Plenair verslag Tweede Kamer, 89e vergadering
Dinsdag 30 juni 2020

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    23:40 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 133 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Baudet, Beckerman, Belhaj, Van den Berg, Van den Berge, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bisschop, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Van Esch, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haga, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jansen, Jetten, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laçin, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Van den Nieuwenhuijzen, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Otterloo, Ouwehand, Öztürk, Özütok, Palland, Paternotte, Peters, Ploumen, Postma, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Regterschot, Renkema, Rog, Sazias, Schonis, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smals, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Terpstra, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wörsdörfer, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Bijleveld-Schouten, minister van Defensie, de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 30 juni 2020. Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de mensen die het vragenuur volgen, want daar beginnen we op dinsdagmiddag altijd mee.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Kröger

Vragen van het lid Kröger aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het ondanks een negatief reisadvies toch vliegen van Corendon op Turkije.

De voorzitter:
Vandaag beginnen we met de vraag van mevrouw Kröger namens GroenLinks aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het ondanks een negatief reisadvies toch vliegen van Corendon op Turkije. Ik heet de minister natuurlijk van harte welkom.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Op 31 januari, lang voordat het coronavirus tot alle hoeken van de planeet was doorgedrongen, stelde ik schriftelijke vragen over hoe besloten werd om bepaalde vluchten te staken om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Is het niet onwenselijk om dit aan de individuele afweging van commerciële partijen over te laten, vroeg ik.

En nu, vijf maanden, een half miljoen doden, miljoenen zieken en miljarden economische schade later vraag ik het eigenlijk weer. De aanleiding is nu dat er op grote schaal vakantievluchten naar Turkije aangeboden worden. Mensen willen nou eenmaal op vakantie. Dat is op dit moment een commerciële afweging. Er is vraag, dus gaan we dat aanbieden, met alle risico's van dien.

Maar dat is toch moeilijk uit te leggen aan al die bedrijven die enorme verliezen hebben geleden, aan al die medewerkers in de zorg die zich kapot hebben gewerkt? Net nu we de situatie in Nederland weer onder controle hebben, dreigen we dat te verspelen. Want laten we eerlijk zijn: dat virus heeft zich niet verspreid via trein of zeilschip. Via de luchtvaart is het in alle uithoeken van de wereld terechtgekomen.

Als Nederland, met de wereldwijde hub Schiphol in het hart van ons land, zijn we toch echt extra kwetsbaar. Dat vergt gericht beleid om risico's in te dammen. Daarover gaan dus mijn vragen aan de minister.

Welke maatregelen worden er nu genomen om de verspreiding van corona vanuit gebieden met een hoger risico naar Nederland te voorkomen? Had de minister het feit dat er 70 vluchten per week naar Turkije plaatsvinden op de radar?

Eerder gaf ze ons aan dat de situatie wekelijks gemonitord wordt. Wat wordt er dan concreet met die monitoring gedaan? En wil het kabinet grootschalig vliegverkeer naar gebieden met code oranje voorkomen? Dit geldt voor Turkije, maar natuurlijk net zo goed voor Brazilië, de VS en India.

Het besluit om wel of niet te gaan wordt nu aan de individuele verantwoordelijkheid overgelaten terwijl het risico van verspreiding een collectief probleem is. In hoeverre is het huidige systeem van reisadviezen toereikend voor de huidige coronacrisis? En welke maatregelen nemen we op Schiphol om verdere besmettingen te voorkomen?

De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Kröger heeft helemaal gelijk dat we nog steeds heel erg gefocust moeten blijven op het voorkómen van het verspreiden van het virus. Het virus is bepaald nog niet weg. We moeten die aandacht dus echt niet laten verslappen.

U weet ook dat Turkije en een heleboel andere landen op de lijst staan met een oranje reisadvies. Daar wil ik nog een keer bij benadrukken, mochten mensen daar andere ideeën bij hebben: een oranje reisadvies betekent dat je er alleen heen zou moeten gaan voor een noodzakelijke reis. Dan is uw vraag waarschijnlijk meteen: is vakantie een noodzakelijke reis? Nee, vakantie valt daar niet onder. Familiebezoek valt daar ook niet onder, tenzij het natuurlijk om een sterfgeval of iets dergelijks gaat; dat zijn de uitzonderingen die iedereen ook wel kan bedenken. Dat blijft dus overeind.

Er wordt op dit moment in Europa de laatste hand gelegd aan de opvolger van het inreisverbod zoals het nu nog geldt. Ik weet niet welke landen mogelijk naar geel zullen gaan, maar als er nu vakantiereizen naar Turkije worden aangeboden, dan is dat wel vooruitlopend op mogelijke besluitvorming. Ik weet nog helemaal niet of het reisadvies voor Turkije naar geel zal gaan of niet, want dat zou de situatie veranderen. Dat geldt overigens ook voor allerlei andere landen.

Als het reisadvies oranje blijft, wat het nu ook is, geldt het alleen voor noodzakelijke reizen, en anders niet. Dat geldt overigens voor alle maatschappijen, of het nou Nederlandse of buitenlandse airlines zijn die op de landen met een oranje reisadvies vliegen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De minister zoomt nu behoorlijk in op één specifieke situatie. Mijn vraag was natuurlijk breder. En die vraag was dat ook op 31 januari. Toen de coronacrisis uitbrak, hebben we nog heel lang doorgevlogen op bestemmingen waar we achteraf van kunnen zeggen: dat was een heel hoog risico. Op dit moment zijn er landen met een oranje status waar toch uitgebreid op wordt gevlogen, zoals Brazilië. Er zijn ook vluchten naar India, deels via Charles de Gaulle. De vraag is eigenlijk: wat doen we als Nederland concreet om het risico in te dammen op het moment dat mensen in Nederland aankomen? Dus wat gebeurt er op Schiphol? Wat voor advies krijgen die mensen mee? Hoe zorgen we ervoor dat het feit dat wij de hub Schiphol hebben, met vluchten vanuit allerlei gebieden, niet leidt tot verdere verspreiding en verdere besmettingen? Ik denk dat die zorgen breed leven, dat een heleboel mensen in Nederland en ook in de Kamer die zorgen hebben. Ik hoop dat de minister met een concreter maatregelenpakket komt om ons duidelijk te maken hoe we de risico's van de luchtvaart verder indammen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daarom hebben we ook ingesteld dat mensen een gezondheidsverklaring moeten invullen. Dat geldt voor al die landen met een oranje advies. Die moeten mensen van tevoren invullen. Dat wordt ook gecontroleerd. De GGD voert ook steekproeven uit. De fysieke maatregelen in de luchtvaart hebben we onlangs al met elkaar besproken. En er geldt voor iedereen die uit zo'n gebied terugkomt, ook als het een noodzakelijke reis was, bijvoorbeeld voor een begrafenis, een thuisquarantaine van twee weken. En daar verandert dus helemaal niets aan. Dat is een bestendige lijn.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is één ding dat we op de website zeggen: thuisquarantaine. Maar wat gebeurt er? Er landt een vliegtuig. Mensen komen op Schiphol aan. Krijgen ze een test, wordt hun temperatuur gemeten? Hoe hard krijgen ze te horen: u gaat in thuisquarantaine? Ik zou hier nog een element aan toe willen voegen. De minister suggereerde net dat we het over de fysieke maatregelen in het vliegtuig al gehad hebben. Volgens mij is inmiddels duidelijk dat er geen Europees onderzoek is naar de werking van de HEPA-filters in een vliegtuig. Ik zou dus toch nogmaals aan de minister willen vragen of zij voor die hele loop van het vliegen — dus vanuit Nederland vertrekken, in de lucht zijn, daar zijn, en weer terugkomen — met een concreet plan komt hoe we die risico's mitigeren. Want ik houd mijn hart vast als ik zie dat er in ons land, met zo veel luchtvaart, met een grote luchthaven in het hart van het land, nu toch sprake is van heel veel blootstelling aan het risico op corona.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nu gaat mevrouw Kröger er heel veel dingen bij halen. Ik zal proberen om er zo goed mogelijk op te antwoorden. Ik gaf net aan dat er een gezondheidsverklaring is en dat daarop wordt gecontroleerd. Zowel door de airline als door de GGD worden er steekproeven gehouden of mensen inderdaad die gezondheidsverklaring hebben. Als er op de luchthaven of door een airline getwijfeld wordt, dan kan ook de GGD ingeschakeld worden om een arts naar iemand te laten kijken. En de thuisquarantaine moet natuurlijk ook goed aangegeven worden. Zowel door de airline als op de luchthaven wordt daar aandacht aan besteed.

Uw vraag over de HEPA-filters had natuurlijk ook te maken met een motie van de heer Paternotte. Ik heb al aangegeven dat wij handelen op basis van het advies van het RIVM. Het RIVM zegt dat de druppeltjes waarmee het virus zich verspreid, zo groot zijn dat ze door een HEPA-filter worden tegengehouden. Toen vroeg de heer Paternotte: wordt dat onderbouwd door breed wetenschappelijk onderzoek? Ik ben dat nagegaan en ik heb uw Kamer gisteren laten weten dat dat onderzoek niet in de RAGIDA-onderzoeksgroep van Europa plaatsvindt, maar dat ik nu in kaart aan het brengen ben hoe we dat met de kennis die we in Nederland hebben van het NLR en het RIVM, zo snel mogelijk wel kunnen laten doen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. Ik zie eigenlijk dat bijna iedereen een aanvullende vraag wil stellen. Ik heb een lijstje gemaakt. Dat is allereerst de heer Kuzu. Ik zag ook de heer Van Raan, maar de heer Graus staat al bij de interruptiemicrofoon. De volgorde is dus: de heer Kuzu, de heer Graus, de heer Van Raan, de heer Bruins, de heer Paternotte en de heer Laçin. Klopt dat? Dan ga ik naar de heer Kuzu namens DENK. De aanvullende vragen mogen maximaal een halve minuut duren.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Heel veel mensen zijn op dit moment vakantieplannen aan het maken. De minister had er ook voor kunnen kiezen om de lijn van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken te volgen, die met twaalf populaire vakantiebestemmingen afspraken maakt. Maar daar gaat mijn vraag niet over. Ik heb hier een landkaart, die gaat over de selectieve wijze waarop we landen eigenlijk inkleuren. Dit is de kaart van Cyprus. Het zuidelijke deel staat op geel en het noordelijke deel op oranje. Kan de minister op een normale manier aan mensen in het land uitleggen waarom de kans dat je naar het zuiden van Cyprus op vakantie mag gaan, veel groter is dan de kans dat je op vakantie gaat naar het noorden van Cyprus?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De heer Kuzu vraagt een beetje naar de bekende weg, want hij weet natuurlijk heel goed dat er een landsgrens dwars over het eiland loopt, waarbij het ene deel hoort bij Europa en binnen het Schengengebied valt en het andere deel niet.

