Plenair verslag Tweede Kamer, 59e vergadering
Donderdag 25 februari 2021

  • Aanvang
    11:00 uur
  • Sluiting
    20:08 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 120 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Amhaouch, Van den Anker, Arib, Azarkan, Becker, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Van den Berge, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bisschop, Bolkestein, Van den Bosch, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Van Esch, Fritsma, Futselaar, Van Gent, Van Gerven, Geurts, Van der Graaf, De Groot, Groothuizen, Van Haga, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hermans, Van den Hul, Jansen, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Laan-Geselschap, Laçin, Van der Lee, Van der Linde, Lodders, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Van Otterloo, Öztürk, Özütok, Palland, Paternotte, Peters, Postma, Van Raan, Regterschot, Renkema, Sazias, Schonis, Sjoerdsma, Slootweg, Smals, Smeulders, Sneller, Snels, Snoeren, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Terpstra, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wilders, Wörsdörfer en Yeşilgöz-Zegerius,

en mevrouw Van Ark, minister voor Medische Zorg en Sport, de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van donderdag 25 februari 2021.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Segers, Aartsen en Ziengs, de hele dag.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstukken

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Regels ter uitvoering van de EU-verordening betreffende het programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en de EU-verordening betreffende het programma Europees Solidariteitskorps (Uitvoeringswet Erasmusprogramma en Europees Solidariteitskorps) (35658).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Verzoekschriften

Verzoekschriften

Aan de orde is de behandeling van:

  • Verslag over het burgerinitiatief "Stop de PNVD";
  • Verslag over het burgerinitiatief "Erken Fibromyalgie";
  • Verslag over het burgerinitiatief "Tijd voor Transparantie".

De voorzitter:
Ik stel voor overeenkomstig de voorstellen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

Stand van zaken voorbereiding Tweede Kamerverkiezing

Stand van zaken voorbereiding Tweede Kamerverkiezing

Aan de orde is het VSO Stand van zaken voorbereiding Tweede Kamerverkiezing (35165, nr. 30).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde het VSO Stand van zaken voorbereiding Tweede Kamerverkiezing (35165, nr. 30). Ik heet natuurlijk alle woordvoerders van harte welkom en in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik geef mevrouw Özütok namens GroenLinks het woord. Zij is de eerste spreker. Goedemorgen! We hebben eigenlijk al een halve dag achter de rug hè, vanwege de commissie.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ja. Dank u wel, voorzitter. Over drie weken zijn de verkiezingen. De verkiezingen vinden in een bijzondere tijd plaats. Voor de democratie is het van groot belang dat iedereen die dat wil, gaat stemmen. De minister heeft gelukkig samen met gemeenten veel maatregelen genomen om het stemmen veilig te laten verlopen, maar er is één groep mensen met een kwetsbare gezondheid die helaas niet per brief kan stemmen, omdat zij jonger dan 70 jaar zijn. GroenLinks heeft veel signalen ontvangen van mensen die zich zorgen maken over hun gezondheid. Wij vinden dat deze mensen zo veel mogelijk gefaciliteerd moeten worden om hun stem coronaproof te kunnen uitbrengen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen met een kwetsbare gezondheid die jonger zijn dan 70 jaar niet per brief kunnen stemmen;

overwegende dat een deel van deze mensen zich grote zorgen maken over de vraag of zij wel op een veilige manier kunnen stemmen;

van mening dat het kiesrecht een grondrecht is dat door iedere kiesgerechtigde persoon die dat wil op een veilige manier uitgeoefend moet kunnen worden;

verzoekt de regering om samen met gemeenten en belangenorganisaties ervoor te zorgen dat iedereen veilig een stem kan uitbrengen door bijvoorbeeld buitenstemlocaties aan te moedigen, alle stembureauleden goed te informeren over hoe zij personen met een kwetsbare gezondheid zo goed mogelijk kunnen helpen bij het veilig uitbrengen van hun stem en de informatie over coronaproof stemmen op een zichtbare wijze via toegankelijke informatiekanalen te verspreiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (35165).

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Otterloo namens 50PLUS.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Er is een brief van de minister gekomen naar aanleiding van een vraag van mij om een debat te houden. Bij de brief hebben we een aantal vragen gesteld, waarop we helaas geen antwoorden hebben gekregen omdat nog steeds niet duidelijk wordt wat nou de maatstaven zijn om te bepalen of het wel of niet doorgaat. Het lijkt heel sterk op: kop naar beneden, verstand op nul en gaan met de banaan. Dat kan niet met verkiezingen, want de verkiezingen zijn — althans voor mij als democraat — een heilig goed dat je moet koesteren en in zo optimaal mogelijke omstandigheden moet doen.

Ik werd vanochtend verblijd met de stempas, omdat ik 70-plus ben. Maar ik dacht wel: het is voor de meeste mensen die niet zo digitaal vaardig zijn straks nog wel een hele klus om eruit te komen. De pas die ik heb gekregen, moet ik bewaren voor als er straks een nieuwe pas komt. De gemeente Den Haag vindt dat ik op de site moet kijken waar ik op maandag en dinsdag moet gaan stemmen en neemt niet de moeite om dat op een andere manier duidelijk te maken. Volgens mij schort er dus nog het nodige aan.

Ik las vanochtend in de Volkskrant het verhaal van de bestuurder van PostNL, die zich erover verbaasde dat Kamerleden nog niet langsgekomen waren. Ik heb in het vorige debat de nodige kritiek geuit op en twijfels over de wijze waarop PostNL ermee omgaat. Ik had een uitnodiging ontvangen en ga graag in op de uitnodiging die mij via de Volkskrant heeft bereikt vanuit PostNL, omdat ik de vorige keer de grote problemen voorzag met de reguliere postbestelling.

Dat leidt nu tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de dreigende derde golf in de coronapandemie;

overwegende dat de regeringsmaatregelen erop gericht zijn zo veel mogelijk samenkomsten en vervoersbewegingen te beperken;

overwegende het feit dat bij landelijke verkiezingen zeer veel mensen op zeer veel plekken samenkomen, en er ondanks alle voorzorgsmaatregelen risico's bestaan van verspreiding van het virus;

verzoekt de regering nader te expliciteren welke criteria er gelden voor het al dan niet laten doorgaan van de verkiezingen, bijvoorbeeld voor wat betreft het aantal besmettingen en het beroep op zorg;

verzoekt voorts te expliciteren welke nevenschade de regering acceptabel acht qua gezondheidsgevolgen en mogelijk lagere opkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Otterloo. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (35165).

Dank u wel. De volgende keer ... Volgens mij is het de laatste keer. Nou ja, dank u wel.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Wat moet ik de volgende keer doen?

De voorzitter:
Gewoon binnen de spreektijd blijven. Dat wist u toch wel, meneer Van Otterloo? Dan moet u het niet op een andere manier proberen. Maar goed. U kunt ook gewoon beginnen met de motie, want dat is wat u wilde.

Dan nu de heer Snoeren namens de VVD. Daarna krijgt u het woord, meneer Öztürk.

De heer Snoeren (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Toen ik hier begon als Kamerlid, betrof mijn eerste onderwerp deze verkiezingen. Nu sluit ik deze Kamerperiode daar ook weer mee af.

Ik heb geen motie, maar ik heb nog wel een aantal vragen aan de minister. Ik wil de minister ten eerste bedanken voor de antwoorden op de door ons gestelde vragen. Er is heel veel werk verzet. We proberen in deze bijzondere tijd de verkiezingen zo goed mogelijk veilig te laten verlopen. We hebben dat geregeld via verschillende wetten en het is mooi dat mijn motie en de evaluatie van de herindeling bruikbare informatie hebben opgeleverd.

Mijn fractie is nog wel benieuwd wanneer we de volgende schriftelijke inbreng kunnen ontvangen, met name over de voorbereidingen bij de gemeentes. Lopen zij nog tegen problemen aan? Misschien kan de minister daar even op ingaan.

Het CBS heeft een statistische berekening gemaakt op basis van een hackscenario waarin de optelsoftware van alle 355 gemeentes is gehackt. De uitkomst is dat dit onwaarschijnlijk is, zeker als we ook nog die controle doen bij die drie grote partijen. Dan zal zoiets snel aan het licht komen. In onze inbreng hebben wij ook gevraagd of er rekening is gehouden met een aanval op een of twee grote gemeentes, iets wat mogelijk minder goed en minder snel aan het licht komt. Op die vraag is eigenlijk niet ingegaan in de schriftelijke inbreng. Ik vraag de minister, daar toch nog nader op in te gaan. Zo'n hack kan immers ook al een grote impact hebben op de uitslag.

Daar wil ik het bij laten, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Snoeren. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Öztürk namens DENK. Gaat uw gang.

De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Het worden bijzondere verkiezingen. Het kabinet-Rutte paait de kiezers door de maatregelen te verzachten. Heel veel burgers zeggen gewoon: na de verkiezingen zullen ze keihard terugkomen met keiharde maatregelen, met keiharde bezuinigingen. Er is heel veel wantrouwen jegens het kabinet. 5% zegt niet te gaan stemmen. Er is een groep mensen die bang zijn om te gaan stemmen vanwege mogelijke besmetting. Heeft de minister er alles aan gedaan om iedereen ervan te overtuigen om toch naar de stembus te gaan?

Verkiezingen zijn heel belangrijk. De toekomst van Nederland wordt mede door de verkiezingen bepaald. Het is een grondrecht. Iedere burger moet in alle vrijheid kunnen stemmen. 70-plussers mogen voor het eerst in de geschiedenis van Nederland per brief stemmen. Er is een experiment geweest, naar ik heb begrepen in Den Haag. Dat is niet goed gegaan. Welke maatregelen heeft de minister allemaal genomen om te zorgen dat alle 70-plussers, 2,4 miljoen mensen, toch op een goede manier kunnen stemmen en dat er weinig fouten worden gemaakt?

Wij maken ons er zorgen over dat door die papiermolen heel veel mensen hun stemrecht niet goed kunnen gebruiken en dat dat uiteindelijk effect zal hebben op de verkiezingsuitslag. Dat zou zonde zijn, dat zou niet mogen gebeuren.

Als je met je stembrief naar de brievenbus gaat, wat gebeurt er dan met je stem?

De voorzitter:
Heeft u moties?

De heer Öztürk (DENK):
Nee. Ik rond af. Ik dacht: wanneer komt ze?

De voorzitter:
Nou, nu dus. Ik wilde voorkomen dat u met uw spreektijd in de knel komt. Ik wilde u helpen.

De heer Öztürk (DENK):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dat had u niet verwacht.

De heer Öztürk (DENK):
Dank u wel. Het is ook een van uw taken, voorzitter.

Het gaat erom dat 2,4 miljoen mensen niet echt weten wat er met hun stem gebeurt. Ik wil nogmaals de minister vragen om dat heel goed inzichtelijk te maken.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar de minister. Ik zie dat zij gelijk kan reageren en geef haar het woord.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik ga graag in op de vragen en opmerkingen. We hebben hier al vaak en geruime tijd met elkaar over gesproken. Bijna aan de vooravond van de verkiezingen, nota bene in het verkiezingsreces, zien we dat het goed is dat wij dit zorgvuldige proces als wetgever samen hebben doorlopen, zodat wij deze bijzondere verkiezingen in deze bijzondere tijd toch op een verantwoorde wijze kunnen laten doorgaan. Het is natuurlijk echt een heel groot goed in onze democratische rechtsstaat dat er vrije verkiezingen worden gehouden. Wij faciliteren die verkiezingen, maar die verkiezingen zijn natuurlijk niet van ons. Ze zijn er in de eerste plaats voor de meer dan 13 miljoen kiesgerechtigde Nederlanders, die er gewoon recht op hebben om zich uit te spreken.

Voorzitter, dan de vragen. Eerst de vraag van mevrouw Özütok over de kwetsbare mensen onder de 70. Zij vraagt terecht aandacht voor die groep. Net als zij vind ik het belangrijk dat ook die kwetsbare kiezers de stembus weten te vinden en dat zij bekend zijn met de speciale maatregelen die we voor hen hebben getroffen. Ik heb heel uitvoerig gesproken met de organisatie Ieder(in), die de belangen behartigt van mensen met een kwetsbaarheid, een chronische ziekte of wat dan ook. Samen met de organisatie heb ik gezegd: voor iedereen toegankelijke verkiezingen zijn cruciaal. We hebben deze kiezers ook echt in het vizier. We besteden nu en we zullen ook in de publiekscampagne die nog loopt nadrukkelijk aandacht besteden aan de mogelijkheden die er voor hen zijn.

Dat zijn er dus drie. Ten eerste het vervroegd stemmen op 15 en 16 maart in de speciaal daartoe opengestelde stemlokalen. We roepen iedereen in de doelgroep van mensen die extra kwetsbaar zijn voor het coronavirus, op om juist op maandag of dinsdag te gaan stemmen. Tegelijk roepen we alle andere mensen op om vooral gewoon op woensdag te gaan stemmen, zodat die stemlokalen op die dag rustig zijn en dat we vooral de ruimte geven aan de kwetsbare kiezers. Dat is ook een vorm van solidariteit die we samen kunnen betrachten om het voor deze groep mogelijk te maken om gewoon zelf naar het stembureau te gaan. De organisatie Ieder(in) zegt dat, maar ik ben me er zelf ook van bewust dat er mensen zijn die eigenlijk al sinds het uitbreken van het coronavirus zichzelf in zelfisolatie hebben geplaatst en die het huis niet meer uit komen. Voor niks, hè! Dat is natuurlijk onvoorstelbaar naar voor deze mensen, maar die hebben een kwetsbaarheid waar ze zich om medische redenen zo grote zorgen om maken dat ze dat niet doen. Voor die groep bestaat dan de mogelijkheid om iemand te machtigen. Daarvoor hebben we samen besloten om eenmalig het aantal machtigingen te verhogen van twee naar drie. Ik denk dus dat we er alles aan doen.

We hebben natuurlijk ook andere organisaties, het Longfonds, Diabetesvereniging Nederland, de ouderenbond. Die hebben onderzoek gedaan in de achterbannen van hun organisaties en daaruit blijkt gelukkig dat verreweg de meeste mensen heel erg gemotiveerd zijn om wel hun stem uit te brengen. De stemintentie is er, zij het misschien net iets lager dan bij de gewone groep.

Sorry, voorzitter, dat ik het zo lang maak, maar ik vind het een heel belangrijk punt. Maar ik kom nu op de motie van mevrouw Özütok op stuk nr. 33. Die komt er, denk ik, op neer dat we vooral heel erg goed moeten communiceren en mensen heel goed moeten informeren. De stembureauleden worden geïnformeerd via de instructie. Gaan we de informatie verder verspreiden? Ja. Dat doen we dus op allerlei manieren, ook via die belangenorganisaties. Om die reden wil ik deze motie graag oordeel Kamer geven.

Dan kom ik bij de heer Van Otterloo. Hij zei één ding dat ik echt even moet corrigeren. Hij suggereerde namelijk dat wij met z'n allen, iedereen die graag die verkiezingen wil hebben op 15, 16 en 17 maart, het verstand op nul hebben gezet en gewoon doorgaan. Nou, de heer Van Otterloo weet heel goed dat dat niet het geval is. Dat is bij mij niet het geval, dat is niet het geval bij het ministerie van BZK, dat is niet het geval bij de gemeenten en dat is zeker ook niet het geval bij alle stembureauleden die straks aan het werk zullen zijn. Met andere woorden, er is een hele grote groep mensen op een heel verantwoorde manier bezig om de verkiezingen te organiseren. Daar neem ik dus echt afstand van.

De heer Van Otterloo refereerde aan de helderheid van de instructie en de communicatie. Misschien is het goed om op dat punt even te markeren dat de mensen die mogen briefstemmen, dus de mensen van 70 jaar en ouder, op geen enkele manier afhankelijk zijn van digitale uitleg. Zij kunnen gewoon op basis van hetgeen ze in de brievenbus aantreffen en op basis van het telefoonnummer dat op die brief staat, zonder enige vorm van digitale uitleg voldoende geïnstrueerd worden over hoe ze die briefstem moeten uitbrengen. Dat vind ik wel belangrijk, omdat we allemaal weten dat deze groep niet helemaal digitaal vaardig is. Voor uw informatie zeg ik toch ook maar dat het erop lijkt dat zo'n 30% van deze groep inderdaad die briefstem wil gaan gebruiken. Dat betekent dus dat een groot deel van deze 70-plussers er de voorkeur aan zou geven om toch naar het stemlokaal te gaan, wat natuurlijk ook gewoon hun goed recht is.

Wat de heer Van Otterloo wel of niet met PostNL wil, kunnen we via de Volkskrant en deze Kamer met elkaar communiceren, maar ik neem aan dat dat ook gewoon gefaciliteerd wordt en dat het aanbod nog staat.

De tweede motie is de motie van de heer Van Otterloo op stuk nr. 34. Hier hebben we al echt vaak over gesproken. Ik heb steeds gezegd: we hebben niet afgesproken dat we voor het doorgaan van de verkiezingen kijken naar een x-aantal besmettingen of een x-aantal ic-opnames. We organiseren de verkiezingen veilig. Dat is ons uitgangspunt. Veilige verkiezingen, zodat iedereen zijn of haar stem kan uitbrengen. Dat is het criterium. Om die reden ontraad ik de motie, voorzitter.

De voorzitter:
Een korte vraag, meneer Van Otterloo.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
De opmerking "kop naar beneden en verstand op nul" gold voor het door laten gaan en de beslissing om niet een moment in te lassen waarop er wordt gekeken naar de betekenis van het stijgende aantal besmettingen.

De minister maakte de opmerking dat het niet via internet gaat, maar ik zie vanochtend op die stempas staan dat ik op het internet van de gemeente Den Haag moet kijken om te zien welke bureaus vroeger, op maandag en dinsdag, open zijn.

Minister Ollongren:
Ja, maar uitleg ging over het briefstemmen. Dat heb ik ook expliciet gezegd. Als 70-plussers willen briefstemmen, dan hoeven zij niet op welke site dan ook te kijken hoe dat moet. De heer Van Otterloo had het inderdaad ook over hoe hij kan weten welke stemlocaties in zijn gemeente open zijn op 15 en 16 maart. Dat is per gemeente verschillend. Maar ik heb gisteren nog een overleg gehad met de VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Heel veel of eigenlijk alle gemeenten zorgen ook bijvoorbeeld via huis-aan-huisbladen voor maximale communicatie hierover. Het zal dus zelden de enige manier zijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij … Ja?

Minister Ollongren:
Voorzitter, ik moet nog even afronden. Er zijn veel vragen gesteld.

De voorzitter:
Dat is waar.

Minister Ollongren:
Dan ga ik naar de heer Snoeren van de VVD. Hij vond dat ik onvoldoende was ingegaan op de kwestie rond de optelsoftware en wat voor problemen daarmee zouden kunnen ontstaan, bijvoorbeeld als er bij een of twee gemeenten problemen zijn. Dat is echt een punt voor de Kiesraad. De Kiesraad stelt de uitslag vast. De Kiesraad zorgt er ook voor dat op de juiste wijze hiermee wordt gewerkt en dat het veilig is. De Kiesraad stuurt een controleprotocol naar de gemeenten toe en neemt er ook van tevoren de verantwoordelijkheid voor dat dit op een veilige manier zal gebeuren. Zo zit dat in elkaar.

Dan kom ik bij DENK. Volgens mij was de kern van de vraag of wij voldoende doen om ervoor te zorgen dat mensen ook echt gaan stemmen. Dat blijven we natuurlijk doen tot de verkiezingen. De campagne Elke stem telt loopt gewoon door. Misschien heeft u er al wat uitingen van gezien, met het grote rode potlood. Daar gaan we gewoon mee door. We doen dat gericht op doelgroepen, leeftijdsdoelgroepen, de doelgroepen waar mevrouw Özütok het over had, kwetsbaren, jongeren: iedereen krijgt daarin zijn eigen behandeling, zou ik bijna zeggen. Dus ja, daar gaan we mee door om iedereen te overtuigen om gewoon te gaan stemmen en ook om uit te leggen dat het veilig is om te gaan stemmen. Dat is heel belangrijk.

Over het experimentje in Den Haag heb ik ook Kamervragen beantwoord. De allerbelangrijkste les uit alle eigen onderzoeken die we hebben gedaan, is dat we kiezers echt moeten uitnodigen om nadrukkelijk even te lezen hoe het moet. De meest gemaakte fout was namelijk dat mensen iets te snel dachten: ik heb het goed gedaan. Overigens leidt dat zelden tot het niet-goedkeuren of niet-meetellen van een stem. Maar het is wel belangrijk dat zowel de stempas als het stembiljet worden opgestuurd, net zoals wanneer je naar het stembureau gaat: je levert je stempas in, daar krijg je je stembiljet voor terug en dat doe je weer in de bus. Dat is hetzelfde.

Voorzitter. Volgens mij was dat wat nog gevraagd werd.

De voorzitter:
Dank u wel. Een korte vraag van de heer Snoeren.

De heer Snoeren (VVD):
Ik heb nog geen antwoord gehad op de vraag over gemeentes en de voorbereidingen, wanneer we een update kunnen krijgen.

Minister Ollongren:
O, sorry. Die vraag ben ik vergeten. Ik had de Kamer beloofd eind februari, maar dat is zondag. Ik ga u niet op zondag een brief sturen, maar wel begin volgende week. Dan krijgt u een update en daar staat ook in wat de stand van zaken is bij de gemeenten. Die brief komt er dus aan.

De voorzitter:
Ook een korte vraag van de heer Özütok. Nee, niet de heer Özütok natuurlijk: de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):
U wordt ook een dagje ouder, voorzitter.

De voorzitter:
Nou, gelukkig maar, toch?

De heer Öztürk (DENK):
Bij het briefstemmen zijn er ook mensen die vergeten te tekenen. Ze denken: de stem is toch door mij opgestuurd. Wordt zo'n stem dan ongeldig verklaard? Heeft u daar al een uitspraak over gedaan?

Minister Ollongren:
Ja. Daar hebben we het ook in het debat over gehad, maar het kan zijn dat dat in de Eerste Kamer was. Een niet-getekende stempas leidt níét tot het niet-meetellen. Het verzoek aan iedereen is wel om de stempas wel te tekenen, maar mocht die ongetekend in de envelop zitten, dan geldt de stem toch. Dat is de afspraak en zo staat het ook in de wet.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan eind gekomen van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we aan het eind van de middag of begin van de avond stemmen.

Inwerkingtredingsdatum Omgevingswet

Inwerkingtredingsdatum Omgevingswet

Aan de orde is het VSO Ontwerpbesluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet (33118, nr. 174).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde het VSO Ontwerpbesluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet (33118, nr. 174). Ik geef mevrouw Regterschot namens de VVD als eerste spreker heb woord.

Mevrouw Regterschot (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Het slot-koninklijk besluit omtrent de Omgevingswet dat in voorhang aan de Kamer is gezonden, staat centraal in dit VSO, waarmee we de plenaire behandeling van de voorhangprocedure dan ook afronden. De VVD vindt het belangrijk dat er een inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet werd vastgesteld. Deze datum, van 1 januari 2022, is inmiddels via een aangenomen motie opgenomen in dit slot-koninklijk besluit. De VVD hecht aan deze voorgenomen datum omdat de partijen die de lagere overheden vertegenwoordigen, zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen, vanaf het najaar van 2019 meermaals om een datum hebben gevraagd. Na het uitstel van de inwerkingtreding in het voorjaar van 2020, hebben deze partijen wederom namens hun achterban aangegeven dat zij nu echt streven naar inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2022. Om de woorden van mijn CDA-collega te lenen: het schip moet nu echt een keer van wal.

Verrast was de VVD wel om in het artikel in Binnenlands Bestuur te lezen dat een kwart van de wethouders in het fysieke domein de datum van inwerkingtreding graag zouden willen verschuiven. Mijn vraag aan de minister van BZK is dan ook hoe zij dit geluid interpreteert en waar dit geluid volgens haar precies op ziet. Tevens vraag ik de minister om in te gaan op de vraag hoe dit geluid zich verhoudt tot de berichtgeving van de eerdergenoemde vertegenwoordigende organisaties dat inmiddels 80% van alle lagere overheden klaar en bereidwillig is om aan de slag te gaan met de Omgevingswet. De VVD vindt dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat, maar betrouwbaarheid in dit proces is zeker ook van belang. Na herhaaldelijke vertraging en uitstel van de Omgevingswet moet een haalbaar perspectief geboden worden, zeker nu blijkt uit het rapport van KPMG dat het de partijen die zich al wel voldoende hebben voorbereid op die inwerkingtreding per januari 2022 veel geld zal kosten als er weer vertraging gaat ontstaan.

Voorzitter, tot zover mijn inbreng. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Regterschot. Dan geef ik nu het woord aan de heer Smeulders namens GroenLinks. Gaat uw gang.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Namens GroenLinks laat ik een wat ander geluid, een wat minder positief geluid over de Omgevingswet horen. Dat zal de minister niet verbazen, want wij hebben hierover natuurlijk in de afgelopen jaren veel debatten gehad.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) nog niet gereed is en het BIT in zijn recente rapport kritisch is over een tijdige en succesvolle invoering van het DSO;

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de helft van de wethouders die verantwoordelijk zijn voor de invoering van de Omgevingswet, van mening is dat 1 januari 2022 als invoeringsdatum niet haalbaar is vanwege de huidige staat van het DSO, het benodigde budget nog niet zeker is en COVID-19 het invoeringsproces belemmert;

van mening dat de Kamer pas haar definitieve oordeel over de invoering kan geven wanneer duidelijk is of het DSO — een cruciaal onderdeel van het nieuwe stelsel — werkt en alle rapporten met de Kamer zijn gedeeld;

spreekt uit dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat;

verzoekt de regering de Omgevingswet niet per 1 januari 2022 in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Van Gerven, Van Esch en Van Otterloo. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 178 (33118).

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dan nog een tweede motie, voorzitter. Die is iets positiever.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Noord-Brabant een technologische topregio is waar aanzienlijk wordt bijgedragen aan de jaarlijkse toegevoegde economische waarde in Nederland;

overwegende dat deze innovatiekracht meer kan worden ingezet bij grote maatschappelijke uitdagingen zoals het tegengaan van klimaatverandering;

verzoekt de regering om in het kader van de NOVI met de regio afspraken te maken over het inzetten van de innovatiekracht van Noord-Brabant en Brainport bij het tegengaan van klimaatverandering, en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 179 (33118).

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de heer Nijboer namens de PvdA. Gaat uw gang.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed om de minister hier weer in goede gezondheid te zien. We hadden gisteren een wetgevingsoverleg staan dat niet door kon gaan, maar dit VSO kan gelukkig wel doorgaan.

Het was wel een belangrijk wetgevingsoverleg, want er was nogal wat gebeurd. De huren zijn namelijk bevroren. Dat kost 200 miljoen, maar de dekking is door het kabinet niet geleverd. En aangezien dat wetgevingsoverleg nog niet is gepland, en ik het netjes vind als de Kamer voorstellen dekt en dat op z'n minst ook wel van het kabinet mag worden verwacht, wil ik toch de volgende motie aan de Kamer voorleggen, mede namens mevrouw Beckerman en de heer Smeulders.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huren dit jaar worden bevroren, maar het kabinet de bijbehorende dekking niet leverde;

verzoekt het kabinet de dekking te vinden in de verlaging van de BIK met 200 miljoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 180 (33118).

De heer Nijboer (PvdA):
Het kabinet is demissionair, dus ik zie uit naar de stemming vanmiddag over deze motie.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik vond de vorige motie een hele mooie motie, dus ik wil de minister van harte aanbevelen om die over te nemen. Maar ook ik heb weer een motie over de Omgevingswet en die gaat ook over de financiën.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van de Omgevingswet geen ongewenste financiële gevolgen mag hebben voor de provincies, gemeenten en waterschappen;

constaterende dat de invoering van de Omgevingswet er mogelijk toe leidt dat provincies, gemeenten en waterschappen voor hogere kosten komen te staan dan voorzien, welke niet worden gedekt door de te verwachten inkomsten bij de uitvoering;

verzoekt de regering te onderzoeken of een noodfonds kan worden ingericht waarop provincies, gemeenten en waterschappen een beroep kunnen doen als uit de praktijk na invoering van de Omgevingswet blijkt dat er sprake is van onvoorziene extra kosten die niet worden gedekt uit de inkomsten voortkomend uit de Omgevingswet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (33118).

De heer Van Gerven (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Gerven. Het is nog steeds even wennen, hè? Is dat uw laatste motie? Dank u wel.

Minister Ollongren:
Sorry, ik heb een moment nodig.

De voorzitter:
Ja. De laatste motie moet nog worden gekopieerd. Ik schors even voor drie minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Voorzitter. Allereerst dank natuurlijk aan alle sprekers. Mevrouw Regterschot had een vraag over het onderzoek waarover gepubliceerd was in Binnenlands Bestuur. Natuurlijk ben ik bekend met dat onderzoek. Het is een onderzoek over de inwerkingtreding, dat gedaan is onder wethouders van 177 gemeenten. Dat is dus zo'n beetje de helft van de gemeenten. Uit dat onderzoek blijkt inderdaad dat een deel van de wethouders zich zorgen maakt. Ik geloof dat het onderzoek uitwees dat 37% van de bevraagde wethouders uitstel wilden overwegen en 11% afstel. Het is belangrijk om dat onderzoek goed te duiden, want het gaat voor een heel groot deel om kleinere gemeenten, dus gemeenten onder de 50.000 inwoners. Dat is al een belangrijk signaal waar we rekening mee kunnen houden. Ik begrijp natuurlijk ook, gegeven de context waarin veel gemeenten zich bevinden ten aanzien van de financiën, dat er aarzeling is. Daarom begrijp ik ook wel de vraag van mevrouw Regterschot. Mijn antwoord is: deze signalen neem ik natuurlijk heel serieus. Ik vind het ook aanleiding om nog extra goed te kijken naar de kleinere gemeenten. Ik zal met een delegatie van die wethouders in gesprek gaan om te onderzoeken waar hun zorgen op gestoeld zijn en ze gericht helpen om die op te lossen. Het zijn, denk ik, ook signalen die horen bij de fase waarin we nu zitten. Dus het antwoord is: ja, dat nemen we serieus.

Ik denk ook dat het komt omdat er op enig moment die invoeringsdatum is. Dat is onvermijdelijk. Als die dichterbij komt, neemt het gevoel van urgentie toe en neemt de druk toe. De andere kant is natuurlijk ook dat er veel gemeenten zijn die er helemaal klaar voor zijn. Die willen door. Die willen niet de extra kosten die uitstel met zich mee zou brengen. Dus, met andere woorden, alles is erop gericht om degenen die er nog niet klaar voor zijn, maximaal te helpen, te ondersteunen en achtervang te bieden. Maar dank voor die vraag, want het is goed om dat hier te verhelderen.

Dan kom ik bij een aantal moties. De eerste motie was van de heer Smeulders van GroenLinks. Het zal hem niet verbazen — hij zei het al in zijn eigen termijn — dat we daar wat verschillend tegen aankijken, GroenLinks en ik, de heer Smeulders en ik. Er wordt nog volop gewerkt, ook aan de afronding van DSO, maar het is een haalbare opgave. We monitoren het allemaal heel zorgvuldig. De aansluitingen op DSO vorderen gestaag. Er is intensief contact, juist met de achterblijvers, om te zorgen dat we de aansluitdatum ook voor hen plannen. Dat helpt ook weer om vervolgens het DSO klaar te maken voor inwerkingtreding. Het onderzoek geeft een gemengd beeld, zei ik net al in reactie op de VVD-woordvoerder. Maar wat mij betreft is er geen reden voor uitstel. Er is wel reden tot nog intensievere begeleiding. Ik ontraad de motie op stuk nr. 178.

Dan de tweede motie van de heer Smeulders. Dan komen de heer Smeulders en ik weer wat dichter bij elkaar; zo gaat dat soms. Wij hebben in de NOVI inderdaad veel aandacht voor het tegengaan van de effecten van klimaatverandering. Ik maak dat soort afspraken bijvoorbeeld ook als onderdeel van de verstevigingsstrategie met de regio Eindhoven. Ik beschouw de motie in dat opzicht dus als interessant en uitvoerbaar en geef de motie graag oordeel Kamer.

Dan ben ik bij de heer Nijboer van de Partij van de Arbeid. Ik betreur het ook dat het wetgevingsoverleg gisteren niet door kon gaan, maar ik heb begrepen dat het nog ingepland gaat worden; ik hoop natuurlijk zo snel mogelijk. Heel veel dank voor het begrip van de kant van de Kamer dat het gister echt niet lukte. Met andere woorden, de motie die de heer Nijboer gisteren had willen indienen, kan hij ook indienen in het wetgevingsoverleg dat we nog gaan hebben. De heer Nijboer zal het denk ik begrijpen dat wat hier nu ligt op dit moment wat prematuur is. We hebben nog een wetgevingsoverleg, ik heb hier ook nog een brief over aangekondigd en we zullen hier in het kabinet nog over moeten kunnen spreken, dus voor mij is het echt te vroeg en ik moet de motie om die reden op dit moment ontraden, tenzij de heer Nijboer zegt: ik houd haar nog even aan. Daar zou ik natuurlijk ook goed mee kunnen leven.

De voorzitter:
Wat gaat u doen, meneer Nijboer?

De heer Nijboer (PvdA):
Op zichzelf is het goed gebruik dat als het kabinet een voorstel aan de Kamer voorlegt, daar dan dekking voor is. Ik wil het kabinet in deze moeilijke tijden graag behulpzaam zijn en de dekking aanleveren, dus we stemmen daar gewoon vanmiddag over.

De voorzitter:
Oké.

Minister Ollongren:
Met de beste bedoelingen, geloof ik.

Voorzitter. Dan ben ik bij de laatste motie, de motie van de heer Van Gerven. Ik ben weer terug bij de Omgevingswet. Ik wil graag ook hier uitspreken dat ik echt heel goede afspraken heb met de medeoverheden, ook over de extra kosten. Ik houd me aan die afspraken, daar kunnen de medeoverheden van op aan en daar kan de Kamer van op aan. Maar omdat ik die goede afspraken heb, ontraad ik wel deze motie.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we óf aan het eind van de middag óf aan het begin van de avond stemmen. Voor nu schors ik de vergadering heel even, totdat de andere woordvoerders zich hebben gemeld voor het volgende VAO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Vereenvoudiging bekostiging vo

Vereenvoudiging bekostiging vo

Aan de orde is het VSO Vereenvoudiging bekostiging vo (31289, nr. 435).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VSO Vereenvoudiging bekostiging vo (31289, nr. 435). Ik heet natuurlijk allereerst de onderwijswoordvoerders van harte welkom, die ik heel lang niet heb gezien. Fijn om jullie weer in de zaal te zien. Ik heet natuurlijk ook de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom. De heer Rudmer Heerema staat al klaar voor zijn inbreng. Het woord is aan de heer Pieter … Nee, waarom zeg ik "Pieter"? Het is Rudmer Heerema namens de VVD! Dat wil zeggen dat ik de heer Pieter Heerma de laatste tijd vaak heb meegemaakt in de zaal, in verband met corona. Dat is het.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Wij delen af en toe ook een gezamenlijke rekening, merk ik in het restaurant. Het is goed dat we soms onze voornamen gebruiken, voorzitter.

Voorzitter. De VVD is blij dat we een voorhang hebben op de regeling geïsoleerde scholen, zodat we nog enige controle hebben op de uitvoering. De minister wil de regeling namelijk op een iets andere manier uitvoeren dan hij de Kamer had toegezegd tijdens de wetsbehandeling. Daarom allereerst de vraag: waarom is de minister van plan om twee ton minder aan de regeling geïsoleerde scholen toe te voegen dan wij hebben gevraagd? Wat heeft dit voor effect voor de getroffen scholen? Is de minister het met ons eens dat dit tot problemen leidt voor de scholen, die opeens worden geconfronteerd met een andere uitvoering en daarmee andere bedragen?

Ik heb samen met GroenLinks een motie, maar die zal collega Westerveld van GroenLinks voordragen en indienen, dus ik laat het hierbij.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rudmer Heerema. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks. Gaat uw gang, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Fijn dat we dit debat nog kunnen voeren, want het gaat over een financiële regeling die belangrijk is voor alle scholen, maar nog meer voor scholen in plattelandsgemeenten. Zoals de minister en collega's weten, heb ikzelf op zo'n school gezeten. Buiten dat het voor kinderen belangrijk is om onderwijs te kunnen volgen op een school die enigszins in de buurt ligt, is het openhouden van onderwijslocaties essentieel voor de leefbaarheid van het platteland. Want nieuwe gezinnen met kinderen gaan zich natuurlijk niet ergens vestigen als er geen onderwijs in de buurt is.

Wij zagen dat de regeling voor geïsoleerde scholen wat anders is uitgewerkt dan ons eerder is voorgehouden. Daarom heb ik de volgende motie, inderdaad samen met collega Rudmer Heerema.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister de regeling geïsoleerde scholen anders heeft uitgewerkt dan de Kamer is voorgehouden tijdens de technische briefing en wetsbehandeling;

constaterende dat de nieuwe uitwerking in een lager tempo toeslag uitkeert aan kleine geïsoleerde brede scholengemeenschappen door te werken met bedragen per leerling in plaats van staffels;

constaterende dat de nieuwe uitwerking in totaal minder toeslag aan kleine geïsoleerde brede scholengemeenschappen uitkeert door de toeslag voor brede scholengemeenschappen op één locatie hierop te korten;

overwegende dat de toeslag voor brede scholengemeenschappen op één locatie en de toeslag voor kleine geïsoleerde brede scholengemeenschappen andere doelen dienen en daarom gestapeld moeten kunnen worden;

overwegende dat het van groot belang is voor zowel leerlingen als de regio dat geïsoleerde brede scholengemeenschappen in stand worden gehouden en dat de uitwerking die nu is voorgesteld hier onvoldoende aan bijdraagt;

verzoekt de regering om het maximum van €600.000 toeslag voor een kleine geïsoleerde brede scholengemeenschap te verhogen tot het toegezegde maximum van €800.000 door het bedrag per leerling te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 445 (31289).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Deze motie is vrij technisch, maar dat komt omdat we het hier hebben over een technisch onderwerp, namelijk de uitwerking van een financiële regeling. Normaal probeer ik ze in meer begrijpelijke taal te schrijven.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Meenen namens D66.

De heer Van Meenen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Goed u hier vandaag weer monter te zien, als altijd.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik heb de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een toeslag komt voor brede scholengemeenschappen op één locatie om kansengelijkheid en tegengaan van segregatie te bevorderen;

overwegende dat brede scholengemeenschappen ook als campus georganiseerd kunnen zijn en daardoor feitelijk twee vestigingen hebben;

overwegende dat deze campussen hetzelfde doel dienen als de toeslag beoogt;

verzoekt de regering om brede scholengemeenschappen met twee locaties binnen een beperkte straal gelijk te stellen aan brede scholengemeenschappen op één locatie en hun ook deze toeslag uit te keren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 446 (31289).

Dank u wel, meneer Van Meenen. Volgens mij was u de laatste spreker. Dan geef ik nu het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Slob:
Dank u wel, voorzitter. Ik wacht nog even op die ene motie, maar ik kan alvast reageren op de vraag en de eerste motie. Allereerst wat betreft het verschil tussen wat wij in de wetsbehandeling hebben besproken en wat uiteindelijk in de regeling terecht is gekomen: daar is een hele duidelijke verklaring voor. Op het moment waarop wij de wetsbehandeling hadden afgerond, wisten we dat er ook nog een check door DUO zou moeten plaatsvinden, ook op uitvoerbaarheid en alle aspecten die daaraan vastzitten. Die toetsing heeft daarna plaatsgevonden. Uit die toetsing is gebleken dat er met de wijze waarop wij het hadden ingericht en ook met u hadden besproken, een groot risico van misbruik en oneigenlijk gebruik was bij het werken met een gestaffeld systeem. Ik noem bijvoorbeeld de prikkel om leerlingen op "niet bekostigd" te zetten of leerlingen zelfs te weigeren als hun komst een ongunstige werking zou hebben op de staffel waarin je dan terecht zou komen. Zelfs één leerling meer zou het verschil kunnen zijn en zou kunnen betekenen dat je in een andere staffel komt en daardoor ook veel minder geld zou gaan krijgen. Dat is uiteindelijk de reden waarom we het op een andere manier hebben ingericht. Ik wist dat er een voorhang was. Ik wist dus dat u daar kennis van zou nemen. Ik ben overigens ook niet teleurgesteld door het feit dat u de voorhang serieus genomen heeft en hier vragen over heeft gesteld. Die hebben we, zoals u weet, ook beantwoord. Dat zijn op zich ook wel terechte punten. Daar is rekening mee gehouden, ook al weet men dat het uiteindelijke ingroeipad natuurlijk heel erg lang is en dat men ook toe gaan werken naar een bepaalde situatie. Dat is de reden waarom het zo gegaan is, niet meer maar ook niet minder.

De motie kan ik oordeel Kamer geven, maar ik zeg daar één ding bij voor iedereen die deze motie misschien positief wil waarderen. Uiteindelijk wordt dit wel uit de lumpsum gefinancierd. De andere scholen betalen dus mee voor deze verhoging. Dat is misschien maar een heel klein stukje, maar het is wel een consequentie van het uitvoeren van deze motie. Maar ik kan de motie op zich oordeel Kamer geven, omdat ik de redenering erachter ook kan volgen.

De motie van de heer Van Meenen lijkt ogenschijnlijk heel sympathiek. Ik denk dat ook de redenen waarom hij de motie heeft ingediend, dezelfde waardering verdienen. Maar ik denk dat het toch goed is om hier het volgende bij te zeggen, ook over de effecten die het aannemen van deze motie zou kunnen hebben, ook op de praktijk. Campussen met meerdere vestigingen krijgen, uiteraard als zij voldoende leerlingen hebben, al meerdere vaste voeten in de basisbekostiging voor die vestigingen. Die worden bij wijze van spreken dus al behoorlijk goed bediend. Het is in principe natuurlijk een mogelijkheid om in deze situatie ook nog de aanvullende bekostiging voor brede vestigingen te verstrekken zoals u uw motie beoogt, maar de scholen die alles netjes op één vestiging hebben geregistreerd, worden daar dan in feite mee gestraft. Er zou indirect zelfs een prikkel van uit kunnen gaan om die vestiging dan ook maar op te splitsen om meer geld te kunnen krijgen. Allereerst al vanwege het feit dat men in de basisbekostiging bij voldoende leerlingen met meerdere vaste voeten al voldoende bekostiging krijgt en in de tweede plaats vanwege het effect dat dit kan hebben op de scholen die het allemaal netjes op één vestiging hebben geregistreerd en georganiseerd, ontraad ik deze motie dus.

De voorzitter:
Een korte vraag, de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
Ik ben over het algemeen zeer gevoelig voor perverse prikkels, maar als twee scholen zo ongeveer naast elkaar staan en gezamenlijk een scholengemeenschap vormen — zij het op twee adressen, in een soort campus — denk ik niet dat het mogelijk is om dan te zeggen: dan gaan we die gebouwelijke situatie eventjes aanpassen om aan deze prikkel tegemoet te komen. Ik zie helemaal niet voor me dat je je gebouw in tweeën gaat splitsen. Dat kan allemaal niet zo makkelijk. Andersom heeft dit natuurlijk wel degelijk heel erg het karakter van wat in de regeling beoogd wordt. Het is immers in feite gewoon een brede scholengemeenschap. Is de minister dat met mij eens en is hij dus bereid om toch te bewilligen in deze motie?

Minister Slob:
Als het gaat om wat er allemaal wel en niet mogelijk is: vergist u zich niet in wat er aan mogelijkheden is om bij wijze van spreken met twee adressen te gaan werken of om een extra huisnummer erbij te creëren enzovoorts. Er zijn gewoon mogelijkheden om op die manier toch in de praktijk te splitsen en onder deze ruimere regeling te vallen. Dat gedrag kun je eventueel uitlokken. De scholen waar u op doelt, kunnen ervoor kiezen — dat is een keuze die zij hebben — om de campus als één vestiging te registreren waardoor er wel sprake kan zijn van een breed aanbod op een vestiging, wat u uiteindelijk ook beoogt. Dat zij nu kiezen voor een constructie dat er op papier meerdere vestigingen zijn, is een afweging die zij zelf hebben gemaakt. De afstand tussen vestigingen is natuurlijk ook best arbitrair: 50 meter, 100 meter. Dat zal ook weer discussie op gaan leveren. Ook uitvoeringstechnisch is dat behoorlijk ingewikkeld.

De voorzitter:
De heer Van Meenen, heel kort en tot slot.

De heer Van Meenen (D66):
Ja, voorzitter, tot slot. Als een school of scholengemeenschap zich op één adres bevindt, is er vanuit deze regeling geen prikkel om te splitsen. Juist niet, zou je zeggen, want dan krijg je extra middelen. Dat zou hooguit de prikkel zijn om naar twee vaste voeten te gaan. Dat is een heel andere regeling. De motie is bewust open geformuleerd zodat de minister zelf invulling kan geven aan wat een beperkte afstand is.

De voorzitter:
Ik denk niet dat …

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter, dit gaat wel ergens over.

De voorzitter:
Alles gaat hier ergens over, maar ik heb de indruk dat …

De heer Van Meenen (D66):
Ik begrijp dat de tijd ook doorloopt.

De voorzitter:
Ik denk dat dit niet echt tot een ander standpunt leidt.

De heer Van Meenen (D66):
Nou, als dat het criterium voor interrupties wordt, dan kunnen we de tent hier wel sluiten.

De voorzitter:
Helemaal niet. U heeft een motie ingediend en u kunt die gewoon in stemming brengen. Zo werkt het.

Minister Slob:
Voorzitter, ik heb mijn oordeel over de motie gegeven.

De voorzitter:
Precies. Daar was ik al bang voor.

Minister Slob:
Uiteindelijk hebt u gelijk: de Kamer kan zich erover uitspreken.

De voorzitter:
En u heeft als een leeuw gevochten, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
Als dat maar in de Handelingen komt, voorzitter! En aan u heeft het ook niet gelegen, maar ja.

