nu een potje van maakt? Uit de technische briefing bleek namelijk dat 30% van de mensen of geen telefoon opneemt, of een vals nummer heeft opgegeven en gewoon niet bereikbaar is. Graag een reactie daarop. We begrijpen daarnaast uit de brief dat het inreisverbod vanuit buiten de EU bij volledige vaccinatie niet meer geldt. Maar hoe wordt de betrouwbaarheid van deze vaccinatiebewijzen gecontroleerd?

Voorzitter. Ik ontvang veel e-mails van 60-plussers die de eerste Astraprik hebben gehad en zich nu afvragen waarom ze minder beschermd zijn dan hun kinderen die een Pfizerprik hebben gehad. Daarbij komt ook nog dat sommigen extra kwetsbaar zijn omdat ze het afgelopen jaar bijvoorbeeld kanker hebben gehad. Andere landen staan een gemixte prik toe. Hoe ziet de minister dat? En waarom worden ernstig zieke patiënten, zoals iemand die ik ken met een schedelbasisfractuur die weken in coma heeft gelegen, uit het ziekenhuis ontslagen zonder een prik?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Die laatste vraag is natuurlijk heel terecht, net zoals dat geldt voor de thuisprikkers die nog wachten. Pleit mevrouw Van den Berg er nu voor dat mensen die een tweede Astra niet willen, automatisch in aanmerking komen voor Pfizer?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb begrepen dat verschillende landen dit intussen doen. Ik krijg ook veel mailtjes van mensen die zeggen: ik zou dat graag willen, want die Pfizerprik geeft een nog wat hogere bescherming. De vraag is dus of het medisch verantwoord is om de prikken te mixen. Omdat andere landen dat doen, hoor ik graag hoe de minister hiertegen aankijkt. Ten tweede. Als de minister zegt dat het medisch geen probleem zou zijn, dan zou ik graag willen weten of mensen inderdaad de vrijheid hebben om die keuze te maken, omdat heel veel mensen die aan het begin die Astraprik niet wilden hebben, nu uiteindelijk de keuze hebben gekregen om überhaupt een andere prik te krijgen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik vind het zelf ook een dilemma, omdat Astra gewoon een fantastisch vaccin is. Gelijktijdig zie ik dat er een grote groep is die het niet neemt en dat de vaccinatiegraad daarmee daalt. Ik denk dat het daarom verstandig is dat de Gezondheidsraad een nieuwe weging maakt en dat dat rapport ook snel komt. Ik heb u dus goed verstaan en ik wacht daarmee ook even op de antwoorden van de minister. Ik hoop dat dat rapport van de Gezondheidsraad snel komt.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Laat ik vooropstellen dat ik het geheel eens ben met mevrouw Kuiken. Zeker toen de vaccinaties beperkt waren, gold: gewoon wegprikken, alles wat er is. Wij hebben als CDA ook altijd gesteund dat die Astraprik ook aan 60-jarigen tot 64-jarigen werd gegeven.

Voorzitter. Het is goed dat er nog meer vaccins naar Suriname gaan, want zowel uit naastenliefde als zeker ook uit eigenbelang is het belangrijk dat de hele wereld zo snel mogelijk gevaccineerd wordt. Maar de vraag is of er nu in Suriname voldoende vaccins aanwezig zijn.

Voorzitter. Het is mooi dat er nu radiospotjes zijn gestart om je aan te melden als zorgreservist. Het CDA heeft daar samen met de PVV al langer voor gepleit. Dank ook aan de minister voor zijn aandacht op mijn verzoek voor rioleringsmetingen, zodat we in een vroeg stadium kunnen zien hoe het virus zich ontwikkelt. Maar hoe staat het met ventilatie? In de brief staat dat het OMT het belang van goede ventilatie nog eens benadrukt, maar wat gaat de minister doen? Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie van 24 maart en met de beantwoording van mijn vragen van 24 mei?

De minister schrijft dat hij de Kamer in september wil informeren over de toekomstige aanpak van de coronazorg. Dat vindt het CDA wel wat aan de late kant, juist omdat we vinden dat we helemaal voorbereid moeten zijn, mocht er toch nog een nieuw golfje aankomen. Hoe kijkt de minister met alle kennis die we nu hebben naar concentratie van die coronazorg op enkele locaties?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):
"We zetten nu echt een grote stap, een van de grootste stappen in Europa, terwijl we qua besmettingen nog aan de hoge kant zitten", aldus de premier tijdens de laatste persconferentie. Hij zei het op een manier alsof dit een vertrouwenwekkende mededeling was. Waar wij blij zijn wanneer er weer meer kan — zeker — blijven er wel degelijk zorgen. Waarom? Omdat wij het qua besmettingen helemaal nog niet zo goed doen, zoals de premier al zei. Ondanks alle vaccinatietweets en zelffelicitaties doen we het nog altijd niet zo heel erg goed in vergelijking met de rest van Europa. Dat is geen populaire boodschap — dat realiseer ik me, zeker tijdens een EK — maar dat is wel waar een deel van onze zorg vandaan komt. Is dit niet met het oog op de eindstreep alsnog onderuitgaan? Het eerlijke antwoord is natuurlijk: dat weten we niet. Ik pretendeer ook niet dat te weten. De zorgen komen wel ergens vandaan, bijvoorbeeld van het gedoe rondom het quarantaineproject, zoals we dat bij Nieuwsuur alweer konden zien. Sinds wanneer is de ANWB een organisatie die gespecialiseerd is in het nabellen van mensen die in quarantaine zitten? Hoe is de ANWB daar ineens tussengekomen? Wat heeft die te maken met een quarantaineplicht? Klopt het dat ondertussen het indrukwekkende aantal van zeventien boetes is uitgedeeld voor een totaalbedrag van 19 miljoen?

Een andere zorg zit natuurlijk nog steeds bij de besmettingscijfers en — ik had het er net al even over met mevrouw De Vries — bij het aan individuen geven van de schuld van foute keuzes die hier collectief worden gemaakt. Zorg komt ook vanuit de besmettingen in Engeland en een nieuwe lockdown in Lissabon. Ik vraag het kabinet dus hoe het dat in de gaten houdt en wat het daarvan weet. Zie je daar alleen stijgende besmettingen? Zie je daar ook dat uiteindelijk bijvoorbeeld de vaccinatiegraad ertoe leidt dat het aantal mensen die in een ziekenhuis belanden of die daadwerkelijk komen te overlijden, nog heel erg laag blijft? Is het echt alleen nog maar de deltavariant die dit soort stijgingen veroorzaakt of niet? Waarom doet Nederland het qua besmettingen eigenlijk nog zo veel slechter dan bijvoorbeeld Duitsland? Als de minister zegt dat het nog onzeker is wanneer de Indiase variant de Britse zal vervangen, betekent dat dan ook dat het kabinet er eigenlijk niet meer aan twijfelt dat dit uiteindelijk zal gaan gebeuren?

Wat wij van een kabinet verwachten, is dat er een plan klaarligt en dat alles klaarstaat voor wanneer het slechte scenario uitkomt, wanneer we ons plotseling geconfronteerd zouden zien met een opmars van een nieuwe variant met gevolgen die ernstiger zijn dan we hebben ingeschat. Welke maatregelen worden dan genomen? Zorgen wij er dan voor dat het bron- en contactonderzoek en de testcapaciteit niet al helemaal afgeschaald zijn en dat we dan weer tijd kwijt zijn met het opbouwen daarvan?

Dan nog een paar vragen over de scholen. Hoe is de balans toe nu toe, sinds de middelbare scholen opengegaan zijn? Hoeveel clusters zijn bijvoorbeeld ontstaan op middelbare scholen sinds de laatste versoepeling? Ik hoor van scholen die de zelftests terugsturen of al niet meer bestellen, omdat ze er moe van worden dat ze die elke dag na schooltijd uit de bosjes rondom de school moeten plukken. Hoe beoordeelt de regering tot nu toe de voorwaarde dat elke leerling en elke docenten eigenlijk twee keer per week getest zouden moeten worden? Welk percentage van de scholen haalt dat? En zien we bijvoorbeeld nu ook een verschuiving in het aantal positieve tests binnen de beroepsgroep van docenten? Want daar ligt wel een zorg; de veiligheid van docenten moet echt centraal staan.

Dan het hoger onderwijs. Die krijgen wel een hele bijzondere opdracht mee: die moeten zich voorbereiden op twee scenario's, met of zonder 1,5 meter, en één week voordat het zover is, krijgen ze te horen welk van die twee het gaat worden. En ja, dat kan volgens mij echt niet. Je kunt hiermee docenten op hogescholen en universiteiten niet de zomer in sturen, niet na een jaar van al dubbele diensten moeten draaien, van al verschrikkelijk moeten improviseren met onlineonderwijs, met begeleiding en al die dingen. Die mensen zijn uitgeput. En twee scenario's voorbereiden, betekent alles dubbel doen: je roosters achter de hand, je zaalreserveringen, de indeling van je werkuren. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om dat uiteindelijk makkelijker te maken voor de docenten in het hoger onderwijs?

En ten slotte het betalen voor ziek zijn. Maar voordat ik daaraan toekom ...

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik vind dat een hele terechte vraag van de heer Kwint. Hij is ook de Onderwijswoordvoerder. Maar vindt hij het ook niet net een beetje cynisch dat je wel naar de club kunt, en niet gewoon naar college? Dus als u de keuze zou hebben, wat zou dan uw voorkeur hebben? We hebben voortdurend gezegd: het onderwijs moet als eerste weer open. En nu sluit het dus eigenlijk als laatste aan. En ik misbruik u ook gewoon om deze vragen even door te geleiden naar het kabinet, maar toch wil ik uw mening graag horen.

De heer Kwint (SP):
Daar leen ik mijzelf graag voor, want het is wel een terecht punt. Maar het is eigenlijk een punt dat onze beide partijen al een halfjaar maken. Wij maken andere keuzes als het gaat om de heropening van de samenleving. Ik had het inderdaad logischer gevonden als je eerst weer naar de universiteit had gekund voordat je naar de Primark had gekund. Dat is niet de keuze die het kabinet gemaakt heeft. Ja, ik betreur dat, en ik ben benieuwd naar de antwoorden van het kabinet op uw vragen aan mij.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het is natuurlijk nogal flauw van de heer Kwint dat hij zegt dat je, zodra je een probleem benoemt, dan die groep de schuld zou geven. Dat is niet wat ik gezegd heb. Maar mijn vraag is wel als volgt. Ik hoorde de heer Kwint zeggen: ik zie een groot aantal risico's. Maar welke oplossing ziet hij dan? Wat is dan de oplossing? Dat mensen niet meer moeten gaan reizen?

De heer Kwint (SP):
Nou, mijn oplossing ... Wij hebben bijvoorbeeld gezegd bij het debat over de quarantaineplicht: dat is een gekke tussenoplossing. Ja, dat klopt inderdaad. Op het moment dat je niet wil dat mensen reizen, dan zorg je dat ze niet reizen. Op het moment dat je wel wil dat mensen reizen, dan laat je ze reizen. Maar op het moment dat je wil dat mensen niet ergens naartoe vliegen, dan heeft inderdaad bijvoorbeeld een vliegverbod mijn voorkeur boven de quarantaineplicht, ja. Maar ook omdat, en dat is het wat principiële punt, je een collectieve keuze individualiseert. Wat je dan dus eigenlijk zegt, is: je mag alleen vliegen als jij het je kan veroorloven om tien dagen thuis te blijven.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ja, maar dit gaat niet over de quarantaineplicht, want dit gaat over landen waar in principe iemand naartoe mag reizen, waar nog wel een virus is natuurlijk, maar waarvandaan mensen met vrij veel virussen en varianten die zorgelijk zijn, terugkomen. De vraag is dan wel: wat is daar dan uw oplossing voor? Want ik neem niet aan dat u daarvan zegt: laten we daar dan een quarantaineplicht voor gaan instellen. Maar u vindt het blijkbaar helemaal geen probleem? Of zegt u: die jongeren, en straks ook de volwassenen, moeten maar niet op reis gaan?

De heer Kwint (SP):
Nou, bijvoorbeeld testen bij terugkomst zou al een behoorlijke stap uitmaken, inderdaad. Ik bedoel, dat is niet zo'n ingewikkelde maatregel. Verder vind ik inderdaad dat er nogal — nou, hoe zal ik het zeggen — positief wordt geraamd wanneer het gaat om de reisadviezen. Als je ziet dat er tientallen mensen met een variant die we toen nog niet zo veel hier hadden, terugkomen van vakantie, dan vind ik dat best riskant, ja.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dan zegt de heer Kwint inderdaad dat we veel meer op oranje en rood moeten zetten en dat mensen niet moeten reizen omdat er een aantal mensen zijn die het virus terugbrengen. Dan laat hij toch ook degenen die daar wel op een heel goede manier mee omgaan, de gevolgen ervan ondervinden?

De heer Kwint (SP):
Het is de essentie van het hele coronabeleid, dat we inderdaad met z'n allen de gevolgen dragen van de keuze die sommige mensen of grote groepen mensen maken. Dat geldt ook voor de basisregels. Dat geldt ook voor de 1,5 meter afstand houden. We hebben er allemaal last van als sommige mensen zich daar niet aan houden. Ik zeg hier niet dat mensen niet meer naar Mallorca mogen vliegen. Ik zeg wel dat ik het te gemakkelijk vind om eerst te versoepelen en vervolgens schande te spreken van mensen die ernaartoe gaan.

De heer Paternotte (D66):
Nog even over het hoger onderwijs. Ik ben in ieder geval heel blij om te zien dat die introductieweken zonder 1,5 meter door kunnen gaan omdat we daar testen en vaccinatiebewijzen voor gaan inzetten, zodat iedereen na een test gewoon vol mee kan doen aan die introweek. Heel veel studenten hebben dat vorig jaar echt gemist. We willen allebei volgens mij het liefst dat we zonder 1,5 meter gewoon het hele hoger onderwijs weer open hebben, maar ik kan me ook voorstellen dat we niet precies weten hoe de situatie er dan uitziet. Dan zouden we moeten afspreken dat het hoger onderwijs, net als de introweken hoe dan ook zonder 1,5 meter opengaat, desnoods met die toegangsbewijzen. Zou de heer Kwint daar dan voor zijn? Of zegt hij: we moeten de 1,5 meter nog een tijdje aanhouden? Maar dan zitten de studenten weer lange tijd thuis.

De heer Kwint (SP):
Ik vind toegangsbewijzen wel een lastige omdat onderwijs bij die testwet niet voor niks als enige cruciale sector is toegevoegd. Dat is het fundamentele onderscheid met de andere sectoren die we bij de testwet hebben aangewezen. Je moet gewoon naar een onderwijsinstelling als je ingeschreven staat. Sterker nog, als je niet verschijnt of je te vaak niet verschijnt, dan kun je worden uitgeschreven. En dat maakt het voor mij ingewikkeld. Wat ik eigenlijk wil, is dat het kabinet alles doet om vooral eerder duidelijkheid te geven. Als dat betekent dat we weer open kunnen: alsjeblieft, ja, natuurlijk, graag zelfs. Maar een week van tevoren daarover pas duidelijkheid verschaffen, vind ik echt te veel vragen van het onderwijsgevend personeel.

De heer Paternotte (D66):
Dat snap ik. Die testwet zegt natuurlijk dat iedereen het recht heeft om als die niet wil meedoen aan die testen, het onderwijs alsnog op afstand te volgen. Dus dat is wel een verschil. Ik zie nu al een mbo-school die zegt: we gaan vaker onderwijs op afstand aanbieden. Dan is dat volgens mij precies de verkeerde les van de afgelopen anderhalf jaar. Studenten die thuis op kamertjes vastzitten, dat moeten we echt niet zo langer houden. Daarom is de vraag: wilt u dan liever nog even op 1,5 meter en dan dus maar een of twee dagen per week naar college of school, of wilt u dan toch liever die toegangsbewijzen gebruiken in het najaar?

De heer Kwint (SP):
Ik geef net aan dat ik niet zomaar ga zeggen dat ik een negatief testbewijs voorwaardelijk wil stellen voor toegang tot een onderwijsinstelling. Waar ik vooral op uit ben, is eerder duidelijkheid zodat het onderwijsgevend personeel niet een hele zomer twee scenario's hoeft voor te bereiden. Wanneer het veilig kan, ben ik het volkomen met u eens dat het de voorkeur heeft om zo snel mogelijk weer helemaal open te gaan. Over die mbo-instelling zijn we het volgens mij roerend eens. Ik weet werkelijk waar niet hoe je na een krappe anderhalf jaar coronacrisis tot die conclusie kan komen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik wil even terugkomen op de zorgen die de heer Kwint uitte over het reisbeleid en wat er allemaal het land binnenkomt. Wij hebben zojuist aan de minister gevraagd: is het een idee om iedereen die vanuit een geel land op het vliegveld binnenkomt en geen digitaal coronacertificaat heeft, verplicht te testen?

De heer Kwint (SP):
Ik vind het geen slecht idee om die teststraat op Schiphol weer te openen. Sterker nog, vorig jaar oktober, in ieder geval vorig jaar eind van de zomer toen die tot onze stomme verbazing opeens dichtging, hebben wij ervoor gepleit om die toch open te houden, omdat het een hele rare stap was. Ik kan me er dus wel iets bij voorstellen dat als je naar een geel gebied reist, je weet dat het een consequentie heeft, namelijk dat je een test- of een vaccinatiebewijs moet laten zien.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het gaat ons dus om bij terugkomst. Dus mensen komen uit een geel land terug naar Nederland. Op dat moment is er geen verplichting. Wij zeggen dan: als je dan op het vliegveld aankomt, lijkt het ons handig dat er alsnog even wordt getest als je niet een digitaal testbewijs bij je hebt. Want als je al twee keer gevaccineerd bent en zo, dan blijft dat erbuiten.

De heer Kwint (SP):
Dan was dat misschien aanvankelijk niet duidelijk. Dat lijkt mij inderdaad ook heel handig, ja, absoluut.

Ten slotte het betalen voor ziek zijn. Wij hebben in Nederland het gekke systeem dat het eigen risico meestijgt op basis van de zorgkosten. De afgelopen jaren zijn een hele hoop mensen ziek geworden. Dat zou dus zomaar kunnen betekenen dat het komende jaar het eigen risico nog verder stijgt. Kijk, u kent onze mening over het eigen risico: boete op ziek zijn, meteen afschaffen. Maar ten minste zouden we toch volgend jaar het eigen risico moeten bevriezen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Het wordt de summer of love, van het Milkshakefestival tot flaneren op Mallorca. Heerlijk dat het allemaal weer kan, al die vrijheden, maar gelijktijdig heb ik nog wel wat zorgen. De deltavariant wordt in toenemende mate dominant in een aantal andere landen om ons heen, en ook in Amsterdam bijvoorbeeld zien we die aantallen stijgen. We hebben natuurlijk het voordeel van Pfizer en het effect van het zomerseizoen, maar gelijktijdig zijn er nog heel veel mensen die nog geen tweede prik hebben gehad, waaronder ikzelf. En er zijn kwetsbare wijken waar de vaccinatiegraad echt nog te wensen overlaat.

Bovendien, de kwetsbare jongeren zijn nog niet aan de beurt geweest en er moet nog een besluit worden genomen over hoe we omgaan met het prikken van 12- tot 17-jarigen. Daar ben ik zelf voorstander van, maar daarover wachten we natuurlijk nog wel op het advies van de Gezondheidsraad.

Daarom ook mijn vragen. Is het kabinet voldoende voorbereid op een nieuwe golf? Is er voldoende test-, bron- en contactonderzoek beschikbaar, ook op het moment dat het weer op gaat leven? Op basis van welke waarden beslissen we of er toch weer moet worden ingegrepen?

Waarom dan nu al beslissen om bijvoorbeeld het verstrekken van mond- en neuskapjes voor mantelzorgers via de apotheek nu al stop te zetten, en die regel niet gewoon tot 1 september te laten doorlopen, omdat we dan beter zicht hebben op wat de komende maanden gaat brengen? Voor welke strategie kiezen we dan? Ik verwacht niet een hele grote golf, misschien voor heel Nederland, maar dat weten we nog niet. Zijn we dan voldoende voorbereid om ook lokaal, dan wel regionaal echt in te dammen, zodat we niet tot een landelijke lockdown hoeven over te gaan? Dat was voorheen niet de strategie van het kabinet, maar ik hoop dat men geleerd heeft van de lessen uit het verleden en daar nu wél op inzet.

Voorzitter. De registraties verlopen op dit moment voorspoedig, maar toch blijven er zorgen. Mensen zijn nu massaal de QR-code aan het uploaden. Ik denk dat het een punt van aandacht blijft in de komende dagen en weken of iedereen daar daadwerkelijk toegang toe krijgt. Gelijktijdig geloof ik nog steeds in de kracht van het gele boekje. Er gaat geen week voorbij zonder dat ik de minister daar even mee mag plagen. De GGD's doen het nu, de huisartsen doen het nu, maar de ziekenhuizen nog niet. Veel mensen verlangen dat ook. Kunnen we dat gewoon niet regelen? Denk aan het rode potlood en de stembussen: gele boekjes als het gaat over het vaccinatiebeleid. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. We hebben dus een zomer van heerlijkheid, maar het zorgt ook voor wat ongewenste effecten. Zo hoor ik dat de GGD's eigenlijk geen soatesten meer doen, omdat ze daar geen capaciteit voor beschikbaar hebben. Dat kan toch onhandig zijn als je plezier hebt gehad en dat net niet helemaal handig hebt gedaan? Ik schaar dit ook onder herstelzorg. Op welke wijze gaan we dat voorkomen en wordt het ook weer opgepakt?

Dat geldt natuurlijk ook voor de uitstelzorg in z'n algemeenheid. Mevrouw Van Ark was daar erg optimistisch over dat we aan het einde van het jaar een heel eind zouden zijn. Ik denk dat we daar langer voor nodig hebben. De heer Wilders heeft daar onder andere een aantal vragen over gesteld. Ik sluit me daar graag bij aan.

Tot slot. We moeten lessen leren. We hebben niet voor niets een motie daarover aangenomen om ook de zomer te gebruiken om te kijken hoe we daar in de toekomst verder meer gaan. Er wordt gestart met een Pandemic & Disaster Preparedness Center vanuit Rotterdam, in samenwerking met Delft. Wat is de stand van zaken en wanneer kunnen we daar concrete resultaten van verwachten?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Na de persconferentie van afgelopen vrijdag had ik mijn voetbaltraining. Daar was de sfeer heel erg uitgelaten: "We mogen weer dingen." De stemming was goed: "We mogen weer naar feestjes" — die werden ook al gepland — "en we kijken met z'n allen enorm uit naar de zorgeloze zomer."

Maar er is ook een andere werkelijkheid. De volgende dag was ik op bezoek bij het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen, waar ik sprak met een aantal verpleegkundigen en artsen van de intensive care. Zij hadden toch wel met hele andere ogen naar die persconferentie gekeken, zelfs met buikpijn, vertelden ze me. Want na bijna anderhalf jaar keihard werken, dubbele diensten, altijd alert zijn op de gezondheid van anderen maar ook op je eigen gezondheid, zien zij hoe Nederland gaat versoepelen terwijl de deltavariant snel oprukt, een variant die hier aanvankelijk onderschat leek te worden. Het is bijna een retorische vraag, maar ik wil 'm toch stellen aan het kabinet: waar kennen we dat scenario van, dat we varianten onderschatten?

Voorzitter. Zoals Machiavelli al schreef, moeten we ons in tijden van vrede voorbereiden op de strijd. Het is van enorm belang dat we ons in deze tijd, waarin er weer meer kan, ook gaan voorbereiden op wat er misschien komen gaat, want de mutaties zijn nog steeds een risico voor de nabije toekomst. Ik vraag het kabinet welke plannen er klaarliggen, zodat we niet na de zomer met z'n allen opnieuw in lockdown moeten. Hoe waarschijnlijk acht het kabinet het scenario dat Nederlanders misschien wel op vakantie willen naar het buitenland, maar dat andere landen zeggen "hallo, jullie komen hier niet binnen" omdat Nederland op de kaart van Europa diep donkerrood kleurt?

Voorzitter. In het kader van het voorbereiden noem ik de ventilatie op scholen. Vorig jaar augustus nam de Kamer een motie aan van de heer Asscher en de heer Klaver, onze collega's, waarin werd gezegd dat de ventilatiesystemen op scholen beter moesten. Er werd een projectteam opgezet en er kwam een subsidieregeling. Begin deze maand kregen we na schriftelijke vragen te horen van minister Slob dat adequate ventilatie in alle schoolgebouwen niet voor de herfst van dit jaar kan worden gerealiseerd. Dat is gewoon niet te geloven, zeg ik tegen beide ministers die over de gezondheidszorg gaan. Kunnen deze bewindspersonen aangeven dat er met spoed een plan van aanpak komt om vóór komende herfst adequate ventilatie op alle scholen in Nederland te realiseren?

Voorzitter. Over het hoger onderwijs zijn een aantal vragen gesteld. Het blijkt dat de website zelftestonderwijs.nl vanaf 1 augustus geen nieuwe zelftestaanvragen meer accepteert. Dat lijkt mij niet in lijn met het kabinetsbeleid om zo veel mogelijk in te zetten op zelftesten. Ik krijg daar graag een reactie op.

Voorzitter. Ik wil er nogmaals voor pleiten om over landsgrenzen heen te kijken. Met een deltamutatie die al in juli de overhand zou hebben in Nederland zien we direct de effecten van een falend internationaal vaccinbeleid. Niettemin blijft het kabinet inzetten op donatie, terwijl expert na expert zich uitspreekt over het nadelige effect van octrooien op coronavaccins. Ik vraag nogmaals wat er nou moet gebeuren voordat we wél gaan inzetten op het maximeren van de productie wereldwijd en we ons daar actief over uitspreken in plaats van over donatie. Juist nu, wil ik zeggen, moeten we het publieke belang boven de private winsten van farmaceuten stellen.

Voorzitter. Afgelopen week is ook opnieuw de discussie opgelaaid over de oorsprong van het coronavirus. Verschillende inlichtingendiensten sluiten een labongeluk beslist niet uit. Ik vraag het kabinet of het het met ons eens is dat dit tot de bodem moet worden onderzocht. Wat doet het kabinet om ook in internationaal verband daaraan bij te dragen? Ik hoor daar graag een reactie op.

Voorzitter, tot slot. Het is essentieel dat we in tijden van verlichting ons voorbereiden op wat er komen gaat. Dat betekent dat we goed moeten zorgen voor de mensen die in de frontlinie staan. Het betekent ook dat we verder moeten kijken dan onze neus lang is en dat we ons goed moeten voorbereiden op verschillende scenario's. Ik vraag het kabinet om dat goed te doen, om samen te werken met de zorg, om ons als Kamer daar goed bij te betrekken en om te doen wat nodig is om de volgende lockdown te voorkomen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Bij de bestrijding van het coronavirus zijn we gelukkig in een andere fase terechtgekomen. We kunnen vanaf het aankomende weekend vrijwel alles weer doen, mits op die 1,5 meter afstand. Ook de Partij voor de Dieren vindt dat uiteraard goed nieuws. Maar we willen ook stilstaan bij de nog steeds kwetsbare groepen in onze samenleving: de groep 60- tot 64-jarigen, die nog steeds wachten op die tweede AstraZenecaprik, de dertigers, twintigers en jongeren die nog steeds de kans lopen vlak voor hopelijk die finish te struikelen, omdat zij hun prikken nog moeten krijgen — sommigen van hen zullen door long covid nog zeker maanden of zelfs blijvend klachten behouden — en mensen met een medisch risico die door de komst van de deltavariant opnieuw in angst en onzekerheid zitten. Aandacht voor deze kwetsbare groepen miste ik wel bij die persconferentie de afgelopen keer.

Kan die groep 60- tot 64-jarigen niet alsnog die tweede prik met Pfizer krijgen, zoals in andere landen al gebeurt? Het CDA vroeg er al naar. Ook wij hopen dat het advies van de Gezondheidsraad er snel komt, maar wij roepen wel op om daar vaart mee te maken. Wij hopen dat Gezondheidsraadadvies snel te zullen zien.

Hoe zit het op dit moment met de hulp en ondersteuning aan mensen met long covid? Wij hebben de brief van hen ontvangen. Zij geven aan met meerdere problemen te kampen en niet de gezondheidszorg te krijgen die zij nodig hebben. Kan de minister aangeven of de medischrisicogroepen zich zorgen moeten maken over die deltavariant? Moeten zij in aanmerking komen voor een herhalingsprik?

Voorzitter. Meerderen hebben het vandaag uiteraard al over die deltavariant gehad. Drie weken geleden leek er nog geen wolkje aan de lucht. De deltavariant was nog nauwelijks aanwezig. De minister noemde het een reëel perspectief dat op 1 september alle maatregelen losgelaten zouden kunnen worden. Vrolijk werden dus ook die vliegverboden opgeheven, terwijl de quarantaineplicht nog niet werd gehandhaafd. En nu horen we dat die deltavariant in de loop van de zomer misschien wel dominant zal zijn in Nederland en dat het kabinet daarom voorsorteert op een verlenging van de coronawet, de 1,5 meter afstand, de mondkapjesplicht en testen voor toegang in het najaar. Wij vragen ons af of de minister begin deze maand niet goed geïnformeerd was. Hadden we niet veel meer moeten doen om de import van die deltavariant tegen te gaan?

Hoe zorgwekkend is die deltavariant nou? Mensen zijn daar ongerust over, net als over die nieuwe lockdown in het najaar. Kan de minister aangeven op basis van welke signaalwaarde hij zal besluiten of er nieuwe lockdownmaatregelen genomen moeten worden? Mocht die deltavariant bijvoorbeeld wel aanzienlijk besmettelijker zijn, maar minder effect hebben op de ziekenhuisopnames, welke risico's accepteren we dan? Hoe proportioneel zijn die 1,5 meter afstand, die mondkapjesplicht, het testen voor toegang — echt flinke beperkingen van onze grondrechten — dan nog? Bevinden we ons niet op juridisch glad ijs wanneer grondrechtbeperkingen niet meer uit nood maar uit voorzorg blijven gelden? Die gedachtenvorming — waarom doen we die grondrechtenbeperking nog steeds en is dat niet uit voorzorg in plaats van uit nood? — miste ik in de brief van de minister. Ik ben benieuwd of daar alsnog een reactie op kan worden gegeven.

Voorzitter. De SGP sprak er al over, maar het kabinet wil dus pas half augustus aan universiteiten en hogescholen laten weten of zij op 1,5 meter afstand moeten blijven lesgeven of dat er toch andere mogelijkheden zijn. Er zijn twee scenario's en wat ons betreft is het praktisch ondoenlijk om het op die manier te doen. Studenten snakken naar fysiek onderwijs en sociaal contact. Er zijn veel signalen dat het niet goed gaat met hun mentale gezondheid. Ik heb daarover twee vragen, maar volgens mij kan ik me ook prima aansluiten bij de vragen die de SP al heeft gesteld. Kunnen we ze niet eerder laten weten waar ze aan toe zijn? Wat ons betreft kan het niet zo zijn dat het zo laat aan hen wordt doorgegeven. Kan hij dan ook aangeven of de introductieweken voor eerstejaarsstudenten door kunnen gaan en, zo ja, in welke vorm? Wij hebben begrepen dat de veiligheidsregio's nog lijken te twijfelen en dat benadrukt het belang van mijn vraag alleen maar.

Voorzitter, ik ga afsluiten, want ik zie dat mijn tijd en mijn klokje tikt. Ik bewaar de rest voor een ander moment.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Zaterdagmorgen vroeg gaat op heel veel plekken de wekker, want heel veel kinderen gaan dan heel vrolijk naar de sportvelden. Dat kan weer! En wat is het mooi om die competities en al dat enthousiasme weer te zien. Dat kan alleen maar doordat heel veel vrijwilligers nog eerder hun bed uit komen om dat mogelijk te maken.

Voorzitter. Dat is top. Tegelijkertijd weten we ook dat het vrijwilligerswerk juist het afgelopen jaar een klap heeft gekregen. Kwetsbare vrijwilligers moesten al snel stoppen, maar ook anderen konden niet door. Zonder al die vrijwilligers zou Nederland er heel anders uitzien. Juist daarom is het belangrijk dat we met elkaar werk maken van dat tekort, dat in het afgelopen jaar is ontstaan. Dus vanaf deze plek een oproep aan iedereen die denkt "misschien kan ik deze zomer nog eens wat extra doen": weet je wat, doe eens vrijwilligerswerk. Ik zou juist over vrijwilligerswerk door werknemers willen vragen of het kabinet daar een duwtje aan kan geven, want juist daar zien we die terugloop. Nu de samenleving weer opengaat, is het mooi om ook het goede in deze zin te stimuleren.

Voorzitter. Het is een tijd van uitblazen en op adem komen. Ik hoorde veel collega's mooie voorbeelden geven. Kinderen en jongeren kunnen bijvoorbeeld weer op zomerkamp. Fijn dat daar geen beperkingen aan zitten. Tegelijkertijd zijn we er nog niet, zeker niet met een oprukkende deltavariant van het virus. Je houden aan de basisregels is dus geen vrijblijvende zaak, maar helaas nog hard nodig. Handen wassen, afstand houden en testen: aan dat corona-abc moeten we vasthouden. Ik vraag het kabinet om juist de noodzaak van dat corona-abc heel helder uit te blijven dragen in deze tijden. We hebben allemaal het gevoel dat het voorbij is, maar het is nog niet voorbij. Dat is helaas zo, maar laten we daarom wel met z'n allen ons best blijven doen.

Voorzitter. Dat zouden we bijvoorbeeld ook kunnen doen tijdens die goed bekeken sportwedstrijden. Daar genieten we enorm van en we hopen allemaal dat Oranje succes behaalt. Laten we juist dan spotjes laten zien om ons toch nog aan dat corona-abc te laten houden. Ik heb ook al een plan over hoe dat te betalen. Het zal u niet verrassen. Laten we Koning TOTO een poosje schrappen en op die plek de corona-abc-spotjes uitzenden.

Voorzitter. Vorige week was ik in de Jaarbeurs. Daar werd full speed geprikt door heel veel medewerkers van de GGD. Mijn waardering voor de snelheid waarmee dat is opgezet. Complimenten voor al die mensen bij de GGD die op de priklocaties en in de wijken veel mensen bereiken!

Ik hoop dat we nu in een endemische fase komen. Tegelijkertijd kijken we met zorg naar de nieuwe fase in het najaar, want dan willen we geen herhaling. Ik heb daarom een paar vragen. Wordt de strategie van het kabinet aangepast? Ik lees veel goede woorden in de brief, ook veel woorden, maar ik zou graag scherp hebben wat nu precies de strategie is voor de komende maanden. De doelen dus en hoe we die bereiken. Wordt er gestuurd op zo min mogelijk besmettingen of toch nog op de ziekenhuisbezetting? Hoe ziet dat er concreet uit? Bij welke R-waarde of bij welk aantal besmettingen wordt er ingegrepen? Is dit niet de kans om al veel eerder de brandhaard uit te slaan?

Ik dank de minister voor de toelichting op zijn plannen voor de endemische fase. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zal nog moeten gelden in het najaar, lees ik. De onderbouwing voor de verlenging komt echter pas begin augustus. Dat geeft wel wat zorgen over de betrokkenheid van deze Kamer. Hoe ziet de minister de planning dan voor zich? Hoe gaan wij daar het debat over voeren? Hoe wordt dat een zorgvuldig proces? Adviseert de Raad van State ook voorafgaand aan de verlenging hoe lang de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 nog kan voldoen? Is daar een apart wetgevingstraject van te maken? Hoe ziet de minister dat voor zich?

De minister schrijft over diverse evaluaties van de aanpak en de strategie van de afgelopen maanden die zullen worden ingezet. Dat is belangrijk. Zou de minister op een rij kunnen zetten welke evaluaties er nu gedaan worden, met welke doelen en ook wanneer de uitkomsten daarvan verwacht worden, zodat we samen een beeld hebben van hoe we op enig moment, over enige tijd, op deze periode terug gaan blikken?

Voorzitter. Vanwege de tijd sluit ik aan bij de vragen van collega Westerveld over onderwijshuisvesting en de ventilatie. Ik wil nog één punt maken over het vaccineren van kinderen. Ik vind dat echt een ethisch vraagstuk, omdat het voor veel kinderen niet zou gaan om de bescherming van henzelf, maar van mensen om hen heen. We hebben daarom de vraag of het gepast en verstandig is om eerst kinderen hier te vaccineren, terwijl er zo veel ontwikkelingslanden zijn waar kwetsbaren echt nog op leven en dood te maken hebben met het coronavirus. Ik vraag het kabinet om ook de afweging te maken of we ons niet eerst moeten richten op het tegengaan van een rondwarend virus in telkens nieuwe varianten wereldwijd. Ik kijk uit naar het antwoord.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Er is kortgeleden een brief binnengekomen van de staatssecretaris van VWS, de staatssecretaris van de ChristenUnie, over preventiebeleid. Er stonden heel mooie dingen in, zeg ik meteen. Onze teleurstelling was alleen dat hij het toch aan een volgend kabinet overlaat. Ik ben benieuwd of de ChristenUnie het met ons eens is dat dat eigenlijk niet nodig is, omdat we gewoon een aangenomen motie hebben liggen die aangeeft dat dit kabinet gewoon door kan op preventiebeleid. Dus misschien ook via de ChristenUnie richting het kabinet de vraag: waarom gaan we er niet gewoon mee door, want de motie ligt er? Ik benieuwd of u het met ons eens bent.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De staatssecretaris — de naam zegt het al — is er namens ons allen. Dat allereerst. Die is net zo veel van mevrouw Van Esch als van mij. Ten aanzien van het preventiebeleid hebben we elkaar heel vaak gevonden op een goede manier, de Partij voor de Dieren en ik. En ook u, voorzitter, in een andere hoedanigheid, maar daar zal ik niet verder over spreken. Wat is het belangrijk dat we dat goed doorzetten en wat heeft deze coronacrisis ook aangetoond dat juist mensen voor wie het heel lastig is om bijvoorbeeld een gezonde leefstijl te kunnen betalen, extra kwetsbaar zijn. Ik voel dus helemaal die ambitie met de Partij voor de Dieren mee en sta daarin zij aan zij met hen. Ik snap tegelijkertijd ook wel de afweging. Er is natuurlijk een Nationaal Preventieakkoord afgesloten door dit kabinet. Dat is een belangrijke stap geweest, een betekenisvolle stap, maar er zullen ook weer nieuwe stappen moeten worden gezet en daarin is het ook wel belangrijk om naar een nieuwe regeerperiode te kijken.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Mooie woorden van de ChristenUnie, maar ik vind het toch wel fijn om dan ook gewoon te besluiten om aan de staatssecretaris, die blijkbaar ook een beetje van mij is, alsnog via deze weg de oproep te doen om gewoon alles op alles te zetten om door te gaan, aangezien we geen idee hebben wanneer de nieuwe regering er zal zijn. Ik zou het zonde vinden om niet op preventiebeleid — volgens mij ondersteunen we elkaar daarin, prima — gewoon die concrete stappen te blijven zetten. Dank voor een deel van het antwoord en ik hoop eigenlijk dat we gewoon doorgaan.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik hoop natuurlijk dat de nieuwe schrijvers van een aanzet continu meeluisteren als mevrouw Van Esch en ik het hebben over preventieakkoorden, maar dat geheel terzijde. Wat mij betreft staan we schouder aan schouder. Volgens mij is het ook een oproep van heel veel artsen om werk te maken van de publieke gezondheid van Nederland. Dat hoor je op heel veel plekken, dus ik hoop dat dat een Kamerbreed verhaal wordt en niet een coalitieverhaal of zo.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan geef ik het woord aan de heer Baudet van Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):
Dank u wel. Voorzitter. De glijdende schaal richting slavernij. Dat is wat deze CoronaCheck-app is, die sinds vandaag in werking is getreden. Ik heb hier een plaatje van hoe die eruitziet. Ik heb dit uitgeprint, want ik ga het uiteraard niet zelf installeren. Maar zo ziet het er dus uit. Dit is de verschijningsvorm van beginnende slavernij, van complete controle, van het verdwijnen van alle vrijheid. Het is het eindspel van een perfide elite die onder het mom van een "pandemie" de Chinese mass surveillance wil kopiëren, wil implementeren in onze geboortelanden. Daarom moest het verder geheel onnodige 5G-netwerk versneld worden uitgerold. Dat is de ware betekenis van de Great Reset en van Build Back Better. Het is een digitale infrastructuur waarmee op afstand bepaald kan worden welke burgers toegang krijgen tot welke sociaal-maatschappelijke voorzieningen. In China noemen ze dat systeem "sociaal krediet". En de James Bondachtige schurken die onder de vlag van het World Economic Forum en onder leiding van Klaus Schwab, die nog slechts een albinokat mist om het plaatje compleet te maken, zich tot doel hebben gesteld het Chinese systeem te kopiëren, laten dit nu op ons los.

De eerste hoepel waar we door moeten, de eerste schifting tussen de gehoorzamen en de outlaws, wordt nu gemaakt op basis van je bereidwilligheid om je te laten injecteren met experimentele gentherapie. Het zijn spuitjes met speculatieve vloeistof waarmee big pharma miljarden verdient maar waarvan de risico's volkomen onduidelijk zijn, hoewel de eerste berichten over bijwerkingen, zoals trombose, uiterst angstwekkend zijn. En waarom? Om je te laten beschermen tegen een virusje met een mortaliteit van een seizoensgriep.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik hoef hier geen reactie op, maar ik wil alleen maar even aanmerken dat ik vind dat de vergelijking die gemaakt wordt tussen de coronamaatregelen en tot slaaf gemaakte mensen niet door de beugel kan, en ook niet dat wat hier verder wordt gezegd. Volgens mij moeten we ergens een grens trekken. Ik hoef hier verder geen reactie op, maar ik wil dit alleen even hier melden.

De heer Baudet (FVD):
Ja, het is helemaal niet verbazend dat zij dat vindt. Zij gaat mee in die hysterie.