De heer Kuzu (DENK):
Het is dus een politieke keuze. Het is geen logische verklaring. Dat je in het zuiden een groot risico loopt op besmetting, is dus niet waar. Maar als we dan kijken naar de afweging op basis waarvan die kleurtjes tot stand komen, heeft Spanje 300.000 besmettingen en 30.000 doden, Italië 240.000 besmettingen en 34.000 doden en Turkije 200.000 besmettingen en 5.000 doden. Hoe komt dat reisadvies dan tot stand? Kan de minister dat op een normale manier uitleggen aan gewone, normale Nederlanders?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ga niet over die reisadviezen; dat doet de collega van Buitenlandse Zaken. Wat ik er in hoofdlijnen van kan zeggen, is dat er op basis van adviezen, ook van de Europese gezondheidszorgorganisatie, ECDC voor de ingewijden … Zij geven daar advies over en het is geen politieke besluitvorming.

De heer Graus (PVV):
Volksgezondheid gaat boven alles, ook bij de PVV. Als er beslissingen worden genomen om niet te gaan vliegen, respecteren we dat dus, Corendon ook. Maar Pegasus doet 20 vluchten per week naar Turkije, SunExpress 18, KLM 7 — die gaan een week eerder vliegen naar Turkije dan Corendon — en Turkish Airlines 31. Waarom heeft de minister-president namens de regering specifiek Corendon, dat er juist voor zorgt dat vluchten betaalbaar zijn voor Jan met de pet — want betaalbare vakanties zijn het hele doel achter Corendon — eruit gepakt, in het beklaagdenbankje gegooid en beschadigd? De minister moet daarbij niet vergeten dat het Corendon was dat onlangs een luchthaven van nationaal belang heeft gered door er een paar vliegtuigen te stallen, namelijk Maastricht Aachen Airport, een luchthaven van nationaal belang. Wie sprong er in de bres? Wie nam het risico? Corendon. Waar is een vliegreis met mooie hotels voor iedereen betaalbaar? Bij Corendon. Waarom worden juist die mensen, die zoveel hebben gedaan voor ons, in het beklaagdenbankje gezet?

De voorzitter:
De minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ben het geheel eens met de heer Graus dat alle airlines even belangrijk zijn. Ze zijn mij ook allemaal even lief. Ik heb afgelopen maandagochtend een goed gesprek gehad met Corendon en aan hen aangegeven dat voor alle airlines, of het nou Nederlandse of buitenlandse zijn, gewoon dezelfde regels gelden ten aanzien van het oranje reisadvies. Dat maatschappijen een voorschot nemen door al vluchten aan te bieden voor over een tijdje, in de verwachting dat er misschien een geel reisadvies zal komen voor die landen, laat ik voor hun rekening en risico, want dat weet ik ook niet. Die besluitvorming zal zeer snel moeten komen, want per 1 juli houdt het inreisverbod in zijn algemeenheid op. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Dat in dit geval specifiek de aandacht op de maatschappij is gevestigd, kwam natuurlijk doordat er werd gesuggereerd dat er een test werd aangeboden door de airline, die vervolgens zekerheid zou bieden waardoor je niet meer in quarantaine hoeft. Daar hebben we krachtig afstand van genomen. Dat werd mij al heel snel duidelijk toen ikzelf vanuit Indonesië te horen kreeg dat de collega die ik daar ontmoet had, besmet was met het coronavirus. Toen vroeg ik of ik niet getest moest worden. Ik kreeg toen te horen: "Nee mevrouw, dat heeft geen enkele zin zolang u geen klachten hebt. Dan wordt u vandaag getest en heeft u geen corona, maar dat kan over een paar uur anders zijn." Testen heeft dus alleen zin als mensen klachten hebben, maar biedt dus zeker geen veiligheid. Wij wilden absoluut voorkomen dat mensen dan zouden denken: nou, dan doen we die test even en als die negatief is, hoef ik niet in quarantaine. Dat kan echt niet, dus we handhaven nog heel duidelijk voor iedereen. Kom je uit een gebied waarvoor een oranje reisadvies is, omdat je daar bent geweest voor een begrafenis of om welke noodzakelijke reden dan ook — voor wat noodzakelijk is, verwijs ik naar de website van Buitenlandse Zaken — dan moet je echt twee weken thuisquarantaine in acht nemen.

De voorzitter:
De heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We zien nu deze periode afloopt en de maatregelen wat versoepeld worden absurde prijzen voor bestemmingen die code oranje hebben. We zien dat de luchtvaartmaatschappijen hun verantwoordelijkheid kennelijk zelf niet nemen. Mijn eerste vraag is of de minister bereid is om een actieve ontmoedigingscampagne te gaan voeren voor dit type reizen naar dit type bestemmingen. Is zij dus bereid om zo'n ontmoedigingscampagne als bij het openbaar vervoer ook hier te voeren, ja of nee?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Volgens mij is de belangrijkste ontmoediging dat het reisadvies oranje is voor een groot deel van de landen. We hebben het nog even nagetrokken bij het Verbond van Verzekeraars en het betekent inderdaad dat je niet verzekerd bent als je een ziekte oploopt of wat dan ook. Het is dus echt heel erg riskant als mensen dit toch denken te moeten gaan doen terwijl het niet echt noodzakelijk is.

De voorzitter:
De tweede vraag, meneer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):
Daar denkt Corendon kennelijk anders over, zie wat er gisteravond werd gezegd. Corendon zei toen nog wel duidelijk dat het gewoon verzekerd is. We horen in het antwoord van de minister dat zij niet bereid is om die verantwoordelijkheid te nemen. De luchtvaartmaatschappijen nemen die verantwoordelijkheid ook niet en daarmee kom ik bij mijn tweede vraag. We hebben een motie aangenomen die zegt dat de doorzettingsmacht voor dit type epidemieën, een zoönose, eigenlijk bij de minister van VWS zou moeten zitten. De minister van Infrastructuur en Waterstaat neemt zelf ook niet de verantwoordelijkheid om dit type reizen in te dammen. Is zij bereid om het stokje inderdaad over te dragen aan de minister van VWS om te zorgen dat er niet meer in- of uitgereisd wordt naar die gebieden? Ik wil dus dat die doorzettingsmacht actief wordt overgedragen, want daar gaat een andere minister over.

De voorzitter:
De minister!

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is volstrekt niet nodig, want wij stemmen binnen dit kabinet alles heel goed af. We hebben aan het begin van deze crisis ook vliegverboden ingesteld voor bepaalde landen en dat kan altijd weer. Als de minister van VWS daar aanleiding toe ziet, kan hij mij op ieder moment weer een brief sturen en dan ga ik dat gewoon implementeren en vertalen naar een vliegverbod. Dat hebben we eerder ook gedaan en als de minister van VWS om redenen van volksgezondheid denkt dat dat moet gebeuren, dan voer ik dat dus uit. Daar heb ik nog nooit tegen gestreden en het lijkt me daarom niet nodig om daar een aparte doorzettingsmacht voor te creëren.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Als een horecaonderneming meer dan twee mensen aan een tafeltje zet, krijgt ie een forse boete. Als ik de heer Graus een knuffel wil geven op het Malieveld, dan riskeer ik een boete. Maar vliegtuigmaatschappijen brengen mensen om niet-noodzakelijke redenen Nederland binnen uit oranje gebieden. Als dat gebeurt, zo vraag ik de minister, krijgen die mensen dan ook een boete? Kunnen die ondernemers van luchtvaartmaatschappijen een boete krijgen of worden die mensen gewoon teruggestuurd, omdat ze niet om niet-noodzakelijke redenen ons land binnen mogen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar heeft de heer Bruins een heel terecht punt. Airlines moeten daar ook echt hun verantwoording in nemen en reisorganisaties natuurlijk al helemaal. Ze moeten die reizen naar landen waar het op oranje staat, niet eens aanbieden. We kunnen hier natuurlijk altijd naar kijken in het kader van repatriëring, bijvoorbeeld van en naar de VS om maar eens een ander land te nemen. Er zitten wellicht nog steeds mensen lang in Amerika die best eens zouden kunnen denken: ik ga nu toch echt terug naar Nederland. Dat mag en het omgekeerde mag ook voor transferpassagiers. Maar de harde lijn blijft: bij een oranje reisadvies alleen noodzakelijke reizen. Daar staan we nog steeds helemaal achter.

De voorzitter:
De heer Paternotte en dan de heer Laçin.

De heer Paternotte (D66):
Ik ben het niet eens met de heer Graus, maar hij heeft natuurlijk wel gelijk dat die 70 vluchten per week naar Turkije er niet alleen zijn voor noodzakelijke reizen. Dat is juist een manier om op dit moment vakanties aan te jagen. Dat gun ik iedereen, maar we moeten niet dezelfde fout maken als in februari en maart toen het virus vanuit de skiresorts naar Nederland gevlogen en gereden werd. Daarom de volgende vraag: waarom is het nou logisch dat mensen Nederland vanuit Turkije niet in mogen, maar je wel heen en weer op vakantie mag om het virus op te halen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zolang Turkije tot de groep landen behoort met een oranje reisadvies, is het uitdrukkelijk niet de bedoeling om daar op vakantie te gaan. Het is een groot risico en het is ook heel erg asociaal als mensen denken: ik verzin wel een reden, bijvoorbeeld dat ik voor iets anders ga, ook al ga ik eigenlijk op vakantie. Dat is heel erg asociaal en onverantwoordelijk gedrag, niet alleen voor jezelf maar ook voor de Nederlandse samenleving, als je dan weer terugkomt.

De voorzitter:
Tweede vraag, de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):
Asociaal, onverantwoordelijk, in een pandemie die ons allemaal bezighoudt. De vraag is natuurlijk wat we dan gaan doen. De minister wijst op de thuisquarantaine, die moeilijk te handhaven is. België had tot voor kort voor alle landen, en nu nog steeds voor buiten Europa, de eis dat je een verklaring moet afgeven dat je reis noodzakelijk is en dat je dat kunt onderbouwen. Wil de minister erover nadenken of dat niet ook voor dit soort reizen naar oranje gebieden nodig gaat zijn?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Tot nog toe heeft de Nederlandse bevolking zich verantwoordelijk gedragen. Er kunnen nu al een hele poos repatriëringsvluchten plaatsvinden vanuit alle delen van de wereld, ook vanuit landen met een oranje reisadvies. Ik ga er echt vanuit dat de Nederlander dat verantwoordelijke gedrag ook in de komende tijd zal laten zien. Ik vind het dan ook belangrijk om mensen echt duidelijk te maken: een oranje reisadvies betekent alleen noodzakelijke reizen; u neemt het risico dat u niet verzekerd bent; u moet het gewoon niet doen. In die zin ben ik blij met de vragen van mevrouw Kröger, want die geven mij de gelegenheid om dat nog een keer duidelijk te maken. En kom je terug van bijvoorbeeld een begrafenis in zo'n land — dat is een voorbeeld dat iedereen goed kan begrijpen — neem dan echt die twee weken thuisquarantaine in acht.

De voorzitter:
De heer Laçin namens de SP.

De heer Laçin (SP):
Ik wil beginnen met de minister te wijzen op een fout die ze volgens mij net maakte door te zeggen dat er in Cyprus een landsgrens is, maar volgens mij erkent Nederland Noord-Cyprus helemaal niet en doet alleen Turkije dat. Dat was een opmerking voor de minister. Waar ik heel erg benieuwd naar ben …

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ben weleens bij die grens geweest, dan is die toch fysiek wel heel erg landsgrensachtig, maar u hebt formeel gelijk. Uiteraard.