De voorzitter:
Dat komt zeker in de Handelingen. Aan u heeft het niet gelegen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We wachten even op de heer Van den Berge en dan gaan we verder met het volgende VAO.

Mbo en praktijkonderwijs

Mbo en praktijkonderwijs

Aan de orde is het VAO Mbo en praktijkonderwijs (AO d.d. 13/01).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met het volgende VAO. Dat is het VAO mbo en praktijkonderwijs. Ik geef de heer Van Meenen weer het woord. Het is uw dag vandaag.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter, ik had niet meer durven hopen dat u mij vandaag nog het woord zou geven, maar ik heb mij netjes ingeschreven en ik heb weer een keurige motie. Deze keer hoop ik op een positiever oordeel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat scholen voor praktijkonderwijs en mbo-instellingen al sinds jaar en dag succesvol samenwerken bij het aanbieden van entreeopleidingen in het praktijkonderwijs;

constaterende dat het voor veel leerlingen belangrijk is dat zij in het praktijkonderwijs de entreeopleiding kunnen volgen om succesvol door te kunnen stromen naar de arbeidsmarkt of voor doorstroom naar het mbo;

constaterende dat de ministers door middel van een wettelijke verankering de samenwerking verder willen borgen en stimuleren;

constaterende dat de Sectorraad Praktijkonderwijs heeft geadviseerd om de bestaande samenwerkingsvormen te bestendigen en te borgen;

van mening dat bij de uitwerking op zijn minst rekening gehouden zou moeten worden met de uitgangspunten van professor Van Schoonhoven om bestaande vormen van vruchtbare samenwerking tussen praktijkonderwijs en mbo niet te blokkeren;

verzoekt de regering om het bestaande aanbod van entreeopleidingen in het praktijkonderwijs wettelijk te verankeren en ervoor zorg te dragen dat er geen negatieve neveneffecten ontstaan voor pr.o.-leerlingen op het gebied van examinering en branchecertificering en zonder dat er kansenongelijkheid kan ontstaan voor leerlingen in verschillende delen van het land,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 447 (31289).

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van den Berge namens de fractie van GroenLinks.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb twee moties en misschien een vraag, maar dat hangt van de tijd af. Ik begin met de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 70% van alle scholen binnen het praktijkonderwijs een entreeopleiding aanbiedt, onder diplomering van een mbo-instelling;

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat deze route een positief effect heeft op het halen van een entreediploma, maar een nog groter effect heeft op het halen van een mbo-startkwalificatie voor deze praktijkonderwijsleerlingen;

constaterende dat mbo-studenten die de entreeopleiding volgen een ov-kaart krijgen en leerlingen in het praktijkonderwijs die hetzelfde onderwijs volgen niet en dat dit voor ongelijkheid zorgt;

overwegende dat leerlingen vanwege deze financiële prikkel af kunnen zien van het volgen van entreeonderwijs via het praktijkonderwijs terwijl dit hun kansen vergroot;

verzoekt de regering om onderzoek te doen naar hoeveel leerlingen de entreeopleiding via het praktijkonderwijs willen volgen, maar dit vanwege financiële redenen niet doen, en tevens te onderzoeken op welke manier het geregeld kan worden dat deze leerlingen ook een ov-kaart krijgen en hoeveel dit zou kosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge, Westerveld, Van den Hul, Kwint, Van Meenen en Bruins.

Zij krijgt nr. 448 (31289).

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dan ga ik naar mijn volgende motie. Die gaat over het bindend studieadvies in het mbo. De minister heeft in het algemeen overleg gezegd dat zij onderwijsinstellingen zou oproepen om daar zo coulant mogelijk mee om te gaan. Ik heb daarover de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 8.1.7a, lid 2b WEB voorschrijft dat een negatief bindend studieadvies enkel afgegeven mag worden indien het bevoegd gezag van een instelling voldoende voorzieningen heeft geboden aan studenten om voldoende studievoortgang te bewerkstelligen;

overwegende dat deze voorzieningen in deze buitengewone omstandigheden onvoldoende gewaarborgd kunnen worden;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de MBO Raad en JOB met als doel in dit door corona getekende studiejaar het BSA niet onverkort toe te passen, maar om recht te doen aan de buitengewone omstandigheden en een niet bindend advies toe te passen, en de Kamer uiterlijk 1 april over de uitkomsten van deze gesprekken te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 449 (31289).

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dan heb ik nog zeven seconden voor mijn vraag.

De voorzitter:
Ik ga eerst naar de heer Smals, over de vorige motie.

De heer Smals (VVD):
Een vraag aan de heer Van den Berge. We hebben gezamenlijk, volgens mij Kamerbreed, uitgesproken dat we dat bindend studieadvies niet toegepast willen hebben door corona-oorzaken. Betekent de motie die u nu indient, dat u er geen vertrouwen in heeft dat de sector dat op die manier goed uitvoert? Gelooft u niet dat de roc's voldoende rekening houden met corona in dit geval?

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Nee, dat zeg ik zeker niet, maar ik ben wel blij met deze vraag van collega Smals, want die geeft mij de kans om de motie nog even kort toe te lichten.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Heel kort, voorzitter, maar ik wil graag recht doen aan de vraag van collega Smals. De minister heeft in het algemeen overleg naar aanleiding van een oproep die inderdaad Kamerbreed ondersteund werd, gezegd dat zij een oproep doet aan onderwijsinstellingen om hiervan af te zien. Tegelijkertijd horen wij van mbo-studenten, ook in het zoomgesprek van gisteren, waar collega Smals ook bij was, dat zij zich zorgen maken en dat er duidelijke signalen zijn dat er onderwijsinstellingen zijn die het BSA nog wel toepassen. Wat deze motie beoogt — en dat heeft niks te maken met vertrouwen of wantrouwen, maar met onze controlerende rol — is dat ik voor 1 april wil weten hoe het BSA in dit coronajaar wordt toegepast, zodat we als Tweede Kamer nog iets kunnen doen, als we niet tevreden zijn met de manier waarop daaraan vorm wordt gegeven.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Smals.

De heer Smals (VVD):
Tot slot, voorzitter. Dan constateer ik dat u er eigenlijk geen vertrouwen in heeft dat de roc's dit op de juiste manier aanpakken.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Nee, dat is volgens mij een conclusie die de heer Smals niet kan trekken. Het enige wat ik met deze motie beoog, is dat wij onze controlerende taak goed kunnen uitvoeren. Het BSA zou eind april/begin mei toegepast worden, als het in dit coronajaar toegepast wordt. Ik wil graag rond 1 april weten hoe onderwijsinstellingen in het mbo daarmee omgaan, zodat wij als nieuwe Kamer — waar ik weer in hoop te zitten en u weer tegen hoop te komen — nog iets kunnen doen als wij daar niet tevreden mee zijn.

De voorzitter:
En dan uw vraag.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
De vraag hou ik heel kort. Het gaat om de brigade tegen stagediscriminatie, met daarin ervaringsdeskundigen. Ik zou graag van de minister horen wat de stand van zaken is.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Berge. Dan geef ik nu het woord aan de heer Beertema namens de PVV. Gaat uw gang.

De heer Beertema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Mijn eerste motie gaat over de rol van pr.o.-docenten versus mbo-docenten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mbo-docenten de examens afnemen voor toelating tot entreeopleidingen;

constaterende dat dit tijdrovend is en eenvoudig door praktijkscholen onderling geregeld zou kunnen worden;

verzoekt de regering het mogelijk te maken om pr.o.-docenten zelf entree-examens tot het mbo te laten afnemen, alsmede de ruimte te bieden om als assessor entree-examens af te nemen bij andere pr.o.-scholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 450 (31289).

De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. Dan wil ik toch nog even terugkomen op de categorie pr.o., die niet vermeld zou zijn bij de adviezen bij de eindtoets. De minister zei toen dat dit wel zo was. En dat klopt; de rijksoverheid doet dat ook. Toch gebeurt het dat bijvoorbeeld het Cito het gewoon expliciet niet vermeldt, net als andere organisaties. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat leerlingen die de eindtoets hebben afgerond in groep 8, te vaak pr.o. niet als advies krijgen, maar onterecht in plaats daarvan wel het laagste instapniveau van het vmbo;

constaterende dat ook het Cito pr.o. niet als categorie vermeldt;

constaterende dat hierdoor verwarring ontstaat bij ouders, en leerlingen na een jaar toch moeten afstromen;

verzoekt de regering om pr.o. als instroomniveau expliciet op te nemen in alle adviezen en scholen indringend te adviseren daar niet van af te wijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 451 (31289).

De heer Beertema (PVV):
Het lijkt er een beetje op dat scholen dat toch uit de weg gaan, en dat zou ik willen voorkomen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beertema.

De volgende spreker is de heer Smals? Nee. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuik en daarna aan de heer Futselaar.

Mevrouw Kuik namens het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. Ik heb één motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een mbo-opleiding bestaat uit een basisdeel, profieldelen en keuzedelen, waarbij de student met het keuzedeel zich kan verbreden of verdiepen;

overwegende dat het mbo de komende jaren te maken gaat krijgen met krimp, waarbij de gevolgen met name voor de landelijke regio's het grootst zullen zijn;

constaterende dat dit er mogelijk toe leidt dat het keuzedeelaanbod van een instelling minder groot wordt;

overwegende dat om voldoende keus van keuzedelen voor alle studenten mogelijk te maken studenten ook keuzedelen bij een andere instelling moeten kunnen volgen;

verzoekt de regering om in kaart te brengen welke knelpunten er zijn en welke oplossingen er gevonden kunnen worden voor het volgen van keuzedelen bij een andere instelling, en de Kamer hier voor het zomerreces over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Smals. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 452 (31289).

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik.

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mbo-studenten in sommige gevallen de kosten die zij maken bij de aanvraag van een vog voor hun stage niet kunnen declareren en pabostudenten wel;

van mening dat dit een ongelijke en oneerlijke behandeling van mbo-studenten is;

verzoekt het kabinet in gesprek te gaan met JOB, MBO Raad en SBB om ervoor zorg te dragen dat de kosten voor de aanvraag van een vog niet voor de rekening van de mbo-student komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 453 (31289).

De heer Futselaar (SP):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Ik kijk even naar de ministers. Wie zou kunnen beginnen?

Dan is nu het woord aan de minister. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik zal een oordeel geven over, als ik het goed heb, de moties op stukken nrs. 449 en 452 en over de laatste motie, van de heer Futselaar, maar ik weet nog niet welk nummer die heeft.

De voorzitter:
Dat is de zevende motie.

Minister Van Engelshoven:
Zeven. Voorzitter. De motie van de heer Van den Berge op stuk nr. 449. Eigenlijk hebben we al gedaan wat hij in het dictum vraagt. Hij verzoekt mij om in gesprek te gaan met de MBO Raad en met JOB. Dat gesprek hebben we ongeveer wekelijks. In dat gesprek komt natuurlijk ook de oproep aan de orde die ik zelf eerder heb gedaan, namelijk dat je de wettelijke regeling rondom dat BSA dit jaar niet onverkort kunt toepassen. De omstandigheden zijn daar niet naar. Dat is precies wat u vraagt. Die oproep hebben wij gedaan. Ik heb ook niet de indruk dat mbo-instellingen geen gehoor gaan geven aan die oproep.

U vraagt mij om uiterlijk 1 april aan de Kamer te rapporteren over de uitkomsten van die gesprekken. Laat ik u er hier over rapporteren dat we die oproep hebben gedaan en dat gesprek hebben gevoerd. We merken dat mbo-scholen echt heel reëel kijken naar wat er aan de hand is. De omstandigheden zijn er niet naar om nu te zeggen: we gaan dat BSA toepassen. Er is geen normaal onderwijs gegeven. Dat is eigenlijk de rapportage die ik u nu kan geven. In de zomer van dit jaar komt er een voortgangsrapportage over het BSA en de toelating. Dan kunnen we dus precies zien wat er gebeurt. Maar ik kan u dit jaar op 1 april niet veel meer melden dan ik u nu meld. We hebben dat gesprek. Iedereen heeft dezelfde intenties. Maar ik kan niet uitsluiten dat er nog een geval zal zijn waarbij dit wordt toegepast, als dat is wat u mij vraagt. Dat snapt u ook, want daar hebben we ook een wettelijke regeling voor. We hebben hier allemaal hetzelfde beeld en dezelfde intentie, de minister, de Kamer, JOB en de instellingen. Volgens mij moeten we ook een beetje vertrouwen in elkaar hebben. Niemand is hier van plan om studenten in deze ingewikkelde tijd onnodig op te zadelen met een BSA. In de zomer zal ik u rapporteren over hoe dat gegaan is, want voor 1 april kan ik u niet meer melden dan ik nu meld. Als ik met die wijziging, dat we u in de zomer gaan rapporteren, uw motie mag interpreteren, dan krijgt die oordeel Kamer. Maar ik kan u per 1 april niet meer melden dan ik u nu meld.

De voorzitter:
Een korte vraag, de heer Van den Berge.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ben het eens met het uitgangspunt van vertrouwen. Tegelijkertijd krijgen we wel signalen van studenten dat er nog steeds grote zorgen zijn. Ik neem aan dat de gesprekken niet klaar zijn, maar doorlopen. Want de minister zegt dat die continu lopen. Ik ben wel benieuwd of er, als 1 april te vroeg is, een moment is vóór de toepassing van het BSA waarop de minister ons nog kan informeren. Als het wordt toegepast, gaat het BSA volgens mij eind april of begin mei de deur uit. Is er nog een moment daarvoor waarop we geïnformeerd kunnen worden?

Minister Van Engelshoven:
Meneer Van den Berge, ik vraag u ook een beetje begrip voor hoe de werkelijkheid in elkaar zit. We hebben nogal wat mbo-instellingen. We hebben daar nogal wat studenten. Als u mij vraagt: ik wil in het voorjaar van u horen hoe het met elke individuele student gaat … Dat kan uiteraard niet, want dat moet de werkelijkheid uitwijzen. Dat iedereen hier dezelfde intentie heeft, kan ik u in het voorjaar nog een keer melden, maar we kunnen pas van de zomer zien hoe het daadwerkelijk is gebeurd. Ik snap dat er zorgen zijn bij studenten. Daarom hebben we daar ook continu het gesprek over. Daarom is het ook goed dat ik hier nog een keer kan uitspreken dat je ook ziet in de wet dat de omstandigheden er nu niet naar zijn om dit onverkort toe te passen. Laten we met elkaar een beetje het vertrouwen hebben dat ieders inspanningen erop zijn gericht om studenten in deze ingewikkelde tijd zo goed mogelijk te begeleiden naar een waardevol diploma. Nogmaals, met een rapportage in de zomer krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:
Oké. Dank u wel. Ik zou zeggen: wees er blij mee, meneer Van den Berge. Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:
Dat lijkt me een heel verstandig advies van de voorzitter.

Voorzitter. Dan de vraag van de heer Van den Berge over de antidiscriminatiebrigade. Het is goed dat hij hier zo bovenop zit. In elk debat waarin ik hem tegenkom, vraagt hij hiernaar. Wij zijn op dit moment aan het kijken hoe we dit precies gaan vormgeven, maar ook hoe we ervoor zorgen dat dit, met alle andere initiatieven die er zijn, goed in elkaar gezet kan worden, zodat we niet initiatief op initiatief stapelen. Dit voorjaar krijgt u hier nadere informatie over. Dat beloof ik u.

Dan de motie op stuk nr. 452 van mevrouw Kuik over de keuzedelen. Dit is gewoon een terecht punt. We proberen studenten zo veel mogelijk ruimte te geven om eigen keuzes te maken in de keuzedelen. Ja, soms zal dat niet op de eigen instelling kunnen. We gaan kijken welke belemmeringen daar nog liggen. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 453 van de heer Futselaar over de kosten die mbo'ers soms nog moeten maken, bijvoorbeeld voor een vog. U weet dat ik eerder al ertoe heb opgeroepen om te zorgen dat alle studenten, of ze nou in het mbo, hbo of wo zitten, dezelfde onkostenvergoedingen krijgen bij stages. Daar valt wat mij betreft die vog ook onder, dus deze motie krijgt oordeel Kamer.

Dat waren de moties die mij betreffen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan wachten we heel even tot het spreekgestoelte is schoongemaakt.

Dan is nu het woord aan de minister.

Minister Slob:
Voorzitter. Dank aan de Kamer voor het vervolg op wat al een heel mooi algemeen overleg was, ook over praktijkonderwijs. Ik maak even van de gelegenheid gebruik om de Kamer te danken, want ik had haar gevraagd om het wetsvoorstel over diplomering praktijkonderwijs en vso heel snel in stemming te brengen. Dat is direct gebeurd. Inmiddels is het ook al door de Eerste Kamer aangenomen. Dat is een ontzettend mooi resultaat. Daar hebben we met elkaar hard aan gewerkt.

Voorzitter. Dan de moties die zijn ingediend. Ik sta met een heel welwillende houding te kijken naar de motie op stuk nr. 447 van de heer Van Meenen en mevrouw Van den Hul, maar ik heb nog één vraag. U weet dat wij een gedoogsituatie nu wettelijk willen borgen, maar dan gaat het wel om de samenwerking tussen bekostigde instellingen. Daar hebben we ook in het algemeen overleg redelijk lang met elkaar over gesproken. We hebben er ook bij gezegd: er zijn een aantal mooie initiatieven van niet-bekostigde instellingen die we ook niet zomaar overboord willen gooien. Ik heb u dus toegezegd dat we de samenwerking tussen bekostigde instellingen wettelijk gaan borgen. Nu mag je ook niet bekostiging overhevelen van een bekostigde instelling naar een niet-bekostigde instelling. Dat wil ik ook niet wettelijk mogelijk gaan maken. Maar we gaan de adviezen van professor Van Schoonhoven uitwerken — daar vraagt u ook naar — en die betrekken bij het wetsvoorstel. Ik kom nog met precieze regels omtrent de inkoop bij particuliere instellingen, met name de brancheorganisaties. In het algemeen overleg hebben we gesproken over het aanbod van brancheorganisaties, waar bekostigde instellingen niet eens aan kunnen voldoen. Daar moeten we dan wel goeie afspraken met elkaar over maken. Voor de duidelijkheid: als ik de motie in het licht mag zien van de samenwerking tussen de bekostigde instellingen wettelijk borgen, dan kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
U hoeft alleen maar ja of nee te zeggen.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter, er wordt mij volgens mij een vraag gesteld en daar moet ik antwoord op geven. Ik vind het lastig. Ik wil eigenlijk het recht van die praktijkscholen borgen om die examinering te doen. Ik wil eigenlijk helemaal wegblijven van de vraag of dat via roc's of particuliere instellingen gedaan wordt.

Minister Slob:
Maar er is bij bekostigde scholen een verantwoordelijkheid voor onderwijs en examinering. Als ze daar geld aan uitgeven, want daar moet dan geld voor uitgegeven worden en daarbij moet men betrokken zijn, moet dat ook onder de verantwoordelijkheid van de bekostigde instellingen gebeuren. Dat kun je niet overhevelen naar niet-bekostigde instellingen. We gaan echt de Rubicon over, maar we hebben het debat op het scherpst van de snede gevoerd. Ik weet nog dat ook de SP, GroenLinks en andere partijen er heel kritisch over waren. Toen heb ik gezegd: de verschillen zijn helemaal niet zo heel groot. Wij borgen de samenwerking tussen de bekostigde instellingen pr.o. en mbo en we gaan daarnaast zorgen dat we niet met die wettelijke borging ook allerlei initiatieven die noodzakelijk zijn en toegevoegde waarde hebben onmogelijk maken. Dat is de uitwerking waar ik voor sta. Wat ik niet ga doen, is in de wet nu ruimte bieden voor het overhevelen van geld van een bekostigde instelling naar niet-bekostigde instellingen, initiatieven, brancheorganisaties of wat dan ook. Dat kunnen we niet doen.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Van Meenen (D66):
Ik denk er even over na, want ondertussen kunnen de scholen wel gewoon een particuliere broodjescateraar inhuren, maar blijkbaar niet een particuliere onderwijsinstelling om die certificering te verzorgen. Ik denk er nog even over na of ik de opvatting van de minister nu kan delen of niet.

Minister Slob:
Er is wel een verschil tussen een diploma of een broodje kroket, hoewel dat tegenwoordig eerder twee broodjes gezond zijn.

De heer Van Meenen (D66):
Zeker.

Minister Slob:
Daar is echt wel een verschil tussen.

De voorzitter:
De discussie begint een beetje uit de hand te lopen. Wat is uw oordeel over de motie?

Minister Slob:
Als de motie zo blijft, ontraad ik die, want ik kan niet een motie waarvan niet duidelijk is wat de indiener precies bedoelt, oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Dan is dat helder.

De heer Van Meenen (D66):
Volgens mij kan er geen misverstand zijn over wat ik bedoel. De vraag die blijft liggen is of we het nu eens zijn of niet. En daar ben ik nog niet helemaal uit.

De voorzitter:
Nee, dat hebben we gemerkt.

Minister Slob:
De heer Beertema heeft twee moties ingediend, ook herkenbaar als het gaat over zijn inbreng in het algemeen overleg. Waar het gaat om zijn motie op stuk nr. 450 over het laten afnemen van de assessor entree-examens op andere pr.o.-scholen, had hij het in het algemeen overleg net omgedraaid, in de zin dat de mbo-docent assessor zou moeten worden op een pr.o.-school. Ik heb toen gezegd: dat vind ik een ontzettend mooi idee en dat gaan we ook verder uitwerken. Om een lang verhaal kort te maken: als dit onder de verantwoordelijkheid van het mbo plaatsvindt, geef ik de motie oordeel Kamer. U weet dat de mbo-instelling ook verantwoordelijk is voor het afnemen van de examens, zodat het ook onder hun verantwoordelijkheid moet gebeuren, maar dan is dit iets wat toegevoegde waarde kan hebben en ook in de praktijk uitgevoerd mag worden.

De heer Beertema (PVV):
Dat is ook de bedoeling.

Minister Slob:
Dan is het oordeel Kamer.

Dan de tweede motie van de heer Beertema, de motie op stuk nr. 451 over de doorstroomtoetsen en pr.o. als aparte categorie. Ik heb al gewezen op het vmbo kaderberoeps. Dat is een categorie die gewoon al bestaat en die sinds een jaar is ingevoerd; inmiddels zijn we alweer een kalenderjaar verder, maar in 2019 is dat gebeurd. Als ik de motie zo mag verstaan dat u vindt dat het dan ook consequent op alle niveaus moet worden vermeld en duidelijk moet zijn richting ouders, geef ik de motie oordeel Kamer en zal ik ook zorgen dat dat gebeurt.

De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van den Berge, is er iets vergeten? O, de motie op stuk nr. 448.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik dacht al, zit ik niet op te letten of de minister.

De voorzitter:
U heeft heel goed opgelet. En griffiers letten ook altijd heel goed op. Onder welke minister valt deze motie?

Minister Van Engelshoven:
Excuus aan de heer Van den Berge en anderen dat wij vergeten zijn een appreciatie te geven van deze motie. De motie vraagt onderzoek naar de kosten en de belemmeringen. Dat zeggen wij graag toe. Dus de motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is dat ook helder.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn we ook aan het eind gekomen van dit VAO. Over de ingediende moties zullen we later op de dag stemmen. Volgens mij zijn we klaar met het onderdeel onderwijs. Dank jullie wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Leefomgeving

Leefomgeving

Aan de orde is het VAO Leefomgeving (AO d.d. 11/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Leefomgeving. Ik heet de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van harte welkom, evenals de woordvoerders natuurlijk. Ik begin met de heer Van den Berge van GroenLinks. De spreektijden zijn twee minuten, maar dat wist u wel.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb twee moties. Laat ik daar maar meteen mee beginnen dan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het tijdelijk vuurwerkverbod heeft geleid tot onder meer 70% minder vuurwerkslachtoffers en een kwart minder aanhoudingen, en er twee derde minder fijnstof is gemeten;

overwegende dat het tijdelijk verbod daarmee de zorg heeft ontlast tijdens de coronapandemie, maar dat deze indrukwekkende resultaten ook in andere jaren zeer wenselijk zijn;

spreekt uit dat het wenselijk is dat de regering tijdig voor de aankomende jaarwisseling komt tot een algemeen verbod op de verkoop en ontsteking van consumentenvuurwerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 357 (30175).

Gaat u verder.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het EMK-gifterrein aan de Stormpolderdijk in Krimpen aan den lJssel van bijna 6 hectare deels tot 20 meter diep extreem vervuild is met levensgevaarlijke stoffen en eigendom is van de Staat;

constaterende dat er in 2018 een hersaneringsproject is gestart, maar dat er sindsdien nog geen kubieke meter grond gereinigd is;

overwegende dat er bij inwoners van zowel Krimpen aan den IJssel als Capelle aan den IJssel grote zorgen bestaan over de toekomst van dit terrein;

verzoekt de regering om de Kamer te informeren over de verschillende scenario's omtrent de hersanering van het EMK-gifterrein en de kosten en maatschappelijke impact daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 358 (30175).

Dank u wel, meneer Van den Berge.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik dank u hartelijk.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik ga snel van start; ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het RIVM recent concludeerde dat niet 10% maar 23% van de fijnstof die in Nederland wordt uitgestoten, afkomstig is van houtstook door particulieren;

constaterende dat burgers die in de ongezonde lucht zitten, nog te vaak geconfronteerd worden met gemeenten die weigeren in te grijpen en de staatssecretaris alleen een vrijblijvende "toolbox" heeft opgesteld;

verzoekt de regering met handhavingsinstrumenten te komen die gericht zijn op het aanpakken van houtstook om te waarborgen dat overal in Nederland burgers gezonde lucht kunnen inademen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Laçin en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 359 (30175).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer de motie van het lid Sienot c.s. (32813, nr. 537) over het opstellen van een afbouwpad en eindjaar voor houtige biomassa heeft aangenomen;

constaterende dat het afbouwpad voor houtige biomassa controversieel is verklaard;

verzoekt de regering om geen nieuwe subsidies voor houtige biomassa af te geven tot het afbouwpad met de Kamer is gedeeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Van Raan, Sienot, Dik-Faber en Laçin.

Zij krijgt nr. 360 (30175).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris in haar visiedocument aangeeft af te willen van kunstgrasvelden met instrooimateriaal;

constaterende dat natuurgrasvelden veel voordelen hebben ten opzichte van kunstgrasvelden en dat ook van een kunstgrasveld zonder instrooimateriaal door slijtage nog steeds (micro)plastics af komen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe gemeenten gestimuleerd kunnen worden om bij vervanging of aanleg vaker te kiezen voor natuurgras en minder voor kunstgras,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Laçin en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 361 (30175).

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u wel. Ik had zo nog een extra motie kunnen indienen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Esch. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van den Anker van het CDA. Ik kan u melden dat de heer Van den Anker vandaag voor het eerst spreekt, en ook voor het laatst, want het is de laatste Kamerdag. Ik kan me uit het verleden echt collega's herinneren die na drie jaar hun maidenspeech hielden en blij waren dat ze in de zaal stonden. U was net geïnstalleerd en u staat nu hier voor het indienen van moties. Maar u weet nooit hoe het gaat lopen in de politiek; misschien zie ik u weer terug, wie weet. Maar ik vind het heel fijn dat u hier staat, want dat is een ongelofelijk bijzonder moment, ook al is het niet uw maidenspeech in de zin van een lang verhaal of een lange bijdrage. Het is toch een eervolle functie en ik vind het leuk dat u hier staat.

De heer Van den Anker (CDA):
Dank u wel voor deze mooie woorden. Ik sta hier voor het eerst, maar ik heb er enorm van genoten tot nu toe dus ik sta hier zeker niet voor het laatst. Dus ik zeg zeker: vaarwel en tot ziens.

De voorzitter:
Zo is dat.

De heer Van den Anker (CDA):
Ik begin met mijn moties. Ik heb er twee om in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatssecretaris van IenW een wetsontwerp in voorbereiding heeft om een nieuwe grondslag te creëren voor het treffen van beperkende maatregelen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw;

overwegende dat de ontwikkeling van biologische en laagrisicomiddelen in de landbouw in gevaar komt wanneer er een geheel verbod op gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw komt;

overwegende dat er geen wetenschappelijke grond is voor een verbod van toegelaten biologische en laagrisicomiddelen;

overwegende dat de risico's ten aanzien van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen reeds zijn beoordeeld via de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en de toelatingswetgeving alle mogelijkheden en waarborgen biedt om in te grijpen als de noodzaak daarvoor bestaat;

verzoekt de regering bij toelating en gebruik van middelen buiten de landbouw het oordeel van het Ctgb te volgen en de wettelijke basis alleen te gebruiken in uitzonderlijke situaties, zodat er middelen beschikbaar blijven voor de aanpak van plagen in bomen en planten, zoals de eikenprocessierups,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Anker en Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 362 (30175).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tot nu toe nog maar zes gemeenten en twee bedrijven uit de asbestsector de samenwerkingsverklaring Asbest hebben ondertekend;

overwegende dat de samenwerkingsverklaring Asbest als doel heeft om op een veilige manier het saneren van de resterende asbestdaken in Nederland te versnellen;

overwegende dat het van groot belang is dat zo veel mogelijk partijen de samenwerkingsverklaring Asbest ondertekenen;

constaterende dat het de ambitie van de regering is om het aantal deelnemers de komende jaren uit te breiden;

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier het aantal deelnemers van de samenwerkingsverklaring Asbest kan worden vergroot, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Anker, Ziengs en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 363 (30175).

Dank u wel. Ik zie toch een paar collega's van uw fractie in de zaal, die het geweldig vinden dat u hier uw bijdrage heeft geleverd. Dank u wel, meneer Van den Anker.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Remco Dijkstra namens de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dank u wel. Ik feliciteer de heer Van den Anker met zijn maidenspeech. Heel goed. Ik geloof dat de eerste motie ook namens de heer Ziengs was, die ik vandaag eventjes vervang. Ik denk dat de cirkel goed rond is. Ik dank mevrouw Van Veldhoven hartelijk voor haar inzet de afgelopen drieënhalf jaar om Nederland een stukje schoner, duurzamer en groener te maken. Ik weet dat haar partijleider zei: dit is het groenste kabinet ooit. Daar heeft u ook echt uw best voor gedaan. We waren het vaak eens. Soms botste het ook een beetje.

Waar ik benieuwd naar ben, vooral nu vanwege corona, dat natuurlijk ook een enorme impact heeft op onze economie en op ondernemers die graag investeringen willen doen, maar wel de centjes moeten hebben om te kunnen investeren in schonere bedrijfsmiddelen … Vandaar dat mijn collega Ziengs met de heer Von Martels van het CDA op 19 november vorig jaar, bij de begroting, een motie heeft ingediend op stuk nr. 22. Luchtkwaliteit is natuurlijk heel erg lokaal, maar klimaatbeleid is zeg maar mondiaal. Hoe ga je die met elkaar samenvoegen? Wat zijn de effecten, kosten en baten daarvan? Wat ons betreft moet iedere euro die je investeert zo veel mogelijk rendement leveren, maar dat overzicht ontbreekt een beetje, zeker in relatie tot het Schone Lucht Akkoord. We hebben toen gevraagd om een integrale impactanalyse. Juist ook vanwege corona denk ik dat dat nu extra relevant is voor de bedrijven die dit allemaal met elkaar willen gaan doen. Dat zorgt ervoor dat "duurzaam" niet duurder hoeft te zijn. Wat mij betreft is groen poen, als u het zo plat wilt slaan, maar we moeten in ieder geval samen verder komen in de stappen en in een fasering die ook aanslaat, die draagvlak houdt en die ervoor zorgt dat we allemaal een schonere leefomgeving hebben.

Dank u wel voor uw inzet. Dit was mijn laatste bijdrage vanuit deze plenaire zaal.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Remco Dijkstra. Het klonk echt als een afscheidstoespraak, maar de echte toespraak komt nog.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van de Universiteit Groningen blijkt dat de meeste microplastics binnen huishoudens afkomstig zijn van kleding;

constaterende dat de aanwezigheid van synthetische vezels in textiel het herstel van longen significant vermindert en dit gevolgen heeft voor kinderen en bijvoorbeeld mensen met COVID-19;

Verzoekt de regering om zich binnen het beleidsprogramma microplastics niet louter te richten op "bewust toegevoegde" microplastics, maar bij het onderdeel kleding ook microplastics zonder bewuste toevoeging mee te nemen;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om het vezelverlies van kleding bij het dragen en wassen te minimaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 364 (30175).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat microplastics de placenta kunnen bereiken en baby's die met plastic flesjes worden gevoed dagelijks meer dan 1 miljoen stukjes microplastic kunnen binnenkrijgen;

constaterende dat het fundamentele ZonMw-onderzoek naar risico's van microplastics voor de gezondheid laat zien dat er in-vitro-effect is op hersencellen, longblaasjes en ontstekingsreacties en dat microplastics ziekteverwekkers kunnen meedragen, maar dat er meer onderzoek nodig is om te weten wat de daadwerkelijke effecten zijn op de gezondheid van mensen;

constaterende dat de Europese Commissie vanwege de milieu-impact van microplastics werkt aan een Europees verbod onder de REACH-verordening van bewust toegevoegde microplastics in verzorgingsproducten;

constaterende dat er op Europees niveau stappen worden gezet als het gaat om het terugdringen van microplastics in het milieu, maar als het gaat om de risico's voor de gezondheid eerst nog nader onderzoek moet plaatsvinden;

constaterende dat als er bewijzen, aanwijzingen of vermoedens zijn dat bepaalde producten schadelijk voor de gezondheid kunnen zijn, er maatregelen worden genomen om de veiligheid van de producten te garanderen;

van mening dat er voldoende aanwijzingen en vermoedens zijn van de gevolgen van microplastics voor de gezondheid van mensen, kinderen en ongeboren baby's;

verzoekt de regering er in Europees verband op aan te dringen dat microplastics uit alle verzorgingsproducten worden verbannen en dat alle voedselcontactmaterialen, zoals babyflesjes, gegarandeerd veilig zijn en dus geen plasticdeeltjes loslaten of schadelijke additieven bevatten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 365 (30175).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Ook voor u is het de laatste keer ... Nee, vanmiddag nog. Gelukkig.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. In het algemeen overleg hebben we het onder andere gehad over afval, omdat het toch nog even kon. Ik was blij om het te kunnen hebben over afval in scholen.

Ik heb ook eerder vragen gesteld over logo's op verpakkingen die mensen doen geloven dat de verpakking bij het gft kan worden weggegooid, terwijl het plastic van die verpakking helemaal niet biodegradable of compostable is. De staatssecretaris heeft in antwoord op mijn vragen geschreven dat zij onderzoekt hoe dat soort logo's kan worden verboden, omdat zij misleidend zijn voor mensen. Ik vroeg mij af of de staatssecretaris kan vertellen hoe het staat met het onderzoek naar het verbieden van dat soort misleidende logo's.

Ik dien ook een motie in. De Plastic Soup Surfer kennen we denk ik allemaal. Hij heeft een heel mooi initiatief om afvalscheiding op scholen te bevorderen, dat mooi aansluit bij wat we als D66 al eerder bij de staatssecretaris onder de aandacht hebben gebracht. Daarover gaat de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment het overgrote deel van de scholen in het primair onderwijs geen gescheiden afvalverzameling aanbiedt aan hun leerlingen vanwege de in verhouding hoge kosten;

overwegende dat het aanleren en het leren over het belang van gescheiden afvalverzameling op jonge leeftijd helpt in de transitie naar een circulaire economie en het voorkomen van zwerfafval;

verzoekt de regering om zich maximaal in te spannen zodat in 2025 het afval op alle scholen in het primair onderwijs gescheiden wordt ingeleverd en verwerkt, met aparte stromen voor gft-afval, PMD en oud papier/karton, rekening houdend met het vigerende inzamelsysteem voor huishoudelijk afval in de betreffende gemeente, zonder dat scholen hiervoor extra onderwijsgeld hoeven aan te spreken, en over de voortgang de Kamer regelmatig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs en Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 366 (30175).

De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb toch even een vraag over deze motie. Wij hebben de afgelopen vier jaar veel van dit soort moties voorbij zien komen. Ik geef mijn kinderen ook altijd mee dat zij inderdaad goed met afval moeten omgaan. Dat hoort gewoon in de vuilnisbak. Dit soort moties roept op om allerlei dingen te scheiden, terwijl alles vervolgens in één bak terechtkomt omdat het bedrijfsafval is. Waarschijnlijk is dat nu ook het geval, want scholen hebben één grote bak. Om dat te voorkomen, zou ik mevrouw Van Eijs willen vragen wat nou de strekking is van haar motie. Is dit geen symboolpolitiek, die eigenlijk niets oplevert, omdat het afval uiteindelijk in één bak bij dezelfde afvalverwijderaar terechtkomt en dan gerecycled wordt of in de verbrandingsoven gaat?

Mevrouw Van Eijs (D66):
Daar snijdt de heer Van Aalst een goed punt aan, want dat is iets dat ook wij willen voorkomen. Daarom staat er in mijn motie: "gescheiden wordt ingeleverd en verwerkt". Het is inderdaad de bedoeling dat het niet aan de achterkant van de school weer allemaal in één container wordt gegooid. Het is een terecht punt van de heer Van Aalst.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Laçin namens de SP-fractie.

De heer Laçin (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties, die ik gelijk zal indienen, en daarna nog een vraag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat omwonenden rond Tata Steel en verschillende stichtingen een rechtszaak starten tegen de vervuiling veroorzaakt door dit bedrijf;

overwegende dat omwonenden zich terecht zorgen maken over hun gezondheid en hun leefomgeving;

overwegende dat deze zorgen worden erkend in verschillende rapporten waarin wordt geconcludeerd dat in wijken rondom Tata Steel veel meer kankergevallen worden geconstateerd dan het landelijk gemiddelde;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van deze omwonenden en stichtingen om te kijken of en op welke manier zij gesteund kunnen worden in de gang naar de rechter,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 367 (30175).

De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het saneren van asbestdaken is teruggelopen nadat de subsidie hiervoor is gestopt;

overwegende dat er nog 70 tot 80 miljoen m2 aan asbestdaken gesaneerd moet worden;

constaterende dat asbest nog altijd de oorzaak is van jaarlijks vele honderden dodelijke slachtoffers;

overwegende dat het van groot belang is dat asbestdaken gesaneerd blijven worden;

spreekt uit dat het aanjagen van de asbestdakensanering onderdeel moet zijn van de coalitieonderhandelingen en dat een subsidie hiervoor tot de mogelijkheden moet behoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 368 (30175).

De heer Laçin (SP):
Dan nog één punt, voorzitter, over asbest en make-up. Dat hoort deels bij de minister voor Medische Zorg. Op 9 februari is mijn motie aangenomen die zegt: cosmeticaproducten met asbest moeten uit de schappen worden gehaald. Nu worden twee producten, van Hema en van Douglas, die bewezen asbest bevatten nog steeds online aangeboden. Ik heb de minister voor Medische Zorg na de aanneming van mijn motie gevraagd om een brief binnen een week. Die is er nog steeds niet. Ik wil dat het kabinet ervoor zorgt dat deze producten binnen een week niet meer worden aangeboden en dat de Kamer hierover binnen een week wordt geïnformeerd.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Laçin. Ik wist niet dat u ook in de make-up zat.

De heer Laçin (SP):
Het gaat om de volksgezondheid, voorzitter. Ik gebruik het zelf niet, maar heel veel andere mensen wel. Voor hen kom ik op.

De voorzitter:
Heel goed, ik ben benieuwd welke producten het zijn. Ik stuur u er wel een appje over. Dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Dijkstra, die de staatssecretaris bedankte voor haar inzet in de afgelopen drieënhalf jaar, maar ik heb nog wel twee moties om ervoor te zorgen dat de staatssecretaris nog een aantal goede stappen voor onze samenleving gaat zetten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staalindustrie in IJmuiden schadelijke impact heeft op de leefomgeving;

overwegende dat het bedrijf Tata, dat duizenden directe en indirecte banen telt, de potentie heeft om de productie van staal te vergroenen, de emissies van schadelijke stoffen en CO2 sterk te verminderen en zich te ontwikkelen tot een toonbeeld van groene staalproductie;

verzoekt de regering al het redelijke en al het mogelijke te doen om dit bedrijf in staat te stellen de staalproductie te vergroenen, de emissies van schadelijke stoffen sterk te verminderen en deze industrie met haar hoogwaardige banen voor Nederland te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 369 (30175).

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de intense en grootschalige lichthinder van hoge windturbines een schadelijk effect heeft op de leefomgeving en het welbevinden van mensen en daarmee ook het draagvlak voor windenergie ondermijnt;

overwegende dat in Duitsland de lichthinder vrijwel geheel is weggenomen door het wettelijk verplicht stellen van transpondergestuurde verlichting;

verzoekt de regering binnen twee jaar, in navolging van Duitsland, op deze wijze de lichthinder van hoge windturbines weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 370 (30175).

Even over de vorige motie?

De heer Van Aalst (PVV):
Toch nog even over de eerste motie over IJmuiden en Tata Steel. We hebben daarover inderdaad heel veel gezien en die bewoners moeten zeker gehoord worden. Maar wat me wel een beetje verbaast, is dat u eraan voorbijgaat dat dit in eerste instantie bij het lokale gezag ligt. En wat is nu het geval? De gedeputeerde voor milieu, luchtkwaliteit et cetera is een gedeputeerde van uw eigen PvdA. Ik vind het daarom merkwaardig dat u de staatssecretaris ergens toe oproept, terwijl u indirect als PvdA verantwoordelijk bent voor de ellende.

De heer Moorlag (PvdA):
Ik ben er ook verantwoordelijk voor om te kijken of wij de staalindustrie in Nederland wat in het jargon "een systeemsprong" heet kunnen laten maken. Het is mogelijk om staal op groene wijze te produderen, namelijk met behulp van waterstof. In juni heb ik een motie ingediend waarin de minister van EZK werd opgeroepen om de staalindustrie zo nodig met de inzet van onconventionele middelen die sprong te laten maken. Op nationaal niveau moet er echt iets gaan gebeuren om de staalindustrie te vergroenen. De mensen in de omgeving hebben er verschrikkelijk veel last van, maar er zijn ook mensen in de omgeving die daar hun boterham verdienen. Die hebben er ook last van en iedereen heeft er dan ook baat bij dat de staalindustrie vergroend wordt.

De heer Laçin (SP):
Ik zat ook na te denken over de eerste motie. Ik begrijp wat de heer Moorlag samen met Gijs van Dijk vraagt, maar vindt de PvdA ook dat Tata Steel zich, voordat we allerlei vergroeningsambities afspreken of uitstralen richting Tata Steel, om te beginnen moet gaan houden aan de geldende vergunningen? Die worden nu namelijk eigenlijk structureel overschreden. Moet dat niet als eerste door het bevoegd gezag daar en door deze staatssecretaris keihard aangepakt worden, zodat die omwonenden eens een keer gehoord gaan worden?

De voorzitter:
Meneer Moorlag, een korte reactie.

De heer Moorlag (PvdA):
Daarover verschillen de heer Laçin en ik niet van mening. Als ik een dakkapel op mijn woning zet, dan moet ik me ook houden aan de vergunningsvoorschriften. Als een bedrijf een omgevingsvergunning heeft, dan moet het zich ook houden aan de vergunningsvoorschriften. Toezicht en handhaving zijn dus gewoon nodig. Maar we moeten het probleem ook bij de bron aanpakken, want het is te gemakkelijk om te zeggen: "Doek die industrie maar op. Van die duizenden banen nemen we wel afscheid". Dat staal wordt dan alleen maar op een veel viezere manier elders geproduceerd.

Voorzitter. Een afsluitende opmerking over de overlast door windturbines. Ik wil dat graag onderstrepen met een signaal van een inwoner uit Usquert. Vanuit Usquert kan men op 15 kilometer afstand de verlichting van de windturbines in de Eemshaven zien en op meer dan 20 kilometer afstand het windpark Geefsweer. Men kan zelfs het windpark Meeden zien, ook al ligt dat op 33 kilometer afstand. De inwoners van Meeden typeren hun dorp de laatste tijd als een red light district. Hieraan moet echt een einde aan komen, want dit is volstrekt onnodig. Je doet het als overheid al snel verkeerd, maar zo verkeerd hoeft nou ook weer niet.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar de staatssecretaris en zij gebaart mij dat zij graag vijf minuten zou willen schorsen.

De vergadering wordt van 12.36 uur tot 12.45 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de staatssecretaris het woord.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Dit is het laatste VAO voor mij in deze periode voor de verkiezingen. Een aantal van u zie ik daarna in ieder geval nog weer een tijdje terug. Een aantal misschien niet, dus ik vond het toch leuk om even aandacht te besteden ook aan de woorden van de heer Dijkstra. Ik weet namelijk nog dat, toen wij samen Kamerlid waren en de formatie in volle gang was, de heer Dijkstra op een gegeven moment tegen mij zei: misschien word jij wel bewindspersoon en dan gaan we een hoop lol hebben samen. En dat hebben we volgens mij ook gehad. Zoals ik dat tegen de heer Dijkstra zeg, zeg ik dat eigenlijk tegen velen van u. We hebben ook veel lol gehad met elkaar. Heel serieus gedebatteerd, maar het was op het persoonlijke vlak ook altijd heel prettig. Voor wie ik niet meer tegenkom na de verkiezingen: heel hartelijk dank voor die samenwerking. Juist wanneer het op het scherpst van de snede ging, was het heel prettig om daarnaast de persoonlijke verhoudingen altijd goed te hebben. Zo hebben we ook een hoop met elkaar kunnen doen in deze periode.

Voorzitter. Dan de moties. Als eerste de motie op stuk nr. 357 van GroenLinks over een vuurwerkverbod. Het verzoek is om gezien de positieve effecten van afgelopen jaar, vuurwerk nu definitief te verbieden. Afgelopen jaar betrof een bijzondere jaarwisseling vanwege het tijdelijke vuurwerkverbod en andere coronamaatregelen. Dat was inderdaad doeltreffend in het ontlasten van de zorg tijdens de jaarwisseling. Het tijdelijke eenmalige vuurwerkverbod omzetten in een definitief landelijk verbod op consumentenvuurwerk is echter een vergaand besluit en daarom is dat ook echt aan een nieuw kabinet. Ik ontraad dan ook deze motie, maar ik zou tegen de heer Van den Berge ook kunnen zeggen: houd haar aan, want wellicht zijn er onder een volgend kabinet mogelijkheden om dit opnieuw te bekijken.