Tegen mevrouw Westerveld en tegen alle anderen hier zeg ik dat het louter en alleen gaat om gehoorzaamheidstraining, en dat het werkelijk niets te maken heeft met oprechte bezorgdheid om de volksgezondheid. Dat blijkt alleen al uit het simpele feit dat ook wie kan aantonen reeds antistoffen tegen cojona te bezitten, en daarmee dus beter beschermd is tegen de Chinese griep dan welke synthetische immuunstimulans dan ook kan bewerkstelligen, zich alsnog moet laten "prikken", zoals het wordt genoemd in die woest makende kindertaal waarin de machtshongerigen tot ons spreken.

En dit is allemaal nog maar het begin. De volgende stappen laten zich raden. Straks, in het najaar, als de volgende "golf" of de nieuwe "variant" zich aandient, kan de app controleren of we ons wel aan de dan geldende lockdown gaan houden, of we de dan geldende avondklok niet schenden, en of we de nieuwe vaccinupdate wel nemen en ja, of we niet stiekem omgaan met de nieuwe melaatsen, de ongevaccineerden, de mensen die nog geloven in vrijheid.

Het gerenommeerde onderzoeksbureau TNO blikte gisteren alvast vooruit op toekomstige toepassingen van deze duivelsapp. Elke Nederlander, zo berichtte het nieuws, krijgt straks een eigen "CO2-budget". Voor reizen, vlees eten en energie geldt een maximum aan CO2-uitstoot. Wie eroverheen gaat, moet bijbetalen. In het voorstel van TNO heeft elk huishouden straks een bepaalde hoeveelheid CO2 te besteden. "Wie niet vliegt", zo wordt gemeld, "kan vlees eten. Wie elektrisch rijdt, en dus afziet van rijden in benzine- of dieselauto's, zal weer wat langer mogen douchen." Einde citaat.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik vind de bijdrage van de heer Baudet onwijs kostelijk. Meneer Baudet maakt zich hier tot in de eeuwigheid belachelijk. Ik heb nog nooit zo veel onwaarheden achter elkaar gehoord. U moet vooral doorgaan, meneer Baudet, alle complimenten! U zet zichzelf compleet buiten de linie om überhaupt nog een zinnig gesprek mee te voeren. U hoeft hier ook niet op te reageren, gaat u vooral voort met uw schertsvertoning!

De voorzitter:
De heer Baudet gaat verder.

De heer Baudet (FVD):
Ja. Dus wie elektrisch rijdt, mag straks wat langer douchen. Wie niet vliegt, mag vlees eten. Dat staat in dit bericht van TNO.

Voorzitter. In George Orwells 1984 bestaat de totalitaire dictatuur uit twee principes. Het ene principe is totale controle. Het tweede principe is dat van burgers continu gevraagd wordt om aan absurde eisen te voldoen. En dat zien we allebei nu gebeuren: totale controle en absurde eisen; belachelijke mondkapjes, belachelijke vaccinaties, belachelijk klimaatbewust gedrag. Het is een schande!

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baudet. Dan geef ik het woord aan mevrouw Gündoğan van Volt.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Voorzitter. Ik ben even de volgorde van mijn papieren kwijt.

De voorzitter:
Neemt u even de tijd. Het gaat wel af van uw tijd.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ja. Volgens mij ben ik alleen de eerste pagina kwijt, maar ik weet het wel uit mijn hoofd. Het is wel goed om het een keer uit het hoofd te doen.

Voorzitter. Dank u wel. Lissabon heeft op dit moment een in- en uitreisverbod. Engeland is daar ook mee bezig. 80% heeft inmiddels minimaal één vaccinatie en 60% daarvan heeft er al twee vaccinaties opzitten.

Ik denk dat het goed is dat wij als Nederland veel meer durven te kijken naar hoe wij regionaal soms moeten ingrijpen, opdat een brandhaard het land niet definitief gaat overnemen. Er is een regioplan, begrijp ik. Vorig jaar hebben we dat niet toegepast. Kunnen we indien nodig dat dit jaar wel doen? Kunnen we dat plan actualiseren indien nodig? En vooral: onder welke voorwaarden en op welke momenten gaan we dat toepassen, zodat we eenduidig weten dat als er een bepaalde graad van besmetting is, we overgaan tot actie, zodat er niet een vierde golf zal ontstaan?

Die fouten van vorig jaar moeten wij immers proberen te voorkomen. Ik denk dat het daarom goed is om jongeren vanaf 12 jaar te vaccineren. Ik heb contact gehad met de collega van de minister en ik heb begrepen dat er schaarste is van Pfizervaccins. Ondertussen krijg ik heel veel vragen per mail van mensen die eigenlijk liever niet een tweede prik AstraZeneca maar Pfizer willen hebben. Graag een inhoudelijke reactie hierop, zodat deze mensen gerustgesteld worden. Het is heel belangrijk dat zij hun tweede vaccinatie gaan halen, want dat helpt enorm om beter beschermd te zijn tegen de deltavariant. Dat bleek uit de technische briefing deze week.

Dan het mondkapjesbeleid. Wij zijn naar ik weet een van de weinige landen waar het gebruik van een medisch mondkapje nog steeds wordt afgeraden. Dat terwijl het beschikbaar maken ervan enorm zou helpen om tijdig en snel te kunnen handelen, zodat we een vierde golf hopelijk kunnen voorkomen.

Ik wil even doorgaan op de deltavariant. De kans dat het virus verder gaat muteren en de huidige vaccins dan helaas geen bescherming zullen bieden, blijft aanwezig. Daarom is het belangrijk dat de minister zich verbindt, zodat de vaccinproductiecapaciteit wordt opgeschaald, eventueel op Europees niveau.

Dan de informatievoorziening. Er zijn veel verschillende standaarden tussen Europese landen over de eisen die ze stellen aan toeristen. De heer Van Dissel heeft daar al het een en ander over gezegd, maar ik denk dat het goed is als daar ook vanuit de minister meer duidelijkheid over komt, zodat er geen indianenverhalen rondgaan op Twitter die dan geloofd worden. Ik denk dus dat het goed is om daar in de communicatie voortvarend in te zijn en duidelijkheid over te geven.

Voorzitter, dan wil ik doorgaan. In Zuid-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië lopen de ic's vol. Hoe staat het met het COVAX-programma? Is de minister het met Volt eens dat er meer moet worden opgetreden in Europees verband of WTO-verband? We moeten niet raar opkijken dat een land als China door het vaccineren van die delen van de wereld daarmee zijn eigen geopolitieke positie versterkt ten koste van de vrije, westerse wereld. Hoe staat het daarom met het vrijgeven van de patenten?

Tot slot, voorzitter. Het is tijd om daadkracht op alle gebieden van deze crisis te tonen. We zitten in een pandemie. Dat betekent in zichzelf dat deze crisis de gehele wereld aangaat. Wij zijn in Nederland niet veilig totdat de rest van Europa veilig is en Europa is niet veilig totdat de rest van de wereld veilig is.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Voordat u wegloopt, is er een interruptie van de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Mijn interruptie gaat over het vaccineren van jongvolwassenen tussen 12 en 18 jaar. Hoorde ik het goed dat de fractie van Volt daar een voorstander van is?

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ja.

De heer Kuzu (DENK):
Ja. Nu is het natuurlijk zo dat er behoorlijk wat ethische kanttekeningen geplaatst kunnen worden bij het vaccineren van mensen en kinderen die daar zelf geen besluit over kunnen nemen. Daar kleven natuurlijk een aantal bezwaren aan. Eén: ze kunnen de keuze zelf niet maken. Twee: waarom zou je kinderen belasten met een vaccinatie, terwijl volwassenen zich aan de andere kant niet willen laten vaccineren? Ziet u die ethische bezwaren ook?

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Daar wil ik inhoudelijk op reageren als moeder van een 4,5-jarige. Volgens mij was hij drie dagen oud toen er een hielprik werd afgenomen. Daar heeft mijn zoontje geen toestemming voor gegeven. Bij het hele rapport van de GGD met dktp en alle andere vaccinaties heb ik hem ook niet om toestemming gevraagd. Als hij 12 jaar is, zal ik daar het gesprek over aangaan. Maar dan hou ik het persoonlijk bij mezelf. Ik denk dat dat in heel veel gezinnen zo zal zijn. Wat betreft die andere kant, jongere kinderen kunnen helaas ook long covid krijgen, naar wat ik begrijp. Zij kunnen drager zijn en ziek worden. Het is misschien weliswaar minder vaak voorkomend en het gebeurt minder snel, maar ik denk dat het goed is dat wij de volwassenen voorlichten. Vanaf 12 jaar begrijp je al heel veel. We geloven dat de ouders daarin de brug kunnen zijn om wel of niet die informatie over te brengen en te hebben.

De heer Kuzu (DENK):
Het klopt inderdaad dat je daar met een kind van 12 jaar een redelijk gesprek over kan voeren. Ik ben vader van twee kinderen, van 12 en 13 jaar oud. Dat kost bij pubers wat meer moeite dan bij een kind van 4,5 jaar. Dat kan ik me ook heel goed voorstellen. Het punt is natuurlijk wel dat we ook zien dat kinderen doorgaans nauwelijks last hebben van het coronavirus. Die vergelijking met de hielprik gaat natuurlijk mank. Daarom stel ik nogmaals de vraag: vindt de fractie van Volt dat je kinderen zou moeten opzadelen met het probleem van volwassen die zich weigeren te laten vaccineren voor de bescherming van zichzelf?

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik merk dat bij het woord "opzadelen" meteen mijn wenkbrauwen en ogen heen en weer gaan. Dat vind ik niet zo'n prettige manier om naar deze pandemie te kijken. De cijfers laten zien dat ook jonge mensen dit virus kunnen oplopen en dat zij er ook goed ziek van kunnen worden. Ik geloof er nog steeds in dat de meeste mensen redelijk zijn en op redelijke gronden met elkaar en met hun kinderen dat gesprek aan kunnen gaan en dat zij weloverwogen die keuze zullen maken. Daar ga ik nog steeds van uit.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, ik sta hier even voor een feitelijke correctie. Bijna 10 miljoen tieners zijn al gevaccineerd in Amerika. Dat gaat overigens goed. De Amerikaanse federatie voor kindergeneeskunde zegt dat de voordelen voor deze tieners opwegen tegen de nadelen, omdat ze wel degelijk ziek kunnen worden door het coronavirus en op lange termijn klachten kunnen hebben. Mijn punt was even dat mensen vanaf 12 jaar bij medische handelingen en medicatie zelf mee moeten beslissen en volledig moeten willen dat ze die krijgen. Oftewel, het is niet zo dat het voor 12- en 13-jarigen beslist wordt. Ze moeten het zelf willen. De heer Kuzu suggereerde net dat het voor hen bepaald wordt. Dat kan niet. Ik wilde dat punt hier even maken.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dank u wel, meneer Paternotte. Ik heb weer wat bijgeleerd.

De voorzitter:
Anders had de minister het waarschijnlijk ook kunnen zeggen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Pouw-Verweij van JA21.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Dank u wel, voorzitter. We komen dichter bij het einde van de coronacrisis; een crisis die pas voorbij is als het oude normaal volledig is hersteld. Dat is het herstel van een open samenleving met mensen die in elkaars nabijheid mogen komen, zonder mondkapje op en zonder kapotgewassen handen. Dat normaal is en blijft voor JA21 het doel. Om dichter bij dit doel te komen heb ik een drietal vragen over de korte, de middellange en de lange termijn.

Eerst de korte termijn. De mondkapjesplicht wordt vanaf zaterdag stapsgewijs afgeschaft. Tegen deze maatregel is altijd stevige weerstand geweest, en dat is begrijpelijk. Mijn fractie maakt zich zorgen over wat er met deze weerstand gebeurt als er straks allerlei verschillende regels zijn over waar je wel of niet een mondkapje moet dragen, al helemaal met de stijgende temperaturen en de dalende infectiecijfers. Hoe relevant is het aandeel van de besmettingen in het openbaar vervoer? Is dat werkelijk dusdanig groot dat alleen hier de plicht in stand gehouden moet worden? Kan het afschaffen niet beter in één keer gebeuren, in plaats van eindeloos te gaan rekken om de schijn vol te houden van kunnen sturen op de vierkante millimeter? Over micromanagement is door mijn voorgangers ook al het nodige gezegd. Ik hoor graag een reflectie van de minister.

Als tweede de middellange termijn. Op de vraag of we in het najaar een toename zullen zien, antwoordde de heer Van Dissel tijdens de technische briefing over corona: het seizoenseffect zal in ons nadeel zijn. Vertaald naar begrijpelijk Nederlands: de zomer komt eraan en corona gaat weg; de herfst arriveert en corona komt terug. Dat klinkt herkenbaar, want vorig jaar gebeurde exact hetzelfde. Zekerheid vragen voor de komende maanden is mogelijk te veel gevraagd. Toch heeft ons land op z'n minst een vooruitblik nodig; een vooruitblik op de komende periode waarin het seizoenseffect in ons nadeel kan zijn. Welk strategisch perspectief kan het kabinet ons geven voor na de zomerperiode? Een ellendige lockdown zoals die we achter de rug hebben, willen we allen niet nog een keer meemaken.

Met inachtneming van de geleerde lessen kunnen we voorkomen dat het land nog een keer wordt stilgelegd. JA21 is voor een aanpak waarin er meer aandacht is voor differentiatie naar regio's. Dat maakt snel en wendbaar optreden mogelijk. De gezondheidszorg dient te worden voorbereid om te kunnen omgaan met nieuwe epidemieën of rampen die veel slachtoffers eisen. Er zijn ongetwijfeld scenario's in ontwikkeling om corona op een andere manier in te dammen dan we het afgelopen jaar met horten en stoten hebben geprobeerd. Wanneer kan de minister deze scenario's voorleggen aan de Tweede Kamer?

Als derde punt de lange termijn. Over geleerde lessen gesproken, we hebben in het afgelopen jaar geleerd dat onze gezondheidszorg op een aantal kernpunten tekortschiet. Denk hierbij aan de publieke gezondheidszorg, waarbij zowel het testen als het vaccineren via de GGD's niet bepaald soepel verliep. Denk ook aan de ic's, waar al langer bestaande tekorten voor acute problemen zorgden. Een deltaplan om de gehele gezondheidszorg naar een hoger niveau te tillen is iets wat bij een nieuw kabinet thuishoort, maar we kunnen niet vroeg genoeg beginnen met de analyses van wat er kan verbeteren en hoe. Ik hoor graag welke stappen hieromtrent worden genomen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de inbreng van de heer Van der Staaij van de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Aanstaande zaterdag worden de coronaregels verder versoepeld en dat is goed nieuws. Met de zomer voor de deur is er weer veel meer mogelijk: met veel meer mensen naar de kerk, op bezoek bij familie of vrienden, bruiloften, vakantie, en ga zo maar door. We zijn daar dankbaar voor.

Tegelijkertijd: niet alles kan deze zomer. Burgemeesters en politie geven aan dat de handhavingscapaciteit niet oneindig is. Sommigen waren een beetje ongerust toen ze hoorden wat er weer allemaal kan. Let wel op: we kunnen niet in één zomervakantie anderhalf jaar aan uitgestelde evenementen inhalen. Ik denk dat het goed is om ook aan dat verwachtingenmanagement te doen.

Voorzitter. In de zomer zal het aantal coronabesmettingen en ziekenhuisopnames hopelijk en naar verwachting laag blijven. Waakzaamheid blijft geboden, maar de acute crisis ligt daarmee achter ons. Ik vraag het kabinet of het niet verstandig zou zijn om ook gedurende de zomermaanden — vorig jaar was daar wat discussie en onduidelijkheid over — een periodiek communicatiemoment te hebben, niet per se om nieuwe maatregelen af te kondigen, maar om ontwikkelingen te duiden en het belang van de maatregelen die nog wel gelden te beklemtonen. Zou het toch niet goed zijn om daarvoor duidelijk periodieke communicatiemomenten af te spreken?

Voorzitter. In de herfst en de winter loopt het aantal besmettingen waarschijnlijk weer op, lezen en horen we. Een kernvraag is wel welke regels we in en na de zomer nog nodig hebben en hoe we dat bepalen. Het hoofddoel van het kabinetsbeleid was om overbelasting van de zorg te voorkomen en kwetsbaren te beschermen. In hoeverre is het nog nodig en proportioneel om maatregelen te blijven nemen nu die kwetsbaren beschermd zijn en die overbelasting voorkomen is? Die vragen worden natuurlijk wel dringender.

En dan kan het ook niet zo zijn dat op elke lokale uitbraak of geringe toename van het aantal besmettingen eigenlijk automatisch wordt gereageerd met dat er dus weer maatregelen nodig zijn. Het moet steeds gerelateerd blijven aan de doelen die we daarmee dienen. Ik vraag het kabinet hoe die weging wordt gemaakt. Hoe geeft het kabinet invulling aan de motie van mijzelf en collega Paternotte, die vraagt naar een ethische reflectie, juist in die nieuwe fase?

Dat heeft natuurlijk ook een juridische component, als het gaat om hoe het na 1 september verdergaat met de coronawet. Het plan is, zo lezen we in de stukken, dat het kabinet die zekerheidshalve opnieuw met drie maanden wil verlengen. Artikelen in de coronawet zijn dan eigenlijk slapende bepalingen, als je niet meer daadwerkelijk maatregelen daaraan verbindt. Ik snap dat vanuit bestuurlijk perspectief. Tegelijkertijd dienen de maatregelen niet langer van kracht te zijn dan nodig is, gelet op de ingrijpendheid ervan. Mijn vraag aan het kabinet is dan ook om daar dit najaar heel kritisch naar te kijken, ook vanuit deze juridische weging. Wilt u ook nog kijken naar bepalingen die tot nu toe niet of nauwelijks zijn gebruikt? Zouden die niet als eerste kunnen sneuvelen?

Voorzitter. Het kabinet wil één bepaling nu wel uit de coronawet schrappen, en die betreft de avondklok. Het is op zichzelf natuurlijk goed nieuws dat die mogelijkheid wordt geschrapt, maar tot mijn verbazing lees ik dat een dergelijke maatregel in de toekomst in eerste instantie zijn weg moet vinden via de bepalingen in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Maar daar was toch juist discussie over? En daarover loopt nog een cassatieberoep. Toen is gezegd: laten we voor de zekerheid kiezen voor de coronawet zolang die nodig is. Waarom nou toch deze meer omstreden juridische route eigenlijk zelfs met voorrang van toepassing verklaren?

Voorzitter. Tot slot sluit ik mij aan bij de gestelde vragen over het onderwijs. Zou je de 1,5 meter voor het onderwijs niet gewoon kunnen schrappen in plaats van de verschillende scenario's te hanteren, met voortaan alle onduidelijkheid van dien voor het onderwijs?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij. Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Dank u wel. Ik wil graag beginnen met het bedanken van de minister — en dan kijk ik naar minister De Jonge — voor het uitvoeren van mijn motie. Twee weken geleden had hij die ontraden, en eigenlijk had ook de meerderheid van de Kamer tegengestemd. Het gaat over het afschaffen van de mondkapjesplicht in ruimtes waar je wel 1,5 meter afstand kan houden. Maar gelukkig is het erdoor. Om in voetbaltermen te spreken: die is ingekopt. Het verschijnt niet op het wedstrijdformulier, maar dat maakt helemaal niet uit.

Voorzitter. Dan de tussenstand. Het gaat goed. Oranje is door. Het aantal besmettingen daalt geleidelijk en de versoepelingen worden versneld doorgevoerd. Maar we zijn er nog niet. Net als voor Oranje op het EK is de kans groot dat de echte uitdaging in de volgende ronde komt. Veel Nederlanders gaan namelijk op vakantie, bijvoorbeeld naar Portugal, waar de deltavariant nu huishoudt. We hebben het daar vandaag wel vaker over gehad. Het is een variant die veel besmettelijker is dan eerdere varianten en bij een onvolledige vaccinatie lijkt deze variant zelfs te leiden tot meer ziekenhuisopnames. Dat zien we in het Verenigd Koninkrijk. Daar heeft men net als in Nederland de instructies van de farmaceut niet goed gevolgd en de periode tot de tweede prik verlengd tot zes weken in plaats de drie weken te hanteren die de farmaceut instrueert. Nu blijkt: onvoldoende bescherming. Ik vraag de minister of het klopt dat het aantal transmissies met de deltavariant zal afnemen als de instructies van de farmaceuten gewoon worden gevolgd.

Dan het volgende, voorzitter. Al een paar weken klinken er geluiden dat er een verschuiving komt naar het vaccineren van kinderen. Dat gebeurt niet om hen te beschermen, maar om groepsimmuniteit te bewerkstelligen, om te compenseren voor volwassenen die niet gevaccineerd willen worden. Wat mijn fractie betreft is dit belachelijk. Kinderen hebben geen vaccin nodig omdat zij onvoldoende gevaar lopen, en eigenlijk zijn zij niet in staat om daar eigenstandig een beluit over te nemen. Ik vraag me echt af of je kinderen zou moeten inenten omdat dat nuttig is voor volwassenen. Dat zijn ethische vraagstukken, waar ik de minister graag over zou willen horen. Moeten we kinderen inenten om ouderen te beschermen? Ik wil graag weten hoe de minister van VWS daartegenover staat.

Voorzitter. Dan de spelregels voor het reizen.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, wil mevrouw De Vries van de VVD u interrumperen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Als ik goed geteld heb, is het de laatste, voorzitter.

Ziet de heer Kuzu ook dat het een voordeel kan hebben dat jongeren tussen 12 en 18 jaar gevaccineerd zijn, bijvoorbeeld voor de scholen als die in september opengaan? Ziet hij dat het dan makkelijker wordt om die scholen gewoon open te houden als er een opleving komt, waarop ik natuurlijk niet hoop?

De heer Kuzu (DENK):
De vraag van mevrouw De Vries is terecht. Deze discussie zal ook spelen in september/oktober, want dan zijn we, denk ik, wel klaar met de volwassenen. Maar de vraag is natuurlijk wel voor wie het eigenlijk doen. Als het daarbij om risicogroepen onder kinderen gaat, dan ben ik inderdaad een voorstander van vaccinatie, uiteraard op basis van vrijwilligheid. Maar als we naar de cijfers kijken, dan zien we dat de symptomen van het virus in de leeftijdscategorie 0 tot 18 jaar echt wel meevallen. Op basis van de ethische bezwaren die ik net formuleerde, vraag ik mij af of we echt moeten doorzetten dat ook kinderen gevaccineerd moeten worden. Het openhouden van de scholen vind ik heel erg belangrijk. Over de ethische bezwaren kunnen we nu en misschien ook in de komende tijd discussie voeren. Ik vind het wel belangrijk om daar antwoord op te hebben. Ik denk dat het advies van de Gezondheidsraad daar zeker aanleiding voor zou moeten zijn.

De voorzitter:
De heer Wilders, PVV.

De heer Wilders (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik ben het over de kinderen helemaal met de heer Kuzu eens. Kinderen worden niet alleen niet ernstig ziek en overlijden niet, maar — zo blijkt uit een recent editorial uit The British Medical Journal — ze hebben ook geen belangrijk aandeel in de verspreiding ervan. Dus ik ben het met u eens: doe dat nou niet. Iets anders is, en daar had ik het in mijn inbreng ook over, dat de — nogmaals, het moet altijd vrijwillig, voor iedereen — vrijwillige bereidheid om aan vaccinaties mee te doen, juist bij niet-westerse allochtonen heel erg laag ligt. Bij Nederlanders is het 80% gemiddeld, bij niet-westerse allochtonen 43%. Zegt de heer Kuzu nou "ja, dat vind ik ook"? En nogmaals: altijd vrijwillig, je moet nooit gedwongen worden, direct of indirect, om dat te doen. Maar dat zou wel een betere bijdrage zijn dan om de kinderen vervolgens te vaccineren.

De heer Kuzu (DENK):
De heer Wilders en mijn fractie hebben zij aan zij gestreden waar het gaat om het niet direct of indirect verplichten van mensen. Dus: vaccinaties altijd op basis van vrijwilligheid. Ik vind dat we, in plaats van de schuldvraag neer te leggen bij groepen mensen — en dan, zoals de heer Wilders vaak doet, mensen op basis van etnische achtergrond — mensen beter moeten informeren. Want ik zie ook, wanneer ik naar een aantal wijken kijk en nadat ik zelf ook de vaccinatie heb genomen, dat enorme indianenverhalen de wereld rondgingen. Nou, u heeft dat volgens mij zelf ook meegemaakt op het moment dat u zelf een vaccinatie heeft genomen. Heel veel misinformatie, heel veel miscommunicatie. Dus ik vind voorlichting heel erg belangrijk, maar niet op basis van etnische achtergrond et cetera. Want wanneer we ook gaan kijken naar een aantal gemeenten waar bijvoorbeeld de partij van de heer Van der Staaij is oververtegenwoordigd, dan zien we dat de bereidheid daar ook laag is, en dat vind ik ook zorgelijk.

De heer Wilders (PVV):
Zeker, maar de achterban van de heer Van der Staaij of anderen ... Toen ik het hier in oktober over had, waren dat in ieder geval niet de mensen die de ic's vier keer meer vulden; dat waren, of u het nou leuk vindt of niet, niet-westerse allochtonen. En nogmaals, het gaat me nu ook niet om die groep daar nou mee in een kwaad daglicht te stellen. Ik praat over feiten. De feiten zijn dat 43% van niet-westerse allochtonen bereid zijn vrijwillig — en dat moet ook altijd, dat ben ik met u eens, vrijwillig blijven — daaraan mee te doen, en 80% van de autochtonen. En bent u het niet met mij eens dat die verhouding mank gaat? Dat je dus — en dat was mijn stelling naar de minister toe — in plaats van inzetten op de kinderen ... Ik geloof dat je, als je de kinderen tussen de 12 en 18 jaar zou vaccineren — los van alle ethische en andere bezwaren, die ik met u deel — de totale vaccinatie met 3% doet stijgen. Nou, volgens mij is het dat om heel veel redenen niet waard. Maar als je bij al die niet-westerse allochtonen in Nederland — en dat zijn er een hele hoop, zoals u weet — van die 40% richting 80% zou gaan, dan zou je een enorme slag slaan. Nogmaals, vrijwillig. Maar bent u het met me eens ... En nogmaals, het gaat niet over de groep. Als het zou gaan om mensen met een blauwe huid uit de planeet Pluto, had ik u hetzelfde gevraagd, maar nu zijn het niet-westerse allochtonen. Vindt u ook niet dat die 43% dan wel extreem laag is?

De heer Kuzu (DENK):
De heer Wilders en ik zijn het erover eens dat vaccinaties niet verplicht moeten worden waar het gaat om kinderen. De heer Wilders en ik zijn het met elkaar eens dat je meer informatie moet geven aan mensen om ervoor te zorgen dat de bereidheid om het vaccin te nemen, wordt verhoogd. We zijn het met elkaar eens dat je dat nooit op basis van verplichting moet doen, dus dat dat altijd moet gelden op basis van vrijwilligheid. Maar ik verzet me tegen het idee dat het puur gaat om mensen hun achtergrond. En als daarbij het argument wordt gebruikt van "ja, maar ze bezetten de ic's" zoals dat in oktober gebeurde, ook tijdens debatten in oktober door de heer Wilders hier aangehaald ... Tja, feit is dat, wanneer we gaan kijken naar de vier grote steden in ons land, een aanzienlijk deel van de bevolking een migratieachtergrond heeft; dat klopt. En dat betekent dus dat, waar het gaat om die grootstedelijke problemen, waar het gaat om kleine huisjes waar meer mensen met elkaar wonen dan in Wassenaar, we daar ook een oplossing voor moeten hebben. Dus dat we het puur en sec alleen richten op die mensen, daar verzet ik me keihard tegen.

De heer Wilders (PVV):
Ten slotte, nogmaals: je kan overal met elkaar van mening over verschillen, maar niet over feiten. En wat ik in oktober heb gedaan, en u en anderen waren daar toen heel boos op mij, is dat ik toen de heer Girbes — ik noemde hem toen in het hele debat "Gribus", maar het was Girbes; een specialist uit Amsterdam was dat, geloof ik — aanhaalde, die zei dat er bij hen op de ic's vier keer meer, of in ieder geval een grote oververtegenwoordiging was van niet-westerse allochtonen. Dat was in de vier grote steden, maar ook nog andere, middelgrote, steden. Dat was een feit, of u dat nou leuk vindt of niet. Het was een feit, omdat de mensen zich niet aan de regels hielden. We zagen bruiloften van Tilburg tot weet ik veel waar waarbij Turken en Marokkanen zich niet aan de regels hielden. Dat is geweest. Nu zitten we in een periode waarin die vaccinatie — nogmaals, die vrijwillig is — gelukkig opschiet, maar waarin er een aantal groepen achterblijven. Eén van die groepen is de groep niet-westerse allochtonen. Die blijven niet een beetje achter; die blijven fors achter. Ten slotte, en dan zal ik erover ophouden, zeg ik: voordat we nou die discussie aangaan over wat we moeten doen met kinderen — waarbij u heel veel bezwaren heeft die ik met u deel — moet het gaan over een andere groep. Nogmaals, niet omdat het niet-westerse allochtonen zijn, maar omdat het de groep niet-westerse allochtonen is die de helft zo vaak ervoor kiest om geen vaccinatie te nemen, wat hun goed recht is. Als je dan winst wil halen met die vaccinatie — en iedereen hier is het er denk ik om zijn reden wel over eens dat daar winst te halen is als die vrijwillig is — dan is daar een groep waarbij je wat kan doen. U kunt daar een rol in spelen, net als ik dat kan. Waarom doet u dat niet?

De heer Kuzu (DENK):
Dat laatste bestrijd ik, want dat doe ik wel. Ik heb zelf ook het vaccin genomen en ik hoop dat ik heb bijgedragen aan de discussie in die gemeenschappen. Het is volgens mij ook goed dat die discussie er is.

Verder verzet ik me hier toch nog wel tegen. Het klopt inderdaad dat die bereidheid in een aantal wijken laag is. Ik denk dat we dat moeten oplossen op basis van informatievoorziening. We hebben volgens mij twee weken geleden een motie aangenomen over het inzetten van mobiele busjes in die wijken. Volgens mij komt dat op gang. Ik noem het voorbeeld van de heer Girbes. Was hij nou van het BovenIJ ziekenhuis of van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis? Eén van die twee ziekenhuizen was het volgens mij. Ik zeg het uit mijn hoofd; ik kan het mis hebben. Maar bij het BovenIJ ziekenhuis in Amsterdam-Noord, waar een aanzienlijk deel van de mensen een migratieachtergrond heeft, lijkt het me nogal wiedes dat de patiënten die op de ic komen ook een migratieachtergrond hebben. Ik denk dat wanneer we gaan kijken in het ziekenhuis in Groningen, we zien dat de populatie op de ic's er heel anders uitziet.

Dat is nou precies het punt, voorzitter. Ik denk dat je mensen niet moet beoordelen op basis van achtergrond, maar dat het gaat om hoe je ervoor kan zorgen dat je de vaccinatie verder op gang krijgt. En inderdaad, ik vind niet dat je de ene discussie moet vervangen door de andere: de kinderen tegenover de volwassenen. Nee, ik vind dat je dat hand in hand met elkaar moet doen, want — en daar zijn de heer Wilders en ik het denk ik wel met elkaar over eens — er valt nog heel veel winst te boeken.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik was gebleven bij de kleurcodes. Daarover heerst nog veel onduidelijkheid. Ik geef het voorbeeld van Kos. Dat was twee weken geleden oranje, toen ging het naar geel en daarna weer naar oranje, terwijl het aantal besmettingen eigenlijk op hetzelfde niveau bleef. Of neem het voorbeeld dat ik vorig jaar ook heb gebruikt: Cyprus. Een aantal weken geleden was het hele eiland oranje. Nu is Noord-Cyprus oranje en Zuid-Cyprus weer geel. Ik vraag me af of de minister dat kan toelichten.

Het is ook compleet onduidelijk welke regels er in welke landen gelden als je uit Nederland komt. Neem bijvoorbeeld Hongarije. Hongarije wil eigenlijk helemaal geen toeristen uit Nederland, omdat Nederland volgens Hongarije oranje kleurt. Een vaccinatiebewijs met alle denkbare stempeltjes helpt daar niet bij. Heb je als Nederlander namelijk een toegangskaartje voor de achtste finale in Boedapest, dan mag je er opeens wel heen. Dan wordt er een uitzondering voor gemaakt. Ik snap het niet. Snapt de minister dat? Kan hij mij dat uitleggen?

Kunnen we straks eigenlijk met dat digitale certificaat vanaf 1 juli door heel Europa reizen? Is er al zicht op hoe het digitale certificaat gaat werken bij populaire vakantiebestemmingen zoals Marokko of Turkije?

En als laatste op dit onderwerp, kom ik op de drie manieren waarop je zo'n QR-code kan krijgen. Eén is vaccinatie. Twee is het testen. Drie is het herstelbewijs. Ik vraag me af waarom het serologisch onderzoek als herstelbewijs niet mogelijk gemaakt kan worden in die app. Graag een toelichting van de minister.

Voorzitter. Dan had ik nog een hele passage over het grootschalig inkopen van testen voor toegang, maar ik zou me tot het volgende willen beperken. Twee weken geleden hebben wij bij de behandeling van het wetsvoorstel al aangegeven dat dat geldverspilling is. Nu blijkt dat ook uit een artikel van Follow the Money. Slechts 3% wordt gebruikt. Ik zou de minister willen vragen om de overbodige of overtollige testen in te zetten op luchthavens met internationaal vliegverkeer.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuzu. Dan is het woord aan mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Voorzitter. Als ik 's ochtends van huis naar de Tweede Kamer rijd, sta ik weer regelmatig vast als ik Den Haag inrijd. Normaal word ik daar altijd een beetje chagrijnig van, maar nu voelt het toch wel als goed nieuws, want het laat in ieder geval zien dat er weer meer mensen naar hun werk gaan. Dat kan, omdat het aantal besmettingen de goede kant opgaat. Dat is fijn.

Bij het vorige coronadebat is mijn motie aangenomen met het verzoek om meer aandacht te vragen voor het belang van de tweede prik. Ik ben heel blij dat de minister in zijn brief aangeeft dat hij daar meer aandacht aan gaat geven. Ik lees echter niet terug welke concrete maatregelen de minister gaat nemen. Gaat hij partijen zoals de GGD en huisartsen oproepen om hiermee aan de slag te gaan? Gaat hij erop toezien dat dit ook werkelijk gebeurt? Welke concrete maatregelen worden er dan genomen in het belang van die tweede prik? Wordt er bijvoorbeeld in een sms'je dat je krijgt als herinnering voor de tweede afspraak toegelicht wat het belang is van die tweede prik, en dat je die ook op tijd moet halen? Wij horen nu vaak dat mensen gaan schuiven, met de vakantie in het verschiet, om die tweede prik te verzetten, maar ook dat ze hem helemaal willen laten schieten, omdat het niet uitkomt. Dat laatste moeten we heel erg zien te voorkomen. Die tweede prik is belangrijk om echt goed beschermd te zijn tegen corona.

Een ander punt waar ik in het vorige debat bij heb stilgestaan is de periode tussen de eerste en de tweede prik. De Gezondheidsraad heeft geadviseerd om die tussenperiode te verkorten, maar ik krijg signalen dat veel huisartsen de planning gewoon laten zoals die was. De minister gaf toen als reactie dat hij ervan uitging dat het wel goed zal komen, maar blijkbaar is het voor veel huisartsen toch lastig om die planning om te gooien. Dat snap ik ook, maar toch stel ik hierbij nogmaals de vraag hoe wij huisartsen daarin kunnen faciliteren. Zeker nu de deltavariant van het coronavirus om zich heen grijpt, is het belangrijk dat mensen zo snel mogelijk hun tweede prik krijgen. De collega van Volt zei het ook al: veel mensen die een eerste vaccin hebben gehad van AstraZeneca, willen liever de tweede vaccinatie van Pfizer. In veel andere landen gebeurt dat al. De minister wil graag wachten op een advies van de Gezondheidsraad, maar dat kan nog wel even duren. Is er een manier om dat proces te voorkomen? Ik denk dat het belangrijk is om alle belemmeringen zo snel mogelijk weg te nemen voor mensen die twijfelen over het halen van die tweede prik.

Mijn volgende punt is het vaccineren van kwetsbare mensen die thuis wonen. Thuisvaccinatie.nl is aangetrokken om dit te gaan doen, maar heeft aangegeven capaciteitsgebrek te hebben waardoor het lang duurt voordat thuiswonende ouderen die bijvoorbeeld niet mobiel zijn, worden gevaccineerd. De minister heeft huisartsen gevraagd om bij te springen. Waarom wordt de wijkverpleging hier niet bij betrokken? Net zoals het netwerkplatform Roamler Care of thuiszorgorganisaties? Wijkverpleegkundigen komen toch al bij mensen thuis en zijn ook bevoegd om te prikken. Het is immers van groot belang dat deze kwetsbare groep zo snel mogelijk wordt gevaccineerd.

Voorzitter. Bij GGD Haaglanden zijn afgelopen week prikbussen ingezet — daar ben ik heel blij om — om de vaccinatiegraad onder ouderen met een migratieachtergrond te vergroten. We hadden het daar net al even over. Maar in plaats van ouderen stonden er vooral jongeren in de rij. Het is goed dat deze groep ook snel wordt gevaccineerd, maar dat was niet de bedoeling van die prikbus. Worden ouderen met migratieachtergrond wel voldoende bereikt? Waarom is er maar één landelijke dag om met prikbussen in andere steden de wijken in te gaan? Mijn voorstel is dat prikbussen vaker de wijk ingaan zodat iedereen die dat wil op een zo laagdrempelig mogelijke manier gevaccineerd kan worden. We willen ten slotte een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad in ons land. Graag een reactie van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik begin, wil ik graag dit laten zien. Ik vraag aan de collega's of zij weten wat zij hier zien. Dat hoeven ze nu niet te zeggen, maar ik wil er graag aan het einde van mijn betoog heel kort op terugkomen. Dan kunnen ze alvast nadenken.

Geachte voorzitter, beste boeren en burgers van Nederland. De cijfers van ziekenhuisopnamen en besmettingen met COVID-19 zijn gunstig. Dat is mooi, want daar waren we allemaal hard aan toe. Maar de gevolgen van de maatregelen laten zich nu zien en dat is helemaal niet mooi. We zien veel mensen met psychische problemen en ouders en kinderen die zijn vastgelopen. Veel jongeren kampen met depressieve gevoelens die door de lockdown zijn versterkt. Veel van hen krijgen te horen dat ze zich niet zo moeten aanstellen, maar uit eigen ervaring weet ik dat dat geen aanstellerij is. Ik ken ouders die hun hart elke dag vasthouden voor het welzijn van hun kind. Ze zijn bang dat hun zoon of dochter zich iets aandoet. Ze liggen wakker als hun zoon of dochter al dagen niet op telefoontjes of appjes reageert. Jongeren die het zwart zien in plaats van het licht. Wat wordt er voor deze jongeren gedaan? Is er mankracht genoeg om ook deze jongeren te helpen?

Nu wordt er een nieuwe golf voorspeld in het najaar. Ik begrijp het niet zo goed. Als bijna iedereen gevaccineerd is, waarom moeten we dan weer in angst zitten over een nieuwe golf? Is er iets dat wij niet weten en de minister wel? Als er toch een gevaarlijke nieuwe golf aanstaande is, welke acties onderneemt de minister dan om ervoor te zorgen dat we nu wel voorbereid zijn op een nieuwe golf? Worden er nieuwe lockdowns voorbereid? Worden er opnieuw vaccinaties ontwikkeld? Graag duidelijkheid hierover.

Het aantal ic-bedden is door de minister voor Medische Zorg onlangs weer teruggebracht. En er is nog steeds geen extra ic-personeel. Dit lijkt mij het tegenovergestelde van goede voorbereiding op een nieuw golf. Ik maak me daar zorgen over. Bovendien hebben we nu achterstanden gecreëerd in de reguliere zorg. Operaties zijn uitgesteld, behandelingen konden niet doorgaan en diagnoses zijn later gesteld. Hier is een forse inhaalslag nodig. Is er een beeld van de gevolgen hiervan voor de werkdruk in de ziekenhuizen, zeker met het oog op die nieuwe golf?

Voorzitter. Er is ontzettend hard gewerkt en het is terecht dat er een zorgbonus gegeven kan worden. Maar deze bonus moet aangevraagd worden tussen 14 juni en 27 juli. Ik krijg signalen dat deze termijn veel te krap is. Kan de minister de aanvragers meer tijd geven?

Ik wil ook graag aandacht voor preventie: bewegen en goed eten. Het is van groot belang voor de weerstand. Het belang van een gezonde levensstijl vind ik onderbelicht in de aanpak van COVID-19. We moeten ons wapenen tegen de volgende golf en daarbij kunnen we niet volstaan met alleen een vaccinatie. BBB pleit voor een informatiecampagne om zo veel mogelijk lokale en verse producten van eigen bodem te eten. Producten van onze eigen voedselmakers, die niet alleen een lage ecologische voetafdruk hebben, maar ook hoogwaardige eiwitten en mineralen bevatten. Eet lokaal, eet vers!

Wij hebben twee petities ontvangen over de keuzemogelijkheid van de tweede vaccinatie. Sommige mensen hebben slecht gereageerd op de eerste vaccinatie en willen de tweede prik liever van een ander merk. Ook zou de combinatie van Pfizer na AstraZeneca beter beschermen. Ik wil dat deze mensen die keuzemogelijkheid hebben. Kan de minister ervoor zorgen dat die mensen die keuze krijgen?

Voorzitter. Ik vraag ook aandacht voor de mensen met long covid. Mensen kampen nu nog met langdurige klachten en zijn niet in staat om het leven te leiden dat zij voor COVID-19 leidden. Hier is nog niet veel over bekend, maar we moeten voorkomen dat deze mensen overal van het kastje naar de muur gestuurd worden. Wat gaat de minister doen met deze groep mensen? Is er of komt er een onderzoek naar long covid en de gevolgen ervan? In het verleden hebben we vaker meegemaakt dat het lang duurde voordat ziektes of aandoeningen erkend werden. Tijdig erkennen en herkennen kan in de toekomst veel ellende en veel ziektekosten schelen.