De heer Laçin (SP):
Verschillende collega's hebben al gezegd: je zit hutjemutje in het vliegtuig en er is weinig handhaving. Ook op Schiphol is er nauwelijks handhaving en hebben we kunnen zien dat die 1,5 meter afstand niet overal gerealiseerd wordt. Dan begrijp ik dat code oranje alleen voor noodzakelijke reizen is. Maar waar ik eigenlijk naar wil vragen, is het codegeelgebied, want ook daar zien we dat de besmettingen toenemen. Dat zagen we afgelopen week in Lissabon …

De voorzitter:
En de vraag is, meneer Laçin?

De heer Laçin (SP):
… in Kroatië en in het Verenigd Koninkrijk. Dus waarom worden bij code geel al wel reizen toegestaan …

De voorzitter:
De minister.

De heer Laçin (SP):
… terwijl de besmettingen toenemen? En welke maatregelen nemen we om dat tegen te houden?

De voorzitter:
De minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ons ministerie gaat er niet over wanneer een land van geel naar oranje gaat of andersom. Daar gaat de minister van Buitenlandse Zaken over, die dat nu juist ook in Europees verband met de Europese collega's aan het bespreken is op basis van adviezen van de Europese gezondheidsorganisatie. Daar wordt dus wel degelijk naar gekeken en ik kan me niet voorstellen dat een gezondheidsorganisatie gaat adviseren om een land maar op geel te zetten als ze er geen vertrouwen in hebben dat dat ook vertrouwd is.

De voorzitter:
Meneer Laçin, u krijgt de gelegenheid om een kórte vraag te stellen. Echt een korte vraag. Dat geldt voor iedereen. In elk vragenuur is er een probleem met de lange inleidingen. U heeft meer dan een minuut over een vraag gedaan en als het uitgebreid moet, dan moeten we een ander vragenuur gaan organiseren. De heer Laçin. Dit geldt niet alleen voor u, hoor.

De heer Laçin (SP):
U kunt er zelf ook wat van, voorzitter, af en toe.

De voorzitter:
Liever niet, maar ik moet er wel iets van zeggen. En dat gaat allemaal van uw tijd af trouwens.

De heer Laçin (SP):
Oké, voorzitter. De minister zegt: er wordt naar gekeken, terwijl de besmettingen dus de afgelopen weken zijn opgelopen en er gewoon vluchten binnen het Schengengebied worden uitgevoerd, tientallen per dag. We weten dat er op Schiphol bijna niks gebeurt. Hoe weten wij nu dat vanuit het codegeelgebied, het Schengengebied, het virus niet allang weer is meegenomen naar Nederland? Daar nemen immers de besmettingen op papier gewoon weer toe en we leggen geen restricties op aan de vluchten die plaatsvinden. Wanneer gaat de minister daar regie op voeren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar voert deze minister geen regie op, want het is natuurlijk bij uitstek aan de minister van VWS om te kijken hoe zich dat gezondheidskundig ontwikkelt. U weet heel goed dat VWS zich daarbij weer baseert op de adviezen van het RIVM en in het bijzonder van het Outbreak Management Team.

De voorzitter:
Mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat er echt breed in de Kamer zorgen zijn over hoe kwetsbaar we zijn als die luchtvaart weer op gang gaat komen. Eigenlijk hoor ik de minister zeggen: dat is allemaal toekomstmuziek, maar die vluchten gaan nú! Er gaan nu alweer vluchten naar Turkije, naar India en naar Brazilië, naar gebieden die code oranje hebben en waar het risico groter is. De minister heeft eerder gezegd "ik monitor het nauwlettend, week op week". Ik wil eigenlijk toch dat de minister hier aangeeft hoe zij de vinger aan de pols houdt, wat wij als Kamer horen, wanneer er wordt ingegrepen en op welke manier. Ik heb er nu namelijk geen gerust hart op en de vakanties staan wel te beginnen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik hoop dat de gemiddelde Nederlander dezelfde bezorgdheid heeft als mevrouw Kröger, want dan houdt iedereen zich goed aan de regels die we hebben afgesproken rondom de 1,5 meter enzovoorts, dus ook rondom het in acht nemen van de oranje reisadviezen. Hoe wordt dat gemonitord? Dat gebeurt natuurlijk vooral in Europees verband — ik verval in herhaling — waar vandaag besluitvorming verwacht wordt over hoe het verdergaat met het inreisverbod. Kunnen er landen van oranje naar geel, of landen die op geel staan misschien weer naar oranje? Mocht er heel snel iets aan de hand zijn — dat is de afgelopen tijd overigens niet anders geweest — en mocht het nodig zijn, dan kunnen we altijd snel ingrijpen door een vliegverbod in te stellen, zoals we dat destijds ook hebben gedaan voor Italië, bijvoorbeeld.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel.


Vragen Sjoerdsma

Vragen van het lid Sjoerdsma aan de minister van Justitie en Veiligheid over Nederlandse Syriëgangers die uit detentiekampen in Syrië zijn ontsnapt.

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde de vraag van de heer Sjoerdsma namens D66 aan de minister van Justitie en Veiligheid, die ik van harte welkom heet, over Nederlandse Syriëgangers die uit detentiekampen in Syrië zijn ontsnapt. De heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Slaapt de minister nog wel? Ik vraag het omdat ik, als ik minister Grapperhaus zou zijn, buikpijn zou hebben. Vijftien Nederlandse IS'ers ontsnapt in Syrië. IS'ers die daar namens die organisatie de meest verschrikkelijke misdaden hebben begaan. Moorden, verkrachtingen, het houden van seksslaven. Mensen die berecht zouden moeten worden voor de genocide die daar heeft plaatsgevonden. Maar ze worden niet berecht, sterker nog, ze ontlopen hun gerechtigde straf. Vijftien Nederlandse vrouwen, IS-leden, ontsnapt. De Koerden hebben ervoor gewaarschuwd. De Amerikanen hebben ervoor gewaarschuwd. En wat deed deze minister? Die haalde zijn schouders op.

Voorzitter. Nu lopen deze potentiële terroristen vrij rond in Syrië. Vrij, waar ze dan weer oog in oog kunnen komen te staan met de nabestaanden van hun slachtoffers of hun slachtoffers zelf. Of ze proberen ongecontroleerd terug te keren naar Nederland, onder de radar, in het holst van de nacht, gevaarlijk. Daarom vraag ik deze minister: slaapt hij nog wel 's nachts? Een halfjaar geleden vroeg ik hem al ... Vond de minister het grappig? Oké. Een halfjaar geleden vroeg ik het hem al. Twee Nederlandse vrouwen zijn ontsnapt. Ik heb dat gehoord van Koerdische bronnen. De minister zei: ik kom erop terug. Ik kreeg een briefje. Er stond niks in. Ik vraag het deze minister vandaag nog één keer: zijn er Nederlandse vrouwen in Syrië ontsnapt? Hoeveel zijn het er? Welke dreiging gaat hiervan uit? En wat gaat de minister doen om deze mensen in gevangenschap te krijgen en te berechten?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:
Ja, voorzitter. Ik slaap nog. Ik was niet aan het lachen. Ik begroette een van uw leden die ik lange tijd niet gezien heb door alle coronabeperkingen en dergelijke.

Voorzitter. Ontsnappen uit de opvangkampen in Syrië is altijd een realistisch scenario geweest. Uit de openbare cijfers van de AIVD volgt dan ook dat het aantal Nederlandse vrouwen in de kampen de afgelopen maanden is afgenomen. Alle beschikbare middelen bij alle partners worden aangewend om de risico's die van terugkeerders kunnen uitgaan te onderkennen en weg te nemen. Om uitreizigers zo vroeg mogelijk te onderkennen, zijn alle uitreizigers opgenomen in het zogenaamde Schengen Informatie Systeem en is er ook een Europees arrestatiebevel tegen hen uitgevaardigd.

De heer Sjoerdsma (D66):
Om heel eerlijk te zijn: ik sta echt met stomheid geslagen dat dit het antwoord is. Ik zal het nog een keer aan de minister vragen. Hoeveel Nederlandse vrouwen zijn er ontsnapt uit Koerdische kampen, minister? Hoeveel?

Minister Grapperhaus:
Ik kan daar niet een zeker getal op plakken, maar de diensten hebben in openbare cijfers aangegeven dat er zeker wel een tiental vrouwen in de loop der tijd uit die kampen zou zijn ontsnapt. Daar is nooit helemaal honderd procent zekerheid op te geven.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dit zijn vrouwen die betrokken zijn geweest bij Islamitische Staat. Dit zijn vrouwen die mogelijkerwijs betrokken zijn geweest bij moorden, verkrachtingen en het houden van seksslaven. Ik heb deze minister in januari en daarvoor gevraagd of er vrouwen zijn ontsnapt. De minister wilde daar toen niet op ingaan. Hij zei: dat kan altijd gebeuren. Het kan altijd gebeuren! U moet het eens horen: het kan altijd gebeuren. Dit zijn mensen die mogelijkerwijs betrokken zijn bij genocide, dus dit kán niet gebeuren. En de minister is gewaarschuwd, door de Koerden en door de Amerikanen, dat het ging gebeuren en dat het onmogelijk was om deze mensen vast te houden. Ik zeg het, omdat ze óf daar berecht moesten worden óf hier in Nederland. In plaats daarvan ontsnappen ze daar. En wat gebeurt er hier, in Nederland? Hier zegt de rechtbank: "Wij dreigen de rechtsvervolging van deze mensen te staken. U hebt nog zes maanden om het op te lossen." Ik vraag dus aan deze minister: wat gaat hij doen? Het gaat om onze veiligheid en onze staatsveiligheid. Hoe gaan we ervoor zorgen dat deze ontsnapte mensen weer terugkomen en dat deze mensen gestraft worden voor de misdaden die zij daar hebben begaan? Ik vraag dit al twee jaar. In het regeerakkoord staat ook heel helder wat dit kabinet moet doen met betrokkenen bij genocide. Ik wil het vandaag weten.

Minister Grapperhaus:
Ik ben van mening dat straffeloosheid moet worden voorkomen. Het gaat in veel gevallen om mensen die worden verdacht van ernstige terroristische misdrijven en tegen wie het Openbaar Ministerie in veel gevallen ook een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd. Tegen een aantal van deze mensen heeft ook de rechtbank Rotterdam bevelen uitgevaardigd, zoals al genoemd is. Daar staat tegenover dat de situatie uiterst complex is en dat er verschillende belangen zijn waar we rekening mee moeten houden. Er wordt een afweging gemaakt, waarbij de internationale betrekkingen, de veiligheidssituatie in de regio én de veiligheid van de betrokkene zelf worden meegewogen. Dat heb ik regelmatig in uw Kamer uitvoerig uiteengezet. De Hoge Raad heeft die afweging afgelopen vrijdag in het arrest dat hij heeft gewezen ook onderkend. De Hoge Raad heeft gezegd dat dat legitieme belangen zijn, die in die afweging de doorslag behoren te geven.