De voorzitter:
Ik wil toch dat u alle moties van de heer Van den Berge beoordeelt. Dan krijgt hij daarna het woord.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 358 van de heer Van den Berge verzoekt om de Kamer te informeren over scenario's voor de hersanering van het EMK-terrein. Eind maart is er bestuurlijk overleg over voorliggende scenario's en ik zal uw Kamer hierover en over het vervolg informeren. Het oordeel over deze motie laat ik dus aan de Kamer.

De voorzitter:
Goed. Korte vraag, de heer Van den Berge.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja, over de eerste motie, de vuurwerkmotie. Dit verrast mij een beetje, want een aantal weken geleden hadden we hier een debat over het taakstrafverbod met minister Dekker, en toen veroordeelde hij geweld tegen hulpverleners. Sterke woorden vanuit het kabinet. Nu hebben we hier …

De voorzitter:
Het is trouwens een spreekt-uitmotie, dus daarin …

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat sowieso, daar redeneerde ik naartoe. Ik ben het dus niet eens met het advies van de staatssecretaris, maar het goede nieuws is inderdaad …

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik hoef geen advies te geven als het een spreekt-uitmotie is.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
… dat de Kamer …

De voorzitter:
Mag ik heel even? Even ordentelijk. U heeft een oordeel gegeven, maar eigenlijk hoort dat ook niet.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Nee, inderdaad.

De voorzitter:
Het is dus een spreekt-uitmotie. Daar mag de staatssecretaris een mening over hebben, maar het is eigenlijk aan de Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Het is aan de Kamer. Dan zijn we daar meteen over uit.

De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dan hoop ik op een meerderheid, voorzitter. Ik zou graag mijn argumenten nog een keer herhalen, maar ik zie dat u mij daarvoor de ruimte niet wilt geven. Daar leg ik me bij neer.

De voorzitter:
Nee, het is gewoon een spreekt-uitmotie. Zo gaan we daarmee om. Dank u wel. Dan de volgende moties.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Overigens kost het technisch ook meer dan een jaar om een wetswijziging zoals deze door te voeren.

De voorzitter:
Gaat u nou nog steeds door op …

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Nee, voorzitter, ik zou niet durven!

De voorzitter:
Anders moet ik hem weer het woord geven.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 359, van de Partij voor de Dieren. Die verzoekt de regering om met handhavingsinstrumenten te komen. Mijn vraag is om deze motie aan te houden. In de pilots houtstook onderzoeken we nieuwe maatregelen. Ik ben daarnaast ook bereid om een verkenning uit te voeren naar aanvullende maatregelen. Wij kijken ook naar handhavingsinstrumenten. Eind van het jaar komt de doorrekening van het SLA waar ook door de VVD naar gevraagd werd, met de gezondheidsindicator. Dan is het ook aan een volgend kabinet, maar wij doen dus wel zo'n verkenning. Ik zou de indiener willen vragen om deze motie aan te houden.

De voorzitter:
En als mevrouw Van Esch de motie niet aanhoudt?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan moet ik haar ontraden, omdat die te stellig verzoekt "om met handhavingsinstrumenten te kómen". We onderzoeken het wel, maar ik kan niet op voorhand aangeven dat ik er ook mee kom.

De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u ook de andere moties van mevrouw Van Esch beoordeelt, dan krijgt zij daarna het woord.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Haar tweede motie, die op stuk nr. 360, verzoekt de regering om geen nieuwe subsidies af te geven voor houtige biomassa. Ik geef ook geen subsidies. Dat is aan de collega van EZK, maar ik zal de collega van EZK vragen om met een appreciatie te komen voor de stemmingen, want ik deel die subsidies niet uit.

De voorzitter:
De stemmingen zijn vandaag.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, dan moet ik de motie ontraden, want ze is in feite aan de verkeerde bewindspersoon gericht.

De voorzitter:
Dan de laatste motie van mevrouw Van Esch.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik verzoek haar om de motie op stuk nr. 361 aan te houden. Naast non-infillvelden zullen de minister voor Medische Zorg en Sport en ik ook andere alternatieven meewegen in onze nationale inzet op duurzame aanbesteding van kunstgras en een zo laag mogelijke milieu-impact, inclusief natuurgras, zeg ik daar bij. Dit jaar wordt onderzocht of het mogelijk is om dit te stimuleren via de BOSA-subsidieregeling voor sportverenigingen. Daarover wordt de Kamer in het najaar geïnformeerd door de minister voor Medische Zorg en Sport. Dus ik vraag de indiener om de motie aan te houden.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ondanks dat ik weet dat we al heel snel gaan stemmen, ga ik daar toch nog heel even over nadenken. Ik zal zo snel mogelijk laten weten wat ik ga doen. Ik wil even overleggen met mijn collega's. Deze motie is mede ingediend door meerdere collega's. Ik weet in ieder geval nu wat het is. Ik overleg dus even en laat de uitkomst uiteraard zo snel mogelijk weten.

De voorzitter:
Prima. Dank u wel.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 362, van de heer Van den Anker. Ook bij deze motie zou ik het Kamerlid willen verzoeken de motie aan te houden, want ik stuur binnenkort een wetsvoorstel naar de Kamer waarin een grondslag wordt gecreëerd voor herstel van dat verbod. Ik ben bereid om te bekijken of er, inmiddels drie jaar na de inwerkingtreding, een goede reden is voor een uitzondering voor een bepaalde groep. Ik denk dat de heer Van den Anker daar ook aan refereerde. De uitkomsten daarvan kunnen dan betrokken worden bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel. Dus ik zou eigenlijk de heer Van den Anker willen verzoeken om de motie aan te houden tot die behandeling. Daar zullen we dan ook zijn invalshoek, die ik ook begrijp, bij betrekken.

De heer Van den Anker verzoekt de regering in zijn tweede motie, op stuk nr. 363, te onderzoeken op welke manier het aantal deelnemers aan de asbestsamenwerkingsverklaring de komende jaren uitgebreid kan worden. Ik kan die motie overnemen of het oordeel aan de Kamer laten. Ik ben het eens met wat hierin wordt gevraagd.

De heer Dijkstra had naast zijn introductie ook nog een vraag over de uitvoering van de motie over een integrale impactstudie. Ja, ik werk inderdaad aan de uitvoering van deze motie. In de nulmeting van het SLA, die we dit jaar uitvoeren, berekent het RIVM ook effecten van ander beleid, zoals klimaatbeleid en de stikstofaanpak. Ook praat ik hierover met relevante stakeholders, waaronder VNW-NCW. Ik zal de Kamer hierover binnenkort per brief informeren. Dus er wordt inderdaad aan gewerkt.

Dan kom ik bij mevrouw Dik-Faber. Zij is ook iemand met wie ik veel heb gedaan in de politiek in de afgelopen tien jaar, een aantal jaren in het kabinet, maar ook daarvoor als Kamerlid. Mijn hartelijke dank voor ook al die samenwerking.

Mevrouw Dik-Faber verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 364 om zich binnen het beleidsprogramma Microplastics niet louter te richten op bewust toegevoegde microplastics, maar ook op de andere. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Microplastics willen we in den brede tegenhouden. Binnenkort ontvangt uw Kamer ook een update over de uitvoering van het microplasticsprogramma. Daarbij zal ik zoals gevraagd ook ingaan op de aanpak voor textiel. De motie krijgt dus oordeel Kamer.

Mevrouw Dik-Faber had, in haar motie op stuk nr. 365, ook nog een vraag over plasticdeeltjes in voedselverpakkingen. Deze vraag ligt echt op het terrein van de collega van VWS. Ik ben dus graag bereid om haar om een appreciatie te vragen. Ik zal kijken of die nog voor de stemmingen kan komen en ik zal daarvoor mijn best doen. Dit onderwerp ligt echter echt niet op mijn terrein.

De voorzitter:
Ook hierbij geldt dat de stemmingen aan het einde van de middag zijn.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We zullen ons best doen, voorzitter. Anders moet ik de motie ontraden omdat zij niet op mijn terrein ligt. Maar ik weet dat mevrouw Dik-Faber hierover ook bij mijn collega van VWS aan de bel heeft getrokken en er Kamervragen over heeft gesteld.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat klopt. Ik zal mij verstaan met de collega's van het ministerie van VWS. Dat zal ik doen. Maar even voor mijn begrip: er zijn vandaag inderdaad stemmingen, maar het klopt toch dat er over twee weken nog een allerlaatste stemming is? Dat vraag ik aan u, voorzitter. Er is waarschijnlijk voor die week nog een coronadebat ingepland, en volgende week debatteren wij ook nog over Groningen en over ...

De voorzitter:
Dus met andere woorden: u wilt uw motie aanhouden tot aan die stemming?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat zou het wellicht makkelijker maken als wij appreciaties van moties ontvangen. Mevrouw Van Esch had net ook een motie waarvoor dit geldt. Het zou makkelijker zijn om die dan over twee weken in stemming te brengen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, dat geeft inderdaad wat extra ruimte, voorzitter. En dan zal het zeker ook lukken om die appreciatie te sturen.

De voorzitter:
Oké. Wilt u dus uw motie op stuk nr. 365 aanhouden? U mag het ook straks doen, hoor.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, ik wacht daar even mee.

De voorzitter:
Dat is goed.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 366, van D66 en het CDA. Zij gaat over gescheiden afvalinzameling op scholen. In die motie wordt de regering verzocht om zich er maximaal voor in te spannen dat op alle scholen in het primair onderwijs het afval eigenlijk wordt ingeleverd en verwerkt "zoals thuis", om het maar even huiselijk samen te vatten. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

Mevrouw Van Eijs vroeg nog naar de stand van zaken in het onderzoek naar mogelijke maatregelen waarbij het ging over misleidende logo's. Wij zullen onderzoeken welke maatregelen, inclusief wettelijke maatregelen, nodig zijn. Dit onderzoek zal dít jaar worden gestart. Ik zal de Kamer hierover informeren zodra dit onderzoek is afgerond. Ik denk dat we het niet alleen moeten hebben over misleidende logo's, maar ook over hoe we het duidelijker maken voor mensen op een verpakking, waar die verpakking in thuishoort. Het is namelijk best ingewikkeld voor mensen om dat duidelijk op een verpakking te zien. Het zou mooi zijn als we daar meer helderheid in kunnen krijgen, voor al die mensen die hun afval graag goed willen scheiden.

Dan de motie op stuk nr. 367. Die verzoekt de regering in gesprek te gaan met omwonenden vanwege de schadeclaim tegen Tata Steel. Wanneer aangifte wordt gedaan, is het aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of het op basis van de aangifte een strafrechtelijk onderzoek start. Het is dus nog te vroeg om over uw verzoek te kunnen oordelen, maar ik wil niet op voorhand ja of nee zeggen. Ik zou de heer Laçin willen vragen de motie aan te houden. Wanneer het OM met zijn oordeel is gekomen, zal ik de landsadvocaat vragen ons hierover te adviseren.

De heer Laçin vroeg in de motie op stuk nr. 368 om opnieuw een subsidieregeling open te stellen voor asbest.

De voorzitter:
Ja, heel goed. Er wordt gezegd dat het een spreekt-uitmotie is.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, dat is een spreekt-uitmotie. Die laat ik dan uiteraard aan degenen die zich uit moeten spreken hierover.

De voorzitter:
Dan had de heer Laçin nog een vraag gesteld over asbest en make-up. Ook dat ligt bij de collega's van VWS en is daar momenteel in behandeling. Dus daarover zal de heer Laçin geïnformeerd worden.

De heer Moorlag had een motie op stuk nr. 369 over het vergroenen van de staalproductie. Ik zou de heer Moorlag willen vragen om deze motie aan te houden, en wel om de volgende reden. Hij vraagt eigenlijk, als ik het lees, om een subsidie. Deze subsidie zou dan verstrekt worden uit de vergroeningsmiddelen. Die liggen bij het ministerie van EZK. Het bedrijf is zelf verantwoordelijk voor verduurzaming. Wij als overheid stellen normen vast. Maar we hebben ook gezien dat dit een bedrijf is met een bijzondere situatie. Veel verschillende departementen, maar ook regionale en landelijke overheden, spelen een rol in de toekomst ervan. We hebben een werkgroep samengesteld met al die betrokken partijen, die hiermee aan de slag gaat. Die zal natuurlijk ook kijken naar de toekomst van dat bedrijf, maar het is ook te vroeg om daarop vooruit te lopen in de mate waarin de motie dat doet. Ik zou dus de heer Moorlag willen verzoeken de motie aan te houden. Er zal een brief in het najaar komen over de bevindingen van deze werkgroep. Die zal ook ingaan op mogelijkheden voor vergroening. Daarom verzoek ik om de motie aan te houden, omdat ze vooruitloopt op een proces dat nog loopt en niet omdat ik niet begrijp waarom de heer Moorlag deze motie indient.

Dan heeft de heer Moorlag een motie ingediend op stuk nr. 370, die gaat over lichtvervuiling. Hij verzoekt om het Duitse systeem binnen twee jaar over te nemen. Mijn departement werkt in de landelijke projectgroep Obstakelverlichting met alle betrokkenen aan oplossingen om de hinder te beperken. Er wordt ook gekeken naar systemen voor naderingsdetectie. De situatie in Duitsland wordt hierbij als voorbeeld genomen, maar ik kan er nu nog niet op vooruitlopen of we ook het Duitse systeem overnemen en of dat ook binnen twee jaar allemaal te regelen is. Dus ik zou de heer Moorlag ook willen vragen deze motie aan te houden. We kijken namelijk echt naar oplossingen. We zullen daarover de Kamer ook informeren.

Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording.

De heer Moorlag (PvdA):
De motie op stuk nr. 369 wil ik wel aanhouden. De motie op stuk nr. 370 zou ik wel wat willen wijzigen. Als de staatssecretaris zegt dat ze zich niet een-op-een wil committeren aan het Duitse systeem, dan heb ik daar wel begrip voor. Het gaat mij niet om het middel, maar het gaat mij er wel om dat de Duitse praktijk wordt nagevolgd, namelijk dat die lichten gewoon gedoofd worden. Dus ik wil de motie wel aanhouden, maar ik zal haar dan licht wijzigen. Ik ga haar wel bij de laatste stemmingen in stemming brengen.

De voorzitter:
Nou, dat klinkt heel dreigend.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Misschien kunnen we ook nog even contact over de wijziging zoals de heer Moorlag die voorstelt. Dan kan ik daar een nadere appreciatie op geven.

De voorzitter:
Oké, maar de motie op stuk nr. 369 wordt aangehouden. Klopt dat, meneer Moorlag?

De heer Moorlag (PvdA):
Ja, want ik hoor de staatssecretaris heel duidelijk zeggen dat er wordt gekeken naar de mogelijkheden en dat er eind dit jaar, of in het najaar, een brief komt, dus: uitstekend.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Moorlag stel ik voor zijn motie (30175, nr. 369) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik laat de moties toch in stemming brengen. Ik vind eind van het jaar voor deze punten, waarover we echt al heel veel weten en ook de schadelijke effecten er zijn en de onderzoeksrapporten er liggen, eigenlijk te lang duren, zeg ik alle eerlijkheid. Ik breng ze dus gewoon in stemming.

De voorzitter:
Dat is goed. De heer Van den Anker.

De heer Van den Anker (CDA):
Ik handhaaf de motie op stuk nr. 362.

De voorzitter:
Prima. Dan zijn we daarmee aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties zullen we aan het eind van de middag stemmen. Ik dank de staatssecretaris. Het volgende VAO kan worden gehouden. We wachten heel even op de wissel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Armoede- en schuldenbeleid

Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde is het VAO Armoede- en schuldenbeleid (AO d.d. 10/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met het VAO Armoede- en schuldenbeleid. Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom en natuurlijk ook de woordvoerders. Ik geef de heer Jasper van Dijk namens de SP als eerste spreker het woord.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank, voorzitter. Het is belangrijk onderwerp, armoede en schulden. Daarom heb ik vijf moties. Ik ga snel van start.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat mensen in de bijstand niet direct op hun uitkering gekort dienen te worden voor het ontvangen van giften zoals boodschappen;

van mening dat het beleid hieromtrent per gemeente verschilt, maar dat een meer eenduidig beleid wenselijk is;

verzoekt de regering voor mensen in de bijstand een landelijke vrijstelling van giften te realiseren van €1.200 per jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Bruins, Renkema en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 580 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat talloze mensen onbedoeld de zogenaamde inlichtingenplicht in de Participatiewet hebben geschonden;

constaterende dat velen van hen hierdoor ten onrechte een boete hebben gekregen;

van mening dat deze mensen recht hebben op compensatie;

verzoekt de regering een "compensatieloket" te openen, opdat mensen die ten onrechte gekort zijn, gecompenseerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 581 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jongeren van 21 in veel gemeenten nog geen zicht hebben op een sociale huurwoning;

overwegende dat de kostendelersnorm ongunstig uitpakt voor jongeren, mantelzorgers en daklozen;

verzoekt de regering een voorstel te doen om daklozen, mantelzorgers en jongeren tot en met 27 jaar uit te zonderen van de kostendelersnorm,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 582 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de jongerenuitkering niet voldoende is om van rond te komen en dakloosheid bevordert;

verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken om de jongerenuitkering als standaardvoorziening aan te vullen tot een volwaardige uitkering voor jongeren die geen ouders hebben of om andere redenen niet meer thuis kunnen wonen, en hierover voor de zomer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 583 (24515).

De heer Jasper van Dijk (SP):
Tot slot, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het minimumloon te verhogen naar €14 per uur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 584 (24515).

Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de Partij van de Arbeid.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank, voorzitter. Om met dat laatste van de heer Jasper van Dijk te beginnen:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat als je werkt, je een fatsoenlijk loon moet kunnen verdienen;

constaterende dat er steeds meer mensen zijn die niet rond kunnen komen aan het eind van de maand;

spreekt uit om na de verkiezingen van maart 2021 het minimumloon, inclusief de daaraan gekoppelde AOW- en bijstandsuitkering, fors te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 585 (24515).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Een goede motie, hoor ik de heer Jasper van Dijk zeggen. Dat is het ook. Laten we dat maar zo snel mogelijk doen.

Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat één op de negen kinderen leeft in armoede en daardoor niet kan voetballen, mee op schoolreisje kan of goede schoenen kan aanschaffen;

van mening dat het onbestaanbaar is dat in een rijk land als Nederland kinderen in armoede opgroeien en dat alles op alles moet worden gezet om kinderarmoede uit te bannen;

verzoekt de regering het budget om kinderen uit de armoede te krijgen te verdubbelen zodat elk kind zeker kan zijn van een mooie toekomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 586 (24515).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank. De laatste motie komt eigenlijk voort uit een jarenlange samenwerking naar tevredenheid met de ChristenUnie op dit onderwerp.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het doorverkopen van schulden mensen met schulden vaak verder in de problemen brengt;

overwegende dat de doorverkoop van schulden het voor schuldhulpverleners vaak lastig maakt om na te gaan of de vordering nog wel klopt;

verzoekt de regering om te borgen dat doorverkochte vorderingen altijd herleidbaar zijn tot de oorspronkelijke vordering en dat schuldhulpverleners kunnen nagaan wat de geschiedenis van deze vordering is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 587 (24515).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gijs van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Renkema namens GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. De heer Gijs van Dijk en ik hadden een motie op het punt van de giften. Een vergelijkbare motie is net ingediend door de heer Jasper van Dijk van de SP en de ChristenUnie. Ik heb zonet even overlegd en ik wil eigenlijk voorstellen dat onze namen ook onder die motie gaan. Anders hebben we twee identieke moties.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik dan voor de Handelingen opmerken dat mijn eerste motie inderdaad medeondertekend mag worden door de heer Renkema en de heer Gijs van Dijk? Dan is mijn eerste motie, over de giften; €1.200.

De heer Renkema (GroenLinks):
Daar wil ik nog één ding over zeggen. Een amendement om dat te regelen heb ik al in december ingediend. Helaas heeft de Kamer besloten om geen wetgevingsoverleg te voeren over de Participatiewet. Dan hadden we dit soort moties niet meer hoeven in te dienen en hadden we dit al kunnen regelen.

Ik heb een tweede motie. Die betreft het hervormen van de Participatiewet. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er de afgelopen jaren een te grote focus is geweest op fraudebestrijding in de Participatiewet;

constaterende dat hierdoor mensen in armoede terecht zijn gekomen;

overwegende dat deze fraudejacht voortkomt uit strenge wetgeving die is gebaseerd op wantrouwen en op het idee dat mensen gedwongen en bestraft moeten worden om aan het werk te komen;

constaterende dat het Sociaal en Cultureel Planbureau in de evaluatie van de Participatiewet heeft geconcludeerd dat straffen en dwingen niet helpt;

constaterende dat de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties aandacht vraagt voor een overheid die oog heeft voor de menselijke maat;

van mening dat iedereen een rechtvaardige behandeling van de overheid verdient;

verzoekt de regering om nog voor de formatie voorstellen uit te werken voor een hervorming van de Participatiewet, waarbij vertrouwen de basis is en gemeenten meer ruimte krijgen voor maatwerk;

verzoekt de regering tevens daarbij uit te gaan van het principe dat een gemeente verplichtingen kan opleggen als dat nodig is en mensen kan bestraffen als zij niet meewerken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 588 (24515).

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Ik heb twee vragen aan de minister. Er was een toezegging aan deze commissie dat geen enkele Wajongere er op achteruit zou gaan. Dat is nu wel gebeurd. Mijn vraag is dus hoe dit kan en vooral: hoe gaat de minister dit oplossen?

Voorzitter. Kan ik de minister een probleemgeval doormailen waar hij dan naar zou kunnen kijken? Het gaat om iemand die met de IVA werkt en door arbeidskorting die niet wordt toegekend er netto €342 per maand op achteruitgaat. Ik wil dit graag even doorsturen, zodat hij zijn ambtenaren hiernaar kan laten kijken.

Voorzitter. Dan mijn laatste motie voor deze minister. Wat mij betreft is dit niet zomaar een motie, het is een hartenkreet. Ik hoop dan ook dat de minister de motie zodanig waardeert dat hij mijn hart niet breekt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat rondkomen van alleen een AOW-uitkering in een particulier woon-zorgcentrum onmogelijk is;

overwegende dat gemeenten niet maandelijks via de bijzondere bijstand zouden moeten bijpassen;

overwegende dat er onvoldoende aandacht wordt besteed aan deze specifieke groep ouderen;

verzoekt de minister een ambtelijke afvaardiging in gesprek te laten gaan met de werkgroep bestaanszekerheid van KBO-Brabant teneinde zich goed te laten informeren, zodat dit probleem wordt opgelost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 589 (24515).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb nog een cadeautje voor de minister. Dat is het rapport van de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties, waar ik deel van uit mocht maken. Ik vertrouw erop dat dit ook voor de minister leerzaam is. Voorzitter, ik wil u publiekelijk bedanken voor uw strenge maar rechtvaardige wijze van voorzitten en dank voor uw bezielende leiding.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Ik wilde nog een opmerking maken, maar ik ben meteen omgekocht, dus die houd ik voor me. Ik heb het rapport vanochtend in ontvangst genomen en u krijgt hem, minister, dat komt goed. Het is ook openbaar, dus het mag. Alleen, het moet allemaal officieel en zo. Maar goed, ik ben nu even minder streng. Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Het is trouwens wederzijds. Dan geef ik het woord aan de heer Peters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Fijn om hier nog even te staan in deze mooie commissie-SZW. Dit is de derde bewindspersoon die deze portefeuille doet, maar met alle drie was heel prima voort te boeren, moet ik zeggen. Ook mijn dank daarvoor.

Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 255, vierde lid, van de Gemeentewet voor gemeenteraden de bevoegdheid schept om ruimere vermogensnormen te hanteren voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen;

voorts constaterende dat deze bevoegdheid uitgewerkt dient te worden in Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen;

overwegende dat reserveren voor onvoorziene uitgaven verstandig is om schuldenproblematiek te voorkomen;

verzoekt de regering de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen voor 1 mei 2021 aan te passen en daarin te bepalen dat de vermogensnorm voor kwijtschelding verruimd kan worden tot maximaal de vermogensnorm in de Participatiewet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 590 (24515).

Dank u wel, meneer Peters. Dan geef ik nu het woord aan meneer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Van de fractie van DENK drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de maximale kredietrente op consumptief krediet verlaagd heeft van 14% naar 10%;

overwegende dat 10% nog steeds een hoge rente is, die in geen enkele verhouding staat tot de marktrente en die het schuldenprobleem niet oplost maar juist verergert;

verzoekt de regering te bewerkstelligen de maximale kredietrente verder te verlagen, in de richting van de wettelijke rente van 2%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 591 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal daklozen in de afgelopen tien jaar is gestegen van circa 20.000 naar circa 40.000 personen;

overwegende dat dakloosheid een schrijnende vorm van armoede is die niet thuishoort in een welvarend land zoals Nederland;

overwegende dat er in Finland een sluitende, actieve aanpak is die dakloosheid tot een minimum terugbrengt, met een doelstelling om deze over een aantal jaar terug te brengen tot nul;

verzoekt de regering om te bezien of de Finse aanpak in Nederland toepasbaar is, welke middelen hiervoor nodig zijn, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 592 (24515).

De heer Kuzu (DENK):
En de laatste alweer, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door het vorige kabinet gelden zijn vrijgemaakt voor de bestrijding van armoede onder kinderen;

overwegende dat inmiddels gebleken is dat deze gelden niet altijd voor dit doel worden uitgegeven;

verzoekt de regering deze middelen te oormerken en erop toe zien dat deze middelen worden gebruikt ter bestrijding van de armoede onder kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 593 (24515).

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Een afsluitende opmerking over deze commissie. Het is een commissie waarin goed met elkaar wordt samengewerkt, maar als we in de volgende periode echt slagen willen slaan op dit onderwerp, moeten we ervoor zorgen dat die coördinerende bewindspersoon ook meer doorzettingsbevoegdheid krijgt. Het valt onder Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar een deel ligt bij Justitie en Veiligheid en weer een ander deel zit weer bij een ander ministerie. De volgende periode moet dat echt bij elkaar worden gebracht. Dat is een hartenkreet van mijn zijde.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Beukering-Huijbregts namens D66.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag twee moties willen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige schuldhulpverlening complex en versnipperd is en bestaat uit verschillende trajecten met verschillende uitvoerders;

overwegende dat het aantal personen dat toetreedt tot de Wsnp al jaren daalt;

overwegende dat de huidige opeenvolging van trajecten ervoor zorgt dat het tot acht jaar nadat problemen met schulden zijn ontstaan kan duren voor deze persoon schuldenvrij is;

van mening dat schuldenaren, schuldeisers en de maatschappij baat hebben bij een overzichtelijke en effectieve schuldhulpverlening;

verzoekt de regering om in 2021 het samenvoegen van het minnelijke traject en de Wsnp te verkennen en daarbij in ieder geval de NVVK, de BBW, de rechtspraak en de VNG te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Beukering-Huijbregts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 594 (24515).

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dan de tweede motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verhoging van de tarieven van de gerechtsdeurwaarders een onderdeel is van een bredere set noodzakelijke hervormingen die worden doorgevoerd als beschreven in de brief van 4 februari 2020;

overwegende dat de voorgenomen verhoging van de tarieven van gerechtsdeurwaarders per 1 januari jongstleden geen doorgang heeft gevonden;

overwegende dat de positie van schuldenaren juist in tijden van crisis dient te worden versterkt;

overwegende dat onder meer het afschaffen van kickback fees hiertoe bijdraagt en per 1 januari jongstleden is doorgevoerd;

verzoekt de regering de voorgenomen verhoging van de tarieven van gerechtsdeurwaarders uit te stellen en pas per 1 juli 2021 door te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Beukering-Huijbregts en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 595 (24515).

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Voorzitter. Tot slot wil ik nog een paar woorden tot de commissie richten. Ik heb er een jaar deel van uit mogen maken en inderdaad drie bewindspersonen op deze onderwerpen gezien. Ik vind het mooi dat we als Kamer een aantal stappen hebben gezet. Uit de moties die we vandaag hebben ingediend, blijkt eigenlijk wel dat we het met elkaar eens zijn. U ook, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dat vind ik heel lief. Dank u wel, mevrouw Van Beukering-Huijbregts. Ik neem nog afscheid van jullie, dus jullie krijgen allemaal spannende verhalen te horen. Dat valt wel mee, maar het is wel mooi om jullie daaraan te herinneren. De heer Wörsdörfer van de VVD.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter. Dit is ook voor de VVD een belangrijk onderwerp en daarom heb ik drie moties. Die spreken voor zich, hoop ik, dus ik ga ze gewoon voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het te prijzen is als werkgevers hun werknemers die met schulden kampen een helpende hand willen toesteken;

constaterende dat vroegtijdig ingrijpen bij problematische schulden veel persoonlijk leed voorkomt;

verzoekt de regering met werkgevers bestaande mogelijkheden en belemmeringen in kaart te brengen en waar mogelijk, in overleg met de werkgevers, met voorstellen te komen om bestaande belemmeringen op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 596 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kleine ondernemers die schuldeiser zijn in schuldsaneringstrajecten relatief harder geraakt kunnen worden;

overwegende dat kleine ondernemers niet zelf in problematische schulden zouden moeten komen door schuldsaneringstrajecten van anderen;

verzoekt het kabinet op dit punt een aantal scenario's en juridische (on)mogelijkheden op een rij te zetten, en de Tweede Kamer daarover in de zomer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 597 (24515).

De heer Wörsdörfer (VVD):
En tot slot:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onlineverkoop een grote vlucht heeft genomen en er geregeld (over)financiering bij wordt aangeboden met als gevolg toename van (problematische) schulden;

constaterende dat daarbij algoritmes van webwinkels een belangrijke rol spelen, waardoor aannemelijk is dat deze marketing zich in toenemende mate focust op mensen die hier gevoelig voor zijn;

van mening dat consumenten een eigen verantwoordelijkheid hebben maar dat tevens inzichtelijk moet zijn of de consumentenbeschermingsregels hierop voldoende toegerust zijn;

verzoekt het kabinet om in overleg met in elk geval de ACM, AFM en het bedrijfsleven te inventariseren hoe telemarketing op basis van algoritmes zich verhoudt tot het bestaande kader voor consumentenbescherming en welke risico's ten aanzien van het ontstaan van problematische schulden nog onvoldoende geadresseerd worden, en de Kamer daarover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wörsdörfer en Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 598 (24515).

De heer Wörsdörfer (VVD):
Ik zal mijn afsluitende woorden achterwege laten, voorzitter. Dit was het.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wörsdörfer. Dit was het. Dat waren de laatste woorden. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Koolmees:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Kamerleden voor de gestelde vragen en de ingediende moties. Inderdaad, ik ben de derde bewindspersoon op dit thema. Sterker nog, het AO heeft u met staatssecretaris Van 't Wout gedaan, die ondertussen is gepromoveerd tot minister. Dat gebeurt vaak op mijn departement. Daarom mag u het met mij doen vandaag. Ik ga het snel doen, voorzitter.

De motie van de heer Jasper van Dijk op stuk nr. 580 over giften. Wij zijn in overleg met de gemeenten over punten als hardheid en de beleidsvrijheid van gemeenten en of we dat een beetje kunnen harmoniseren. Ook de gemeenten hebben daar behoefte aan. Er zijn rondetafelgesprekken over met een delegatie van de gemeenten. Ik wilde eigenlijk alles bij elkaar vegen of bij elkaar pakken om dat klaar te leggen voor de formatie, zal ik maar zeggen. Tegen die achtergrond wil ik deze concrete motie ontraden, maar dit is wel onderdeel van de gesprekken. Dat wil ik nog even meegeven.

De tweede motie van de heer Jasper van Dijk gaat over een compensatieloket voor onterechte terugvorderingen. Als er onterecht wordt teruggevorderd, dan is dat uiteraard onwenselijk, en dat moeten we zo veel mogelijk voorkomen. Maar in de P-wet is er wel ruimte voor bezwaar en beroep, en herziening van een vordering kan al. Tegen die achtergrond ontraad ik deze motie.

Het wordt een beetje een herhaling, maar ook de derde motie moet ik ontraden, tegen de achtergrond dat er nu een verkenning loopt over de kostendelersnorm, en dat weet uw Kamer. We proberen deze binnenkort naar de Kamer te sturen, zodat deze ook onderdeel kan zijn van de formatiebesprekingen. Daar wil ik niet op vooruitlopen, dus ontraden.

Hetzelfde geldt voor de vierde motie, om de jongerenuitkering standaard aan te vullen bij knelpunten en de Kamer voor de zomer te informeren. Bij een aanvulling komt de uitkering hoger uit dan het minimumloon voor deze leeftijdsgroep, want we hebben nog steeds het jongerenminimumloon. Het wordt ook wel heel kwetsbaar als je daar een onderscheid in gaat krijgen. De heer Van Dijk fluistert dat dit wordt afgeschaft als de Partij van de Arbeid voldoende zetels krijgt om bij de formatie een rol van betekenis te spelen, maar dat moeten we eerst nog maar zien. Tegen die achtergrond: ontraden.

Ik wil de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 584 samennemen ...

De voorzitter:
Maak uw zin af.

Minister Koolmees:
Met die van de heer Gijs van Dijk op stuk nr. 585. Niet omdat ik verdeeldheid in het linkse kamp wil aanmoedigen, maar de motie op stuk nr. 585 is gewoon slimmer geformuleerd dan die op stuk nr. 584.

De voorzitter:
Dat kunt u de heer Jasper van Dijk niet aandoen

Minister Koolmees:
Nee, oké. Ik zal het eufemistischer formuleren. Ik vind de formulering van de motie op stuk nr. 585 beter, want die spreekt uit en daar mag ik geen oordeel over vormen.

De voorzitter:
Ja, dat dacht ik al.

Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 584 is ontraden en de motie op stuk nr. 585 is niet aan mij. De motie op stuk nr. 584 gaat over het wml en dat ligt natuurlijk aan de formatietafel. Ik heb de verkiezingsprogramma's gelezen. Ik lees ook dat veel partijen dit voorstel in hun programma hebben, maar het is niet aan een demissionair kabinet om daar iets over te vinden.

De voorzitter:
Hoe gaat u hiermee om, meneer Jasper van Dijk?

Minister Koolmees:
Slecht.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Je kan ook zeggen: als de motie op stuk nr. 585 wordt aangenomen, gebeurt er niks, en als de motie op stuk nr. 584 wordt aangenomen, gaat het minimumloon naar €14. Dat laat ik even aan de overige partijen. Overigens zal ik de motie op stuk nr. 585 met liefde steunen, want de boodschap is helder.

De voorzitter:
Dat dacht ik al. En uw vraag?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wil even naar de motie op stuk nr. 583. De heer Renkema wees mij er terecht op dat die motie vraagt om een onderzoek: de mogelijkheid te onderzoeken om de jongerenuitkering aan te vullen tot een volwaardige uitkering. Het pakt dus niet zo stellig uit als de minister net suggereerde. Misschien geeft dat nog wat ruimte.

Minister Koolmees:
Er bestaan nu al maatwerkmogelijkheden in de P-wet als de ouders niet kunnen ondersteunen. Er is een ondersteuningsplicht tot 21 jaar. Als dat niet kan, is er de mogelijkheid voor maatwerk om daarvan af te zien als gemeente. Het tweede punt is: als je een aanvulling voor jongeren introduceert, moet je ook iets gaan oplossen bij het jongeren-wml. De heer Jasper van Dijk wil dat, dat weet ik, maar dat is op dit moment niet het geval. De huidige stand is dat er een jongerenminimumloon is. Dat zou dan wel heel onevenwichtig uitpakken. Tegen die achtergrond en met deze twee argumenten is de motie ontraden.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Koolmees:
De motie-Gijs van Dijk op stuk nr. 586 vraagt om een verdubbeling van het budget inzake kinderarmoede. Dat is natuurlijk een sympathiek onderwerp. Ik denk dat hier Kamerbreed veel steun voor is. Maar ik heb geen dekking voor een verdubbeling van dat budget, dus tegen die achtergrond moet ik die motie ontraden. Het is ook meer een thema voor de formatie, zeg ik eerlijk.

De motie-Gijs van Dijk/Bruins op stuk nr. 587. Ik begrijp dat de doorverkoop van vorderingen een aandachtspunt is. Ik wil een onderhandelingetje openen met de heer Gijs van Dijk, namelijk of ik een onderzoek mag doen hoe we dit doorverkopen kunnen voorkomen, want er zitten echt wel haken en ogen aan. Het is echt ingewikkeld en niet zomaar opgelost. Dan zou ik de motie oordeel Kamer kunnen geven. Maar als het is "regel dit", dan moet ik de motie ontraden. Als de heer Gijs van Dijk genoegen neemt met een onderzoek …

De voorzitter:
Ik zie dat hij ja zegt.

Minister Koolmees:
Dan geef ik deze motie oordeel Kamer.

Bij de motie-Renkema op stuk nr. 588 past dezelfde opmerking als bij de eerste motie van de heer Jasper van Dijk. Wij zijn bezig met rondetafelgesprekken met de gemeenten over hardheid in de Participatiewet, over giften, terugvorderingen en dat soort zaken. Daar wil ik even op wachten en dat samenpakken om geïntegreerd te kijken wat je daar zou kunnen doen. Tegen die achtergrond wil ik de motie ontraden, maar ik begrijp het signaal van de heer Renkema en dat nemen we ook mee in die gesprekken met de gemeenten.

De motie op stuk nr. 589 is de hartenkreet van mevrouw Van Brenk. Als zij zoiets vraagt op die manier, kan ik dat natuurlijk niet weigeren. Ik geef de motie oordeel Kamer. Het is goed om hierover in gesprek te gaan. Het raakt heel veel terreinen: BZK over wonen, VWS over zorg, bijzondere bijstand. Het is een terecht aandachtspunt om daar eens naar te kijken. Oordeel Kamer.

Mevrouw Van Brenk heeft ook twee vragen gesteld. De eerste ging over de Wajong. Daarover zijn vragen ingediend door de heer Jasper van Dijk en volgens mij ook door de Eerste Kamer. Die beantwoording komt er binnenkort aan en heb ik nu niet paraat hier. Ook dat is voor een deel een portefeuilleschuif geweest van de staatssecretaris naar mij, dus ik weet niet precies hoe het daar zit. De antwoorden op de vragen van Jasper van Dijk komen eraan.

Op uw andere vraag, mevrouw Van Brenk, kom ik zo meteen terug, want die zit in dit mapje.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik ga ervan uit dat het het streven van deze minister is om de toezegging waar te maken dat geen enkele Wajongere erop achteruitgaat. Ongeacht onder welke regeling ze vallen, oud, nieuw of wat dan ook, zou niemand erop achteruitgaan. Is dat dan ook het streven?

Minister Koolmees:
Ik weet het oprecht niet. Ik ken de achtergrond van deze toezegging en deze debatten niet, want ik was daar niet bij. Die waren met Tamara van Ark, toentertijd de staatssecretaris. Ik weet dat er serieuze vragen liggen en dat ik daar serieus naar ga kijken. Ik weet ook niet wat de achtergrond is van deze ontwikkeling, dus ik voel me een beetje onthand. Ik ga ervan uit dat als er afspraken zijn gemaakt met de Kamer, die door het kabinet worden waargemaakt. Ik moet me er echt even in verdiepen.

De voorzitter:
Dat is goed. Gaat u verder.

Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 590 is van de heren Peters en Bruins. De minister van BZK heeft het voornemen om u mede namens mij op korte termijn over dit onderwerp te informeren naar aanleiding van een eerder aangenomen motie van het lid Krol. Daarnaast heeft uw Kamer nog gevraagd om een plenair debat over het VSO kwijtschelding, dat op de rol staat. Ik zou u willen vragen om deze motie aan te houden totdat de collega van BZK de Kamer hierover heeft geïnformeerd en het VSO kwijtschelding is afgerond. Anders moet ik de motie ontraden omdat ik nu niet de ruimte heb om even te overleggen met collega's in het kabinet, maar het staat nog op de rol.

Dan de motie op stuk nr. 591 van de heer Kuzu. De maximale kredietrente is inderdaad recent verlaagd van 14% naar 10%. Dit onderwerp is overigens de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Ik wil de motie nu ontraden omdat er net een stap is gezet en ik niet alle consequenties kan overzien. Bovendien moet dit echt met de minister van Financiën worden besproken.

Meneer Kuzu, ik wil u vragen om de motie op stuk nr. 592 even aan te houden. Dit ligt formeel op het terrein van Paul Blokhuis, de staatssecretaris van VWS. Ik wil even met hem in overleg. Als u de motie even wil aanhouden totdat er een appreciatie over gestuurd kan worden, graag. Anders ontraad ik 'r.

De heer Kuzu (DENK):
Dit is eigenlijk wat ik net ook probeerde aan te stippen aan het einde van mijn inbreng. Veel onderwerpen die in deze portefeuille zitten, liggen weer bij andere bewindspersonen. Deze motie vraagt om een succesvolle aanpak te onderzoeken en om dat hier te doen. Ik ga de motie niet aanhouden. De Kamer kan daar volgens mij zelf over oordelen.

De voorzitter:
O, prima. Wat is het oordeel?

Minister Koolmees:
Oké. Dat is goed, maar het oordeel is dan formeel "ontraden". Ik begrijp wat de heer Kuzu zegt. Ik denk dat dit al gebeurd is, maar ik weet het niet.

De motie op stuk nr. 593 gaat over het oormerken van het kinderarmoedebudget. Dat gaat echt in tegen de gedachte van de decentralisatie en de ruimte voor gemeenten om maatwerk toe te passen. Daarmee wil ik deze ontraden.

De motie op stuk nr. 594 van mevrouw Van Beukering verzoekt de regering om het samenvoegen van het minnelijke traject en de Wsnp te verkennen. Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 595 is ook van mevrouw Van Beukering. Er is overleg geweest met de minister voor Rechtsbescherming. Ik geef de motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 596 van de heer Wörsdörfer verzoekt de regering om met de werkgevers de bestaande mogelijkheden te verkennen. Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 597 over het op een rij zetten van een aantal scenario's met de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden op het punt van de kleine ondernemers en de schulden: oordeel Kamer. Er lopen op dit terrein overigens goede gesprekken, ook met MKB-Nederland.

De laatste motie, de motie op stuk nr. 598 van de heren Wörsdörfer en Kuzu over overleg met de ACM, de AFM en het bedrijfsleven over telemarketing en algoritmes: oordeel Kamer.

Er is nog een vraag blijven liggen van mevrouw Van Brenk, maar die ben ik nu gewoon kwijt. Ik had die vraag wel in mijn setje zitten, maar ik weet niet waar die is.

De voorzitter:
Hoe kan dat nou, dat u een vraag van mevrouw Van Brenk vergeet?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik dacht dat de minister weleens over mij droomde.

De voorzitter:
Ja, dat dacht ik ook.

Minister Koolmees:
O, ik heb 'm.

De voorzitter:
We gaan even kijken hoe hij de vraag beantwoordt.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik kan het de minister ook toesturen.

De voorzitter:
Ja.

Minister Koolmees:
Ja, stuurt u die concrete IVA-casus naar mij toe. Dan gaan wij daar serieus naar kijken.

De voorzitter:
Goed zo. Dank u wel.

Minister Koolmees:
Dank u wel.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties zullen we vandaag aan het eind van de dag stemmen. Ik dank de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Initiatiefnota van het lid Diertens over een gezonde leefstijl

Initiatiefnota van het lid Diertens over een gezonde leefstijl

Aan de orde is het VAO Initiatiefnota van het lid Diertens over een gezonde leefstijl (AO d.d. 10/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO over de initiatiefnota van het lid Diertens over een gezonde leefstijl. Ik heet de minister voor Medische Zorg van harte welkom en geef mevrouw Van Esch als eerste spreker namens de Partij voor de Dieren het woord. U denkt: ik zag de minister gisteravond nog.

Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ja, het is niet lang geleden dat we elkaar gezien hebben.

Voorzitter, dank u wel. Ik wil deze twee minuten beginnen met het nogmaals bedanken van mevrouw Diertens voor haar mooie nota over een gezonde leefstijl, die wij behandeld hebben. Wat ons betreft praten we in dit huis niet vaak genoeg over die gezonde leefstijl.

Ik heb vandaag een vraag en een motie. De vraag gaat over het eind januari gepubliceerde wetenschappelijk onderzoeksrapport van de WUR over de ongezonde voedselomgeving. Daarin worden aanbevelingen aan de overheid gedaan om in te grijpen. Een van die aanbevelingen heb ik verwerkt in mijn motie, die ik straks zal voorlezen, maar ik zou graag een schriftelijke reactie van de staatssecretaris willen vragen en ontvangen. Die vraag stel ik bij dezen aan de minister, maar die is dus eigenlijk bedoeld voor de staatssecretaris.

Nu kom ik bij mijn zeer lange motie. Ik ga dus snel beginnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer reeds heeft uitgesproken dat kindermarketing vooral gericht wordt op producten uit de Schijf van Vijf, om kinderen te ontzien van kindermarketing voor ongezonde producten (motie-De Groot/Diertens (31532, nr. 201), 14 juni 2018);

constaterende dat de staatssecretaris van VWS in 2018 met het bedrijfsleven heeft afgesproken dat kinderidolen (licensed media characters) gericht op kinderen tot en met 12 jaar niet langer op ongezonde producten zullen staan;

constaterende dat uit een rapport van UNICEF (september 2020) blijkt dat desondanks bij een kwart van de ongezonde kinderproducten in de supermarkt kindermarketing wordt gebruikt en er tevens gebruik wordt gemaakt van animatiefiguren;

constaterende dat een nieuw wetenschappelijk onderzoeksrapport van de WUR (januari 2021) en een alliantie van UNICEF, de gemeente Amsterdam en vier gezondheidsfondsen (Diabetes Fonds, Hartstichting, Maag Lever Darm Stichting en Nierstichting) (februari 2021) de overheid aanbevelen om een verbod in te stellen op kindermarketing;

constaterende dat voor een verbod op kindermarketing ruim draagvlak bestaat onder de bevolking (zeven op de tien Nederlanders zijn voor);

verzoekt de regering een verbod in te stellen op alle vormen van reclame gericht op kinderen onder de 18 jaar voor voedingsmiddelen die buiten de Schijf van Vijf vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (35655).