Ik wil graag heel kort terugkomen op dit papier. Als je dit laat zien aan mensen, zullen de meeste mensen zeggen: ik zie een zwarte stip. Maar eigenlijk zie je heel veel wit. Eigenlijk zie je veel meer positief dan negatief. In mijn betoog over de jongeren wil ik dat hiermee illustreren. Iedereen zegt: o ja, ik zie inderdaad het wit, ik zie het positieve. Maar de jongeren die zo depressief zijn, zullen altijd dit zwarte blijven zien. Voor die jongeren wil ik echt aandacht vragen.

De voorzitter:
Dank u wel. Heel mooi, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord aan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. Het coronaseizoen loopt ten einde en net als vorig jaar zullen we in de warme zomermaanden geen griepgolf hebben en ook geen corona. We moeten zo snel mogelijk terug naar het oude normaal. Laten we deze onzin met 1,5 meter, lockdowns, avondklokken en mondkapjes zo snel mogelijk vergeten. Ik kijk uit naar de parlementaire enquête, die zal bepalen hoe verwijtbaar het overheidsbeleid daadwerkelijk is geweest.

Dan de vaccinatie van kinderen. De collega's Bikker en Kuzu hebben er al eerder iets over gezegd. Met een IFR van 0,00003% bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar is het bijna misdadig om gezonde kinderen te vaccineren. Kinderen worden nauwelijks ziek en spelen zo goed als geen rol bij de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus naar volwassenen. Vaccineren doe je bovendien voor jezelf en niet voor anderen. Het is daarom volkomen onzinnig om een kleinkind te laten vaccineren om oma te beschermen. Als oma dat graag wil, laat oma zich maar vaccineren. Probleem opgelost.

In bepaalde, zeer specifieke gevallen kan de risicoafweging aanleiding zijn om toch te vaccineren, bijvoorbeeld als na een stamceltransplantatie het immuunsysteem niet meer werkt en het risico op overlijden aan corona vele malen groter is dan de bijwerkingen. In dat geval moet het voor een patiënt en voor de ouders mogelijk zijn om in overleg met bijvoorbeeld een oncoloog, een hematoloog en een immunoloog een risicoafweging te maken om voor een volkomen vrijwillige vaccinatie te kiezen. Maar wij zijn en blijven mordicus tegen het vaccineren van gezonde kinderen. Is de minister het met mij eens dat de risicoafweging bij het vaccineren van kinderen bijna altijd uitvalt in het nadeel van het vaccin en dat je kinderen dus niet moet vaccineren?

Ik ben ook benieuwd of de minister vindt dat hij recht heeft gedaan aan de tot driemaal aangenomen motie waarin de Kamer heeft besloten dat er geen sprake mag zijn van een directe of indirecte vaccinatieplicht. Waarom staat COVID-19 nog steeds op de A-lijst?

Tot slot, voorzitter, ben ik benieuwd naar de mening van de minister over de nieuwe onderzoeken naar antivirale medicijnen, die opnieuw — ik herhaal opnieuw — zeer positief zijn.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. Dan stel ik voor dat we de vergadering schorsen tot 18.15 uur, inclusief de dinerpauze.

De vergadering wordt van 17.24 uur tot 18.15 uur geschorst.

De voorzitter:
We beginnen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.


Termijn antwoord

Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Wij hebben een kloek aantal vragen, maar toch denk ik dat het redelijk overzichtelijk is. Ik zou mijn eigen beantwoording willen indelen in een eerste blok dat gaat over de huidige stand van zaken, de maatregelen die wij nemen, de deltavariant en de 1,5 meter — dat type vragen. Het tweede blok gaat over hoe wij ons voorbereiden richting het najaar, dus richting de hele overgangsfase. Het derde blok zou dan gaan over vaccinatie. Dan volgt er een blok over testen en daarna een blok over alles wat met reizen te maken heeft. Dat is het laatste grote blok. Daarnaast heb ik nog wat varia. Het klinkt bedreigender dan het is, want ik denk dat het allemaal overzichtelijk is.

Allereerst zeg ik: wat gaat het goed met ons. Dat is door heel veel fracties onderstreept en dat is ook echt zo. Dat komt doordat het met het virus wat minder goed gaat. Alle cijfers die moeten dalen, dalen ook daadwerkelijk en alle cijfers die moeten stijgen, stijgen. En zojuist heeft bijvoorbeeld ECDC gemeld dat Nederland op de kaart verkleurt van rood naar oranje. Dat is goed getimed natuurlijk, zeker nu. Friesland en Groningen verkleuren zelfs naar groen. Ik heb zojuist de voorzitter van de Veiligheidsregio Friesland, Sybrand van Haersma Buma, gefeliciteerd met dit persoonlijk succes — dat moet met zijn vaste hand van besturen te maken hebben. En ook Koen Schuiling feliciteer ik bij dezen van harte met dit resultaat. Dat maakt alles uit, want het maakt namelijk uit hoe men in het buitenland naar ons kijkt. Je zou kunnen zeggen dat we toch wel weten toch dat het heel wat beter gaat met de besmettingen, maar het is ook fijn als daar internationaal op die manier naar gekeken wordt. Wij komen daar zo meteen bij de rijksmaatregelen nog op terug.

Veel belangrijker nog dan dat is, denk ik, dat we zien dat het aantal ziekenhuisopnames heel erg is gedaald en dat het aantal besmettingen heel erg daalt. Onze aanname is dat wij ergens in de komende weken als land als geheel daadwerkelijk in het groen gaan. Ik denk dat ook dat heel belangrijk is.

Het tempo van vaccineren ligt lekker hoog. Wij doen ongeveer een kerk per minuut, ongeveer een stadion per uur en ongeveer 1,5 miljoen prikken per week. Ook de vaccinatiegraad stijgt fors. Het is allemaal goed te volgen op het coronadashboard. Wij hebben ook weleens met veel zorg naar dit coronadashboard hebben gekeken, maar nu kijken wij daar met heel veel meer monterheid naar. Dat is overigens geen zekerheid voor dit najaar. Ik kom daar zo meteen op terug, want er zijn echt nog wel onzekerheden en risicobepalende factoren waar wij serieus rekening mee hebben te houden. Maar voor nu geeft het in ieder geval een gerust gevoel voor de stappen die wij zouden kunnen zetten.

Een aantal fracties, onder andere de SP en de PvdA, heeft gezegd: als je kijkt naar de landen om ons heen, gaan wij dan niet te hard? Dat is ook wel een geluid dat wij terughoren in de samenleving. Daarvan zou ik, gewoon even gerationaliseerd, het volgende willen zeggen. De film gaat sowieso de goede kant op, maar als je kijkt naar de foto van aanstaande zaterdag, als wij met elkaar die stap zetten die wij ons hadden voorgenomen, dan zie je toch dat de getallen, het aantal ic-opnames, het aantal ziekenhuisopnames en de besmettingscijfers zich goed laten relateren aan de indicatoren die wij ons hadden voorgenomen voor het risiconiveau 1. Daaraan moet worden toegevoegd dat er, toen wij die routekaart maakten, natuurlijk nog geen sprake was van een serieus opgebouwde vaccinatiegraad en ook niet van een serieus opgebouwde immuniteit door het doormaken van een besmetting. Dat maakt dat ik denk dat het op dit moment echt een verantwoorde stap is. Nogmaals, over het najaar moeten wij het zo meteen hebben, maar op dit moment is het echt een verantwoorde stap.

De heer Wilders zegt: laat dan maar meteen die 1,5 meter los. Daarvan zegt het OMT dat dit onverstandig is. Dat is de andere kant. Dat is onverstandig, want als je kijkt naar de vaccinatiegraad zoals wij die nu hebben opgebouwd, dan zie je dat behoorlijk wat mensen alleen nog maar een eerste prik hebben gekregen en dat ook behoorlijk wat mensen weliswaar een afspraak hebben gemaakt, maar nog geen prik hebben gekregen. Dit betekent dat wij het wat dat betreft stap voor stap moeten doen.

Denk ik dat iedereen volmaakt die 1,5 meter gaat handhaven? Nee, dat denk ik niet. Maar juist door te blijven normeren op die 1,5 meter, geef je in ieder geval de mensen die zich zorgen maken over hun eigen besmettingsrisico, bijvoorbeeld als ze naar de supermarkt gaan, wel de mogelijkheid om die afstand daadwerkelijk te bewaren, en kunnen wij de mensen er ook op aanspreken dat zij zich daaraan moeten houden. Dus ik denk dat dit een mooi midden is. Het is een grote stap, maar ik denk dat het een mooi midden is, gegeven de risico's die er zijn en gegeven de verbeteringen die wel degelijk ook zijn opgetreden.

De heer Wilders (PVV):
Het midden is helemaal niet mooi. Ik weet niet hoe u erbij komt dat het midden mooi is. Dat geldt voor uw partij, maar in den brede geldt in de politiek dat het midden helemaal niet mooi is als het niet nodig is. En het is niet nodig. Dus luister vooral niet naar al die partijen hier die zeggen dat we nog een extra bus moeten hebben voor testen, dat we mensen uit gele gebieden moeten testen en dat we kinderen moeten laten testen. Dat moeten we allemaal niet doen.

Het gaat de goede kant op. De minister heeft daar gelijk in en hij versoepelt ook een aantal maatregelen, waarvoor hulde. Maar hij houdt ook vast aan een aantal maatregelen: mondkapjes in het voortgezet onderwijs, kinderen die hij, na het advies van de Gezondheidsraad, wil laten vaccineren en, het allerbelangrijkste, de anderhalvemeterregel die blijft bestaan. Dat is niet nodig. We hebben net de cijfers gezien van het aantal antistoffen bij mensen: 70% van alle Nederlanders, zo blijkt uit gegevens van de Bloedbank, heeft antistoffen. Boven de 70 jaar is dat zelfs 98%. Iedereen heeft antistoffen. U zei het zelf al: de ic's, de ziekenhuizen, zitten in no time op nul. Ook volgens de heer Van Dissel gaat het binnenkort naar nul. We hebben bijna geen besmettelijke mensen meer: 25.000 op 17,5 miljoen. Er zijn 14 miljoen prikken gezet en de verwachting is dat er geen verspreiding meer is van de mensen die geprikt zijn. En zo kan ik nog wel een uur doorgaan.

De kracht van iemand die macht heeft — u bent een machtig man, of we het nu met u eens zijn geweest of niet — is dat, als die kracht niet meer nodig is, je die ook moet kunnen laten varen en dat je er niet aan vasthoudt met het idee dat je dan nog wat macht hebt. U hoeft die macht niet meer te hebben nu. Als u die weer nodig heeft, kunt u die misschien weer een keer ophalen in de Tweede Kamer, maar nu moet u uw macht laten gaan. Er is geen enkele variabele die zegt dat wij mondkapjes op moeten, dat wij kinderen moeten laten testen en dat we moeten vasthouden aan die 1,5 meter. Alle seinen staan op groen. Laat die macht gaan! Geef Nederland ook die 1,5 meter alstublieft terug! Wat heb ik dat toch mooi gezegd.

Minister De Jonge:
U heeft het heel mooi gezegd. Sterker nog, ik ben het niet eens met uw hele betoog oneens. Dat is toch ook iets moois, zo op de rand van de zomer. Waar ik het zeer mee eens ben, is dat je maatregelen moet nemen die proportioneel zijn. Ik zou dat niet als macht willen zien. Maar we moeten wel degelijk onder ogen zien dat de maatregelen die we hebben genomen, geweldig beperkend zijn geweest voor mensen. Daar kun je niet lichtvaardig mee omgaan. U hebt daar altijd op gewezen, alsook de heer Van der Staaij: je moet altijd zorgen dat je proportioneel bent in de maatregelen die je treft. Dat is ook de reden waarom we op dit moment, ook internationaal gezien, een hele forse stap zetten. We zien dat de landen om ons heen iets terughoudender zijn, maar wij zetten een forse stap. En dat doen we bewust.

Want is het nou verstandig om mondkapjes — een goed voorbeeld — overal in binnenruimtes te vragen als we weten dat het aantal besmettelijken inmiddels serieus is afgenomen, als we overal die 1,5 meter prima kunnen aanhouden en we dat ook als beschermingswal zouden kunnen zien? We hebben gezegd dat je dan niet moet blijven vasthouden aan die mondkapjesplicht. Ik heb dat ook in de Kamer bij de behandeling van de mondkapjesplicht gezegd: zodra we ervanaf kunnen, moeten we er ook vanaf. Alle beperkende maatregelen waar je van af zou kunnen, daar moet je vanaf.

Dat laat onverlet dat ik echt wil vasthouden aan die 1,5 meter en wel om een paar redenen. Een. Heel veel mensen zijn al gevaccineerd: 5 miljoen mensen zijn al volledig gevaccineerd en een deel van de mensen heeft één prik gehad. Maar sommigen moeten nog hun volledige vaccinatie krijgen. Als je nu al de 1,5 meter zou loslaten, dan zou je wel degelijk — zeker ook met de deltavariant op Hollandse bodem — nog een serieus aantal besmettingen krijgen. De heer Wilders zegt dan: ja, maar daar liggen vervolgens de ziekenhuizen niet vol van. Nee, dat denk ik inderdaad niet, in ieder geval op dit moment niet. Maar het deel van de samenleving dat nog niet gevaccineerd is, heeft er toch ook recht op om te kunnen voorkomen dat ze alsnog een besmetting oplopen als ze naar de supermarkt gaan? Dat is voor mij reden genoeg om niet te schielijk te zijn met die 1,5 meter.

Als je vanuit internationaal perspectief daarnaar kijkt, dan zie je dat in de landen om ons heen die 1,5 meter überhaupt niet wordt losgelaten. Wat ik in ieder geval heb willen doen, is perspectief schetsen. Ik zou namelijk per half augustus willen kijken, bezien en wegen, of het mogelijk is om die 1,5 meter los te laten. We zullen dan kijken naar de epidemiologische situatie op dat moment en we zullen natuurlijk ook de internationale weging maken. Ik kom daar zo meteen nog op terug in relatie tot het onderwijs. Ik zou half augustus het moment daar vinden, omdat tegen die tijd iedereen die dat wil, volledig gevaccineerd kan zijn. Ik vind het niet verstandig om de 1,5 meter nu los te laten. Ik denk dat dit ook niet in lijn is met het OMT-advies. Tevens is het niet in lijn met de internationale situatie.

De heer Wilders (PVV):
Ik ben dat gewoon niet met de minister eens. Iedereen, ook de minister, heeft het over die zogenaamde deltavariant en over mensen die niet zijn ingeënt. In de cijfers die we van de minister en het RIVM hebben gekregen, is te zien dat mensen die één keer zijn ingeënt met Pfizer voor, ik geloof, 92% zijn beschermd tegen ziekenhuisopname veroorzaakt door de deltavariant. Mensen die twee keer met Pfizer zijn ingeënt, zijn voor 94% beschermd. Bij Astra ligt dat percentage wat lager, maar ook bij twee prikken met Astra ligt de bescherming ver boven de 90%. Ik zou zeggen: minister, ga snel aan de gang met het geven van de tweede Astra aan mensen. Volgens mij doet u dat voor een deel ook, maar doe dat nog sneller. In Nederland hebben we mensen vooral geprikt met Pfizer. De grote meerderheid is niet geprikt met Astra, maar met Pfizer. U noemt zelf de aantallen. Het is niet iedereen, maar het zijn wel heel veel mensen. Na één prik Pfizer kom je al niet meer in het ziekenhuis. Ik blijf er dus bij: ga nou alstublieft ...

We hebben dat eerder gezien met die avondklok. Uiteindelijk is die ook vertrokken en verdwenen, maar we hebben de avondklok langer in stand gehouden dan nodig was. Het is toch een basishouding van mensen dat je wat dichter bij elkaar komt dan 1,5 meter. Deze regel geldt al een heel lange tijd. Ik zeg u: het is volgens mij niet nodig. Dit staat nog los van het feit dat heel veel mensen zich er volgens mij niet meer aan zullen houden, zeker buiten niet. De minister zegt dit zelf ook. Het is sowieso al gek dat je onder deze omstandigheden buiten nog 1,5 meter afstand moet houden, maar het is nu helemaal van de zotte. Het is helemaal van de zotte! U suggereert zelf al dat u er niet van uitgaat dat mensen dit zullen doen. Ik hoorde dat iemand van de politievakbond op televisie of in de krant zei: "Wij gaan dat niet meer handhaven. We geven een waarschuwing als het heel erg uit de hand loopt, maar daar blijft het ook bij". Wat zijn we dan aan het doen? U zegt zelf: de mensen doen het niet; het is niet nodig. De politie gaat hoogstens nog een waarschuwing uitdelen. Waarom zouden we het dan doen?

Minister De Jonge:
Ik denk wel degelijk dat mensen zich eraan proberen te houden. Uit alle gedragsonderzoeken merken we ook dat mensen zich er wel degelijk aan proberen te houden. We zien alleen dat het in toenemende mate moeilijk is. Dat is ook logisch, maar dat wil niet zeggen dat je er zomaar vanaf kunt. Ik denk dat het helder is dat het OMT dat ook niet adviseert. Het OMT zou het niet verstandig vinden als we het nu al doen. Dat is vooral omdat we nog niet volledig zijn gevaccineerd en nog niet iedereen de kans heeft gehad om zich te laten vaccineren. Dan kijk je inderdaad met een schuin oog naar die deltavariant. Wat zie en leer je dan? Natuurlijk, één prik beschermt behoorlijk goed tegen ziekenhuisopnames. Dat is wel degelijk zo. Alleen, wie kom je dan nog wel tegen in de ziekenhuizen in Londen? Dat zijn inderdaad de mensen die één prik hebben gehad en de mensen die geen prik hebben gehad. We hebben nogal veel mensen die één prik hebben gehad en we hebben nogal veel mensen die twee prikken hebben gehad. Dat geldt voor ziekenhuisopnames.

Daarnaast heb je natuurlijk ook gewoon gezondheidsschade die kan optreden door een infectie. Als je dat kunt voorkomen door die 1,5 meter te handhaven ... Ik deel met u dat je altijd proportionele maatregelen moet nemen. We laten zo ongeveer alles los, maar ik ben er echt van overtuigd dat het verstandig is om deze maatregel nu nog vast te houden. Half augustus maken we een nieuwe weging.

De heer Wilders (PVV):
Als je kijkt naar zo'n tabel over het Verenigd Koninkrijk, dan zie je inderdaad het aantal deltabesmettingen gigantisch oplopen richting een piek. Maar de lijn van de ziekenhuisopnamen stijgt nauwelijks tot niet. Ik wil niet zeggen dat de lijn op nul ligt, maar de lijn ligt een heel klein stukje boven nul. Als je dat relativeert met het aantal inwoners van Nederland, dan is het relatief gezien minder dan wij nu in Nederland hebben, terwijl de delta door het dak gaat. Het is dus niet zo dat dit tot grote excessen leidt.

Dan nog heel even mijn laatste punt over die 1,5 meter. Tijdens de technische briefing zei de heer Van Dissel dat een belangrijk argument — het was niet het enige argument — om de 1,5 meter te handhaven is dat het heel vervelend zou zijn als de maatregel moet worden afgeschaft en dadelijk weer moet worden ingevoerd. Dat waren letterlijk de woorden van de heer Van Dissel. Nou ja, niet letterlijk. De woorden zijn geparafraseerd door mij. Dat kan toch nooit de reden zijn om zo'n beperking op te leggen, als je het hoofd infectieziekten van het RIVM hoort zeggen: "Ja, als we hem nu afschaffen, dan zijn mensen er niet meer aan gewend. Als we hem dan dadelijk weer moeten invoeren, is dat alleen maar lastig". Dat kan toch niet een reden zijn? Daar moet u dan toch ook afstand van nemen? Dan moet u toch niet zeggen dat we dat in augustus gaan doen, want waarom doen we het niet nu? Waarom doen we het überhaupt half augustus? Waarom doen we het niet eerder, half juli? Wat is het idee achter half augustus en niet eerder? Ik wil het nu en u zegt "half augustus" en waarom doen we het dan niet half juli?

Minister De Jonge:
Allereerst, waarom half augustus? Dat moment hebben we zelf geformuleerd, omdat we op dat moment een hele hoge vaccinatiegraad hopen te hebben. We hopen dan boven de 85% te zitten met de eerste prik en boven de 80% met de tweede prik. Dat is hoog, hoger dan menig land zal kunnen komen. We moeten het nog zien, maar we hopen daar te komen. We hebben daar op zich ook vertrouwen in gezien alle onderzoeken naar de vaccinatiebereidheid.

Dat is voor mij het argument. Een ander argument voor mij is met name het gezondheidsargument. Ja, we verwachten niet dat er nog heel veel ziekenhuisopnames zullen zijn in de komende periode, ook niet als die besmettingsgraad net wat minder hard daalt en ook niet als de deltavariant de overhand krijgt bij de nieuwe besmettingen. Niettemin vind ik dat de mensen die nog niet de kans hebben gehad om gevaccineerd te worden, het recht hebben om zich beschermd te weten op het moment dat zij zich in het publieke domein begeven. Dat maakt dat we nu voor die mensen even die solidariteit van elkaar mogen verlangen door gewoon 1,5 meter afstand te houden.

De heer Paternotte (D66):
De minister is de laatste weken de brenger van een blijde boodschap. Ik denk dat die versoepelingen voor heel veel mensen heel veel betekenen, bijvoorbeeld voor de mensen die aanstaande zaterdag weer bij sportwedstrijden mogen zijn. Tegelijkertijd blijf ik toch met een vraag zitten. In Engeland waren er gisteren 16.500 besmettingen en dat is gezien het verschil in schaal vergelijkbaar met 4.500 besmettingen in Nederland. Door die Indiase variant hebben ze een stijging, ook al hebben ze meer gevaccineerd dan wij. Ik zou daarom graag een antwoord krijgen op de vraag of ...

Als de minister klaar is met zijn telefoon.

De voorzitter:
De minister.

De heer Paternotte (D66):
Ik wil nog wel even mijn vraag kunnen stellen. Ik wilde alleen dat de minister de vraag kon horen.

Minister De Jonge:
Ik kan meerdere dingen tegelijk. Ik heb ook mijn vrouwelijke kanten, dus dat lukt. Maar ik moest ondertussen even een vraag uitzetten.

De heer Paternotte (D66):
Aha. Oké.

De vraag is de volgende, voorzitter. In Engeland hebben ze meer gevaccineerd dan wij en toch zien ze daar een enorm snelle stijging. Wat maakt ons nou anders dan Engeland, zodat wij dat deze zomer niet gaan meemaken? Wat maakt nou dat wij dat risico niet lopen? Ik denk dat we daar met z'n allen wel een antwoord op moeten hebben.

Minister De Jonge:
Dat is een goed punt. Allereerst denk ik dat er een verschil zit in vaccinatiestrategie. U weet dat wij hier meerdere keren hebben gedebatteerd over de vraag of je moet kiezen voor de eenprikstrategie: geef iedereen die eerste prik en de rest komt later wel. Het VK heeft dat gedaan. Alle intervallen zitten daar eigenlijk op dik twaalf weken. Nederland heeft dat niet gedaan. Nederland heeft altijd binnen de bijsluiter geprikt. We hebben dat wel gedaan bij AstraZeneca, maar niet bij de andere vaccins. We hebben de interval verlengd, maar wel net binnen de bijsluiter. Dat maakt dat wij inderdaad op een andere manier gevaccineerd hebben dan het VK. Het VK is dan wel weer iets verder dan Nederland en je moet hier dus ook niet de automatische geruststelling uit halen dat het voor ons niet zou gelden.

Verder is er een verschil in bescherming na de eerste prik tussen Pfizer en Astra. Het gros bij ons is Pfizer en ik denk dat dat ook wel een verschil is om aan te merken. Ik denk dat een heel ander belangrijk verschil de influx is. De Indiase gemeenschap is veel groter in het VK.

Maar los van de verschillen, de overeenkomst is de les. De les is dat twee prikken belangrijk is. Dat is de eerste les en die les hebben we eigenlijk altijd gehanteerd. Wij zijn nooit helemaal overgegaan op de eenprikstrategie, ook al heeft een aantal mensen daar nadrukkelijk voor gepleit. De tweede les is een zo hoog mogelijke en zo homogeen mogelijke vaccinatiegraad. Dat is misschien wel de belangrijkste les. Ik kom daar straks nog op terug in het tweede blok.

Waarom zeg ik "zo homogeen mogelijk"? Waar zie je nou dat de besmettingen uit naar voren komen en daarmee dus ook de ziekenhuisopnames? Dat zit met name in grote migrantengemeenschappen in de grote steden, onder niet-gevaccineerden dus. We waren daar al erg van overtuigd, maar dit onderstreept alleen maar het belang om de komende tijd met een spuitbus echt tot in alle hoeken en gaten van iedere grote stad te gaan. In ieder hoekje van Nederland waar de vaccinatiegraad achterblijft bij het gemiddelde, zullen we ervoor moeten zorgen dat we niet alleen gemiddeld op die 85% gaan landen, maar eigenlijk ook in iedere deelgroepering. Iedere wijk, iedere groep zal gevaccineerd moeten worden. Ik ga daar zo meteen nog op in onder de noemer van wat we allemaal doen om die tweede golf te voorkomen.

Daarmee heb ik dus ook de vragen gehad die gaan over de deltavariant. Houden wie die dan scherp in de gaten? Ja. Je moet het zo zien dat we op dit moment het aantal besmettingen zien dalen, heel fors zien dalen, maar dat de proportie binnen die besmettingen die wordt veroorzaakt door de deltavariant gewoon rap toeneemt. Mevrouw Kuiken zei terecht: we zien dat er heel grote verschillen bestaan in Nederland. In een aantal grote steden, waaronder Amsterdam — de GGD bracht gisteren dat bericht naar buiten — zien we dat het echt wel heel fors aan het toenemen is. Gelukkig is het een procentuele toename binnen een dalend aantal besmettingen. Gelukkig mogen we het nog zo zien en ik hoop ook dat dat zich voortzet.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ten eerste. Ik snap de afschaling als het gaat om het aantal besmettingen. Mijn zorgen zitten er met name in dat de deltavariant gewoon nog onzekerheden met zich meebrengt. Wat ik dan gelijktijdig niet snap, is dat ook het bron- en contactonderzoek al afgeschaald wordt. Want dat gebeurt wel. Dat horen we ook van mensen zelf. Dat snap ik dus niet. Als je nu scherp wilt blijven monitoren wat er precies gebeurt met het virus en waar het zich verder gaat ontwikkelen — dat is vooral in stedelijke gebieden, maar er zijn ook kwetsbaarheden lokaal —- waarom kies je daar dan al voor en waarom handhaaf je dat niet heel strikt?

Minister De Jonge:
We hebben in de pieken 10.000, 11.000, 12.000, 13.000 BCO's op een dag moeten uitvoeren, gewoon vanwege het enorme aantal positieve testuitslagen. Op dit moment hebben we dat niet, dus in die zin heb je niet meer het hele leger nodig dat je toen had. Maar wij weten natuurlijk dat je via testen en BCO een heel belangrijk percentage van de R kunt afsnoepen. Dat wordt ingeschat op 14% tot 15%, als je de CoronaMelder strak uitvoert en de bron- en contactonderzoeken en het testen bij klachten. Dat willen natuurlijk blijven doen, zo compleet mogelijk. De mensen die klaar staan voor het BCO zijn ruim voldoende om het bron- en contactonderzoek te kunnen doen, volledig te kunnen doen en intensief te kunnen doen. Ook voor na de zomer — ik kom daar zo meteen op terug — moet die capaciteit natuurlijk helemaal op orde blijven. Het is altijd goed om zinvol te kijken hoeveel mensen je kunt klaarzetten voor het aantal besmettingen dat we nu hebben, maar de situatie van vorig jaar — toen was er een situatie waarin een oplopend aantal besmettingen eigenlijk nauwelijks kon worden bijgebeend met de capaciteit voor het BCO — moeten we echt niet meer hebben en gaan we ook echt niet meer krijgen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Gelijktijdig zien we dat een deel van het bron- en contactonderzoek weer bij mensen zelf wordt neergelegd, terwijl ik denk dat juist nu de kans is om echt te gaan voor een indamstrategie. Maar daar wordt dan weer niet voor gekozen. Ik begrijp dat oprecht niet. Van sommige versoepelingen zou ik misschien gezegd hebben "joh, wacht nog een week of twee", maar daar is niet voor gekozen. Ik ga daar heus geen motie over indienen. Maar wat ik echt oprecht niet snap, is dat als het aantal besmettingen nu zo laag is en de deltavariant een risico geeft, misschien met name lokaal, we niet juist maximaal extra inzetten op bron- en contactonderzoek. Want nu heb je weer de kans om het in te dammen. Het rijmt niet met elkaar.

Minister De Jonge:
Los van die hele discussie over indammen — dan komen we terug in die semantiek en daar geloof ik eerlijk gezegd in een open land als Nederland niet zo heel erg in — moet je alles doen wat je kunt om te zorgen dat de besmettingsgraad omlaaggaat. Testen en bron- en contactonderzoek, een goed gesloten keten daarvan, helpt geweldig, dus is het bron- en contactonderzoek dat gedaan wordt, juist nu intensief. Het kan ook intensief en compleet zijn in vergelijking met de dagen dat we door het dak gingen qua aantal positieve testuitslagen: 12.000, 13.000. Dat is moeilijk bij te benen, dus dat waren, laten we zeggen, wat leaner en meaner vormgegeven bron- en contactonderzoeken. Met de mensen die we nu hebben, met het bron- en contactonderzoek dat moet plaatsvinden nu en dat ook in een opgeschaalde situatie moet kunnen plaatsvinden in het najaar, staan we gesteld om dat intensief vorm te geven, want ik deel die opvatting van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dan nog. Het OMT zegt nu dat we het bron- en contactonderzoek deels kunnen overlaten aan de mensen, dat ze zelf hun huisgenoten en familieleden moeten informeren. Dat is niet het intensieve bron- en contactonderzoek dat ik bedoel.

Minister De Jonge:
Dat is niet de lijn van het OMT, niet de lijn die het kabinet kiest en ook niet de lijn van de GGD. Wel is het zo dat bijvoorbeeld in een situatie waarin een flink deel van de gezinsleden is gevaccineerd, er andere regels moeten gaan gelden. Dat is natuurlijk wel zo. Maar dat is eigenlijk een andere instructie die de GGD geeft. Het is echter niet een afgeschaald bron- en contactonderzoek. Dat is het niet. Het is gewoon een intensief bron- en contactonderzoek, een volledig bron- en contactonderzoek. Dat is juist ook dit najaar van belang. Het is zeker straks van belang als we na de vakantie een influx krijgen van virusvarianten uit het buitenland, zoals we ook vorig jaar hebben gezien. Dan moet je er wel klaar voor zijn en dat aankunnen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
De vraag is dan op basis van welke waarden je uiteindelijk beslist om weer op te schalen. Ik ga ervan uit dat daar nog op teruggekomen wordt.

Minister De Jonge:
Ja, zeker.

De heer Paternotte en ook de heer Van der Staaij vroegen hoe Nederlanders op de hoogte worden gehouden nu we op de waakvlam gaan. Ik denk dat het goede nieuws is dat we dat niet gaan, want dat kunnen we ons helemaal niet veroorloven. Het kernteam blijft vergaderen, ook gewoon de zomer door, zij het dat er af en toe een enkeling in het buitenland zal zijn. Maar dat wil niet zeggen dat het daarmee onmogelijk is om gewoon door te vergaderen. Dat heb ik ook van vorig jaar geleerd. Je kunt eigenlijk gewoon doorvergaderen en dat gaan we ook doen.

Ook is er gevraagd: blijven we ons wel af en toe wenden tot de bevolking? Blijven we communiceren? Hoe gaat het? Waar staan we? Welke maatregelen treffen we, ook in relatie tot de vierde golf, die we denk ik met elkaar willen voorkomen? Ook daarvoor zal telkens iemand paraat zijn. Wekelijks zal die update worden gegeven. Dus ons kernteam blijft gewoon bij elkaar komen en we blijven ook gewoon communiceren, ook over de zomer heen. Dat geldt trouwens ook voor het OMT. Dat blijft uiteraard ook gewoon beschikbaar om ons te adviseren. En ook het RIVM, het Centrum Infectieziektenbestrijding is gewoon beschikbaar.

Mevrouw Bikker vraagt om de communicatie voort te zetten. Ook mevrouw Van den Berg vraagt om de communicatie, met name die over de gedragsregels, voort te zetten. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is, want als er heel veel regels niet meer gelden, moeten de regels die we wél hebben, ook goed worden nageleefd. Daarover blijven we dus communiceren, ook de hele zomer door. Of dat in plaats van het spotje met Wesley Sneijder kan komen, weet ik niet, want dat zou ik dan weer onaardig vinden voor Wesley Sneijder. Dus dat durf ik niet toe te zeggen, maar we blijven wel met die spotjes komen. Dat doen we zeker, en meer dan dat overigens. We zullen de communicatie gewoon intensiveren.

Waar komt het advies vandaan dat we wel weer aan het werk kunnen? Dat is niet het advies. Dat zou namelijk denk ik niet kunnen. Ook dit is gerelateerd aan die 1,5 meter. Ik denk dat het op heel veel kantoren gewoon niet past om op 1,5 meter weer gewoon aan het werk te gaan. Dat is ook niet het advies. Voor kantoren geldt: je mag mensen wel weer naar je kantoor laten komen, maar daarbij moet altijd die 1,5 meter gehandhaafd worden. Dus als het niet past, omwille van de lift of omwille van het aantal vierkante meters vloeroppervlak dat je hebt, dan kan het dus niet. Het kan dus alleen voor zover de omstandigheden het ook toelaten om die 1,5 afstand te houden. En tegen de mensen zelf zeggen we: je mag weer naar kantoor, maar ga nou niet méér dan de helft van je werktijd. Dat is een beetje een in-between-advies; dat begrijp ik. Maar goed, ook daarvoor geldt de proportionaliteit. Je kunt moeilijk verwachten dat mensen helemaal thuis blijven werken als er wel degelijk weer allerlei versoepelingen zijn. Dus we hebben gezegd: we zetten een stap. Maar we zeggen niet: kom maar weer gewoon naar je werk. Die stap zetten we zeker niet, en die is ook eigenlijk pas te zetten als je daadwerkelijk de anderhalvemetermaatregel zou kunnen opheffen.

Waarom is de 1,5 meter ook thuis of bij bezoeksituaties nog standaard? Dat is een beetje omdat het anders weer heel moeilijk te onthouden is. We hebben nou juist zo'n hele eenvoudige regel, namelijk: 1,5 meter, altijd, overal. Als je daar heel erg in gaat diversificeren, is het moeilijk om dat op een goede manier in de communicatie naar voren te brengen en het op een goede manier na te leven.

De heer Paternotte (D66):
Toch doet men dat in bijvoorbeeld Denemarken wel, maar ook in Duitsland. Daar hebben ze gewoon gezegd: gevaccineerden hoeven als ze bij elkaar op bezoek gaan, niet die 1,5 meter aan te houden. Dit is ook best wel belangrijk voor mensen die gewoon weer op zoek zijn naar die knuffel, maar die zich ook heel strikt aan de maatregelen houden. Ik bedoel: niet iedereen zal dat doen, maar best veel mensen zien dit toch echt als het richtsnoer voor hoe ze zich met elkaar gedragen. Ik zie nu dat het OMT zegt dat gevaccineerden onderling die 1,5 meter inderdaad niet hoeven aan te houden. Is het dan niet het beste om daar ook iets over te schrijven bij die richtlijnen op de website van de rijksoverheid? Want dat geeft mensen wel een richting. Zou de minister zich anders in ieder geval kunnen verstaan met zijn Europese collega's die dit wél doen, om te kijken wat hun ervaringen zijn?

Minister De Jonge:
Ik heb daar wel naar gekeken, maar ik vond dat eerlijk gezegd niet zo'n sterk nummer van Duitsland, onder andere. Ik vond het namelijk tamelijk moeilijk uit te leggen. Men deed het daar zelfs ook in het publieke domein. In het publieke domein golden voor gevaccineerden andere maatregelen. Als je dat doet, hef je de facto de 1,5 meter op, want die wordt dan gewoon niet meer gehandhaafd. Stel dat je zou zeggen: wel in de thuissituatie. Hoe zit het dan op het moment dat er een buurtbarbecue wordt gehouden? Is dat een thuissituatie? Of als er een feestje is thuis. Is dat dan een thuissituatie? Als je zegt "de gevaccineerden hoeven onderling geen 1,5 meter afstand te houden, maar de niet-gevaccineerden wel", dan ziet dat er best wel gek uit op een feestje met wisselende leeftijden. En hoe wordt op dat moment de 1,5 meter nog gehandhaafd? Kortom, als je het wilt laten verkruimelen, moet je het op die manier doen, denk ik. Dan is de 1,5 meter gewoon weg. Wij zeggen gewoon: 1,5 meter; it is. Wij hebben heel weinig maatregelen. Eigenlijk hebben wij er nog eentje over en die is dan ook superbelangrijk, namelijk de 1,5 meter. Hou je daar gewoon aan. Dat is het beste wat we kunnen doen.

Mevrouw De Vries vroeg naar de horeca. Er moet per dag een keuze worden gemaakt tussen een regime met of zonder testbewijzen. Dat heeft alles te maken met de handhaafbaarheid. Overigens, hier staat dat het uw vraag was, maar volgens mij was het de vraag van de heer Paternotte aan u, die u heel sierlijk doorpasste naar het kabinet. Nou, bij dezen uw antwoord en dat zat eigenlijk in de hoek waar u het zelf al zocht: het heeft gewoon te maken met handhaafbaarheid. Als horecagelegenheden kunnen switchen, dan wordt het wel heel lastig om daar nog op te handhaven. Ik vind het belangrijk om te handhaven. Wij hebben gezegd: na de poort van de toegangsbewijzen mag de 1,5 meter worden losgelaten. Dat zal overigens als een enorme bevrijding voelen aanstaande zaterdag op al die sportevenementen, in al die horecagelegenheden waar dat kan, in de theaters of in de bioscopen. Dat zal echt iets heel bijzonders zijn, denk ik. Het is toch, wat is het, zestien of zeventien maanden geleden dat we dat konden doen. Het is dus echt heel erg bijzonder als we dat weer mogen, die 1,5 meter loslaten. Maar dan moeten we het wel heel strikt doen. Dus echt werken met toegangsbewijzen en daarop moet heel strak worden gecontroleerd.

Over de mondkapjesplicht vraagt mevrouw Pouw-Verweij: kun je dat ook niet even voor het ov doen? Daar geldt weer een beetje dat we willen meedenken met die mensen die zich nog niet hebben kunnen laten vaccineren. Die komen in de situatie dat het moeilijk zal zijn om in ieder geval in een aantal metro's die 1,5 meter te handhaven. Zij vinden het denk ik wel prettig als ze zien dat niet alleen zijzelf maar ook anderen een mondkapje dragen. Dan voel je je toch beter beschermd en dat begrijp ik eerlijk gezegd wel. Dus eigenlijk overal geldt die 1,5 meter en daar waar hij niet geldt, is het gewoon een mondkapje, want dat is toch de beste bescherming die je op dat moment kunt bieden.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik vind het heel fijn dat de minister even wacht, zodat ik er meteen op kan reageren.

Minister De Jonge:
Ik zag u zo sierlijk aan komen rennen.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Dank u wel. Om het even voor mij duidelijk te maken: dus eigenlijk gaat het er met name om dat mensen die nog niet beschermd zijn, zich daar beter bij voelen? Ik vroeg eigenlijk om een feitelijke onderbouwing. Als die er niet is en u zegt dat het met name gaat om een gevoel van bescherming voor de meest kwetsbaren, dan is dat ook een verklaring, maar dan wil ik dat wel graag duidelijk hebben.

Minister De Jonge:
Ik moet me beter uitdrukken. Het aantal besmettelijken is heel erg gedaald. Wat was nou de ratio van het invoeren van die mondkapjesplicht? Dat was, ook om de discussie toen te beslechten ... Het was een discussie die enorm leefde. In de Kamer werd gezegd: "Laten we het nou gewoon doen. Internationaal gebeurt het en alle beetjes helpen. Als je al die beetjes bij elkaar zou willen optellen, laten we dan ook maar gewoon die mondkapjesplicht doen." Dat was gegeven het aantal besmettelijken op dat moment. Bij de behandeling van de mondkapjesplicht ging het natuurlijk over de onderbouwing, over de ratio ervan. Het ging ook over de mogelijke situatie waarin het aantal besmettelijken heel erg is gedaald. Het staat op dit moment op iets meer dan 25.000. Dat is echt heel anders dan de 150.000 tot 170.000 die we hebben gehad. Kortom, het besmettingsrisico is daadwerkelijk afgenomen. Dat betekent dat je grosso modo eigenlijk met die 1,5 meter toekunt, vinden wij. Maar er zijn situaties waarin je die 1,5 meter niet kunt handhaven. En ja, het zal zeker schelen voor het veiligheidsgevoel, maar ook feitelijk voor het besmettingsrisico. Als je als haringen in een ton in de metro zit, is het toch wel fijn dat je een mondkapje op hebt. En ik vind het ook wel fijn als die kerel die in je nek staat te aerosolen gewoon een mondkapje op heeft. Dat geeft mij een beschermder gevoel, maar ik ben daadwerkelijk ook beter beschermd op dat moment. Dus doe in het openbaar vervoer en op al die plekken waar je 1,5 meter misschien niet helemaal in acht kunt nemen, in de rij bij Schiphol bijvoorbeeld, maar gewoon dat mondkapje op. Daar is het gewoon verstandig om dat te doen.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Dank voor de reactie. Maar is dit ook gekwantificeerd? Hebben we iets van cijfers waarop we dit baseren of is het meer een onderbuikgevoel? Dat klinkt misschien onaardig, maar is het een inschatting waar we het op baseren of hebben we iets van cijfers van het aantal besmettingen dat we verwachten, een percentage dat we kunnen voorkomen et cetera? Daar zoek ik een beetje naar.