Voorzitter. Ik heb in de brief aan uw Kamer van 18 juni jongstleden aangegeven dat ik in een uitvoerige verantwoording via het Openbaar Ministerie aan de rechtbank Rotterdam — dit is een antwoord op de laatste vraag van de heer Sjoerdsma — heb gezegd dat er op dit moment wordt bezien wat de concrete mogelijkheden en consequenties zijn om in individuele gevallen en met gebruikmaking van gezamenlijkheid tot een vorm van het terugkrijgen van die mensen te komen. Dat is ook nog zeer onlangs opgebracht in een overleg met een aantal Schengenlanden en het Verenigd Koninkrijk, op 3 juni jongstleden, waar collega Blok bij aanwezig was.

De heer Sjoerdsma (D66):
De minister zegt dat de Hoge Raad hem gelijk geeft, maar de Hoge Raad zegt één ding: de minister is niet gehouden aan een gerechtelijk bevel om deze mensen op te halen. Dat hoeft ook niet. De Hoge Raad zegt namelijk dat het aan de politiek is om hier met dit probleem om te gaan. Ik constateer hier vandaag niet alleen, voor de zoveelste keer in twee jaar, dat het risico op ontsnappingen bestond, maar ook dat deze mensen daadwerkelijk zijn ontsnapt en dat ze weer oog in oog kunnen komen te staan met hun slachtoffers en hun nabestaanden, dat ze naar Nederland kunnen komen, ongecontroleerd, en dat hier in Nederland niemand berecht is.

Daarom vraag ik aan deze minister of hij 's nachts slaapt. Ik slaap daar namelijk niet van. Ik slaap niet van dit soort veiligheidsdreigingen. Ik wil de minister vragen om concrete daden te laten zien. De rechtbank heeft hem dat ook gevraagd. Ik vraag de minister welke concrete daden hij gaat laten zien om ervoor te zorgen dat deze mensen bestraft worden voor de misdaden die ze hebben begaan, en om ervoor te zorgen dat zij niet meer kunnen ontsnappen.

Minister Grapperhaus:
In een eerdere brief aan de Kamer is door mij al vrij uitvoerig verslag gedaan van een aantal van die concrete stappen. Ik noem er eentje. Collega Blok heeft in Irak gesproken met de autoriteiten aldaar. Een van de punten die hoe dan ook meespelen, is namelijk dat de vrouwen waar het om gaat inderdaad verdacht worden van zeer ernstige misdrijven. Duitsland heeft bij zijn onderdanen in een aantal gevallen gezien dat vrouwen die bij Erbil de grens over kwamen onmiddellijk in hechtenis werden genomen, in Irak werden vastgehouden en daar werden berecht. Daar zit vanuit ons rechtssysteem toch wel een behoorlijke hiccup — excuseert u mij het anglicisme; een hobbel, zal ik dan maar zeggen — aangezien in Irak de doodstraf nog altijd bestaat. Dat is een voorbeeld van de stappen die gezet worden. In de brief van 18 juni heb ik ook gewezen op de contacten met de "core seven"-landen. Zo zijn er meer stappen die worden gezet.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Dan ga ik naar mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het was weer een mooi staaltje theater van de heer Sjoerdsma. Ik schrok daar wel een beetje van. Want als het aan D66 had gelegen, waren er misschien twee jaar geleden al vrouwen naar Nederland gehaald terwijl het bewijs nog niet rond te breien was. Het was een grote zorg van ons dat deze vrouwen dan gewoon op straat zouden komen en in onze samenleving konden huishouden. Daar gaat mijn vraag specifiek over. Wij hebben eerder zelf, samen met de heer Van Helvert, vragen gesteld: hoe zorgen we ervoor dat de verklaringen van de slachtoffers, bijvoorbeeld van de jezidi's, goed worden opgenomen om als bewijs te kunnen dienen tegen deze verschrikkelijke vrouwen? Ik krijg een heel doorwrocht antwoord, maar eigenlijk blijkt daar nog steeds niet uit wat we nu doen om die verklaringen op te nemen. Wil de minister toch nog eens kijken naar de antwoorden op die vragen? Want ik merk niet dat in de praktijk die verklaringen ook daadwerkelijk snel worden opgenomen. Volgens mij moeten we daartoe alles op alles zetten.

Minister Grapperhaus:
Daar ga ik heel eerlijk over zijn. Ik verkeer op dit moment in de overtuiging dat daar echt goed aan gewerkt wordt, maar ik zeg er meteen een briefje over toe. Ik vind het namelijk heel belangrijk; dat heb ik hier ook in de Kamer uitgesproken. Het is inderdaad moeilijk onder woorden te brengen wat voor gruweldaden de jezidi's zijn overkomen. Dus ik kom daar in een briefje zo snel mogelijk bij u op terug.

De heer Bisschop (SGP):
Als ik de minister beluister, dan hoor ik wel de woorden en de erkenning dat het urgentie heeft. Maar ik zeg het maar eerlijk zoals het op mij overkomt. Ik zie toch een hoge mate van gelatenheid: ja, het gebeurt nou eenmaal. Ik vraag mij af in hoeverre de urgentie daadwerkelijk gevoeld wordt. Als ik hoor dat er mogelijk enkele tientallen ontsnapt zijn, denk ik: als het urgent is, welke stappen heeft Nederland gezet om de gevangenschap van de betreffende personen, waarschijnlijk oorlogsmisdadigers, te waarborgen? Welke stappen heeft Nederland gezet om te voorkomen dat ze zouden kunnen ontsnappen?

Minister Grapperhaus:
Het eerste punt werp ik toch van mij af. Dat ik misschien een wat droogstoppelige manier van praten heb, heeft te maken met het feit dat ik toch niet geloof dat de rechtsstaat erg gediend is bij allerlei emotionele acties. Ik denk dat je het verst komt, ook in dit buitengewoon weerbarstige dossier, door de argumenten op een rij te zetten en door de juiste acties te ondernemen.

Wat het tweede punt betreft kan ik de heer Bisschop wel volgen. Inderdaad, we zijn natuurlijk ook met die andere landen in gesprek over hoe we kunnen zorgen dat we echt zicht houden op wat daar gebeurt. Daar wordt intensief op samengewerkt door de diverse inlichtingendiensten, ook van andere landen. Nogmaals, dit is een uiterst gevaarlijk gebied. Dat is mij niet alleen verzekerd door de diensten, maar dat is mij ook van harte duidelijk gemaakt door de ngo's waarmee ik gesproken heb. Nogmaals, dat betekent dat je niet anders dan via professionele diensten kunt kijken wat er zich ter plaatse afspeelt. Daar kan ik u van verzekeren dat we daar met veel urgentie bovenop zitten.

De heer Bisschop (SGP):
Ik wijd er dan ook onze tweede vraag maar aan. Er zijn maatregelen genomen, er wordt gesproken, enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts. Allemaal heel mooi, maar het voorkomt niet dat er enkele tientallen ontsnappen. Dan zijn die maatregelen toch ruimschoots onvoldoende geweest? Is duidelijk waar de betrokkenen zich nu bevinden en welke acties worden ondernomen om ze weer aan te houden?

Minister Grapperhaus:
Ik zei al in mijn openingszin: ontsnappen is altijd een zeer realistisch scenario geweest. Het zou prima zijn om uw Kamer nog een keer een vertrouwelijke technische briefing te geven over hoe dat gebied er op dit moment uitziet en waar allerlei verschillende partijen zitten. U weet uit openbare bronnen dat het oprukken van het Turkse leger vorig jaar september de zaken er alleen maar aanzienlijk onoverzichtelijker op heeft gemaakt. Ook al heb je uitstekende diensten — en die hebben wij wat mij betreft, zowel de AIVD als de MIVD — dan is het niet zo dat je altijd volstrekt zicht kunt hebben op waar mensen zich bevinden. Dat is een. Twee. Het is niet doenlijk om te voorkomen dat mensen uit die kampen ontsnappen, want uiteindelijk zijn dat kampen die door de Koerdische bevrijdingsorganisaties, om ze zo maar even te noemen, worden geleid en niet door ons.

De voorzitter:
Eerst mevrouw Buitenweg en daarna mevrouw Yeşilgöz-Zegerius en mevrouw Kuiken.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ben toch een beetje met stomheid geslagen. De minister zegt met een air — alsof hij het altijd al zag aankomen — dat ontsnapping altijd een heel realistisch scenario is geweest. Maar ik herinner mij vele debatten hier waarin is gewaarschuwd voor die ontsnappingen en voor het feit dat vrouwen die mogelijk misdaden hebben gepleegd, hun straf gaan ontlopen. Daarvan zei de minister steeds "nee, die vrouwen kunnen het beste daar berecht worden", alsof het een feit was dat dat daar ook zou gaan gebeuren. Ik vind dit een schuif, die wel heel makkelijk wordt afgedaan. Maar we zitten ermee. Die vrouwen zijn ontsnapt en de grote vraag is: hoe kan nu recht worden gedaan aan de slachtoffers? Mijn vraag aan de minister is: wat gebeurt er met het bewijs dat mogelijk verzameld is door de Koerden? We doen steeds alsof we geen diplomatieke banden hebben, waardoor we de overlevering van die vrouwen ook niet kunnen regelen. Maar gaan we wel samenwerken om bewijs te verzamelen? Of is de minister daar ook veel te huiverig voor, omdat hij vooral schone handen wil houden?

Minister Grapperhaus:
Toch echt even een correctie. Ik heb nooit iets anders gezegd dan ik nu zeg, namelijk dat ontsnappen een realistisch scenario is. Iets anders is dat we vaak met uw Kamer de mogelijkheid hebben gewisseld om ze eventueel daar te berechten. Ik begrijp overigens zelf heel goed dat de bevolking ter plaatse zegt: wij vinden primair dat die mensen hier moeten worden berecht. Onze ouders en onze grootouders zouden het ook heel vreemd hebben gevonden als de mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog hier in Nederland oorlogsmisdaden hebben gepleegd, ergens in Amerika waren berecht. Ik denk dat wij daar ook moeite mee zouden hebben gehad. Om een lang verhaal kort te maken: wij zijn natuurlijk voortdurend aan het kijken hoe je zicht op deze vrouwen kunt houden — ik heb daar al iets over gezegd — en hoe we ervoor kunnen zorgen dat het recht uiteindelijk zijn loop krijgt. Dat blijf ik zeggen, maar met de beperkingen die ik heb aangegeven. Het gaat er niet zozeer om dat de Hoge Raad ons daarin gelijk geeft, maar de Hoge Raad zegt wel: wij begrijpen dat dit hele lastige maar zwaarwegende belangen zijn.

De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Mevrouw de voorzitter ...

De voorzitter:
Nee, nee, nee ...

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Maar mevrouw de voorzitter ...

De voorzitter:
... nee, nee!

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
... hij heeft geen antwoord gegeven op de vraag die ik heb gesteld.

De voorzitter:
U heeft geen antwoord gegeven op de vraag van mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik vroeg of er samengewerkt wordt ten aanzien van het overleveren van bewijs.

De voorzitter:
Over samenwerken.