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Allereerst een woord van dank aan mevrouw Diertens, die een nota heeft ingediend die in al haar punten eigenlijk de hele wereld omvatte. Als we dat allemaal zouden uitvoeren, zouden we een hele mooie samenleving hebben. Ik wil op één aspect nog de nadruk leggen, namelijk de sociaal-economische gezondheidsverschillen. Een samenleving waarin die verschillen groter worden, is niet een samenleving die de SP wil. We moeten toe naar het verkleinen van die verschillen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland grote verschillen bestaan in de gezondheid tussen mensen met een hoge en mensen met een lagere sociaal-economische positie in de samenleving;

constaterende dat een belangrijk onderdeel van het aanpakken van sociaal-economische gezondheidsverschillen tussen mensen ligt bij het verbeteren van de woon-, werk- en leefomstandigheden voor mensen;

verzoekt de regering om te erkennen dat het verbeteren van deze woon-, werk- en leefomstandigheden cruciaal is voor het aanpakken van sociaal-economische gezondheidsverschillen, verantwoordelijkheid te nemen voor het significant verbeteren van deze omstandigheden en een integraal plan op te stellen om dit te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35655).

Dank u wel, meneer Van Gerven. Dan geef ik nu het woord aan de heer Renkema namens de fractie van GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. De initiatiefnota die we hebben besproken, gaat over een belangrijk onderwerp. Preventiebeleid is de afgelopen periode vaak aan bod geweest in deze Kamer, niet ten onrechte, gezien de pandemie waarmee we te maken hebben. Ik heb twee moties. De eerste gaat over prijsmechanismen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het RIVM de suikertaks als een te overwegen maatregel identificeert;

constaterende dat meerdere politieke partijen in hun verkiezingsprogramma aangeven prijsmechanismen te willen inzetten als beleidsmaatregel (bijvoorbeeld verlaging van btw op groente en fruit);

overwegende dat prijsmechanismen een positief effect kunnen hebben op het beschermen van de volksgezondheid;

verzoekt de regering op korte termijn een quickscan uit te voeren naar de vormgeving en te verwachten effecten van verschillende prijsmechanismen te weten:

  • een verhoging respectievelijk verlaging van btw op ongezonde respectievelijk gezonde producten;
  • het invoeren dan wel verhogen van accijns op ongezonde producten;
  • combinaties hiervan;

en de resultaten van deze quickscan per 15 april naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35655).

Mevrouw Kuik (CDA):
Ik heb nog een vraag aan de heer Renkema. Dit klinkt sympathiek, maar de heer Blokhuis heeft ons verteld dat hij hier al mee bezig is. Ik vraag me even af wat hier nieuw aan is.

De heer Renkema (GroenLinks):
In het notaoverleg heeft de heer Blokhuis inderdaad een aantal toezeggingen gedaan, ook dat er wordt geïnventariseerd wat de mogelijkheden zijn van bijvoorbeeld zo'n suikertaks en ook als het gaat over de btw. Wat ik met deze motie toevoeg, is dat ik vind dat we daar op korte termijn inzicht in moeten hebben. We weten dat er na de verkiezingen een nieuw kabinet komt. Daarom vraag ik om een quickscan per 15 april. Ik voeg er een deadline aan toe. Dat is nieuw ten opzichte van de toezegging die is gedaan.

De heer Van Gerven (SP):
Ik heb ook nog een vraag. De SP is niet zo'n voorstander van een suikertaks. U noemt die wel in de overweging van uw motie. Valt een onderzoek naar een producententaks ook onder de doelstelling van de motie?

De heer Renkema (GroenLinks):
Ook dat is deel van het woord prijsmechanisme, alleen wordt het dan ergens anders belegd. Dat zou daaraan toegevoegd kunnen worden. Het is in het debat vrij uitgebreid over de btw gegaan. Ik hoorde ook de lijsttrekker van het CDA van de week zeggen dat hij eigenlijk naar 0% btw op gezonde producten wil. Het lijkt me dus echt relevant dat we snel na de verkiezingen inzicht hebben in de mogelijkheden en onmogelijkheden van de verschillende prijsmechanismen.

De voorzitter:
Dank u wel. Of was u nog niet klaar?

De heer Renkema (GroenLinks):
Ik heb nog een motie.

De voorzitter:
Ja, natuurlijk. Gaat uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):
En die gaat over de GGD, een instelling waarmee we het afgelopen jaar ontzettend veel te maken hebben gehad. Heel veel Nederlanders kennen nu de GGD, zal ik maar zeggen. Dat zijn er meer dan bij het consultatiebureau.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de GGD'en het afgelopen jaar zeer veel werk hebben verricht in het kader van de bestrijding van COVID-19 als infectieziekte;

constaterende dat de bestrijding van infectieziekten slechts een van de hoofdtaken is in de publieke gezondheidszorg;

overwegende dat meerdere politieke partijen extra aandacht willen geven aan preventie, het bevorderen van gezond gedrag en het bereiken van bepaalde doelgroepen;

overwegende dat niet duidelijk is in hoeverre de GGD'en momenteel voldoende capaciteit hebben om dit soort taken op zich te kunnen nemen;

verzoekt de regering te verkennen hoe een wenselijke infrastructuur voor wat betreft de publieke gezondheidszorg eruit zou kunnen zien als de GGD'en meerdere en ambitieuzere taken zouden toegewezen krijgen in het kader van het beschermen van de volksgezondheid, en de resultaten van deze verkenning dit voorjaar naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35655).

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Renkema.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Belhaj namens D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik begin meteen met de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland vele bewezen en kosteneffectieve interventies zijn om de gezondheid van mensen te bevorderen en dat deze in kaart worden gebracht via het loket Gezond Leven;

overwegende dat veel interventies, pilots en living labs onvoldoende opschalen omdat duidelijke regie ontbreekt, omdat de financiering en opbrengsten gefragmenteerd zijn of omdat deze op terreinen van meerdere departementen liggen;

overwegende dat er voornamelijk instanties zijn die doelen op het gebied van gezondheid monitoren, zoals het RIVM, maar dat gerichte beleids- en wetgevingsadviezen voor optimaal gezondheidsbeleid ontbreken;

van mening dat het belangrijk is dat de kansen en belemmeringen structureel in kaart zijn, zodat de rijksoverheid, gemeenten en verzekeraars beter geadviseerd worden om beleid te maken voor een gezonder Nederland;

verzoekt de regering een voorstel te doen om een nationaal rapporteur gezond leven aan te stellen die jaarlijks:

  • belemmeringen in de opschaling van succesvolle interventies in kaart brengt;
  • adviezen geeft aan de rijksoverheid, lokale overheden en verzekeraars hoe deze toegankelijk kunnen worden gemaakt voor zo veel mogelijk mensen;
  • zich hierbij met name richt op groepen die een achterstand hebben in gezonde levensverwachting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Diertens, Van Esch, Van Gerven, Kuiken en Sazias.

Zij krijgt nr. 8 (35655).

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel producenten van levensmiddelen de ambities hebben hun producten gezonder samen te stellen met minder zout, vet en suiker of met meer vezels;

overwegende dat deze producenten een ongelijk speelveld ervaren, omdat concurrenten met extra suiker of vet in hun producten beter verkopen;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met producenten en verkopers van levensmiddelen die als doel hebben om hun producten gezonder te produceren en te verkopen om na te gaan wat er nodig is om dit ongelijke speelveld te bestrijden en aan de hand hiervan nog in 2021 voorstellen te doen richting de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Diertens, Kuik, Sazias en Renkema.

Zij krijgt nr. 9 (35655).

De heer Bolkestein (VVD):
Ik heb een vraag over de laatste motie. Aan wat voor maatregelen zou u denken? Moeten we dan denken aan regelgeving of wetgeving, of kan dit ook gewoon binnen het veld zelf?

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik vind eigenlijk alle drie de opties die u neerlegt fantastische denkrichtingen. In de motie wordt natuurlijk ook verzocht om daar juist het gesprek over te hebben, ook omdat het zo complex is. Het zou een beetje gek zijn als wij hier zouden voorsorteren op wat het zou moeten zijn. Toch, mevrouw Diertens? Ik heb daar mijn eigen gedachtes over. Ik ben geen woordvoerder en ik ben eigenlijk ook iets meer van de liberale tak. Ik doe dit van harte, maar u kunt zich voorstellen dat het belangrijk is dat breed wordt bekeken wat je zou kunnen doen.

De voorzitter:
Bent u overtuigd, meneer Bolkestein?

De heer Bolkestein (VVD):
Misschien via de voorzitter en via mevrouw Belhaj aan mevrouw Diertens: voor de VVD is het belangrijk om te weten of hiermee wordt vooruitgelopen op het idee van regelgeving. Dat zou misschien wat minder goed vallen. Of gaat het hier ook om het veld zelf en de samenwerking met het veld zelf? Dat is toch wel belangrijk. Misschien een knikje of een schudje.

Mevrouw Belhaj (D66):
Over de eerste opmerking die u maakt: ik kan me voorstellen dat het belangrijk is dat we dat niet al vastleggen, zoals ik net al zei.

De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Diertens. Bedoelt zij dit?

Mevrouw Belhaj (D66):
Nee, we kennen elkaar heel goed, voorzitter. Ze heeft mij dit laten doen, van de liberale tak van de fractie, dus ik voel me ook vrij om dat te zeggen. Als mevrouw Diertens dat graag had gewild, had het erin gestaan. U moet het zo zien: het zou een uitkomst kunnen zijn. Misschien niet, waarschijnlijk niet, want daarvoor heb je uiteindelijk ook weer een meerderheid in de Kamer nodig. Dus laten we hopen dat het eerste niet gebeurt. Het kan wel. Het tweede is dan het meest wenselijk.

De voorzitter:
U weet zich hier heel goed uit te redden.

Mevrouw Belhaj (D66):
Dank u. Ik wilde tot slot ook nog iets zeggen, ondanks dat ik nog maar één seconde heb. Inderdaad, deze initiatiefnota is geschreven door mijn dierbare collega Antje Diertens, Groninger, topper, sportfanaat, gezondheids- en leefstijlfanaat. Ik heb haar de afgelopen jaren als zijinstromer in de politiek af en toe aan de arm mogen meenemen. Dat vond ik fantastisch. Deze initiatiefnota is heel bijzonder, omdat ik weet dat ze de afgelopen twee jaar elke keer heeft gezocht naar manieren om het voor elkaar te krijgen om het vandaag in de Kamer te kunnen bespreken, zodat er belangrijke moties kunnen worden aangenomen om dit ook in werking te zetten. Antje, ik ga je ontzettend missen en ik ben heel erg trots op je.

De voorzitter:
Nou, wat lief. Dank u wel. Dat was een mooie afscheidsspeech van mevrouw Belhaj, maar een echte speech komt nog. Dit was trouwens ook een echte speech, hoor. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik doe dat ook gewoon even. Ik kon helaas niet bij het initiatiefnotaoverleg zijn, maar ik gebruik mijn twee minuten ook om mevrouw Diertens even te bedanken. Laiverd, het ga je goed. We hebben een hele leuke tijd samengewerkt, met name in de commissie Koninkrijksrelaties. Preventie, gezonde leefstijl, is en was jouw motto. Dat blijf je ook doen, zeker nu er een kleinkind op komst is. Ik hoop dat je met haar nog heel veel avonturen en reizen mag verzamelen, op Pic Paradis of op het Pronkjewailpad: de beroemde tocht rondom het Noorden, Groningen. Het ga je goed. Heel veel dank voor alles.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuiken. Mevrouw Kuik, wat gaat u zeggen? Toch wel heel leuk dat dit zo spontaan gebeurt. Mevrouw Kuik namens het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik begin eerst even met de motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Reclamecode Voor Voedingsmiddelen geregeld is dat het niet toegestaan is om reclame te maken voor ongezonde voeding bij kinderen tot en met 12 jaar en er geen kinderidolen gebruikt mogen worden in de marketing;

constaterende dat deze reclamecode echter niet op sociale media van toepassing is, omdat formeel gezien een account pas aangemaakt mag worden vanaf 13 jaar;

overwegende dat het zeer twijfelachtig is dat hierdoor kinderen tot en met 12 jaar niets meekrijgen van sociale media, al is het maar omdat deze ook zonder account zichtbaar zijn;

overwegende dat uit de laatste monitor om deze redenen al is gebleken dat sociale media een grijs gebied zijn wanneer het aankomt op kindermarketing, en dat verder onderzoek daarom niet nodig is;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de Reclamecode Voor Voedingsmiddelen wordt aangepast, zodanig dat in deze code sociale media niet meer uitgezonderd worden, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35655).

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, tot slot wil ik natuurlijk mevrouw Diertens bedanken voor de goede samenwerking en voor dat nuchtere Groningse geluid in de Kamer. Het is toch fijn om elkaar als noorderlingen weer even op te kunnen zoeken. We blijven elkaar gewoon zien.

De voorzitter:
Zo is dat. Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Bolkestein namens de VVD.

De heer Bolkestein (VVD):
Dank u wel. Ook complimenten aan mevrouw Diertens voor het algemeen overleg en voor haar initiatiefnota. Het was heel erg leuk om samen te werken. We spreken elkaar nog wel.

Eén motie van de VVD, die gaat over reclame voor alcohol die gericht is op jongeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat alcoholreclame aan specifieke regels is onderworpen en zich niet op jongeren mag richten;

overwegende dat het belangrijk is dat fabrikanten hiervoor zelf hun verantwoordelijkheid nemen en dat zij dat in veel gevallen gelukkig ook doen;

verzoekt de regering om, indien nodig intensiever, in overleg te gaan en blijven met de alcoholbranche om gezamenlijk tot aanvullende afspraken te komen zodat alcoholreclame zich in geen enkele vorm richt op jongeren;

verzoekt de regering tevens om indien dit niet tot een bevredigende samenwerking leidt de Kamer hiervan verslag te doen alvorens over te gaan tot aanvullende wet- en regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bolkestein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (35655).

Dank u wel, meneer Bolkestein. Ik kijk even of de minister direct kan reageren. Nee, we schorsen vijf minuten.

De vergadering wordt van 13.58 uur tot 14.04 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Ik neem vandaag mijn collega staatssecretaris Blokhuis waar, die inderdaad in een heel mooi algemeen overleg deze initiatiefnota van mevrouw Diertens heeft besproken met uw Kamer. Ik zal de oordelen die hij gegeven zou hebben over de moties graag met uw Kamer delen. Ik wil mevrouw Diertens ook bedanken voor haar nota.

Voorzitter. Mevrouw Van Esch vroeg nog om een schriftelijke reactie op het rapport van de WUR. Die zeg ik haar toe. Ik geleid dat verzoek door naar mijn collega.

De motie op stuk nr. 4 gaat over een verbod op alle vormen van reclame gericht op kinderen onder de 18 jaar, omwille van het totaalverbod. Dat gaat te ver. Daarmee ontraad ik deze motie.

Van de motie op stuk nr. 5, van de heer Van Gerven en de heer Hijink, denk ik: dat moet een missionair kabinet doen. Daarmee ontraad ik deze motie.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 6, van de heer Renkema. Daarin is inderdaad een datum toegevoegd aan de toezegging die mijn collega al heeft gedaan. Die verkenning komt er, maar die datum gaat net te ver. Deze motie is dus ook ontraden.

De motie op stuk nr. 7 gaat over de GGD. We gaan aan de slag met dat idee. Het is een heel goed voornemen om die discussie te voeren. Ik denk wel dat we dan eerst de discussie moeten voeren over de taken van de GGD en die niet alvast moeten invullen. Daarom ontraad ik deze motie. Maar we gaan wel aan de slag met dit thema.

De motie op stuk nr. 8 vraagt om een nationaal rapporteur. Daar is in het overleg veelvuldig over van gedachten gewisseld. In de optiek van het kabinet doet het RIVM dit. Daarmee ontraad ik deze motie.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 9 gaat over de voorstellen over het gelijk speelveld en vraagt om in gesprek te gaan. Ik heb ook heel goed het interruptiedebatje gezien tussen de heer Bolkestein en mevrouw Belhaj. Dat in gesprek gaan, dat kan, maar we kunnen ons nog niet vastleggen op de vorm van de voorstellen. Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 10, die gaat over het doortrekken van de reclamecode naar sociale media. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 11, van de heer Bolkestein. Daarbij voel ik mij een beetje hetzelfde zoals mevrouw Belhaj het verwoordde. Ik heb het in mijn geval dan over de liberale kant van het kabinet, maar ik sta hier namens mijn collega en daarmee ontraad ik toch de motie van de heer Bolkestein.

De voorzitter:
Korte vraag, mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik heb een korte vraag over de motie op stuk nr. 8. De minister gaf aan dit al gebeurt door het RIVM, maar dat is niet zo. De bedoeling is juist dat wanneer iedereen op al die verschillende plekken dingen aan het doen is en op een gegeven moment het overzicht er niet meer is, je ervoor zorgt dat één iemand dat goed bewaakt. Bureaucratie en technocratie hebben we genoeg. Dus mijn vraag is of de minister het gewoon niet eens is met D66.

Minister Van Ark:
Ik heb begrepen dat hierover in het debat al veelvuldig van gedachten is gewisseld, dus dat de Kamer zegt: als de regering het niet wil doen, vragen we er zelf een uitspraak over. Het advies van de regering is in ieder geval "ontraden".

De voorzitter:
Goed, dan wil ik u hiermee bedanken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We zijn hiermee aan het eind gekomen van dit VAO. Over de moties zullen we aan het eind van de dag stemmen.

Initiatiefnota van de leden Sazias, Van den Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk profiel

Initiatiefnota van de leden Sazias, Van den Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk profiel

Aan de orde is het VAO Initiatiefnota van de leden Sazias, Van den Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk profiel (35383) (AO d.d. 10/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan meteen verder. Aan de orde is het VAO Initiatiefnota van de leden Sazias, Van den Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk profiel, Kamerstuk nr. 35383. Ik geef als eerste spreker het woord aan mevrouw Van Brenk namens 55PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Kankerpatiënten hebben geen tijd. Als we het aan bureaucratische processen overlaten, dan kan het nog jaren duren voordat de brede DNA-diagnostiek voor kankerpatiënten geregeld is. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nederlands Kanker Instituut de op whole genome sequencing gebaseerde uitgebreide DNA-test heeft onderzocht bij 1.200 patiënten;

overwegende dat de positieve uitkomst daarvan heeft geleid tot het besluit van het Nederlands Kanker Instituut om deze test structureel toe te passen bij een aanzienlijk deel van zijn patiënten;

overwegende dat het ontbreken van een vergoedingstitel voor deze test leidt tot het voortduren van — op basis van inkoopprikkels bestaande — verschillen tussen de ziekenhuizen voor wat betreft de aangeboden diagnostiek en de daarop gebaseerde behandelingen;

overwegende dat minister én Kamer reeds eerder hebben uitgesproken dergelijke postcodezorg onwenselijk te vinden;

overwegende dat ondanks de urgentie er nog veel tijd zal liggen tussen het nog uit te brengen advies van het Zorginstituut, de kabinetsreactie erop en de uiteindelijke implementatie van een betaaltitel voor de op whole genome sequencing gebaseerde DNA-test;

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat de uitgebreide, op whole genome sequencing gebaseerde DNA-test voor patiënten met uitgezaaide kanker zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen enkele maanden wordt opgenomen als te vergoeden zorg, ten minste op basis van een tijdelijke betaaltitel, zodat er geen tijd verloren wordt en deze declaratiestatus spoedig en om te beginnen gebruikt kan worden voor patiënten met de hoogste "unmet medical needs", waaronder patiënten met uitzaaiingen van een primaire onbekende tumor, en patiënten die uitbehandeld zijn maar nog wel een goede medische conditie hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (35383).

Dank u wel, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb goed geoefend op de moeilijke woorden, maar het is goed gegaan.

De voorzitter:
Ik moet straks ook oefenen bij de stemmingen. Dus u maakt het mij niet makkelijk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Renkema namens GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de indieners van deze initiatiefnota. Ik heb in het debat gezegd dat je af en toe een binnenbocht moet nemen als het gaat over het toestaan van nieuwe technieken. Daar gaat ook deze motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toegang van patiënten tot veelbelovende behandelingen wordt versneld via het programma veelbelovende zorg;

constaterende dat er voor veelbelovende innovatieve methoden van diagnostiek geen mogelijkheden zijn om versneld toegelaten te worden;

van mening dat voor de beste zorg niet alleen de beste behandelingen nodig zijn, maar ook de beste diagnostiek;

verzoekt de regering om het programma veelbelovende zorg uit te breiden, zodat hier niet alleen nieuwe behandelingen uit gefinancierd kunnen worden, maar ook innovatieve methoden van diagnostiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35383).

Dank u wel, meneer Renkema. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuik van het CDA. Klopt dat? Ja, zie ik. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor onderzoek naar en verdere ontwikkeling van geschikte medicatie van groot belang is dat data kunnen worden gedeeld;

van mening dat bescherming van persoonlijke data van groot belang is en dat deze alleen geanonimiseerd en met toestemming van de patiënt mogen worden gebruikt;

overwegende dat er bovendien diverse vraagstukken aan deze data zitten, zoals wat te doen met nevenbevindingen;

verzoekt de regering te borgen dat er een eenduidig protocol is dat in heel Nederland gebruikt wordt met betrekking tot het verwerken en verstrekken van data, alsmede een eenduidige wijze waarop deze gegevens worden bewaard;

verzoekt de regering tevens hierbij onder andere gebruik te maken van de ervaring die hiermee is opgedaan door al bestaande protocollen zoals die van de Hartwig Medical Foundation en het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35383).

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Wörsdörfer van de VVD.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter. Ik heb twee moties om een impuls te geven aan het toepassen van moleculaire diagnostiek. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij onderzoek naar de toepassing van moleculaire diagnostiek de kosten voor de baten uitgaan;

van mening dat het belangrijk is om het brede zorgveld te stimuleren tot doorontwikkeling van moleculaire diagnostiek, waarbij de bekostigingsmethodiek een belangrijke rol speelt;

verzoekt het kabinet om jaarlijks te laten toetsen of deze bekostigingsmethodiek aanpassing behoeft voor genoemd doel en, indien nodig, daarbij een voorstel voor aanpassing en implementatie van deze bekostigingsmethodiek te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35383).

De heer Wörsdörfer (VVD):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verwachting is dat het opstellen van DNA-profielen in een rap tempo goedkoper wordt;

overwegende dat daarmee eerdere pilots met betrekking tot moleculaire diagnostiek die geen vervolg kregen vanwege bijvoorbeeld te hoge kosten, opnieuw relevant kunnen worden;

verzoekt het kabinet het Zorginstituut, in samenwerking met de beroepsgroep, te vragen op welke wijze jaarlijks bezien kan worden of er nieuwe, lokale ontwikkelingen zijn die een verandering vragen in de landelijke afspraken over de inzet van moleculaire diagnostiek, en of eerdere pilots weer opgezet, dan wel opgeschaald kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35383).

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter. Ik heb even getwijfeld of ik zou afsluiten met het volgende, een persoonlijke noot. Ik ga een dezer dagen mijn moeder verliezen aan de ziekte kanker, dus ik wilde mevrouw Sazias, mevrouw Van den Berg en de heer Veldman zeer danken voor hun nota. Ik ben blij dat ik het debat heb mogen voeren en dat wij daarover nu ook nog afsluitend dit VAO kunnen hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, en heel veel sterkte. Ik vind het toch wel een hele mooie dag, omdat er veel persoonlijke dingen naar voren komen. Het is een bijzondere dag, ook voor collega's die hier vandaag misschien voor het laatst staan.

Ik kijk naar de minister om te zien of zij behoefte heeft aan een schorsing. O, zij moet de moties nog krijgen. Daar wachten we dan even op. U krijgt ze zo aangereikt.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Het was een notaoverleg over een onderwerp dat inderdaad in het leven van mensen soms heel dichtbij komt. Dat was ook te merken, vond ik, bij het notaoverleg over de nota van mevrouw Sazias, de heer Veldman en mevrouw Van den Berg. Ik wil hen dan ook van harte bedanken voor het agenderen van dit onderwerp. De heer Wörsdörfer wens ik heel veel sterkte met wat hij zojuist zei.

Wat in het notaoverleg wel het geval geweest zou zijn, maar hier dus helaas niet, is dat je samen met de initiatiefnemers nog even naar de moties kijkt. Dat had ik met name mevrouw Sazias, voor wie dit onderwerp ontzettend persoonlijk is en die er heel hard aan heeft gewerkt, graag gegund. Ik wil haar vanaf deze plek dus graag enorm in het zonnetje zetten, want het is — dat gaven de andere initiatiefnemers ook aan tijdens het notaoverleg — zeker ook haar verdienste dat we hier vandaag staan.

Voorzitter. Ik kom tot een appreciatie van de moties. Laat ik al verklappen dat ze allemaal oordeel Kamer gaan krijgen. Ik denk dat de motie op stuk nr. 4 van mevrouw Van Brenk en mevrouw Sazias een hele mooie weergave is van de discussie die we hebben gehad in het notaoverleg en ook de gezamenlijke agenda van kabinet en Kamer goed verwoordt. Ik geef haar dus oordeel Kamer.

De motie van de heer Renkema op stuk nr. 5 over de binnenbocht, zoals hij het noemde, om te kijken naar de nieuwe innovatieve methode van diagnostiek, geef ik oordeel Kamer. De motie van mevrouw Kuik en mevrouw Sazias op stuk nr. 6, over de ervaringen die zijn opgedaan betrekken bij het eenduidig protocol, geef ik oordeel Kamer. De motie van de heer Wörsdörfer op stuk nr. 7 over de bekostigingsmethodiek geef ik oordeel Kamer. Ook de motie op stuk nr. 8, waarin het gaat over de samenwerking met het Zorginstituut en de opschaling, geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik hoor dat er iets is misgegaan met de moties; die zijn niet aan de leden uitgereikt. Dat gaan we nu anders doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties, die jullie nog niet hebben gezien maar natuurlijk wel hebben gehoord, zullen we aan het eind van de middag stemmen.

We wachten even voordat we verdergaan met het volgende onderwerp.

Toekomstvisie transgenderzorg

Toekomstvisie transgenderzorg

Aan de orde is het VSO Toekomstvisie transgenderzorg (31016, nr. 295).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met het VSO Toekomstvisie Transgenderzorg. Ik geef mevrouw Bergkamp namens D66 het woord.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat transgenderpersonen voor de toegang tot somatische zorg een psychische evaluatie moeten ondergaan;

overwegende dat dit onnodig veel capaciteit kost in de transgenderzorg, waar al een gebrek aan capaciteit is;

van mening dat transgender zijn geen psychische aandoening is en transgenderpersonen recht hebben op zo toegankelijk mogelijke zorg;

verzoekt de regering aan betrokken beroepsverenigingen te vragen om bij de evaluatie van de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch aandacht te besteden aan de ontwikkelingen en mogelijkheden met betrekking tot de depathologisering van genderincongruentie en daarbij ook te kijken naar:

  • de psychische evaluatie als voorwaarde voor de indicatiestelling voor somatische transgenderzorg;
  • de triagecriteria om snel te kunnen bepalen wanneer een uitgebreide psychische evaluatie wel of niet is aangewezen;
  • in hoeverre depathologisering de norm is of kan worden in hun richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 337 (31016).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan een motie die ik indien samen met de heer Van den Berge.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vraag naar transgenderzorg in één jaar tijd met 42% is gestegen, waardoor de wachtrijen fors zijn toegenomen;

constaterende dat de realisatie van zorgcapaciteit mogelijk achterblijft bij de inkoop van zorg;

overwegende dat het realiseren van zorgaanbod een belangrijke factor is in het terugdringen van deze wachtrijen;

van mening dat de minister een verantwoordelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat er voldoende aanbod van zorg is;

verzoekt de regering om met zorgverzekeraars en zorgaanbieders in gesprek te gaan om te bezien hoe de realisatie van zorgaanbod versneld kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 338 (31016).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel voorzitter. De laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in november jongsleden de Handreiking Transgenderzorg voor gemeenten is verschenen met als doel gemeenten te ondersteunen om psychologische zorg voor kinderen en jongeren met genderissues op een goede manier te organiseren en in te kopen;

constaterende dat gemeenten de verantwoordelijkheid hebben om passende zorg en ondersteuning te organiseren voor gender-non-conforme kinderen met een hulpvraag;

overwegende dat gemeenten het soms lastig vinden om de inrichting, bekostiging en samenwerking van zorg voor jongeren met genderdysforie te organiseren;

van mening dat het belangrijk is dat gender-non-conforme kinderen de juiste zorg en bescherming krijgen;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de VNG met als doel dat gemeenten voortvarend aan de slag gaan met de aanbevelingen uit de Handreiking Transgenderzorg voor gemeenten, zodat de zorg voor kinderen en jongeren met genderissues op een goede manier georganiseerd en ingekocht wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 339 (31016).

Mevrouw Bergkamp, u weet heel goed dat het binnen de spreektijd moet gebeuren.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Eén motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de begeleiding van tieners met genderdysforie uiterste zorgvuldigheid vraagt;

constaterende dat het gewijzigde beleid van de National Health Service in het Verenigd Koninkrijk aangeeft dat bepaalde effecten van puberteitsremmers onomkeerbaar kunnen zijn en dat het Hooggerechtshof aldaar heeft geoordeeld dat jongeren niet in staat geacht moeten worden om geïnformeerde toestemming te geven voor het gebruik van puberteitsremmers;

verzoekt de regering naar aanleiding van de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk te onderzoeken of beleidswijzigingen ten aanzien van minderjarigen nodig zijn en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 340 (31016).

Dank u wel, meneer Stoffer. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachttijden voor transgenderzorg, met meer dan twaalf maanden, veel te lang zijn met alle gevolgen van dien voor de mensen die deze zorg nodig hebben;

constaterende dat de acties ingezet door de Kwartiermaker Transgenderzorg tot op heden niet hebben geleid tot kortere wachttijden en dat wachttijden zelfs lijken op te lopen als gevolg van coronamaatregelen;

van mening dat een kinderarts, na goede voorlichting en informed consent, puberteitsremmers voor kan schrijven;

van mening dat we leed zo veel mogelijk moeten voorkomen en dat we alle daarvoor geschikte partijen in moeten zetten;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met de verenigingen voor kinderartsen in gesprek te gaan en actief te zoeken naar mogelijkheden waardoor kinderartsen kunnen bijdragen aan het oplossen van het probleem omtrent de wachttijden in de transgenderzorg, waaronder bijvoorbeeld het voorschrijven van puberteitsremmers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 341 (31016).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachttijden voor transgenderzorg, met meer dan twaalf maanden, veel te lang zijn met alle gevolgen van dien voor de mensen die deze zorg nodig hebben;

constaterende dat in oktober 2018 een Kwartiermaker Transgenderzorg is aangewezen met als doel een versnelling aan te brengen in het realiseren van oplossingen;

constaterende dat de Kwartiermaker Transgenderzorg zich vooral richt op het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, een handreiking voor gemeenten en de inkoop bij zorgverzekeraars;

constaterende dat deze acties tot op heden niet hebben geleid tot kortere wachttijden en dat wachttijden zelfs lijken op te lopen als gevolg van coronamaatregelen;

van mening dat we leed nu en in de toekomst moeten voorkomen;

verzoekt de regering per direct een actieteam in te schakelen om binnen een halfjaar met concrete voorstellen te komen hoe de wachtlijsten op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 342 (31016).

Dank u wel. Ik schors de vergadering voor maximaal vijf minuten.

De vergadering wordt van 14.29 uur tot 14.33 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Van Ark:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal moties die ik van een oordeel wil voorzien. Allereerst de motie van mevrouw Bergkamp op stuk nr. 337. Deze motie geef ik oordeel Kamer. Ik ben bereid om te doen wat deze motie van mij vraagt en ik heb in de schriftelijke beantwoording al aangegeven dat ik partijen zal vragen om bij de evaluatie van de kwaliteitsstandaard somatische transgenderzorg aandacht te besteden aan de ontwikkeling en de mogelijkheden rond de depathologisering van genderincongruentie. Ik ga partijen zeker vragen of zij in dat kader specifiek zouden willen kijken naar de drie in de motie genoemde onderwerpen. Ik geef de motie oordeel Kamer.

De motie van mevrouw Bergkamp en de heer Van den Berge op stuk nr. 338 geef ik ook oordeel Kamer. Ik blijf met de hulp van de kwartiermaker vol inzetten op het verkorten van de wachttijden in de transgenderzorg. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik daarmee via de kwartiermaker onverminderd doorga, dan kan ik haar oordeel Kamer geven.

Mevrouw Bergkamp (D66):
De motie mag zo geïnterpreteerd worden. Ik heb abusievelijk de heer Van den Berge genoemd. Het moet de heer Renkema zijn.

Minister Van Ark:
Ik verander het.

Dan de motie op stuk nr. 339 van mevrouw Bergkamp. Ik heb sympathie voor deze motie en ik kan mij voorstellen dat het goed is om dit vraagstuk in het overleg met de VNG nog een keer onder de aandacht te brengen. Daarmee laat ik het oordeel van de motie over aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 340 van de heer Stoffer naar aanleiding van de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk. Deze motie ontraad ik, want die stuurt aan op beleidswijzingen die wat mij betreft niet aan de orde zijn.

De motie op stuk nr. 341 van de heer Van Gerven ligt lastig binnen onze rolverdeling, want hij verzoekt de regering in overleg te gaan met de kinderartsen, terwijl juist de partijen zelf onderdeel zijn van het overleg. Wat mij betreft zou het een onderdeel kunnen en moeten zijn van de evaluatie van de kwaliteitsstandaard, maar gezien de rolverdeling ontraad ik dus deze motie.

De motie op stuk nr. 342 verzoekt om een actieteam. Wij houden vast aan het traject met een kwartiermaker en daarom ontraad ik ook deze motie.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties zullen we aan het einde van de middag stemmen.

Zwangerschap en geboorte

Zwangerschap en geboorte

Aan de orde is het VAO Zwangerschap en geboorte (AO d.d. 10/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan gaan we nu door met het VAO Zwangerschap en geboorte. Ik geef mevrouw Kuiken namens de PvdA het woord, maar natuurlijk niet dan nadat ik de minister van VWS van harte welkom heb geheten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben een en al georganiseerd en ik heb mijn moties daardoor dubbelzijdig geprint. Het zijn er dus twee. Ik hoop dat dit overkomelijk is.

Mijn eerste motie gaat over anticonceptie in het basispakket.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat iedere vrouw toegang moet hebben tot optimale anticonceptie;

van mening dat de keuze voor optimale anticonceptie niet bepaald mag worden door financiële overwegingen;

verzoekt de regering anticonceptie op te nemen in het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147 (29323).

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Mocht iemand de motie mee willen tekenen, dan kan dat. Ik heb dat nog niemand gevraagd, want daar had ik geen tijd voor.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, u wilde net vragen of dat mocht.

Mevrouw Agema (PVV):
Nee. Ik vroeg me even wat anders af. Anticonceptie voor alle mannen? Voor alle vrouwen? De pil? Condooms? Het lijkt me nogal een kostenpost. Mag ik aan de PvdA vragen wat de dekking is van deze omvangrijke motie?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Zeker. We hebben allemaal tegenvoorstellen en volgende week komen de CPB-berekeningen waar wij als Partij van de Arbeid aan meedoen. Uw partij ook?

Mevrouw Agema (PVV):
Ik vroeg naar de dekking.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dekking? Nou ja, we dekken de totale gezondheidszorg in al onze tegenvoorstellen, bijvoorbeeld met een hogere vermogensbelasting, grotere bedrijven meer laten betalen en andere keuzes. Maar ik begrijp dat mevrouw Agema niet voor gratis anticonceptie is en ook niet voor de pil in het basispakket. Nou, wij zijn dat dus wel!

We zijn het ook ergens over eens en dat scheelt weer, want dat maakt het wat gezelliger. Deze motie gaat over het afschaffen van de eigen bijdrage voor een poliklinische bevalling.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat elke vrouw zelf moet kunnen kiezen waar zij wil bevallen;

van mening dat er geen financiële drempels bij deze keuze mogen zijn;

verzoekt de regering de eigen bijdrage voor de poliklinische bevalling zonder medische indicatie zo snel mogelijk af te schaffen, en de Kamer te informeren per wanneer dit mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148 (29323).

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Deze motie is dus medeondertekend door mevrouw Agema en de dekking staat in ons verkiezingsvoorstel, zoals dat wordt doorgerekend door het CPB.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
De medeondertekening intrigeert mij wel. Heeft u dit samen met de PVV al laten doorrekenen en is hier ook steun voor van de PVV? Zie ik hier dus een kongsi tussen de Partij van de Arbeid en de PVV?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dit is inderdaad een samenwerking, omdat dit een onderwerp is waar ook mevrouw Agema zich al heel lange tijd sterk en hard voor maakt. Daarmee werk ik dus samen. Is dat oké? Gaat dat altijd zo hier? Ik ben nieuw in deze commissie. Ik hoop het niet. Ik vind het een leuk onderwerp, maar het moet wel gezellig blijven.

Dan ga ik naar mijn laatste motie, over een inkomensafhankelijke bijdrage aan de kraamzorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sociaal-economische gezondheidsverschillen al in de baarmoeder ontstaan en dat een goede start van groot belang is voor ieder kind;

van mening dat kraamzorg noodzakelijke zorg is die beschikbaar moet zijn voor elke pasgeboren baby;

constaterende dat de eigen bijdrage op kraamzorguren een financiële drempel is voor de moeders van kinderen die deze zorg het hardst nodig hebben;

verzoekt de regering de Kamer te laten weten op welke wijze er gekomen kan worden tot een regeling waarbij een inkomensgrens geldt voor de eigen bijdrage voor kraamzorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149 (29323).

Dank u wel.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel acute verloskunde is verdwenen, bijvoorbeeld in de regio's Lelystad, Hoogeveen en Meppel;

constaterende dat dit ook invloed heeft op het werk van de eerstelijnsverloskundigen die in dergelijke regio's werken en de kosten die zij maken;

constaterende dat zij hiervoor een toeslag ontvangen, maar dat de zorgverzekeraars nu bij alle praktijken inzetten op afbouw van de toeslag;

overwegende dat er niet opeens nieuwe zorg bij komt in die regio's en het zeer belangrijk is om de zorg op peil te houden en aantrekkelijk te houden voor zorgverleners om te blijven werken;

roept de regering op te inventariseren hoe de onderhandelingen omtrent deze toeslag lopen en zorg te dragen dat de verloskundigen een passende toeslag houden, zodat de verloskundige zorg in die regio's op een kwalitatief verantwoorde wijze kan worden vormgegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150 (29323).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Dan een tweede motie, mede ingediend door het lid Bergkamp. Dank ook voor haar grote inzet om dit voor elkaar te krijgen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is om een aanwijzing te geven aan de NZa met als doel bekostiging integrale geboortezorg op te nemen in reguliere bekostiging;

overwegende dat de Integrale Geboortezorgorganisaties (IGO's) zich nog in een transitiefase bevinden en verdere ontwikkeling en monitoring wenselijk zijn;

overwegende dat partijen in de geboortezorg nog geen eenduidig beeld hebben over de uiteindelijke vorm van de bekostiging en daarover in gesprek zijn;

verzoekt de regering om samen met de NZa mogelijk te maken dat het huidige experiment, met de huidige hoeveelheid aan IGO's, een jaar wordt verlengd tot 2023 om zo ruimte te creëren voor partijen om in die tijd tot een gemeenschappelijk beeld te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (29323).

Dank u wel, meneer Van Gerven. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ellemeet namens GroenLinks. Fijn om u weer te zien.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrouwen niet lichtzinnig kiezen voor een abortus;

van mening dat het verplicht opleggen van een beraadtermijn van vijf dagen geen recht doet aan het individuele (tijds)traject dat vrouwen doorlopen om tot hun beslissing te komen om wel of niet te kiezen voor een abortus;

constaterende dat in de eerste en tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap is geadviseerd om over te gaan op een flexibele beraadtermijn;

verzoekt de regering de beraadtermijn van vijf dagen af te schaffen en te vervangen door een flexibele termijn, zodat vrouw en arts kunnen beslissen wat er in de individuele situatie gewenst is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (29323).

Mevrouw Dik-Faber en daarna mevrouw Bergkamp. Gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel voorzitter. Natuurlijk, abortus is een ingrijpende beslissing en ik weet zeker dat vrouwen hier niet lichtvaardig mee omgaan. Tegelijkertijd is de bedenktijd geen wachttijd. Het is volgens mij een uitdrukking van zorgvuldigheid, omdat het een ingewikkelde beslissing is. Is mevrouw Ellemeet het met mij eens dat wat dat betreft de bedenktijd ook waardevol is? Heeft zij gezien dat de bedenktijd door het merendeel van de vrouwen gewaardeerd wordt, zoals blijkt uit onderzoeken van FIOM? Is het juist omdat vrouwen het waarderen en omdat het gaat om zorgvuldige besluitvorming niet toch belangrijk om die wachttijd overeind te houden? Die bedenktijd overeind te houden, excuses.

De voorzitter:
Even voor mijn helderheid: hebt u dit onderwerp niet tijdens het algemeen overleg met elkaar besproken? Ik vraag het even om te voorkomen …

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat is al een tijdje terug.

De voorzitter:
Ja, maar de standpunten zijn niet veranderd, ben ik bang.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik kan er wel kort op antwoorden.

De voorzitter:
Prima. We moeten niet het debat opnieuw voeren.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat snap ik. Misschien even een kort antwoord. Wat ik eens ben met mevrouw Dik-Faber, is dat zorgvuldigheid heel belangrijk is. Wat het grote verschil is, denk ik, tussen de ChristenUnie en GroenLinks, is dat GroenLinks van mening is dat vrouwen zelf zorgvuldig een beslissing nemen en dat er als zij twijfelen en met twijfel bijvoorbeeld bij de huisarts komen, ruimte is om samen met een arts nog eens goed na te denken over wat nu wel of niet wenselijk is. Het vertrekpunt voor GroenLinks is dat de vrouw heel goed in staat is om zelf beslissingen te nemen en ook twijfels te formuleren en dat de arts daarbij kan helpen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk inderdaad dat GroenLinks en de ChristenUnie hier samen niet uitkomen. Ik denk dat ik mee kan gaan in het idee dat vrouwen hier goed over nadenken en dat ze een zorgvuldige keuze willen maken. Ik zou willen dat vrouwen altijd het gesprek aangaan met de arts, want dat gebeurt namelijk niet altijd. Als we daarover het gesprek kunnen voeren, over dat vrouwen echt het gesprek aangaan met de arts, dat ze op alternatieven worden gewezen en dat eventueel counseling aan de orde is, dan kunnen we misschien met elkaar stappen verder zetten. Maar nogmaals, ik denk dat we er samen niet uitkomen.

De voorzitter:
Nee. Dan mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het moge duidelijk dat D66 op één lijn zit met GroenLinks en de PvdA. We zullen dan ook de motie steunen. Maar toch een vraag. Mijn collega Pia Dijkstra heeft een initiatiefwet ingediend. Bij dezen toch een handreiking aan beide partijen met de vraag om dat samen te doen. De minister heeft al aangegeven dat hij in de demissionaire situatie de motie waarschijnlijk niet zal uitvoeren, dus de kans is groter dat we met elkaar resultaat hebben als we initiatiefwet met elkaar indienen. Mijn vraag is: bent u bereid om onder onze initiatiefwet te staan? Het is eigenlijk ook indirect een vraag aan de PvdA.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel. Heel veel lof ook voor het initiatief van uw collega, mevrouw Dijkstra. Dat heb ik haar ook zelf laten weten. Volgens mij is het hartstikke goed dat we verschillende initiatieven hebben en ook dat progressieve geluid hier in de Kamer laten horen, dat er verschillende partijen zijn die het belangrijk vinden om dat mandaat van de vrouw voorop te stellen en die ervan uitgaan dat vrouwen heel goed zelf een beslissing kunnen nemen. Wij hebben nu gekozen om deze motie wel in te dienen, omdat ik het wel heel erg belangrijk vind dat we ook nu, met een demissionair kabinet, laten horen, hopelijk, dat er een meerderheid in deze Kamer is die hier het verschil in wil gaan maken. Dus wat mij betreft staan deze twee mooie initiatieven naast elkaar en ik ben zeker bereid, zeg ik in antwoord op de vraag van mevrouw Bergkamp, om de wet heel goed te gaan bestuderen. Ik steun het initiatief sowieso en ik zal er nog heel goed naar kijken.

De voorzitter:
Dat is het antwoord, mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het klinkt heel mooi, deze progressieve samenwerking. Toch vind ik het jammer dat er twee verschillende initiatieven zijn. Dus ik hoop dat mevrouw Ellemeet toch nog eens nadenkt, kijkend naar de meeste kans van slagen in deze periode, om toch onze initiatiefwet mede in te dienen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Heel kort. Volgens mij versterken de initiatieven elkaar. We willen een uitspraak van de Kamer en het is heel mooi dat er een initiatiefwet ligt. Nogmaals, niets meer dan lof daarvoor en ik ga de wet heel goed bestuderen.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Ook de VVD is blij met deze motie. We hadden die graag meeondertekend. Ik heb nog even een vraag. Het woord "progressief", dat u steeds gebruikt, is niet per se definiërend voor de mensen die hier gebruik van zouden kunnen maken, toch? Je kunt ook op een andere manier in het leven staan, en toch nog steeds ook deze motie van harte ondersteunen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja, zeker. Zeker.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. Beide moties dien ik mede namens mevrouw Bergkamp in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het experiment integrale bekostiging "voorzichtige" positieve resultaten laat zien maar dat de NZa en het RIVM constateren dat er nog ruimte voor verbetering is en verdere ontwikkeling van en monitoring van integrale bekostiging noodzakelijk is;

constaterende dat zorgverzekeraars hier ook een rol hebben omdat zij de integrale geboortezorg inkopen en bij de zorginkoop rekening moeten houden met kwaliteit en de prijs van de integrale geboortezorg;

verzoekt de regering om samen met veldpartijen, de NZa en het RIVM, en zorgverzekeraars integrale geboortezorg nauwgezet te monitoren en hierbij in samenspraak met de bovengenoemde partijen tot indicatoren te komen, waaronder in ieder geval de kwaliteit van zorg aan de zwangere, het gelijke speelveld voor partijen, de keuzevrijheid van de zwangere en de administratieve lasten, en de Kamer hier jaarlijks over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (29323).