Minister De Jonge:
Je hebt heel veel internationale onderzoeken naar "the number needed to mask", en dat is afhankelijk van de besmettingsgraad op dat moment en de situatie waarin je je bevindt. We zeggen dat die 1,5 meter, gegeven de besmettingsgraad, voldoende zou moeten zijn om beschermd te zijn. Tegelijkertijd zeggen we dat er situaties zijn waarin die 1,5 meter misschien niet altijd te handhaven zal zijn; die volle metro, die volle trein. Dan is het wel gewoon verstandig. Er zijn toch nog steeds wel 25.000 besmettelijken. Die blijven heus niet allemaal thuis omdat ze klachten hebben. Dan is het wel verstandig om dat mondkapje op te doen.

Over het onderwijs was er een vraag van de heer Kwint. Ik weet dat de heer Kwint 's avonds vlak voor het slapen gaan nog even het debat terugkijkt, dus dat komt wel goed, denk ik. We kunnen niet nu al beloven dat we die 1,5 meter kunnen opheffen, voorafgaand aan het nieuwe collegejaar. Daarvoor is het gewoon te vroeg. We weten ook niet helemaal zeker hoe die deltavariant zich gaat voortzetten. We weten niet helemaal zeker of er ook sprake zou kunnen zijn van nieuwe influx van nieuwe varianten, net na de zomer, zoals de epsilonvariant of welke dan ook. Het kan allemaal. We kunnen het hele Griekse alfabet nog af. We weten het gewoon niet helemaal zeker.

In de afgelopen tijd hebben we geleerd dat als je iets probeert vast te zetten voor over een week of zes of acht, je heel vaak toch net een beetje anders uitkomt dan je had gedacht, omdat het virus ons wel vaker heeft verrast. We denken dat het best een reëel scenario zou kunnen zijn dat je tegen die tijd af zou kunnen van die 1,5 meter, door de toegenomen vaccinatiegraad — 85% op die eerste prik en ruim 80% op die tweede prik — en door de toegenomen immunisatie, ook doordat mensen hun infectie hebben doorgemaakt. Tegelijkertijd is een deel van de mensen nog niet gevaccineerd. Ik ga zo in op al die risico's voor het najaar. We durven het dus ook niet helemaal met zekerheid te zeggen.

We doen er dan het beste aan om toch tegen de scholen te zeggen: bereid je alsjeblieft voor op beide scenario's. Ik begrijp heel goed dat het belastend is, want dat is het namelijk. Je moet je voorbereiden op twee verschillende roosters en op meerdere situaties. Maar ik vind het toch ook weer zonde om dan maar te zeggen, omdat dat vervelend is: doe dan maar het onderwijs op 1,5 meter. Stel dat dat wel kan, dan zou je ook eigenlijk gelijk aan een normaal schooljaar willen beginnen in het nieuwe collegejaar.

Ik denk dat het goede nieuws is dat het een reëel perspectief is dat we zonder die 1,5 meter aan het nieuwe schooljaar kunnen beginnen, en ik geloof dat Paternotte het ook op die manier benadert. En ja, je moet ook voorbereid zijn op dat B-scenario, want dat is ook een reëel scenario, namelijk dat je toch die 1,5 meter nodig hebt. Vandaar dat we die vraag stellen aan het onderwijs, hoewel we ook zien dat het allemaal niet ideaal is.

De voorzitter:
Ik zag de heer Van der Staaij voor een interruptie. Klopt dat?

Minister De Jonge:
Dat zag ik ook, maar hij ging daarna weer gerustgesteld zitten, zag ik.

De voorzitter:
Ja, maar toch.

Minister De Jonge:
Maar toch hè? Nu heeft u hem weer aangemoedigd.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik begrijp dat ik in de gelegenheid word gesteld tot een bonusinterruptie. Ik twijfelde, want je moet altijd kijken welke onderwerpen er nog komen en die interrupties goed insteken. Dit was wel een punt waarvan wij merkten dat het in het onderwijsveld bij velen niet echt prettig is gevallen; vandaar dat het ook aan de orde werd gesteld. Het lijkt erop dat in allerlei sectoren toch weer wordt gezegd: oké, we kunnen allerlei maatregelen verlichten, maar hier blijft toch een maatregel overeind. Mijn concrete vraag is hoe de minister het OMT-advies duidt op dit punt. Ik vond dat eerlijk gezegd wat ingewikkeld en wat dubbel. Hij zei aan de ene kant dat het in het begin wel kan, maar dat het later weleens lastig kan zijn. Dat vond ik ook een wat ambivalente boodschap.

Minister De Jonge:
Ik snap wel dat u dat op die manier zegt. Ik begin nu eigenlijk al een beetje aan mijn volgende blokje. Het OMT wil gewoon eerlijk zijn over de onzekerheden over het najaar. Die zijn fors. Wat het onderwijs, denk ik, misschien een beetje heeft gestoken, is dat het er in die brief op lijkt dat dit alleen voor het onderwijs geldt. Maar we hebben ons überhaupt voor te bereiden op de situatie waarin al die onzekerheden de goede kant op zouden kunnen vallen en je echt af kunt van die 1,5 meter, en op die andere situatie, waarin dat niet zo is en je de 1,5 meter nog langer zult moeten handhaven, en niet alleen in het onderwijs, maar überhaupt. Wat dat betreft geldt voor het onderwijs niet echt een andere situatie dan voor de rest van de samenleving.

Er is gesproken over, of eigenlijk gehint op, de mogelijkheid om ook in het onderwijs te werken met toegangsbewijzen. Maar in de wet toegangsbewijzen hebben we zelf gezegd: eer we daaraan beginnen, moet we wel echt een nieuwe heuvel over. Dat willen we op het niveau van een AMvB regelen en niet zomaar eventjes via een regeling of zomaar eventjes via een KB of zo. Dat willen we echt via een AMvB regelen. Stel je nou eens voor — probeer je die situatie gewoon eens even in te beelden — dat het eigenlijk niet verantwoord is om die 1,5 meter los te laten, maar dat je wel wilt dat die 1,5 meter in onderwijssituaties kán worden losgelaten en dat je dan zou willen werken met toegangsbewijzen voor degenen die gevaccineerd zijn. Ik vind dat we dat dan wel heel goed moeten onderbouwen en heel goed moeten beargumenteren en dat we daar eerst met de Kamer het debat over moeten hebben: willen we echt die brug over? Want een toegangsbewijs vragen voor het hoger onderwijs is nog even een heel ander verhaal dan een toegangsbewijs vragen voor de bioscoop. Daar zit echt wel een groot verschil tussen. Kortom, die brug zou ik zelf niet zomaar over willen.

Voor nu is de veiligste optie: laat het onderwijs zich nou voorbereiden op beide scenario's. Dat is echt de veiligste optie. We hopen natuurlijk heel erg dat die 1,5 meter losgelaten kan worden, en niet alleen op scholen, maar überhaupt in de samenleving. Want ook daarvoor geldt: proportionaliteit moet heel zwaar wegen. Met een toegenomen vaccinatiegraad, met een toegenomen bescherming, moet proportionaliteit heel zwaar wegen richting het najaar.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Volgens mij stelden wij over dit onderwerp dezelfde vragen als de heer Kwint. Wij vroegen specifiek of het niet op z'n minst iets eerder kan. Volgens mij willen we allemaal het scenario waarin je geen 1,5 meter afstand meer hoeft te houden. Maar vanuit de onderwijswereld horen wij vooral: als het zo lang moet duren voordat bekend is welk scenario het wordt, dan is dat voor het onderwijs eigenlijk een onwerkbare situatie. De dringende oproep is dus: kunnen we niet op z'n minst proberen om dit weken eerder te doen dan we nu hebben bedacht?

Minister De Jonge:
Het moeilijke daaraan is: hoe eerder dat is, hoe minder je weet. Daarom hebben we zelf de datum van half augustus gekozen. Anders weet je nog te weinig over de influx. Dan weet je nog te weinig over de varianten die zijn meegenomen uit allerlei exotische vakantielanden. Half augustus weet je waar je aan toe bent. Ik ga zo in op de onzekerheden die daarbij een rol spelen en de afwegingen die we daarbij zelf willen maken. Ik denk dat het echt verstandig is om dat half augustus af te wegen. U vroeg zelf naar de introductieweken. Daar geldt eigenlijk hetzelfde voor. We vragen dus aan hen om zich gewoon op twee scenario's voor te bereiden, maar we hopen dat het scenario zonder de 1,5 meter de waarheid gaat worden. Maar we weten dat gewoon niet helemaal zeker op dit moment.

De voorzitter:
Dank u wel. Volgens mij gaat u straks naar blokje twee, hè? Even voor mijn administratie.

Minister De Jonge:
Zeker. Ja, hoor.

De voorzitter:
Maar eerst nog de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):
Ik las vandaag al dat de Rijksuniversiteit Groningen tegen zijn medewerkers zegt: ja, jongens, bereid maar één scenario voor; we gaan open en zo niet, dan doen we eigenlijk gewoon wat we al gedaan hebben. Dat zegt zij juist omdat het gewoon logistiek niet lukt. Want als je aan de medewerkers vraagt om echt twee scenario's compleet uit te gaan werken, inclusief de zalenreservering, dan vraag je weer zo veel van hen. Ik snap precies wat de minister zegt: hoe later je beslist, hoe meer je weet. Ik vraag me dan wel af in hoeverre bij zo'n mededeling — bezien vanuit de virologie klinkt die heel logisch — is meegewogen wat dat betekent voor de onderwijsinstellingen en wat dat betekent voor de mensen die sowieso al een heel erg ingewikkeld jaar hebben gehad.

Minister De Jonge:
Ja, zeker. Kijk, het liefst had ik gewoon gezegd: bereid je voor op een schooljaar of collegejaar zonder die 1,5 meter, want we zijn voldoende gevaccineerd. Maar we weten ook allemaal dat er nog te veel onzekerheden spelen om dat te zeggen. En hoezeer we ook weten dat het bezwaarlijk is voor docenten om zich op twee scenario's voor te bereiden, denk ik toch echt dat het verstandig is. Want stelt u zich eens voor dat wij zouden zeggen "nou, kies maar gewoon", dus: bereid je maar voor op het scenario zonder de 1,5 meter, maar het kan ook tegenvallen, dat hoort u dan van ons. En dan valt het tegen, en dan moeten ze halsoverkop nog iets anders bedenken. Waarschijnlijk leidt dat dan niet tot meer, maar juist tot minder onderwijs voor leerlingen en studenten. De andere kant is dat je zegt: ja, neem maar het zekere voor het onzekere en bereid je maar voor op onderwijs met 1,5 meter. Maar stel nou eens dat dat niet hoeft; ook dan leidt dat tot minder onderwijs. En ik denk dat iedereen in het onderwijs wel voelt dat je moet proberen de mogelijkheden te benutten die er zijn. Je hebt beperkende maatregelen, en als ze logisch zijn, moet je je er vooral aan houden. Als ze niet meer per se nodig zijn, moet je er vooral vanaf. En dat geldt zeker voor het onderwijs, denk ik, waar de beperkingen natuurlijk al behoorlijk fors zijn geweest. Dus hoezeer het ook belastend is, denk ik echt dat het verstandig is om twee scenario's voor te bereiden, die beide reëel zijn, en om half augustus duidelijkheid te geven over welk het gaat worden.

De heer Kwint (SP):
Laat ik het dan anders vragen. Stel, onderwijsinstellingen kiezen ervoor — want hogeronderwijsinstellingen zijn betrekkelijk autonoom in Nederland — om bijvoorbeeld alleen het afstandsscenario uit te werken omdat ze zeggen: het lukt ons van de zomer niet. Kunnen we dan in ieder geval afspreken dat er dan niet meteen begin september een onderwijsinspectie of een sanctie of iets dergelijks uitgaat, wanneer zij er anders gewoon niet uit komen?

Minister De Jonge:
Ik weet niet hoe de onderwijsinspectie daarmee om wil gaan, maar in alle redelijkheid lijkt mij dat eigenlijk wel logisch. P.o. en vo zijn sowieso geen enkel probleem; daar is al geen 1,5 meter. Mbo en ho, daar gaat het hier over. Ik denk dat heel veel hogescholen, heel veel universiteiten, heel veel mbo-instellingen gewoon beide scenario's zullen gaan voorbereiden. Een hogeschool die zegt "ik bereid me maar op één scenario voor, want ik denk toch dat dat het gaat worden", tja, die kan bedrogen uitkomen natuurlijk, want dat betekent dat je half augustus halsoverkop opeens de andere kant op moet. Ik zou het zonde vinden als uit voorzorg maar vast voor die 1,5 meter wordt gekozen, want dat leidt namelijk uiteindelijk tot minder onderwijs, terwijl dat misschien niet nodig zou zijn.

Die overgangsfase, ik denk dat dat belangrijk is.

De voorzitter:
Ja. Nog één vraag van de heer Wilders, PVV.

De heer Wilders (PVV):
Voorzitter. Ik denk dat het belangrijk is — en de minister weet dat wel — dat iedereen zich realiseert dat het uiteindelijk natuurlijk, behalve om de vaccinaties, gaat om het aantal besmettelijken. En dat is nu — uit mijn hoofd — 25.000 of 26.000 mensen.

Minister De Jonge:
Yes.

De heer Wilders (PVV):
Maar dat getal is al van tien, elf dagen geleden. Dus als je dat getal maal de R van 0,75 doet in de — wat is het? — vier à vijf dagen, dan zou dat nu al fors lager liggen dan die 25.000. Het zou zomaar kunnen ... En dan ga ik ervan uit dat de R 0,75 is gebleven, want als die daalt, gaat er nog meer van af, en als je nog meer vaccineert, is het nog een ander getal. Maar laten we ervan uitgaan dat het nu 15.000 of 20.000 is — we weten het allebei niet — en dat het aantal besmettelijken, als het goed is, de komende weken nog meer zal gaan dalen. Dus of het nou gaat over de collega's die het hebben over de afstand van 1,5 meter op scholen, of over in het voortgezet onderwijs een mondkapje, of überhaupt mijn verhaal van die 1,5 meter in zijn algemeenheid, de kans dat je iemand tegenkomt die je kan besmetten, is op 17,5 miljoen inwoners gigantisch klein. Gigantisch klein! En dat is het perspectief dat ik bedoel. Als je dat in ogenschouw neemt, die 26.000 van tien, elf dagen geleden — het getal is waarschijnlijk nu veel lager — de R is waarschijnlijk lager, het aantal gevaccineerden stijgt, dan is de kans dat je iemand tegenkomt die je kan besmetten, op 17,5 miljoen inwoners een op de zoveel duizend. Dus ja, is het dan allemaal nog wel proportioneel, snapt u? De kans dat het gebeurt, is veel kleiner dan mensen nu denken dat het gebeurt.

En die deltavariant ... Als u mij toestaat, mevrouw de voorzitter, de minister zegt zelf: ja, dat is allemaal wel waar, die deltavariant. Maar ondertussen daalt het allemaal. Maar we denken nu, omdat we in alle kranten lezen van de deltavariant en de collega's hier zeggen "ja, die deltavariant" ... Natuurlijk, ik wil het niet bagatelliseren, maar de cijfers gaan omlaag. Het aantal besmettelijken daalt en het aantal gevaccineerden stijgt. En de R daalt, en de kans dat je iemand tegenkomt die je kan besmetten, is op 17,5 miljoen inwoners ... Nou, ik wil niet zeggen verwaarloosbaar, maar héél erg klein. Moeten we dan nog wel doen wat we allemaal nog doen?

Minister De Jonge:
Ik kan de heer Wilders helemaal volgen. En overigens, laten we zeggen dat alle hoorcolleges van Jaap van Dissel er zo in zitten, dat u hem zou kunnen opvolgen, als ik het zo hoor. Want u heeft gewoon gelijk, namelijk: het aantal besmettelijken daalt, en het aantal besmettelijken dat nu wordt gepubliceerd of wordt vastgesteld, is inderdaad het getal van een kleine twee weken geleden; dat klopt. En inderdaad neemt het aantal besmettelijken nog steeds af. Ik ga terug naar vorige zomer. Toen hebben we een heel vergelijkbaar debat gehad, zo weet ik mij te herinneren. Ik heb toen namelijk het sommetje zitten maken van hoe groot de kans is dat je iemand tegenkomt die besmettelijk is. We hadden toen een inschatting van zo'n 3.000 besmettelijken. De kans is dan ongeveer 1 op 10.000 dat je iemand tegenkomt. Dat is best wel gering. Dat is een volle Ahoy waar één iemand in je nek kan staan hoesten. Dan moet je maar net op het verkeerde plekkie staan. Dat is dus heel laag.

Nu zijn we natuurlijk allemaal in toenemende mate gevaccineerd. We hebben in toenemende mate antistoffen opgebouwd omdat we die infectie hebben doorgemaakt. Dat is allemaal waar. Maar daar speelt nu tegelijkertijd ook dat een deel van de mensen op dit moment nog niet de kans heeft gehad om zich te beschermen: die moeten nog één keer een vaccinatie, soms zelfs nog twee keer, als ze heel jong zijn. Dan kunt u zeggen: ja, maar die lopen toch helemaal niet de kans om in het ziekenhuis te komen? Maar toch willen die ook niet ziek worden. Ik denk dat ze het recht hebben om niet ziek te willen worden en om toch, net als de rest, deel te nemen aan de samenleving. Dat is één ding.

Twee is dat het aantal besmettingen veel lager is dan het pak 'm beet drie maanden geleden was. Dat is ook zo; het is enorm veel lager. Laten we onze zegeningen tellen. Toch is het ook nog heel veel hoger dan in de zomer van vorig jaar. We hebben toen gezien hoe na de zomer die besmettingsgraad weer begon te stijgen. Je kunt dus kennelijk vanaf de situatie dat het aantal besmettingen heel erg laag is, toch ook wel verraderlijk snel weer de lucht in gaan.

Ik denk dat ik nu de overstap moet maken naar dat tweede blokje. Daarin kom ik namelijk terug op de risico's die ons wachten. Je zou kunnen zeggen dat we met elkaar, nu we zo in toenemende mate gevaccineerd zijn, een soort van overgangsfase ingaan. Van de echt epidemische fase met grote uitbraken gaan we toe naar de endemische fase. Daar wordt soms wel al te vlug over gesproken, alsof we daar al bijna zouden zijn. Daar zijn we natuurlijk nog lang niet, want oplevingen kunnen nog steeds een rol spelen in dat najaar.

Het OMT heeft een aantal risicofactoren in beeld gebracht voor dat najaar. Ik vat ze samen. De allereerste risicobepalende factor is de mate van transmissieremming. Over de mate van transmissieremming na vaccinatie weten we toch nog steeds onvoldoende. We hebben de aanname dat die behoorlijk zal zijn, maar hoe hoog die exact is, gaan we leren in het najaar. Als ooit het moment komt waarop we die 1,5 meter loslaten, zul je gaan zien wat dat doet met de toename van het aantal besmettelijken, gegeven het feit dat mensen daar zelf dan misschien niet zo heel ziek meer van worden, maar ze nog wel dat virus zouden kunnen doorgeven. Tot zover transmissieremming.

Twee: de mate waarin mutaties zich onttrekken aan de vaccins. Op dit moment hebben we de aanname dat ook tegen nieuwe mutaties die vaccins nog behoorlijk beschermen.

Drie is de afname van immuniteit. Hoe dat exact zit, weten we natuurlijk nog niet. Dat moeten we gewoon gaan leren. Maar onze aanname is, op basis van wat virologen en immunologen daar nu over weten en inschatten, dat die immuniteit behoorlijk aanblijft, zij het dat het misschien wat sneller gaat bij echt oudere mensen met een wat zwakker immuunsysteem. Maar de aanname is dat die immuniteit behoorlijk lang aanhoudt.

Het vierde is de hoogte en de homogeniteit van de vaccinatiegraad. Dat heb ik zojuist al benoemd. De hoogte is heel belangrijk, maar de homogeniteit is in toenemende mate van belang.

Het vijfde is de introductie, de insleep vanuit het buitenland na vakantie, door terugkerende reizigers. Dat zijn de vijf bepalende risicofactoren. Als je die met elkaar mixt, bij elkaar optelt, als al die risicofactoren zich in enige mate voordoen, wat zou dan de situatie kunnen zijn? In een reëel scenario gaat er wel degelijk weer iets van een opleving van het aantal besmettingen zijn richting het najaar. Ik vind dat zelf het meest reëele scenario, overigens niet op eigen gezag, maar luisterend naar wat onze adviseurs zeggen. Dat is in ieder geval wat je wel moet verwachten. Of dat een heel hoge piek zal zijn, weten we eigenlijk nog niet. Dat hangt heel sterk samen met de mate van transmissieremming door vaccinatie. Als die heel hoog zal zijn, zal dat meevallen. Als die wat lager is, dan gaan gevaccineerden, zeker als ze eenmaal die 1,5 meter gaan loslaten, dat virus onderling toch behoorlijk verder verspreiden. Dus de mate van transmissieremming zal behoorlijk bepalend zijn voor de mate waarin die besmettingen weer oplopen.

Of uit die besmettingen, uit die opleving ook ziekenhuisopnames voortkomen, heeft weer heel sterk te maken met de mate waarin we met elkaar gevaccineerd zijn.

Dan over die vaccinatiegraad, want daar is veel over gezegd. Kijk, ik denk dat Nederland best heel behoorlijk gaat uitkomen. Ik denk dat we echt wel uitkomen in de voorhoede van Europa als je nu kijkt naar de onderzoeken naar de vaccinatiebereidheid. Zo'n 87% van de 18-plussers zegt nu zich te laten vaccineren. Dat is heel hoog. Maar laten we even uitgaan van 85%, dan heb je altijd nog zo'n 15% die zich niet heeft laten vaccineren. Je moet ervan uitgaan dat het merendeel van die 15% van de 18-plussers tot de jongere helft van de 18-plussers behoort. Je moet er ook van uitgaan dat die 15% verdeeld is over alle leeftijdscategorieën en dat daar dus wel degelijk ziekenhuisopnames uit kunnen voortkomen. Dat is één.

Twee. Ook bij mensen die gevaccineerd zijn, hebben we altijd een x percentage bij wie we helemaal niet zien dat er daadwerkelijk immuniteit wordt opgebouwd of vastgehouden. Je moet er dus van uitgaan dat zo'n 5% ondanks vaccinatie niet echt beschermd is tegen ziekenhuisopname. Tellen we 15% bij 5% op, dan hebben we 20% van de volwassenen die at risk zouden kunnen zijn voor een ziekenhuisopname. Dat is veel. Als de transmissieremming tegenvalt en we dus een opleving van de besmettingen gaan zien, zal er toch bij een behoorlijk deel van de mensen het risico bestaan om in het ziekenhuis te belanden, zeker bij die mensen die überhaupt risico lopen op dat virus.

Dan kun je zeggen: dan had je je maar moeten laten vaccineren; eigen schuld. Maar zo werkt het natuurlijk toch niet helemaal, zeker niet omdat, op het moment dat mensen ziekenhuisopname nodig hebben, wij die ziekenhuisopname echt wel zullen laten gebeuren. Op het moment dat die ziekenhuisopnames weer gaan stijgen en reguliere zorg wegdrukken, krijgen we het hele circus all over again. Dat wil niemand. Iedereen wil lockdowns voorkomen, maar iedereen wil vooral voorkomen dat de zorg opnieuw zo belast wordt. Dat maakt dat u mij de komende maanden bloedjefanatiek gaat zien voor het bereiken van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad, in alle groepen. Ik wil dat we alles doen wat in ons vermogen ligt om dit scenario te voorkomen. Het is een reëel scenario dat het bij een opleving in besmettingen blijft, maar het is een heel donker scenario dat de opleving van het aantal besmettingen weer zou kunnen leiden tot ziekenhuisopnames. Wij willen alles doen om dat te voorkomen. Ik denk dat wat wij daarvoor doen bij u bekend is. U heeft de brief gezien en u heeft er zelf aan gerefereerd. Ik noem alles wat te maken heeft met monitoring, rioolwatersurveillance, de hele intensieve sequencing, de Nivel-peilstations et cetera. En alles wat te maken heeft met het op peil houden van testen en traceren; mevrouw Kuiken heeft dat zojuist benoemd. Wat vaccineren betreft ga ik zo nog in op de vraag wat we met de jongeren doen.

Wat betreft de maatregelen die we hebben te nemen, ga ik eerst in op de vragen die zijn gesteld over regionale maatregelen. Is het nou logisch dat we weer regionale maatregelen gaan treffen? Ja, is mijn antwoord, maar ik denk wel dat de les van vorig jaar is dat wij dat niet overlaten aan de regio, zo van "kijk maar wat je verstandig vindt", maar dat we landelijke maatregelen treffen die in de regio gelden. Dat is denk ik de les van vorig jaar. We hebben namelijk vorig jaar regionaal gewerkt, alleen hebben we toen in een aantal regio's landelijke maatregelen afgekondigd, die wel regionaal moesten kunnen gelden, gezien het feit dat men het best spannend vond om tot stevige maatregelen te komen op het moment dat het nodig was. Als we een opleving hebben in de biblebelt, is het een beetje onlogisch dat we de cafés in Amsterdam dichtgooien. Andersom geldt overigens hetzelfde. Dus regionaal: maatregelen. Dat moeten we kunnen doen en dat willen we ook doen.

Welke maatregelen dan? Nou, alles om een lockdown te voorkomen. We moeten vroegtijdig ingrijpen, dus we moeten leren van vorig jaar. Op een lockdown zit helemaal niemand meer te wachten. Dus we gaan regionaal zo snel mogelijk die maatregelen treffen. Welke zijn dat exact? We hebben natuurlijk de routekaart, dus daar moet u aan denken. Echter, die routekaart is gemaakt in een situatie met een hele lage vaccinatiegraad en de laatste bijstelling is pas van februari. U heeft in de brief kunnen lezen dat wij onderweg naar september een nieuwe routekaart willen voorleggen, in september.

Dan de juridische weging en de verlenging van de coronawet. Waarin vinden die maatregelen dan hun basis? Wij hebben in de brief geschetst hoe wij dat voor ons zien. Daar speelt een drietal trajecten een rol. Het allereerste gaat over de 1,5 meter. De 1,5 meter gaat niet per ministeriële regeling, maar per AMvB. Als wij dus op vrijdag 13 augustus een besluit zouden willen nemen dat een paar dagen later ingaat — ik geloof dat 16 augustus dan de eerst denkbare mogelijkheid zal zijn — moeten we die AMvB al voor de zomer hebben behandeld, want anders gaat het niet meer. Of u moet ervoor terugkomen van reces en dat wilt u waarschijnlijk niet. Dus wij moeten die AMvB tijdig behandelen. Ik geloof dat hij volgende week naar de Raad van State gaat en daarna meld ik mij met de AMvB hier in de Kamer om dat debat te kunnen voeren. Het inwerkingtredings-KB wordt dan op 13 augustus geslagen. We moeten de AMvB, de wettelijke situatie, wel behandelen. Ik denk dat het goed is om dan ook stil te staan bij de context, de weging en hoe we dat willen zien.

Het tweede wat van belang is, is het verlengingsbesluit, een verlengings-KB. Een verlengings-KB kent een voorhang. In dat verlengings-KB kunnen we artikelsgewijs delen van de huidige Twm verlengen of laten vervallen. Onze inschatting op basis van het OMT-advies is dat we het gros moeten verlengen, maar ongeactiveerd in de wet moeten laten staan. We moeten het dus niet activeren via een ministeriële regeling. Alleen over de avondklok hebben we gezegd: daar hoeven we waarschijnlijk in het najaar geen gebruik meer van te maken, dus laten we die wettelijke basis ook laten vervallen. We gaan daarin voor de maximale proportionaliteit. Je had ook kunnen zeggen: laat die voor de zekerheid gewoon in je gereedschapskist liggen. Dat gaan we niet doen, we halen 'm eruit. Mocht je 'm toch weer nodig hebben, is het moment waarop je 'm nodig hebt, ook het moment waarop het kabinet weer met de Kamer in gesprek gaat over een wettelijke basis voor een dergelijk instrument. Laten we er echt vanuit gaan dat we dat niet meer nodig hebben. Dat is de tweede.

De derde is de ministeriële regeling over welke maatregelen op enig moment gelden. We denken dat we voorlopig toekunnen met de maatregelen die per zaterdag ingaan. We verwachten dat die nog een hele tijd kunnen gelden, tot over de zomer heen. Na de zomer melden we ons weer op het moment dat wij vinden dat die paar maatregelen die we dan nog hebben, kunnen wijzigen. Die melden we dan in de gewijzigde regeling van de Twm. We gaan dus wel uit van een verlenging van de Twm, zij het met de Bikkertoets, zoals ik die eerder heb genoemd, omdat wij vinden dat er een proportionaliteitsweging moet zijn en er ook een beargumentering moet zijn voor wat je nog richting het najaar nodig hebt.

De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Puur even om het goed helder te hebben. De tijdelijke wet loopt tot 1 september, want hij is verlengd van 1 juli tot 1 september. Wanneer bespreken we nu die voorhang met de prachtige toets enzovoorts? Hoe ziet dat eruit? Ik vraag dit puur nog feitelijk.

Minister De Jonge:
Wat wij voor de vakantie in ieder geval moeten doen, is de AMvB over de 1,5 meter. Wat ik nu heb geschetst, is hoe we om willen gaan met de verlenging. Ik heb het tijdpad nu niet helemaal scherp voor ogen. Het verlengings-KB zal op enig moment moeten komen voor te hangen, maar wat er in dat verlengings-KB staat, weet u eigenlijk al. Ik heb namelijk in de brief gezet dat dat in het verlengings-KB komt te staan. Als u dat anders wilt, hoor ik het graag, maar ik heb dat zojuist niet gehoord. De regeling krijgt u op het moment dat die moet ingaan. Dat zal pas zijn na de zomer. Ik zal het tijdpad even exact opvragen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik hecht eraan, omdat ik het prettig vind als we daar een geordend debat over hebben, maar ook omdat we eerder hebben gezegd dat we dat goed wikken. De minister gaat dat onderbouwen en daar ben ik blij mee, maar ik vind het juist de rol van deze Kamer om ten aanzien van die wetgeving en de nadere regelgeving die daaruit volgt, goed te kijken of die toets in orde is. Dat vind ik ook passen bij onze taak vanuit de toetsende rol, ook naar de toekomst toe. We gaan de regeling vanaf 1 september verlengen. De minister heeft de vooraankondiging gedaan en ik snap dat ook wel, want er brandt her en der nog wel wat. Juist voor het vervolg daarop hecht ik eraan om het proces scherper te krijgen wanneer we het over regels hebben. Nu is er een beleidsbrief met meer dan 100 kantjes met allemaal belangrijke dingen, maar dat is toch net weer iets anders dan regels en wetten die we met elkaar afspreken. Ik ben een beetje aan het zoeken hoe we het debat kunnen focussen op het wettelijke kader waarbinnen wij verder opereren. De minister geeft een perfect pad aan wat mij betreft. Het is geen kritiek, maar ik ben wel aan het zoeken hoe we een helder en geordend wetgevingsproces met elkaar op gang kunnen brengen naar december toe.

Minister De Jonge:
Zeker. Ik heb heel bewust, gegeven uw eerdere inbreng in een aantal debatten die we hebben gehad, aangegeven wat wij veronderstellen dat onderdeel zal zijn van dat verlengings-KB, wat wel en wat niet. Dat heb ik bewust gedaan, omdat ik weet dat u daaraan hecht. Zo weet u ook wat eraan komt. Als u een andere bestelling had willen doen, moet ik het wel weten, want dat betekent dat we ons op iets anders hebben voor te bereiden. Ik ga ervan uit dat wat er nu staat, aansluit bij wat een meerderheid van de Kamer voelt. Dat zullen we omzetten in een verlengings-KB. Dat verlengings-KB kent gewoon de normale wettelijke procedure in de zin van een voorhang. U bent de baas.

Een AMvB kent een behandeling als ware het een wet, met een advies van de Raad van State et cetera. Dat AMvB-traject moeten we voor de zomer doen, want anders kun je na de zomer die anderhalvemeterbeslissing niet nemen. Die anderhalvemeterbeslissing zal moeten worden geëffectueerd in een KB en dat KB zullen we moeten slaan op het moment dat we het kunnen slaan. Dat zal zijn op vrijdag 30 augustus en dan zal het een paar dagen later ingaan. Ik denk dat ik het zeer met u eens ben dat we de wettelijke procedures die gelden, hebben na te leven. Ik denk dat we dat op deze manier maximaal faciliteren. Ik begrijp dat u vraagt wat het tijdpad zou kunnen zijn. Ik denk dat het verstandig is als ik daarop terugkom in de tweede termijn. Dan kan ik het heel precies schetsen op die drie sporen: de AMvB, het verlengings-KB en de ministeriële regeling.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik denk dat het waardevol is dat we, voordat we het reces ingaan, goed weten waar we ons nu over kunnen uitspreken als we dingen anders zouden willen. Ik proef inderdaad in de benadering van het kabinet dat het nu al zo veel mogelijk helderheid wil geven en dat de uitwerking dan meer de juridische detaillering is in plaats van belangrijke, onverwachte keuzes. Dat lijkt mij prettig voor ons proces.

Ik had nog een vraag over de avondklok. Ik viel even over het zinnetje op pagina 55: "We halen de avondklok uit de coronawet, maar daarbij speelt ook een rol dat in de toekomst een dergelijke maatregel ook in eerste instantie zijn weg zou moeten vinden via de bepalingen uit de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag". Toen dacht ik: nu is toch juist in de discussie over de grondslag bewust gekozen voor die coronawet? Ik moet het toch niet zo begrijpen dat we dit uit de coronawet halen en dat, als het nodig is, we die andere wet wel pakken?

Minister De Jonge:
Nee, u moet het zo begrijpen dat we hem bewust eruit halen omdat we denken dat we hem niet meer nodig hebben. Dat zeggen wij ook op gezag van het OMT. Dat is één. Twee is dat wij hier in de hele aanloop eigenlijk twee wettelijke grondslagen hebben gecreëerd. Wij hadden aanvankelijk gedacht dat die Wbbbg een prima wettelijke basis was. Dat is overigens ook in stand gebleven bij het hoger beroep; de hogerberoeprechter heeft dat bevestigd. Maar omdat de kortgedingrechter daar anders over dacht, hebben wij toen op stel en sprong eigenlijk een wettelijke basis in de Twm gecreëerd. Toen wij die eenmaal hadden gecreëerd, hebben wij gezegd: laten wij die dan voorlopig maar gebruiken en niet weer teruggaan naar het regime van de Wbbbg. Hier staat eigenlijk: mocht het op stel en sprong nodig zijn, dan zou je die nog achter de hand hebben. Maar ik vind het veel logischer dat wij hem a niet nodig hebben en b, als wij hem wel nodig hebben, dat wij dan gewoon in een spoedwetgevingsprocedure met uw Kamer terechtkomen. Dat lijkt mij logisch.

Dan ga ik, daar waar de vaccinatie- en testvragen zijn gesteld in relatie tot de vraag hoe wij ons voorbereiden op het najaar, gewoon over op het blokje vaccinatie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Misschien zit het bij het blokje varia, maar ik dacht dat de minister bij het blokje voorbereiden ook zou terugkomen op de vragen over de ventilatie.

Minister De Jonge:
Ja, dat zit bij varia. Daar kom ik nog op.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Wellicht zit deze ook bij de varia, maar de wet inzake de sluitingsbevoegdheid van bedrijven leek mij eigenlijk het beste te passen bij het voorbereiden op het najaar …

Minister De Jonge:
Ja.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
… maar misschien dat de minister die vraag ergens anders in zijn stapeltje heeft

Minister De Jonge:
Ik weet niet waar die vraag in het stapeltje zit, maar het is een zeer terechte vraag. Ik denk dat wij die keuze samen moeten maken. Wij hebben het wetsvoorstel voorbereid omdat de Kamer daar om heeft gevraagd. Daarom hebben wij dat wetsvoorstel voorbereid. Ik denk dat je daar op twee manieren naar zou kunnen kijken. De ene manier is om daarnaar te kijken is: denken wij dat wij die wet nog nodig hebben? Is dit nu het moment om nog een extra instrument aan de gereedschapskist toe te voegen, of moeten wij dat gewoon doen op het moment dat wij die nodig hebben? Dat is één manier om daarnaar te kijken.

Je kunt er ook op een andere manier naar kijken. Wij weten dat wij bij slachthuizen en op andere plekken echt weleens het verlangen hebben gehad om een pand te sluiten omdat daar een besmettingshaard of een clusterbesmetting speelde. Dus moeten wij onszelf niet gewoon deze bevoegdheid cadeau doen, omdat je dat in het najaar geweldig zou helpen om daar waar het virus opleeft, het weer de kop in te drukken? Je kunt die beide kanten op. Wij gaan gewoon de nota naar aanleiding van het verslag maken. Die gaan wij naar de Kamer sturen en uw Kamer gaat vervolgens over de keuze: willen wij die wet wel of niet behandelen? Dat is gewoon aan uw Kamer. Ik zou mij beide redeneerlijnen kunnen voorstellen. Of wij zeggen: wij behandelen het op het moment dat het nodig is. Of wij zeggen: we behandelen het sowieso, zodat wij de wet hebben op het moment dat die nodig is. Het kan eigenlijk beide kanten op, dus de keus is echt aan uw Kamer.

Dan gaan we naar het blokje vaccinatie. Allereerst het advies over de 12- tot 18-jarigen. Veel fracties hebben daar heel uitgesproken opvattingen over. Ik snap dat ook. Het is namelijk gewoon een afweging die je kunt maken. Ik begin dan even aan de kant van de heer Wilders. Die zegt eigenlijk — en de heer Kuzu was het met hem eens — het volgende: als wij nu weten dat wij een opleving in het najaar behoorlijk goed kunnen voorkomen als wij een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad hebben, moeten wij dan niet gewoon als alle 18-plussers bij elkaar zeggen: kom op jongens, wij gaan het toch niet van die jongeren laten afhangen of wij voldoende beschermd zijn? Dat vind ik eigenlijk best een mooie insteek. Dat is best een goed argument, sowieso een goed argument voor volwassenen om zich in zo hoog mogelijke mate te laten vaccineren. De vraag is of wij het met dat argument gaan redden. Vaccinatie zal immers altijd vrijwillig blijven. Dat wilt u ook, dat wil de hele Kamer en ik wil dat ook. Dus dat gaan we ook zo houden. Vaccinatie zal altijd vrijwillig blijven. Er is niets mis met onze overtuigingskracht, maar helemaal 100% gaan we toch niet halen.

Als je de 100% niet haalt, waar kan het dan behoorlijk rond gaan? Nou, onder de mensen die niet gevaccineerd zijn, onder de mensen die een slecht werkend immuunsysteem hebben en onder jongeren. Worden die jongeren daar zelf heel erg ziek van? Nee, niet heel erg ziek. Een aantal zal overigens wel degelijk longcovidklachten krijgen. Maar vooral gaat een aantal helpen bij de verspreiding van het virus. En dat is, denk ik, wat wij niet moeten willen. Het OMT heeft op grond van dat argument gezegd: stel dat je de jongeren wel doet, dan scheelt dat 15% op de R. Dat is dezelfde winst die je bereikt bij het hele testen, het traceren, het bron- en contactonderzoek, de isolatie die volgt en de coronamelder. Dat is ook 15%, opgeteld op de R. Kortom, het vaccineren van jongeren scheelt ongelofelijk veel. Epidemiologisch is het dus een goed idee. Maatschappelijk gezien is het argument ook best wel valide: waar hebben onze jongeren nu het meeste last van gehad? Misschien is dat niet van het virus zelf, maar wel degelijk van de maatregelen tegen dat virus. Een besmetting in de klas betekent quarantaine en dat betekent onderbroken onderwijs. Daar zit niemand op te wachten. Laten we dat nou alsjeblieft proberen te voorkomen richting het najaar. Dat zijn twee belangrijke argumenten ervoor.

Waarom wil ik wachten op het advies van de Gezondheidsraad? Dat is omdat ik weet dat ouders huiverig zullen zijn. Ik wil met het advies van de Gezondheidsraad in de hand dat gesprek met ouders en met de jongeren zelf kunnen voeren. Dat zal een intensief gesprek vergen en men zal echt niet onmiddellijk overtuigd zijn. Je moet het gesprek kunnen voeren over de medisch-ethische kant ervan en dus bijvoorbeeld over de bijwerkingen. Hoe groot is dat risico eigenlijk? Wat zijn de internationale lessen daarvan? En hoewel het kabinet eigenlijk zegt dat er heel veel argumenten zijn waarom dat verstandig lijkt, hebben we gezegd: laten we het besluit daarover pas nemen op het moment dat de Gezondheidsraad daarover heeft geadviseerd. Ik verwacht dat advies de komende weken. Voor die tijd hebben we toch niet voldoende vaccins om de jongeren tussen 12 en 18 jaar te vaccineren. We hebben dus gewoon de tijd. Laten we die tijd nu nemen om de discussie op een goede manier met elkaar te voeren.

De voorzitter:
Uw laatste vraag, meneer Wilders.

De heer Wilders (PVV):
Dat wordt dan wel een heel lange, voorzitter. De minister heeft ongetwijfeld ook kennisgenomen van een opiniestuk in een van de ochtendkranten van een aantal artsen. Het was in De Telegraaf waarin dat stuk van een infectioloog, een vaccinoloog, een immunoloog, een hoogleraar en noem maar op stond. Deze mensen zeggen dat je dat niet moet doen. Kinderen worden niet ernstig ziek. De kans dat ze ernstig ziek worden, is in ieder geval heel erg klein. De kans op overlijden is nagenoeg nul. Ik zei het net al: ook de kans dat ze een aandeel hebben in de verspreiding is volgens de British Medical Journal praktisch nul. Je moet kinderen vaccineren als dat voor henzelf nut heeft, en niet voor een ander. Károly Illy, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde zegt ook: niet doen! Kinderen lopen nauwelijks zelf een risico. Doe dat nou niet! Het is ook anders dan andere Rijksvaccinatieprogramma's. Als ze zelf een risico lopen, prima, maar niet als het gaat om het risico dat anderen lopen. Bij kinderen is dat natuurlijk absoluut waar.