Minister Grapperhaus:
Ja, zonder meer. Misschien heb ik dat niet expliciet aangegeven, maar we zijn ook op dat punt voortdurend aan het kijken hoe we — u begrijpt dat dat vooral het Openbaar Ministerie is — zo veel mogelijk bewijs kunnen krijgen. We lopen daarbij inderdaad af en toe tegen begrenzingen aan als het gaat om hoe je een uitruil van bepaalde bewijzen kunt krijgen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De hier geuite zorg van D66 over onze veiligheid is wat mij betreft allesbehalve geloofwaardig, want dit is een partij die deze terroristen graag hiernaartoe zou willen halen. Deze terroristen zijn willens en wetens naar Syrië afgereisd om zich daar in te zetten voor een strijd die volledig gericht is op het vernietigen van alles waar wij hier voor staan. Ik ga ervan uit dat de minister geen poging onderneemt om deze mensen hiernaartoe te halen. Ik heb één vraag. Ik zou graag willen weten hoe we gaan voorkomen dat deze terroristen vervolgens ons land binnensluipen. Hoe werken onze veiligheidsdiensten samen met de landen om ons heen om te voorkomen dat deze mensen alsnog in Nederland belanden?

Minister Grapperhaus:
In die samenwerking wordt natuurlijk gekeken naar het Schengen Information System maar ook naar de belangen die alle landen hebben. Een aantal landen heeft in het strafrecht niet de regels die wij hebben met betrekking tot terroristische misdrijven en betrokkenheid daarbij. Zweden is daar een voorbeeld van. Dat zijn landen die er alleen maar een nog groter belang bij hebben om ervoor te zorgen dat mensen als ze in de buurt van een Schengengrens komen, uiteindelijk echt goed op de radar zijn. Ik heb al vaker gezegd: er wordt alles aan gedaan om dat goed in te richten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Er is wel een beetje valsige rattigheid in de coalitie, want de heer Sjoerdsma wordt onrecht aangedaan. Want wij hebben dit debat ook gevolgd. Het is voortdurend een discussie geweest over de vraag: waar doe je goed aan? Maar voortdurend zei het kabinet, zei de minister: we gaan ze niet hiernaartoe halen, maar we zorgen in ieder geval dat ze daar blijven of berecht worden. Geen van tweeën is waar. Mijn vraag aan de minister is heel concreet. Er is altijd ontkend dat we precies wisten wie waar zat en nu zegt de minister: ik ben heel goed op de hoogte, want alle veiligheidsdiensten weten precies waar ze zijn. Het kan niet beide waar zijn, dus ik wil graag weten wie het zijn en waar ze zijn. Dat is mijn eerste vraag.

Minister Grapperhaus:
Ik wil eerst iets uit de weg ruimen. Die valsige rattigheid, is die op die mij gericht?

De voorzitter:
Nee ...

Minister Grapperhaus:
Dat hoop ik niet, want dat zou ik echt jammer vinden, want wij hebben toch altijd een goed debat, dacht ik.

De voorzitter:
We hebben nog een hele week te gaan, hè. Een beetje aardig voor elkaar.

Minister Grapperhaus:
Het zou op zichzelf ook een interessante mondelinge vraag kunnen zijn. Het is wel een terecht punt dat mevrouw Kuiken maakt. Het is niet zo — ik meen dat net naar aanleiding van een vraag van de heer Bisschop gezegd te hebben — dat onze diensten precies weten waar iedereen is. Dat is in dat gebied met al z'n onoverzichtelijkheden niet doenlijk. Wel is het zo dat onze diensten in samenwerking met diensten van andere landen ervoor zorgen dat ze een zo goed mogelijke informatiepositie hebben. Ook moeten we er natuurlijk voor zorgen dat we een zo goed mogelijke informatiepositie hebben als het gaat om de grenzen van het Schengengebied. Maar ook daarvoor geldt: we moeten ons realiseren dat dat nooit 100% is.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
En daarmee kunnen we niet anders dan concluderen dat we in potentie een heel groot risico lopen, ook omdat we weten dat grenzen niet 100% dicht zijn. Dat brengt me op m'n tweede vraag. Het zijn er nu enkele tientallen. De Koerden hebben ons bij herhaling gewaarschuwd dat ze mensen niet langer op zullen vangen, dat dat steeds moeilijker wordt. Dus wanneer worden tientallen honderdtallen en misschien nog wel veel meer? Welke acties gaan we ondernemen als het er steeds meer worden? Dat scenario lijkt me heel reëel en niet denkbeeldig.

Minister Grapperhaus:
Ik heb gesproken over in ieder geval een tiental. Maar even los daarvan, de drie criteria die het kabinet hanteert, blijven overeind staan. Ik zal ze hier niet herhalen, want ik ben ooit door een van uw Kamerleden erop aangesproken: niet nog een keer. Mevrouw Kuiken zegt nu dat dat niet het antwoord is op haar vraag. Het antwoord op haar vraag is dat het niet is uitgesloten dat er in de loop der tijd nog wel meer vrouwen zullen ontsnappen. Ik heb daarvan gezegd: dat is echt een risico, waarmee we rekening moeten houden. Voor mij staat nog steeds voorop dat mensen die verdacht worden van betrokkenheid bij oorlogsmisdaden niet straffeloos mogen zijn. Dat is echt mijn uitgangspunt. Ondertussen weet ik dat ik de beperkingen heb in die drie criteria die ik niet opnieuw zal noemen. Die beperkingen zijn er.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Toch even voortbordurend op deze vragen, want de heer Sjoerdsma heeft natuurlijk wel een punt. Hij is er bij uitstek bij geweest en heeft ervoor gewaarschuwd dat dit zou kunnen gebeuren. Nou gebeurt het. We weten niet hoeveel vrouwen er nog meer van plan zijn om te vluchten. Deze zitten in Idlib. Dat horen we dan, maar voor hetzelfde geld waren ze naar Nederland gekomen. Wat gaat dit kabinet nou doen? Want je moet ze of in Nederland berechten of daar berechten. Maar we kunnen niet lijdzaam met de handen op de rug afwachten tot de volgende tien, twintig Nederlandse vrouwen óf naar Nederland reizen óf daar weer actief worden. Dus gaan wij de Koerden, samen met een coalitie van andere partijen, nu aanzetten om te kijken — ik snap de ingewikkeldheid — of we ze daar kunnen berechten? Wat doet de minister daar concreet aan?

Minister Grapperhaus:
Zoals gezegd is collega Blok in gesprek met de andere landen van wat men de "core seven" noemt om met elkaar te kijken op welke wijze je hen in individuele gevallen toch op de een of andere manier terug kunt krijgen. Dat is dan echt toegespitst op de gevallen waarvan we zeggen: die zijn verdacht van betrokkenheid bij zeer ernstige oorlogsmisdrijven. Nederland heeft in elk geval altijd gezegd: als mensen zich melden bij het consulaat in Erbil, dan worden ze onmiddellijk door de marechaussee overgebracht naar Nederland. Collega Blok heeft ook van de Iraakse autoriteiten de verzekering gekregen dat de groep Nederlandse vrouwen waar het hier grotendeels om gaat in die zaak bij de Hoge Raad, dan ook een laissez-passer door dat land krijgt. Ondertussen gaan we door met die gesprekken. Het mag u duidelijk zijn dat het niet iets is waar een kant-en-klare oplossing voor is, maar we moeten daar met urgentie aan blijven werken. Dat laatste benadruk ik nog maar eens in de richting van de heer Bisschop.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Kuik

Vragen van het lid Kuik aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over dwarslaesies door lachgas.

De voorzitter:
Ik geef tot slot het woord aan mevrouw Kuik van het CDA voor haar vraag over dwarslaesies door lachgas. De vraag is gericht aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik van harte welkom heet.

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Wie had kunnen denken dat het afsluiten van je hersenen van zuurstof een rage zou worden? Al meer dan een jaar geleden pleitte het CDA voor een verbod op de partydrug lachgas, want lachgas is niet bedoeld om je hersenen af te sluiten, maar voor slagroomspuiten. En toch is het in het uitgaansbeeld. En toch is het laagdrempelig voor jongeren. We zien een toename van verkeersongelukken en overlast en — dat is niet het minste — gezondheidsschade. De afgelopen week berichtte RTL over zeker 64 dwarslaesies door lachgas. Het gaat daarbij om jongeren die gemiddeld 22 jaar zijn. Het daadwerkelijke aantal ligt nog veel hoger, want slechts 42 van de 78 aangeschreven ziekenhuizen zijn ondervraagd. Daarnaast zijn er nog revalidatiecentra. En er is niet alleen sprake van dwarslaesies door lachgas; er is ook sprake van psychoses en epilepsie.

Voorzitter. Ten eerste complimenten aan de staatssecretaris voor het feit dat het voorstel om een verbod in te stellen nu ter consultatie ligt. Hoe snel kan dat verbod ingaan? Met dit alles, met al deze argumenten zou je ook verwachten dat hier in de Kamer voldoende steun daarvoor is. Voelt de staatssecretaris voldoende steun hier in de Kamer? Kan dit direct na de zomer worden besproken?

Voorzitter. Ik zei het al: jongeren zien lachgas als iets onschuldigs. Ze kijken er onverschillig naar. Neurologen zien dat klachten vaak bewust genegeerd worden en dat jongeren veel te laat naar de huisarts gaan en dus ook veel te laat bij het ziekenhuis aankomen. Is de staatssecretaris het met mij eens dat jongeren nog steeds een veel te rooskleurig beeld hebben van lachgas? Hoe voorkomen we dat ze eraan beginnen? Ten tweede. We weten dat het een rage is. Als jongeren gebruiken en klachten hebben, hoe zorgt de staatssecretaris er dan voor dat ze zich op tijd melden bij de huisarts met die klachten, zodat voorkomen wordt dat zij een dwarslaesie oplopen?

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, dank u wel. Het thema dat mevrouw Kuik aan de orde stelt, spreekt mij zeer aan. Niet voor niks heb ik samen met de minister van JenV het initiatief genomen om lachgas als recreatief middel op lijst II van de Opiumwet te zetten. Dat moet geregeld worden via een AMvB. Wij doen dat ook vanuit de gedachte dat we daarin worden ondersteund door het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs, het CAM, dat ons het advies heeft gegeven om de beschikbaarheid terug te dringen. Los daarvan heb ik zelf ook werkbezoeken afgelegd bij bijvoorbeeld het UMC, waar neurologen mij hebben geïnformeerd over de schadelijke gevolgen, waaronder inderdaad dwarslaesies. Wij hebben dat dus opgepakt en gezegd: wij gaan het recreatief gebruik verbieden.