Mevrouw Van den Berg (CDA):
De tweede motie dien ik ook samen met mevrouw Bergkamp in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gezondheid van een kind voor, tijdens en na de geboorte een belangrijke voorspeller blijkt te zijn van problemen — zowel fysiek als mentaal — op latere leeftijd;

overwegende dat het programma Kansrijke Start als doel heeft ieder kind een goede start te geven en dat kraamverzorgenden daar een belangrijke bijdrage aan leveren;

verzoekt de regering te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn om extra kraamzorg te geven bij de 0,5% tot 1% (zeer) kwetsbare gezinnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (29323).

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bergkamp namens D66.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties ingediend met het CDA, en een belangrijke motie met de heer Van Gerven. Ik wil hem ook bedanken voor de fijne samenwerking in de afgelopen jaren. Ik vind het heel mooi dat we ook een motie met elkaar samen doen die volgens mij heel veel impact heeft, waarmee we namelijk het experiment over integrale geboortezorg met een jaar verlengen. Dat doen we in de hoop dat partijen er, na al die jaren, op een goede manier uitkomen. Er zijn nu toch nog te veel vragen en te veel onzekerheden. Dus het is ook een oproep om daar op een voor alle partijen hele goede manier met elkaar uit te komen.

Voorzitter, ik heb nog één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat integrale bekostiging een manier kan zijn om samenwerking te stimuleren welke verder onderzocht dient te worden, maar dat ook naar andere, innovatieve manieren van bekostiging gekeken dient te worden;

verzoekt de regering om samen met de NZa de ruimte die bestaat voor experimenten met andere vormen van bekostiging nadrukkelijk onder de aandacht te brengen van alle veldpartijen en hun hiervoor de mogelijkheid te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (29323).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Laan-Geselschap namens de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Dank, voorzitter. Ik vervang op dit moment mijn collega Tellegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de dertienwekenecho voor alle zwangere vrouwen in Nederland pas vijf jaar na het advies van de Gezondheidsraad zal worden ingevoerd;

constaterende dat deze vertraging (mede) wordt veroorzaakt doordat prenatale screening is ondergebracht bij de Wet op het bevolkingsonderzoek;

constaterende dat niet het systeem maar de zwangere vrouw centraal moet staan bij het vormgeven van de zwangerschaps- en geboortezorg;

verzoekt de regering te onderzoeken of prenatale screening aangemerkt kan worden als reguliere medische zorg (Zorgverzekeringswet), waarbij de kwaliteitseisen natuurlijk gewaarborgd blijven, en de Tweede Kamer hierover in 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laan-Geselschap en Tellegen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156 (29323).

Dank u wel, mevrouw Laan-Geselschap. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie. Is dit nu echt uw laatste keer? Dat vraag ik me elke keer af. Dat geldt ook voor de heer Van Gerven. Misschien wel, hè?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat dit in ieder geval de laatste keer zal zijn dat ik hier sta, op deze plek. Volgende week zijn er nog debatten, maar dat zijn wetgevingsoverleggen. Dus dat is niet in deze plenaire zaal.

De voorzitter:
Dat klopt. Nou, bijzonder. Gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik dan mijn tijd ook gewoon goed gebruiken en een motie indienen die voor mij ontzettend belangrijk is en ik denk voor heel veel mensen heel belangrijk is. Die gaat namelijk over donorkinderen in ons land. Ik heb veel contact gehad met Fiom, met organisaties die hen vertegenwoordigen, maar ook met donorkinderen zelf. De situatie is op dit moment zo dat er veel donorkinderen in Nederland geboren worden via buitenlandse donoren, eicellen, zaadcellen, waarvan de afkomst niet altijd duidelijk is en ook niet achterhaald kan worden. Soms worden, met name bij zaadceldonoren, honderden halfbroertjes en -zusjes op de wereld gezet. Dat is echt overweldigend voor deze mensen, als zij erachter komen via DNA-databanken et cetera.

Ik wil hier een motie over indienen. In het debat heeft de minister gezegd het heel ingewikkeld te vinden om dit aan de orde te stellen, omdat de Europese Unie niet over medische ethiek gaat. Dat klopt. Ik zou ook niet willen dat dit binnen de Europese Unie verordenend wordt uitgeroepen, maar er zijn andere gremia. Bijvoorbeeld de Raad van Europa, waarbij de soevereiniteit van de lidstaten uitgangspunt blijft. Op die manier heb ik deze motie opgebouwd. Ik hoop echt van harte dat het kabinet deze motie wil uitvoeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat conform internationaal recht kinderen te allen tijde in de gelegenheid moeten zijn om hun afstamming te achterhalen en dat Nederland wetgeving heeft dat dit recht waarborgt;

constaterende dat Nederland tevens, vanuit het belang van het kind, heeft gekozen voor het beperken van het aantal nakomelingen per donor;

overwegende dat niet alle Europese landen dezelfde waarborgen hanteren als Nederland, hetgeen vanuit het belang van het kind wel wenselijk is;

overwegende dat Nederlandse kinderen van een buitenlandse donor niet altijd de donor kunnen achterhalen en tientallen tot honderden halfbroertjes en -zusjes krijgen;

verzoekt de regering het Nederlandse standpunt en beleid actief in te brengen in internationale gremia, bijvoorbeeld bij de Raad van Europa of andere overlegstructuren, waarbij nationale soevereiniteit het uitgangspunt blijft, en de Kamer hierover met regelmaat te informeren;

verzoekt de regering tevens in te zetten op het goed informeren van wensouders over de consequenties van het gebruik van buitenlandse donoren;

verzoekt de regering tot slot om de route en risico's voor het achterhalen van donoren van buitenlandse semenbanken door Nederlandse nakomelingen specifiek in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157 (29323).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de fractie van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, ik vervang Kees van der Staaij, die verplichtingen elders heeft.

Voorzitter. Diverse partijen hebben voorstellen gedaan om de beraadtermijn bij abortus af te schaffen. De Abortuswet noemt abortus een afweging tussen de noodsituatie van de vrouw en de bescherming van het ongeboren leven, waarvoor de vrouw een zekere verantwoordelijkheid draagt. Als er geen minimale bedenktijd meer geldt, wordt de bescherming van het ongeboren leven verder ingeperkt. Alleen al om die reden is de SGP-fractie tegen afschaffing van de beraadtermijn.

Vorige week ontvingen we de kabinetsreactie op de evaluatie van de Abortuswet. Het is een groot gemis dat de ervaringsverhalen van vrouwen vrijwel buiten beeld van de onderzoekers zijn gebleven. Daarom was ik blij om in de kabinetsreactie te lezen dat het kabinet het waardevol vindt om een breder beeld te krijgen van hen die te maken krijgen met een onbedoelde zwangerschap. Toen we eerder vroegen om zo'n aanvullend onderzoek, kregen we nul op het rekest, maar nu laat het kabinet dit punt toch verkennen. Mijn vraag is: kan ik de toezegging krijgen dat de Kamer hierover nog voor de verkiezingen nader wordt geïnformeerd?

Voorzitter. Tot slot wil ik een motie indienen die wij eerder hebben ingediend, maar die het toen niet haalde door een vergissing bij de stemming van een andere fractie. Voor de zekerheid noem ik even de fracties die de motie wel steunden, om de kans te vergroten dat die het nu inderdaad wel haalt. Dat waren de PVV, het CDA, de SP, de PvdA, ChristenUnie, 50PLUS, DENK en FVD. Dan ga ik snel over tot het voorlezen van de motie, anders schiet ik uit de tijd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie onderzoek interlandelijke adoptie ervoor pleit om de lessen uit het onderzoek naar misstanden rond adoptie ook ter harte te nemen bij nieuwe vormen van gezinsvorming, zoals met behulp van draagmoederschap;

overwegende dat de commissie aangeeft dat vragen rond autonomie en kennen van afkomst hier eveneens levensgroot aanwezig zijn;

verzoekt de regering dit pleidooi ter harte te nemen en onafhankelijk in kaart te brengen welke kwetsbaarheden en risico's hierbij aan de orde zijn, en wat meer gedaan zou kunnen worden om die risico's en kwetsbaarheden te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (29323).

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik heb goed naar deze motie gekeken. Ik neem het rapport-Joustra heel serieus, maar mijn fractie meent nu dat we het wetsvoorstel door kunnen zetten en ondertussen de kwetsbaarheden in kaart kunnen brengen. Daarom ga ik mijn stemadvies wijzigen van voor naar tegen. Dan weet u dat vast.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb toch nog een vraag over de motie. De staatscommissie herijking ouderschap heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar draagmoederschap en heeft daarbij ook gekeken vanuit het belang van het kind. Ik snap eerlijk gezegd deze motie niet, behalve dan dat ik weet dat de SGP geen voorstander is van draagmoederschap. Is dat de reden? Er ligt namelijk al een heel dik pak onderzoek.

De heer Stoffer (SGP):
Ja, exact. Dat is de reden.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot … Waar is mevrouw Agema? Ik heb haar op mijn lijstje staan. Dan kijk ik even naar de minister … Mevrouw Van den Berg?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Mevrouw Agema heeft het een keer voor mij opgenomen. Kunnen we even een check doen of zij misschien noodzakelijk weg moest?

De voorzitter:
Ja hoor. Dat is prima. We kijken even. Ze was er net namelijk wel. Misschien had ze tussendoor even andere verplichtingen? We wachten heel even. De bewindspersonen kunnen intussen alvast nadenken over de moties.

Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 15.03 uur tot 15.10 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister van VWS het woord.


Termijn antwoord

Minister De Jonge:
Voorzitter. Dank u wel. Allereerst de motie op stuk nr. 152 van de leden Ellemeet en Ploumen, waarin de regering wordt verzocht om de beraadtermijn van vijf dagen af te schaffen. We hebben het in het AO, dat volgens mij al in oktober was, vrij uitgebreid hierover gehad. Ik heb daarin ook aangegeven dat in de huidige wet een balans is gevonden tussen aan de ene kant het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en aan de andere kant de beschermwaardigheid van het leven. Ik denk niet dat een wijziging van de abortuswetgeving op dit moment en ook in de demissionaire fase van dit kabinet aangewezen is. Om die reden ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 157 van mevrouw Dik-Faber. Ook die ontraad ik, onder verwijzing naar alle debatten die we daarover hebben gevoerd. Mevrouw Faber meent dat wij hier internationaal wél een rol in hebben. Ik meen dat wij die rol als kabinet niet hebben. Om die reden ontraad ik deze motie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dit is niet geheel onverwacht, maar wel teleurstellend. De minister van Volksgezondheid geeft aan dat … Ik word een beetje afgeleid.

De voorzitter:
Kunt u het niet volgen? Ja, het was een beetje gehorig. Mevrouw Dik-Faber, opnieuw.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik begin opnieuw. Deze reactie is niet onverwacht, maar wel teleurstellend. De minister van Volksgezondheid geeft aan: wij hebben hier internationaal geen rol in. Ik begrijp dat wij niet gaan over het beleid van alle andere landen. Daar kunnen we geen verantwoordelijkheid voor nemen, maar we hebben wel een verantwoordelijkheid voor de kinderen die in Nederland geboren worden. Is de minister vanwege die verantwoordelijkheid voor de kinderen die in Nederland geboren worden, niet toch van mening dat we dit op de internationale agenda zouden moeten zetten?

Minister De Jonge:
Nee, niet op de internationale agenda. De minister van VWS van Nederland heeft ten aanzien van medisch-ethische kwesties in Nederland de verantwoordelijkheid voor Nederlandse wetgeving en voor de Nederlandse praxis. Ik wil er alles aan doen om die te bevorderen, maar ik ga niet op de medisch-ethische stoel zitten in de richting van Denemarken — dat voorbeeld noemde u — of andere landen. Ik zou ook niet willen dat andere landen dat in de richting van Nederland doen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, tot slot, mevrouw de voorzitter. Wat volgens mij het punt is, is dat we hier ook te maken hebben met internationale verdragen waarin de rechten van het kind gewaarborgd zijn. Die worden door andere landen met voeten getreden. Natuurlijk zitten we er niet op te wachten dat andere landen ons de les gaan lezen. Volgens mij hebben we het uitstekend op orde op het punt van de situatie van donorkinderen, conform internationale verdragen. Dat is in andere landen niet het geval. Daar worden internationale verdragen met voeten getreden. Nogmaals, die kinderen worden in Nederland geboren. Goed, wellicht komen we hier niet uit, maar ik doe een dringend appel op de minister om hier toch een stap in te zetten. Goed, daar laat ik het bij.

Minister De Jonge:
Mevrouw Dik-Faber heeft haar punt heel consistent en consequent gemaakt. Daar heb ik alle respect voor. Tegelijkertijd verschil ik ook echt van mening met mevrouw Dik-Faber over de vraag of een Nederlands kabinet hier een rol in heeft. Mevrouw Dik-Faber zegt terecht dat we het in Nederland heel goed op orde hebben. En ja, het komt inderdaad voor dat wensouders kiezen voor buitenlandse donoren. Dat komt voor. Daar is geen wet tegen gewassen. Dat zal voor blijven komen. Daarom is het ook echt een verantwoordelijkheid voor wensouders om juist voor Nederlandse donoren te kiezen, omdat het dan heel erg netjes is geregeld, ook met weten van wie je afstamt. Ik denk dat dat een mooie praktijk is die we hebben in Nederland en ik denk niet dat wij de rol hebben om ook het buitenland nog op orde te brengen.

De voorzitter:
Goed, ik stel voor dat u verdergaat.

Minister De Jonge:
De motie op stuk nr. 158 is ingediend in het debat dat u heeft gehad met collega Dekker. Het kabinet spreekt met één mond. Destijds is die motie ontraden en verworpen. Ook nu zal ik de motie ontraden onder verwijzing naar datgene wat collega Dekker daarover heeft gezegd in een algemeen overleg op 11 februari.

Dan de toezegging die de heer Stoffer vraagt. We zijn inderdaad bezig om ervaringsverhalen van vrouwen die vrijwel buiten beeld zijn gebleven in beeld te brengen, maar daar hebben we echt meer tijd voor nodig. Dat gaat niet meer voor de verkiezingen lukken. Die zijn op 17 maart, heb ik me laten vertellen, dus dat gaat niet meer lukken. Dat zou niet zorgvuldig kunnen voor die tijd, dus daar gaan we iets langer over doen.

Dat was het alweer, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. We wachten heel even op het schoonmaken van het spreekgestoelte en dan geef ik het woord aan de minister voor Medische Zorg.

Minister Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Ik zal zo veel mogelijk verwijzen naar het debat dat gevoerd is in oktober. Onder die verwijzing zal ik oordelen over de moties.

De motie op stuk nr. 147 van mevrouw Kuiken over anticonceptie in het basispakket ontraad ik onder verwijzing naar de uitwisseling van argumenten in het debat. Daar komt nog de demissionaire status van het kabinet bij.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 148 van mevrouw Kuiken en mevrouw Agema.

Hetzelfde geldt ook voor de motie op stuk nr. 149 van mevrouw Kuiken en mevrouw Ellemeet. Die ontraad ik ook.

Dan de motie op stuk nr. 150 van de heer Van Gerven. Ook daar is in het debat over gewisseld dat er nog gesprekken gevoerd worden door de zorgverzekeraars voor 2022 en dat dit via de contractonderhandelingen gaat. Daarmee ontraad ik ook de motie op stuk nr. 150.

Over de motie op stuk nr. 151 wil ik enkele woorden meer zeggen, omdat dit ook een actie is van na het algemeen overleg van oktober. Door het experiment een jaar te verlengen kunnen de bestaande IGO's voort in 2022. Ik zeg er wel bij dat er dan onzekerheid blijft bestaan voor hen. Dat gaat wat mij betreft ten koste van de doorontwikkeling. Als ik de aanwijzing die ik voornemens ben te doen, zou doen, dan loop ik gewoon niet vooruit op een besluit over het perspectief op de uiteindelijke vorm van de bekostiging. Ik wil dat hier nadrukkelijk gezegd hebben. Met deze aanwijzing staan alle opties open, zowel monodisciplinair, integraal en experiment. Ik heb de Kamer toegezegd — en ik zal dat nogmaals doen — dat ik geen onomkeerbare stappen zet tot ik met de Kamer gesproken heb over de stip op de horizon. Daarmee ontraad ik de motie. Ik zeg er wel bij dat als de motie aangenomen wordt, ik er uiteraard uitvoering aan zal geven, maar anders ga ik graag door met het geven van de aanwijzing aan de NZa.

De motie op stuk nr. 153 over integrale bekostiging laat ik aan het oordeel van de Kamer. Ik geef erbij aan dat de timing wel van het moment afhangt dat de NZa en het RIVM de resultaten uit de monitoring kunnen presenteren.

Ik weet dat er al eerder gesproken is over de motie op stuk nr. 154. Er loopt een onderzoek, een project dat tot 2022 loopt. Dat wil ik afwachten. Ik kan vragen om de motie voor langere tijd aan te houden. Ik weet niet of de indieners daartoe genegen zijn. Zou dat niet het geval zijn, dan ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 155 van mevrouw Bergkamp geef ik oordeel Kamer.

Ik kijk even naar de collega: de motie over prenatale screening doe ik ook, toch? Ja. Dat is de motie op stuk nr. 156 van mevrouw Laan-Geselschap en mevrouw Tellegen. Die geef ik oordeel Kamer.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Over de motie op stuk nr. 154 vraagt de minister of ik die kan aanhouden. Is dat punt dan al meegenomen in dat onderzoek?

Minister Van Ark:
Nee. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit niet specifiek het geval is. Het raakt er natuurlijk wel aan. Ik zou toch eerst het project dat nu loopt, willen afwachten alvorens over te gaan tot datgene wat in de motie staat. Daarom is mijn advies inderdaad ontraden of aanhouden.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik ga er even over nadenken.

De heer Van Gerven (SP):
Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 151, over de bekostiging van de integrale geboortezorg. De minister ontraadt deze motie. Ik heb begrepen dat het geen probleem is om het experiment toch weer met een jaar te verlengen, zeg maar tot 2023, en dat dit technisch gewoon kan. Waarom wordt dit dan toch ontraden? Als de minister de motie "oordeel Kamer" geeft, dan zou dat ook een hele hoop spanning weghalen in het veld en bij alle partijen. Ik roep nog even in herinnering dat een petitie omtrent het on hold zetten van deze integrale bekostiging meer dan 45.000 keer is ondertekend door het veld. Ik doe toch het dringende verzoek aan de minister om haar mening te herzien en deze motie "oordeel Kamer" te geven.

Minister Van Ark:
Ik snap deze vraag van de heer Van Gerven. Er speelt ongelofelijk veel. Dat realiseer ik me ook. Het gaat over vraagstukken inzake de autonomie van verloskundigen tot en met de duidelijkheid die gewenst is. Laat ik er maar gewoon heel helder over zijn: wat mij betreft blijft de autonomie van verloskundigen, die ook in de discussies een grote rol speelt, overeind. Ik neem geen afslagen met de aanwijzingen. Wat ik wel van belang vind, met name voor de bestaande IGO's, is dat die duidelijkheid er komt. Daar komt bij dat partijen ook weer aan tafel zitten om hierover te spreken. Daarom is mijn advies aan de Kamer "ontraden". Ik zeg er wel bij dat het verlengen van het huidige experiment inderdaad kan; de heer Van Gerven geeft dat aan. Wat mij betreft zou dat wel echt second best zijn. Ik probeer dat advies gewoon ronduit aan de Kamer te geven vanwege die duidelijkheid. Als deze motie wordt aangenomen, dan vind ik dat heel jammer, maar dan zal ik haar wel uitvoeren.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Het is in ieder geval goed om te horen dat de motie wordt uitgevoerd als zij het haalt.

De voorzitter:
Dat is toch altijd zo?

De heer Van Gerven (SP):
Nou, dat is niet altijd zo.

De voorzitter:
Dat hoort wel. Ik weet wat u bedoelt.

De heer Van Gerven (SP):
Soms wordt een demissionaire status gebruikt om iets niet te doen, bijvoorbeeld, maar dit even terzijde. Niemand, van welke partij ook, verzet zich ertegen dat IGO's door mogen gaan. Daar verzet niemand zich tegen. Alleen, men wil niet dat het per se voor eenieder die kant uitgaat. Nogmaals, ik begrijp niet waarom de minister dan zo vasthoudt aan het per se willen aanwijzen, want de continuïteit van die IGO's is niet in het geding.

Minister Van Ark:
Nogmaals, ik vind de duidelijkheid van belang. Hier is gezegd en diverse malen herhaald, ook door mij, dat er geen afslag wordt genomen, dat dit naast elkaar blijft bestaan en dat die mogelijkheid er is. Dat vind ik van belang. Dan blijf ik toch bij mijn oordeel.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Stoffer? Ja.

De heer Stoffer (SGP):
Als ik het goed heb begrepen, heeft mijn motie geen oordeel gekregen. Ik heb altijd geleerd "wie zwijgt, stemt toe", dus ik ga uit van "oordeel Kamer".

De voorzitter:
Welke motie?

De heer Stoffer (SGP):
De motie op stuk nr. 158.

De voorzitter:
Nee, die is ontraden.

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we aan het eind van de dag stemmen.

Dan gaan we nu naar het volgende VAO en dat is het VAO Handreiking kindzorg.

Handreiking kindzorg

Handreiking kindzorg

Aan de orde is het VAO Handreiking kindzorg (AO d.d. 05/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Bergkamp namens D66.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin meteen. Ik heb namelijk drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sinds de AWBZ en vervolgens de overheveling van de intensieve kindzorg naar de Zorgverzekeringswet de vraag blijft bestaan of er sprake is van voldoende maatwerk in de wijze van bekostiging, kijkend naar de praktijk van ouders en kinderen;

constaterende dat er reeds onderzoek is gedaan naar de situatie van ouders gedurende een traject van intensieve kindzorg door het Kenniscentrum Kinderpalliatieve Zorg;

verzoekt de regering om, in samenspraak met alle relevante partijen en in samenwerking met het ministerie van SZW, een extern onderzoek te doen in hoeverre de bestaanszekerheid van de ouders van ernstig zieke kinderen gewaarborgd is, ook na het eventueel overlijden van een kind, daarbij bestaand onderzoek te betrekken, en de Kamer uiterlijk eind 2021 te informeren over mogelijke oplossingsrichtingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 322 (34104).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er knelpunten zijn met betrekking tot het indiceren van de intensieve kindzorg;

overwegende dat een goede indicatiestelling gebaat is bij een brede blik vanuit verschillende invalshoeken met kennis en ervaring van en over de betrokken patiënt;

verzoekt de regering met betrokken partijen in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de input van ouders, kind en de hoofdbehandelaar en indien relevant de eerstverantwoordelijke verpleegkundige in de regel meegenomen wordt bij de indicatiestelling van intensieve kindzorg, en de Kamer hierover uiterlijk eind 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 323 (34104).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders die informele zorg leveren aan hun kind met een complexe intensieve zorgvraag zich niet altijd voldoende gehoord voelen door beleidsmakers;

constaterende dat beleidsregels in de praktijk regelmatig botsen met de diversiteit en soms zeldzaamheid van de vele ziektebeelden, ofwel de uiteenlopende uitdagingen en zorgbehoeftes van ouders en kind;

constaterende dat in het project Wij zien je Wel goede ervaring is opgebouwd om ouders met een kind met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (ZEVMB) actief mee te laten denken;

verzoekt de regering analoog aan Wij zien je Wel ook voor ouders die informele zorg leveren aan hun kind met een complexe intensieve zorgvraag een werkgroep in te stellen, waar ouders op persoonlijke titel bij betrokken zijn en aanbevelingen kunnen doen waar het beleid schuurt, wat werkt, wat niet werkt en wat er in de weg staat, en de Kamer daarover uiterlijk eind 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 324 (34104).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agema namens de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de regering en de Kamer voor het aannemen van de motie die de heer Kerstens heeft meeondertekend, over dat ouders die zichzelf bekwamen in medische handelingen voor hun ernstig zieke kind niet gekort mogen worden in het aantal uren. Daar zijn we heel dankbaar voor, maar we krijgen wel berichten van ouders dat het nog steeds gebeurt. Ik zou de minister willen vragen of hij ons een update kan geven van de situatie en van de uitvoering van de motie, die hij zelf ook oordeel Kamer gaf.

Dan heb ik nog één andere motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de herschreven Handreiking Kindzorg niet geschreven is voor de specifieke groep zeer ernstig zieke kinderen die intensief door hun ouders verzorgd worden, vaak in de laatste fase van hun leven;

verzoekt de regering deze kinderen uit te zonderen van de herschreven Handreiking Kindzorg en met behulp van een bemiddelaar te komen tot een aparte handreiking intensieve kindzorg voor deze kleine groep zeer ernstig zieke kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema, Kerstens en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 325 (34104).

De heer Kerstens (PvdA):
Een kort vraagje aan mevrouw Agema. Ik had een gelijkluidende motie. Die had ik ook gedeeld met mevrouw Agema, maar dat is al een hele tijd geleden.

Mevrouw Agema (PVV):
Ja, dat is waar.

De heer Kerstens (PvdA):
Dus mijn verzoek is om mijn naam, net als vorige keer, ook hieronder te zetten.

Mevrouw Agema (PVV):
Sorry, John. Dat is goed.

De voorzitter:
Komt goed. Dank u wel. Dat voegen we zo toe. Het wordt zo gedaan. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik stond ook onder de motie van de heer Kerstens, dus ik zou mevrouw Agema willen vragen of mijn naam ook onder haar motie mag.

Voorzitter. Toen wij spraken met een aantal ouders van zorgintensieve kinderen, zei een van die ouders tegen ons dat ze zich meer een manager voelde van haar kind dan dat ze een liefdevolle ouder kon zijn voor haar kind. Als je ook kijkt naar wat deze ouders allemaal moeten regelen, dan heb ik daar ontzettend veel respect voor. Ik heb daar een motie over, want ik kan me ook voorstellen dat er ouders zijn die moeite hebben met hun weg vinden in wet- en regelgeving.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse zorgsysteem en de relevante wet- en regelgeving ingewikkeld zijn;

constaterende dat er veel moeilijke woorden en afkortingen worden gebruikt bij informatie over zorgintensieve kinderen;

overwegende dat het voor met name laaggeletterde ouders van zorgintensieve kinderen niet makkelijk is om wegwijs te worden in het zorgsysteem;

verzoekt de regering één website op te zetten met alle belangrijke informatie over kindzorg in begrijpelijke taal en om een helpdesk op te zetten die deze ouders kan ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 326 (34104).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kerstens namens de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Ik had drie moties toen ik hier binnenkwam en ik heb er nu nog twee, die ik ga voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zij erop heeft aangedrongen een verkenner c.q. bemiddelaar aan te stellen naar aanleiding van de situatie die is ontstaan in aanloop naar de Handreiking Kindzorg alsook na inwerkingtreding daarvan;

constaterende dat in het verlengde daarvan inmiddels een mediator is aangezocht;

overwegende dat zo al sprake is van verstoorde verhoudingen, deze voornamelijk voortvloeien uit inhoudelijke verschillen van inzicht;

verzoekt de regering, rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de diverse partijen in dezen, zoals bijvoorbeeld die van verpleegkundigen, in het inmiddels opgestarte traject naast de onderlinge verhoudingen nadrukkelijk ook bedoelde inhoudelijke aspecten alsook de onderbouwing daarvan te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 327 (34104).

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. De tweede motie is wat korter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het afgeven van indicaties door organisaties in situaties waarin deze zelf de geïndiceerde zorg verlenen in de intensieve kindzorg tot veel onrust leidt, met name wanneer daarbij door ouders verrichte zorg wordt beschouwd als "netwerkzorg" en de organisatie in kwestie vervolgens uren zorg in natura indiceert die ze daarna zelf declareert;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat steeds sprake is van onafhankelijke indicaties door de indicerende partij niet tegelijkertijd de zorgverlenende partij te laten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 328 (34104).

De heer Kerstens (PvdA):
Ten slotte, voorzitter. Na zevenenhalf jaar Kamerlidmaatschap ga ik wat anders doen. Dit is het laatste debat waarin ik me heb kunnen inzetten voor de ouders die thuis voor hun ernstig zieke kinderen zorgen. Zij mogen erop rekenen, en de minister trouwens ook, dat mijn opvolger dit thema goed op zijn of haar netvlies zal hebben. Ik zou graag een beroep willen doen op alle andere collega's om voor hetzelfde zorg te dragen. Deze ouders verdienen onze waardering en, zo is gebleken, regelmatig ook onze steun.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kerstens. U bent nog niet echt weg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Peters. Nee? Dan ga ik naar de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Dit is een onverkwikkelijke situatie, die al ontzettend lang duurt. Wij denken vanuit de SP dat het eenvoudiger, beter, eerlijker en rechtvaardiger kan. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars regelmatig interveniëren in de indicaties die afgegeven worden aan gezinnen met ernstig zieke kinderen om de financiële kosten te verminderen;

constaterende dat situaties van gezinnen die een ernstig ziek kind hebben verschillend zijn en dat bij elk gezin maatwerk in zorgverlening nodig is;

van mening dat ernstig zieke kinderen de zorg moeten krijgen die zij nodig hebben en hier niet op bezuinigd mag worden door zorgverzekeraars omdat zij goedkoper uit willen zijn;

verzoekt de regering te regelen dat zorgverzekeraars zich niet mengen in indicaties van ernstig zieke kinderen die gesteld zijn door kinderartsen en verpleegkundigen in overleg met de ouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 329 (34104).

Dank u wel, meneer Van Gerven. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Laan-Geselschap namens de VVD. Gaat uw gang.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Dank, voorzitter. Ouderen, ouders, kinderen: allen hebben in kwetsbare momenten hun directe omgeving nodig, maar ook steun van de overheid. Daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. We hebben vanochtend weer kunnen lezen dat daar ook vaak de crux ligt van de uitvoering. Mijn laatste motie gaat proberen te helpen om voor een aantal mensen het leven in ieder geval een stuk eenvoudiger te maken, hopelijk met wat minder stress.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderen die langdurige beperkingen of ziektes hebben vaak elk jaar een indicatiestelling krijgen;

constaterende dat dit jaarlijks veel administratie en stress met zich meebrengt;

overwegende dat voor veel kinderen een meerjarige indicatiestelling voldoende zou kunnen zijn, omdat hun zorgvraag nauwelijks verandert;

overwegende dat zorgverzekeraars de mogelijkheid hebben om meerjarige pgb-toekenningen af te geven;

van mening dat deze kinderen en gezinnen zo veel mogelijk stress en administratieve druk bespaard moet worden;

verzoekt de regering de belemmeringen bij zorgverzekeraars om een meerjarige indicatie af te geven te onderzoeken en op basis daarvan het gesprek met ze aan te gaan of de bestaande mogelijkheid om pgb-toekenningen voor een langere tijd af te geven meer kan worden ingezet bij langdurig ernstig zieke kinderen, en de Kamer hierover in het tweede kwartaal van 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laan-Geselschap, Bergkamp, Dik-Faber, Ellemeet en Peters.

Zij krijgt nr. 330 (34104).

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Laan-Geselschap. Ik kijk naar de minister of hij behoefte aan een korte schorsing. Dat is het geval. Vijf minuten? Vooruit, dan schors ik de vergadering voor zeven minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister van VWS het woord.


Termijn antwoord

Minister De Jonge:
Dank u wel, voorzitter. Ik loop de moties langs op volgorde van binnenkomst. Ik begin bij de motie op stuk nr. 322. Daarover zou ik het oordeel graag aan de Kamer willen laten. Ik ga daar samen met de minister van Sociale Zaken mee aan de slag.

Ook over de motie op stuk nr. 323 zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten. Wat in de motie beschreven wordt, ondersteunt de huidige praktijk. Ik denk dat dat ook belangrijk is.

In de motie op stuk nr. 324 wordt de regering verzocht om analoog aan 'Wij zien je Wel' ook voor ouders die informele zorg leveren een werkgroep in te stellen. We hebben hele mooie resultaten geboekt met de werkgroep Wij zien je Wel, dus ik denk inderdaad dat het een heel mooi idee is. Het lijkt me wel goed dat we direct, dus uit de eerste hand, van ouders horen tegen welke dingen zij aanlopen. Het moet dus geen belangenorganisatie worden, want daar hebben we er al een paar van; het moeten juist directe ervaringen van ouders zijn. Maar dat bedoelt u ook, denk ik. Ik laat het oordeel dus aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 325. Daarin wordt de regering verzocht "deze kinderen uit te zonderen van de herschreven handreiking kindzorg en met behulp van een bemiddelaar te komen tot een aparte handreiking". Die motie ga ik ontraden, omdat ik juist vind dat de handreiking die is ontwikkeld, moet werken voor alle kinderen. De meeste patiëntenorganisaties vinden dat ook en zien ook dat die werkt voor alle kinderen. Om die reden zou ik de motie graag willen ontraden.

In de motie op stuk nr. 326 wordt de regering verzocht om één website op te zetten met alle belangrijke informatie over kindzorg in begrijpelijke taal en om een helpdesk op te zetten. Die helpdesk hebben we eigenlijk al, zou je kunnen zeggen, maar het idee van die website snap ik eerlijk gezegd wel. Ik zou het oordeel over deze motie dus aan de Kamer willen laten.

Dan de motie op stuk nr. 327. Die is van het lid Kerstens; het is een van zijn laatste moties. Daarover zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten, maar ik ga er wel een paar dingen bij zeggen. Ik laat het oordeel aan de Kamer omdat er in het dictum staat: rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de diverse partijen in dezen. Dat is belangrijk, omdat we niet via bemiddeling alsnog patiëntenorganisaties op de stoel van de verpleegkundige willen zien. De verpleegkundigen zelf gaan over hun eigen beroepsrichtlijn. Zo werkt onze zorg en dat wil ik heel erg graag zo houden. Tegelijkertijd kan je de inhoud niet helemaal los zien van het dispuut dat er is. Er is voor een heel belangrijk deel een relatie, maar die heeft wel een inhoudelijke achtergrond. De feitelijke onderbouwing uit de casuïstiek mag natuurlijk wel degelijk betrokken worden bij de bemiddeling. Als ik de motie zo mag lezen — zo bedoelt u haar ook — wil ik het oordeel aan de Kamer laten.

Dan de motie op stuk nr. 328. Daar zou ik niet voor zijn, omdat het daar veel bureaucratischer van wordt. Deze motie wil ik dus ontraden. Ik wil juist dat de verpleegkundige zelf kan indiceren, zelf de zorg kan verlenen. Anders gaan we toch terug naar de CIZ-situatie van onafhankelijke indicatiestelling. Dat moeten we niet willen, denk ik.

In de motie op stuk nr. 329 wordt de regering verzocht te regelen dat zorgverzekeraars zich niet mengen in indicaties van ernstig zieke kinderen die gesteld zijn door kinderartsen en verpleegkundigen in overleg met de ouders. Nou, zorgverzekeraars hebben natuurlijk gewoon een doelmatigheidsopdracht. Die kan ik niet weghalen. Het gaat niet zozeer over de indicatiestelling, want die is aan de professionals zelf, als wel over de betaling die wordt gedaan op grond van het zorgplan; en die is weer gekoppeld aan de indicatiestelling. Deze motie ga ik dus ontraden.

In de motie op stuk nr. 330 wordt de regering verzocht de belemmeringen bij zorgverzekeraars om een meerjarige indicatie af te geven te onderzoeken. Daarover wil ik het oordeel graag aan de Kamer laten. In de bestuurlijke afspraken over het Zvw-pbg is opgenomen dat zorgverzekeraars maatwerk leveren ten aanzien van de geldingsduur. Daarbij geldt voor de meeste zorgverzekeraars een maximum van twee jaar. Ik ga er dus van uit dat zorgverzekeraars daar echt gebruik van maken, maar ik onderzoek graag of daarin belemmeringen zijn, want u dient deze motie niet voor niets in. En ook ik ken de signalen dat er in sommige gevallen wel erg vaak sprake is van herindicatie. Soms wil je dat ook, als het heel snel omhoog of naar beneden gaat, maar soms kan je echt langjariger werken, en dat moet ook. Ik laat het oordeel hierover dus graag aan de Kamer.

Dan heb ik nog één vraag van de PVV. Mevrouw Agema vraagt om een stand van zaken. De nieuwe interpretatie van het Zorginstituut is opgenomen in de handreiking en mij is niet geworden dat er sindsdien nog heel veel negatieve signalen zijn gekomen. Maar u stelt deze vraag niet voor niets, dus u heeft die signalen wel. Misschien kunt u buiten de uitzending even de namen en rugnummers van die signalen geven. Dan kunnen we het nagaan. Ik wil graag met die update van de stand van zaken aan de slag.

De voorzitter:
Een korte vraag, meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Het gaat over de motie op stuk nr. 329 van de leden Van Gerven en Hijink. Heb ik de minister goed gehoord dat hij zegt dat zorgverzekeraars zich niet hebben te bemoeien met de indicatiestelling, bijvoorbeeld als het gaat over het aantal uren zorg dat verleend zou moeten worden?

Minister De Jonge:
Niet met de indicatiestelling als zodanig, maar natuurlijk wel met het zorgplan dat uit die indicatiestelling voortkomt. Daar moet men bijvoorbeeld de onderbouwing van het aantal uren zorg wel toetsen, want ze hebben een doelmatigheidsopdracht in ons stelsel. Ik wil wel dat de zorgverzekeraars dat blijven doen. We betalen met elkaar premie en we betalen met elkaar de zorg in heel Nederland. Dus nee, ik vind niet dat zorgverzekeraars moeten zeggen hoeveel uren zorg een kind of een ouder nodig heeft, maar als die indicatie wordt gesteld, vind ik wel dat zorgverzekeraars moeten toezien op een adequate onderbouwing van de indicatie zoals die is gedaan. Daarvoor hebben zorgverzekeraars een heel procedé, namelijk dat ze een zorgplan dat voor financiering in aanmerking is gebracht ook mogen afkeuren op basis van medisch advies. Ook daar gaan de zorgverzekeraars dus niet op de stoel van de medicus zitten, maar ik vind wel dat zorgverzekeraars hun doelmatigheidsopdracht moeten behouden.

De voorzitter:
Dat heeft u gezegd. De heer Van Gerven, tot slot.

De heer Van Gerven (SP):
Een lang antwoord, maar de verwarring neemt bij mij toe. Nogmaals: als er bijvoorbeeld uit het plan komt dat er 100 uur zorg nodig is, moet de zorgverzekeraar in de visie van de minister die 100 uur dan gewoon overnemen?

Minister De Jonge:
100 uur is best wel heel veel, dus die zorgverzekeraar zal dan kijken naar het zorgplan en denken: hé, dat is best wel gek, want 100 uur is heel veel en waarom is dat eigenlijk niet beter onderbouwd? Die zal dan contact opnemen met de indicerend verpleegkundige. Dat zal gebeuren door de eigen indicerend verpleegkundige die daar in dienst is. Die gaat dat dan toetsen. Als het goed is onderbouwd, is datgene wat de heer Van Gerven zegt inderdaad het geval. Dan is er gewoon betaling. Als het niet goed is onderbouwd, wordt er of een betere onderbouwing gevraagd of gezegd "dan moet je misschien toch maar even herindiceren".

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kerstens, graag bij de volgende microfoon.

De heer Kerstens (PvdA):
Ik heb nog een vraag aan de minister over de motie op stuk nr. 328. Ik dacht even dat hij die misschien anders las dan ik haar had bedoeld. Ik hoorde hem zeggen: we willen natuurlijk niet terug naar de tijd van de centrale indicatiestelling. Dat is niet wat in de motie staat. In de motie gaat het erom dat het de verpleegkundige is die de indicatie stelt, maar dat het niet dezelfde verpleegkundige zou moeten zijn die daar ook een financieel belang bij heeft omdat hij vervolgens zelf de uren zorg gaat verlenen en declareren.

Minister De Jonge:
Dat had ik begrepen. Niettemin blijft het oordeel "ontraden". Ik snap wel de gedachte van de heer Kerstens. Ik vind het ook geen gekke gedachte, alleen als je doordenkt hoe dat er dan uit komt te zien, betekent dat eigenlijk dat een wijkverpleegkundige die zelf de zorg gaat leveren, niet zelf mag zeggen hoeveel zorg er nodig is. Een huisarts mag dat bijvoorbeeld wel, maar een wijkverpleegkundige zou dat dan niet mogen. Het zou dan per se een andere wijkverpleegkundige moeten zijn. Dan komt je bij iemand thuis en dan moet je er een andere verpleegkundige bij halen om te zeggen hoeveel zorg er geleverd mag worden. Maar dit type zorg aan dit type kinderen wil nog weleens heel erg toenemen. Dat betekent dat je telkens een ander erbij moet halen. Dat betekent dat we verpleegkundigen op gaan maken aan administratie. Dat vind ik zo zonde, want we hebben onze verpleegkundigen zo hard nodig voor zorg.

De voorzitter:
Dank u wel. Volgens mij heeft u alle moties beoordeeld.

Minister De Jonge:
Ik denk het ook.

De voorzitter:
Ja? Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

Initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over de tijdelijke testsamenleving

Initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over de tijdelijke testsamenleving

Aan de orde is het VAO Initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over de tijdelijke testsamenleving (35653) (AO d.d. 10/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan gaan we nu naar het volgende onderwerp. Het is dezelfde minister en het zijn dezelfde woordvoerders, dus we kunnen gewoon door.

Aan de orde is het VAO Initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over de tijdelijke testsamenleving (35653). Ik geef mevrouw Ellemeet als eerste spreker het woord namens GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat frequent testen ervoor zorgt dat meer Nederlanders dan nu worden gedetecteerd op een covidbesmetting en wanneer besmette mensen vervolgens in zelfisolatie gaan, verspreiding van het virus zeer effectief wordt teruggedrongen;

overwegende dat verschillende gemeenten, waaronder Lansingerland, hebben aangegeven bereid te zijn om een populatietest in de gemeente uit te voeren;

verzoekt de regering lessen te trekken uit de lokale populatietesten in Lansingerland, Bunschoten, Dronten en Charlois;

verzoekt de regering, op basis van deze kennis, samen met de GGD'en een aanpak voor lokale populatietesten op te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (35653).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nieuwe mutaties van het covidvirus een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en ook potentieel een bedreiging vormen voor de werkzaamheid en effectiviteit van de vaccins;

constaterende dat in verschillende landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, veel positieve testuitslagen zogenaamd "gesequencet" worden, zodat de genetische code van het virus wordt uitgelezen en men daardoor weet hoe het virus zich muteert;

overwegende dat sequencing in Nederland hoofdzakelijk bij het RIVM/Erasmus plaatsvindt waardoor we minder zicht hebben op de mutaties van het virus;

verzoekt de regering middelen beschikbaar te stellen zodat meer positieve testuitslagen verspreid over het land worden gesequencet om het zicht op het verloop van het virus te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35653).

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP. Gaat uw gang.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Eén motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de routekaart constant aan veranderingen onderhevig is;

constaterende dat het principe van een testsamenleving impact kan hebben op de inhoud en tijdslijn van deze routekaart;

verzoekt de regering bij het opstellen van de nieuwe routekaart het principe van een testsamenleving serieus mee te nemen en de gemaakte keuzes te onderbouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35653).

Dank u wel, meneer Van Gerven. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We krijgen straks een samenleving waarin testen nog belangrijker wordt dan nu. De minister heeft er ook al over gesproken dat we daar potentieel een app voor zullen kunnen gebruiken. Ik zou de minister willen vragen om ook aandacht te houden voor de 2,5 miljoen mensen in Nederland die laaggeletterd zijn, dan wel gewoon minder handig met alle mobiele apparaten. Het gaat erom dat er bij de ontwikkeling ook nog een alternatief blijft.

Met al die testen wordt ook het screenen belangrijk, ook als je geen klachten hebt, om de samenleving op gang te brengen. Er zijn wat juridische belemmeringen en die zouden we graag zien weggenomen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat herhaald, preventief testen van mensen zonder klachten en zonder bekende blootstelling een manier kan zijn om op tijd besmettingen er snel uit te pikken en uitbraaksituaties te voorkomen, omdat het testen hier een "plus" kan geven op het voorkomen van besmettingen en het vroegtijdiger traceren van besmette personen;

van mening dat herhaald testen met antigeentesten bij mensen zonder klachten en zonder bekende blootstelling daarom kan bijdragen aan de doelstelling van spoor 2b (veilig werken) en 2c (veilig studeren);

overwegende dat werkgevers en onderwijsinstellingen aan de slag willen met het afnemen van deze testen voor dit doel op hun eigen locaties, via begeleide zelfafname;

constaterende dat de huidige richtlijnen, die gericht zijn op diagnostiek in plaats van screening van meestal gezonde mensen, voor testafname voor deze screeningssituaties erg moeilijk uitvoerbaar zijn, vanwege verschillende juridische eisen;

verzoekt de regering te faciliteren dat deskundigen binnen drie weken een handreiking maken die ervoor zorgt dat zij met de huidige beschikbare antigeentesten herhaald preventief kunnen testen bij mensen zonder klachten en zonder bekende blootstelling, in de vorm van begeleide zelfafname op een manier:

  • die voor hen in de praktische uitvoering doenlijk is;
  • die nog steeds veilig is;
  • die past bij de doelgroep;
  • die een geringer risico op besmettelijkheid en op verspreiding van het virus kent,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Veldman, Diertens en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35653).