Ik ben blij dat de minister het met mij eens is en dat hij zegt dat het heel mooi zou zijn als we ervoor kunnen zorgen dat andere mensen, volwassenen, zich vrijwillig — met een streep onder vrijwillig — zouden willen laten prikken, want dan is het niet nodig. Maar het is geen koehandel. Je kan geen koehandel drijven met kinderen. Want stel nou dat dat onverhoopt tegenvalt en dat dat niet is wat u hoopt te bereiken, dan kun je niet zeggen: het valt tegen met die volwassenen, dus kom op, kinderen, jullie hebben er zelf geen last van, misschien krijg je van die vaccinatie wel last, maar in ieder geval is het niet nodig voor je eigen gezondheid, want de kans dat je overlijdt of in een ziekenhuis komt is nagenoeg nul. Hup, voor de groepsimmuniteit gaan we het toch doen. Dat vind ik gewoon niet gepast voor kinderen. Het is geen koehandel. Of het moet zijn dat je een reden hebt waarom je het voor de kinderen doet, namelijk omdat het voor de kinderen beter is. Maar iedereen, inclusief de voorzitter van de vereniging die over kinderen gaat, zegt: niet doen. Dan moeten wij dat ook niet doen. En dan moeten we dat ook niet later doen. De minister zegt: we wachten het even af, we hebben nog de tijd. Dat begrijp ik, maar je moet het nooit doen als koehandel. Blijf van die kinderen af!

Mijn oproep aan u is: geen koehandel, doe het niet, rol dat niet uit en roep ze niet op, in geen enkel scenario. Als ouders vervolgens individueel voor kinderen iets willen en het kind wil dat ook en ze vragen de GGD of huisarts: "doe het in mijn geval", dan is vrijheid daarin prima. Maar maak er geen programma van waarin u ze oproept, want dat is echt koehandel en dat moeten we niet met onze kinderen doen.

Minister De Jonge:
Even terug naar de discussie over welke bepalende risico's er nu zijn voor dit najaar. Het gaat dan over de mate van transmissieremming, de mate waarin mutaties zich onttrekken aan vaccinatie, de mate waarin immuniteit zou kunnen afnemen, de mate waarin virussen vanuit het buitenland worden geïntroduceerd en het gaat over de hoogte en de homogeniteit van de vaccinatiegraad. Dat is bepalend voor dit najaar. Een opleving van het aantal besmettingen kan ook een opleving van het aantal ziekenhuisopnames betekenen door het enkele feit dat een deel van de mensen zich niet laat vaccineren en een ander deel van de mensen, dat wel gevaccineerd is, onvoldoende immuunrespons heeft. Als je het risico wilt verkleinen dat er weer mensen in de ziekenhuizen komen te liggen waardoor de zorg weer moet worden afgeschaald, dan scheelt het vaccineren van jongeren van 12 tot 17 jaar — noem ze nooit kinderen maar jongeren, zo heb ik van mijn eigen kinderen geleerd — zo'n 15% op de R in het najaar. Dat is de berekening zoals het RIVM modelleert. Dat is van zo'n wezenlijke betekenis dat je daarvan naar mijn mening niet kunt zeggen: dat leggen we sowieso aan de kant, omdat we vinden dat kinderen niet gevaccineerd moeten worden. Dat is de reden dat ik dit zeg. Ik snap de afweging of ze daar individueel heel veel baat bij hebben. Overigens denk ik van wel, maar daar kom ik zo op. Ik begrijp die afweging wel. De mensen die dat opiniestuk hebben geschreven, wegen dat kennelijk heel erg zwaar. Zij zeggen: de ethische weging die je moet maken, is met name de individuele nut-risicobepaling. Ik denk dat er nog een andere nut-risicobepaling is, namelijk de nut-risicobepaling voor het collectief. Het is vaker bij vaccinaties zo dat we aan iedereen vragen om zich te laten vaccineren, omdat het collectief een goed idee is. In dit geval vragen we dat ook aan de jongeren van 12 tot 17 jaar, omdat dit een heel bepalende factor zal zijn richting het najaar. Het maakt eigenlijk het verschil voor de vraag of de R boven de 1 komt of niet. Dat is een verschil waarvan het OMT zegt: daar kun je niet zomaar voorbij wandelen. Dat is één.

Twee. Als je de individuele ethische weging maakt voor jongeren, dan hoort daar volgens mij ook de mate van discontinuïteit in het onderwijs bij, die je gewoon hebt gezien in de afgelopen tijd. Een besmetting in de klas betekent dat alle kinderen naar huis moeten gaan en weer onderwijs via zo'n schermpje moeten krijgen. Hebben ze niet al genoeg achter dat scherm gezeten? Ik denk van wel.

Stel dat je met ouders dit gesprek hebt, dan zullen ouders ook zeggen: dat collectief vind ik heel belangrijk, maar het gaat hier wel over mijn kinderen. Dat is een beetje het argument dat u ook naar voren brengt. Er zullen ouders zijn die als volgt redeneren: "Dat onderwijs, prima, maar ik heb die vaccinatie liever niet. 18-plussers prima, maar die jongeren niet". Met die ouders moet ik ook het gesprek aangaan over mogelijke bijwerkingen en de daadwerkelijk berekende nut-risicoverdeling. Daarom heb ik dat advies van de Gezondheidsraad nodig. Als u het mij nu vraagt, dan zeg ik: "Omwille van het epidemiologisch argument en het maatschappelijk argument, gewoon doen. Het is gewoon heel verstandig: doen!" Maar ik weet dat hier heel veel gevoelens leven. Daarom wil ik het besluit pas nemen op het moment dat we het complete en afgewogen advies van de Gezondheidsraad krijgen, waarin alle argumenten naast elkaar goed worden gewogen. Juist omdat het een belangrijke discussie is.

De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Haga en dan van de heer Kuzu.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik weet niet of de minister mijn vraag nog gaat behandelen, maar dan misschien als schot voor de boeg. Ik vroeg of de risicoafweging bij kinderen niet altijd in het nadeel van het vaccin uitvalt. U hebt er net wat over gezegd. U noemt het een nut-risicobepaling. U heeft het over de individuele ethische afweging. U zegt: bij één besmetting moet de hele klas naar huis. Dat zijn notabene uw eigen regels. Het is dus een beetje potsierlijk om dat argument mee te nemen. Ik heb de volgende vraag over de risicoafweging bij kinderen. Kinderen worden niet ziek. De asymptomatische overdracht is nihil. Waarom zou je kinderen dan vaccineren?

Minister De Jonge:
Ik denk dat ik dat net heb onderbouwd. Er is een aantal argumenten om dat te doen. Het eerste argument is een epidemiologisch argument. Je doet het niet zozeer voor het individu, maar je doet het voor het collectief. Zo kan een zo hoog mogelijke groepsimmuniteit worden opgebouwd en een zo homogeen mogelijke vaccinatiegraad onder alle groepen worden bereikt. Hierdoor wordt de kans zo klein mogelijk gemaakt dat het virus nog rond kan gaan en dat mensen die niet gevaccineerd zijn of waarbij vaccinatie niet werkt, eraan worden blootgesteld. Het zou heus wel kunnen dat we nog een kleine opleving krijgen in het najaar, maar het betekent wel dat er geen golf van ziekenhuisopnames achteraan komt. Daar heeft de hele samenleving profijt van. Dat is het epidemiologische argument. Toch nog even.

Daarnaast heb je het maatschappelijke argument. Een besmetting in de klas betekent dat de klas naar huis moet. Daar kun je ook van zeggen: joh, we laten het gewoon lekker gebeuren. Het lijkt me heel erg onverstandig om dat lekker te laten gebeuren, want dan weet je namelijk zeker dat het uit de hand loopt.

De voorzitter:
Dat gaf u net ook aan.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
We blijven het hartgrondig oneens over voor wie je het nu doet. Ik denk dat je het voor jezelf doet. Als je kwetsbaar bent, moet je jezelf vooral vrijwillig vaccineren. Prima. Maar je doet het niet voor een ander. Kinderen hebben zelf totaal geen last van corona. Ze krijgen hooguit een snotneus. Het is dus totaal buiten de orde om kinderen te vaccineren.

Maar nu is er nog iets. De kans op myocarditis is 1 op 15.000. Je krijgt dan een risicoafweging waarbij de risico's van vaccinatie groter worden dan het nut. Ik wil u daar toch op horen reflecteren. Het is echt een rare redenatie dat je het voor anderen doet. Dat maatschappelijke element is gewoon niet waar.

Minister De Jonge:
Ik vind het heel erg dat u dat zegt. Ik denk dat voor u en voor mij geldt dat de kans vrij groot is dat wij stevig ziek worden wanneer we corona krijgen, maar dat we vervolgens toch ook wel weer vrij snel ons leven kunnen hervatten. Maar wij vaccineren onszelf ook, omdat we nou juist anderen willen beschermen. We weten dat er een behoorlijke mate van transmissieremming is na vaccinatie. Als je weet dat je de kans hebt om iets heel betekenisvols te doen, om kwetsbare mensen te beschermen, dan vind ik het een no-brainer dat je daar gewoon voor kiest. Dus juist wel, door vaccinatie bescherm je jezelf. Dus juist wel, door vaccinatie bescherm je een ander. En dat geldt natuurlijk zeker ook voor jongeren.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Volgens mij leven we echt in parallelle werelden. Je vaccineert je om jezelf te beschermen en jongeren zijn een andere categorie. Die hoeven zich helemaal niet te beschermen, want die lopen geen risico. Ze beschermen ook helemaal niemand anders. Als oma graag gevaccineerd wil worden om zichzelf te beschermen, is dat prima, maar die kinderen ... Het geeft geen pas om die te vaccineren! Er zijn andere oplossingen, namelijk gewoon als bij griep: als je een snotneus hebt door de griep, blijf je thuis. Dat is in de risicoafweging bij kinderen een fundamenteel verschil, omdat de bijwerkingen van de vaccins bij kinderen inmiddels groter zijn dan de opbrengsten van de vaccinaties.

Minister De Jonge:
Dat laatste is natuurlijk sowieso niet waar en dat eerste is ook niet waar. Oma kan namelijk precies bij die 5% van de mensen horen die eigenlijk geen immuunrespons hebben. Oma kan zich ook om een andere reden niet kunnen laten vaccineren. En los daarvan, stel dat oma zich niet wil laten vaccineren. Stel dat dat het geval is. Dan kun je zeggen "eigen schuld, dikke bult", maar als oma vervolgens toch ziek wordt en oma belandt toch op de ic en we krijgen toch weer een golf in de ziekenhuizen en er moet toch weer zorg worden afgeschaald, dan betekent dat dat de rest van de samenleving daar vervolgens weer last van ondervindt. Dus al die dingen hangen met elkaar samen. Net doen alsof dat niet bestaat, is ... En wat echt kwalijk is, is doen alsof jongeren grotere schade van een vaccinatie zouden ondervinden dan dat ze er baat bij zouden hebben. Dat is natuurlijk echt fout en ook ondermijnend voor de vaccinatiebereidheid en daarmee ook gewoon voor de volksgezondheid.

De voorzitter:
De heer Van Haga, tot slot.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Inderdaad tot slot. Het is interessant want het wordt nu nader gespecificeerd tot een hele kleine groep, bijvoorbeeld ouderen met een immuundeficiëntie of ouderen die zich niet willen laten vaccineren. Dan moeten we dus in uw optiek voor een hele kleine minuscule groep al die kinderen van 10 tot 19 jaar gaan vaccineren. Ik vind het echt ronduit misdadig.

De voorzitter:
U bent het niet met elkaar eens.

Minister De Jonge:
Toch nog even. Dat laatste laat ik voor u. Maar wat het belangrijkste is, is dat het niet gaat om een kleine groep. We moeten er echt van uitgaan dat zo'n 15% zich niet zal laten vaccineren en dat de vaccinatie bij 5% van de gevaccineerden onvoldoende beschermend is als gevolg van immuundeficiëntie. Als we op enig moment die 1,5 meter weer loslaten en we verspreiden in behoorlijke mate dat virus, dan zullen zij worden blootgesteld aan dat virus. Dat maakt het mogelijk dat er toch weer nieuwe ziekenhuisopnames zullen zijn. We weten niet exact hoe het zal gaan, want dat zal heel sterk te maken hebben met het transmissierisico. Maar het risico is er wel. Daar kunnen we niet aan voorbijgaan en het vaccineren van jongeren verkleint het risico dat we weer boven die R-1 uit komen. Dus zullen we dat heel serieus moeten overwegen.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil de minister vragen om nog iets compacter te antwoorden, want we zijn na bijna anderhalf uur bij blokje drie.

De heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Dat gaat de minister vast en zeker doen, nadat hij uitgebreid heeft gereageerd op mijn vraag. Ik vraag me namelijk af waarom we dat advies van de Gezondheidsraad nog nodig hebben. Als ik de minister zo beluister, is hij er redelijk van overtuigd. Verder weten we ook dat er sprake is van een aantal onzekerheden over het najaar. Maar de minister en ik zijn het er volgens mij wel met elkaar over eens dat we ervoor moeten zorgen dat we de vaccinatiegraad ophogen, het liefst tot 80% à 85%. Als we die 80% of die 85% halen, wordt het aantal ziekenhuisopnames heel laag en zal het aantal besmettingen ook wel meevallen. Is hij het daarmee eens? Zo ja, is dan het argument om het onderwijs aan een hele klas na één geconstateerde besmetting te onderbreken, ook niet langer geldig? Valt daarmee niet het tweede argument van de minister weg?

Minister De Jonge:
Nee, was het maar zo. Nogmaals, we hebben gewoon te maken met een aantal onzekerheden waarvan we niet exact weten hoe die uitpakken. Ik noemde ze net. Ik ga ze niet nog een keer noemen. Dat maakt dat je je op die onzekerheden wel te preparen hebt. Wat we in ieder geval heel zeker weten, is dat een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad en een zo homogeen mogelijke vaccinatiegraad sowieso werken. Daarom was zeer geporteerd van uw foto. Ik weet — ik woon vlak bij die Afrikaanderwijk — dat mensen daarnaar kijken en denken: die Kuzu doet het ook, dus dan kan ik het ook wel doen. Dat gold trouwens ook voor de foto van de heer Wilders. Ik waardeer dat zeer. Ik weet ook hoe fel de reacties kunnen zijn, ook uit uw achterban. Juist dat u dat wél doet, helpt gewoon in de overtuiging van de mensen die dat moeten doen. Want waar zien we dat die vaccinatiegraad het laagst is? Eigenlijk op al de plekken waar mensen zelf onvoldoende de gelegenheid hebben om zich tot informatie te kunnen wenden. Dat geldt voor migrantengemeenschappen, laagopgeleiden, laaggeletterden et cetera. Kortom, met de prikbus de wijk in.

Een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad helpt sowieso. We weten dat het nooit 100% gaat zijn en ook geen 99% of 95%. Er zullen namelijk altijd mensen zijn die zich niet laten vaccineren en altijd mensen zijn bij wie vaccinatie niet werkt. Daarom moet je gewoon toch zorgen voor een verdere verbreding van de opgebouwde immuniteit, namelijk onder jongeren: 12- tot 17-jarigen. Ik denk dat dat gewoon belangrijk is.

De heer Kuzu (DENK):
Ik ben op die dag — het was op een maandag — op de fiets gestapt en naar Katendrecht gefietst en heb inderdaad op een paar honderd meter bij het huis van de minister vandaan de vaccinatie genomen. Een plezierige ervaring, zeg ik er ook bij. Het punt is het volgende, waar het gaat over onzekerheid in de richting van het najaar. We weten dat er sprake is van heftige reacties wanneer het gaat om het vaccineren van kinderen. We hebben een adviesvraag uitgezet bij de Gezondheidsraad, maar we zijn nu eigenlijk al aan het voorsorteren op een programma waarbij we kinderen of jongeren van 12 tot 18 jaar gaan vaccineren. Ik kan me heel goed voorstellen dat dat bij mensen die naar dit debat kijken en naar deze minister luisteren, die zijn overtuiging horen over dat dit echt noodzakelijk is, alleen maar achterdocht wekt, zeker bij mensen die toch al fervent tegenstander zijn van het vaccinatieprogramma dat nu al loopt en dat in de toekomst opgezet gaat worden voor kinderen.

Minister De Jonge:
Ik denk het niet. U heeft ook het OMT-advies gezien. Ik denk ook dat het aan het kabinet is om zichzelf te positioneren, ook ten opzichte van het OMT-advies waarin de noodzaak wordt onderbouwd vanuit epidemiologisch opzicht. Daarnaast tellen er maatschappelijke argumenten en medisch-ethische argumenten. Er tellen onderbouwingen en wederleggingen van alles wat daar gezegd zou kunnen worden over mogelijke bijwerkingen. Op dat laatste ga ik nu niet in. Daar weten we van alles van uit Amerikaanse studies. Ik ga daar nu niet op in, omdat ik het echt aan de Gezondheidsraad vind om die onderzoeksuitkomsten te wegen.

Ik denk dat juist belangrijk is om en te zeggen waar we staan als kabinet en tegelijkertijd het definitieve besluit hierover af te laten hangen van het advies van de Gezondheidsraad, omdat dat advies van de Gezondheidsraad ook gewoon nodig is om het goede gesprek met ouders aan te gaan. Stel dat die mij nu de vraag zouden stellen: hoe groot is dan eigenlijk de kans op de myocarditis? Dan moet ik daar wetenschappelijk gefundeerd antwoord op kunnen geven. Daar hebben we echt gewoon de Gezondheidsraad voor nodig. Die zal dat getalsmatig onderbouwen en die zal daar ook bij zeggen dat je ook myocarditis kan krijgen als je niet gevaccineerd bent en die corona-infectie doormaakt. Myocarditis is altijd reversibel, dus reparabel. Dat zal allemaal in dat advies van de Gezondheidsraad staan, ook hoe je dat moet wegen. Ik vind het belangrijk om dat hele complete beeld, al die argumenten, voor het voetlicht te kunnen brengen, onderbouwd door een serie aan witte jassen. Dat is gewoon nodig.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister De Jonge:
Dit was het vaccineren van jongeren. Dan gaan we door met de vragen die gaan over het combineren van vaccins. Ik heb al veel eerder de Gezondheidsraad om advies gevraagd.

De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw De Vries. Ging het over het laatste onderwerp? Ja. Dan mevrouw De Vries, excuus.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Op zich best opmerkelijk dat een aantal partijen die de afgelopen maanden voor zo veel vrijheid en keuze hebben gepleit, dit nu niet zouden willen. Mij is nog niet duidelijk wanneer advies van de Gezondheidsraad komt. De minister zegt over enkele weken. Mijn vraag in mijn bijdrage was vooral: hoe snel kan dan daarna het programma of het aanbod aan de ouders en de jongeren gedaan worden dat ze vrijwillig een prik kunnen halen?

Minister De Jonge:
Excuus, dat is een belangrijk punt. Want soms wordt weleens verondersteld dat we alvast hadden kunnen beginnen als we dat advies al hadden gehad. Dat is niet zo, want we zijn natuurlijk eerst gewoon bezig met het vaccineren van de 18-plussers. Die gaan we eerst doen. In de tweede helft van augustus zijn we daarmee klaar. Jongeren met een medische indicatie kunnen we tussendoor vaccineren. Dat loopt gewoon mee en het uitnodigen van die groep loopt al. Als de 18-plussers zijn geweest, gaan de jongeren zonder medische indicatie er gelijk achteraan. Dat is dus ergens in de tweede helft van augustus.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik wil heel even terugkomen op wat u net zei over myocarditis.

Minister De Jonge:
Ja. Is er een dokter in de zaal?

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Dat onderwerp is niet door mij aangesneden, maar door collega Van Haga. Maar het klonk even alsof u suggereerde dat dit bij kinderen of jongeren die een covidinfectie hebben doorgemaakt, veel zou voorkomen als bijwerking.

Minister De Jonge:
Allebei niet veel, maar misschien is het goed om het advies van de Gezondheidsraad hierover even af te wachten. Ik weet dat er hierover een heel ferme discussie is geweest in Israël. Daar werd op een zeker moment gezegd: moet je dit wel willen, want jongeren kunnen zo'n hartspierontsteking oplopen door vaccinatie. Nou, daar wordt van alles over gezegd en geschreven. De aantallen zijn in ieder geval heel erg laag. En er hoort ook altijd naast te staan dat je zo'n zelfde hartspierontsteking kunt oplopen door een infectie. Dat kan ook, en daar zit ook weer een bepaalde incidentie aan vast. Ik noem het als voorbeeld waarom ik niet zelf, nu, op dit moment, het besluit moet nemen en daar ouders van moet gaan overtuigen. Ik noem het als reden waarom we eerst het advies van de Gezondheidsraad nodig hebben. We hebben gewoon het advies van witte jassen nodig, op dit punt bijvoorbeeld. Dat hebben we nodig om vervolgens goed gefundeerd dat gesprek aan te kunnen gaan. Daarvoor is dit juist een voorbeeld.

Dan een andere kwestie, namelijk de mix-and-match; na Astra misschien ook Pfizer? Het eerste wat van belang is, is de vraag: kan die tweede prik Astra gewoon gegeven worden nadat je de eerste prik Astra hebt gehad? Dat heb ik expliciet een aantal keren gevraagd aan de Gezondheidsraad. Zitten daar nog risico's aan vast? De incidentie van een ernstige bijwerking bij de tweede prik van Astra, nadat je een eerste hebt gehad, is echt astronomisch laag. Die is echt astronomisch laag. Ik geloof dat er echt een handjevol gevallen op miljoenen vaccinaties is geweest. Het is heel lang zelfs zo geweest dat diezelfde bijwerking er bij die tweede prik überhaupt nog nooit was geweest, op alle miljoenen vaccinaties. En nu zijn het geloof ik drie of vijf gevallen op echt tientallen miljoenen vaccinaties. Kortom: dat risico is heel erg laag. Dus ja, mensen kunnen met een gerust hart ook dat tweede vaccin van Astra gewoon nemen.

Maar ik weet ook dat mensen de krant hebben gelezen. Mensen zeggen: dat "een op de zoveel miljoen" kan allemaal wel wezen, maar ik wil het gewoon niet meer en ik wil gewoon toch Pfizer voor de tweede prik. Mag dat dan niet? Nou, ik zeg niet dat het niet mag. Want mevrouw Van den Berg heeft helemaal gelijk: mensen die eigenlijk voorgesorteerd stonden voor Astra, stellen we in de gelegenheid om een ander vaccin te nemen als ze Astra niet willen. We zijn toch een beetje voorbij de fase van "prikken wat de pot schaft". We zitten nu eigenlijk meer in de fase van: neem de prik die op je pad komt. Maar mensen zouden eventueel willen mixen en matchen. Nou, we hebben dat uitgeprobeerd op de Bondskanselier van Duitsland. Bij haar blijkt het goed te werken. Er zijn landen die dat doen. Het gebeurt overigens vooral in Duitsland, hoor. Er is nog een aantal andere landen waar men daar heel terughoudend mee is. Ik sprak vorige week de baas van EMA, Emer Cooke. Zij zegt dat EMA aan het einde van de maand met een advies hierover komt. En ik weet vrij zeker dat het advies van de Gezondheidsraad op basis daarvan, daar snel op zal volgen. De internationale geluiden daarover zijn nu dat dat mixen wellicht best zou kunnen. Als die mogelijk wordt geboden in het advies van de Gezondheidsraad, dan gaan we daar natuurlijk heel welwillend naar kijken. Dus zo zitten we erin, maar het besluit daarover wil ik pas nemen als we het advies van de Gezondheidsraad daarover hebben. Daar wil ik dus niet op vooruitlopen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb niet eens zozeer de indruk dat mensen nu die tweede prik van Astra niet willen omdat ze bang zijn voor de bijwerkingen. Want als het bij de eerste prik goed is gegaan, is volgens mij dat vertrouwen wel hersteld. Maar in de technische briefing die we hebben gehad, hebben we natuurlijk ook heel duidelijk gehoord dat je met twee doses van het Pfizervaccin 94% bescherming hebt, en 88% bescherming tegen de deltavariant. Dat percentage is bij Astra gewoon lager. De motivatie van mensen is dus volgens mij: ik heb met Pfizer gewoon een grotere kans om niet ziek te worden. Nu zegt de minister: eind juni komt de EMA met een advies en daarna gaan we nog naar de Gezondheidsraad. Ja, tegen die tijd heeft iedereen al wel de tweede prik van Astra gehad. Als echter de minister daar vandaag iets positiefs over zou zeggen, dan zouden we het gelijk anders kunnen regelen.

Minister De Jonge:
Ik weet niet of dat zou helpen. Als ik vandaag zou zeggen "natuurlijk, dat gaan we doen", dan zijn er misschien wel heel veel mensen die zeggen: die tweede Astraprik neem ik niet, dan neem ik wel een Pfizerprik. Daardoor moeten anderen weer langer wachten, dus dat vertraagt ook weer de hele operatie. Daarnaast, u komt al meteen met de aanname dat mix-and-match, die combinatie, tot een hogere bescherming zou leiden, maar dat weten we niet. Daar gaat nou juist het advies van EMA over en daarna ook het advies van de Gezondheidsraad. Ik denk dus dat het echt verstandig is om daar nu niet zelf een conclusie over te trekken, maar netjes het advies van EMA en dat van de Gezondheidsraad af te wachten. Dat hoeft helemaal niet lang te duren. Ik begreep van EMA dat ze eind deze maand met een advies willen komen en het is nu al, wat is het, 24 juni.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Als dat komt, en daarna het advies van de Gezondheidsraad, dan betekent dat de facto dat iedereen ongeveer zijn tweede Astraprik gehad heeft.

Minister De Jonge:
Ik hoop het, ik hoop het.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Half juli heeft bijna iedereen zijn tweede Astraprik gehad, denk ik. De minister zal niet lang daarvoor zijn besluit kunnen nemen. Van de minister begrijp ik dat als er nog een keer een boosterprik moet komen in het najaar, dat dan de variant erop zal zijn.

Minister De Jonge:
Nee, dat is een hele andere discussie, die we ook bij de Gezondheidsraad hebben neergelegd. We weten het gewoon nog niet. Dat heeft weer alles te maken met een van die andere onzekere factoren, namelijk: wat is eigenlijk de snelheid van afname van immuniteit? Naar het zich laat aanzien blijft die immuniteit behoorlijk. Maar goed, dat weten we natuurlijk pas in het najaar, want niemand heeft al maanden een vaccinatieprogramma achter de rug. Israël is denk ik het verst, dus daar zullen we het eerst leren hoe snel de afname van de immuniteit zal zijn onder bepaalde doelgroepen. Zij hebben vooral met Pfizer geprikt. Van Engeland gaan we denk ik leren hoe het werkt met Astra. Dan zullen we ook weten wat we in het najaar zullen moeten doen met die boosterprik.

Dat was de mix-and-matchvraag. Hoeveel vaccins hebben we nu beschikbaar voor donatie? Met die landen waar we een bijzondere relatie hebben, willen we graag tot een bilaterale donatie komen. Dat hebben we gedaan met Suriname. Met Kaapverdië ben ik bezig. Ik ben bezig met Indonesië. Dat zijn toch landen waar we een bijzondere bilaterale relatie hebben. Ik vind het belangrijk om daar ook ons werk in te doen. Niet de vaccindiplomatie die je China ziet bedrijven, maar wel gewoon landen helpen die op je mogen rekenen. Dat is het eigenlijk meer. Daarna wil ik zo snel mogelijk alle surpus via COVAX ter beschikking stellen. De verdeelsystematiek van COVAX is immers toch geobjectiveerder, zou je kunnen zeggen. We hebben ook verzoeken van derde landen gekregen waar inderdaad wel een grote noodzaak bestaat tot vaccinatie, maar ik vind dat dat toch via COVAX moet lopen. Waar we niet een bijzondere bilaterale relatie hebben, willen we het via COVAX doen. Dat hangt heel erg af van de leveringen. Ik weet bijvoorbeeld dat er binnenkort een vrij grote levering van Astra aankomt waar we vrij weinig van nodig hebben. Daar kunnen we dus vrij veel van weggeven. Ik ga gewoon de snelste route kiezen om die vaccins weg te zetten. Voor Janssen weten we nog niet zo goed hoe dat er straks uit gaat zien. Van Pfizer weten we dat we het voorlopig nog even nodig hebben, net als Moderna. We weten dat in juli de leveringen Pfizer en Moderna lager zullen zijn, fors lager, dan we nu krijgen. Dat geldt althans voor Pfizer. Moderna gaat ietsje omhoog, maar niet genoeg om dat te compenseren. Waar we nu nog lekker tegen de 1,5 miljoen aanzitten, denk ik dat we vanaf juli onder de 1 miljoen gaan zakken. We hebben dus voorlopig zelf nog even Pfizer- en Modernaspullen nodig. Die geven we dus nog even niet weg. Als er nieuwe vaccins aankomen die we niet meer nodig hebben, zullen we die allemaal via COVAX ter beschikking stellen. Ik denk dat het verstandig is om in een volgende brief de getallen daarbij te vermelden. Die zijn natuurlijk weer afhankelijk van de planning van de leveringen.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik heb hier even een klein overzichtje bij me. Ten eerste de financiële kosten. Het IMF schat dat het vaccineren van de wereldbevolking voor medio 2022, indien wij daar met zijn allen als westerse wereld voor gaan staan, 40 miljard euro zal kosten. Dat is in schril contrast met het verlies op de internationale GDP van 9 biljoen euro. Ik heb even gerekend: die investering zou ons allen tezamen 0,44% kosten als we de wereld helpen vaccineren, in plaats van dat we weer mondiaal op slot gaan. Dat is één.

Ten tweede zit de wereldwijde productiecapaciteit volgens de WHO op slechts 40%, terwijl er absoluut meer productiecapaciteit is en er ook meer grondstoffen zijn. Volgens de WHO zijn er bijvoorbeeld 19 bedrijven die mRNA-vaccins kunnen produceren. Aan de productiekant zit volgens deze internationale instituten blijkbaar behoorlijk wat ruimte.

En dan zijn er nog de financiële gevolgen en dan heb ik het nog niet eens over de immateriële, menselijke gevolgen, dat we allemaal helemaal gek worden van deze corona, even plat gezegd. We willen ook gewoon dat de economie weer herleeft et cetera. Dus de argumenten stapelen zich op.

Ik zeg het vaker en ik zal het nog een keer zeggen: ik ben er niet gerust op dat China via schimmige constructies de wereld aan het vaccineren is, goodwill aan het creëren is en daardoor zichzelf steeds meer geopolitieke hegemonie aan het aanmeten is. Ik vraag de minister vriendelijk om deze cijfers mee te nemen in de afwegingen.

Minister De Jonge:
Ik ben het er behoorlijk mee eens, niet met alle kwalificaties natuurlijk, omdat ik me veel diplomatieker zou uitdrukken. Maar ik denk dat het helemaal waar is. Iedere investering die wij doen in vaccinatie van de rest van de wereld, is heel erg goed besteed geld. Je kunt je geld nauwelijks beter besteden dan via vaccinatie in de rest van de wereld. Dat is dus ook wat we doen. Wij doneren de vaccins die wij in surplus hebben, en dan gaat het dit jaar echt om tientallen miljoenen, soms bilateraal en vaker via COVAX. Daar gaan wij natuurlijk mee door, omdat we dat belangrijk vinden. Daarnaast zetten we ons in voor het vergroten van de productie. Ik heb morgen een WHO-bijeenkomst over het helpen bevorderen van de productie, om belemmeringen te onderkennen en aan te pakken. Ik deel volmaakt wat u zegt.

Dan over China. We zien dat China inderdaad aan vaccindiplomatie doet. Je ziet ook dat de effectiviteit van Sinovac toch een beetje tegenvalt. Dankzij de geringe effectiviteit zijn de mogelijkheden gelukkig een beetje afgeremd, maar we moeten daar niet naïef in zijn, daar heeft u gelijk in. Dat moet je ook wel zien. Wij doen zelf niet aan een Chinese type van vaccindiplomatie. Wat wij wel doen, is gewoon landen helpen die op ons rekenen. Daar willen wij ons heel erg voor inzetten, ook met heel veel financiële middelen.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
Laatste vraag hierover. Begrijp ik het goed dat de minister zegt dat er op EU-niveau, bij de WTO en de WHO wordt gesproken over het vergroten van de productiecapaciteit, zodat dat ook echt van de grond gaat komen?

Minister De Jonge:
Absoluut. Daarover gaat mijn WHO-overleg morgen.

Dan over die andere kant van de zaak, om de octrooien vrij te geven; doe dat nou toch. We hebben daarover al best vaak een discussie gehad. Ik sluit ook niet uit dat het ervan zou kunnen komen. Het is niet dat we het niet willen of zo, maar je moet wel de langetermijneffecten goed op het oog hebben. En daarnaast wil ik eigenlijk het liefst de productie opschalen. Wat zijn de belemmeringen daarvoor? Ik hoor altijd die cijfers van de WHO. Die 40% kan ik niet goed plaatsen, zeker niet als je kijkt naar de potentiële Europese productiecapaciteit, maar goed, wereldwijd zijn er inderdaad een aantal landen die de productiecapaciteit nog verder zouden willen vergroten. Morgen is dus het eerst World Local Production Forum van de WHO. Dat sluit ik af. Ik zal ook aankondigen dat Nederland het gastland wordt van het volgende World Local Production Forum. Het idee daarvan is dat overheden, internationale organisaties en private partijen samen kijken wat nodig is om die productiecapaciteit verder op te schalen. Dat is echt de snelste weg naar de uitgang bij deze crisis.

Zijn er genoeg vaccins voor Suriname, vraagt mevrouw Van den Berg. Ja. Eind deze week zullen er meer dan 250.000 doses aan Suriname zijn geleverd. Volgende week ontvangen we een grote levering van AstraZeneca, waarvan we wederom 250.000 doses reserveren voor Suriname, en die we eveneens snel kunnen leveren. Aansluitend bekijken we hoeveel vaccins er nog extra nodig zijn voor Suriname. Mocht dat gewenst zijn, dan leveren we nog meer. Dat is mijn afspraak met Amar Ramadhin, mijn collega uit Suriname. Dat waren de internationale vaccinvragen.

En dan het gele boekje. Ik vind dat we het eigenlijk vaker over het gele boekje zouden moeten hebben. Vanmorgen kreeg ik de vraag: nou is het digitale coronacertificaat er, maar nu hebben mensen al in de rij gestaan voor dat gele boekje. Dan zeg ik: ja, dat moest van mevrouw Kuiken, dat moest niet van mij, natuurlijk.

Dat gele boekje! Ja, kijk, de eventuele bijschrijving in dat gele boekje voldoet natuurlijk niet aan de afspraken die we in Europa hebben gemaakt. Dat maakt dat mensen er niet iets aan kunnen ontlenen bij het reizen. Op GGD-locaties wordt de bijschrijving van de vaccinatie in het gele boekje als een extra service verleend. GGD'en hebben dat met elkaar afgesproken: dat gaan we doen. Ziekenhuizen mogen dat natuurlijk ook met elkaar afspreken, maar ik ga het ze niet verplichten of zo. Dat kan ik ook niet, maar dat ga ik ook niet doen. Ziekenhuizen mogen dat doen. En als uw vraag is "zou je dat aan ziekenhuizen willen vragen?", dan is mijn antwoord: ja, dat wil ik best aan ziekenhuizen vragen. Maar, een, ik ga niet de indruk wekken dat mensen daar ook echt wat aan hebben en, twee, ik ga het ziekenhuizen ook niet verplichten.

Ik denk dat ik door de vaccinatievragen heen ben. Nou, niet helemaal.

Mevrouw Den Haan vraagt mij wat ik ga doen om die tweede prik te promoten. Nou, die tweede prik is sowieso superbelangrijk. Overal waar ik dat kan, vertel ik dat. Overal waar mensen graag de vergelijking met het Verenigd Koninkrijk maken, zal ik zeggen dat die tweede prik daar een belangrijk ding is en dat wij dat dus absoluut moeten doen. Dat brengen we dus in zo veel mogelijk communicatie-uitingen onder de aandacht. In de praktijk werkt het zo: als je je aanmeldt, krijg je gelijk de tweede afspraak. Voor de tweede afspraak krijg je altijd herinnerings-sms'jes. Ik zal nog naar de tekst van die sms kijken. Volgens mij is die vrij zakelijk, maar de noodzaak wordt daarin wel helder, denk ik. Ik zal ernaar kijken of dat nog verstevigd zou kunnen worden. Overigens denk ik dat ook het vaccinatiebewijs een behoorlijk goede aanmoediging is tot die tweede prik, want als je niet volledig bent gevaccineerd, krijg je geen vaccinatiebewijs, krijg je geen digitaal coronacertificaat.

Dan: huisartsen gooien hun planning niet om. Nou, veel van hen wel natuurlijk. Maar sommigen zeggen: sorry, ik krijg het niet geschaft om daar mijn hele planning voor aan te passen. Maar ik denk dat huisartsen ook wel met een schuin oog naar Engeland kijken en zien dat je mensen wel iets kwetsbaarder maakt voor besmetting als je voor een al te lange interval kiest. Eerlijk gezegd, denk ik dat huisartsen doen wat ze kunnen om die interval wel degelijk te verkorten. Het staat hun in ieder geval goed op het netvlies dat dit noodzakelijk en gewenst is, niet alleen met het oog op vakantie, maar ook gewoon vanuit het oogpunt van bescherming, dus uit gezondheidsoverwegingen.

Kunnen we ervoor zorgen dat de niet-mobiele thuiswonenden zo snel mogelijk worden geprikt? Ik meen dat de heer Kuzu daar ook een vraag over had. Jazeker. Vaccinatie van de niet-mobiele thuiswonenden is een complexe operatie die door mobiele teams en door huisartsen moet worden uitgevoerd. Huisartsen vaccineren in ieder geval de niet-mobiele mensen ouder dan 60 jaar met het AstraZenecavaccin. Daarnaast is er een groep niet-mobiele mensen onder de 60, die dus geen AstraZeneca krijgen, maar een mRNA-vaccin. Die mRNA-vaccins zijn voor huisartsen natuurlijk nieuw. Om die groep niet-mobiele thuiswonenden te prikken heb ik dus afspraken gemaakt met thuisvaccinatie.nl. Maar door de omvang van die club is dat wat te gering om daar echt tempo mee te maken. Daardoor moeten sommige mensen te lang wachten, vind ik. Nou had ik eigenlijk gewild dat huisartsen dat alsnog zouden doen. Sommige huisartsen willen dat ook wel, maar de LHV heeft aangegeven daartoe niet bereid te zijn. Dat maakt dat ik met een andere uitvoerende partij daarover afspraken moet maken. Ik kijk daarbij bijvoorbeeld naar de wijkverpleegkundigen. Dat was ook uw suggestie. Met die suggestie zijn we dus al bezig.

Dan de GGD-prikbussen in de wijk. In plaats van ouderen met een migratiegrond komen daar soms jongeren op af. Ik denk dat u de GGD heel de zomer in de wijk en op alle mogelijke plekken zult zien, want het is echt nodig om al die mensen die kennelijk een drempel ervaren bij het naar de locatie komen, te prikken. Of dat nou jongeren zijn of ouderen, om een vakantiereden of om welke andere reden: het maakt mij niet uit op welke plek, het maakt me niet uit met welke reden. Als ze geprikt kunnen worden, moeten ze gewoon geprikt worden. Daar zal de GGD nog vele malen de wijk voor in trekken. Mijn beeld is dat iedereen dus uiteindelijk aan de beurt komt.

Dan ga ik naar een paar testvragen, en dan naar alle reisissues.

De voorzitter:
Misschien, voordat u verdergaat ... Er is een interruptie van mevrouw Van den Berg. En ik wilde aan de minister vragen: ik wil graag half negen overgaan naar de bijdrage van de andere minister, dus ik vraag aan deze minister om daar, inclusief de interrupties, rekening mee te houden, zodat we half negen over kunnen gaan naar de andere minister.

Minister De Jonge:
Absoluut, absoluut.

De voorzitter:
En het geldt ook voor de interrupties, dat die dus ook korter en bondiger moeten zijn, zo vraag ik aan de leden.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja, maar er is gewoon een vraag van mij nog niet beantwoord door de minister.

De voorzitter:
Ik geef u alle gelegenheid.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb een voorbeeld gegeven van iemand die met een schedelbasisfactuur in het ziekenhuis ligt, in coma, en die wordt ontslagen zonder prik. Dus terwijl die zeer ernstig ziek is geweest en nog steeds zeer kwetsbaar, komt die thuis zonder prik. Daar had ik ook nog een vraag over gesteld, voorzitter.

Minister De Jonge:
Tja, een heel specifiek voorbeeld. Ik weet ook niet hoe dat in dit precieze geval zou zitten. Maar ik zou denken dat er zo veel mogelijkheden zijn om dat te organiseren, via de huisarts of via de medisch specialist, want ieder ziekenhuis heeft wel een voorraadje liggen op dit moment. Ofwel dat de transferverpleegkundige, die de transfer naar huis regelt, een afspraak maakt bij de GGD. Ja, er zijn zo ongelooflijk veel mogelijkheden, dat ik zou denken dat dit goed oplosbaar is.

De heer Paternotte (D66):
Ik heb ook geen interruptie. Ik had nog een vraag gesteld over vaccineren op Schiphol. Ik weet niet of dat straks bij het reizen aan de orde komt? Dan wacht ik wel.

Minister De Jonge:
Ja, bij het reizen. Spoiler: dat is misschien niet zo'n heel goed idee. Maar daar kom ik zo op terug.