Hoe doen we dat? Door middel van een AMvB waardoor lachgas op lijst II van de Opiumwet wordt geplaatst. Daar moeten we een paar stappen voor zetten. We hebben eerst overlegd met de sector, namelijk met de producenten en de eigenlijke gebruikers, zoals de horeca, de auto-industrie en degenen die het inzetten voor medische toepassingen, over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit wel mogelijk blijft. Dat had nog wel wat voeten in de aarde. Daar hebben we, denk ik, zorgvuldig op geacteerd. Dat is ook af te leiden uit de toelichting op de AMvB. Het recreatief gebruik willen we fors terugdringen. Dat ligt vast in de tekst, die nu ter consultatie voorligt. Die loopt tot 10 juli. Wat dat betreft is het een mooie timing om dit nog even goed voor het voetlicht te brengen. Ik hoop dat er vanuit de samenleving op dat voornemen wordt gereageerd. Ik hoop ook inderdaad dat daarvoor voldoende steun is, ook in het parlement. Mevrouw Kuik vroeg hoe breed de steun zal zijn in het parlement. Dat moet blijken. Als je hele verstandige voorstellen hebt, denk ik dat die erdoor gaan komen. Maar dat moet maar blijken uit het debat.

Wanneer kan het debat plaatsvinden, vraagt mevrouw Kuik. Na de zomer. De consultatieronde loopt nu. Dat gaan we verwerken. We willen dat het zo snel mogelijk na de zomervakantie afgerond is. Het zal in de loop van september, begin oktober aan de orde zijn in de ministerraad. Dan ligt het ter voorhang gelijk voor bij het parlement, dus zowel bij de Tweede als bij de Eerste Kamer. Als het parlement ermee instemt na de voorhangperiode, moet het nog wel naar de Raad van State en ter notificatie naar Europa. De stappen die ik net schetste, duren denk ik tot de kerstvakantie. Dan volgt zo snel mogelijk de volgende stap. Of het parlement moet gelijk zeggen dat het goed is, want dan kunnen we gelijk verder. Maar voor de notificatie en het advies van de Raad van State moeten we een paar maanden rekenen. Ik denk dat het de eerste helft van volgend jaar van kracht kan worden. Maar dan staat het dus in de wet. Nu kunnen gemeenten al via een verordening allerlei dingen terugdringen. Maar juist diezelfde gemeenten zeggen tegen ons dat zij niet alles kunnen aanpakken. Dat geldt bijvoorbeeld als er evident sprake is van gebruik van lachgas in een auto die een ongeval heeft veroorzaakt. Als er patronen in die auto liggen, kan de politie daar niet op verbaliseren. Dat is een aandachtspunt. Gemeenten hebben mij vrij massaal benaderd met de vraag of wij daarop kunnen acteren. Dat is het proces.

Dan de voorlichting naar jongeren en de risicoperceptie. Mevrouw Kuik zegt terecht dat jongeren het gevaar er niet van inzien. Dat is volgens mij ook zo. De risico's worden zwaar onderschat. Dat is heel logisch, want je kunt het spul bij wijze van spreken op elke hoek van de straat krijgen. Dat hangt niet samen met het idee dat iets riskant is, dus de risicoperceptie deugt niet. Wij laten het voorlichtingsmateriaal aanpassen. Het Trimbos is daar al fors mee bezig. De folder, de flyer die naar gebruikers gaat, wordt aangepast. Dat wordt allemaal geactualiseerd. Ondertussen hebben we ook webinars, waarbij we gemeenten en andere voor ons relevante partijen in het terugdringen van lachgasgebruik informeren. Daar is heel veel belangstelling voor.

Mevrouw Kuik (CDA):
Dank voor het antwoord. Ik schrik toch wel van hoelang dit nog duurt en dat dit pas begin volgend jaar echt in werking is. Als het parlement daar snelheid in kan brengen, hoor ik het graag, want dan zal ik dat zeker voorstellen.

Jongeren gaan vaak niet op tijd naar de huisarts. Er is schaamte onder jongeren. Ze willen er niet over praten. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij kan toezeggen dat er in de tussenliggende periode van nu tot het verbod er is, een extra voorlichtingscampagne komt: zuurstof in het hoofd bij jongeren.

Ik vraag me ook af in hoeverre de handhaving nu mogelijk is voor gemeenten. Nu zijn er in uitgaansgebieden nog shops waar je ballonnetjes kan halen. Als dat nog het beeld is van het uitgaansgebied, zijn we gewoon niet goed bezig. We moeten dus ook nu al, zeker als we de verkeersongevallen en de gezondheidsschade zien, stappen kunnen zetten om onze jongeren hiertegen te beschermen.

Staatssecretaris Blokhuis:
Drie vragen heb ik gehoord. Daar kan ik heel kort op ingaan. Wat betreft het tempo: als het aan mij ligt, stond het gisteren in het Staatsblad. Ik doe mijn uiterste best om het zo snel mogelijk te doen. Laten we daar met z'n allen flinke effort op zetten. Dat is één.

Twee. Jongeren moeten nu al weten van de risico's, want die nieuwe inzichten zijn er. Mevrouw Kuik vraagt of ik daarvoor een aparte campagne kan opstarten. Die vraag wil ik serieus in overweging nemen, maar ik zeg die nu niet toe. Ook door corona heeft een heel aantal campagnes die wij al in de pijplijn hadden, stilgelegen. Het moet dus wel in het geheel passen. Dat er een campagne moet komen, lijkt mij logisch. Wanneer die precies start, ga ik nu niet toezeggen omdat er nog een heleboel andere campagnes in de rij staan. Ik neem die vraag serieus mee.

En de laatste vraag was? Ik heb die niet opgeschreven; dat is mijn fout.

Mevrouw Kuik (CDA):
Die vraag ging over de handhaving door de gemeenten. Kunnen zij de lachgascowboys aanpakken?

Staatssecretaris Blokhuis:
Wat er nu kan, doen gemeenten ook via een lokale verordening. Zij geven bijvoorbeeld de aanwijzing dat er in een gebied geen lachgas verkocht mag worden. Dat gebeurt dus ook. Maar er blijven altijd wel lekken in het systeem, bijvoorbeeld wat ik net aangaf: als er sprake is van evident lachgasgebruik in een auto die slingert, dan is het heel moeilijk om een causaal verband aan te tonen. Straks is alleen al het feit dat er lachgaspatronen naast de bestuurder liggen voldoende aanleiding om in te grijpen.

Mevrouw Kuik (CDA):
Dank dat de staatssecretaris gaat kijken naar extra inzet op voorlichting. Ik zou de staatssecretaris wel willen vragen om ook burgemeesters hierop attent te maken, zodat zij nu wel gaan ingrijpen. Er moet dus geen uitgaansbeeld met lachgaswinkels blijven ontstaan, want het is voor jongeren funest dat dat als gewoon wordt gezien.

Staatssecretaris Blokhuis:
Wat de Tweede Kamer mij sowieso kan vragen, is om gemeenten te attenderen op de risico's die er zijn op basis van het CAM-rapport. Dat wil ik zeker doen. We hebben ook webinars waar gemeenten bij aanhaken. Ik zal gemeenten dus via welke kanalen we daar dan ook voor kunnen benutten, attenderen op de mogelijkheden en de risico's.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Mevrouw Agema namens de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
64 dwarslaesies door het gebruik van lachgas! Dat zijn er echt heel erg veel. Het zal je kind, vriend, vriendin of iemand in jouw tienergroep maar wezen! Ik kan er werkelijk met mijn pet niet bij dat ik de staatssecretaris hier hoor zeggen dat een grote campagne nu even niet kan, omdat hij er nog genoeg in de pijplijn heeft zitten. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om dát terug te nemen en om per direct een grote landelijke campagne uit te zetten. Want hij kan wel met een wetsproces bezig zijn of weet ik veel wat, maar het gaat erom dat nú tussen de oren van jongeren komt dat het geen optie is om je leven te vernachelen door eigen toedoen.

Staatssecretaris Blokhuis:
Ik snap heel goed wat mevrouw Agema vraagt. Uit haar woorden leid ik ook af dat de PVV-fractie in ieder geval het verbod gaat steunen, althans dat ze die kant wel op neigt. De oproep is om zo snel mogelijk in te grijpen, nu al, met campagnes. Ik heb in antwoord op vragen van mevrouw Kuik aangegeven wat wel overwogen is, want we hebben bijvoorbeeld ook campagnes tegen het roken. Ik wil niet zeggen dat het ene leed erger is dan het andere, maar als gevolg van roken sterven er elk jaar 20.000 mensen. We moeten dus gewoon een afweging maken. Het is echt geen gemakzucht, zo van: dat gaan we dus niet doen. We moeten een afweging maken. Ik vind niet dat ik dat kan beloven, terwijl op het ministerie de campagnes om voorrang buitelen: wie kan het eerst de lucht in?

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Wij hebben vorige week een debat gehad over de ggz. De kern van dat debat was uiteindelijk dat de commissie vond dat de staatssecretaris in dezen veel meer regie moest nemen. We hebben zojuist een petitie aangenomen van huisartsen en 7.000 mensen uit de zorg die vragen om meer landelijke regie. Dat zegt de SER zelfs en ook deze Kamer. Wij willen dus ook in dezen gewoon meer regie van de staatssecretaris. Hij moet dit beetpakken en het niet laten lopen en aan anderen overlaten.

Staatssecretaris Blokhuis:
Wij hebben wetgeving gestart. Die moet er zo snel mogelijk zijn. Ik zei al: als het aan mij lag, stond die gisteren in het Staatsblad. Ik weet niet hoe ik daar nog meer regie op moet pakken. Ik weet niet of de vraag breed gaat over ggz of over lachgas.

De voorzitter:
Het gaat over lachgas, toch?

Staatssecretaris Blokhuis:
Als het gaat om lachgas, wordt mij ook verweten dat ik bemoeizuchtig ben. Maar ik hoor uit de woorden van mevrouw Sazias dat zij dat in ieder geval niet vindt. Ik acteer zo snel mogelijk. Dat verbod moet zo snel mogelijk in het Staatsblad komen via de plaatsing op lijst II van de Opiumwet. Daarnaast zetten we alles op alles om lachgas terug te dringen, ook door mensen via webinars en gerichte voorlichting te informeren over de risico's van deze schadelijke stof.

De voorzitter:
Ja, mevrouw Hermans ... namens de VVD. Ik heb u een tijdje niet gezien, vandaar dat ik dacht: fijn om u weer te zien.

Mevrouw Hermans (VVD):
Ik ben er nog. Mevrouw Agema zei eigenlijk al heel treffend dat lachgas, zo'n ballonnetje, niet onschuldig is. Het heeft potentieel grote gevolgen. Dat er dingen moeten gebeuren, deelt de VVD-fractie dus. Maar het gaat wel om de samenhang der dingen en ook om de verhouding. De staatssecretaris zei er al iets over in de AMvB. We hebben een heleboel ondernemers die lachgas gewoon nodig hebben om hun slagroomtaart te maken, om auto's in de garage te repareren en noem het allemaal maar op; ook de cateraar. De balans tussen het eigenlijke en oneigenlijke gebruik: dat wordt volgens mij de allerbelangrijkste afweging straks. Daarom is de consultatie heel belangrijk.

Mevrouw Agema heeft gelijk als ze zegt: we kunnen nu wel in een wet of een AMvB opschrijven dat iets niet meer mag, maar daarmee zijn de jongeren nog niet doordrongen van het feit …

De voorzitter:
En de vraag is?