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Agema. Nee? Dan kijk ik even naar de minister. Vijf minuten? Goed, dan schors ik voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Dank allereerst aan GroenLinks voor de initiatiefnota. Ik denk dat het heel goed is dat wij ons bewust zijn van alle kansen die het testen met zich meebrengt en dat wij die kansen ook benutten. Ik begin met de motie op stuk nr. 4 over gemeentelijke populatietesten. De regering wordt verzocht lessen te trekken uit lokale populatietesten in Lansingerland, Bunschoten, Dronten en Charlois en op basis van die kennis met de GGD'en een lokale aanpak samen te stellen. Dat is echt ondersteuning van het beleid. Daarom laat ik het oordeel graag aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 5: verzoekt de regering middelen beschikbaar te stellen zodat meer positieve testuitslagen verspreid over het land worden gesequencet. Dat sluit aan bij een wens die de heer Veldman al eens heeft geuit. Ik laat hierover ook graag het oordeel aan de Kamer. Ondersteuning beleid, oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 6: verzoekt de regering bij het opstellen van de nieuwe routekaart het principe van de testsamenleving serieus mee te nemen en de gemaakte keuzes te onderbouwen. Ik gebruik het woord "testsamenleving" niet zo vaak, maar het benutten van alle mogelijkheden die testen bieden om situaties veiliger te maken, om situaties voor ontmoetingen veiliger vorm te geven, willen we natuurlijk wel degelijk. Dat biedt ook weer nieuwe mogelijkheden voor andere stappen op de routekaart. Ik doe het graag en daarom laat ik het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 7. Die gaat over de stap die we moeten zetten en waar ik het meest in geloof: begeleide zelfafname of zelfafname. Er is een flink aantal juridische hobbels te slechten. Ik ga er graag mee aan de slag. Daarom laat ik ook bij deze motie het oordeel graag aan de Kamer.

Vier keer oordeel Kamer, voorzitter. Het is zoiets moois.

De voorzitter:
Ik vind het echt zo coöperatief.

Minister De Jonge:
Dat zie je niet vaak. Zo harmonieus. Heel mooi, echt heel mooi.

De voorzitter:
Dank u wel. We zijn benieuwd welke oordelen bij het volgende VAO worden gegeven. Mevrouw Karabulut, u heeft een voorbeeld gezien. Ik dank de minister en de woordvoerders.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties gaan we aan het eind van deze dag stemmen. Voor nu schors ik de vergadering voor enkele minuten.

De vergadering wordt van 16.03 uur tot 16.08 uur geschorst.

Raad Buitenlandse Zaken

Raad Buitenlandse Zaken

Aan de orde is het VAO Raad Buitenlandse Zaken (AO d.d. 21/01).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Raad Buitenlandse Zaken. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom en ik geef mevrouw Karabulut als eerste spreker namens de SP het woord.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, goed u weer te zien!

De voorzitter:
Wederzijds.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Er is urgente actie en solidariteit nodig met onze collega-volksvertegenwoordigers in Turkije, die door NAVO-bondgenoot Turkije en het regime aldaar worden onderdrukt en zelfs gevangengezet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gekozen parlementariërs in Turkije al jaren ten onrechte worden opgepakt en vervolgd en dat het de oppositie hierdoor onmogelijk wordt gemaakt haar democratische taken uit te voeren;

constaterende dat de leider van oppositiepartij HDP, Selahattin Demirtaş, al jaren is opgesloten en zelfs vast blijft zitten terwijl het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn vrijlating eist;

veroordeelt deze werkwijze van de Turkse regering;

roept de regering op zich in EU-verband in te spannen en publiekelijk uit te spreken voor vrijlating van gekozen parlementariërs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Van den Hul, Koopmans, Van Ojik, Van der Staaij, Van Helvert, Voordewind, Sjoerdsma en Van Raan.

Zij krijgt nr. 2272 (21501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Er is ook urgente actie nodig om de wantoestanden en de slavernij die gepaard gaan met de organisatie van het WK voetbal in 2022 in Qatar te stoppen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat arbeiders die in Qatar werken aan de voorbereiding van het WK voetbal in 2022 met ernstige vormen van uitbuiting geconfronteerd blijven worden, waaronder salarissen die maandenlang niet uitbetaald worden;

overwegende dat meer dan 6.000 arbeiders zijn omgekomen bij de bouw van stadions en andere werkzaamheden voor het WK;

verzoekt de minister in 2022 geen afvaardiging van de regering te sturen naar het WK in Qatar en hierover in overleg te gaan met andere landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Van Ojik, Van den Hul en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2273 (21501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Tot slot. Europa moet niet militariseren. Wij willen geen Europees fonds waaruit gewapende groepen en militaire middelen voor andere landen worden bekostigd. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Raad heeft besloten per 1 juli 2021 de Europese vredesfaciliteit (EPF) van kracht te laten worden;

overwegende dat het Nederlandse parlement geen zeggenschap heeft over de inzet van de EPF, maar hooguit de Nederlandse inbreng kan voorkomen middels het recht van onthouding;

van mening dat dit een beperking van de democratische invloed van de Tweede Kamer is op de inzet van militairen in het buitenland;

verzoekt de regering niet in te stemmen met de Europese vredesfaciliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2274 (22501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik dank u hartelijk, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Gezien de tijd ga ik mijn vier moties maar gewoon voorlezen. De eerste motie gaat over Griekenland en de alleenstaande minderjarige asielzoekers daar, een onderwerp dat veelvuldig hier in de Kamer is besproken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de opvang van migranten in Griekenland, met name op de Griekse eilanden, nog steeds onder de maat is;

constaterende dat er op dit moment nog ongeveer 4.000 alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland zijn;

van mening dat alleenstaande minderjarige asielzoekers extra kwetsbaar zijn en behoefte hebben aan bescherming, humane opvang en herplaatsing;

verzoekt de regering om Nederland zo spoedig mogelijk zijn eerlijke aandeel van deze groep te laten herplaatsen vanuit Griekenland naar Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Groothuizen, Kuiken, Van Ojik, Jasper van Dijk en Van Raan.

Zij krijgt nr. 2275 (22501-02).

Een korte vraag, meneer Koopmans.

De heer Koopmans (VVD):
Misschien is het gebruikelijk dat we hier de hele wereld doornemen, maar ik vraag me af toch af wat deze motie hier doet. Dit onderwerp staat volgens mij namelijk helemaal niet op de agenda. Ik vraag me af of dat zo kan, voorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dit is een Raad Buitenlandse Zaken. Dat betekent dat elk onderwerp in principe aan de orde kan komen, dus ook de ellendige humanitaire situatie aan de randen van Europa. Die is ook aan de orde geweest bij de laatste RBZ.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Koopmans (VVD):
Daar is een aparte vergadering voor, die gaat over asiel en migratie. Daar hebben wij ook een aparte bijeenkomst en aparte debatten voor. Het gaat mij nu even niet om de inhoud, maar gewoon om het feit dat de heer Voordewind nu op het laatste moment nog even iets inbrengt wat helemaal niet op de agenda staat. Dat vind ik niet kunnen.

De voorzitter:
U gaat niet reageren op de heer Koopmans, meneer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik wil een voorstel doen.

De voorzitter:
Ja, meneer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik wilde graag belet vragen voor collega Voordewind, ook omdat de Kamer in deze tijd natuurlijk bijna niet bijeen kan komen en er ook niet de gelegenheden zijn die er normaal gesproken wel zouden zijn. Mijn voorstel is om deze motie wel hier in stemming te kunnen brengen en hier te kunnen behandelen.

De voorzitter:
Daar gaat de heer Voordewind zelf over. Was u klaar, meneer Voordewind? Nee, u had nog twee moties.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De volgende motie gaat over etikettering.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie vorig jaar met Marokko overeengekomen is dat producten van oorsprong uit de betwiste Westelijke Sahara dezelfde handelspreferenties krijgen als die uit Marokko;

constaterende dat de regering in antwoord op eerdere Kamervragen heeft bevestigd dat in Nederland producten van oorsprong uit de betwiste Westelijke Sahara worden verkocht als Made in Morocco;

constaterende dat de NVWA niet handhaaft op etikettering van deze producten;

spreekt uit dat discriminatie niet is toegestaan en dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden;

verzoekt de regering geen onderscheid te maken bij de etikettering van producten afkomstig uit gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2276 (21501-02).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben een aantal onderwerpen die echt over onrecht gaan, en mijn een-na-laatste motie gaat daarover, namelijk de Armeense genocide.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering de Armeense genocide van 1915 door het Ottomaanse Rijk (waarvan ook Arameeërs, Assyriërs en de Pontische Grieken slachtoffer werden), nog altijd niet erkent;

overwegende dat de Tweede Kamer reeds vanaf 2004 met de motie-Rouvoet de Armeense genocide unaniem heeft erkend, nadien gevolgd door de expliciete erkenning door het parlement middels de motie-Voordewind c.s. in 2018;

van mening dat er meer dan ooit urgentie bestaat dat landen zich helder uitspreken over het verleden, om verzoening te bevorderen en herhaling in de toekomst te voorkomen;

verzoekt de regering de Armeense genocide te erkennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Helvert, Karabulut, Van Ojik, Wilders, Baudet, Van der Staaij, Van Otterloo, Van Kooten-Arissen, Van Raan en Krol.

Zij krijgt nr. 2277 (21501-02).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dan laat ik het hierbij.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Wij hebben bij de begrotingsbehandeling al maanden geleden stilgestaan bij het feit dat dit voor velen van ons het laatste debat is, dus dat kunnen we nu wellicht wat minder aandacht geven. Dat was in november, denk ik. Toen hebben we al afscheid van elkaar genomen, als ik me goed herinner.

De voorzitter:
Dat klopt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De ene motie gaat over de situatie in Ethiopië, waar zich, goeddeels onttrokken aan het oog van de wereld, een explosie van geweld en een humanitaire tragedie afspeelt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit getuigenissen en verklaringen van onder meer de secretaris-generaal van de VN en de Europees gezant Haavisto blijkt dat er mede door toedoen van het leger in de Ethiopische regio Tigray sprake is van systematische schendingen van mensenrechten en grootschalig geweld, waaronder verkrachtingen en andere vormen van seksueel geweld;

overwegende dat alles erop wijst dat de regeringen van Ethiopië en Eritrea samenspannen tegen de bevolking van Tigray en de 90.000 Eritrese vluchtelingen die daar bescherming zochten;

overwegende dat het recente geweld minimaal 60.000 inwoners van Tigray gedwongen heeft te vluchten;

constaterende dat de regering van Ethiopië in Tigray geen humanitaire hulp en geen onafhankelijke waarnemers toelaat;

verzoekt de regering een initiatief te nemen om in EU-verband samen met de Verenigde Staten en de Afrikaanse Unie op hoog politiek niveau bij de Ethiopische regering te interveniëren, met als doel de onmiddellijke beëindiging van het geweld, de toegang voor humanitaire hulp en de bescherming van vluchtelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2278 (21501-02).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn fractie steunt de motie over genocide jegens de Oeigoeren die collega Sjoerdsma straks gaat indienen. Die vaststelling kan natuurlijk niet zonder consequenties blijven. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er al geruime tijd sprake is van grootschalige mensenrechtenschendingen door de Chinese overheid tegen Oeigoeren en dat recente berichten over gedwongen geboortebeperkingsmaatregelen tegen Oeigoerse vrouwen wijzen op genocide, volgens de gangbare definitie van deze term in VN-resolutie 260;

van mening dat deze vaststelling moet leiden tot verhoogde economische en diplomatieke druk op China;

verzoekt de regering om alle Nederlandse bedrijven met activiteiten in China op te roepen hun toeleveringsketens te onderzoeken op mogelijke links met de onderdrukking van Oeigoeren en hun dringend te verzoeken om al hun zakelijke banden met Xinjiang te beëindigen;

verzoekt de regering tevens om onder geen beding in te stemmen met het EU-China-investeringsverdrag zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang;

verzoekt de regering voorts bij de Europese Commissie aan te dringen op een tijdelijke importstop van producten uit China met een hoog risico op een verband met de onderdrukking van Oeigoeren, zoals kleding, zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2279 (21501-02).

Dank u wel. U mag de motie hier naast mij inleveren. U bent niet zo vaak meer in de plenaire zaal de laatste tijd. Elke keer is het wennen, maar vandaag voor de laatste keer. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik steun zeer zeker de motie over de erkenning van genocide die de heer Sjoerdsma in zal dienen en uiteraard ook de motie van de heer Voordewind — die heb ik ook ondertekend — over de erkenning van de genocide op de Armeniërs. Ik heb nog drie moties. Omdat Limburgers over het algemeen toch iets langzamer spreken, ga ik snel van start met het voorlezen. Een motie over mensenrechten in China.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie en China een investeringsverdrag hebben gesloten;

overwegende dat in China de mensenrechten van onder anderen de Oeigoeren, christenen, de Falun Gongbeoefenaars en de Tibetanen niet worden gerespecteerd en een omstreden veiligheidswet voor Hongkong is ingevoerd;

constaterende dat er in het investeringsakkoord weinig concrete afspraken zijn gemaakt over mensenrechten en arbeidsrechten;

roept de regering op om binnen de Europese Unie te pleiten voor concretere afspraken met China wat betreft de verbetering van de mensenrechtensituatie;

verzoekt de regering pas in te stemmen met het investeringsverdrag indien China een concrete en controleerbare stap heeft gezet ter verbetering van de mensenrechten;

roept de regering op om binnen de Europese Unie te spreken over mogelijke consequenties indien concrete vooruitgang op het gebied van de mensenrechten in China uitblijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2280 (21501-02).

De heer Van Helvert (CDA):
Misschien kunnen we deze motie samenvoegen met die van de heer Van Ojik, maar we moeten kijken of we dat in de tijd halen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Van Helvert (CDA):
Een motie over krijgsgevangenen Armenië.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Azerbeidzjan Armeense krijgsgevangen aanmerkt als terroristen;

overwegende dat vele rapporten en ooggetuigenverslagen, alsmede Azerbeidzjaanse video's op sociale media martelingen, vernederingen en geweldplegingen van gevangengenomen Armeense militairen en burgers laten zien;

constaterende dat Azerbeidzjan de overdracht van Armeense krijgsgevangenen vertraagt;

verzoekt de regering zich bilateraal en multilateraal maximaal in te spannen voor de vrijlating of overdracht van Armeense krijgsgevangenen en gevangengenomen burgers door Azerbeidzjan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2281 (21501-02).

De heer Van Helvert (CDA):
De derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de Tigray-regio een bloedige burgeroorlog wordt uitgevochten waarbij op grote schaal mensenrechten worden geschonden;

overwegende dat voor miljoenen mensen in deze regio een hongersnood dreigt, maar humanitaire hulporganisaties niet tot het gebied worden toegelaten;

verzoekt de regering binnen de Verenigde Naties en de Europese Unie te pleiten voor meer druk op Ethiopië om het geweld te beëindigen en zo spoedig mogelijk internationale hulpverleners en noodhulp tot het gebied toe te laten;

verzoekt de regering tevens zich sterk te maken voor het opzetten van een VN-onderzoeksmissie en bewijzenbank om oorlogsmisdaden van betrokken partijen te kunnen onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2282 (21501-02).

Dank u wel, meneer Van Helvert. Mevrouw Karabulut heeft een vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Zoals u weet, is er sprake van slavernij bij de realisatie en de organisatie van het WK voetbal van 2022 in Qatar. Duizenden mensen hebben zich doodgewerkt; die zijn gewoon dood. Er is sprake van slavernij. Ik stel voor om die spelen politiek te boycotten. Wat is de positie van de fractie van het CDA op dit punt?

De heer Van Helvert (CDA):
Het CDA deelt met de SP de mening dat het schandalig is wat daar gebeurt. Het kan niet zo zijn dat bij de bouw van voetbalstadions voor ons aller plezier duizenden mensen overlijden door slechte arbeidsomstandigheden. In de afgelopen vier jaar had het kabinet hier veel meer aan kunnen doen, ook qua handel, qua economische banden, maar dat is niet gebeurd; dat moeten we erkennen. Ik vind het niet opportuun om dat nou via het voetbalteam te doen en te zeggen dat dat niet mag gaan, terwijl we alle andere economische banden gewoon door laten lopen. Ik zou veel eerder zeggen: laten we het WK als hefboom gebruiken om samen met andere landen en samen met de FIFA de arbeidsomstandigheden daar te verbeteren. Als we nu zeggen dat alleen het Nederlands elftal niet mag gaan, en de rest wel, dan hebben we ons zwaarste middel al weggegeven zonder dat we er iets voor teruggevraagd hebben. Ik zou het dus veel meer in willen zetten als hefboom om iets te verbeteren, samen met andere landen, in plaats van er niet te zijn en dus ook niets te kunnen betekenen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Maar even scherp. Dit gaat er niet over dat wij hier uitspreken dat het Nederlandse elftal niet zou moeten gaan. Nee! Dit gaat over ónze verantwoordelijkheid als politiek, en wat wíj doen. Vinden wij het, ondanks al dat jarenlange overleg, normaal dat er sinds het begin van deze hele organisatie in 2010, per week ten minste twaalf mensen in die hitte sterven omdat het voetbal per se daar georganiseerd moet worden? En vindt de fractie van het CDA het oké dat dan onze regering of een afvaardiging daarvan, dat wellicht de koning, de minister, de minister-president, daar even lekker een biertje gaat drinken? Dáár gaat het over. Het gaat om de politieke stellingname.

De heer Van Helvert (CDA):
Het CDA deelt de boosheid over de situatie daar en vindt ook dat we daar iets aan moeten doen. Maar wij vinden het niet het juiste middel om te zeggen dat het Nederlands voetbalteam er niet aan mee mag doen. Wij zouden zeggen: gebruik het WK nu om daarnaartoe te gaan en ervoor te zorgen dat de situatie daar verbetert. Maar om alleen het voetbalspel te gebruiken om de situatie daar te verbeteren, vind ik echt veel te dun. Het CDA zou veel verder willen gaan. We moeten niet alleen het voetbalspel gebruiken om de situatie te verbeteren in Qatar, maar ook al onze economische banden. Dus ik vind het echt te dun om alleen te zeggen: wij willen de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden en het feit dat er vele mensen daar in Qatar in de hitte sterven, alleen aanpakken met het voetbalspel. Dat vind ik veel te mager.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
De enige die hier dat voetbalteam misbruikt, is de fractie van het CDA. Want de heer Van Helvert noemt weer allerlei onwaarheden op. Door dat misbruik ontloopt de fractie van het CDA de eigen politieke verantwoordelijkheid. Maar bij China gaat het over exact hetzelfde punt bij de behandeling van de Oeigoeren, en daar pleit u voor een boycot van de winterspelen. Hypocriet!

De heer Van Helvert (CDA):
Hier zegt de SP echt iets wat niet waar is. Allereerst: de SP komt zelf met een motie waarin staat dat ons Nederlandse team niet mee mag doen aan het WK en dat het WK geboycot moet worden. Nou ja, zij komt met dat idee; het is niet ons idee. Ik snap de boosheid van de SP over de arbeidsomstandigheden daar, want die boosheid delen we. De SP zegt: nou, boycot dat WK. Dat is wellicht een goed gebaar, maar het CDA vindt dat veel te mager. Want niet alleen het voetbalspel moeten we inzetten om de arbeidsomstandigheden in Qatar te verbeteren, maar je moet het veel breder aanpakken. En dat had ook eigenlijk allang moeten gebeuren. Dus ik vind het onterecht om nu te zeggen: we gaan nou eens de voetballers aanpakken omdat die het moeten regelen. Ik vind dat we het breder in moeten zetten.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut. De heer Van Helvert beweert namelijk iets over de SP, dus nu moet ik mevrouw Karabulut weer het woord geven.

De heer Van Helvert (CDA):
Dat is niet erg; dat mag.

De voorzitter:
Ja, dat mag, maar we moeten verder.

Mevrouw Karabulut (SP):
Collega Omtzigt is heel erg bezig met verbetering van de omgangsvormen, maar nu gedraagt de heer Van Helvert zich als een mini-Trump. Ik zal hem het dictum voorlezen. De SP zegt op geen enkele wijze dat we het voetbalteam moeten verbieden of wat dan ook. De SP wijst op de politieke verantwoordelijkheid. Het dictum luidt: "verzoekt de minister in 2022 geen afvaardiging van de regering te sturen naar het WK." Dat is de eerste stap. Ik ben het met de heer Van Helvert eens dat we vervolgens nog veel verder moeten gaan en dat het absurd is dat we handelen met die Golfstaten terwijl we weten hoe ze daar met mensen omgaan. Dat ben ik hélemaal met de heer Van Helvert eens! Ik zie zijn voorstellen tegemoet. Maar wat zegt de fractie van het CDA op dít punt?

De heer Van Helvert (CDA):
"De regering mag niet naar het voetballen." Dat is wat de SP zegt. Dat vind ik te mager. We gaan het niet alleen over het voetballen hebben. We moeten het veel breder trekken. We moeten veel meer doen. Misschien kunnen we juist met de komst van onze regering of van onze koning wel afdwingen dat ze iets verbeteren. Als dat zo is, dan heb ik liever dat hij wél gaat.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):
De SP gooit nu al het zwaarste middel ...

De voorzitter:
Ga nou niet weer …

De heer Van Helvert (CDA):
De SP zegt iets wat niet waar is over wat ik gezegd heb. U gaf net de SP het woord, dus ik wil wel antwoord geven. De SP gooit het zwaarste middel dat we hebben om iets te realiseren, al weg. Ze zegt: de koning mag in ieder geval niet gaan. Dan hebben we het zwaarste middel al weggegeven, zonder dat je daar iets voor terugvraagt. Dat is toch geen onderhandelen?

De voorzitter:
Oké, dank u wel!

De heer Van Helvert (CDA):
Als je iets wilt veranderen, dan moet je zeggen: wij willen dit, en dit drukmiddel gebruiken we.

De voorzitter:
Als u iets wilt rechtzetten, dan moet u het over uzelf hebben. Want elke keer dat u weer de SP noemt en dingen beweert, dan moet mevrouw Karabulut dat weer weerspreken. Dus wilt u dat niet meer doen? Laatste keer.

De heer Van Helvert (CDA):
Dat is volgens mij debat.

De voorzitter:
Nee, het is geen debat. Het is een VAO.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik constateer dat de fractie van het CDA op dit moment geen politieke actie wenst te ondernemen. We zijn sinds 2010 al bezig. De vorige keer, in juni, hadden we het nog over 4.000 doden. Het is nu al 6.500 en het werkelijke aantal ligt nog veel hoger. Ik vind het echt een schande en beschamend voor ons land als wij straks een officiële delegatie daarheen sturen en daarmee dit hele regime en de toestand witwassen.

De heer Van Helvert (CDA):
Dat wil niemand. Misschien komt het er ook wel van dat onze koning en de regering niet gaan, maar mevrouw Karabulut van de SP is het toch zeker met mij eens dat als de komst van onze koning ervoor kan zorgen dat we kunnen afdwingen dat de omstandigheden daar verbeteren, we toch willen, inclusief de SP, dat onze koning gaat?

De voorzitter:
Punt!

De heer Van Helvert (CDA):
En als dat niet zo is, dan gaat hij misschien ook wel niet. Dat kan een uiterste consequentie zijn.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Helvert!

Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. Mijn eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in beantwoording op Kamervragen d.d. 4 februari inzake het dossier Poch stelt dat nader onderzoek niet nodig is, vanwege de commissie;

verzoekt de regering de Rijksrecherche in te schakelen om het mogelijke lek uit het Poch-onderzoek en de mogelijke poging tot beïnvloeding te laten onderzoeken;

verzoekt de regering onder verwijzing naar artikel 68 van de Grondwet de Argentijnse rechtshulpverzoeken in de zaak Julio Poch, alle correspondentie over deze rechtshulpverzoeken en alle reisverslagen van de commissie inzake het dossier-Poch naar de Kamer te sturen;

verzoekt de regering tevens dit uiterlijk voor 1 maart te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Markuszower, Van Ojik en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2283 (21501-02).

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Dan de verschrikkelijke situatie in Xinjiang, waar meer dan een miljoen Oeigoeren in detentiekampen zitten, waar gedwongen sterilisaties zijn, waar we deportaties zien via treinen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een voorvechter is van mensenrechten en zich hardmaakt tegen misdrijven tegen de menselijkheid;

overwegende dat China zich bezighoudt met handelingen die vallen onder Verenigde Naties-resolutie 260, inclusief het houden van strafkampen en het uitvoeren van maatregelen die bedoeld zijn om geboorten binnen een specifieke groep te voorkomen;

spreekt uit dat in China genocide plaatsvindt op de Oeigoerse minderheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Van Ojik, Van Helvert, Voordewind, Van Kooten-Arissen, Van den Hul, Krol, Kuzu, Van Otterloo, Van Raan en Karabulut.

Zij krijgt nr. 2284 (21501-02).

De heer Koopmans (VVD):
Met de heer Sjoerdsma vind ik het natuurlijk verschrikkelijk wat er gebeurt met de Oeigoeren. Ik ben ook dankbaar dat de heer Sjoerdsma de VVD heeft gesteund bij initiatieven om ook in Nederland, in Europa Oeigoeren te steunen. Maar, genocide: dan hebben we het over het uitroeien van een volk, massamoord. Dat zijn echt de allerergste dingen. Het lijkt mij dat het dan van belang is dat we dat goed onderzoeken en dat we daar dan een serieus debat over voeren, voordat we dat als parlement, op het laatste moment voor het verkiezingsreces, in een motie neerleggen. Is de heer Sjoerdsma het niet met mij eens dat het goed is als hier een serieus onderzoek naar zou komen en dat we dat hier in het parlement uitgebreid gaan bespreken? Die kans hebben wij de afgelopen maanden gehad. We hebben vaak debatten gehad. Om nu, op dit moment, te komen met een motie en te zeggen "er vindt genocide plaats", doet dat niet tekort aan de ernst van de situatie?

De heer Sjoerdsma (D66):
Integendeel, het onderstreept de ernst van de situatie. Er is niet nóg een onderzoek nodig. Er zijn tientallen onderzoeken van VN-organisaties, van mensenrechtenorganisaties. Er zijn zelfs foto's van de misstanden in China, gemaakt vanuit satellieten. Het ontbreekt niet aan bewijs. Het ontbreekt niet aan bewijsvoering. Het ontbreekt niet aan bewijsmateriaal. Het ontbreekt niet aan fotomateriaal. Het ontbreekt ook niet aan getuigenissen. Er is bewijs voor gedwongen sterilisaties. Er is bewijs voor gedwongen verkrachtingen.

De voorzitter:
Is deze discussie niet eerder gevoerd?

De heer Sjoerdsma (D66):
Er is bewijs voor het feit dat kinderen worden weggenomen bij hun ouders. Met andere woorden, er is bewijs dat er dingen, misstanden, plaatsvinden die passen binnen VN-resolutie 260. Daarmee sluit ik mij dus ook aan bij …

De voorzitter:
Tot slot, de heer Koopmans.

De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter, u heeft gelijk dat deze discussie in zekere zin heel vaak is gevoerd. We hebben daar heel veel debatten over gehad en we zijn daarin ook vaak tot conclusies gekomen. Nu komt de heer Sjoerdsma op dit specifieke moment, op het laatste moment dat we hebben voor de verkiezingen, zonder dat we het daarvoor in een algemeen overleg of ergens anders daarover hebben gehad, met deze motie over de ernstigste misdaad die de mensheid kent. Ik wil dat graag heel erg serieus nemen. Via u, voorzitter, zeg ik dus in de richting van de heer Sjoerdsma: als we dit nou echt heel serieus nemen — de VVD vindt het buitengewoon ernstig wat er gebeurt; we komen daar steeds weer op terug, we willen steeds meer actie en we stellen allemaal dingen voor — is het dan niet veel beter om een uitspraak dat dit een genocide is, te doen nadat we dit in het parlement uitgebreid met alle bewijsvoering hebben besproken?

De voorzitter:
U heeft dat punt gemaakt, meneer Koopmans.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik snap het punt ook niet. Als de VVD hiertegen wil stemmen — daar lijkt het op — dan moet de VVD dat doen, net zoals de VVD-premier — tenminste, hij is vooralsnog premier — het niet eens was met het feit dat er persoonsgerichte sancties zouden moeten worden ingevoerd ten aanzien van deze misdaden. Ik zou dus eerder tegen de heer Koopmans willen zeggen: er is al zo veel over gesproken en er is al zo veel over gedebatteerd …

De voorzitter:
Ik merk dat jullie elkaar heel lang niet hebben gesproken.

De heer Sjoerdsma (D66):
Wat weerhoudt de VVD ervan om dit te steunen? Waarom kijkt de VVD weg als dit soort dingen gebeuren?

De voorzitter:
Jullie hebben elkaar heel lang niet gezien, hè? En nu dachten jullie …

De heer Koopmans (VVD):
Ik heb u gemist, voorzitter, maar dit debat is heel ernstig en als ik zo persoonlijk word aangesproken, dan mag ik daar even op reageren.

De voorzitter:
Ja, dan mag u iets terugzeggen.

De heer Koopmans (VVD):
We hebben heel vaak debatten gehad over de misstanden in Xinjiang. Het is buitengewoon ernstig. Juist omdat ik het zo ernstig vind, vind ik het zo ongepast om op het allerlaatste moment, zonder dat we hier een specifiek debat over hebben gevoerd, ineens zo'n motie te krijgen. Nog recentelijk heeft ook minister Kaag heel duidelijk gezegd wat zij vindt over het al dan niet doorgaan van handel voeren met China. Als de heer Sjoerdsma nu dan met deze motie komt, vraag ik mij af waarom. Waarom is dat nu en waarom is dat dan anders dan wat minister Kaag twee maanden geleden heeft gezegd?

De voorzitter:
Een korte reactie.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, ik zal echt een hele korte reactie geven, voorzitter, maar ik vind het echt stuitend, stuitend, dat de VVD hier doet alsof iets wat met genocide te maken heeft, ook maar op enige manier verbonden is met wat hier in Nederland aan politiek gebeurt. Dat is stuitend.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zou de heer Koopmans willen aanraden om al het bewijsmateriaal dat hier is, tot zich te nemen, alle foto's eens te bekijken, getuigenissen te horen over wat daar gebeurt, in Xinjiang, en dán te zeggen: nee, wij steunen dit voorstel niet. Meneer Koopmans, we zullen straks bij de stemming zien wat de VVD doet.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dan zult u uw geweten moeten tonen aan de rest van Nederland.

Voorzitter, tot slot mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een voorvechter is van mensenrechten en zich hardmaakt tegen misdrijven tegen de menselijkheid;

overwegende dat China zich bezighoudt met handelingen die vallen onder VN-resolutie 260, de "genocideconventie";

verzoekt het kabinet om het Internationaal Olympisch Comité op te roepen de Olympische spelen van 2022 te verplaatsen indien China dit verschrikkelijke beleid voortzet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Voordewind en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2285 (21501-02).

Dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK. Ik ben benieuwd met wie u in de zaal weer ... Want dat gebeurt elke keer. Dat was net met mevrouw Karabulut en de heer Van Helvert en met de heer Sjoerdsma en de heer Koopmans. U bent nu aan de beurt. Ik ben benieuwd. Gaat u staan. Dan merken we het wel. De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
Dat gaat vanzelf, voorzitter. Moslims en Turkse Nederlanders zijn het helemaal zat om misbruikt te worden als inzet tijdens verkiezingscampagnes. Dat gebeurt te vaak. Dan hebben we het weer over een gelekt rapport van de NCTV, dan over een diplomatieke rel vlak voor de verkiezingen van 2017 en traditiegetrouw tovert de ChristenUnie vlak voor de verkiezingen een motie uit de hoge hoed over de Armeense kwestie.

Voorzitter. Historische waarheidsvinding doe je niet in het parlement. Dat moeten historici en juristen doen. Daarvoor is het nodig dat experts toegang krijgen tot de Armeense Dashnakarchieven. Het is kwalijk dat deze zeer complexe buitenlandse kwestie naar Nederland wordt geïmporteerd, waardoor groepen Nederlanders tegenover elkaar worden gezet en verdeeldheid wordt gezaaid. De fractie van DENK sluit zich daarom aan bij het standpunt van achtereenvolgende kabinetten, van Drees tot aan Van Agt, van Lubbers tot aan Kok, van Balkenende tot aan Rutte. Laatstgenoemde zei het eigenlijk heel treffend: ik voel me comfortabel bij de terminologie "Armeense kwestie". DENK zal daarom tegen de motie om de Armeense kwestie te erkennen als genocide stemmen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik hoop dat de heer Kuzu wel zijn huiswerk heeft gedaan. Dan kan hij overal hebben gelezen dat een brede afvaardiging van 112 wetenschappers al in 2000 gezamenlijk hebben geconstateerd dat de vreselijke Armeense genocide en dus geen Armeense kwestie heeft plaatsgevonden. Ik hoop dus dat de heer Kuzu zijn huiswerk nog een keer gaat doen.

De heer Kuzu (DENK):
Daarover kan ik zeggen dat de heer Voordewind als coalitiepartij deelname had aan een regering die eigenlijk vier jaar lang, in ieder geval vanaf 2017 tot 2021, deze term niet heeft gebruikt, maar sprak over "kwestie". De heer Rouvoet, die hij eerder aanhaalde en die in 2004 een motie heeft ingediend, zat ook in een kabinet en sloot zich vervolgens aan bij de term "kwestie". Vlak voor verkiezingstijd vind ik het niet gepast om dit weer zo op te rakelen waardoor groepen mensen weer tegenover elkaar worden geplaatst.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Kuzu (DENK):
Verder heb ik vier moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om een zaak aan te spannen bij het Internationaal Gerechtshof tegen China vanwege de door China gepleegde genocide op Oeigoeren;

verzoekt de regering tevens om ten minste 10.000 Oeigoeren op uitnodiging asiel te verlenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2286 (21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de economische samenwerking met aan het Myanmarese leger gelieerde organisaties en bedrijfsstructuren, op alle gebieden, per direct te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2287 (21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om Palestina als onafhankelijke staat te erkennen;

verzoekt de regering tevens om structureel 25 miljoen euro extra vrij te maken voor ontwikkelingssamenwerking met Palestina,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2288 (21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de opstelling van Israël als het gaat om vaccinatiebeleid te hekelen en in internationaal verband te dwingen tot het aanbieden van vrijwillige vaccinatie aan Palestijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2289 (21501-02).

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Koopmans namens de VVD.

De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter. Wie bent u? Wie ben ik? Wie zijn wij? Wat doen we hier? En waarom doen we het? Die vragen stelde ik vier jaar geleden toen ik hier voor het eerst kwam. U bent natuurlijk de spelverdeler van het democratische spel dat we hier hebben. Ik ben, zoals wij allemaal eigenlijk, een tijdelijke passant in dit mooie instituut om de democratie verder vorm te geven. Wij zijn allemaal de tijdelijke bevolking die hier op hun eigen manier vecht voor wat wij vinden dat er in dit geval met het buitenlandbeleid moet gebeuren. Wat doen we dan? Wij vechten voor het buitenlandbeleid. We willen dat controleren. We willen dat mede vormgeven, allemaal op onze eigen manier. Ik zou willen zeggen dat we dat niet moeten doen op de manier van het strooien van de motregen van moties die we hier vaak zien.

De voorzitter:
U begon zo goed. Gaat u verder.

De heer Koopmans (VVD):
Dank, voorzitter. We moeten dus ook ophouden met de wereld voor de laatste keer te waarschuwen. Althans, ik zal dat nu voor de laatste keer op mijn manier doen. We moeten niet alleen maar dominee zijn, maar ook kijken naar de koopman in het verhaal, en vooral ook naar de generaal, want we moeten onszelf veilig houden.

Want waarom doen we het? Ik doe het vanuit de VVD-fractie dus vooral om de wereld veilig te houden. Dat is de topprioriteit. Daarnaast zou ik willen dat wij Nederland Nederland houden en dat wij opkomen voor welvaart en banen. Maar de geachte en geliefde collega's hier hebben natuurlijk allemaal hun eigen prioriteiten. Daar moeten wij hier over vechten en, voorzitter, dat doen we soms op een voor u frustrerende manier.

De voorzitter:
Nou, dat valt wel mee.

De heer Koopmans (VVD):
Maar wij proberen, denk ik, allemaal wel om op onze eigen manier vorm te geven aan die democratisch rechtsstaat. En daar hebben wij onze eigen ideeën bij, onze eigen prioriteiten. Het is soms leuk, het is soms moeilijk, het is soms lastig, het is soms hard, maar het is altijd belangrijk. Daarom wil ik uitspreken dat wij het in ieder geval allemaal doen voor Nederland, dat wij het allemaal doen voor de mensen die ons hebben gekozen en dat wij het ook doen voor de mensen die ons niet hebben gekozen.

Voorzitter. Omdat ik dat vier jaar heb mogen beleven onder uw voorzitterschap, wil ik u daarvoor bedanken. Maar daar wil ik ook de collega's voor bedanken. Ik wil ook de minister bedanken voor zijn grote rol in dit spel en, via u, natuurlijk ook alle mensen die dit verder hebben ondersteund.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koopmans. Ik denk dat het fijn is dat u als laatste sprak, want het was een soort afscheidsspeech. U bent hier inderdaad, tenminste als spreker, voor het laatst. Maar dat geldt ook voor de heer Voordewind, voor de heer Wörsdörfer — hij voert nu niet het woord, maar hij heeft dat wel vanochtend gedaan — voor de heer Van Ojik en voor mevrouw Karabulut.

Er komt gewoon een heel mooi afscheid. Jazeker! Dit is de speech van de heer Koopmans. Mijn speech komt nog. Ik hou de spanning erin.

Dank jullie wel. Ik kijk even naar de minister. Vijf minuten schorsing? Dan doen we dat.

De vergadering wordt van 16.44 uur tot 16.48 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister van Buitenlandse Zaken het woord.


Termijn antwoord

Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ik kan het toch niet laten om nog even stil te staan bij het feit dat dit dan toch waarschijnlijk de laatste keer voor de verkiezingen is dat ik met mijn geliefde commissie Buitenlandse Zaken, althans in deze samenstelling, mag verkeren. De breedte van de ingediende moties past helemaal in de traditie van onze debatten. In die traditie past ook dat ik naar beste vermogen de tour om de wereld zal doen waar u mij om vraagt. Maar bij een enkel onderdeel zal ik erop wijzen dat de motie zo verstrekkend is dat een VAO niet helemaal de logische plaats is om daarover een eindafweging te maken.

Na die toelichting allereerst de motie van mevrouw Karabulut, met een groot aantal andere ondertekenaars, op stuk nr. 2272, over de vrijlating van gekozen parlementariërs in Turkije. Ik ben het met de indieners eens dat parlementariërs in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Dat is ook iets wat ik zowel bilateraal aan de orde heb gesteld als in de Raad van Europa en de Europese Unie. Deze motie laat ik dus ook graag aan het oordeel van de Kamer over.

Dan de tweede motie van mevrouw Karabulut, met drie anderen, op stuk nr. 2273. Deze verzoekt de minister om geen afvaardiging van de regering te sturen naar het WK in Qatar en hierover in overleg te gaan met andere landen. De arbeidsomstandigheden in Qatar bij de bouw van de stadions hebben inderdaad aanleiding gegeven, niet alleen tot grote zorg maar ook tot gesprekken door mijzelf en mijn mensen over verbetering ervan. We hebben gelukkig ook een aantal stappen gezien, bijvoorbeeld de inschakeling van de ILO, de Internationale Arbeidsorganisatie, maar het blijft een punt van aandacht. Het niet-afvaardigen van een Nederlandse officiële delegatie naar het wereldkampioenschap is een vermenging van politiek en sport die naar mijn overtuiging echt onverstandig is. Je moet, zoals we dat tot op heden ook gedaan hebben, zo'n wereldkampioenschap juist gebruiken als gelegenheid om de gewenste verbeteringen te realiseren. Dus deze motie ontraad ik.

Dan de derde motie.

De voorzitter:
Eerste even de derde en dan krijgt u de gelegenheid om erop te reageren, mevrouw Karabulut.

Minister Blok:
De motie op stuk nr. 2274 verzoekt de regering niet in te stemmen met de Europese Vredesfaciliteit. Deze motie had mevrouw Karabulut inderdaad aangekondigd tijdens het overleg over de Raad Buitenlandse Zaken. Ik heb toen aangegeven dat deze Europese Vredesfaciliteit de mogelijkheid biedt om Europese missies te financieren die bijdragen aan vredes- en stabilisatieoperaties. Er is serieus en lang onderhandeld, omdat Nederland ook voldoende waarborgen wilde hebben. Die hebben we ook gekregen, bijvoorbeeld in de vorm van unanimiteitsbesluitvorming. De Kamer is er overigens ook steeds over geïnformeerd. Dit kan echt geen verrassing zijn. Daar zijn steeds Europese BNC-fiches over geweest. Dus per saldo is dit een instrument dat naar de mening van de regering past binnen de internationale ambities die de Europese Unie ook hoort te hebben. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):
De minister zegt, overigens niet geheel onverwachts voor mij, dat hij gewoon een afvaardiging wil sturen naar Qatar, omdat hij die wil gebruiken om de situatie te verbeteren. Ik wil erop wijzen dat juist deze aanpak er sinds 2010 toe heeft geleid dat ten minste 6.500 mensen zich dood hebben moeten werken en als slaven zijn behandeld. Wat gaat deze aanpak nu anders opleveren dan misschien iedere week weer tien doden erbij? Gemiddeld zijn het meen ik zo'n twaalf doden per week sinds 2010.

Minister Blok:
Ik gaf aan dat de arbeidsomstandigheden in Qatar niet alleen reden tot zorg zijn, maar dat dit ook geleid heeft tot het aanspreken van Qatar daarop, ook door mijzelf. We zijn nog niet in een situatie waarin de arbeidsomstandigheden vergelijkbaar zijn met die in Nederland of West-Europa, maar we hebben voortgang gezien, bijvoorbeeld doordat de Internationale Arbeidsorganisatie daar is toegelaten. Ik heb ook zelf gesproken met de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens mijn bezoek aan Qatar. Ik ben het dus eens met mevrouw Karabulut als ze zegt: het werk is niet gedaan. Ik ben het echt oneens met mevrouw Karabulut als ze zegt: er is niets gebeurd. Dat leidt mij dus ook tot de eindconclusie dat we verder moeten gaan op de ingezette weg en dat we de mogelijkheid moeten gebruiken die dat wereldkampioenschap biedt om Qatar verder de goede kant op te laten bewegen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik constateer dus dat de Nederlandse regering zich neerlegt bij het feit dat er wekelijks ten minste tien arbeiders omkomen door het werken in de hitte en onder erbarmelijke omstandigheden. Dat is een constatering, evenals dat de Nederlandse regering door daarnaartoe te gaan in 2022 de verantwoordelijken voor al deze doden legitimeert. Ik heb een vervolgvraag aan de minister. Hij zegt: dit gebruiken wij om te verbeteren. Met welke instrumenten gaat de minister het dan wel anders doen? Gaat hij bijvoorbeeld het bedrijfsleven aanspreken en oproepen om niet meer te handelen? Gaat hij in gesprek met de KNVB en zeggen: dit is er aan de hand, mensen, wat gaan we doen? Of zegt hij eigenlijk: het is erg, we praten, er verbeteren wat dingen maar het is nou eenmaal zo dat mensen doodgaan door het werken aan de bouw van die stadions, die daarna vermoedelijk weer zullen worden afgebroken?

Minister Blok:
Zoals altijd kiest mevrouw Karabulut op de haar geheel eigen wijze haar eigen woorden. Alle demagogische onderdelen daarvan laat ik ook geheel voor haar rekening. Mevrouw Karabulut vraagt mij of ik het Nederlandse bedrijfsleven hier verder op ga aanspreken. Wij vragen altijd van het Nederlandse bedrijfsleven om de internationale regels rond maatschappelijk verantwoord ondernemen te hanteren wanneer het een beroep doet op ondersteuning door de Nederlandse overheid, dus ook wanneer het bijvoorbeeld in het kader van een delegatie rond zo'n wereldkampioenschap met ons optrekt. Dat zal ook nu weer het geval zijn.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik meen dat er volgende week, of zeer binnenkort, een handelsmissie gepland staat naar Qatar rondom dit hele evenement. Er zijn mensen die hun loon niet uitbetaald hebben gekregen. Ik herhaal het nog maar eens een keer: mensen worden als slaven behandeld. Waarom zegt de minister dan niet: we gaan niet, tenzij u alle lonen heeft uitbetaald? Want het is zo schandalig dat de schulden bij hun werkgever van degenen die zijn komen te overlijden op last komen van het gezin, dat dus hun man en hun vader is kwijtgeraakt. Waarom zegt de minister dan niet: wij gaan niet en wij gaan die handelsdelegatie niet doorzetten net zo lang tot al deze misstanden zijn opgelost?

Minister Blok:
De keuze die mevrouw Karabulut zou willen maken, is dat je de contacten verbreekt en van de zijlijn toekijkt hoe de misstanden blijven bestaan, want in jouw plaats zullen anderen gaan. Dat is duidelijk een andere keuze dan de regering maakt. De regering maakt de keuze om de contacten te gebruiken die je hebt om verbeteringen te bereiken. We hebben belangrijke stappen gezet. Er is nog veel te doen. Daarom onderhouden we die contacten ook.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Blok:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 2275 ingediend door de heer Voordewind met anderen. Die verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk het eerlijke aandeel van deze groep — dat gaat om migranten op de Griekse eilanden — te herplaatsen vanuit Griekenland naar Nederland. Dit onderwerp is met grote regelmaat in deze Kamer bediscussieerd en volgens mij door de Kamer zelf controversieel verklaard. In lijn met de uitspraken die collega Broekers-Knol hier eerder over heeft gedaan, ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 2276 van de heren Voordewind en Bruins, die de regering verzoekt geen onderscheid te maken bij etikettering van producten afkomstig uit gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben. Deze motie heb ik een aantal keren langs zien komen, maar niet in de overleggen waarover dit VAO gaat. Het zal de Kamer niet verrassen dat mijn antwoord wel hetzelfde is als de vorige keren dat deze motie langskwam, namelijk dat er een uitspraak is van het EU-Hof over het toepassen van informatie over het gebied van oorsprong, specifiek ook de bezette gebieden, en dat we ons als Nederland aan een rechterlijke uitspraak daarover houden als die er is. Of we die uitspraak nou leuk vinden of niet: dat is de rechtsstaat. Deze motie moet ik ontraden.

De voorzitter:
De laatste motie en dan krijgt u de gelegenheid, meneer Voordewind.