Dan de testlocaties. Die zijn niet voor iedereen even gemakkelijk toegankelijk, zegt mevrouw Van den Berg; is het mogelijk om mobiele testbussen in te zetten? Ja, dat is zeker mogelijk, en dat doen we dus ook. Ik hecht er wel aan om te zeggen dat die Stichting Open Nederland inmiddels een dekkingsgraad heeft van 86% op 20 minuten reistijd, en 98% op 30 minuten reistijd, en dat is voorwaar toch best een hele behoorlijke prestatie. Mevrouw Van der Plas heeft mij ooit eens gewezen op Zeeuws-Vlaanderen. Nou, op Zeeuws-Vlaanderen is er dus een locatie. En nu ziet u op het kaartje dat Schouwen-Duiveland nog niet is voorzien. Nou, daar moet dan die mobiele unit natuurlijk naartoe. Eén eiland, een Waddeneiland, is wel gelukt; een aantal andere Waddeneilanden niet. Kan daar dan helemaal geen evenement plaatsvinden? Nee natuurlijk, want ook daar kun je mobiel testen. Kortom, ze zullen het natuurlijk nog aanvullen, maar ik zeg daar ook een ding bij. Kijk, wat we hebben, is een behoorlijk opgebouwde GGD-capaciteit. Wat we ook hebben, is een behoorlijk opgebouwde testen-voor-toegangcapaciteit. Wat we ook hebben, is een behoorlijk opgebouwde testen-voor-reizencapaciteit. En niet wetend hoeveel van al die testcapaciteit er daadwerkelijk nodig gaat zijn, denk ik dat we ook omwille van het voorkomen dat er te veel geld wordt uitgegeven voor dingen die je niet nodig hebt ... Kijk, ik ben ervoor, hè; een brandweerfunctie heb je gewoon nodig. Maar we moeten daar ook toch wel vanuit publieke overwegingen een beetje verstandig mee omgaan, dus we zullen wel die ramingen, die we telkens maken, ook wel echt opnieuw maken; zeker na vandaag, want we kunnen met een vaccinatiebewijs eigenlijk dezelfde dingen doen als met een negatieve testverklaring. Dus ik denk dat voor testen voor toegang, naarmate mensen in toenemende mate gevaccineerd zullen worden, de testcapaciteit die nodig is, ook wel echt zal afnemen. Dat verwacht ik.

Dan de testen voor het onderwijs. Het hoger onderwijs: studenten kunnen geen nieuwe zelftesten bestellen. Dat herken ik niet zo, eerlijk gezegd, want wat ik van OCW begrijp, is dat de afspraak die is gemaakt met de landelijke portal tot 31 juli staat. En wat ik natuurlijk daarnaast aan het doen ben ... Kijk, in het testen van iedereen die na de vakantie de samenleving weer instapt, zie ik eigenlijk een belangrijke mogelijkheid om die vierde golf op zijn minst vroeg in de smiezen te krijgen, en het liefst ook gelijk af te stoppen. Dus wat ik eigenlijk wil, is dat iedereen zich na de vakantie zo veel mogelijk laat testen. Dat betekent ook dat ik in de eerste twee weken van het nieuwe collegejaar of schooljaar dat preventief testen eigenlijk gewoon wil voortzetten. En dat maakt dat er dan wellicht nog andere afspraken moeten worden gemaakt over hoe studenten aan die testen komen, dus ik ga ook kijken of die afspraak die nu is gemaakt, die tot 31 juli, eigenlijk wel afdoende is om te zorgen dat iedereen zich laat testen voordat hij aan het nieuwe collegejaar begint. Ik denk echt dat dat nodig is.

De heer Kwint (SP):
Ja, dat is goed om te weten, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was juist het omgekeerde, namelijk: op middelbare scholen, dus niet het hoger onderwijs, zie je dat scholen de tests niet meer bijbestellen, omdat ze gewoon merken dat hun scholieren er eigenlijk helemaal geen gebruik van maken. En dan zie je dus dat de voorwaarde waaronder de scholen opengingen, namelijk twee keer per week iedereen testen, naar mijn inschatting eigenlijk helemaal niet goed loopt. En ik was ook benieuwd of daar bijvoorbeeld percentages van bekend waren.

Minister De Jonge:
Dat was uw andere vraag, dacht ik. Die percentages ken ik zelf niet.

De heer Kwint (SP):
Ik leefde in de veronderstelling dat mijn vraag niet beantwoord werd, maar dat klopt dan ook wel, omdat u de vraag van mevrouw Westerveld aan het beantwoorden bent. Prima.

Minister De Jonge:
Ja, maar het zou best kunnen dat ik die vraag aan u heb toegedicht, daar waar het eigenlijk mevrouw Westerveld betreft. Nou ja, een veronderstelde linkse samenwerking was dat. U vroeg naar die testen die in de bosjes liggen na schooltijd. Dat is natuurlijk echt zonde van de spullen, maar ook zonde van de afspraak, want die afspraak is met een goede reden gemaakt. De besmettingsgraad onder jongeren in de vo-leeftijd is gewoon behoorlijk. Niet alle leraren zijn inmiddels al volledig gevaccineerd, dus ik ga ervan uit dat scholen er ook echt een eigen belang bij hebben om daar streng op te zijn in de richting van hun leerlingen. Ik ga er ook van uit dat ouders hun jongeren, hun kinderen ook aanmoedigen en zeggen: doe dat nou gewoon, hoe erg is twee keer een testje per week nou?

Honderd procent naleving gaan we niet bereiken. Dat gaat niet gebeuren. Maar ik vind dat het gewoon nodig is dat jongeren zich laten testen voor ze weer in de klas gaan zitten, zeker ook na de vakantie, als ze op de campingdisco flink zijn losgegaan. Dus daarop gaan we volop inzetten. Dat doen we op een aantal manieren. Eén: via het onderwijs zelf. De eerste twee weken van het nieuwe schooljaar geldt gewoon het preventieve testregime, maar dan echt, gelet op wat de heer Kwint zegt over wat er op sommige scholen gebeurt.

Twee: ik wil ook onderzoeken op welke manier ik die testen huis-aan-huis kan bezorgen, om ervoor te zorgen dat überhaupt iedereen die na de vakantie de samenleving instapt, zich laat testen.

Dat brengt mij gelijk bij het reisblokje. Dat gaat over reizen, DCC, quarantaine en wat dies meer zij.

De voorzitter:
Mevrouw Westerveld nog even.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De vraag over de website was mijn vraag. Het beleid is dat je wil dat mensen zichzelf testen. Dat willen we in het hoger onderwijs al best een tijd. Tegelijkertijd, en dat is natuurlijk heel bijzonder, wordt de website waarop dit geregeld wordt uit de lucht gehaald voordat het nieuwe collegejaar begint. Dat kan ik dus niet met elkaar rijmen. Daarom het verzoek aan de minister om bijvoorbeeld de garantie af te geven dat die website tot ten minste het einde van het jaar nog in de lucht blijft.

Minister De Jonge:
Dat laatste weet ik niet, want dat kost natuurlijk ook allemaal een hele hoop geld. Wat we wel moeten doen, is precies wat mevrouw Westerveld zegt, namelijk kijken of het nog wat langer moet duren. We willen dat alle jongeren voordat ze aan hun nieuwe collegejaar beginnen, zich nog gewoon preventief testen. Hoe komen ze dan aan hun spulletjes? Als je op 31 juli de boel afsluit, dan zou het best eens zo kunnen zijn dat dat niet helemaal praktisch is. Dus daar moeten we gewoon even naar kijken. Daar is OCW mee bezig. Ik dacht even dat uw vraag was: hoe kan het dat die website al uit de lucht is of dat mensen al geen nieuwe testen meer kunnen bestellen? Maar die website loopt sowieso tot 31 juli door. OCW moet even kijken wat het meest praktisch is voor het nieuwe collegejaar en of het daarom bijvoorbeeld een maandje of misschien wel twee maandjes extra moet doorlopen. OCW kijkt daarnaar.

De voorzitter:
U heeft in totaal vier vragen, mevrouw Westerveld.

Minister De Jonge:
Dan kom ik op de reizigers. Ik ga weer even terug naar wat nou die risico's zijn voor na de zomer. Dat is dus onder andere de insleep van nieuwe varianten uit het buitenland en überhaupt de insleep van een virus vanaf Chersonissos. Dat is wat ons dwars zou kunnen zitten. Dat betekent dat wij heel graag terugkomende vakantiegangers willen gaan testen. Hoe doe je dat dan? Je kunt ze allemaal bij de GGD langssturen, maar dan moet je wel rekenen op 8 miljoen, 9 miljoen testen in de maanden augustus en september. Dat is natuurlijk wel echt een absurde inspanning. En het hoeft ook niet, want mensen hebben ook gewoon een eigen verantwoordelijkheid.

Maar we willen mensen wel helpen om die eigen verantwoordelijkheid te nemen. Dat betekent dat we een paar dingen doen. Sowieso spreken we voor jongeren af: laat je nou testen. Waar je ook vandaan komt: laat je nou testen. Waar je ook op vakantie bent geweest: laat je gewoon testen. We weten dat dat ook vorig jaar de groep was waarmee toen de tweede golf begon. We moeten voorkomen dat dit ook de groep wordt waarmee de vierde golf begint. Dus laat je testen. De GGD voegt hen dus toe als asymptomatische groep: als groep die geen klachten hoeft te hebben en gewoon welkom is voor een test.

De suggestie van de heer Paternotte, waar volgens mij ook mevrouw De Vries zich bij aansloot, was: kan dat dan ook op Schiphol? Het antwoord is ja, dat kan ook op Schiphol. Daar hebben we namelijk een heel grote testfaciliteit op P4, een van de parkeerterreinen. Als dat voor sommigen te ver lopen zou zijn — wat natuurlijk helemaal niet kan voor jonge mensen — dan willen we ook nog wel kijken hoe dat allemaal wat makkelijker kan. Dat is praktischer dan bij iedere slurf op Schiphol een teststraatje bouwen. Dat is namelijk een beetje arbeidsintensief. Het is een extra faciliteit. We willen dat mensen zich allemaal laten testen als ze terugkomen. Voor jongeren faciliteren we ook dat zij bij de GGD terechtkunnen. Ik wil sowieso ook dat we alle mensen die terugkomen van vakantie de gelegenheid bieden om zich via een zelftest te laten testen. bij een positieve testuitslag moet er dan natuurlijk wel een confirmatietest volgen bij de GGD. Die confirmatietest doen we via PCR, zodat we ook sequencend goed in de gaten kunnen houden welke varianten er allemaal in de koffer hebben gezeten en zich op dit moment op Hollandse bodem aan het bewegen zijn.

Dat over Schiphol. Nou had de heer Paternotte het idee om het prikken dan ook maar op Schiphol te doen, vlak voordat je op het vliegtuig stapt. Dat heeft het nadeel nu dat ik vaccins moet weghalen bij de prikken die gewoon gepland staan, om dat dan te faciliteren. Daarbij weet je niet wie er gebruik van gaat maken. Dat vind ik niet handig. Ten tweede heeft dit als nadeel dat mensen er sowieso niet zo gek veel aan hebben, want als je gevaccineerd op vakantie wilt, moet je dat effe van tevoren regelen, want bijna alle landen zeggen: je bent pas volledig gevaccineerd nadat je die tweede prik veertien dagen geleden hebt gehad. In Nederland gaan we daar buitengewoon ontspannen mee om. Wij geven mensen meteen dat DCC op het moment dat ze de tweede prik hebben gehad en dit in het register is terug te vinden. Maar menig buitenland zegt: nee, veertien dagen. Je laten prikken op Schiphol suggereert dat je daarmee een ander land binnen kunt, maar dat is niet zo.

De heer Paternotte (D66):
De minister vertelt enthousiast over de prikbussen die we deze zomer overal in Nederland gaan zien. Het kabinet zegt zelf dat deze zomer 5,5 miljoen mensen op reis gaan. Van het CBS weten we dat de helft daarvan met het vliegtuig gaat. Dus 2,5 miljoen mensen komen deze zomer door Schiphol heen. Velen daarvan zullen nog niet gevaccineerd zijn. Als er één plek is waar je heel veel mensen kunt vinden die nog niet geprikt zijn, maar die je wel kunt laten prikken om met zo veel mogelijk mensen gevaccineerd de zomer door te komen, is het Schiphol wel. Dat is toch een ongelofelijke gemiste kans? Ik zou zeggen: minister, rijd die prikbus naar Schiphol. Zet hem op de piekdagen bij Schiphol Plaza neer. Dan kun je heel veel mensen vangen.

Minister De Jonge:
Mwah. Misschien wil de GGD Kennemerland daarvoor kiezen, maar ik denk echt dat er slimmere manieren zijn om mensen gevaccineerd te krijgen en mensen op te zoeken die nog niet gevaccineerd zijn. Ik denk juist dat het gros van de mensen die via Schiphol het land verlaten, juist wel gevaccineerd zijn, of anders hun DCC op een andere manier hebben geactiveerd dan via vaccinatie, namelijk via negatieve testen. Want je wekt toch een beetje de suggestie dat, als je vlak voordat je aan boord gaat die prik neemt, je dat land binnenkomt waar je graag naartoe wilt. En dat is nou juist niet zo. Dat lijkt me dus niet superbriljant aan het plan. Maar misschien kiest Kennemerland daarvoor en zegt de GGD in Kennemerland: dat gaan we doen. Ik ga hen niet tegenhouden, ik vind het prima. Als zij denken dat zij daar een hoop mensen kunnen vinden, vind ik het prima. Alleen maakt dat niet dat het de vakantieoplossing is.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Even terugkomend op het vorige punt van de minister. Het CDA had gevraagd om iedereen die met het vliegtuig terugkomt uit een geel land, verplicht te testen als men geen DCC heeft. Ik begrijp dat de minister zegt: ik wil het niet verplichten, maar iedereen die binnenkomt op Schiphol of een ander vliegveld, krijgt van ons een gratis zelftest en alle jongeren zijn sowieso altijd welkom bij de GGD.

Minister De Jonge:
Even toch preciezer. Ik vind dat iedereen die na de vakantie weer aan de samenleving gaat deelnemen, zichzelf even moet testen. En waarom? Omdat we daarmee voorkomen dat we na de vakantie, als we allemaal weer actiever gaan worden en elkaar weer tegen gaan komen, het virus dat op dat moment in het land aanwezig is, een kickstart geven richting het najaar. Dat moeten we niet doen. Dus allemaal testen, sowieso. Ik vind dat mensen daar echt een eigen verantwoordelijkheid hebben, maar om dat te faciliteren, wil ik overal die zelftesten ter beschikking stellen, liefst deur-aan-deur, liefst bij iedereen die zelftesten aan huis.

Het tweede is: een extra risicogroep zijn de jongeren. Ik wil met het onderwijs afspreken dat we de eerste twee weken van het schooljaar preventief gaan testen. Dat is twee en dat is eigenlijk het preventief testen zoals we dat nu ook doen: twee keer per week een zelftest et cetera. Daarnaast zijn jongeren überhaupt best een risicogroep en daarom zegt de GGD nu al: jullie zijn als asymptomatische groep welkom, ook bij ons in de teststraat, dus kom je nu gewoon even laten testen. De suggestie van de heer Paternotte was om dat ook op Schiphol te doen. Ik heb toen gezegd: wij hebben daar een vrij grote testfaciliteit, dus prima om die testfaciliteit gelijk afspraakloos ter beschikking te stellen aan jongeren. Daarover ga ik graag het gesprek aan met Kennemerland.

De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.

Minister De Jonge:
Wij gaan verder met de andere reisissues. Ik begin met het DCC. Het is een bijzondere dag vandaag, want wij hebben de 2.0-versie van de CoronaCheck-app gelanceerd. Dat doen we een beetje rustig aan. Je kunt hem downloaden uit de App Store of uit de Play Store. Als je hem al had gedownload, krijg je vandaag vanuit de App Store en de Play Store een update. We proberen de mate waarin mensen de databases van het RIVM en van de GGD gaan raadplegen, enigszins te limiteren, want als we dat niet limiteren en die service daar gaat smelten, lopen er allerlei andere processen vast die je niet vast wilt laten lopen. Dat geldt ook voor DigiD. Wij limiteren dat enigszins, maar ik denk dat aan het einde van de dag toch wel ongeveer een miljoen mensen die databases hebben kunnen benaderen. De komende dagen gaat dat nog verder gelden, in ieder geval voor die mensen die volledig gevaccineerd zijn. Dat zijn er toch wel zo'n 5 miljoen. Zij hebben hun vaccinatiebewijs in die CoronaCheck-app staan en kunnen daarmee aanstaande zaterdag al naar evenementen toe waar die 1,5 meter wordt losgelaten. Dat is toch wel echt iets om te vieren, hoe gek het misschien ook zal voelen na zo'n lange tijd.

De voorzitter:
Dank u. Als de minister wil overgaan tot het beantwoorden van de vragen?

Minister De Jonge:
Op 1 juli is dat ook mogelijk voor internationale reisbewegingen. Liggen we goed op schema qua live gaan met reizen? Ja. De 2.0-versie kan al op basis van vaccinatiebewijzen. De 3.0-versie, die we op 1 juli lanceren, zal ook werken met herstelbewijzen, dus met positieve testuitslagen. De periode van nu tot 1 juli kan gebruikt worden om te zorgen dat de app daadwerkelijk bij iedereen op zijn telefoon staat en dat iedereen zijn vaccinatiegegevens kan uploaden.

Stelt u zich nou eens voor dat een registratie niet goed in de centrale database staat. Overigens staat 91% er wel goed in, maar stelt u zich voor dat u bij de 9% hoort. Dan is het vanaf 1 juli mogelijk om bij je vaccinatiezetter de vaccinatiegegevens via een webportal op te halen en alsnog die QR-code aan te maken. Hij is ook op papier te krijgen, ook vanaf 1 juli, door te bellen met 0247 247 247. Daar kun je hem bestellen, waarna je het papieren vaccinatiebewijs thuisgestuurd krijgt. Dus je kunt hem op papier krijgen — dat zal mevrouw Kuiken aanspreken — of je kunt hem uploaden in de app. Kortom, er wordt heel hard gewerkt, het is een gigantisch project, maar de dingen gaan goed in de voorbereiding.

De heer Kuzu vraagt waarom een serologische test niet als mogelijkheid in de DCC-app is opgenomen. Europees is besloten dat een positieve NAAT-test, dus de PCR-test, daarvoor toch echt de beste basis is, die ook niet ouder mag zijn dan 180 dagen. Met name dat niet ouder dan 180 dagen maakt dat een serologische test onvoldoende soelaas biedt, want daarmee kun je niet goed zien wanneer de besmetting heeft plaatsgevonden. En waarom kiest men die 180 dagen? Omdat vooralsnog toch de aanname is dat als je corona hebt gehad en je je niet daarbovenop nog een keer laat prikken, dan op enig moment de immuniteit kan afnemen. Daarmee ben je dus minder beschermd. Dus tegen iedereen die de infectie heeft doorgemaakt, zeggen wij: haal nou die ene boosterprik, dan ben je wel volledig gevaccineerd. Punt. Zo snel kan het gaan.

Dan gaan we naar de andere reisvragen.

De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
De minister gaf aan dat hij nog andere reisvragen gaat beantwoorden. Ik denk dat mijn vraag daarbij zit, dus ik wacht nog even af.

Minister De Jonge:
Wanneer is duidelijk welk land wat gaat doen? Tegen mevrouw De Vries zeg ik dat wij met die Raadsaanbeveling 2020-1475 geprobeerd hebben om daarin een grotere eenheid te krijgen binnen Europa. Maar alle landen hechten toch ook echt aan eigen keuzes. Wij leggen die Raadsaanbeveling heel ruim uit, bijvoorbeeld die 14 dagen hanteren wij niet. Andere landen zeggen dat zij die 14 dagen wel willen hanteren. Het is moeilijk om daar nog verder eenheid in te krijgen. Wel verwacht ik dat heel Europa groen gaat kleuren in de komende tijd. Ook Nederland gaat natuurlijk de groene kant op en op dat moment gelden er überhaupt geen verplichtingen meer rond de DCC. Eigenlijk is gewoon het allerbelangrijkste — dat zeggen wij tegen iedereen — om op wijsopreis.nl te kijken, want daar staan gewoon de reisregels per land. En die gaan veranderen de komende weken.

Hebben wij nu die deltavariant voldoende afgedicht bij binnenkomst? Dat was een vraag van de heer Paternotte, maar ook andere fracties hebben die vraag gesteld. Voor inreizigers van buiten Europa, uit zeerhoogrisicogebieden, moet ik zeggen, geldt het EU-inreisverbod. Het EU-inreisverbod is niet gewijzigd in de afgelopen tijd. Dat hanteren wij eigenlijk nog steeds, met een aantal uitzonderingscategorieën. In een eerdere discussie was de vraag of het vliegverbod daadwerkelijk van toegevoegde waarde is ten opzichte van het EU-inreisverbod. Die toegevoegde waarde is er alleen voor een aantal uitzonderingscategorieën. De verschillen zijn niet zo groot. Dat EU-inreisverbod is eigenlijk bedoeld om mensen tegen te houden. Daar bovenop hebben we de testverplichting en de quarantaineplicht voor mensen uit zeerhoogrisicogebieden, die geldt om het virus tegen te houden. Dat is belangrijk. De testverplichting kan dusdanig rigoureus werken dat ze ook mensen tegenhoudt, de quarantaineplicht zorgt ervoor dat mensen met hun kont op de bank gaan zitten, waarmee het virus wordt uitgedrukt, als het al binnen zou zijn gekomen. En het valt niet mee om het virus nog binnen te brengen, want voor mensen uit zeerhoogrisicogebieden geldt de dubbele testverplichting. Dat is toch best wel een sluitend systeem.

We moeten ook nuchter zijn. Dit type reisbeperkingen helpt iets, maar gaat ons niet van die vierde golf afhouden. Ik denk dat we daar nuchter in moeten zijn. Wij zijn geen eiland, wij zijn geen Australië en ook geen Taiwan. Dat maakt dat wij echt op een andere manier onze maatregelen hebben te treffen. Ik denk wel dat we veel doen om ervoor te zorgen dat de maatregelen die we treffen, zo goed mogelijk worden uitgevoerd.

Er zijn ook een aantal vragen gesteld over het handhaven van de quarantaineplicht. Daar wordt heel hard aan gewerkt. Er worden behoorlijke aantallen mensen via het belteam nagebeld. En inderdaad zijn de eerste boetes uitgedeeld. Ik meen dat wij inmiddels op 22 boetes zitten, maar daar hebben wij geen realtime overzicht van. Maar de handhaving werkt en is ingericht. Er is een 100% controle aan de kant van het boarden, bij het in het vliegtuig stappen. Vervolgens worden de quarantaineverklaringen ingenomen en gaat het belteam daar achteraan bellen. En vervolgens de handhaving. Dat gaat goed. Dat gaat steeds beter. Het worden ook steeds indrukwekkender aantallen. Wij voeren dat ook op omdat het VK er als zeerhoogrisicogebied bij is gekomen. Het aantal telefoontjes dat het belteam per dag moet kunnen doen, is opgevoerd naar 500. Dat gaat vanaf morgen in. Ik denk ook dat het belangrijk is om dat te doen, want er moet een reële pakkans zijn. En die is er, dat is mijn stellige overtuiging. Natuurlijk is geen enkele pakkans 100%, maar dit is een reële pakkans.

Mevrouw Gündoğan vraagt naar de informatievoorziening en of er standaarden tussen EU-landen zijn met betrekking tot de eisen die gelden voor toeristen. Die standaard is eigenlijk de Raadsaanbeveling zoals we die hebben afgesproken. Maar ministers van Volksgezondheid hebben een zekere eigenwijsheid over zich en dus worden er af en toe afwijkende keuzes gemaakt. Dat doen we zelf ook, bijvoorbeeld als het gaat over die veertien dagen. Er wordt voorgeschreven dat je die veertien dagen moet aanhouden. Dat doen wij niet en dat doen wij dus ook niet voor toeristen.

Dan is er een vraag gesteld over de kleurcodes door mevrouw Westerveld: hoe waarschijnlijk is het dat Nederlanders niet binnenkomen in andere landen omdat Nederland nogal rood kleurt op de kaart? Gelukkig gaat dat juist de goede kant op. Vanaf vandaag is Nederland oranje en Fryslân en Groningen zijn zelfs groen. Ik hoop dat we de komende weken helemaal naar groen gaan. Dat is ook het moment waarop er überhaupt geen reisbeperkingen meer gelden voor Hollanders. Overigens gelden er voor groen en geel überhaupt geen reisbeperkingen. Wij vragen dus geen DCC uit gele landen. Maar ook daarvoor geldt weer dat andere landen dat wel doen. Zij houden zich niet aan de ruimte die er wel degelijk is binnen de Raadsaanbeveling.

Dan Kos en de kleurcodes. Er is sprake van een verhoogd risico als er een incidentie is tussen 200 per 100.000 en 500 per 100.000 over de afgelopen veertien dagen. Wat wij wilden voorkomen, is dat er een jojobeleid zou ontstaan. We hebben hier dus gewoon het advies van het RIVM gevolgd. Want zo werkt het: ECDC is de basis, het RIVM maakt een advies op basis van ECDC en wij volgen het RIVM. Dat is eigenlijk de meest gerationaliseerde aanpak.

Hoe zit het dan met Hongarije? U wilt kennelijk naar het voetbal. Hongarije heeft eventjes behoorlijk strenge maatregelen aangekondigd, maar die waren helemaal niet in lijn met de Raadsaanbeveling die we hadden afgesproken. Dat kan ook, want dat is het recht dat landen hebben. We kunnen ze daartoe niet verplichten. Kijk dus altijd op Nederlandwereldwijd.nl of op wijsopreis.nl om de reisregels per land te bekijken. Ik ga er wel echt van uit dat als Europa groen kleurt en de besmettingsgraad overal laag is, er überhaupt geen reisbeperkingen binnen Europa meer gelden en dat, als landen nog geel of oranje zijn volgens de ECDC-kleuren, het DCC geldt. Maar goed, in toenemende mate raken we gevaccineerd en kunnen mensen dat gewoon gebruiken.

Hoe zit het dan met Marokko en Turkije? Nederland hanteert voor het inreizen van derde landen de lijst van veilige landen van Raadsaanbeveling 912. Marokko en Turkije worden momenteel nog niet aangemerkt als een veilig land. Dat betekent dat er nu nog een inreisverbod geldt voor beide landen. Het DCC biedt natuurlijk wel mogelijkheden om ook met derde landen afspraken te maken. In aanvang is de Commissie dat gesprek met de VS al aan het voeren. Wat we hopen, is dat ook met andere landen dat gesprek gevoerd kan worden. Ik hoop eigenlijk dat het DCC straks wereldwijd de standaard wordt. Dat lijkt me voor het internationale reisverkeer en het internationale vliegverkeer noodzakelijk om te doen.

De heer Kuzu (DENK):
Dit onderwerp is voor mijn fractie belangrijk. Twee weken geleden heb ik deze minister daar ook een aantal vragen over gesteld. Toen was zijn antwoord, waarin ik ook met hem ben meegegaan: eerst het DCC binnen de Europese Unie en later kijken we wat we daarbij kunnen laten aansluiten. Het lot wil dat de zomervakantie over enkele weken al begint. Veel mensen met een migratieachtergrond willen naar populaire vakantielanden als Marokko en Turkije, mede omdat ze al anderhalf jaar hun familie, vrienden en kennissen niet hebben kunnen zien. Mijn vraag aan de minister is of er al zicht is op het DCC en op afspraken met die derde landen.

Minister De Jonge:
Nee, dat niet, maar ik denk eerlijk gezegd dat Nederlanders, gezien de besmettingsgraad hier, daar behoorlijk welkom zullen zijn. Als je daarna weer terugkomt, ben je een inreizende EU-burger. Dan heb je altijd een uitzondering op het inreisverbod. Dat is voor de Nederlanders die graag naar Turkije en Marokko willen dus niet zo'n groot probleem. Het zou kunnen zijn, maar dat weet ik eerlijk gezegd niet, dat daar naar een vaccinatiebewijs wordt gevraagd. Dat heb je dan in ieder geval, zij het dat ze daar niet de scan-app hebben om de QR-code uit te lezen. Maar goed, je hebt allerlei andere manieren om te bewijzen dat je gevaccineerd bent. Ook hiervoor geldt: even op Nederlandwereldwijd.nl kijken, dan weet je hoe het zit. We kijken wel — dat is een Europees gesprek — of we met derde landen uitwisselingsafspraken kunnen maken die vergelijkbaar zijn met het DCC. Ik zou het logisch vinden als Turkije en Marokko daar ook bij worden betrokken. Dat heb ik zelf nog niet gedaan, maar dat is iets wat vanuit Europa wordt geïnitieerd.

De heer Kuzu (DENK):
Ik vind dat een goede ontwikkeling. Dank, minister. Voor een aantal landen binnen Europa geldt hetzelfde vraagstuk. Het zou volgens mij dan ook goed zijn om gezamenlijk met bijvoorbeeld uw Duitse, Belgische en Franse collega's te proberen daar een aantal stappen in te zetten om die reisbeweging zo makkelijk mogelijk te maken. Dank daarvoor.

Minister De Jonge:
Ik denk dat in Nederland woonachtige Turken en Marokkanen daar niet zo veel last van zullen ondervinden. Maar Nederlandwereldwijd.nl en de aanmoediging neem ik zeer ter harte. Dank.

Voorzitter. Dan ben ik alweer bij het blokje varia. Zo rap kan het gaan.

De voorzitter:
Misschien is het goed als de minister eerst zijn blokje varia afmaakt. Dan kijken we of er nog vragen over zijn.

Minister De Jonge:
Mevrouw Bikker vraagt of ik de evaluaties die worden gedaan op een rij kan zetten. Op verzoek van VWS is er in ieder geval een evaluatie door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Gelet op de omvang van de crisis is het denkbaar dat deze evaluatie in verschillende fases komt. Het is uiteraard aan de OVV om daar zelf over te communiceren. Andere voorbeelden van evaluaties die al gedaan zijn, zijn bijvoorbeeld een rapport over testen en testbeleid van de IGJ en een evaluatie, uitgevoerd door Berenschot, van de interne VWS-organisatie in de crisis. Het eindrapport van die laatste evaluatie verwacht ik na de zomer met de Kamer te kunnen delen. Op deelonderzoeken loopt er dus meer, maar het is echt aan de OVV om het grote evaluatieonderzoek te doen. Als wij een rapport hebben, dan delen we dat natuurlijk met de Kamer.

De voorzitter:
Ik wacht even tot de minister alle vragen heeft beantwoord. Dan kijken we of er nog een enkele vraag over is.

Minister De Jonge:
De heer Paternotte en mevrouw Van den Berg droegen het punt over ventilatie aan. Ik kan alleen maar onderstrepen wat men zegt, namelijk dat ventilatie ongelofelijk belangrijk is. In de communicatie moeten we ook uitdragen dat ventilatie ongelofelijk belangrijk is. Ik zal daar goed op letten. U zegt dat dit in de laatste persconferentie helemaal niet aan de orde is geweest. Het zou best kunnen dat we dat niet op alle fronten even consequent en consistent doen. Ik ga er dus gewoon goed op letten dat we dat wel doen, want ik vind het ook belangrijk dat we dat doen en dat we het belang van ventilatie goed uitdragen. Het is namelijk altijd onderdeel van het beleid geweest, dus waarom niet.

De voorzitter:
Meneer Paternotte, ik wacht even tot de minister alle vragen heeft beantwoord en dan kijk ik of er nog een vraag over is.

Minister De Jonge:
Dan de antivirale middelen. Antilichaambehandelingen waren best lang koploper in de ontwikkeling van de behandelingen tegen COVID-19, maar nu komen ook andere antivirale middelen voorbij. We houden de ontwikkelingen op de markt natuurlijk heel goed in de gaten. We zijn in gesprek met verschillende fabrikanten. De antivirale middelen zijn nog heel erg in ontwikkeling, maar de verwachtingen zijn wel hoog. Zeker voor het deel dat niet gevaccineerd is, is het natuurlijk heel belangrijk dat we die spullen ook gewoon ter beschikking hebben, maar ze zijn nog wel echt in ontwikkeling. Het is belangrijk dat EMA een adequate beoordeling geeft ten aanzien van de veiligheid en de effectiviteit. Er is een gezamenlijke Europese inkoopprocedure gestart voor een antiviraal middel dat mogelijk kan worden ingezet bij patiënten met vroege symptomen. De keuze om dat middel definitief in te kopen, hangt uiteraard af van de studieresultaten. Wij varen daarbij op het advies van onze medische experts.

Mevrouw Kuiken, het Pandemic & Disaster Center is gelanceerd. Ik dacht dat het Pandemic Preparedness Center was. Maar hoe het ook zij, het is een samenwerking tussen Rotterdam en Delft. Ik ga daar binnenkort op bezoek. Het is echt een initiatief vanuit beide universiteiten, in samenwerking met de gemeenten Rotterdam en Delft. Dat is, denk ik, heel erg bijzonder. Ik denk dat we nog maar aan het begin staan van het echt leren van lessen over wat we allemaal moeten doen om daadwerkelijk klaar te zijn om de volgende pandemie te lijf te gaan. Pandemic Preparedness — mevrouw De Vries vroeg er ook al naar — dus paraatheid voor de volgende pandemie, daar zijn we nog lang niet als het gaat om het opsommen van wat daar allemaal voor nodig is. Het is natuurlijk ons werk voor het najaar om dat wel degelijk te gaan doen. Echte keuzes maak je pas op het moment dat er een nieuw kabinet zit — mevrouw Van Esch zei dat ook — maar we kunnen die keuzes wel voorbereiden. Dat kun je ook demissionair doen, want waarom zou je daarmee wachten.

Tot slot nog de vraag van mevrouw Kuiken over de persoonlijke beschermingsmiddelen. De regeling was toepassing tijdens risiconiveau 3 of hoger, ernstig dus. We zitten nu bijna op niveau 1 en daarom worden er geen pakketten meer uitgegeven, maar we weten niet precies wat het virus na de zomer gaat doen. Daarom zeg ik u graag toe dat ik zal kijken of we de regeling kunnen verlengen.

Mij is net een antwoord aangereikt op de vraag over de besluitvorming rond de AMvB. De besluitvorming over de 1,5 meter ligt vrijdag 2 juli voor in de ministerraad. De voorhang van de AMvB begint dus op 2 juli en dat wil weer zeggen dat de laatste dag van de voorhang 9 juli is. Daarna gaat de ontwerpvoorhang naar de Raad van State. In de laatste Kamerweek kan de voorhangprocedure bij deze AMvB dus worden benut. Het advies van de Raad van State komt maandag 9 augustus terug. Het nader rapport zit dan in de ministerraad van 13 augustus en tijdens de ministerraad waarop we willen besluiten over de 1,5 meter, liggen dan dus ook het advies van de Raad van State over de ontwerp-AMvB en het nader rapport voor. Op de 13de bepalen we wanneer die AMvB per koninklijk besluit moet ingaan. Tot zover dat traject. Wanneer kan de Kamer dus interfereren? Dat is in de laatste Kamerweek.

De planning voor de gedeeltelijke verlenging van de Twm. De Twm wordt per KB verlengd. Begin juli wordt over de geldende maatregelen advies gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Eind juli verwacht ik het advies van de Raad van State en in augustus verwacht ik het conceptverlengingsbesluit naar beide Kamer te kunnen sturen in het kader van de voorhang. Het verlengingsbesluit wordt derhalve in het reces voorgehangen bij beide Kamers. Dat is ook de reden dat we in deze brief eigenlijk helemaal hebben uitgeschreven hoe we daar graag mee om zouden willen gaan. We doen dat op basis van het OMT-advies. U heeft dan ook kunnen lezen dat we per maatregel ingaan op de noodzaak om nog even te handhaven.

Het wetsvoorstel bepalende zeggenschap is ook belangrijk. De Eerste Kamer heeft gezegd: wat de Tweede Kamer allemaal mag bij een regeling, willen wij eigenlijk ook kunnen, niet omdat we die mogelijkheid altijd zullen gebruiken, maar omdat we ook bepalende zeggenschap willen. Dat is ooit een amendement geweest van de heer Hijink, maar dat amendement heeft toen geen meerderheid gehaald. Omdat het zo'n strong opinion was in de Eerste Kamer, heb ik toch gemeend dat wel aan de Eerste Kamer te moeten toezeggen. We zullen zien hoe de Tweede Kamer daarmee omgaat. Wilt u daar wellicht mild over oordelen? Het is echter een heel nadrukkelijke wens van de Eerste Kamer en ik ga er daarom van uit dat u dat ook zult willen inwilligen. Wij willen met dat wetsvoorstel nog voor de zomer bij u komen, opdat dat ook bij de verlenging een rol zou kunnen spelen. Wij willen dat wetsvoorstel komende week naar de Tweede Kamer sturen. De behandeling kan daarmee, als beide Kamer dat willen, nog voor de zomer plaatsvinden, maar dat is echt aan u.

Nu weet u alles.

De voorzitter:
Ik geef de leden die mij aangaven nog een vraag te willen stellen, de kans om een hele korte vraag te stellen. Allereerst de heer Kwint, dan mevrouw Bikker, de heer Paternotte, mevrouw De Vries, mevrouw Van den Berg en tot slot mevrouw Kuiken. Een korte vraag, graag.

De heer Kwint (SP):
Ik ben benieuwd naar de definitie van de minister van een "reële pakkans", want ik vind 19 of 20 niet zo veel. Maar ik weet natuurlijk niet hoeveel er getest is. Verder ben ik gewoon verbaasd over de rol van de ANWB. Hoe is de ANWB toch betrokken geraakt bij het nabellen van mensen die in thuisquarantaine zitten. Ik bedoel: die bel je als je band lek is, maar niet als ...

Minister De Jonge:
Het antwoord op de tweede vraag is heel simpel: dat is gewoon een helpdesk. De ANWB heeft een fantastische helpdesk en die functioneert in opdracht van VWS. Het is dus niet de ANWB die belt maar VWS. Dat is vrij makkelijk op te lossen.

De aantallen inkomende reizigers zijn vrij overzichtelijk en die reizigers worden in de eerste week nagebeld. In de eerste week, toen de handhaving zich nog een beetje moest inregelen, is dat geloof ik gelukt bij 90% van alles wat er binnenkwam. De 100%-kans zit 'm op het boarden. 90% is nagebeld en overigens moet dat natuurlijk ook zo hoog mogelijk zijn. We kunnen pas nabellen op het moment dat we de gegevens hebben, dus al die vervoerders moeten ook die quarantaineverklaringen goed innemen. Het is dus nog een beetje work in progress om dat op een goede manier in te regelen, maar aan de kant van het instappen in een vliegtuig, aan boord gaan, en aan de kant van het innemen van de verklaringen zitten we dicht tegen die 100%.

Dan gaat dat belteam eroverheen. Je hebt eerst overigens nog de selectie van de veiligheidsregio van of daar mensen waren die terecht, of soms misschien ook wel niet terecht, in die stapel terecht zijn gekomen. Daar moet je een beetje in selecteren. Wat er vervolgens doorgaat naar dat belteam, wordt gewoon gedaan. Dat werd eventjes heel veel, om dat uit zeerhoogrisicogebieden op 100% te krijgen, toen het VK erbij kwam. Dat is de reden dat we de omvang van het belteam wat hebben vergroot. Daarom kunnen we 500 telefoontjes op een dag doen en dat moet voor nu in ieder geval voldoende zijn. Het gaat ten slotte om mensen uit zeerhoogrisicogebieden.

Vervolgens wordt het gros gewoon in quarantaine aangetroffen. Een deel van de mensen neemt dan niet op. Als dat je dat een paar keer doet, is dat reden an sich om te gaan handhaven. Vervolgens blijkt dat er bij 2% tot 3% van al de nagebelden redenen zijn om tot handhaving over te gaan. Dat wordt dan doorgezet naar de gemeente en daar wordt er dan op gehandhaafd.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister De Jonge:
Kortom: ja, dat is een reële pakkans. En die boete is 300-zoveel euro. Dat is echt wel zonde van het geld. Sorry.

De voorzitter:
We kennen nu het hele logistieke proces, maar ik wil het woord nu geven aan mevrouw Bikker.

Minister De Jonge:
Het is best een klus. Ik vind het fijn om erover te kunnen vertellen.

De voorzitter:
Mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het is te merken dat we af en toe een goede schoolmeester, ergens nog heel diep in zijn hart, hebben staan. Dat is een compliment. De minister schetste ook even heel snel en heel goed wat er allemaal aan evaluaties aan gaat komen. In de brief wordt ook van alles genoemd, een heel aantal onderwerpen. Ik wil de minister vragen — dat hoeft niet nu, want de klok tikt door — om in een volgende voortgangsbrief, dus het heeft echt geen haast, even rustig uit te schrijven, ook in de tijd, wat de plannen zijn. Ik merkte bij mezelf dat ik dacht: hoe wordt dit geëvalueerd of hoe wat dat geëvalueerd? Ik wil voorkomen dat ik daar allemaal dingen over ga vragen, terwijl dat gewoon rustig uitgeschreven kan worden.

Minister De Jonge:
Ja, ga ik zeker doen.

De voorzitter:
Ik wil mevrouw Bikker daar ook wel in ondersteunen, qua proces, qua hoe we dat met elkaar kunnen doen. Het lijkt me heel fijn als dat op schrift komt.

Minister De Jonge:
Dat snap ik heel goed. Terecht. Ja, natuurlijk.

De voorzitter:
Dan de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):
Ja, ventilatie. De minister zegt: het kan soms voorkomen dat je dat noemt, maar het blijft natuurlijk wel belangrijk. Wat ik alleen toch te vaak merk — we hebben het vanavond ook wel 60 keer over die 1,5 meter gehad — dat heel veel mensen denken: als ik maar 1,5 meter afstand houd, kan er eigenlijk niet zo veel gebeuren. In Duitsland zit ramen open, fenster öffnen, in de basisplaatjes die ze altijd laten zien. In België heeft de regering nu ingesteld dat horeca en fitnesscentra zichtbaar een CO2-meter moeten hebben, zodat je echt kan zien of je niet door een aerosolenparadijs loopt. Het zijn op zich gewoon heel duidelijke maatregelen, communicatie. Dan denk ik: kunnen wij niet iets meer doen? Als wij bijvoorbeeld deze zomer al die horeca open hebben, kunnen er binnen best veel mensen zijn. Is de minister bereid om met Koninklijke Horeca Nederland te praten om te kijken hoe je ervoor kunt zorgen dat je die gezonde lucht en die CO2-concentratie onder de aandacht brengt?