Mevrouw Hermans (VVD):
Ik kom bij mijn vraag, voorzitter. Daarmee zijn ze nog niet doordrongen van het feit dat het gevaarlijk en onverantwoord is om met een ballon op — ik weet niet of je dat zo kan zeggen — achter het stuur te gaan. Daarom is die voorlichtingscampagne zo belangrijk. Ik vind dus …

De voorzitter:
Mevrouw Hermans, u bent ...

Mevrouw Hermans (VVD):
Mijn vraag aan de staatssecretaris …

De voorzitter:
Dit kan echt niet! Dan moeten we echt het vragenuur anders gaan inrichten. U bent meer dan een minuut aan het woord.

Mevrouw Hermans (VVD):
U heeft helemaal gelijk. Ik stel nu mijn vraag. Die voorlichtingscampagne, wanneer gaat die starten?

Staatssecretaris Blokhuis:
Dat was een vraag van mevrouw Agema, van mevrouw Kuik en nu ook van mevrouw Hermans. Ik zal de Kamer daarover informeren, maar ik hou er ook niet van om de Kamer te beloven dat ik volgende week met een campagne begin terwijl er vijftien andere campagnes in de startblokken staan waarvan degenen die daar aan de knoppen zitten, ook zeggen: dat moet snel. Ik wil de Kamer dus graag informeren wanneer het kan — dat kan in een kort briefje — maar ik hoop dat u begrip heeft voor mijn positie dat andere zeer belangrijke campagnes die ook de gezondheid van onze bevolking raken, ook staan te wachten. Het is heel moeilijk om daartussen een verschil in gewicht aan te geven.

De voorzitter:
Dat heeft u al gezegd.

Staatssecretaris Blokhuis:
Het gaat allemaal over de gezondheid van Nederlanders, die ons allemaal even lief zijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van het vragenuur. Ik schors de vergadering enkele ogenblikken. Daarna gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Eerst een korte regeling van werkzaamheden voor de stemmingen.

Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over:

  • de aangehouden motie-Sienot/Dik-Faber (32813, nr. 510);
  • de aangehouden motie-Van Nispen/Hijink (35470-VI, nr. 12);
  • de aangehouden motie-Agnes Mulder/Harbers (32813, nr. 511);
  • twee brieven van het Presidium (35335, nr. 8 en 35359, nr. 22).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik heb hier op mijn lijstje de heer Van Helvert staan, maar die zie ik niet. Hij wilde een motie aanhouden. Heeft hij dat niet met u gecommuniceerd, mevrouw Van Toorenburg? Dan gaan we gewoon over zijn motie stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming brief vaste commissie voor Europese Zaken

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken over het plaatsen van een parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel: EU4Health, Verordening COM(2020)405 (35500, nr. 1).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Mensenrechtenrapportage

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Mensenrechtenrapportage,

te weten:

  • de motie-Van Ojik over de effectiviteit van het mensenrechtenbeleid in de relatie met China (32735, nr. 290);
  • de motie-Van Ojik c.s. over de noodmaatregelen intrekken wanneer de volksgezondheid dat toelaat (32735, nr. 291);
  • de motie-Kuzu over het erkennen van de Palestijnse staat (32735, nr. 294);
  • de motie-Kuzu over internationaal draagvlak voor de erkenning van de Palestijnse staat (32735, nr. 295);
  • de motie-Kuzu over het erkennen van Palestina als onafhankelijke staat als Israël nog meer grondgebied annexeert (32735, nr. 296);
  • de motie-Ploumen c.s. over een inclusieve politieke oplossing voor het conflict in Jemen (32735, nr. 297);
  • de motie-Van Helvert/Voordewind over handhaving van het mandaat van de EU-religiegezant (32735, nr. 298);
  • de motie-Karabulut c.s. over geen officiële afvaardiging naar het WK als arbeiders niet volledig zijn uitbetaald (32735, nr. 300);
  • de motie-Karabulut c.s. over maatregelen indien Israël overgaat tot annexatie van Palestijns gebied (32735, nr. 301);
  • de motie-Karabulut c.s. over niet bezuinigen op persvrijheid als aspect van het mensenrechtenbeleid (32735, nr. 302);
  • de motie-Voordewind/Van Helvert over onderzoek naar de positie van christenen en andere religieuze minderheden (32735, nr. 303).

(Zie notaoverleg van 22 juni 2020.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Karabulut stel ik voor haar motie (32735, nr. 302) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Helvert/Voordewind (32735, nr. 298) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment ruim een derde van de wereldbevolking te maken heeft met vervolging vanwege het geloof;

overwegende dat de vrijheid van gelovigen de komende jaren nog meer onder druk zal komen te staan;

constaterende dat de Europese Unie zich in moet blijven zetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging;

constaterende dat het mandaat van de Special Envoy for the promotion of freedom of religion or belief outside the European Union eind december 2019 is verstreken;

roept de regering op om zo spoedig mogelijk bij de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid aan te dringen op een stevig mandaat voor een nieuwe Special Envoy for the promotion of freedom of religion or belief outside the European Union, die de volle breedte van de vrijheid van religie en levensovertuiging uitdraagt, waaronder de vrijheid om niet te geloven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 306, was nr. 298 (32735).

De motie-Voordewind/Van Helvert (32735, nr. 303) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende de berichten over toenemende systematische discriminatie en onderdrukking van christenen en andere religieuze minderheden in onder andere India, Pakistan en Iran vanwege COVID-19;

overwegende dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een onvervreemdbaar mensenrecht is en speerpunt in het Nederlandse mensenrechtenbeleid;

verzoekt het kabinet de speciaal gezant voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging op te dragen een quickscan uit te voeren naar de vermeende verslechtering van de positie van christenen en andere religieuze minderheden in deze landen en daarin aanbevelingen te doen voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 307, was nr. 303 (32735).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

Ik denk dat mevrouw Van Toorenburg een appje heeft gekregen van de heer Van Helvert.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Hoe raadt u het zo, voorzitter? U bent telepathisch. Volgens mij gaat het over de motie (32735, nr. 298) over geloofsgenoten. De heer Van Helvert wil die niet alleen wijzigen, maar ook nog aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Helvert stel ik voor zijn nader gewijzigde motie (32735, nr. 306, was nr. 298) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van Ojik (32735, nr. 290).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ojik c.s. (32735, nr. 291).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu (32735, nr. 294).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (32735, nr. 295).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (32735, nr. 296).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ploumen c.s. (32735, nr. 297).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut c.s. (32735, nr. 300).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut c.s. (32735, nr. 301).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66 en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Nu deze motie is aangenomen, zouden wij graag spoedig een brief ontvangen van de regering, waarin wordt aangegeven hoe deze motie wordt uitgevoerd.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voordewind/Van Helvert (32735, nr. 307, was nr. 303).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Initiatiefnota van het lid Smeulders over marktwerking uit de huursector

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van het lid Smeulders over marktwerking uit de huursector,

te weten:

  • de motie-Van Eijs over onderzoeken hoe investeerders meer kunnen bijdragen aan meer nieuwbouw (35178, nr. 4);
  • de motie-Beckerman c.s. over de inkomensgrens voor sociale huurwoningen verhogen (35178, nr. 5);
  • de motie-Beckerman c.s. over geen korting op de verhuurderheffing voor tijdelijke huurwoningen en contracten (35178, nr. 6);
  • de motie-Van den Berge c.s. over de opkoopbescherming langer dan drie jaar laten gelden (35178, nr. 7);
  • de motie-Nijboer c.s. over de flexibilisering van huurcontracten een halt toeroepen (35178, nr. 9).

(Zie notaoverleg van 22 juni 2020.)

In stemming komt de motie-Van Eijs (35178, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (35178, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (35178, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, Krol/Van Kooten-Arissen en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berge c.s. (35178, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (35178, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019,

te weten:

  • de motie-Bouali/Weverling over het ondersteunen van de initiatieven van NLinBusiness voor uitbreiding van Holland Houses (35470-XVII, nr. 7);
  • de motie-Van den Nieuwenhuijzen c.s. over een WRR-onderzoek naar het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen in de post-coronacontext (35470-XVII, nr. 8);
  • de motie-Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen over een interdepartementaal coördinatiemechanisme voor het imvo-beleid (35470-XVII, nr. 9);
  • de motie-Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen over internationale sociale voorwaarden verplicht stellen voor meer productcategorieën met hoge mvo-risico's (35470-XVII, nr. 10);
  • de motie-Weverling over kwetsbaarheden van het Nederlandse bedrijfsleven voor verstoringen binnen mondiale waardeketens in kaart brengen (35470-XVII, nr. 11);
  • de motie-Ouwehand over niet instemmen met een associatieakkoord met Mexico (35470-XVII, nr. 12);
  • de motie-Ouwehand over niet instemmen met een handelsverdrag met Thailand (35470-XVII, nr. 13).

(Zie wetgevingsoverleg van 22 juni 2020.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar moties (35470-XVII, nrs. 12 en 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Bouali/Weverling (35470-XVII, nr. 7) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wereldwijde COVID-19-crisis een grote impact heeft op de Nederlandse exportsector, mede door de toename van handelsbarrières en -restricties;

constaterende dat veel mkb'ers tegen praktische exportproblemen aanlopen in landen zoals de Verenigde Staten, Canada, Duitsland en Frankrijk;

overwegende dat de succespilots van de Holland Houses als voorbeeld kunnen dienen voor operationele ondersteuning ter bespoediging van het herstel van de handel;

verzoekt de regering de initiatieven van NLinBusiness ten behoeve van de verdere uitbreiding van de Holland Houses, met in het bijzonder de prio 1-landen, te ondersteunen binnen de bestaande budgetten teneinde het Nederlandse bedrijfsleven tijdens de COVID-19-crisis goed te kunnen helpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15, was nr. 7 (35470-XVII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bouali/Weverling (35470-XVII, nr. 15, was nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Nieuwenhuijzen c.s. (35470-XVII, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen (35470-XVII, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, Krol/Van Kooten-Arissen en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen (35470-XVII, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Weverling (35470-XVII, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdA ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Rechtshandhaving

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over rechtshandhaving,

te weten:

  • de motie-Van Dam/Bosman over de uitvoering van het gevangeniswezen op Sint-Maarten voor vijf jaar laten overnemen door de Rijksministerraad (35300-IV, nr. 62);
  • de motie-Diertens/Groothuizen over onderzoek naar de mogelijkheden om de rechtsbijstand op Curaçao te versterken (35300-IV, nr. 63).

(Zie notaoverleg van 22 juni 2020.)

De voorzitter:
De motie-Van Dam/Bosman (35300-IV, nr. 62) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Dam, Bosman en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64, was nr. 62 (35300-IV).