Minister Blok:
Ik kom dan op de motie op stuk nr. 2277 van de heer Voordewind en een groot aantal anderen, die de regering verzoekt de Armeense genocide te erkennen. Het begrip "genocide" heeft een enorme lading, omdat het gaat over de meest gruwelijke misdrijven die er gepleegd zijn. Dat betekent dus dat het standpunt van de Nederlandse regering, zoals de Kamer dat ook kent, en van het overgrote deel van de internationale juridische gemeenschap en andere regeringen is, dat als je tot die zware kwalificatie wil overgaan, er sprake moet zijn van verankering ofwel in een VN-resolutie ofwel in een uitspraak van een internationaal gerechtshof, gebaseerd op gedegen onderzoek. Er is geen twijfel over dat er in 1915 verschrikkelijke moordpartijen hebben plaatsgevonden specifiek op de Armeense bevolking, maar er is geen sprake van de toetsing aan de drie criteria die ik net noemde. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
De heer Voordewind, korte vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Misschien feitelijk even een correctie met betrekking tot de vorige motie, want daar voert Nederland een dubbelbeleid. Ten aanzien van Marokkaanse producten uit de Westelijke Sahara voeren we hier geen etikettering door en voor producten uit Samaria en Judea wel.

Mijn tweede punt gaat over de Armeense genocide. De minister weet ook heel goed dat wij ten tijde van de Armeense genocide geen VN-orgaan hadden, laat staan dat we daar uitspraken van VN-instellingen over konden krijgen. Dus dat argument is lastig vol te houden.

Minister Blok:
Wat betreft het eerste punt: de motie over de etikettering verzoekt de regering geen onderscheid te maken bij etikettering van producten afkomstig uit die gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben. Dat betekent dat er geen aanduiding mag zijn op een etiket dat producten uit de bezette gebieden komen. Dat zegt die motie terwijl de rechter heeft gezegd dat dat moet. Dat is echt in strijd met de rechtsstaat. Dit valt echt onder de categorie: als er een rechterlijke uitspraak is, dan is het stadium van wel of niet leuk vinden voorbij. Dan moet je die uitvoeren.

Als het gaat het om de vraag of de moordpartijen uit 1915 voldoen aan de juridische, volkenrechtelijke criteria voor genocide, dan heeft de heer Voordewind gelijk dat 1915 voor de oprichting van de VN is maar dat doet niet af aan het feit dat nog steeds een oordeel gevraagd kan worden aan de VN of een internationaal hof, gecombineerd met uitgebreid onderzoek. Omdat die niet voorhanden zijn, wordt niet voldaan aan de voorwaarden daarvoor. Dat is niet alleen mijn constatering, want deze discussie wordt op allerlei plaatsen politiek en juridisch gevoerd, waarbij steeds deze criteria gehanteerd worden.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Blok:
Ik kom op de motie op stuk nr. 2278 van de heren Van Ojik en Sjoerdsma over de situatie in Tigray. De motie verzoekt de regering het initiatief te nemen om in EU-verband samen met de VS en de Afrikaanse Unie op hoog politiek niveau bij de Ethiopische regering te interveniëren met als doel beëindiging van geweld, toegang tot humanitaire hulp en bescherming van de vluchtelingen. Dit is de inzet van de Nederlandse regering. Zowel premier Rutte als ikzelf hebben dat ook rechtstreeks in onze contacten met de Ethiopische minister-president en minister overgebracht. Afgelopen maandag zijn we uitgebreid bijgepraat door de Finse minister Pekka Haavisto, die ons ook vertegenwoordigt als EU en die ook helaas het beeld schetste dat die humanitaire toegang, laat staan een staakt-het-vuren nog lang niet aan de orde zijn. Dus dat betekent dat er nog veel werk te doen is. Dat is ook de reden dat ik deze motie overlaat aan het oordeel van de Kamer.

Dan de volgende motie, van de leden Van Ojik en Van den Nieuwenhuijzen. In die motie staan drie verzoeken. Ten eerste om alle Nederlandse bedrijven met activiteiten in China op te roepen hun toeleveringsketens te onderzoeken op mogelijke links met de onderdrukking van Oeigoeren en hun dringend te verzoeken om al hun zakelijke banden met Xinjiang te beëindigen. Ten tweede om onder geen beding in te stemmen met het EU-China investeringsverdrag zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang. Ten derde om bij de Europese Commissie aan te dringen op een tijdelijke importstop van producten uit China met een hoog risico op een verband met de onderdrukking van Oeigoeren.

Dit is de eerste van een aantal moties over de situatie van de Oeigoeren, een situatie die zonder meer zeer zorgelijk is. Er is daar sprake van ernstige mensenrechtenschendingen. Dat is ook de reden dat Nederland, zowel in rechtstreekse contacten met China als in de Mensenrechtenraad, in de Europese Unie en op alle plaatsen waar we internationaal actief zijn, China oproept de mensenrechtenschendingen te staken.

In deze motie wordt de regering gevraagd om een aantal specifieke Nederlandse maatregelen te nemen, namelijk om Nederlandse bedrijven verplichtingen op te leggen. Ik vind dat dit soort maatregelen altijd in internationaal verband genomen moeten worden. Nederlandse bedrijven moeten zich ook hier, net als zo-even bij Qatar aan de orde was, houden aan de voorschriften voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Over het EU-China investeringsverdrag komt zo meteen nog een aparte motie, maar we — ik en iedereen — bevinden ons nog steeds in de situatie dat we de precieze tekst van het verdrag niet kennen. We kennen die alleen in grote lijnen. Dat is voor mij de reden, bij deze motie en de andere moties die erover gaan, om te zeggen: liefst aanhouden, maar mocht dat niet gebeuren, dan moet ik ze ontraden.

Het derde verzoek betreft een importstop zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang. Ik vind echt dat we in Europees verband zorgvuldig gelijk op moeten trekken en niet nu als Nederland een aparte positie in moeten nemen. Per saldo ontraad ik deze motie dus, maar dat doet niets af aan de inzet van de Nederlandse regering om China aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor de Oeigoeren.

De voorzitter:
Een korte vraag, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister zegt dat hij vindt dat we vooral in Europees of internationaal verband moeten optrekken. Dat is precies de reden waarom in het derde deel van het dictum staat: probeer dat nou bij de Europese Commissie te regelen. De motie bepleit dus niet dat Nederland dat alleen doet, maar dat we dat als Europese Commissie doen. Importeer in Europa niet langer katoen die met dwangarbeid door Oeigoeren in Xinjiang is geproduceerd. Hetzelfde geldt eigenlijk voor het EU-China investeringsverdrag. Het punt is: het verdrag is een politiek signaal. Los van de inhoud, zou je bijna kunnen zeggen, moet je jezelf de vraag stellen of je China op dit moment zo'n verdrag wilt gunnen. Ik zou de minister dus willen vragen of hij wil ingaan op het politieke signaal van dat verdrag.

De voorzitter:
Een korte reactie, minister.

Minister Blok:
Ik blijf het zorgvuldig vinden. Ik begrijp heel goed wat de heer Van Ojik zegt over het sluiten van een verdrag: dat is altijd een signaal over de bredere relatie. Maar volgens mij hoort daarbij dat je ook niet in de situatie wilt komen dat je geen enkel verdrag meer kunt sluiten zolang je het niet totaal met elkaar eens bent. Dan kan ik het grootste deel van mijn ministerie in ieder geval naar huis sturen. Je zal heel vaak verdragen sluiten met landen waarmee je het op veel terreinen niet eens bent, juist omdat je uiteindelijk ook gedeelde belangen hebt.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Blok:
Voor dit specifieke verdrag blijft gelden dat de Kamer en ik wel de hoofdlijnen kennen, maar niet de precieze inhoud. Over deze motie — dat is niet nieuw en dat zal ook gelden voor de volgende motie die erover gaat — zeg ik dus: houd haar liefst aan totdat we de inhoud van dat verdrag kennen. Mocht de indiener daartoe niet bereid zijn, dan moet ik haar toch ontraden.

En dan kom ik meteen bij de motie op stuk nr. 2280 van de heer Van Helvert en de heer Sjoerdsma, die precies hierover gaat. De motie verzoekt de regering pas in te stemmen met het investeringsverdrag indien China concrete en controleerbare stappen heeft gezet ter verbetering van de mensenrechten. Ook hier is mijn verzoek allereerst om haar aan te houden totdat we die tekst voor ons hebben, maar als die bereidheid er niet is, moet ik haar ontraden.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 2281.

Minister Blok:
Die is ook van de heer Van Helvert, samen met de heer Voordewind, en verzoekt de regering zich bilateraal en multilateraal maximaal in te spannen voor vrijlating of overdracht van Armeense krijgsgevangen en gevangengenomen burgers door Azerbeidzjan. Er zijn aanhoudende berichten dat nog niet alle krijgsgevangen zijn overgedragen. Overigens zijn die berichten er over beide zijden. Al eerder heb ik over dit conflict aangegeven dat beide partijen zich moeten houden aan internationaal recht en oorlogsrecht. Als ik de motie dus zo mag uitleggen dat de Nederlandse regering zich zal inzetten voor vrijlating van alle krijgsgevangen, dan kan ik haar aan het oordeel van de Kamer laten.

De voorzitter:
Heel kort, de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Omdat de heer Van Helvert even weg is, zeg ik dat ik denk dat we daarmee kunnen instemmen.

Minister Blok:
Dan is het: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 2282 van de heer Van Helvert gaat ook over de situatie in Tigray. Hij verzoekt de regering zich sterk te maken voor het opzetten van een VN-onderzoeksmissie en -bewijzenbank om oorlogsmisdaden van betrokken partijen te kunnen onderzoeken. Deze motie laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 2283 van de heer Sjoerdsma en anderen gaat in op informatie rond het onderzoek inzake de heer Poch en verzoekt onder meer om rechtshulpverzoeken. Hierover moet ik echt ruggenspraak houden met de collega van Justitie en Veiligheid. Ik vraag de heer Sjoerdsma dus om haar aan te houden.

De voorzitter:
En anders?

Minister Blok:
Anders moet ik haar ontraden.

De voorzitter:
De volgende motie.

Minister Blok:
De motie op stuk nr. 2284 is een motie aan de Kamer zelf en spreekt uit dat in China genocide plaatsvindt op de Oeigoerse minderheid. Ik wijs er voor de positie van de regering op dat ook hier geldt dat de regering vindt dat voordat het zeer zwaarwegende oordeel "genocide" gebruikt kan worden, er sprake moet zijn van een oordeel van de VN of van een internationaal hof, gecombineerd met gedegen onderzoek, en dat we daar op dit moment niet over beschikken.

De motie op stuk nr. 2285 is ook van de heer Sjoerdsma, met anderen, en vraagt om het Internationaal Olympische Comité op te roepen de Olympische spelen van 2022 te verplaatsen indien China dit verschrikkelijke beleid voortzet. In lijn met wat ik net aangaf over het gebruiken van een groot internationaal sporttoernooi om onmenselijke situaties en mensenrechtenschendingen aan de orde te stellen, vind ik ook voor deze Olympische Spelen gelden dat we die moeten gebruiken om China, daar waar dat nog steeds nodig mocht zijn in 2022, aan te spreken op wat er gebeurt. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Een korte reactie, de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ook omdat deze reactie niet strookt met staand kabinetsbeleid. Het staand kabinetsbeleid is dat het kabinet wil dat er bij toewijzing van grote sportevenementen, of dat nou de wereldkampioenschappen voetbal zijn of de Olympische Spelen, nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van het criterium mensenrechten. Vanuit dat oogpunt, vanuit dat kabinetsbeleid — misschien moet u dat nog overleggen met uw collega die over sport gaat — zou u deze motie volgens mij oordeel Kamer kunnen geven.

Minister Blok:
Die toewijzing heeft al plaatsgevonden, lang geleden, dus dit brengt mij niet tot een ander oordeel.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 2286 van de heer Kuzu, die de regering verzoekt om een zaak aan te spannen bij het Internationaal Gerechtshof tegen China vanwege de door China gepleegde genocide op Oeigoeren en verzoekt ten minste 10.000 Oeigoeren op uitnodiging asiel te verlenen. Het dictum spreekt al uit dat er sprake is van genocide. Ik heb aangegeven welke criteria daarvoor worden gehanteerd. We gaan niet op voorhand, zonder een aanvraag te hebben ontvangen, asiel verlenen. Er wordt in Nederland asiel verleend aan mensen die aan de criteria daarvoor voldoen. Dat geldt dus ook voor mensen die deel zijn van de Oeigoerse minderheid en daar terecht een beroep op kunnen doen. Dus deze motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 2287 verzoekt de regering om de economische samenwerking met aan het Myanmarese leger gelieerde organisaties en bedrijfsstructuren op alle gebieden per direct stop te zetten. Afgelopen maandag hebben we in de Europese Raad Buitenlandse Zaken gelukkig overeenstemming bereikt over aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de coup in Myanmar. Daarbij is steeds de afweging: hoe tref je de verantwoordelijken en niet de gewone Myanmarees? Deze motie is zo breed geformuleerd, dat die gaat over alle vormen van samenwerking met organisaties. Dat zijn er nogal wat, waar duizenden gewone Myanmarezen hun brood verdienen. Daarom ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 2288 vraagt geld vrij te maken bij Ontwikkelingssamenwerking. Dat is niet mijn budget, dus ik zou willen vragen om die motie in te dienen bij de collega die daarover gaat. Ik kan haar alleen maar ontraden.

De motie op stuk nr. 2289 gaat over het vaccinatiebeleid van Israël in de bezette gebieden. Dat is eerder aan de orde gesteld, ik dacht door mevrouw Karabulut en mevrouw Van den Hul. Dat was voor ons ook aanleiding om de Israëlische regering daarop aan te spreken. Het internationale recht brengt naar onze overtuiging met zich mee dat een bezettende macht moet zorgen voor een goede toegang tot gezondheidszorg. Dat heeft dus plaatsgevonden. We zien inmiddels gelukkig ook de eerste leveringen daar plaatsvinden. Deze motie vraagt daarbovenop "te hekelen en te dwingen". Dat vormt wat mij betreft geen goede aanvulling op de stappen die wij al gezet hebben, dus deze motie ontraad ik.

De heer Kuzu (DENK):
Over het stoppen met de economische samenwerking met bedrijven die gelieerd zijn aan het Myanmarese leger: beseft de minister dat die bedrijven worden gebruikt om het Myanmarese leger te spekken, waardoor er Rohingya zijn uitgemoord, waardoor er een coup heeft kunnen plaatsvinden en waardoor er allerlei misstanden plaatsvinden? Dat heeft te maken met de economische samenwerking met bedrijven, terwijl de Verenigde Staten de samenwerking met die bedrijven hebben opgeschort. Waarom kan de Europese Unie dat niet en waarom kan Nederland zich daar niet voor inspannen?

Minister Blok:
Er zitten een aantal heel grote stappen in de redernering van de heer Kuzu. Hoe dan ook, het gaat om bedrijven die weliswaar in handen zijn of kunnen zijn — daar heeft de heer Kuze gelijk in — van mensen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en voor de coup. Tegelijkertijd is ook waar dat bij zo'n bedrijf nog steeds duizenden hele gewone Myanmarezen werken, die zelf niet schuldig zijn aan wat daar gebeurt, die er het slachtoffer van zijn en die gewoon in hun levensonderhoud moeten voorzien. Vandaar dat zowel bij mijn Europese collega's als bij mijzelf de conclusie is: we kiezen voor gerichte sancties, gericht op de individuen zelf of heel specifiek op onderdelen van het leger, maar niet — zoals deze motie echt vraagt — op alle instellingen, ook als je daarmee dus duizenden onschuldige Myanmarezen treft.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we als het goed is over een aantal uren stemmen. Ik dank de minister en ik dank de woordvoerders.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Huiselijk geweld/Kindermishandeling

Huiselijk geweld/Kindermishandeling

Aan de orde is het VAO Huiselijk geweld/Kindermishandeling (AO d.d. 18/2).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Huiselijk geweld/Kindermishandeling. Ik heet de minister voor Rechtsbescherming van harte welkom en geef mevrouw Van den Hul als eerste spreker namens de PvdA het woord.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Elke tien dagen wordt er in Nederland een vrouw vermoord door haar partner of ex, maar nog steeds houdt ons beleid geen rekening met genderongelijkheid. Onder het mom "waar twee vechten, hebben er twee schuld" wordt er bijvoorbeeld onvoldoende rekening gehouden met de veiligheid van slachtoffers. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het GREVIO-rapport hamert op het belang van genderspecifiek beleid en ook Regioplan hiertoe concrete aanbevelingen doet, onder andere op het gebied van toegang tot hulp voor slachtoffers;

overwegende dat het kabinet aangeeft slechts "ten dele" de oproep tot meer genderspecifiek beleid te herkennen;

verzoekt de regering de aanbevelingen van Regioplan ten hele over te nemen en de concrete maatregelen te implementeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 238 (28345).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Nog een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de CBS-preventiemonitor huiselijk geweld en seksueel geweld aantoont dat biseksuele vrouwen alle gemeten vormen van geweld achter de voordeur significant vaker meemaken dan hetero- of lesbische vrouwen;

overwegende dat er nog te weinig duidelijk is over verbanden tussen seksuele gerichtheid en geweld achter de voordeur;

verzoekt de regering nader onderzoek te doen naar factoren, risicogroepen, daderkenmerken en verhalen van slachtoffers van geweld achter de voordeur;

verzoekt de regering tevens een verkenning te doen naar de mate van bi+-inclusieve preventie, seksuele vorming en hulpverlening en waar nodig verbetering daarvan op terreinen van onder andere bewustwording en kennisbevordering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 239 (28345).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-overheidsorganisaties die hulp bieden aan slachtoffers van geweld achter de voordeur, bijvoorbeeld door middel van een online chat of noodopvang, een toename in de hulpvragen zien als gevolg van de coronamaatregelen en hierdoor hogere kosten;

van mening dat elk slachtoffer toegang moet hebben tot hulp en niet op een wachtlijst mag komen door gebrekkige financiering;

verzoekt de regering in gesprek te treden met niet-overheidsorganisaties om te inventariseren welke extra tijdelijke (financiële) ondersteuning zij nodig hebben, en de Kamer te informeren op welke manier zij hierin tegemoet worden gekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 240 (28345).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
En tot slot, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geweld achter de voordeur een hardnekkig probleem is waarvan de urgentie nog verder vergroot wordt door de coronamaatregelen die dader en slachtoffer samen in een huis opsluiten;

van mening dat een ministerie-overstijgende rol nodig is voor een zo effectief en voortvarend mogelijke aanpak;

verzoekt de regering een nationaal rapporteur aan te stellen voor de monitoring, aanpak en nationale regie van geweld achter de voordeur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 241 (28345).

De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik nu naar mevrouw Westerveld. Het woord is aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Wij hebben in Nederland een heel aantal fantastische jongerenorganisaties die bijvoorbeeld meepraten als het gaat over beleid op het gebied van onderwijs, maar het is ook heel erg van belang dat kinderen die bijvoorbeeld te maken krijgen met seksueel geweld of mishandeling, ook meepraten over beleid dat hen aangaat. Je merkt dat het juist voor deze kinderen veel moeilijker is om aansluiting te vinden bij een jongerenorganisatie. Ik dien daar een motie voor in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderen het recht hebben op inspraak en invloed op beleid dat hen aangaat volgens artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag;

constaterende dat de uitwerking van het Jeugdpakket en het Jeugdplan ter ondersteuning van de jeugd besproken gaat worden met jongeren en jongerenorganisaties, maar dat kwetsbare jongeren minder makkelijk actief worden bij een jongerenorganisatie;

overwegende dat juist als het gaat om zaken als kindermishandeling, mentale gezondheid en beleid voor kwetsbare jongeren, het belangrijk is dat de doelgroep zelf aangesloten is;

verzoekt de regering om met jongerenorganisaties op zoek te gaan naar manieren om ook kwetsbare jongeren te betrekken bij het uitwerken van de plannen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 242 (28345).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil daar graag nog één zin aan toevoegen, want ik weet dat op het ministerie van VWS met een aantal jongerenorganisaties wordt gesproken. Als je kijkt naar de jongeren die daar aan tafel zitten, zijn dat vaak jongeren die het vanuit huis ook kunnen doen. Ik vraag specifiek aandacht voor die andere kwetsbare groep.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter, een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor sommige kinderen thuis onveilig kan zijn vanwege toenemende stress en fysiek of emotioneel geweld als gevolg van de lockdown;

constaterende dat het einde van de coronamaatregelen nog niet in zicht is;

verzoekt de regering te onderzoeken onder welke voorwaarden opvang, ook tijdens vakanties, kan worden gerealiseerd voor kinderen die thuis onveilig zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243 (28345).

De heer Van Gerven (SP):
Ik ga ervan uit dat die motie unaniem gesteund wordt, maar we zullen zien of dat terecht is.

De voorzitter:
Dat zou zomaar kunnen.

De heer Van Gerven (SP):
Je weet het maar nooit, hè.

De voorzitter:
Precies.

De heer Van Gerven (SP):
Tenslotte is het een dag om bruggen te slaan. Maar goed, dat programma met die bruggen ging natuurlijk ook niet helemaal goed.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de decentralisatie van de jeugdzorg al voor de coronacrisis tot grote tekorten bij gemeenten leidde;

constaterende dat de 300 miljoen euro die is toegezegd voor 2021 bij lange na niet genoeg is en taken niet meer uitvoerbaar zijn;

constaterende dat uitstel tot de formatie te lang duurt;

overwegende dat deze situatie onverantwoord is in het kader van toenemende problematiek als gevolg van de langdurige coronamaatregelen;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met gemeenten in gesprek te gaan en nog voor de formatie te komen met een structurele oplossing voor voldoende budget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 244 (28345).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Peters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens het debat hebben we veel gesproken over huiselijk geweld, geweld achter de voordeur en kindermishandeling. De jeugdbeschermingsketen is wat mij betreft de duurste rotonde van Nederland. Daar zijn we een aardig eind mee opgeschoten, maar we zijn er nog niet. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen en wijkteams deels overlappende taken en rollen hebben of oppakken;

van mening dat deze keten veel eenvoudiger en transparanter moet, juist ook in het belang van ouders en kinderen;

constaterende dat de minister heeft aangegeven dat er in de voorgenomen versimpeling en verbetering van de jeugdbeschermingsketen wat hem betreft geen weg terug meer mogelijk is;

verzoekt de regering, nadat eind maart het toekomstscenario voor de jeugdbeschermingsketen naar de Kamer gezonden wordt, direct een uitgewerkt plan te maken waarmee de keten daadwerkelijk eenvoudiger en transparanter wordt, en de Kamer hierover uiterlijk rond de zomer van 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 245 (28345).

De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Peters. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin gelijk met een hele lange motie!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat psychisch geweld een ernstig probleem is dat momenteel onvoldoende erkenning krijgt in de aanpak van geweld achter de voordeur;

constaterende dat psychisch geweld in Nederland niet expliciet strafbaar is gesteld;

overwegende dat er nog onvoldoende onderzoek is gedaan naar de noodzaak en wenselijkheid van een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld;

verzoekt de regering om in 2021 een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren dat ingaat op de vragen:

  • in hoeverre internationale afspraken, waaronder het Verdrag van Istanbul, aanleiding vormen om tot expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld over te gaan;
  • wat de voor- en nadelen zijn van een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld;
  • in hoeverre een strafbaarstelling kan bijdragen aan een effectievere aanpak van psychisch geweld;
  • of de huidige mogelijkheden in het Wetboek van Strafrecht al volstaan om tot vervolging over te gaan bij ernstig psychisch geweld, in het bijzonder bij situaties waarin geen sprake is van fysiek geweld;
  • wat in de praktijk beletselen zijn om tot vervolging over te gaan, gegeven het feit dat er bijzonder weinig jurisprudentie is aangaande psychisch geweld;
  • wat de gevolgen zijn van psychisch geweld voor slachtoffers;
  • of het wenselijk is om in het Wetboek van Strafrecht naast lichamelijk letsel ook psychisch letsel een plaats te geven;

verzoek de regering daarbij tevens in ieder geval met slachtoffers, advocaten, hulpverleners, OM, de politie, het College voor de Rechten van de Mens, maatschappelijke organisaties en de rechtspraak te spreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 246 (28345).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. In die motie hebben wij alles gestopt met betrekking tot dit onderwerp. Mijn tweede motie:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de lockdown heeft benadrukt dat slachtoffers van geweld achter de voordeur niet altijd de mogelijkheid hebben om offline hulpverlening op te zoeken;

overwegende dat hulpverlening zich nog voornamelijk offline afspeelt, terwijl voornamelijk jongeren veel op onlinekanalen actief zijn;

van mening dat de hulpverlening bij geweld achter de voordeur goed toegankelijk moet zijn;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe hulpverlening bij geweld achter de voordeur meer digitaal kan worden ingericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van Beukering-Huijbregts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 247 (28345).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wörsdörfer namens de VVD.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter. Daar ben ik dan nog een keer. De laatste keer.

De voorzitter:
Best wel leuk om u weer te zien.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Dank u wel. Ik heb twee moties en een afsluitende opmerking.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • het cruciaal is dat iedereen die geconfronteerd wordt met mishandeling op een zeer laagdrempelige wijze de eerste stap moet kunnen zetten om uit de geweldsituatie te ontsnappen;
  • de stap naar Veilig Thuis en politie door slachtoffers doorgaans als te hoog wordt ervaren;
  • slachtoffers in toenemende mate tijdens de coronapandemie wel de landelijke chatfuncties van bijvoorbeeld de Kindertelefoon en Fier benutten;
  • slachtoffers zo veel mogelijk ondersteund moeten worden om hulp in te roepen;
  • bestaande chatfuncties tijdens de coronapandemie in financiële nood zijn gekomen door de enorme toename in hulpverzoeken;

verzoekt de regering om op zeer korte termijn de mogelijkheden voor onlinehulp aan slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling te inventariseren en waar mogelijk te bundelen, en bestaande ervaren chatfuncties met specifieke deskundigheid hierbij te betrekken, zodat hulp door ervaren professionals tijdens ruime openingstijden beschikbaar is voor slachtoffers ten tijde van de coronamaatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 248 (28345).

De heer Wörsdörfer (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Mijn tweede motie:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geweld tegen vrouwen in een geval van echtscheiding vaak als bijverschijnsel van die echtscheiding wordt gezien en dat jaarlijks 40 tot 50 vrouwen worden vermoord door hun ex-partner of partner;

constaterende dat in het Verdrag van Istanbul en de rapportage van GREVIO specifiek gewezen wordt op gender als oorzaak;

van mening dat voor de aanpak van geweld tegen en moord op vrouwen het relevant is om te weten of hier (mede) sprake is van geweld vanwege gender;

verzoekt het kabinet te stimuleren dat in deze gevallen onderzocht wordt of gender een rol heeft gespeeld en dat mee te nemen in de impactmonitor, om effectiever gendergerelateerd geweld aan te kunnen pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wörsdörfer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 249 (28345).

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter. Dan een afsluitende opmerking, want het is niet alleen de afsluiting van een dag, maar zoals u weet voor mij ook een afsluiting. Ik heb hier met veel plezier over mkb, digitale economie en jeugdzorg gesproken, waarbij het idee is: veel naar buiten, luisteren, spreken met elkaar, zoeken naar wat de trends zijn achter bepaalde problemen, en die dan hier terug te brengen tot beleid en daar bij voorbeeld in moties je best voor te doen. Dat heb ik ook nu weer geprobeerd. Het was mij een eer en een genoegen om dat te hebben mogen doen, en ik dank u zeer dat ik hier nog even iets over mocht zeggen, voorzitter.

De voorzitter:
Natuurlijk en heel veel dank ook aan u.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Het is geheel wederzijds. Dat u hier met plezier hebt gestaan, heeft u ook steeds uitgestraald. Maar ik ga niks meer zeggen, want anders ben ik mijn tekst kwijt voor de afscheidsspeech straks. Fijn dat u er was.

Ik kijk even naar mevrouw Agema, maar zij ziet af van het woord.

Dan kijk ik naar de minister. Die verzoekt om een korte schorsing.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Dekker:
Voorzitter. Dank u wel. Dank ook voor de inbrengen in dit laatste VAO van vandaag. Het gaat over een belangrijk onderwerp, namelijk huiselijk geweld. Het is goed om dat VAO nog een keer te doen in deze samenstelling van de commissie. Ik ga direct over naar de moties. Ik zal die overigens mede namens mijn collega Blokhuis beantwoorden, die hier helaas vandaag niet kan zijn.

De motie op stuk nr. 238 gaat over het volledig uitvoeren van het rapport van Regioplan. Mijn collega Blokhuis heeft in het AO al aangegeven dat hij zelf zeer content is met dat rapport en dat hij ook met het overgrote deel van de aanbevelingen goed uit de voeten kan, maar dat hij er ook zeer veel waarde aan hecht om het te bespreken met heel veel partners in het veld. En om dan op voorhand te zeggen dat je, eigenlijk ongeacht wat daaruit komt, alle aanbevelingen overneemt, gaat ook weer een stap te ver. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 239 van mevrouw Van den Hul en mevrouw Bergkamp over bi-inclusieve preventie. Ik denk dat we daar nog veel op kunnen leren, dus ik kan goed uit de voeten met dit voorstel en laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Dan mis ik de derde motie, de motie op stuk nr. 240, kom ik nu achter. Dan schort ik die nog even op, tot die uit de banken komt. Kijk, daar is zij. De motie op stuk nr. 240 verzoekt de regering in gesprek te gaan met niet-overheidsorganisaties om te inventariseren welke extra financiële ondersteuning zij zouden kunnen krijgen. Ik begrijp de vraag heel goed, maar tegelijkertijd zitten heel veel van dit soort zorgfuncties op het vlak van gemeenten en zou het raar zijn om als Rijk daar zo in te springen. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 241, ook van mevrouw Van den Hul. Die vraagt om een nationaal rapporteur. We hebben al aangegeven, ook in het AO, dat er al verschillende instanties zijn die kunnen adviseren. Denk aan de Kinderombudsman, de Nationale ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens. Ook voor dit specifieke probleem dan weer een aparte nationaal rapporteur aanstellen, is in onze ogen niet nodig. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Die twee moties hebben dus met elkaar te maken. De minister zegt dat het heel erg op het gebied van gemeenten ligt, maar mijn verzoek in de motie op stuk nr. 240 is nou juist om in gesprek te gaan met alle organisaties die dus niet Veilig Thuis zijn om te inventariseren waar de nood ligt, want die komen daar dus heel vaak niet uit. Die vallen precies tussen wal en schip in de tussenregionale samenwerking en dat is precies de reden waarom een nationaal rapporteur nodig is. Want niet alles is landelijk en niet alles is lokaal. In die samenhang is er nu geen instantie die dat monitort.

Minister Dekker:
De mensen weten doorgaans heel goed de wegen te bewandelen om ofwel bij ons dan wel bij de wethouders jeugd, zorg of welzijn aan te kloppen. Ik constateer dat er twee moties liggen met twee vragen. De ene zegt: ga dan voor heel Nederland inventariseren waar die financiële tegemoetkoming aan die chatfuncties tekortschiet. Dat ligt echt op het terrein van gemeenten. Ik zou daar niet in willen treden.

De voorzitter:
Kort, tot slot.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik vind echt dat de minister hier nu wel heel makkelijk alle organisaties over één kam scheert en doet alsof dit heel veel organisaties zijn. Dat is gewoon niet waar. Er is een groot aantal organisaties die wel degelijk een bovenregionale functie hebben, die niet onder gemeentelijke regelingen vallen en die nu wel degelijk extra werkzaamheden verrichten doordat ze door corona meer werk hebben doordat de chatfuncties moeten inrichten en doordat opvanginstellingen die coronamaatregelen moeten regelen, net als wij hier in de Kamer moeten doen. Dus ja, dat is wel degelijk ook een bovenregionale functie, die niet altijd alleen maar in gemeenten gedaan kan worden. Dus daarom ook mijn verzoek om in gesprek te gaan, om te kijken waar we ze mee kunnen helpen.

De voorzitter:
Dat heeft u gezegd, ja.

Minister Dekker:
Dat sommige van deze organisaties een regionale functie hebben, betekent nog niet dat ze tussen wal en schip vallen. We hebben concreet het Centrum Seksueel Geweld bediscussieerd in het AO. Daarbij heb ik ook aangegeven dat in de financiering van die functie wordt voorzien. En dat is iets dat op het bordje van gemeenten ligt. Wij hebben intensieve gesprekken gevoerd, ook met de VNG, om dit op te pakken. Dus ik heb op dit moment ook geen indicatie van het probleem waar mevrouw Van den Hul precies op doelt. Welke organisaties zijn het dan? Ik heb dat ook niet van haar meegekregen in het AO. En ik denk dat veel van die organisaties wel degelijk ofwel onder VWS vallen — dan is het rijksgefinancierd — ofwel onder gemeenten. Maar in het laatste geval ligt het ook echt op dát bordje.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Dekker:
Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 242, waarin de regering wordt opgeroepen om jongeren meer te betrekken bij de ontwikkeling en de uitwerking van het beleid. Ik ben daar een groot voorstander van en ik kan het oordeel over die motie aan de Kamer laten.

Ik kom bij de motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 243, over opvanglocaties tijdens de schoolvakanties voor een kwetsbare doelgroep. Ik begrijp de vraag die hij stelt. Ik vind het ook belangrijk dat we daar goed naar kijken. Ik begrijp dat de staatssecretaris daarover inmiddels ook in gesprek is met de collega's van Onderwijs, als ook met de VNG, om te kijken wat daar mogelijk is. Wellicht kan ik de heer Van Gerven verleiden om de motie aan te houden, want die gesprekken zijn nog niet afgerond. En ik kan me voorstellen dat daar verschillende wensen op tafel komen, wellicht vanuit de bso, wellicht vanuit de onderwijsinstellingen. Om dan nu in deze sympathieke motie mee te gaan, is ook weer wat prematuur. Daarom kijk ik of ik de heer Van Gerven kan verleiden om de motie aan te houden. Want anders ben ik bang dat ik haar moet gaan ontraden, want de motie loopt een beetje vooruit op de oplossing.

De voorzitter:
Ik wil toch dat de minister eerst ook die andere motie van de heer Van Gerven van een oordeel voorziet. Daarna krijgt de heer Van Gerven het woord. Ik dacht aanvankelijk dat zijn moties allemaal al waren behandeld door de minister, maar dat is nog niet het geval. Gaat u verder met de laatste motie van de heer Van Gerven, die op stuk nr. 244.

Minister Dekker:
O, ik doe ze eerst allebei. De motie op stuk nr. 244 gaat over financiering, en over het ervoor zorgen dat er een structurele oplossing komt. Wij hebben met de gemeenten afgesproken dat we toewerken naar een zwaarwegend advies dat uiteindelijk op de tafel van de formateur moet komen te liggen. Dat is ook in gezamenlijkheid gebeurd met de gemeenten. Deze motie zegt: trek dat nog veel verder naar voren. Daar zou ik dus niet voor zijn. Daarom ontraad ik die motie.

De voorzitter:
Meneer Van Gerven stelt een korte vraag.

De heer Van Gerven (SP):
Mijn vraag gaat over de motie op stuk nr. 243. De minister heeft verzocht om die aan te houden. We zitten natuurlijk nog drie weken voor 17 maart, voor de verkiezingen, dus ik weet niet hoelang het duurt voordat er meer zicht is op de uitkomst van de gesprekken die gaande zijn. Kan de minister daar nog een aspect van tijd aan verbinden?

Minister Dekker:
Ik voer zelf die gesprekken niet; dit wordt door mijn collega van VWS gedaan. Ik vermoed niet dat die gesprekken zijn afgerond voor 17 maart. Nu is het natuurlijk zo dat er ook na 17 maart gewoon weer een Kamer zal zijn, en dat de vakantie waar de heer Van Gerven het over heeft, of in ieder geval de vakantie waarvan ik me kan voorstellen dat die het meest urgent is, namelijk de lange zomervakantie, nog wel even iets verder weg is. Ik heb echt het gevoel dat Blokhuis het thema zeer serieus oppakt. Deze motie zegt alleen: regel het op díé manier. Dat loopt gewoon een beetje vooruit op de oplossing.

De voorzitter:
De heer Van Gerven, tot slot.

De heer Van Gerven (SP):
Ik wil de motie aanhouden onder de toezegging van het lid Bergkamp dat zij de verdere uitwerking van de motie gaat bewaken. Dus dan moet het goed komen.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor zijn motie (28345, nr. 243) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Gaat u verder. Bij de heer Peters zijn we nu gekomen: de motie op stuk nr. 245.

Minister Dekker:
Ja, de motie op stuk nr. 245. Nu raak ik zelf de draad een beetje kwijt.

De voorzitter:
Nou, dat willen we niet.

Minister Dekker:
Ook die motie moet ik even uit een grotere stapel pakken.

De voorzitter:
Oké, en anders gaat u naar de motie op stuk nr. 246.

Minister Dekker:
Ik heb hier de motie op nr. 245, maar die is van mevrouw Bergkamp.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 246.

Minister Dekker:
Dat klopt niet helemaal in mijn administratie.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 245 van de heer Peters.

De voorzitter:
Ja, daar hebben we het over.

Minister Dekker:
Die vraagt om direct na maart te komen met een voorstel. Ik wil het graag ná maart nog eens breed consulteren met alle instanties in het veld. Dus als ik "direct" zo mag interpreteren dat ik na die consultaties met een voorstel uw kant op kom — dat moet lukken vóór de zomer — dan denk ik dat dit uitvoerbaar is en laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
De heer Peters is het ermee eens. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 246.

Minister Dekker:
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 246. Dat was die hele lange motie over het thema van psychisch geweld. Ik proef dat een groot deel van de Kamer, de commissie, dat een belangrijk onderwerp vindt, dat breder onderzocht wil hebben en wil kijken of strafbaarstelling iets toevoegt. Ik kan meegaan in deze motie. Ik zou haar dan ook oordeel Kamer willen geven, maar dan pak ik haar wel breder op. Ik vind het belangrijk dat we niet alleen maar kijken naar het aspect van strafbaarstelling, maar dat we ook breder kijken naar andere vormen van hulp, naar de werkbaarheid, en de mate waarin het herkend wordt in het veld, bij hulpverleningsorganisaties, maar ook bij handhavende organisaties. Als ik het zo mag opvatten, kan ik erin meegaan en laat ik het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 247. Ook die kan ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 248 idem dito.

De motie op stuk nr. 249 raakt weer aan dat punt van gender. Daar geldt eigenlijk het punt dat de discussie over dat Regioplan-onderzoek en de aanbevelingen daarin, onderdeel zijn van een bredere bespreking met allerlei organisaties in het veld. Wellicht kan ik ook de indieners van deze motie overhalen om de motie aan te houden. Ik sluit helemaal niet uit dat we hier goed mee uit de voeten kunnen, maar ik zou er behoefte aan hebben, althans, mijn collega zou er behoefte aan hebben, om dit gewoon ook eens even te toetsen, omdat moeilijk te overzien is wat dit precies vraagt van allerlei organisaties.

De voorzitter:
Meneer Wörsdörfer, u wilt de motie aanhouden?

De heer Wörsdörfer (VVD):
Allereerst wil ik zeggen dat dat heel jammer is, want dan kan ik er verder niks meer mee doen. Maar ik heb net al gezien dat mevrouw Bergkamp ingeschakeld kan worden om dat te monitoren.

De voorzitter:
Om dat in de gaten te houden.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Alleen, het gaat mij niet eens zozeer om het Regioplan-onderzoek en de voorstellen daarin. We hebben het er in het AO over gehad dat je moet weten, kennis moet hebben en op een rijtje moet hebben wat er gebeurd is, en dat je dan onderzoekt wat er gaande is geweest. Ik wil de motie dus wel aanhouden, maar ik wil wel nog een keer onderstrepen dat hoe dan ook dit natuurlijk erg relevant is, anders kunnen we niet effectief dat geweld bestrijden. Ik neem aan dat de minister dat wel met me eens is.

Minister Dekker:
Ik ben dat met de heer Wörsdörfer eens, maar tegelijkertijd kan ik moeilijk overzien wat de impact is van het standaard opnemen hiervan in zo'n impactmonitor. Dit is voor een deel toch ook specialistenwerk. Vandaar net als bij dat Regioplanonderzoek een positieve insteek, maar graag de ruimte om dit nog te kunnen bespreken met alle organisaties.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering tot 18.45 uur. Dan gaan we stemmen. Dat zijn de laatste stemmingen.

De vergadering wordt van 17.54 uur tot 18.45 uur geschorst.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Aan de orde zijn de stemmingen, maar ik geef eerst mevrouw Dik-Faber het woord.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel. Ik wil graag twee moties aanhouden. Dat is onder punt 12 de motie op stuk nr. 365 over microplastics. Ik wacht namelijk nog op de administratie van het ministerie van VWS. Onder punt 17 gaat het over de motie op stuk nr. 157 over donorkinderen.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor haar motie (29323, nr. 157) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor haar motie (30175, nr. 365) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming Algehele herziening van het Reglement van Orde

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel tot algehele herziening van het Reglement van Orde (35322).

(Zie vergadering van 10 februari 2021.)

In stemming komt het amendement-Van der Molen c.s. (stuk nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van der Molen/Omtzigt (stuk nr. 36, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, het CDA, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 36 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dijkhoff c.s. (stuk nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen/Özütok (stuk nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen/Kuiken (stuk nr. 39, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de PVV en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 39 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen (stuk nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, 50PLUS, D66, de SGP, de PVV en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Molen (stuk nr. 30, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, DENK en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 30 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Markuszower (stuk nr. 37, I) tot het invoegen van een artikel 7.30a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, de PvdD, 50PLUS, DENK, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 37 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Sjoerdsma c.s. (stuk nr. 24, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 24 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Markuszower (stuk nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, Krol, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Markuszower (stuk nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Meenen/Bisschop (stuk nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van der Molen/Omtzigt (stuk nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

De heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij hadden voor het amendement-Van Meenen/Bisschop op stuk nr. 19 willen stemmen, maar dat is niet goed gegaan.

De voorzitter:
Nee, en deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen/Özütok (stuk nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de PVV en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Gent (stuk nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Özütok/Van Meenen (stuk nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Gent/Bisschop (stuk nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Meenen (stuk nr. 26) tot het invoegen van een artikel 14.5.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Molen/Van Meenen (stuk nr. 31) tot het invoegen van een artikel 15.20a.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het voorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van der Molen c.s. (stuk nr. 25), de amendementen-Van der Molen/Omtzigt (stuk nrs. 36, I en II), het amendement-Dijkhoff c.s. (stuk nr. 28), het gewijzigde amendement-Van Meenen/Özütok (stuk nr. 32), de nader gewijzigde amendementen-Sjoerdsma c.s. (stuk nrs. 24, I tot en met IV), het amendement-Van der Molen/Omtzigt (stuk nr. 35), het amendement-Van Gent (stuk nr. 29), het gewijzigde amendement-Van Gent/Bisschop (stuk nr. 23) en het gewijzigde amendement-Van der Molen/Van Meenen (stuk nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel voor te besluiten dat dit herziene reglement in werking treedt op de dag waarop de nieuw gekozen Kamer voor de eerste keer samenkomt.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Algehele herziening van het Reglement van Orde

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het voorstel tot algehele herziening van het Reglement van Orde,

te weten:

  • de motie-Van der Molen over een digitaal geheugen bij het Reglement van Orde (35322, nr. 42);
  • de motie-Van Gent c.s. over een werkgroep voor onderzoek naar effectief opereren in tijden van crisissituaties (35322, nr. 43);
  • de motie-Van Meenen/Van der Molen over voorstellen die een oplossing kunnen vormen voor de huidige eindtijden van Kamerdebatten (35322, nr. 44);
  • de motie-Van Meenen over een experiment met alleen nog het dictum van moties voorlezen (35322, nr. 45);
  • de motie-Van Meenen over bij externe publicatie van stemmingsuitslagen van moties alleen motienummers en indieners vermelden (35322, nr. 46);
  • de motie-Bisschop c.s. over uitwerking van de aanbevelingen van de werkgroep Herziening Reglement van Orde (35322, nr. 47).

(Zie vergadering van 10 februari 2021.)

In stemming komt de motie-Van der Molen (35322, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gent c.s. (35322, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen/Van der Molen (35322, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (35322, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Ik wou dat de heer Van Meenen hier zat, want hij heeft het echt ongelofelijk verdedigd.

In stemming komt de motie-Van Meenen (35322, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66 en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop c.s. (35322, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Deze motie wel, ja.


Stemming Wet implementatie richtlijnen elektronische handel

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel) (35527).

(Zie wetgevingsoverleg van 11 februari 2021.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, Krol, GroenLinks, 50PLUS, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Wet implementatie richtlijnen elektronische handel

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel),

te weten:

  • de motie-Lodders c.s. over ICT als aandachtsgebied van de op te richten inspectie op de Belastingdienst (35527, nr. 12).

(Zie wetgevingsoverleg van 11 februari 2021.)

In stemming komt de motie-Lodders c.s. (35527, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Ouderschap en adoptie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Ouderschap en adoptie (31265, nr. 75),

te weten:

  • de motie-Bergkamp/Van den Berge over een wetsvoorstel dat eenvoudige adoptie mogelijk maakt (31265, nr. 80).

(Zie vergadering van 11 februari 2021.)

De voorzitter:
De motie-Bergkamp/Van den Berge (31265, nr. 80) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in december 2019 het onderzoeksrapport verscheen: "Eenvoudige adoptie van pleegkinderen";

constaterende dat de onderzoekers aangeven dat eenvoudige adoptie van pleegkinderen het overwegen waard is, omdat het tegemoetkomt aan een deel van de behoeften en wensen van pleegouders;

overwegende dat dit onderzoek is gedaan onder een relatief grote groep pleegouders, maar in beperkte mate met pleegkinderen en niet met de "oorspronkelijke" ouders is gesproken;

van mening dat een aanvullend onderzoek naar meer betrokkenen een waardevolle toevoeging kan zijn om verder te bepalen of eenvoudige adoptie een gewenste nieuwe juridische mogelijkheid is in het familierecht;

verzoekt het kabinet om aan de onderzoekers te vragen in 2021 een vervolgonderzoek te starten aan de hand van de vragen of eenvoudige adoptie tegemoetkomt aan de behoeften en belangen van (voormalige) pleegkinderen, geadopteerde pleegkinderen en indien mogelijk de "oorspronkelijke" ouders en wat voor hen de eventuele voor- en nadelen zijn van de invoering van eenvoudige adoptie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90, was nr. 80 (31265).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp/Van den Berge (31265, nr. 90, was nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Samenvoeging gemeenten Landerd en Uden

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden (35619).