Minister De Jonge:
Dat zou ik best willen doen. Ik denk niet dat je hem in de basismaatregelen moet opnemen. Die basismaatregelen moeten altijd een individueel handelingsperspectief voor mensen bieden. Voor een deel van de ventilatie ben je gewoon afhankelijk van wat je kantoor voor je regelt of wat het restaurant voor je regelt op het moment dat je binnenstapt, of de school waar je bent. Scholen en zorginstellingen helpen we natuurlijk, omdat we daar ook een overheidsverantwoordelijkheid hebben. Maar ik wil graag, en dan misschien wat breder dan alleen de horeca, kijken hoe we die ventilatie, de noodzaak daartoe, onder de aandacht kunnen brengen. Dat doe ik graag. Zeker.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van de Vries.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De Vries, niet Van de Vries.

De voorzitter:
De Vries.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Nog even een vraag over de quarantaineplicht, want het is mij niet helemaal duidelijk. Wordt 100% van de mensen die uit zeerhoogrisicogebied komt nagebeld? De Nieuwsuuruitzending gaf toch echt de indruk dat er een steekproef plaatsvond en dat ook mensen niet eens gevraagd werd of ze thuis waren door het ANWB-team.

Minister De Jonge:
Dat kan ik niet plaatsen. Ik heb die uitzending overigens niet gezien. Ja, 100% inderdaad. Dat lukte net niet helemaal toen het VK werd aangeschakeld. Toen moest er weer even wat meer ruimte, wat meer capaciteit, worden bijgezet, ook bij het belteam. Dat is nu gedaan, dus vanaf morgen is het 500 belletjes per dag. Ik begreep overigens dat het beeld ook een beetje was: het kan weleens zijn dat je niet tegen de lamp loopt terwijl je wel in overtreding bent. Dat is natuurlijk bij elke wet en elke regel die we maken zo. De handhaving kan nooit 100% zijn. Ik denk ook niet dat je dat moet willen — het wordt wel een erge politiestaat dan — maar de pakkans moet reëel zijn. Die moet in ieder geval zo reëel zijn dat je denkt: het is misschien beter dat ik me maar gewoon aan de maatregelen houd. Het gaat ook niet om het uitreiken van zo veel mogelijk boetes; dat is helemaal niet onze bedoeling. Maar het is wél onze bedoeling dat de quarantaineplicht beter wordt nageleefd. En mijn indruk is dat het werkt.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Vries.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De Vries.

De voorzitter:
De Vries.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het is laat, ik begrijp het. Ik begrijp heel goed dat van de mensen die op Schiphol of een ander vliegveld in Nederland aankomen uit een zeerhoogrisicogebied, 100% wordt nagebeld. Ik zou het wel prettig vinden als we op de hoogte gehouden zouden worden van de aantallen. Ik hoor dat er nu gesproken wordt over 500 mensen per dag. Dan denk ik: dan zijn het misschien net twee vliegtuigen. Ik weet niet hoe dat precies zit met de aantallen mensen die op Schiphol landen. Maar kunnen wij in ieder geval een soort monitoring krijgen? Zo veel mensen komen er aan uit zeerhoogrisicogebieden, zo veel zijn er gebeld, zo veel hebben er een bon gekregen en zo veel houden zich juist wél aan die quarantaineplicht. Ik denk namelijk dat er ook heel veel mensen zijn die zich er wél aan houden.

Minister De Jonge:
Ik ga er gewoon voor zorgen dat u die getallen ook een beetje kunt volgen. Dus in de volgende voortgangsbrief zal ik de getallen over de handhaving van de quarantaineplicht toevoegen.

De voorzitter:
Fijn. Mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik wil nog even terugkomen op de ventilatie. Eind maart is er een motie van mij aangenomen waarin gevraagd wordt om ook te kijken naar juist technologische innovaties op dit vlak. We horen daarover uit de markt. Nu worden scholen eigenlijk verplicht om dan maar het hele gebouw te verbouwen. Dat vergt een veel grotere ingreep dan een paar apparaten in zo'n school zetten. Dat laatste kan wellicht ook voor een veel lagere prijs dan een verbouwing. Het CDA heeft hierover in mei ook nog diverse Kamervragen gesteld. De minister zegt nu: ik wil daar nu ook wat meer aandacht aan gaan geven in de communicatie. Ik vraag me dan af: hoe staat het met de uitvoering van de motie? Wanneer krijgen wij daar een antwoord op? Hoe zijn de Kamervragen beantwoord? En hoe wordt dit dan meegenomen, om ook de scholen goed te prepareren op het nieuwe schooljaar?

Minister De Jonge:
Ik heb dat eerlijk gezegd niet paraat, maar ik ga u gewoon toezeggen dat ik dat even naga. Ik zal u in een volgende voortgangsbrief schrijven wat de stand van zaken daarbij is en hoe we dat zouden kunnen doen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dan ben ik heel benieuwd wanneer de volgende voortgangsbrief bij ons is. Want als dat ergens eind augustus is, dan vind ik dat rijkelijk laat.

Minister De Jonge:
Nee. Er zijn nog meer updates te doen. Ik wil voor de zomervakantie nog één voortgangsbrief sturen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Oké.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Fijn dat de minister nog even opnieuw wil kijken naar de regeling over mond-neusmaskers via de apotheek. Ik loop alleen tegen een praktisch probleem aan, namelijk dat die regeling 1 juli afloopt. Dus ik kan een motie indienen, die dinsdag in stemming komt. Ik kan die motie dan intrekken als dit geregeld wordt. Maar dan moet ik wel van tevoren weten wat er gaat gebeuren. De stemming is op dinsdag. Is dat mogelijk? Ik zeg dit niet om te zeuren, maar dit is de enige praktische weg.

Minister De Jonge:
U vraagt of ik voor dinsdag even laat weten wat de uitkomst is en of ik de regeling kan verlengen?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja. Dan dien ik alsnog wel een motie in, waardoor ik het kan afdwingen. Maar dan trek ik die motie weer in als het geregeld wordt. Ja?

Minister De Jonge:
Prima. Ja.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik de minister ...

Minister De Jonge:
Ik moet nog één vraag beantwoorden, van mevrouw Van der Plas. Zij bracht een heel indringend punt naar voren over jongeren met wie het niet goed gaat. Ik denk dat wij dat allemaal herkennen. Een deel van de jongeren heeft er het afgelopen jaar helemaal geen last van gehad, maar een deel van de jongeren ook wel. En een deel van de jongeren heeft er dusdanig ernstig last van gehad dat daar wel degelijk allerlei psychische problemen uit naar voren zijn gekomen. Wat doen we om die jongeren te helpen? We hebben het Steunpakket Welzijn Jeugd gemaakt. Daarin is voor gemeenten bijna 100 miljoen beschikbaar voor mentale ondersteuning. Voor jongeren met zwaardere psychische klachten zijn op 22 april afspraken gemaakt tussen de VNG en het Rijk waardoor er 50 miljoen extra is vrijgekomen specifiek voor de problematiek rondom de acute jeugd-ggz. Daarmee kan ook de zorgcapaciteit tijdelijk worden opgeschaald. En daarnaast is er 255 miljoen beschikbaar gesteld voor het verminderen van de wachtlijsten in de specialistische jeugdzorg. Dat helpt natuurlijk niet alle jongeren onmiddellijk, en het is niet altijd een kwestie van geld of meer zorg. Maar dit is in ieder geval wel wat je kúnt doen. En daarom hebben we dat ook graag gedaan.

De voorzitter:
Ik geef tot slot nog het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB. Zij heeft nog niet geïnterrumpeerd. Daarna ga ik echt over naar de minister voor Medische Zorg. De Kamer heeft ook nog een tweede termijn waarin eventueel nog een vraag gesteld kan worden. Als ik dit niet doe, lopen we echt uit in de tijd. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik bedank de minister voor het antwoord. Ik zou u ook nog iets willen vragen wat helemaal geen geld kost. Op de sociale media, maar ook gewoon in het dagelijkse verkeer, merk ik dat er toch echt wel vaak wordt gezegd dat jongeren zich aanstellen. Je hoort mensen zeggen: in de oorlog was het allemaal veel erger. Of men zegt: jongeren zijn sneeuwvlokjes. Deze minister en de andere minister hebben natuurlijk ook een voorbeeldfunctie en een publieke functie. Dus mijn verzoek is eigenlijk om gewoon in uw uitingen, bijvoorbeeld een keer op televisie, aan te geven dat dat niet zo is en dat het probleem echt wel ernstig is. Ik zeg al: dit kost geen geld. Maar ik denk dat het wel goed is om dit naar voren te brengen, omdat veel mensen dit niet beseffen. Ik hoor in mijn omgeving namelijk ook dat er jongeren zijn die wel degelijk depressief zijn, maar die eigenlijk bang zijn om daarover te praten, juist omdat ze dan als aansteller worden aangemerkt. Dat vind ik eigenlijk nog gevaarlijker. Die jongeren krijgen dus helemaal geen hulp, want ze geven dat niet aan. Ze houden het in heel kleine kring. Nou ja, dat was mijn laatste pleidooi.

Minister De Jonge:
Ik zal nog even zoeken naar de vorm waarin ik dat zou kunnen doen, maar ik neem het graag ter harte. Dank.

De voorzitter:
Ik zie nog twee mensen staan die mij volgens mij beloven om een hele korte vraag te stellen. Daarna gaan we echter over naar de minister voor Medische Zorg. Mevrouw Westerveld en daarna de heer Van Haga voor een korte vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag over ventilatie op scholen gesteld. Die is niet beantwoord door de minister en daarom sta ik hier.

Minister De Jonge:
Vindt u het goed als ik daar in tweede termijn op terugkom?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik heb maar 40 seconden in de tweede termijn en daarin kan ik echt geen vraag meer stellen.

De voorzitter:
Ik snap 'm.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik heb gevraagd waarom covid nog steeds op A-lijst staat. Ik zou graag horen waarom.

Minister De Jonge:
Nou, omdat covid een A-ziekte is. Het is belangrijk om het ook als zodanig te zien, want het is een ziekte die enorm ontwrichtend werkt in de gezondheidszorg en in onze samenleving. Dat hebben we allemaal gezien. Dat noopt tot serieus ingrijpen en dat serieus ingrijpen moeten we ook kunnen doen op grond van een adequate wettelijke basis, vandaar dat er sprake is van covid als A-ziekte.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil de minister van VWS van harte bedanken voor zijn uitvoerige beantwoording. We maken even schoon en daarna geef ik het woord aan de minister voor Medische Zorg.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor Medische Zorg.

Minister Van Ark:
Voorzitter. We zijn allemaal blij. Ik hoorde het ook in de bijdragen van de Kamer. Blij dat het beter gaat, dat het aantal mensen met covid in de ziekenhuizen rap daalt. Een tijdje geleden meldde Ernst Kuipers mij dat hij over zou gaan naar een wekelijkse melding van het aantal mensen in de ziekenhuizen. Toen kon ik, gezien de huidige ontwikkelingen, zeggen: kun je alsjeblieft niet elke dag blijven berichten, want dit is wel echt een heel fijn moment na al die tijden die we hebben gekend. Dat doen we nog steeds en hij meldde mij zojuist dat er vandaag één persoon is opgenomen op de ic. Dat is natuurlijk heel verschrikkelijk voor die ene persoon, maar als je het vergelijkt met waar we vandaan komen, is het toch goed nieuws. Het is goed nieuws voor de patiënten met corona, het is goed nieuws voor de mensen die in de zorg werken en het is ook goed nieuws voor de mensen die reguliere zorg nodig hebben. Met mijn sportpet op zeg ik: het is natuurlijk ook heel goed voor al die sporters en supporters en ook voor de vrijwilligers waar mevrouw Bikker aandacht voor vroeg. Maar direct achter die blijdschap vandaan komen nu natuurlijk andere vragen, die ook moeten worden voorzien van een antwoord. En dan heb ik het over de organisatie van de inhaalzorg, het herstel van de mensen die werken in de zorg, de voorbereidingen op de what if-scenario's als het toch weer misgaat. Ik heb uw Kamer al geïnformeerd over verschillende aspecten, maar ik zal de vragen die daarover vandaag gesteld zijn, ook graag beantwoorden.

Over de inhaalzorg zijn vragen gesteld door mevrouw De Vries. Mevrouw Kuiken vroeg of we niet te optimistisch zijn. De heer Wilders vroeg om duidelijkheid. En dan gaat het natuurlijk om de passage in de brief over de inhaalzorg, over het streven om dat eind 2021, begin 2022 te halen. Dat is nadrukkelijk ook mijn streven. In de afgelopen weken hebben de ziekenhuizen hun eigen plannen opgesteld voor de inhaalzorg in hun instelling. NZa heeft samen met de veldpartijen een plan gemaakt om dat voor elkaar te krijgen. Op dit moment zijn de zorgverzekeraars bezig om deze plannen samen met de ziekenhuizen aan te vullen en aan te scherpen, zodat we inzicht krijgen in de totale geschatte omvang van de inhaalzorg en in de mogelijkheid om dat dit jaar voor elkaar te krijgen.

Half juli krijg ik daarover een terugkoppeling, dus dan kan ik daar meer inzicht in geven aan de hand van wat de zorgverzekeraars en de NZa mij laten weten, en dan kan ik de Kamer daarover informeren. Ik weet dan ook meer gedetailleerd in hoeverre dat streven gehaald kan worden. Dat kunnen we alleen gezamenlijk, omdat er veel partijen bij betrokken zijn, niet alleen de zorginstellingen, niet alleen in de curatieve zorg, maar ook daarbuiten, de patiënten, de verzekeraars, de professionals en de toezichthouders. Het gaat over ziekenhuizen die afspraken maken met de zelfstandige klinieken, over afstemming met de huisartsen, afstemming met de wijkverpleging en de revalidatieklinieken. Die samenwerking is echt zorgbreed en daar ben ik heel enthousiast over. Het is echt de hele keten, voortbouwend op de samenwerking die ook tijdens de crisis zo aan de orde was.

We wachten niet met het inhalen van de zorg totdat de plannen af zijn. De acute zorg is gelukkig altijd doorgegaan. Waar het kan, wordt die zorg nu ook al ingehaald. De kritiek planbare zorg — dat is de zorg die binnen zes weken gegeven moet worden — vindt zo goed als overal weer plaats.

De heer Wilders vraagt wanneer patiënten duidelijkheid kunnen krijgen. Zoals ik zojuist zei: half juli kan ik naar verwachting de Kamer meer inzicht geven in hoeveel zorg moet worden ingehaald en hoe dat gaat gebeuren. Ik zal de Kamer daarover dan ook informeren.

We hebben met zorgaanbieders afgesproken dat zij hun eigen patiënten actief zullen informeren over de wachttijden voor de behandelingen. Als een patiënt dat sneller wil, kan hij contact opnemen met de zorgverzekeraar om de opties te bespreken. We hebben de Patiëntenfederatie gevraagd hoe patiënten daarin zitten. Heel veel mensen vinden het prima en een aantal mensen willen bij hun eigen zorgaanbieder zijn, maar het is uiteindelijk de keuze van de patiënt om te bepalen of hij ergens anders sneller geholpen wil worden dan wel bij de eigen arts wil zijn.

Mevrouw Van den Berg doet een doorkijkje naar september en naar de toekomstige aanpak van de coronazorg. Kunnen we niet toch wat met die concentratie? In de brief die in september naar uw Kamer gestuurd wordt, zal ik reflecteren op de afgelopen periode, maar ook kijken wat de lessen die we geleerd hebben, betekenen voor de routekaart en voor de corona-aanpak.

Dat is wat mij betreft wel iets anders dan de vraag of we voorbereid zijn als onverhoopt het scenario zich zou voordoen van een vierde golf in het najaar. U heeft zojuist uitgebreid van de minister van VWS gehoord hoe we dat proberen te voorkomen; door de vaccinatie en door alle instrumenten die in de gereedschapskist zitten als het gaat om bron en contactonderzoek.

Ook als dat onverhoopt niet zou werken, hebben wij nog steeds de opschalingsplannen liggen van de ic's, want die zijn niet gestopt. Ik zal straks in antwoord op mevrouw Van der Plas aangeven hoe dat precies zit met de ic's. De ic's kunnen weer opgeschaald worden. Dat opschalingsplan is nog levend. Het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding blijft ook verantwoordelijk, ook in deze tijd, voor het evenredig verspreiden van covidpatiënten over de regio's. Ook het afwegingskader dat gemaakt is door de medisch specialisten over de reguliere zorg blijft staan.

We hebben natuurlijk altijd nog het plan voor fase drie, maar gelukkig hebben we dat ook in het afgelopen voorjaar niet van de plank hoeven te halen en ik hoop ook heel erg dat het op die plank blijft liggen. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dit alles te voorkomen, en vandaar ook het belang van die basisregels. Daarover heeft u zojuist uitgebreid van gedachten gewisseld met de minister van VWS.

Er is een specifieke vraag gesteld over concentratie van coronazorg. Op voorspraak van de medische beroepsgroepen — dat heeft zijn plek gevonden in het tijdelijke beleidskader — hebben we afgesproken om covidpatiënten zo evenwichtig mogelijk te verspreiden over de ziekenhuizen. Op die manier verdeel je de druk op de zorg en borg je ook de toegang tot de acute en kritieke planbare zorg. Dat betekende dat coronazorg niet geconcentreerd werd in een aantal ziekenhuizen. De zorg heeft hierin nadrukkelijk een belangrijke stem. Dit komt dus ook echt wel uit het LNAZ zelf. Aan de andere kant vraagt het wel dat zorgaanbieders, ziekenhuizen — in hun eigen regio over de as van de acute zorg — en het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding die zorg goed in kaart hebben en met elkaar verdelen. Zou het onverhoopt zo zijn dat de druk op de zorg in het najaar weer toeneemt, dan geldt het ic-opschalingsplan en dan gelden de regels die door het LNAZ zijn gemaakt. Uiteraard zullen wij dan ook weer checken of dat ook dan goed is, want tot nu toe hebben we gezien dat elke golf zo zijn eigen kenmerken heeft.

Mevrouw Pouw-Verweij kijkt eigenlijk nog wat verder. Zij zegt: kunnen we nu al wel analyseren wat er te verbeteren valt? Dat is een onderwerp dat gisteren ook in het Verantwoordingsdebat naar voren kwam. Mevrouw Agema maakte daar ook een aantal opmerkingen over. Ik denk dat mevrouw Pouw-Verweij, en gisteren in het Verantwoordingsdebat ook mevrouw Agema, gelijk hebben: we moeten kijken hoe we ons zorglandschap verder verbeteren. Met elkaar moeten we inzetten op meer robuustheid en meer flexibiliteit daar waar nodig. Dat hebben we in deze Kamer vaker uitgesproken. Dat geldt wat mij betreft zowel in de care als in de cure. De manier waarop in het afgelopen jaar is samengewerkt en de manier waarop we met elkaar aan die plannen hebben gewerkt zullen we een plek moeten geven in de toekomst van de zorg. De besluitvorming daarover is wat mij betreft aan een nieuw kabinet, maar we zorgen er wel voor dat we met de bouwstenen aan de slag gaan. Ik kijk bijvoorbeeld ook naar de plannen die nu voor de inhaalzorg voorliggen: hoe hou je de zorgcoördinatie overeind, hoe blijf je de gegevens delen, hoe zorg je ervoor dat er in de regio over de acutezorgas wordt samengewerkt en hoe zorg je ervoor dat de verschillende richtlijnen die er zijn en de capaciteit die er is, flexibel en beschikbaar zijn? Dat doen we niet vanachter de tekentafel. Dat doen we echt met de zorgprofessionals in het veld. Ik ga hiermee graag met hen aan de slag.

Mevrouw Van der Plas refereerde in haar inbreng ook aan de werkdruk die er is in de gezondheidszorg. Het punt dat zij aansnijdt, is zeer belangrijk. Zij vroeg naar de ic-bedden. Zij zei: dat aantal wordt teruggebracht. De opschaling van het aantal ic-bedden geschiedt op voorspraak van het LNAZ. Dat kan ook weer afschalen. De opschaling hield feitelijk in dat mensen van andere plekken in de zorg, in het ziekenhuis, op de ic werden gezet. Afschaling betekent dus niet dat we zeggen dat die mensen niet meer nodig zijn. Het betekent dat die mensen weer terug kunnen gaan naar de afdeling waar zij aan het werk waren en dat zij aan de slag kunnen gaan met de reguliere zorg en met de inhaalzorg. Dat is, denk ik, heel erg goed om te zien. In het onverhoopte scenario kunnen we natuurlijk weer opschalen, want het ic-opschalingsplan en de bijbehorende financiering zijn nog steeds van kracht.

Nou, die achterstanden moeten natuurlijk ingehaald worden. Daar worden de plannen voor gemaakt. In antwoord op mevrouw Kuiken, mevrouw De Vries en de Wilders refereerde ik daaraan. Maar ik realiseer me zeer goed, en ik vind het heel fijn dat mevrouw Van der Plas daar ook op aansloeg, dat, als je na het leveren van reguliere zorg ook al die uitgestelde zorg moet inhalen, dat een hele grote wissel trekt op de mensen die die zorg leveren: de medisch specialisten, de verpleegkundigen; maar niet alleen in de ziekenhuizen, echt breed in die keten.

Dan gaat het dus over de noodzaak van het herstel van de mensen in de zorg. Ik heb de afgelopen week nog contact gehad met de voorzitters van de V&VN en van de FMS, die ook op verzoek van VWS in hun eigen achterban onderzoek hebben gedaan, omdat we ook hier zeggen: zij weten het beste wat zij nodig hebben. En zij gaven ook aan dat er heel veel onzekerheden zijn. Na een lange periode van grote druk is het voor sommige mensen voldoende om een flinke vakantie te nemen, en dan weer aan de slag te gaan. Maar andere mensen komen er juist na zo'n vakantie achter hoe intrinsiek moe ze eigenlijk zijn. Heel veel mensen hebben ook aangegeven: misschien willen we wel een ander vak gaan zoeken, want we weten niet of we dit nog een keer kunnen. Andere mensen zeggen: we zien ook een stuk emancipatie van ons vak; we zien ook dat er hele mooie dingen gebeurd zijn. Nou, al die zaken zijn naar boven gekomen in dat onderzoek, en we hebben met de FMS en met de V&VN gezegd dat we een aantal dingen kunnen doen met de sectoren en dat we een aantal dingen moeten doen als VWS. Het is deze keer niet aan bod gekomen, maar als ik naar de heer Kwint kijk, dan zie ik ook altijd het SER-rapport, dus dat is ook zo'n belangrijk item dat hier altijd bij betrokken wordt. Maar ik vind het van belang dat het ook uit de sector zelf komt. En wat mij betreft — en ik hecht er ook aan om dat hier te zeggen — zijn het inhaalplan voor de zorg en het herstel van de mensen in de zorg, de twee pijlers waar het hele plan op is geschraagd; het ene kan niet zonder het andere. En het mag ook niet tegenover elkaar gezet worden. Want we kunnen geen patiënten helpen als de zorgverleners niet hersteld zijn, maar er is geen zorgverlener die rustig herstelt als die weet dat er nog heel veel patiënten heel veel zorg nodig hebben. Dus die zijn nadrukkelijk met elkaar verbonden.

Mevrouw Van der Plas, maar ook mevrouw Van Esch, vroeg naar long covid: de langdurige effecten van covid, waar een groep mensen mee te maken krijgt. Laat ik aangeven, zoals ik eerder heb gedaan in de brief en ook in deze debatten, dat we ook hier veel aandacht voor hebben, en ook een aantal acties hebben ondernomen, onder andere naar aanleiding van de motie-Marijnissen die door de Kamer is aangenomen. De voorwaardelijke toelating van de paramedische herstelzorg is met een jaar verlengd. Ik denk dat het heel belangrijk is voor mensen dat ze weten dat daar ook meer mogelijkheden voor zijn, en dat dus ook de mensen die in de tweede en in de derde golf COVID-19 hebben gehad, van deze zorg gebruik kunnen maken. De regeling is op een aantal punten gewijzigd. Daarbij heb ik ook het advies van het Zorginstituut gevolgd. De maximale termijn tussen de acute ziektefase en de verwijzing wordt verlengd naar vier tot zes maanden. In het debat gaf mevrouw Marijnissen aan dat er heel veel mensen zijn die net buiten de boot vallen. De huisarts mag ook doorverwijzen voor een tweede behandeltermijn vanaf 1 juli. En als je niet in aanmerking komt voor paramedische herstelzorg, kan je wel gebruikmaken van de reguliere aanspraken. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen, wat ook velen onbekend is gezien de korte termijn waarmee we hier te maken hebben, dat er daarnaast ook wetenschappelijk onderzoek loopt naar de effectiviteit van de paramedische herstelzorg. Er wordt ook gewerkt aan een multidisciplinaire richtlijn voor de nazorg. Dat doet onder andere ZonMw, samen met de Federatie Medisch Specialisten en ook de Long Alliantie Nederland. We doen ook onderzoek via ZonMw naar wat dat eigenlijk is, dat long covid, en wat je daarmee kunt. En ik verwijs inderdaad ook naar C-support, dat mensen ondersteunt op het gebied van bijvoorbeeld gezondheid, maar ook werk en inkomen.

De heer Kwint vroeg naar het eigen risico. Hij vroeg of dat bevroren wordt voor volgend jaar, als ik zijn vraag goed begreep, of hoe het daarmee zit. In ieder geval is in het vorige regeerakkoord afgesproken het eigen risico te bevriezen op €350 per verzekerde per jaar. De hoogte van het eigen risico zal met Prinsjesdag bekendgemaakt worden. Het is natuurlijk heel afhankelijk van hoe het gaat, maar het kabinet werkt op dit moment aan de begrotingsvoorbereiding voor 2022. Dus dat moment komt met Prinsjesdag.

Voorzitter. Ik kom op de vraag van mevrouw Kuiken. Zij begon over de summer of love en eindigde met een vraag over soa's. De 1,5 meter helpt ook tegen soa's, zegt de minister van VWS. Maar het is wel een serieus punt, dus ik geef haar uiteraard graag antwoord. Vorig jaar hebben de GGD'en geen optimale soa-zorg kunnen leveren. Dat had vooral te maken met de inzet van de mensen op de coronacrisis en met alle maatregelen die er waren. Het aantal mensen dat zich bij de GGD heeft kunnen laten testen in 2020 is met 30% gedaald ten opzichte van 2019. Het is overigens nog niet helemaal bekend wat het effect van de coronamaatregelen op de verspreiding van soa's is. Aan de ene kant heb je natuurlijk minder contacten en dus minder verspreiding. Aan de andere kant hebben minder mensen zich kunnen laten testen. Dus dat is nog een beetje in het duister. Maar we zien wel dat er sinds het najaar van 2020 eigenlijk een normalisatie is van de soa-zorg. In de meeste regio's is het goed gelukt en zitten ze gemiddeld weer op 80% tot 90% van de capaciteit voor COVID-19, dus bijna weer op normaal niveau. In het kader van de summer of love zou ik zeggen: beter voorkomen dan genezen.

Voorzitter. De laatste vraag die ik heb, is van mevrouw Van der Plas en gaat over de zorgbonus die tussen medio juni en eind juli aangevraagd moet worden. De loketten zijn inderdaad geopend bij DUS-I en bij de SVB. Die sluiten als voorzien op 27 juli om 18.00 uur. Dat betekent dat er zes weken de tijd is voor zorgaanbieders en pgb-budgethouders om die aanvraag in te dienen. Ik zou zeggen dat dat voldoende is, temeer ook daar de regeling zeer lijkt op die van vorig jaar en het dus ook een kwestie is van een keer hetzelfde doen als eerder is gebeurd. De doorlooptijd van het loket heeft ook direct te maken met de tijd die benodigd is voor het bepalen van de hoogte van de bonussen, maar ook voor de uitbetaling aan de zorgprofessional. Dus ik zou de Kamer adviseren om hem niet langer te openen, temeer ook daar de regeling natuurlijk heel erg lijkt op die van vorig jaar.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Die gaat uiteraard over mijn vraag over long covid. Ik weet en erken dat het fijn is dat er een aantal stappen zijn gezet en dat die stappen er zijn. Tegelijkertijd zien we dat er nog steeds heel veel longcovidpatiënten het gevoel hebben niet gehoord te worden en niet erkend te worden in de ziekte die zij langdurig en misschien wel blijvend zullen meemaken — ook dat is nog onbekend. Ik zou willen vragen: is er een mogelijkheid om in ieder geval vanuit het ministerie meer te doen aan de erkenning van die ziekte, misschien ook richting huisartsen en werkgevers, en deze groep mensen op die manier te ondersteunen in hun strijd die zij, zoals zij zelf heel duidelijk aangeven, moeten voeren om de juiste zorg te ontvangen die ze nodig hebben?

Minister Van Ark:
Ik heb veel gevoel voor deze vraag, want ik worstel hier ook gewoon mee. Ik kan nu wat voor de vuist weg zeggen. Ik ga kijken of ik hier in de tweede termijn antwoord op kan geven of dat ik dat in de brief die nog voor de zomer komt zal aangeven.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Hartelijk dank. Ik heb nog een andere vraag die daarmee te maken heeft. We zien in andere landen dat er bijvoorbeeld registratiesystemen worden opgezet waarmee mensen zich landelijk kunnen registreren op het moment dat zij aangeven long covid te hebben. Ik heb het gevoel dat we dat in Nederland nog missen. We weten niet om hoeveel mensen het op dit moment gaat. Naar mijn gevoel is dat een gebrek op dit moment. Ik ben benieuwd of er mogelijkheden zijn om vanuit het ministerie zo'n registratie op te zetten, zodat we naast het wetenschappelijk onderzoek dat ernaar loopt een beter beeld kunnen krijgen van de grootte van deze groep.

Minister Van Ark:
Die betrek ik bij mijn antwoord in tweede termijn, dan wel bij de brief. Dat zal ik mevrouw Van Esch zo meteen even laten weten.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil nog even terugkomen op de zorgbonus. De sector geeft aan dat het wel degelijk veel tijd kost, ook omdat deze zorgbonus er echt op is gericht om te kijken wie de bijzondere prestaties hebben geleverd, in tegenstelling tot eerder, toen die ruimhartig aangevraagd kon worden. Dit kost gewoon heel erg veel manuren en een deel van die aanvraag valt ook nog eens in de zomervakantie. Mijn verzoek aan de minister is toch echt om te kijken of zij wil overwegen die tijd tot 27 juli te verlengen.

Minister Van Ark:
Ook de vorige regeling richtte zich op bijzondere prestaties. De overheid kan dat niet selecteren, dus wij hebben gevraagd aan werkgevers om dat te doen. Maar er is toen inderdaad ruimschoots aangevraagd. Nu hangt door het plafond op de regeling de hoogte van de bonus af van hoeveel is aangevraagd. Ook nu weer hebben wij gevraagd om naar de bijzondere prestaties te kijken. Mijn advies aan de Kamer zou zijn: houd het hierbij, want 15 juni ligt nog lang niet in de zomervakantie. We hebben een handreiking gedaan, en via de sectoren zijn alle organisaties geïnformeerd. Het lijkt ook heel erg op de vorige aanvraagprocedure. Dus mijn advies onder aan de streep zou zijn: houd het hierbij. Waarom? Niet om bedrijven te pesten, of zo, maar omdat daarmee gegarandeerd kan worden dat op de kortst mogelijke termijn het geld op de rekening van de mensen staat. Maar nogmaals, dit is mijn advies aan de Kamer en daarom heb ik het zo vormgegeven.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik denk dat het die mensen er niet om gaat dat ze snel het geld hebben, maar dat iedereen de bonus krijgt waar men recht op heeft. Als organisaties aangeven dat ze er echt meer tijd voor nodig hebben, dan zie ik eerlijk gezegd niet in waarom daar niet naar geluisterd wordt. Ik zie ook niet in wat het uitmaakt om het nog twee weken of een maand langer te laten duren. Het gaat uiteindelijk om het resultaat.

Minister Van Ark:
Ik herken deze discussie ook van de vorige bonus, want toen hadden we die ook. Toen is er uiteindelijk verlengd, dat klopt. Maar de procedure die toen is gevolgd, is nu ook gevolgd en is dus bekend bij de werkgevers. Nogmaals, mevrouw Van der Plas geeft een aantal argumenten waarvan ik zeg: ik herken niet de signalen vanuit de overleggen die wij hebben gehad met de werkgeversorganisaties, die dit ook weer uitzetten in hun achterban. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk individuele organisaties zijn die zo'n signaal kunnen afgeven. Ik zie wel degelijk een relatie tussen de opening van het loket en de uitbetaling van de bonus. Ik zou het zo houden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Maar wat is er mis mee om die regeling toch te verlengen? Wat gebeurt er als we dat gaan doen?

Minister Van Ark:
Als u die verlengt vanwege de vakantie, dan zou u de regeling langer open moeten stellen dan de vakantie duurt. Dan zou de logica vereisen dat die tot in september loopt. Dan moet het uitgewerkt worden en dan vindt de uitbetaling plaats op een veel later tijdstip dan zou kunnen. Alles is natuurlijk in te regelen, maar daarmee verlies je wel de link met de periode waar de bonus voor is. Ik beschouw me altijd als dienstbaar aan de Kamer en ik wil graag doen wat kan, maar in dit specifieke geval zou ik zeggen: handhaaf wat hier ligt.

De voorzitter:
Dan wil ik de minister voor Medische Zorg bedanken voor haar beantwoording. We gaan nu over naar de tweede termijn van de Kamer. De Kamerleden hebben 1 minuut 20 seconden. Ik vraag de Kamerleden om zich aan de tijd te houden en niet meer moties in te dienen dan waarvoor de tijd ruimte geeft. Ik geef allereerst het woord aan mevrouw De Vries van de VVD voor haar tweede termijn.


Termijn inbreng

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Nog een paar korte punten. Ik was in de eerste termijn vergeten te vragen naar de toezegging over Nederlanders in het buitenland. Daaraan is aandacht besteed in de brief. Heel goed. Ik hoop dat we ook over het vervolg gerapporteerd krijgen. We krijgen signalen dat bijvoorbeeld in Thailand de Thaise mensen voorgaan en de Nederlanders die daar zitten, niet voor vaccins in aanmerking komen. Andere landen doen het via de ambassade.

Dan de 12- tot 17-jarigen. Ik zou mensen graag de keuze willen geven. Voor mij is nu het advies van de Gezondheidsraad belangrijk. Staat alles klaar en zijn er dan ook vaccins op dat moment?

Ik hoop dat we snel heel Nederland op groen krijgen. Friesland en Groningen zijn dat al en ik hoop dat dat goede voorbeeld wordt gevolgd. Ik ben blij dat er weer regionale maatregelen genomen kunnen worden. Ik denk dat dat gaat helpen.

De minister heeft nog aangegeven dat hij voor het reizen ook bilaterale afspraken gaat maken. Hij was daar nogal stoer over en zei: ik ga ook nog wel wat bilaterale afspraken maken met andere landen. En over de interoperabiliteit zou ik zeggen: maak haast.

Tot slot. Het kernteam en het OMT blijven bij elkaar komen. Wij denken dat dat een goede zaak is: gewoon alert blijven en doorpakken op het moment dat het nodig is.

Dat was het wat mij betreft. Een aantal collega's zal nog moties indienen, ook een paar namens mij.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Vries. Dan geef ik het woord aan de heer Patternotte namens D66.

De heer Paternotte (D66):
Ik heb de volgende moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de WHO, de ECDC en het OMT wijzen op het grote belang van goede ventilatie;

overwegende dat de groepsgrootte in binnenruimten niet langer beperkt wordt;

constaterende dat "regelmatig ramen open" naast de drie basismaatregelen onderdeel vormt van overheidscommunicatie in onder andere Duitsland;

verzoekt de regering vanaf nu het belang van ventilatie tegen virusverspreiding actief onder de aandacht te brengen, zoals dit wordt gedaan door onze buurlanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Van den Berg.

Zij krijgt nr. 1300 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onlangs vakantiegangers met de deltavariant van het coronavirus terugkeerden uit herkomstoorden die zijn vrijgesteld van een testplicht;

overwegende dat het gewenst is dat vakantiegangers zich bij aankomst kunnen laten testen;

verzoekt de regering deze zomer in de terminal op Schiphol en zo mogelijk andere reisknooppunten laagdrempelig een test na aankomst aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Aukje de Vries.

Zij krijgt nr. 1301 (25295).

De heer Paternotte (D66):
Met "in de terminal" bedoelen we eigenlijk dat je er op hoge hakken kunt komen. Het is niet legaal om lopend naar P4 te gaan, dus we moeten oppassen dat we mensen niet op verkeerde ideeën brengen. En het is natuurlijk ook een eindje rijden met de bus.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat miljoenen Nederlanders deze zomer via luchthavens en andere reisknooppunten naar het buitenland op vakantie gaan;

overwegende dat niet alle Nederlanders vrijwillig gevaccineerd zullen zijn wanneer ze op vakantie gaan;

verzoekt de regering deze zomer op Schiphol en zo mogelijk andere reisknooppunten een vaccinatievoorziening aan te bieden waar mensen zonder afspraak terechtkunnen voor een coronavaccinatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte, Kuiken en Wilders.

Zij krijgt nr. 1302 (25295).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wilders van de PVV.

De heer Wilders (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Ik blijf erbij dat het, gelet op de huidige situatie, echt ongekend is. Het lijkt wel of wij praten over een parallelle wereld, als wij het hebben over wat er nog allemaal in stand moet blijven, dan wel wat er nog allemaal moet gebeuren als het fout gaat. Alle seinen staan op groen en er is geen enkele reden meer om nog maatregelen te nemen. Het belangrijkste is de anderhalvemetermaatregel. Die moet weg. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de anderhalvemeterregel af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en Van Haga.

Zij krijgt nr. 1303 (25295).

De heer Wilders (PVV):
De tweede motie gaat over het vrijwillig vaccineren van kinderen. Dat moeten we niet doen. Verenigingen van artsen en organisaties voor kinderen zijn daartegen. Ik zal de hele discussie niet overdoen, maar hier moeten we echt niet aan beginnen, in ieder geval niet door de kinderen allemaal uit te nodigen in een soort programma. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering kinderen niet actief uit te nodigen voor de vrijwillige vaccinatie tegen corona,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en Kuzu.

Zij krijgt nr. 1304 (25295).

De heer Wilders (PVV):
Ten slotte een motie over de scholen. Ook deze maatregel zal wat ons betreft moeten verdwijnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het aantal besmettelijken en de kans op besmetting met corona zeer snel daalt, dus ook op scholen, en dat het daarom voldoende moet zijn dat wie ziek is thuisblijft;

verzoekt de regering de mondkapjesplicht in het voortgezet onderwijs af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders.

Zij krijgt nr. 1305 (25295).

Dank u wel, meneer Wilders. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Berg van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de antwoorden. Het is goed om te horen dat het kernteam gewoon onverminderd voortgaat gedurende de zomer en dat er ook regelmatig gecommuniceerd gaat worden, onder andere over het aandacht vragen voor gedrag.

Ook is het goed om te horen dat we een update krijgen over het dossier ventilatie.

Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat locaties waar testen voor toegang aangeboden worden niet altijd en overal optimaal bereikbaar zijn, bijvoorbeeld omdat die alleen per auto goed te bereiken zijn;

overwegende dat mobiele toegangstestlocaties ingezet zouden kunnen worden om — wanneer toegangstesten in de overgangsfase worden ingezet — mensen op een doelmatige wijze te bereiken voor het afnemen van een toegangstest;

verzoekt de regering in overleg te gaan met Stichting Open Nederland en de evenementen- en uitgaanssector over kansrijke mogelijkheden om toegangstesten — ook met het oog op de overgangsfase — zo toegankelijk mogelijk te organiseren, en daarbij de mogelijkheid van mobiele toegangstestlocaties mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Paternotte, Bikker en Aukje de Vries.

Zij krijgt nr. 1306 (25295).

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Ook dank aan de bodes voor het snelle werk. Dan geef ik het woord aan de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):
Dank u wel. Ik denk dat iedereen hier wel weet wat de SP vindt van het eigen risico. Wij vinden dat een achterlijke boete op ziek zijn, die weg moet. Die moet naar nul. Onze strijd daarvoor gaat uiteraard door. Onze strijd voor het Nationaal ZorgFonds gaat door. Maar vandaag willen wij in ieder geval voorkomen dat, mede door hoge zorgkosten en een epidemie, het eigen risico uiteindelijk meestijgt. Daarom het volgende voorstel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Zorgverzekeringswet momenteel voorschrijft dat het verplicht eigen risico per 1 januari 2022 meestijgt met de stijging van de zorgkosten;

verzoekt de regering om met een wetsvoorstel te komen om het verplicht eigen risico voor 2022 te bevriezen op €385,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Kuiken, Van den Berg, Agema, Van Esch, Westerveld, Aukje de Vries, Bikker, Van der Staaij, Pouw-Verweij, Van Haga, Van der Plas, Ephraim, Den Haan, Gündoğan, Kuzu, Paulusma en Simons.

Zij krijgt nr. 1307 (25295).

De heer Kwint (SP):
Ik denk dat ik bingo heb, voorzitter.

De voorzitter:
Ik denk het ook. Gefeliciteerd daarmee. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks. Sorry, eerst mevrouw Kuiken van de PvdA. Excuus.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, ik weet wel dat ik heel dom ben, maar sommige dingen snap ik heel goed in het leven, dus ik weet zeker dat mevrouw Westerveld dit goed vindt. Hier durf ik nog wel een fles wijn op in te zetten. Maar, voorzitter, dat gaan we nu niet doen. Ik heb een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet heeft besloten per 1 juli mond-neusmaskers via de apotheek voor mantelzorger, pgb-gefinancierde zorgverlener of pgb-zorgverlener niet meer gratis door middel van de apotheek te verstrekken;

overwegende dat pas begin september alle volwassenen en jongeren met een hoog risico volledig gevaccineerd zijn;

overwegende dat we ook pas in het najaar weten hoe covid zich in Nederland gaat ontwikkelen;

verzoekt de regering het gratis verstrekken van mond-neusmaskers voor deze groep tot in ieder geval 1 september te verlengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken, Kwint en Westerveld.

Zij krijgt nr. 1308 (25295).

Mevrouw Kuiken (PvdA):
De tweede motie dien ik in, omdat ik het historisch belangrijk vind om dit vast te leggen, ondanks de mooie toezegging.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat GGD'en en huisartsen het vaccin tegen covid bijschrijven in het gele boekje;

overwegende dat verschillende landen dit boekje accepteren;

overwegende dat een flink aantal landen buiten Europa, dus buiten Italië, niet met QR-codes werkt;

verzoekt de regering ziekenhuizen te vragen of zij ook bereid zijn het covidvaccin in het gele boekje bij te schrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Paternotte.

Zij krijgt nr. 1309 (25295).

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit af. Ik wens iedereen een summer of love, maar dan wel veilig.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ik had nog een vraag over de oorsprong van het virus. Ik hoop dat die straks nog beantwoord kan worden.

Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het coronavirus zich sneller verspreidt in slecht geventileerde ruimtes;

constaterende dat in augustus 2020 al de motie-Asscher/Klaver is aangenomen, waarin de regering wordt gevraagd ervoor te zorgen dat de ventilatiesystemen van alle scholen worden gecontroleerd en waar nodig verbeterd;

constaterende dat dit ondanks de ingestelde subsidieregeling nog niet bij alle scholen is gebeurd of gaat gebeuren en de regering zelf aangeeft dat adequate ventilatie in alle schoolgebouwen niet voor deze herfst gerealiseerd kan worden;

verzoekt de regering om voor het nieuwe schooljaar met een plan te komen om voor de herfst de ventilatie in alle schoolgebouwen op orde te krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint en Kuiken.

Zij krijgt nr. 1310 (25295).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de website zelftestonderwijs.nl vanaf 1 augustus geen nieuwe aanvragen voor zelftesten meer accepteert;

overwegende dat het kabinet heeft aangegeven zelftesten in het onderwijs zo veel mogelijk te willen stimuleren;

overwegende dat onderwijsinstellingen zich ernstig zorgen maken over de logistieke uitdaging van het uitgeven van zelftesten;

verzoekt de regering het aanvragen van zelftesten via de website zelftestonderwijs.nl tot ten minste het einde van het jaar te accepteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld.

Zij krijgt nr. 1311 (25295).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste motie dien ik toch in, ondanks dat ik snap dat het lastig is om het mbo en het hoger onderwijs eerder te laten weten welk scenario het wordt. Toch vind ik het erg belangrijk om hun echt, al is het maar één dag eerder, zo snel mogelijk te laten weten welk scenario het wordt. Wat ons betreft moeten ze ook echt zo snel mogelijk open kunnen zonder die 1,5 meter. Daarom vind ik het toch belangrijk om deze motie op die manier in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet op 13 augustus een besluit neemt over het loslaten van de 1,5 meter in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (h.o.);

overwegende dat dit het mbo en h.o. voor een hele lastige logistieke uitdaging plaatst;

verzoekt de regering alles in het werk te stellen om eerder uitsluitsel te geven over het wel of niet loslaten van de 1,5 meter in het mbo en h.o.,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 1312 (25295).

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Mijn tweede motie dien ik alvast in, zeg ik richting de minister. Ik hoop eigenlijk dat het antwoord over long covidpatiënten straks in tweede nog termijn komt. Maar omdat ik anders geen mogelijkheid meer heb, dien ik de motie nu alvast in; ik kan deze altijd nog intrekken of aanhouden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel mensen met langdurige fysieke klachten kampen als gevolg van COVID-19, ook wel bekend als long covid;

overwegende dat Nederland in tegenstelling tot andere landen deze patiënten niet centraal registreert en dat er tot op heden nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar hoeveel mensen in Nederland met long covid kampen;

verzoekt de regering een centraal registratiepunt in te richten voor long-covidpatiënten en hun zorgverleners,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 1313 (25295).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat varianten van het COVID-19-virus mogelijk het gevaar van een nieuwe golf van besmettingen meebrengen;

overwegende dat nu het aantal besmettingen laag is, er gerichte inzet moet zijn om brandhaarden te voorkomen;

voorts overwegende dat dit kan leiden tot een aanscherping van de strategie en dat bijvoorbeeld gestuurd kan worden op lagere signaalwaarden;

verzoekt de regering duidelijk te maken wat de strategie is en wat de hoofddoelen van het beleid zijn nu een nieuwe fase van lagere besmettingen is ingegaan en duidelijk te maken welke signaalwaarden daarbij gelden, en dit voor 1 september aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 1314 (25295).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het risico op nieuwe coronavarianten toeneemt door de lage vaccinatiegraad in lage-inkomenslanden;

overwegende dat de regering reeds heeft uitgesproken het overschot aan vaccins voornamelijk te willen gebruiken voor donatie, maar dit nog niet in de vaccinatieplanning heeft opgenomen;

verzoekt de regering het RIVM op korte termijn advies te vragen over welk deel van het overschot aan vaccins noodzakelijk als reserve aangehouden moet worden, en op basis daarvan een concreet voorstel te doen voor een gefaseerd donatiebeleid aan COVAX, waaruit blijkt hoeveel doses op welk moment gedoneerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Hammelburg.

Zij krijgt nr. 1315 (25295).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sportverenigingen, voedselbanken, musea en zo veel andere mooie initiatieven bestaan door vrijwilligers;

overwegende dat door corona het vrijwilligerswerk een klap heeft gekregen en in het bijzonder het vrijwilligerswerk via de werkgever;

verzoekt de regering om in deze zomer het vrijwilligerswerk te stimuleren en in het bijzonder onder de aandacht te brengen bij werkgeversorganisaties, en als Rijksoverheid hierin het goede voorbeeld te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Van den Berg, Westerveld, Van der Staaij, Paternotte, Pouw-Verweij, Kuiken, Van Esch, Kwint, Gündoğan, Den Haan, Van der Plas, Wilders, Kuzu en Van Haga.

Zij krijgt nr. 1316 (25295).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Gündoğan van Volt. Gaat uw gang.

Mevrouw Gündoğan (Volt):
De tijd tikt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door het oprukken van de deltavariant het risico bestaat dat coronabrandhaarden zullen ontstaan, met name in gebieden waar de vaccinatiegraad onvoldoende blijft, dan wel in dichtbevolkte of veelbezochte gebieden;

constaterende dat een eerder plan tot regionale aanpak van het virus is opgesteld om coronabrandhaarden te voorkomen dan wel te minimaliseren;

verzoekt de regering het primaire plan tot regionale aanpak van het coronavirus te actualiseren, duidelijk te maken bij welke besmettingswaarde overgegaan zal worden tot actie, waarmee de aanpak eenduidig wordt en waardoor een vierde nationale golf kan worden voorkomen, en de Kamer hierover uiterlijk begin september te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gündoğan, Pouw-Verweij, Van der Plas, Den Haan en Kwint.

Zij krijgt nr. 1317 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een van de weinige landen is waar op grote schaal medische mondkapjes beschikbaar zijn voor de samenleving;

overwegende dat experts waarschuwen voor een mogelijke vierde golf na de zomer;

overwegende dat medische mondkapjes vele malen betere bescherming bieden dan niet-medische mondkapjes;

verzoekt de regering een inventarisatie uit te voeren naar de beschikbaarheid van medische mondkapjes en naar de mogelijkheden tot opschaling;

verzoekt de regering, net zoals Duitsland, medische mondkapjes op grote schaal beschikbaar te stellen indien een vierde golf zich aan dreigt te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gündoğan, Den Haan en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 1318 (25295).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Pouw-Verweij van JA21. Meneer Kwint, hebt u een vraag over deze motie?

De heer Kwint (SP):
Ik heb een mededeling van huishoudelijke aard. De motie die ik zojuist heb ingediend over het eigen risico, wordt ook ondertekend door mevrouw Simons. Inderdaad, zoals mevrouw Kuiken al vermoedde. Kan de naam van de heer Paternotte worden vervangen door de naam van zijn fractiegenoot Paulusma?

De voorzitter:
Kijk. Bij deze. Dank u wel voor de mededeling. Mevrouw Pouw-Verweij van JA21, gaat uw gang.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste zou ik de beide ministers willen bedanken voor hun uitgebreide antwoorden. De minister van VWS en ik gaan het denk ik niet eens worden over het gebruik van mondmaskers in het openbaar vervoer. Persoonlijk voel ik meer voor het geven van medische mondmaskers, juist aan de extra kwetsbaren, in plaats van gewone mondmaskers voor iedereen. Vandaar ook de steun voor de motie van collega Gündoğan. Verder heb ik nog een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met inachtneming van de geleerde lessen kan worden voorkomen dat het land opnieuw deels wordt stilgelegd in het geval dat de ontwikkelingen rond het coronavirus onverhoopt ongunstig uitpakken;

overwegende dat het instellen van een nieuwe lockdown de samenleving en de economie buitengewoon veel schade zal toebrengen;

verzoekt de regering een strategie, die snel en wendbaar optreden mogelijk maakt om een onverhoopte nieuwe uitbraak van corona trefzeker in te dammen, in september met de Kamer te bespreken;

verzoekt de regering scenario's met betrekking tot een virusuitbraak te ontwerpen voor de middellange en lange termijn, waarvan de gezondheidszorg in ieder geval deel uitmaakt, en die in september aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pouw-Verweij, Van der Plas, Van Haga, Gündoğan en Den Haan.

Zij krijgt nr. 1319 (25295).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Staaij van de SGP.

Gaat uw gang, meneer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil de bewindslieden danken voor de beantwoording. Voor de mensen die deze debatten nog volgen en denken "wat gebeurt er toch met al die ingediende moties", zeg ik toch maar dat we voorafgaand aan dit debat een brief van 112 kantjes hebben gehad. Daarin werden twintig moties en toezeggingen besproken en aangegeven wat ze er allemaal mee gedaan hebben. Soms praten we hier dan weer over en soms blijven er ook wat vragen hangen. In mijn geval is dat een punt dat ik nu in tweede termijn wil maken.

De vorige keer heb ik een motie ingediend met de heer Paternotte. Die aangenomen motie ging over welke matregelen tegen covid in de endemische fase nog noodzakelijk en proportioneel zijn. Daar is in de brief op ingegaan. De minister heeft gezegd: ik ben begonnen met hierover gesprekken te voeren. Daarmee wordt gezegd dat die motie is uitgevoerd, maar ik neem aan dat nog verdergaat en dat we daarover in september nader bericht worden.

Vanuit allerlei kanten komt steeds weer naar voren dat we nu in de fase zitten dat we hopen dat die grote stijgingen voorbij zijn en dat het een beetje op een vergelijkbaar niveau of lager zal blijven hangen. Het zal niet weggaan, maar hoe gaan we nu verder? Welke maatregelen worden er dan nog overwogen en wat gaat echt van tafel? Ik denk dat het heel belangrijk is dat we daarover in het najaar grondig kunnen doorspreken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. In het kader van bijzondere samenwerkingsverbanden een motie samen met collega Wilders — dat is een unicum. We zijn het volgens mij ook met elkaar eens dat we nut en noodzaak van een testsamenleving niet inzien. Daarover heb ik twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat momenteel slechts 3% van de testcapaciteit voor "testen voor toegang" wordt benut;

overwegende dat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog honderden extra miljoenen testen heeft gereserveerd voor verdere uitbreiding van de capaciteit;

van mening dat dit geldverspilling is;

verzoekt de regering om de reservering tot uitbreiding van de testcapaciteit te annuleren en het geld te investeren in de zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 1320 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat momenteel slechts 3% van de testcapaciteit voor "testen voor toegang" wordt benut;

overwegende dat lege testcentra de belastingbetaler maar liefst een half miljoen euro per dag kosten;

verzoekt de regering om "testen voor toegang" vrijwillig, gratis en vrijblijvend aan te bieden op Nederlandse luchthavens met internationale vluchten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 1321 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niets erop duidt dat een verblijf in Noord-Cyprus een groter gezondheidsrisico vormt dan een verblijf in Zuid-Cyprus;

overwegende dat op de kaart van het ECDC Cyprus één kleur heeft in tegenstelling tot de kaart op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken;

overwegende dat het aanhouden van objectieve maatstaven belangrijk is voor de geloofwaardigheid van de reisadviezen;

verzoekt de regering om het reisadvies voor Noord-Cyprus gelijk te trekken met dat van Zuid-Cyprus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Den Haan.

Zij krijgt nr. 1322 (25295).

Dank u wel, meneer Kuzu. U bent nu echt door uw tijd heen.

De heer Kuzu (DENK):
Mag ik alleen een dictum verzoeken? Ik heb nog vijf seconden en dat moet lukken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om in Europees verband in te zetten op het geldig verklaren van het Digital Corona Certificate voor populaire vakantiebestemmingen als Turkije of Marokko,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 1323 (25295).

Misschien mag ik u wel een advies meegeven. Het is fijn om een motie rustig voor te kunnen dragen. Dit zijn heel veel moties.

Mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Voorzitter. Ik wil toch een motie indienen over de niet mobiele kwetsbare thuiswonenden. Ik weet dat de minister heeft aangegeven dat hij gaat kijken naar de bestaande infrastructuur, om die in zetten. Ik weet ook dat ActiZ dat al eerder heeft aangeboden, maar dat er uiteindelijk toch is gekozen voor Thuisvaccinatie.nl. Ook de branchevereniging van doktersassistentes heeft het aangeboden, maar daar is geen gebruik van gemaakt. Ik wel me er dus toch van vergewissen met mijn collega's dat de bestaande infrastructuur gebruikt wordt hier. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel niet mobiele thuiswonenden nog niet zijn gevaccineerd doordat Thuisvaccinatie.nl een gebrek heeft aan capaciteit;

overwegende dat deze mensen meer risico hebben op een ernstig verloop als zij besmet raken met het coronavirus en dat het daarom belangrijk is dat zij zo snel mogelijk worden gevaccineerd;

overwegende dat gevraagd is aan de huisartsen om te helpen met het vaccineren van de groep;

overwegende dat de wijkverpleging vaak bij deze mensen thuiskomt en dat wijkverpleegkundigen bevoegd zijn om te vaccineren;

verzoekt de regering om te bezien hoe de wijkverpleging, naast huisartsen, betrokken kan worden bij het zo snel mogelijk vaccineren van de groep niet mobiele thuiswonenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Kuzu, Gündoğan, Bikker, Kuiken, Paternotte, Pouw-Verweij, Wilders, Van Esch en Kwint.

Zij krijgt nr. 1324 (25295).

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord van mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet heeft gekozen voor een variant van de zorgbonus waarbij een vast bedrag is gereserveerd door VWS;

constaterende dat het nettobedrag dat zorgverleners krijgen als erkenning voor hun uitzonderlijke inspanning afhankelijk is van het aantal aanvragen;

overwegende dat de uitvoering en het aanvraagproces van de zorgbonus een tijdsintensieve klus en zorgaanbieders de bonus kunnen aanvragen van 14 juni 2021 tot 27 juli 2021, 18.00 uur;

constaterende dat dit voor zorgaanbieders kort dag is, omdat instellingen moeten bepalen welke werknemers een bijzondere prestatie hebben geleverd en dit veel extra manuren kost;

verzoekt het kabinet de periode van aanvraag voor de zorgbonus te verruimen tot 15 augustus 2021,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Van Haga, Pouw-Verweij, Ephraim, Den Haan, Gündoğan, Wilders en Kuzu.

Zij krijgt nr. 1325 (25295).

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord, tot slot, aan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de IFR van COVID-19 bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar slechts 0,00003% bedraagt;

verzoekt de regering kinderen tot en met 18 jaar niet te vaccineren tegen COVID-19,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Ephraim.

Zij krijgt nr. 1326 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de geldigheidsduur van coronatesten nu zeer kort is en het gevolg daarvan is dat mensen zich soms zeer vaak moeten laten testen;

verzoekt de regering te bekijken of de geldigheidsduur van deze testen verlengd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Wilders.

Zij krijgt nr. 1327 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat binnenkort de mondkapjesplicht bijna overal vervalt;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de mondkapjesplicht ook vervalt voor de uitzonderingsgebieden zoals het openbaar vervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga, Van der Plas en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 1328 (25295).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Op de seconde, hè?

De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag voor u van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):
De heer Van Haga dient net een motie in om het vaccineren van minderjarigen te verbieden. Hij zei "kinderen", maar mijn neefje en nichtje van 15, 16 jaar laten zich echt geen kind meer noemen. Vanaf 12 jaar mogen mensen natuurlijk zelf meebeslissen over alle medische handelingen en medicatie.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Paternotte (D66):
Mijn vraag is eigenlijk waarom u dat voor hen wilt verbieden. Waarom wilt u hen die keuzevrijheid ontnemen?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De keuzevrijheid ontnemen we nooit, maar er is nu een bepaalde insteek waarbij het wordt gepropageerd om kinderen juist wel te vaccineren. Het is ons standpunt dat kinderen nauwelijks risico lopen op enige schade of enige verschijnselen bij COVID-19 en dan moet je ze ook gewoon niet vaccineren. Ik heb destijds uw motie meegetekend omdat het ging over zeer kwetsbare uitzonderingsgevallen. Dan moet je de mogelijkheid krijgen. Uiteindelijk heeft iedereen die mogelijkheid. Maar de basishouding moet zijn: kinderen van 12 tot 19 jaar ga je niet vaccineren.

De heer Paternotte (D66):
Met die basishouding zou u zeggen: dan mag je het nog steeds wel toestaan. Dus als mensen het zelf zouden willen, zou het wat u betreft wel mogen?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ja, kijk, we leven in een vrij land. Iedereen die zich wil laten vaccineren, moet goed in overleg gaan met een oncoloog, met een immunoloog, met een cardioloog. En natuurlijk neem je daarna zelf die beslissing. Maar de basishouding moet zijn: kinderen van 12 tot 19 jaar gaan we niet vaccineren. Dat is de oproep aan het kabinet. Want deze kinderen krijgen hier hooguit een snotneus van. En dat hele idee dat je je laat vaccineren voor anderen is totale lariekoek. Dus laten we dat alsjeblieft niet doen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. De bewindspersonen hebben aangegeven dat ze ongeveer twaalf minuten nodig hebben. Nou, laat het dan precies 22.00 uur zijn.

De vergadering wordt van 21.48 uur tot 22.00 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van VWS voor de beantwoording van nog een enkele vraag en voor het geven van zijn appreciatie van een aantal moties.


Termijn antwoord

Minister De Jonge:
Zeker. Ik begin met de moties en dan kom ik zo nog bij een enkele vraag. Ik weet alleen even niet meer waar ik die heb gelegd. Ik denk dat ik mijn aantekeningen beneden heb laten liggen. Ik weet dat er een aantal ambtenaren meeluisteren. Zij zitten misschien nog in de kamer beneden. Neem even mijn aantekeningen mee naar boven, zou ik via u tegen de ambtenarenloge willen zeggen. Dan doe ik de overgebleven vragen aan het eind en begin ik met de moties.

Allereerst de motie op stuk nr. 1300 over ventilatie actief onder de aandacht brengen. Ik laat daar graag het oordeel aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 1301: Schiphol en testen. Daar is het woord "terminal" in geslopen en dat maakt de opdracht toch opeens een beetje anders. De heer Paternotte verwees ook naar de mogelijkheid dat je ook op hoge hakken richting die terminal zou moeten kunnen lopen, wat ik merkwaardig vind, maar ieder z'n ding in de zomer. Ik zal sowieso aan de Kamer laten weten wat we allemaal gaan doen om reizigers te testen. Zelftesten is de basis. Dat is één. Twee. Gratis testen bij de GGD voor jongeren die terugkomen is sowieso van belang. Drie. Ik wil ook op Schiphol het testen faciliteren. Hoe we dat gaan doen? Ik wil even wat ruimte om te kijken hoe dat het meest praktisch is vorm te geven. Ik ga niet bij iedere slurf een teststraatje zetten, want we hebben daar een hele grote faciliteit. Kortom, ik ga daarover met de GGD in gesprek. Bind me nog even niet vast op die terminal. Ik kom erop terug. Als ik de motie met een beetje ruimte mag uitleggen, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Paternotte: kan hij zich vinden in de appreciatie ... In de appreciatie wel, denk ik, maar kan hij zich ook vinden in de interpretatie van de motie?

De heer Paternotte (D66):
Nee, niet bij elke slurf. Dat lijkt me buitengewoon onpraktisch. We denken meer aan een teststraat zoals die er vorige zomer een tijdlang heeft gestaan. Die was landzijdig. Mensen op reis konden daar nog even langsgaan. Binnen dat denkraam kunnen we zeker meegaan met de minister.

Minister De Jonge:
Dat is me allemaal veel te gedetailleerd. Ik wil echt even de ruimte voor hoe we dat gaan ... Als ik voor die mensen die dat willen, vervoer zou kunnen regelen tussen de luchthaven zelf en P4, dat parkeerdek, dan kan dat natuurlijk ook. Zo'n teststraat op Schiphol zelf geeft ook gewoon traffic van een paar honderdduizend man. Het is zeer de vraag of dat praktisch is, of Schiphol zelf daar op zit te wachten en of het van toegevoegde waarde is. Dus geef me nou even de ruimte om daar met Schiphol en Kennemerland over te spreken. Dan kom ik terug op hoe we dat het meest verstandig kunnen doen. Als het gedetailleerder is dan dat, dan ontraad ik de motie gewoon. Dat is dan misschien duidelijker.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Paternotte, want dat is wel belangrijk straks voor de stemmingen: is het de brede interpretatie van de minister of ...?

De heer Paternotte (D66):
Ik heb op zich wel vertrouwen in het overleg met Schiphol op dit punt. Toevallig heb ik natuurlijk wel even gekeken hoe men daar ertegen aankijkt. Als de minister er snel op terugkomt, kunnen we daar mee leven.

De voorzitter:
U kunt zich dus vinden in de interpretatie van de minister.

Minister De Jonge:
Oké. Dan gaan we daarmee aan de slag.

Dan de vaccinatievoorziening op Schiphol. In deze opdracht ga ik niet mee. Ik heb wel gezegd dat ik op dit punt met de GGD sowieso al het gesprek heb over waar het allemaal praktisch zou kunnen zijn. Ook dit punt neem ik mee in het gesprek met Kennemerland. Maar ik zeg niet dat er op Schiphol een vaccinatievoorziening komt. In eerste termijn heb ik daarvan gezegd dat ik de toegevoegde waarde daarvan niet helemaal zie. Ik ontraad deze motie dus, maar ik zeg wel toe dat ik ook dit punt meeneem in het gesprek met de GGD Kennemerland.

Dan de motie van de PVV over het afschaffen van de anderhalvemeterregel. Die ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 1304: kinderen niet actief uitnodigen. Die motie ontraad ik onder verwijzing naar de eerste termijn.

De motie op stuk nr. 1305: mondkapjes in het vo afschaffen. Die motie ontraad ik. Het OMT heeft juist geadviseerd om dat nog eventjes tot de zomer vast te houden. Na de zomer kan het er ook af. Maar tot de zomer even vasthouden, dus die ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 1306 van het CDA over mobiele testlocaties. Daar laat ik het oordeel over aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 1308 over het verlengen van de verstrekking van mondkapjes via de apotheek. Daarover hadden we de volgende choreografie afgesproken. U dient deze motie in. Ik zorg dat ik voor de stemming van aanstaande dinsdag laat weten hoe ik met deze motie omga en of ik die regeling inderdaad ga verlengen. Ik laat u dat weten, zeg ik in de richting van mevrouw Kuiken.

De voorzitter:
Wat is de appreciatie van de motie op stuk nr. 1308?

Minister De Jonge:
Die appreciatie komt dus schriftelijk na. Voorafgaand aan de stemming zorg ik voor de appreciatie. Dan hoef ik ook niet te vragen om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Die komt schriftelijk na. Ik kijk even naar mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik spreek het als volgt af. Ik laat de motie staan tot de stemmingen van dinsdag. Als ik een bevestigend antwoord krijg, trek ik haar acuut in.

De voorzitter:
Helder. Dank u wel.

Minister De Jonge:
Prima. Dat is eigenlijk een heel dreigend zwaard van Damocles dat tot aan dinsdag boven mijn hoofd hangt, voorzitter. Zo moet u het zien.

Dan de motie op stuk nr. 1309 over de ziekenhuizen en het gele boekje. Daar hebben we het over gehad. Dat gaan we allemaal niet herhalen. Ik laat het oordeel hierover aan de Kamer. Ik kijk wel uit!

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Geel, citroen, zuur: dat gaan we allemaal niet doen! Dat is voor de Partij van de Arbeid weggelegd. Maar ik vind het wel fijn als de minister ons even informeert over de uitkomst van het overleg.

Minister De Jonge:
Zeker. Ik probeer voor de zomervakantie nog één voortgangsbrief te sturen, waarin alle open eindjes even aan de Kamer worden meegegeven. Die gaan over het testen, de hoge hakken van de heer Paternotte, het gele boekje, echt over alles wat u altijd al had willen weten!

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, volgens mij wil mevrouw De Vries hier iets over zeggen. Mevrouw Aukje de Vries was medeondertekenaar van de motie. Zij hecht er erg aan dat die teststraat te bereiken is op hoge hakken. Ik denk dat het goed is dat de minister dat ook even ...

Minister De Jonge:
Beetje flauw om nu mevrouw De Vries erbij te lappen!

De heer Paternotte (D66):
Ik wil dit beeld dat de minister net heeft opgeroepen weer even uit de Handelingen weg hebben.

Minister De Jonge:
Goed zo.

Dan de motie op stuk nr. 1310 om voor het nieuwe schooljaar, voor de herfst — wat was het? — de ventilatie in alle schoolgebouwen op orde te hebben. Er is natuurlijk een ventilatieplan. Er is heel veel geld uitgetrokken. Er is een vrij uitbundige regeling die al bijna is uitgeput. Er is nog meer geld. In 2022 is er zelfs nog eens 260 miljoen beschikbaar voor de verbetering van het binnenklimaat. Ik ga deze motie dus ontraden.

De voorzitter:
Er was ook nog een vraag van mevrouw Westerveld over dit onderwerp.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik had het in mijn eerste termijn inderdaad aangekaart, omdat het probleem ook niet is dat er geen regeling of geld is. Dat is er allemaal wel. De vraag is vooral waarom het dan zolang duurt, want dit is geen nieuw onderwerp. We praten er al meer dan een jaar over. We weten dat ventilatie een hele belangrijke rol speelt. We hebben allemaal ongevaccineerde kinderen die in een klaslokaal vaak met heel veel kinderen tegelijk bij elkaar zitten. Als er dus een regeling en geld is, waarom duurt het dan zolang? Vandaar deze motie, want dit moet gewoon geregeld worden.

Minister De Jonge:
Er wordt ook heel veel gedaan. Minister Slob heeft de Regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen opgezet. Begin dit jaar is de eerste 100 miljoen euro voor ventilatieverbetermaatregelen beschikbaar gesteld. Die regeling is bijna uitgeput. Er zijn 600 aanvragen goedgekeurd. Op scholen wordt dus hard gewerkt om de ventilatie verder te verbeteren. Voor advies en ondersteuning kunnen ze ook terecht bij Ruimte-OK. In 2022 is er nog eens 260 miljoen beschikbaar voor de verbetering van het binnenklimaat. Het ministerie is met de scholen, gemeenten, BZK en Ruimte-OK in gesprek over de invulling ervan. Er gebeurt dus van alles.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Er gebeurt van alles, maar scholen hebben nog steeds geen ventilatie. Mijn punt is ook niet dat er niks gebeurt. We hebben deze discussie regelmatig met minister Slob gehad. Ik ben ook woordvoerder onderwijs, net als een aantal andere collega's. Alleen, het moet geregeld worden. Dat is dus het probleem. Daarom vraagt deze motie aan het kabinet om het dan maar zelf in handen te nemen. We merken nu dat scholen en gemeenten ook vaak naar elkaar wijzen, omdat er een cofinanciering bij komt. Nogmaals, mijn punt is dus niet dat er niets gebeurt. Mijn punt is dat de ventilatie op scholen nog niet overal in orde is.

De voorzitter:
Uw punt is helder.

Minister De Jonge:
Misschien is het goed om daarover verder het debat met collega Slob te voeren. Maar het beeld was eventjes dat er helemaal niets gebeurt aan ventilatie. Dat is echt onjuist. Er gebeurt juist heel veel aan ventilatie. Er is al heel veel geld aanvullend uitgegeven. Er is ook nog meer geld aanvullend beschikbaar voor volgend jaar. Er is ook een ibo naar onderwijshuisvesting. Daar komt een inhoudelijke reactie op van het kabinet. Ik denk dus dat u daarover nog naar hartenlust kunt debatteren met collega Slob. U kunt er in ieder geval op rekenen dat er behoorlijk op wordt ingezet, zowel vanuit schoolbesturen zelf als vanuit OCW.

Dan de motie op stuk nr. 1311 over de regeling voor het aanvragen van zelftesten. Om die regeling te verlengen tot tenminste eind dit jaar gaat mij een beetje te ver. Ik wil wel kijken of die verlengd moet worden, maar niet tot het einde van dit jaar. Deze motie ontraad ik dus.

Dan de motie op stuk nr. 1312 over het eerder uitsluitsel geven aan het onderwijs. Daar hebben we het volgens mij uitgebreid over gehad. Ook deze motie ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 1314 over de strategie en de hoofddoelen van het beleid. Ik denk dat wij een behoorlijke aanzet daartoe hebben gegeven in de brief die we zojuist hebben besproken — 112 pagina's schoon aan de haak — maar ik wil in september wel heel graag de verdere uitwerking daarvan vormgeven. Dat is niet voor 1 september zoals hier staat, maar ín september. De heer Van der Staaij vroeg daar ook naar. Beiden staan onder de motie, mevrouw Bikker en de heer Van der Staaij. Ik wil dat heel graag doen, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:
In de motie staat wel "voor 1 september". Ik kijk dus even naar de indieners. Zijn zij bereid om de motie aan te passen en ervan te maken "in september"? Dat is het geval.

De motie-Bikker/Van der Staaij (25295, nr. 1314) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat varianten van het COVID-19-virus, zoals de deltavariant, mogelijk het gevaar van een nieuwe golf van besmettingen meebrengen;

overwegende dat nu het aantal besmettingen laag is er gerichte inzet moet zijn om brandhaarden te voorkomen;

voorts overwegende dat dit kan leiden tot een aanscherping van de regie en dat bijvoorbeeld gestuurd kan worden op lagere signaalwaarden;

verzoekt de regering duidelijk te maken wat de strategie is en wat de hoofddoelen van het beleid zijn nu een nieuwe fase van lagere besmettingen is ingegaan, duidelijk te maken welke signaalwaarden daarbij gelden, en dit in september aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 1329, was nr. 1314 (25295).

Minister De Jonge:
Fijn. Dat geeft iets meer gelegenheid om er met verschillende partijen over te kunnen spreken.

Dan de motie op stuk nr. 1315 over het doneren van doses. Het oordeel daarover laat ik graag aan de Kamer. Daar zijn wij al volop mee bezig. Ik zal u dat ook laten weten in een volgende voortgangsbrief en misschien wel in de volgende voortgangsbrief.

Dan de motie op stuk nr. 1316 over het stimuleren van vrijwilligerswerk. Die motie is wel zo intimiderend ondertekend dat ik het oordeel daarover aan de Kamer ga laten, en misschien ook nog wel omdat het gewoon een goed idee is om dat te doen. Ik geef de motie dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 1317 van Volt, over het actualiseren van het regionaal plan. Die motie lijkt eigenlijk een beetje op de motie van Van der Staaij en Bikker. U had die natuurlijk ook in elkaar kunnen schuiven in het kader van de summer of love, maar laat ik in het kader van diezelfde summer of love deze motie dan ook gewoon oordeel Kamer geven. Dan zullen we in ieder geval de uitwerking integraal oppakken.

In de motie van JA21 op stuk nr. 1319 gaat het over allerlei verschillende scenario's. Ik ga de uitwerking doen van die twee moties. Dat komt voor een deel tegemoet aan datgene wat u vraagt, maar deze motie gaat wel heel veel extra werk opleveren. Wij gaan gewoon uit van het meest reële scenario en zullen natuurlijk ook voorbereid zijn op somberdere scenario's. Dat zullen we allebei doen, maar deze motie ga ik ontraden.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik heb de minister net bij een andere motie horen zeggen: als ik die motie zus en zo mag interpreteren. Is er een manier waarop de minister de scenario's in mijn motie kan interpreteren zodat hij er wél uitvoering aan kan geven?

Minister De Jonge:
Ja, dat zou ik kunnen doen. Ik heb die bepalende risicofactoren voor het najaar genoemd. Ik heb gezegd dat wij uitgaan van het meest reële scenario: wel een opleving van het aantal besmettingen, maar niet zo'n hele extreme doorvertaling in ziekenhuisopnames. Wat we allemaal moeten doen om die dijk aan te leggen in surveillance, testen en traceren, in vaccineren, in het nemen van maatregelen, zullen we verder uitwerken in de lijn zoals we ook in deze brief hebben gezet. Daarbij zullen we inderdaad uitgaan van het meest reële scenario, maar ook voorbereid zijn, klaarstaan voor een somberder scenario. Als ik de motie zo mag uitleggen dat dit een opdracht is om dat vervolg ter hand te nemen, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

De voorzitter:
Dan zou ik wel willen voorstellen om de tekst van de motie aan te passen, omdat die wel erg afwijkt van wat er nu staat. Misschien kunt u dan even contact opnemen met VWS hierover.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ja, er staat nu: scenario's in algemene vorm, maar als we daar inderdaad van kunnen maken: het reële scenario en een worstcasescenario, die twee, die combinatie …

Minister De Jonge:
En ook klaar te staan voor een worstcasescenario. Ja hoor, prima.

De voorzitter:
Als u die aanpast en dan afstemt met VWS. Dank.

Minister De Jonge:
Dan de motie op stuk nr. 1320 om de testcapaciteit te annuleren. Nee, dat moeten we niet doen. Ik ontraad deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 1321 over gratis testen op de luchthaven. We doen dus juist gratis testen voor reizigers, dus dat is overbodig, denk ik. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 1322 over Noord-Cyprus gelijk aan Zuid-Cyprus. Volgens mij staat heel Cyprus inmiddels op dezelfde kleur, dus ik denk dat deze motie overbodig is, en die zou ik dus ook willen ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 1323, om dat DCC ook geldig te verklaren voor Turkije of Marokko. Wij bepalen natuurlijk niet het gezondheidsbeleid van Turkije en Marokko, dus deze motie moet ik ontraden. Ik had al toegezegd dat wij natuurlijk wel graag met Turkije, Marokko en andere vakantiebestemmingen buiten Europa het gesprek aangaan, liefst op Europees niveau en anders bilateraal, over de geldigheid van die DCC's.

Dan de motie van mevrouw Den Haan c.s. op stuk nr. 1324. Ook daar een intimiderende lijst van ondertekenaars. Daarom laat ik het oordeel aan de Kamer, ook omdat het een verstandig idee is om met de wijkverpleging in gesprek te gaan, om te kijken hoe we die niet mobiele mensen thuis kunnen vaccineren.

De motie op stuk nr. 1326 over het niet vaccineren van kinderen ontraad ik. Daar hebben we het uitgebreid over gehad.

De motie op stuk nr. 1327 over het verlengen van de geldigheidsduur van de testen ontraad ik ook. Daar hebben we het ook uitgebreid over gehad.

Dan de motie op stuk nr. 1328 over mondkapjes loslaten in het vo. Die ontraad ik ook.

En dan heb ik nog steeds niet de antwoorden gekregen op de vragen die waren gesteld. Nou hoop ik dat ze wel driftig aan het zoeken zijn in die ambtenarenkamer, of ze zijn het terras op, natuurlijk. Dat kan allebei.

De voorzitter:
Misschien is het goed als ik dan vraag aan de minister voor Medische Zorg om eerst de appreciatie te doen van de moties.

Minister De Jonge:
Dat is een briljant idee. Absoluut.

De voorzitter:
Ik hoop dat mevrouw Westerveld dat ook vindt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De minister zei over onze motie over zelftesten dat hij gaat uitzoeken om die regeling te verlengen. Ik kan de motie misschien wel even aanhouden totdat we het antwoord hebben. Maar dan is het goed om te weten wanneer dat ongeveer komt, zodat het antwoord niet een maand op zich laat wachten. Dat zou fijn zijn.

Minister De Jonge:
Nee, dit moet echt nog voor de zomer, omdat we moeten weten hoe we dat testen na de zomer gaan inrichten.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan houd ik de motie aan, voorzitter.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (25295, nr. 1311) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dank u wel. We gaan even schoonmaken en dan geef ik het woord aan de minister voor Medische Zorg. Zij geeft nog een appreciatie van de moties op stukken nrs. 1307, 1313, 1318 en 1325.

Minister Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Ik start met de motie op stuk nr. 1307 van de heer Kwint, zijn "bingokaart", zoals hij die noemde. Ook hier is er een indrukwekkende lijst van Kamerleden die deze ondertekend hebben. Ik zie de ondertekening, maar dit gaat natuurlijk over iets wat bij de augustusbesluitvorming wordt besloten. Ik zou de indieners daarom toch willen vragen om deze motie aan te houden, gewoon vanuit de positie die ik heb en namens het demissionaire kabinet. Maar ik zie ook de ondertekening, zeg ik erbij.

De voorzitter:
Ik heb zo'n vermoeden …

De heer Kwint (SP):
Nee, het hele idee van de motie is nou juist dat zij wordt meegenomen in die gesprekken voor augustus. Het lijkt mij dus heel prettig voor de minister om te weten of zij is aangenomen of niet. Ik wil haar dus niet langer in spanning houden. Ik wil haar toch in stemming brengen.

Minister Van Ark:
Dat begrijp ik. Dan zal ik de motie toch moeten ontraden, maar ik heb zo'n gevoel dat de Kamer haar gaat aannemen. Uiteraard zal ik de Kamer dan laten weten hoe ik daarmee omga.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 1313 van mevrouw Van Esch. Ik zal gelijk antwoord geven op de vraag aan de hand van de appreciatie van de motie. Het RIVM is onlangs gestart met een onderzoek. We hebben in Nederland geen centrale registraties van mensen die ziek zijn. Het is mij in ieder geval niet bekend, maar ik heb het wel even nagevraagd. Maar het RIVM is gestart met een onderzoek. Het vraagt mensen met een positieve testuitslag om zich te melden via de website longcovid.rivm.nl. Het doel is om over langere termijn te onderzoeken hoeveel mensen na een infectie langdurig klachten houden. Het onderzoekt ook wat die klachten zijn en hoelang deze klachten aanhouden. Als ik de motie zo zou kunnen lezen dat hiermee aan die registratie wordt voldaan, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van Esch knikt. Zij kan zich dus vinden in uw interpretatie.

Minister Van Ark:
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 1318 van mevrouw Gündoğan, waarin wordt gevraagd om medische mondkapjes op grote schaal beschikbaar te stellen. Deze motie is ook ondertekend door mevrouw Den Haan en mevrouw Pouw-Verweij. Deze motie ontraad ik. Voor het toepassen van mondmaskers gaan wij uit van de Europese richtlijnen. Voor het algemeen publiek zijn NEN-normen opgesteld. Het is dus niet noodzakelijk om medische mondkapjes hiervoor ter beschikking te stellen. Overigens is daar ook geen verbod op. Zeker in het begin, toen er in de zorg een enorme behoefte was aan medische mondmaskers, hebben we wel gevraagd om ze voor de zorg te behouden. Maar inmiddels liggen er genoeg op de plank en zijn ze ook weer via de reguliere kanalen beschikbaar. Er is ook geen verbod op het gebruik van medische mondmaskers. Overigens beschikt het LCH over een ruime noodvoorraad, voor het geval zich onverhoopt een vierde golf zou voordoen. Maar deze motie zal ik ontraden.

De motie op stuk nr. 1325 van mevrouw Van der Plas en een aantal van haar collega's ontraad ik ook, onder verwijzing naar het debat.

Dat was 'm, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nog het woord aan de minister van VWS om nog een enkele vraag te beantwoorden. We gaan eerst even schoonmaken.

Minister De Jonge:
Voorzitter. Een paar vragen nog van mevrouw De Vries. Wat betreft die Nederlanders in het buitenland: ik zal inderdaad terugkoppelen in een, en ik denk ook de, volgende voortgangsbrief, wat daar nog meer zou kunnen. U had al eens eerder gezegd: zou het niet via de ambassades kunnen? Ik ken uw wens op dat punt, ik zal kijken wat daar ook van uitvoerbaar is. Voor die 12- tot 17-jarigen weten we in ieder geval dat alles klaarstaat nadat we de 18-plussers hebben gedaan. En die bilaterale inzet, dat was niet stoer bedoeld. Integendeel, dat is eigenlijk gewoon met de inzet om daar gemeenschappelijk uit te komen. Alleen, ik zie natuurlijk ook dat Nederland die Raadsaanbeveling 1425 wat ruimer interpreteert dan andere lidstaten. Daarover heb ik al een aantal gesprekken gevoerd met Spanje en Italië, onder andere, om te kijken of ze net zouden kunnen doen als wij, namelijk om dit net zo te interpreteren als wij. Ik merk dat daar nog enige voorzichtigheid is. Ik merk wel welwillendheid, bijvoorbeeld ook bij mijn Italiaanse collega. En daarnaast zie ik dat we wel heel hard richting groen gaan, ook op die ECDC-kaart. Dus dit zou best eens een probleem van vrij tijdelijke aard kunnen zijn.

Dan had de SGP nog één vraag, over die overgangsfase: hoe dan verder? Ik denk dat ik zojuist in relatie tot de moties al heb toegelicht hoe we daarmee verder kunnen gaan.

Dat waren de nog resterende vragen. Ik dacht dat het er meer waren, voorzitter.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Het is niet dat deze minister een vraag van mij niet heeft beantwoord. Ik ben vergeten de minister voor Medische Zorg te vragen of zij nog kan doorgaan op die erkenning die ik heb gevraagd voor longcovidpatiënten. Het is prima als dat in een briefvorm komt. Volgens mij hadden we het daar ook in eerste termijn over. Ik kan het net niet zien, maar ...

De voorzitter:
De minister had inderdaad gezegd: in tweede termijn of schriftelijk.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dan schriftelijk dus.

Minister De Jonge:
In de volgende voortgangsbrief komt zij daarop terug.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Oké, dan weet ik dat.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Ik dank de bewindspersonen, ik dank de Kamerleden en de kijkers thuis, en ik sluit de vergadering.

Sluiting

Sluiting 22.26 uur.