(Zie vergadering van 11 februari 2021.)

De voorzitter:
Het amendement-Van der Molen/Özütok (stuk nr. 7) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Molen/Özütok (stuk nr. 12) tot het invoegen van een artikel 8a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Van der Molen/Özütok (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Bepalingen inzake het lidmaatschap van de Europese Unie

Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van de leden Verhoeven en Jetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van bepalingen inzake het lidmaatschap van de Europese Unie (35202-(R2126)).

(Zie vergadering van 11 februari 2021.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, 50PLUS en D66 voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.


Stemmingen moties Ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 24 februari 2021

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus,

te weten:

  • de motie-Wilders over per omgaande beginnen met de vaccinatie van 65- tot 70-jarigen (25295, nr. 998);
  • de motie-Wilders/Van Haga over de mogelijkheid voor horeca, winkels en bouwmarkten om open te gaan (25295, nr. 999);
  • de motie-Wilders over bewerkstelligen dat de terrassen weer open mogen (25295, nr. 1000);
  • de motie-Wilders over het laten doorgaan van Koningsdag 2021 (25295, nr. 1001);
  • de motie-Pieter Heerma/Dijkhoff over bezien hoe terrassen veilig en verantwoord open kunnen (25295, nr. 1003);
  • de motie-Jetten/Segers over maatregelen voor veilig fysiek onderwijs in het hoger onderwijs (25295, nr. 1004);
  • de motie-Klaver c.s. over de partnertoets in de Tozo schrappen (25295, nr. 1005);
  • de motie-Klaver c.s. over het hbo en wo ruimte geven voor anderhalvemeteronderwijs (25295, nr. 1006);
  • de motie-Marijnissen c.s. over hiaten binnen het steunpakket in kaart brengen (25295, nr. 1007);
  • de motie-Marijnissen c.s. over een opbouwplan voor versterking van de zorg (25295, nr. 1008);
  • de motie-Ploumen c.s. over een eenmalige crisistoelage voor zelfstandigen en kleine ondernemers (25295, nr. 1009);
  • de motie-Ploumen c.s. over een onderzoek naar negatieve gevolgen van de partnertoets bij de Tozo (25295, nr. 1010);
  • de motie-Van der Staaij/Sazias over het bezoekadvies wijzigen in "contact met één ander huishouden per dag" (25295, nr. 1011);
  • de motie-Van der Staaij/Stoffer over meer maatwerk met betrekking tot kopen op afspraak (25295, nr. 1012);
  • de motie-Kuzu/Van Haga over het openen van sportscholen die voldoen aan de nodige preventiemaatregelen (25295, nr. 1013);
  • de motie-Kuzu/Van Kooten-Arissen over de endemische status van COVID-19 erkennen (25295, nr. 1014);
  • de motie-Kuzu over het vaccineren van daklozen, ongedocumenteerden en bewoners van asielzoekerscentra (25295, nr. 1015);
  • de motie-Sazias/Jetten over meer inzicht voor burgers wanneer zij aan de beurt zijn voor vaccinatie (25295, nr. 1016);
  • de motie-Sazias/Van Otterloo over een OMT-advies vragen over de risico's van de verkiezingen (25295, nr. 1017);
  • de motie-Van Haga/Baudet over alle vrijheidsbeperkende coronamaatregelen onmiddellijk beëindigen (25295, nr. 1018);
  • de motie-Van Haga/Wilders over non-foodmarktkramen (25295, nr. 1019);
  • de motie-Van Haga/Kuzu over een gratis certificaat na een PCR-test (25295, nr. 1020);
  • de motie-Van Haga/Kuzu over alle RIVM-modellen openbaar maken (25295, nr. 1021);
  • de motie-Van Haga/Krol over de bijwerkingen van de verschillende coronavaccins monitoren (25295, nr. 1022);
  • de motie-Krol over markten met spoed openen voor alle marktkooplui (25295, nr. 1023);
  • de motie-Van Kooten-Arissen/Kuzu over een nieuwe routekaart voor de middellange termijn (25295, nr. 1024).

(Zie vergadering van 24 februari 2021.)

De voorzitter:
De motie-Van Kooten-Arissen/Kuzu (25295, nr. 1024) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat corona een endemische ziekte wordt zolang het kabinet niet structureel inzet op het volledig indammen van het coronavirus;

overwegende dat corona niet verdwenen is nadat iedereen gevaccineerd is;

overwegende dat voor corona zijn intrede deed, de zorg al onder hoge druk staat in het winterseizoen, waarbij de druk op de zorg jaarlijks verder toeneemt wanneer corona een onderdeel wordt van de virussen in het winterseizoen;

overwegende dat maatregelen worden getroffen op aanwijzing van de minister van VWS omdat corona behoort tot groep A van de infectieziekten, maar in de toekomst onderdeel kan worden van groep B of C, waarbij de verantwoordelijkheid bij de burgemeesters komt te liggen;

van mening dat de samenleving en volksgezondheid zo goed mogelijk voorbereid moeten worden op een terugkerende impact van corona;

verzoekt de regering om een nieuwe routekaart voor de middellange termijn op te stellen waarbij inzichtelijk wordt gemaakt per alarmeringsfase:

1. wat de beschikbare maatregelen zijn ter voorkoming van verspreiding;
2. bij welke indicatoren of situaties deze kunnen worden overwogen;
3. bij welke indicatoren of situaties deze maatregelen mogelijk weer afgeschaald kunnen worden;
4. bij welke situaties de verantwoordelijkheid voor de bestrijding ligt bij de burgemeesters respectievelijk de veiligheidsregio's respectievelijk de minister;

verzoekt de regering om inzichtelijk te maken hoe de GGD'en en veiligheidsregio's structureel worden toegerust om corona jaarlijks te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1027, was nr. 1024 (25295).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De motie-Krol (25295, nr. 1023) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het coronavirus in de buitenlucht minder makkelijk verspreid wordt dan binnenshuis;

overwegende dat op de markt momenteel alleen de kramen met etenswaren open mogen zijn;

verzoekt de regering de opening van markten voor non-foodproducten mee te nemen in een stap-voor-stapplan en te bezien onder welke voorwaarden opening binnen de epidemiologische context mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1028, was nr. 1023 (25295).

Op verzoek van de heer Krol stel ik voor zijn gewijzigde motie (25295, nr. 1028, was nr. 1023) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Wilders (25295, nr. 998).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, 50PLUS, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wilders/Van Haga (25295, nr. 999).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wilders (25295, nr. 1000).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, 50PLUS, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wilders (25295, nr. 1001).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de fractie van Van Kooten-Arissen ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma/Dijkhoff (25295, nr. 1003).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jetten/Segers (25295, nr. 1004).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klaver c.s. (25295, nr. 1005).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klaver c.s. (25295, nr. 1006).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Marijnissen c.s. (25295, nr. 1007).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Marijnissen c.s. (25295, nr. 1008).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ploumen c.s. (25295, nr. 1009).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ploumen c.s. (25295, nr. 1010).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Sazias (25295, nr. 1011).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, de PvdD, 50PLUS, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Stoffer (25295, nr. 1012).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, Krol, de PvdD, 50PLUS, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu/Van Haga (25295, nr. 1013).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, de PvdD, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu/Van Kooten-Arissen (25295, nr. 1014).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (25295, nr. 1015).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sazias/Jetten (25295, nr. 1016).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sazias/Van Otterloo (25295, nr. 1017).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS en Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Baudet (25295, nr. 1018).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Wilders (25295, nr. 1019).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Kuzu (25295, nr. 1020).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Kuzu (25295, nr. 1021).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Krol (25295, nr. 1022).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De gewijzigde motie op stuk nr. 1023 is aangehouden.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Kooten-Arissen/Kuzu (25295, nr. 1027, was nr. 1024).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Ontwerpbesluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Ontwerpbesluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet (33118, nr. 174),

te weten:

  • de motie-Smeulders c.s. over de Omgevingswet niet invoeren per 1 januari 2022 (33118, nr. 178);
  • de motie-Smeulders over de innovatiekracht van Noord-Brabant en Brainport inzetten bij het tegengaan van klimaatverandering (33118, nr. 179);
  • de motie-Nijboer c.s. over dekking voor het bevriezen van de huren door het verlagen van de BIK met 200 miljoen (33118, nr. 180);
  • de motie-Van Gerven/Smeulders over een noodfonds voor onvoorziene kosten voor gemeenten, provincies en waterschappen (33118, nr. 181).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Smeulders c.s. (33118, nr. 178).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smeulders (33118, nr. 179).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (33118, nr. 180).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Smeulders (33118, nr. 181).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Vereenvoudiging bekostiging vo

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Vereenvoudiging bekostiging vo (31289, nr. 435),

te weten:

  • de motie-Westerveld/Rudmer Heerema over het verhogen van de maximumtoeslag voor een kleine geïsoleerde brede scholengemeenschap naar €800.000 (31289, nr. 445);
  • de motie-Van Meenen over het gelijkstellen van brede scholengemeenschappen met twee locaties binnen een beperkte straal aan die met één locatie (31289, nr. 446).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Westerveld/Rudmer Heerema (31289, nr. 445).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (31289, nr. 446).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Mbo en praktijkonderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Mbo en praktijkonderwijs,

te weten:

  • de motie-Van Meenen/Van den Hul over het bestaande aanbod van entreeopleidingen in het praktijkonderwijs wettelijk verankeren (31289, nr. 447);
  • de motie-Van den Berge c.s. over onderzoek doen naar hoeveel leerlingen de entreeopleiding niet volgen vanwege financiële redenen (31289, nr. 448);
  • de motie-Van den Berge over niet onverkort toepassen van het bindend studieadvies in dit door corona getekende studiejaar (31289, nr. 449);
  • de motie-Beertema over docenten van praktijkscholen zelf entree-examens laten afnemen (31289, nr. 450);
  • de motie-Beertema over praktijkonderwijs als instroomniveau expliciet opnemen in alle adviezen (31289, nr. 451);
  • de motie-Kuik/Smals over in kaart brengen van knelpunten bij het volgen van keuzedelen bij een andere instelling (31289, nr. 452);
  • de motie-Futselaar/Van den Berge over ervoor zorgen dat de kosten voor de aanvraag van een vog niet voor rekening van de mbo-student komen (31289, nr. 453).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Meenen/Van den Hul (31289, nr. 447).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berge c.s. (31289, nr. 448).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berge (31289, nr. 449).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beertema (31289, nr. 450).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beertema (31289, nr. 451).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuik/Smals (31289, nr. 452).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Futselaar/Van den Berge (31289, nr. 453).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Leefomgeving

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Leefomgeving,

te weten:

  • de motie-Van den Berge/Kröger over een algemeen verbod op de verkoop en ontsteking van consumentenvuurwerk (30175, nr. 357);
  • de motie-Van den Berge/Kröger over scenario's voor de hersanering van het EMK-gifterrein (30175, nr. 358);
  • de motie-Van Esch c.s. over handhavingsinstrumenten die gericht zijn op het aanpakken van houtstook (30175, nr. 359);
  • de motie-Van Esch c.s. over geen nieuwe subsidies voor houtige biomassa (30175, nr. 360);
  • de motie-Van Esch c.s. over gemeenten stimuleren om vaker te kiezen voor natuurgras (30175, nr. 361);
  • de motie-Van den Anker/Ziengs over het oordeel van het Ctgb volgen bij toelating en gebruik van middelen buiten de landbouw (30175, nr. 362);
  • de motie-Van den Anker c.s. over het aantal deelnemers van de samenwerkingsverklaring Asbest vergroten (30175, nr. 363);
  • de motie-Dik-Faber over vezelverlies van kleding minimaliseren (30175, nr. 364);
  • de motie-Van Eijs/Von Martels over vanaf 2025 het afval op alle scholen in het primair onderwijs gescheiden inleveren (30175, nr. 366);
  • de motie-Laçin/Van Esch over in gesprek gaan met vertegenwoordigers van omwonenden van Tata Steel (30175, nr. 367);
  • de motie-Laçin/Van Esch over de asbestdakensanering onderdeel laten zijn van de coalitieonderhandelingen (30175, nr. 368);
  • de motie-Moorlag over de lichthinder van hoge windturbines wegnemen (30175, nr. 370).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Van den Berge/Kröger (30175, nr. 357) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van den Berge, Kröger en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 371, was nr. 357 (30175).

De motie-Van Esch c.s. (30175, nr. 360) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Esch, Van Raan, Sienot, Dik-Faber, Laçin en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 372, was nr. 360 (30175).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van den Berge c.s. (30175, nr. 371, was nr. 357).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berge/Kröger (30175, nr. 358).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Esch c.s. (30175, nr. 359).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Esch c.s. (30175, nr. 372, was nr. 360).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Esch c.s. (30175, nr. 361).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Dank aan de collega's voor het aannemen van de motie op stuk nr. 360 over biomassa, een belangrijke motie. Met name de heer Sienot wil ik bedanken. Graag een brief binnen een week — het is urgent — over hoe het kabinet deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Van den Anker/Ziengs (30175, nr. 362).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, DENK, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Anker c.s. (30175, nr. 363).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (30175, nr. 364).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Eijs/Von Martels (30175, nr. 366).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laçin/Van Esch (30175, nr. 367).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Laçin/Van Esch (30175, nr. 368).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Moorlag (30175, nr. 370).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. De motie op stuk nr. 180 onder punt 9, over de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet, die ik samen met mevrouw Beckerman en de heer Smeulders heb ingediend, is aangenomen. De Kamer is nog missionair, dus wil ik heel graag een brief van het kabinet vóór het wetgevingsoverleg Wonen van volgende week over hoe het deze motie gaat uitvoeren voor dekking van de huurbevriezing uit de BIK.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Armoede- en schuldenbeleid,

te weten:

  • de motie-Jasper van Dijk c.s. over een landelijke vrijstelling van giften voor mensen in de bijstand (24515, nr. 580);
  • de motie-Jasper van Dijk over een compensatieloket (24515, nr. 581);
  • de motie-Jasper van Dijk over het uitsluiten van daklozen, mantelzorgers en jongeren van de kostendelersnorm (24515, nr. 582);
  • de motie-Jasper van Dijk over het aanvullen van de jongerenuitkering tot een volwaardige uitkering (24515, nr. 583);
  • de motie-Jasper van Dijk over het verhogen van het minimumloon naar €14 per uur (24515, nr. 584);
  • de motie-Gijs van Dijk over uitspreken om na de verkiezingen minimumloon, AOW en bijstand fors te verhogen (24515, nr. 585);
  • de motie-Gijs van Dijk over het verdubbelen van het budget om kinderen uit de armoede te krijgen (24515, nr. 586);
  • de motie-Gijs van Dijk/Bruins over borgen dat doorverkochte vorderingen altijd herleidbaar zijn tot de oorspronkelijke vordering (24515, nr. 587);
  • de motie-Renkema over een hervorming van de Participatiewet waarbij vertrouwen de basis is (24515, nr. 588);
  • de motie-Van Brenk/Peters over in gesprek gaan met de werkgroep bestaanszekerheid van KBO-Brabant (24515, nr. 589);
  • de motie-Peters/Bruins over het aanpassen van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen (24515, nr. 590);
  • de motie-Kuzu over het verder verlagen van de maximale kredietrente in de richting van 2% (24515, nr. 591);
  • de motie-Kuzu over het bekijken van de Finse aanpak van dakloosheid (24515, nr. 592);
  • de motie-Kuzu over het oormerken van de middelen voor de bestrijding van armoede onder kinderen (24515, nr. 593);
  • de motie-Van Beukering-Huijbregts over het samenvoegen van het minnelijk traject en de Wsnp (515, nr. 594);
  • de motie-Van Beukering-Huijbregts over het uitstellen van de verhoging van de tarieven van gerechtsdeurwaarders (24515, nr. 595);
  • de motie-Wörsdörfer over mogelijkheden en belemmeringen in kaart brengen voor werkgevers van mensen met schulden (24515, nr. 596);
  • de motie-Wörsdörfer over scenario's voor kleine ondernemers die schuldeiser zijn (24515, nr. 597);
  • de motie-Wörsdörfer/Kuzu over consumentenbescherming bij telemarketing op basis van algoritmen (24515, nr. 598).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 582) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jongeren van 21 in veel gemeenten nog geen zicht hebben op
een sociale huurwoning;

overwegende dat de kostendelersnorm ongunstig uitpakt voor jongeren,
mantelzorgers en daklozen;

verzoekt de regering een voorstel te doen om daklozen, mantelzorgers en kwetsbare
jongeren tot en met 27 jaar uit te zonderen van de kostendelersnorm,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 599, was nr. 582 (24515).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk c.s. (24515, nr. 580).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 581).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 599, was nr. 582).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, de ChristenUnie en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 583).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 584).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk (24515, nr. 585).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk (24515, nr. 586).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk/Bruins (24515, nr. 587).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Renkema (24515, nr. 588).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Peters (24515, nr. 589).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peters/Bruins (24515, nr. 590).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. 591).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. 592).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. 593).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Beukering-Huijbregts (515, nr. 594).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Beukering-Huijbregts (24515, nr. 595).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wörsdörfer (24515, nr. 596).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wörsdörfer (24515, nr. 597).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wörsdörfer/Kuzu (24515, nr. 598).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Initiatiefnota van het lid Diertens over een gezonde leefstijl

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Initiatiefnota van het lid Diertens over een gezonde leefstijl,

te weten:

  • de motie-Van Esch/Renkema over een verbod op alle vormen van reclame gericht op kinderen onder de 18 jaar (35655, nr. 4);
  • de motie-Van Gerven/Hijink over een integraal plan om gezonde leefomstandigheden te realiseren (35655, nr. 5);
  • de motie-Renkema over een quickscan prijsmechanismen (35655, nr. 6);
  • de motie-Renkema over een wenselijke infrastructuur voor de publieke gezondheidszorg (35655, nr. 7);
  • de motie-Belhaj c.s. over een voorstel om een nationaal rapporteur gezond leven aan te stellen (35655, nr. 8);
  • de motie-Belhaj c.s. over een ongelijk speelveld voor producenten en verkopers van gezondere levensmiddelen (35655, nr. 9);
  • de motie-Kuik/Diertens over het aanpassen van de Reclamecode Voor Voedingsmiddelen (35655, nr. 10);
  • de motie-Bolkestein over in overleg gaan met de alcoholbranche over alcoholreclame (35655, nr. 11).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Esch/Renkema (35655, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Hijink (35655, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Renkema (35655, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Renkema (35655, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Belhaj c.s. (35655, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj c.s. (35655, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuik/Diertens (35655, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bolkestein (35655, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Initiatiefnota van de leden Sazias, Van den Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk profiel

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Initiatiefnota van de leden Sazias, Van den Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk profiel,

te weten:

  • de motie-Van Brenk/Sazias over de uitgebreide DNA-test voor patiënten met uitgezaaide kanker opnemen als te vergoeden zorg (35383, nr. 4);
  • de motie-Renkema over het uitbreiden van het programma veelbelovende zorg (35383, nr. 5);
  • de motie-Kuik/Sazias over een eenduidig protocol voor het verwerken en verstrekken van data (35383, nr. 6);
  • de motie-Wörsdörfer over de bekostigingsmethodiek voor doorontwikkeling van moleculaire diagnostiek jaarlijks toetsen (35383, nr. 7);
  • de motie-Wörsdörfer over het Zorginstituut vragen jaarlijks de inzet van moleculaire diagnostiek te bezien (35383, nr. 8).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Brenk/Sazias (35383, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Renkema (35383, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuik/Sazias (35383, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wörsdörfer (35383, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wörsdörfer (35383, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Toekomstvisie transgenderzorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Toekomstvisie transgenderzorg (31016, nr. 295),

te weten:

  • de motie-Bergkamp over evaluatie van de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch (31016, nr. 337);
  • de motie-Bergkamp/Renkema over met zorgverzekeraars en zorgaanbieders in gesprek gaan om het zorgaanbod te versnellen (31016, nr. 338);
  • de motie-Bergkamp over in gesprek gaan met de VNG over jongeren met genderissues (31016, nr. 339);
  • de motie-Stoffer over onderzoek of beleidswijzigingen ten aanzien van minderjarigen nodig zijn (31016, nr. 340);
  • de motie-Van Gerven over met kinderartsen in gesprek gaan over de wachttijden in de transgenderzorg (31016, nr. 341);
  • de motie-Van Gerven over per direct een actieteam inschakelen voor het probleem van de wachttijden in de transgenderzorg (31016, nr. 342).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Bergkamp (31016, nr. 337).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, het CDA, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Renkema (31016, nr. 338).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp (31016, nr. 339).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stoffer (31016, nr. 340).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, DENK, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (31016, nr. 341).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (31016, nr. 342).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Zwangerschap en geboorte

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Zwangerschap en geboorte,

te weten:

  • de motie-Kuiken over anticonceptie opnemen in het basispakket (29323, nr. 147);
  • de motie-Kuiken/Agema over afschaffen van de eigen bijdrage voor de poliklinische bevalling zonder medische indicatie (29323, nr. 148);
  • de motie-Kuiken/Ellemeet over een regeling voor een inkomensgrens voor de eigen bijdrage kraamzorg (29323, nr. 149);
  • de motie-Van Gerven over de onderhandelingen omtrent de toeslag voor eerstelijnsverpleegkundigen (29323, nr. 150);
  • de motie-Van Gerven/Bergkamp over het experiment bekostiging integrale geboortezorg verlengen tot 2023 (29323, nr. 151);
  • de motie-Ellemeet/Ploumen over afschaffen van de beraadtermijn van vijf dagen voor abortus (29323, nr. 152);
  • de motie-Van den Berg/Bergkamp over de integrale geboortezorg nauwgezet monitoren (29323, nr. 153);
  • de motie-Van den Berg/Bergkamp over onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van extra kraamzorg bij (zeer) kwetsbare gezinnen (29323, nr. 154);
  • de motie-Bergkamp over ruimte die bestaat voor experimenten met andere vormen van bekostiging onder de aandacht brengen van alle veldpartijen (29323, nr. 155);
  • de motie-Laan-Geselschap/Tellegen over onderzoeken of prenatale screening aangemerkt kan worden als reguliere medische zorg (29323, nr. 156);
  • de motie-Stoffer/Van der Graaf over de lessen uit het onderzoek naar misstanden rond adoptie ook ter harte nemen bij nieuwe vormen van gezinsvorming (29323, nr. 158).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Bergkamp (29323, nr. 155) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Bergkamp en Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159, was nr. 155 (29323).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Kuiken (29323, nr. 147).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuiken/Agema (29323, nr. 148).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuiken/Ellemeet (29323, nr. 149).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29323, nr. 150).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Bergkamp (29323, nr. 151).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet/Ploumen (29323, nr. 152).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berg/Bergkamp (29323, nr. 153).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berg/Bergkamp (29323, nr. 154).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp/Laan-Geselschap (29323, nr. 159, was nr. 155).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laan-Geselschap/Tellegen (29323, nr. 156).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, Krol, GroenLinks, 50PLUS, DENK, D66, de VVD, het CDA, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stoffer/Van der Graaf (29323, nr. 158).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, DENK, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Handreiking Kindzorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Handreiking Kindzorg,

te weten:

  • de motie-Bergkamp over extern onderzoek naar de bestaanszekerheid van ouders van ernstig zieke kinderen (34104, nr. 322);
  • de motie-Bergkamp over input van ouders, kind en hoofdbehandelaar meenemen bij de indicatiestelling intensieve kindzorg (34104, nr. 323);
  • de motie-Bergkamp over een werkgroep voor ouders die informele zorg leveren aan hun kind met een complexe intensieve zorgvraag (34104, nr. 324);
  • de motie-Agema c.s. over zeer ernstig zieke kinderen uitzonderen van de herschreven Handreiking Kindzorg (34104, nr. 325);
  • de motie-Westerveld/Kerstens over één website over kindzorg in begrijpelijke taal (34104, nr. 326);
  • de motie-Kerstens over naast de onderlinge verhoudingen ook inhoudelijke aspecten meenemen in het bemiddelingstraject (34104, nr. 327);
  • de motie-Kerstens over de indicerende partij niet tegelijkertijd de zorgverlenende partij laten zijn (34104, nr. 328);
  • de motie-Van Gerven/Hijink over regelen dat zorgverzekeraars zich niet mengen in indicaties van ernstig zieke kinderen die gesteld zijn door kinderartsen in overleg met ouders (34104, nr. 329);
  • de motie-Laan-Geselschap c.s. over onderzoeken van belemmeringen bij zorgverzekeraars om een meerjarige indicatie af te geven (34104, nr. 330).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Bergkamp (34104, nr. 322).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp (34104, nr. 323).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp (34104, nr. 324).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agema c.s. (34104, nr. 325).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Kerstens (34104, nr. 326).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens (34104, nr. 327).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens (34104, nr. 328).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Hijink (34104, nr. 329).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laan-Geselschap c.s. (34104, nr. 330).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over de tijdelijke testsamenleving

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Initiatiefnota van de leden Klaver en Kröger over de tijdelijke testsamenleving,

te weten:

  • de motie-Ellemeet/Klaver over lessen trekken uit lokale populatietesten (35653, nr. 4);
  • de motie-Ellemeet/Klaver over middelen beschikbaar stellen opdat meer positieve testuitslagen verspreid over het land worden gesequencet (35653, nr. 5);
  • de motie-Van Gerven over het principe van een testsamenleving meenemen bij het opstellen van de nieuwe routekaart (35653, nr. 6);
  • de motie-Van den Berg c.s. over een handreiking door deskundigen voor herhaald preventief testen met antigeentesten bij mensen zonder klachten (35653, nr. 7).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Ellemeet/Klaver (35653, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet/Klaver (35653, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

"Gesequencet" staat er in de omschrijving. Hoe verzinnen jullie dit? Ik heb nog zo opgelet dat er geen Engelse woordjes tussendoor zouden glippen, en toch is het gelukt.

In stemming komt de motie-Van Gerven (35653, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berg c.s. (35653, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Meneer Van Gerven?

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. De motie-Van Gerven/Hijink op stuk nr. 329 (34104) onder punt 18, over de Handreiking Kindzorg, is aangenomen, met dank aan de Kamer, terwijl de minister haar ontraden had. Ik wil graag een reactie van het kabinet hoe het die motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Was dit nou uw laatste opmerking in de plenaire zaal, meneer Van Gerven?

De heer Van Gerven (SP):
Dit is uitlokking. Ik vrees van niet.

(Hilariteit)

De voorzitter:
O, fijn.


Stemmingen moties Raad Buitenlandse Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Raad Buitenlandse Zaken,

te weten:

  • de motie-Karabulut c.s. over zich in EU-verband inspannen en publiekelijk uitspreken voor vrijlating van gekozen parlementariërs (21501-02, nr. 2272);
  • de motie-Karabulut c.s. over in 2022 geen afvaardiging van de regering naar het WK in Qatar sturen (21501-02, nr. 2273);
  • de motie-Karabulut over niet instemmen met de Europese Vredesfaciliteit (21501-02, nr. 2274);
  • de motie-Voordewind c.s. over nederland zo spoedig mogelijk zijn eerlijke aandeel van de 4000 alleenstaande minderjarige asielzoekers vanuit Griekenland naar Nederland laten herplaatsen (21501-02, nr. 2275);
  • de motie-Voordewind/Bruins over geen onderscheid maken bij etikettering van producten afkomstig uit gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben (21501-02, nr. 2276);
  • de motie-Voordewind c.s. over erkennen van de Armeense genocide (21501-02, nr. 2277);
  • de motie-Van Ojik/Sjoerdsma over op hoog politiek niveau bij de Ethiopische regering interveniëren (21501-02, nr. 2278);
  • de motie-Van Ojik/Van den Nieuwenhuijzen over alle Nederlandse bedrijven met activiteiten in China oproepen hun toeleveringsketens te onderzoeken op mogelijke links met de onderdrukking van Oeigoeren (21501-02, nr. 2279);
  • de motie-Van Helvert/Sjoerdsma over binnen de Europese Unie pleiten voor concretere afspraken met China wat betreft de verbetering van de mensenrechtensituatie (21501-02, nr. 2280);
  • de motie-Van Helvert/Voordewind over maximale inspanning voor de vrijlating of overdracht van Armeense krijgsgevangenen en gevangengenomen burgers door Azerbeidzjan (21501-02, nr. 2281);
  • de motie-Van Helvert over pleiten voor meer druk richting Ethiopië om het geweld te beëindigen (21501-02, nr. 2282);
  • de motie-Sjoerdsma c.s. over de Rijksrecherche inschakelen om het mogelijke lek uit het Poch-onderzoek te onderzoeken (21501-02, nr. 2283);
  • de motie-Sjoerdsma c.s. over uitspreken dat in China genocide plaatsvindt op de Oeigoerse minderheid (21501-02, nr. 2284);
  • de motie-Sjoerdsma c.s. over het Internationaal Olympisch Comité oproepen de Olympische spelen van 2022 te verplaatsen (21501-02, nr. 2285);
  • de motie-Kuzu over een zaak tegen China aanspannen bij het Internationaal Gerechtshof (21501-02, nr. 2286);
  • de motie-Kuzu over per direct stoppen van de economische samenwerking met aan het Myanmarese leger gelieerde organisaties en bedrijfsstructuren (21501-02, nr. 2287);
  • de motie-Kuzu over palestina als onafhankelijke staat erkennen (21501-02, nr. 2288);
  • de motie-Kuzu over hekelen van de opstelling van Israël als het gaat om vaccinatiebeleid (21501-02, nr. 2289).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Kuzu (21501-02, nr. 2286) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat China al jarenlang de Oeigoeren stelselmatig onderdrukt en gevangenneemt in zogeheten werkkampen;

overwegende dat het gedrag van China onacceptabel is en dat Nederland alles op alles moet zetten om China te belemmeren in het plegen van misdaden tegen de mensheid;

verzoekt de regering om een zaak aan te spannen bij het Internationaal Gerechtshof tegen China vanwege de door China gepleegde genocide op Oeigoeren;

verzoekt de regering tevens om ten minste 10.000 Oeigoeren op uitnodiging asiel te verlenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2290, was nr. 2286 (21501-02).

De motie-Kuzu (21501-02, nr. 2287) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de positie van de Rohingya in Myanmar sinds de staatsgreep nog slechter is geworden;

constaterende dat het Myanmarese leger bedrijfsstructuren heeft om het leger te financieren;

overwegende dat het Myanmarese leger zich schuldig maakt aan genocide;

verzoekt de regering om de economische samenwerking met aan het Myanmarese leger gelieerde organisaties en bedrijfsstructuren, op alle gebieden, per direct te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2291, was nr. 2287 (21501-02).

De motie-Kuzu (21501-02, nr. 2288) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om Palestina als onafhankelijke staat te erkennen;

verzoekt de regering tevens om structureel 25 miljoen euro extra vrij te maken voor ontwikkelingssamenwerking met Palestina,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2292, was nr. 2288 (21501-02).

De motie-Kuzu (21501-02, nr. 2289) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israël inmiddels een vaccinatiegraad heeft van 49% van zijn totale bevolking;

constaterende dat Israël diezelfde voortvarendheid niet betracht voor Palestijnen, bijvoorbeeld in de Gazastrook;

overwegende dat Israël zelfs als het gaat om volksgezondheid het voor elkaar krijgt om Palestijnen te discrimineren;

verzoekt de regering om de opstelling van Israël als het gaat om vaccinatiebeleid te hekelen en in internationaal verband te dwingen tot het aanbieden van vrijwillige vaccinatie aan Palestijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2293, was nr. 2289 (21501-02).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Karabulut c.s. (21501-02, nr. 2272).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut c.s. (21501-02, nr. 2273).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut (21501-02, nr. 2274).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Krol, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Nu de motie over een politieke boycot van het WK 2022 in Quatar is aangenomen, zou ik graag inzicht willen krijgen van het demissionaire kabinet in hoe het die motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (21501-02, nr. 2275).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind/Bruins (21501-02, nr. 2276).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (21501-02, nr. 2277).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit is een historische dag, want eindelijk doen wij een oproep aan het kabinet om de Armeense genocide te erkennen. Ik dank de collega's en ik ga ervan uit dat het kabinet deze motie ook gaat uitvoeren, nu die zo breed is ondersteund. Ik zou daarvan graag van het kabinet een bevestiging willen. Dank u wel.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Sjoerdsma (21501-02, nr. 2278).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Van den Nieuwenhuijzen (21501-02, nr. 2279).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert/Sjoerdsma (21501-02, nr. 2280).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Helvert/Voordewind (21501-02, nr. 2281).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Helvert (21501-02, nr. 2282).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (21501-02, nr. 2283).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (21501-02, nr. 2284).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (21501-02, nr. 2285).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuzu (21501-02, nr. 2290, was nr. 2286).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van DENK voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuzu (21501-02, nr. 2291, was nr. 2287).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuzu (21501-02, nr. 2292, was nr. 2288).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en D66 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuzu (21501-02, nr. 2293, was nr. 2289).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK en D66 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Huiselijk geweld/Kindermishandeling

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Huiselijk geweld/Kindermishandeling,

te weten:

  • de motie-Van den Hul/Bergkamp over de aanbevelingen van Regioplan ten hele overnemen (28345, nr. 238);
  • de motie-Van den Hul/Bergkamp over nader onderzoek naar factoren, risicogroepen, daderkenmerken en verhalen van slachtoffers van geweld achter de voordeur (28345, nr. 239);
  • de motie-Van den Hul/Özütok over inventariseren welke extra tijdelijke (financiële) ondersteuning niet-overheidsorganisaties nodig hebben (28345, nr. 240);
  • de motie-Van den Hul over een nationaal rapporteur voor de monitoring, aanpak en nationale regie van geweld achter de voordeur (28345, nr. 241);
  • de motie-Westerveld over ook kwetsbare jongeren betrekken bij de uitwerking van het Jeugdpakket en het Jeugdplan (28345, nr. 242);
  • de motie-Van Gerven over een structurele oplossing voor voldoende budget voor de jeugdzorg (28345, nr. 244);
  • de motie-Peters over een uitgewerkt plan waarmee de jeugdwerkketen eenvoudiger en transparanter wordt (28345, nr. 245);
  • de motie-Bergkamp c.s. over een onafhankelijk onderzoek naar psychisch geweld (28345, nr. 246);
  • de motie-Bergkamp/Van Beukering-Huijbregts over onderzoeken hoe hulpverlening bij geweld achter de voordeur meer digitaal kan worden ingericht (28345, nr. 247);
  • de motie-Wörsdörfer over de mogelijkheden voor onlinehulp aan slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling inventariseren (28345, nr. 248).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van den Hul/Bergkamp (28345, nr. 238).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Hul/Bergkamp (28345, nr. 239).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hul/Özütok (28345, nr. 240).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hul (28345, nr. 241).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld (28345, nr. 242).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (28345, nr. 244).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Peters (28345, nr. 245).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp c.s. (28345, nr. 246).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Van Beukering-Huijbregts (28345, nr. 247).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wörsdörfer (28345, nr. 248).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Van den Hul, wilt u iets vragen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Nu onze motie op stuk nr. 240 is aangenomen terwijl zij was ontraden, zouden wij graag een brief ontvangen van het kabinet waarin staat hoe het kabinet die motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Stemmingen in verband met goedkeuring van het op 14 december 2020 te Brussel tot stand gekomen besluit van de Raad van de Europese Unie (35711). De fractie van de PVV verzoekt om eerst te stemmen over de ingediende moties alvorens er wordt gestemd over het wetvoorstel. Ik neem aan dat iedereen daarmee akkoord is.


Stemmingen moties Goedkeuring van het eigenmiddelenbesluit van de Raad van de Europese Unie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 14 december 2020 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (Trb. 2021, 5),

te weten:

  • de motie-Leijten over de naam van het fonds veranderen in "Debt Generation EU" (35711, nr. 7);
  • de motie-Leijten over het heropenen van de onderhandelingen over artikel 5 van het EMB (35711, nr. 8);
  • de motie-Tony van Dijck/Wilders over niet instemmen met het Herstelfonds (35711, nr. 9);
  • de motie-Aukje de Vries/Slootweg over duidelijke en stevige mijlpalen en doelen in de RRF-plannen (35711, nr. 10).

(Zie wetgevingsoverleg van 23 februari 2021.)

In stemming komt de motie-Leijten (35711, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Krol, de PvdD, Van Kooten-Arissen, de SGP, het CDA, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Overigens in deze motie alweer Engels, ja. Hopeloos.

In stemming komt de motie-Leijten (35711, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Krol, de PvdD, Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck/Wilders (35711, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Krol, Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries/Slootweg (35711, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

We gaan nu terug naar het wetsvoorstel, maar eerst wil mevrouw Van Toorenburg iets zeggen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, dat ik nu op de valreep nog zo'n blunder mag maken. Wij worden geacht tegen de motie op stuk nr. 7 gestemd te hebben, de motie over de verandering van de naam van het fonds.

De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.


Stemming Goedkeuring van het eigenmiddelenbesluit van de Raad van de Europese Unie

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 14 december 2020 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (Trb. 2021, 5) (35711).

(Zie wetgevingsoverleg van 23 februari 2021.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, DENK, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming brief Adviesaanvraag aan de Autoriteit Persoonsgegevens over het voorstel van wet van het lid Ploumen (Wet transparantieregister zorg)

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Autoriteit Persoonsgegevens over het voorstel van wet van het lid Ploumen (Wet transparantieregister zorg) (35410, nr. 7).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief Adviesaanvraag aan de Venetië-Commissie van de Raad van Europa over de rechtsstaat in Nederland

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Venetië-Commissie van de Raad van Europa over de rechtsstaat in Nederland (35510, nr. 53).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Wij wensen geacht te worden tegen te hebben gestemd.

De voorzitter:
Ja. Geldt dat voor alle brieven? O, voor alle 25 leden. Oké. De PVV wenst geacht te worden tegen deze brief te hebben gestemd.


Stemming brief Adviesaanvraag aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken inzake de kaders voor een Nederlandse Global Health Strategie

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) inzake de kaders voor een Nederlandse Global Health Strategie (35570-XVII, nr. 54).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Stand van zaken voorbereiding Tweede Kamerverkiezing

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Stand van zaken voorbereiding Tweede Kamerverkiezing,

te weten:

  • de motie-Özütok over het zo goed mogelijk helpen van kiezers met een kwetsbare gezondheid (35165, nr. 33);
  • de motie-Van Otterloo over het expliciteren van de criteria voor het laten doorgaan van de verkiezingen (35165, nr. 34).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Özütok (35165, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Otterloo (35165, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief,

te weten:

  • de motie-Beertema over onderwijsinterventies waarvan effectiviteit niet bewezen is uitsluiten van financiële toerusting (35570-VIII, nr. 186);
  • de motie-Van Meenen c.s. over deelcertificaatkandidaten in vso en vavo minimaal twee jaar toegang geven tot de duimregeling (35570-VIII, nr. 187);
  • de motie-Van Meenen c.s. over deelcertificaatkandidaten in vso en vavo de aankomende twee jaar twee herkansingen bieden (35570-VIII, nr. 188);
  • de motie-Westerveld over standaard toekennen van verlenging van de termijn als studenten niet binnen tien jaar kunnen afstuderen (35570-VIII, nr. 189);
  • de motie-Westerveld/Van den Hul over versoepeling van de leeftijdsgrenzen in het vso en pr.o. (35570-VIII, nr. 190);
  • de motie-Westerveld over een plan om thuiszitters ook mee te nemen in het Nationaal Plan Onderwijs (35570-VIII, nr. 191);
  • de motie-Wiersma/Bruins over het plan van een opleidingsfonds meenemen in het Nationaal Plan Onderwijs (35570-VIII, nr. 192);
  • de motie-Wiersma over scenario's voor hervatting van activiteiten van studie- en studentenverenigingen (35570-VIII, nr. 193);
  • de motie-Hul c.s. over in beeld brengen van de groep leerlingen die is ondergeadviseerd (35570-VIII, nr. 194);
  • de motie-Hul c.s. over onderzoeken hoe de dekking van het financieringsgat van onderzoekers gedicht kan worden (35570-VIII, nr. 195);
  • de motie-Van den Hul/Van Raan over recht doen aan verschillen in de mate waarin het lerarentekort het laten inlopen van opgelopen achterstanden bemoeilijkt (35570-VIII, nr. 196);
  • de motie-Bruins/Van Raan over een plan om studenten te begeleiden naar een bijbaan in het basis- of voortgezet onderwijs (35570-VIII, nr. 197);
  • de motie-Van Raan/Van den Hul over uitspreken dat er structurele investeringen nodig zijn (35570-VIII, nr. 199);
  • de motie-Futselaar over compensatie van studenten die voor 31 augustus hun wo-bachelorsdiploma halen (35570-VIII, nr. 200);
  • de motie-Futselaar over ruimte vrijmaken voor thuiszitters in de verdere uitwerking van het nationaal plan (35570-VIII, nr. 202).

(Zie notaoverleg van 25 februari 2021.)

In stemming komt de motie-Beertema (35570-VIII, nr. 186).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, 50PLUS, DENK, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Meneer Van Raan, jullie hebben ook voorgestemd? Ja, dat hoorde ik. Dus ook de Partij voor de Dieren heeft voor de motie op stuk nr. 186 gestemd.

In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. (35570-VIII, nr. 187).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. (35570-VIII, nr. 188).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (35570-VIII, nr. 189).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Van den Hul (35570-VIII, nr. 190).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld (35570-VIII, nr. 191).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wiersma/Bruins (35570-VIII, nr. 192).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wiersma (35570-VIII, nr. 193).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hul c.s. (35570-VIII, nr. 194).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hul c.s. (35570-VIII, nr. 195).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hul/Van Raan (35570-VIII, nr. 196).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins/Van Raan (35570-VIII, nr. 197).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Van den Hul (35570-VIII, nr. 199).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Futselaar c.s. (35570-VIII, nr. 200).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, Krol, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, de SGP, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Futselaar c.s. (35570-VIII, nr. 202).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Daarmee zijn we bijna aan het eind gekomen. De heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Omdat dit de laatste stemming is van dit politieke seizoen, zou ik u, mogelijk namens de collega's, van harte willen bedanken dat u als voorzitter elke keer het geduld en de precisie heeft opgebracht om onze hoofden en handen te tellen. Hartelijk dank voor uw energie, voor uw zitvermogen en voor het leiden van al onze vergaderingen.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Heel veel dank. Maar ik was nog niet klaar. Het kan alleen als jullie zo gedisciplineerd mogelijk zijn, maar meestal lukte dat wel.

We zijn inderdaad toegekomen aan het einde van de laatste vergadering voor het verkiezingsreces, precies zoals de heer Voordewind zei. Voor heel veel collega's is dit echt de laatste keer dat ze in de zaal een VAO hebben gedaan en moties hebben ingediend. Heel veel woordvoerders had ik ook al een tijdje niet gezien. Er hebben heel veel debatten plaatsgevonden, maar die gingen meestal over corona, en dat is vaak met de fractievoorzitters. Ik mag verklappen dat het veel makkelijker is de vergadering voor te zitten met de gewone woordvoerders. Dat is ook heel leuk.

We zijn overigens nog lang niet klaar. We hebben na de persconferentie van 8 maart nog één coronadebat. In de week van 23 maart is er een debat over de Europese top. Op 30 maart komt de Kamer in deze samenstelling voor het laatst bijeen en nemen we afscheid van collega's die na de verkiezingen niet terugkomen. Op 31 maart wordt de nieuwe Tweede Kamer geïnstalleerd.

De komende weken worden dus gebruikt om vooral campagne te voeren. Dat zal moeilijk lukken in deze zaal, want we zijn er niet. Filmpjes moeten dus elders worden opgenomen. De studio gaat dus dicht, zou ik zeggen. In elk geval verloopt de verkiezingscampagne dit jaar natuurlijk heel anders dan andere verkiezingscampagnes in verband met de coronamaatregelen. Normaal gesproken gaan wij allemaal zaaltjes in, spreken wij mensen op straat, worden er verkiezingsdebatten gehouden en gaan we flyeren op markten. Maar dat is deze keer helaas niet mogelijk. Er zal zo veel mogelijk digitaal gebeuren. Desalniettemin is het de komende weken een ongelofelijk drukke periode.

Dus wie denkt dat Kamerleden in het verkiezingsreces met vakantie gaan — ik zal geen namen noemen, meneer Krol — die vergist zich. Het worden drukke tijden, ik denk ook voor u. Dat weet ik bijna zeker. Het is belangrijk dat wij als volksvertegenwoordigers ook de tijd nemen om met kiezers in contact te komen. Wij hebben dat sowieso tussendoor, maar nu is het echt belangrijk om intensief het gesprek aan te gaan, naar mensen te luisteren en te vertellen wat voor plannen wij allemaal hebben, zodat mensen ook keuzes kunnen maken en op 17 maart gaan stemmen. Het algemeen stemrecht is inmiddels meer dan 100 jaar oud, maar het is nog steeds bijzonder. Het is ongelofelijk belangrijk dat wij daar ook gebruik van maken. De verkiezingen voor de Tweede Kamer vormen eigenlijk een fundamentele basis voor onze parlementaire democratie. Daarom is het heel belangrijk dat iedereen gaat stemmen. Dus ik gebruik ook dit podium om iedereen daartoe op te roepen. Dat geldt voor ons allemaal. Op 17 maart allemaal naar de stembus!

Ik wil jullie ongelofelijk bedanken. Dat geldt natuurlijk ook voor de bodes, de medewerkers, de griffiers, de stenografische dienst, de technische dienst en de bewindspersonen, die wij een paar keer hiernaartoe hebben gehaald, hebben bevraagd en gecontroleerd. Ik hoop jullie na 17 maart weer te zien. Fijne avond! Dank jullie wel.

(Geroffel op de bankjes)

Sluiting

Sluiting 20.08 uur.