De motie-Diertens/Groothuizen (35300-IV, nr. 63) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Diertens, Groothuizen en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65, was nr. 63 (35300-IV).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Dam c.s. (35300-IV, nr. 64, was nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Diertens c.s. (35300-IV, nr. 65, was nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, het CDA, de ChristenUnie en Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Binnenvaart en maritiem

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Binnenvaart en maritiem,

te weten:

  • de motie-Van der Graaf c.s. over herziening van de Wet bestrijding maritieme ongevallen (31409, nr. 279);
  • de motie-Laçin/Remco Dijkstra over goede informatie aan schippers over hun gegaste lading (31409, nr. 280);
  • de motie-Laçin/Postma over duidelijke afspraken over het ligplaatsenbeleid (31409, nr. 281);
  • de motie-Postma c.s. over het voortbestaan van de historische zeilvloot waarborgen (31409, nr. 282);
  • de motie-Remco Dijkstra/Postma over een stappenplan voor voldoende invloed van het Rijk op de Amsterdamse haven (31409, nr. 283);
  • de motie-Kröger c.s. over de regels voor het sjorren van containers op zeeschepen (31409, nr. 284);
  • de motie-Kröger over een inventarisatie of Nederlandse havens voldoende zijn toegerust om rampen te bestrijden (31409, nr. 285);
  • de motie-Schonis c.s. over het vergemakkelijken van bemanningswisselingen (31409, nr. 286);
  • de motie-Schonis/Van der Graaf over de subsidie-instrumenten in relatie tot de vergroeningsambitie (31409, nr. 287);
  • de motie-Van Esch over de lessen die geleerd zijn uit de reddingsoperatie voor zwanen in de Rotterdamse haven (31409, nr. 289).

(Zie vergadering van 23 juni 2020.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (31409, nr. 285) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van der Graaf c.s. (31409, nr. 279).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laçin/Remco Dijkstra (31409, nr. 280).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laçin/Postma (31409, nr. 281).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik had mijn hand ook omhoog.

De voorzitter:
Ja, ik heb u ook genoemd.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik hoorde ons niet. Dank u wel.

In stemming komt de motie-Postma c.s. (31409, nr. 282).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Remco Dijkstra/Postma (31409, nr. 283).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (31409, nr. 284).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schonis c.s. (31409, nr. 286).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schonis/Van der Graaf (31409, nr. 287).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Esch (31409, nr. 289).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Transportraad 4 juni 2020

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Transportraad d.d. 4 juni 2020,

te weten:

  • de motie-Postma over coronaproof reizen met de auto naar het buitenland (21501-33, nr. 819);
  • de motie-Kröger c.s. over uitstel van een besluit over de baseline van CORSIA (21501-33, nr. 820).

(Zie vergadering van 23 juni 2020.)

In stemming komt de motie-Postma (21501-33, nr. 819).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (21501-33, nr. 820).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Tijdelijke voorzieningen voor de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19) (35449-(R2147)).

(Zie vergadering van 23 juni 2020.)

In stemming komt het amendement-Ploumen (stuk nr. 8, I) tot het invoegen van een artikel 1a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 8 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ploumen (stuk nr. 9) tot het invoegen van een artikel 2a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Uitbreiding non-discriminatiegronden Grondwet

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (32411).

(Zie vergadering van 23 juni 2020.)

In stemming komt het amendement-Bisschop (stuk nr. 12, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, FvD en Van Haga voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 12 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Krol (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Zijn de initiatiefnemers bereid de verdediging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen? Mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het antwoord daarop is: ja. Ik zeg dat mede namens mevrouw Özütok en mevrouw Van den Hul. We gaan graag naar de Eerste Kamer.

De voorzitter:
Dan wens ik jullie daarbij heel veel succes. Dank u wel.

De motie die is ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul is aangehouden. We gaan dus naar punt 13 op de stemmingslijst.


Stemmingen moties Jaarverslagen en slotwetten 2019 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Gemeentefonds en Provinciefonds

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Jaarverslagen en slotwetten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van het Gemeentefonds en het Provinciefonds over het jaar 2019,

te weten:

  • de motie-Koerhuis over voorlopig stoppen met de proeftuinen aardgasvrije wijken (35470-VII, nr. 9);
  • de motie-Koerhuis over niet overstappen op een nieuw energielabel (35470-VII, nr. 10);
  • de motie-Özütok over een duidelijk beeld geven of de middelen voor gemeenten voldoende waren voor hun taken (35470-B, nr. 7);
  • de motie-Özütok over aanpassing van de minimumleeftijd voor burgerinitiatieven naar 16 jaar (35470-VII, nr. 11).

(Zie wetgevingsoverleg van 23 juni 2020.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Özütok (35470-VII, nr. 11) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De motie-Koerhuis (35470-VII, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Rekenkamer kritisch is over de proeftuinen aardgasvrije wijken;

constaterende dat de minister in 2022 een evaluatie wil uitvoeren na afloop;

van mening dat mensen niet op hoge kosten moeten worden gejaagd in een proeftuin aardgasvrije wijken;

verzoekt de regering om een tussentijdse evaluatie van het programma aardgasvrije wijken op korte termijn uit te voeren, en het programma aan te passen gebaseerd op de kritiek van de Rekenkamer en de resultaten van de evaluatie als die daarvoor aanleiding geeft;

verzoekt de regering tevens de Kamer hierover te informeren voor het algemeen overleg Klimaatakkoord gebouwde omgeving en de tweede tranche van het programma,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12, was nr. 9 (35470-VII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Koerhuis (35470-VII, nr. 12, was nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Krol/Van Kooten-Arissen, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Sazias.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Voorzitter, wij wensen geacht te worden voor de motie van de heer Koerhuis te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de motie-Koerhuis (35470-VII, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de VVD, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Özütok (35470-B, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0) (35473).

(Zie vergadering van 24 juni 2020.)

In stemming komt het amendement-Smeulders (stuk nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Smeulders (stuk nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Gijs van Dijk (stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Gijs van Dijk (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Brenk (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0),

te weten:

  • de motie-Van Brenk over geen vermogenstoets voor AOW-gerechtigde zelfstandigen met een inkomen onder het sociaal minimum (35473, nr. 10);
  • de motie-Gijs van Dijk over maximeren van het aantal flexwerkers in bedrijven (35473, nr. 11);
  • de motie-Gijs van Dijk/Van Weyenberg over perspectief bieden aan en oplossingen voor jonge werknemers (35473, nr. 12);
  • de motie-Smeulders over verlenging van de Tozo (35473, nr. 14);
  • de motie-Van Haga/Baudet over ruimhartig omgaan met bedrijven met nieuwe loonheffingsnummers (35473, nr. 15);
  • de motie-Van Haga/Baudet over ballonvaart in aanmerking laten komen voor steun (35473, nr. 16);
  • de motie-Van Haga/Baudet over SBI-code voor huiswerkbegeleiding in aanmerking laten komen voor steun (35473, nr. 17);
  • de motie-Edgar Mulder/Wilders over opnemen van de ontslagboete in het tweede noodpakket (35473, nr. 18);
  • de motie-Jasper van Dijk over het niet uitkeren van bonussen en dividend als voorwaarde voor de verlengde NOW-regeling (35473, nr. 19);
  • de motie-Jasper van Dijk over een plan van aanpak om te voorkomen dat de armoede met een kwart zal toenemen (35473, nr. 20);
  • de motie-Van Weyenberg/Tielen over waarborgen dat zelfstandigen alsnog de gelegenheid krijgen om hun aanvraag per maart te laten ingaan (35473, nr. 21);
  • de motie-Öztürk over snellere toegang tot de Tozo voor student-ondernemers (35473, nr. 22).

(Zie vergadering van 24 juni 2020.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Haga stel ik voor zijn motie (35473, nr. 16) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Haga/Baudet (35473, nr. 17) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de SBI-codes van huiswerkbegeleiding (SBI 85599), privaat middelbaar beroepsonderwijs en educatie (SBI 85323 of 85321) en privaat niet-universitair hoger onderwijs (8541) niet in aanmerking komen voor steun;

overwegende dat huiswerkbegeleiding en privaat mbo/h.o. op last van de overheid is gestopt;

overwegende dat de motie-Van Haga/Baudet (25295, nr. 215) waarin gevraagd werd om ruimhartig om te gaan bij het vaststellen van SBI-codes die onder de TOGS-regeling zullen vallen, is aangenomen;

verzoekt de regering de SBI-codes voor huiswerkbegeleiding en privaat mbo/h.o. toe te voegen aan de lijst met codes die in aanmerking komen voor steun,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23, was nr. 17 (35473).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Brenk (35473, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk (35473, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en Krol/Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk/Van Weyenberg (35473, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smeulders (35473, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Baudet (35473, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Van wie was deze motie ook alweer? De heer Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):
Voorzitter. Er zit niks anders op dan de motie aan te houden, denk ik.

De voorzitter:
Dat is heel fijn, dank u wel.

Op verzoek van de heer Van Haga stel ik voor zijn motie (35473, nr. 15) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Haga/Baudet (35473, nr. 23, was nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Meneer Van Haga, ook hiervan kunnen we de uitslag niet vaststellen. Wat wilt u doen? De motie aanhouden? Ik zie u ja knikken.

Op verzoek van de heer Van Haga stel ik voor zijn gewijzigde motie (35473, nr. 23, was nr. 17) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Edgar Mulder/Wilders (35473, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (35473, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (35473, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Tielen (35473, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Öztürk (35473, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Pakketbeheer

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Pakketbeheer,

te weten:

  • de motie-Van Gerven over fysiotherapie voor covidpatiënten (29689, nr. 1057);
  • de motie-Van Gerven over vitamine D weer volledig opnemen in het basispakket (29689, nr. 1058);
  • de motie-Van Gerven over vitaminen, mineralen en zware paracetamol voor chronische patiënten opnemen in het basispakket (29689, nr. 1059);
  • de motie-Ploumen over uitstromen van vormen van onzinnige zorg uit het verzekerde pakket (29689, nr. 1060);
  • de motie-Ploumen over nevenbevindingen bij het bevolkingsonderzoek borstkanker bespreken met de huisarts (29689, nr. 1061);
  • de motie-Ploumen over anticonceptie opnemen in het basispakket (29689, nr. 1062);
  • de motie-Renkema c.s. over het plaatsen van een spiraaltje altijd vergoeden uit het basispakket (29689, nr. 1063);
  • de motie-Raemakers over onderzoek naar vanwege de coronacrisis niet-geleverde zorg die probleemloos kon uitvallen (29689, nr. 1064);
  • de motie-Raemakers/Bergkamp over vergoeding van zorg die buiten het basispakket valt vanwege het ontbreken van de vereiste medische indicatie (29689, nr. 1065);
  • de motie-Jansen over pilot met gedurende zes maanden onbeperkte fysiotherapie voor chronisch zieken (29689, nr. 1066).

(Zie vergadering van 24 juni 2020.)

De voorzitter:
De motie-Van Gerven (29689, nr. 1058) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Gerven en Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1068, was nr. 1058 (29689).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 1057).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Gerven/Sazias (29689, nr. 1068, was nr. 1058).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 1059).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ploumen (29689, nr. 1060).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ploumen (29689, nr. 1061).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ploumen (29689, nr. 1062).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Renkema c.s. (29689, nr. 1063).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Raemakers (29689, nr. 1064).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Raemakers/Bergkamp (29689, nr. 1065).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jansen (29689, nr. 1066).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Wet ambulancevoorzieningen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels inzake de organisatie, beschikbaarheid en kwaliteit van ambulancevoorzieningen (Wet ambulancevoorzieningen) (35471).

(Zie vergadering van 24 juni 2020.)

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Hijink (stuk nr. 31, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 31 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het derde nader gewijzigde amendement-Hijink c.s. (stuk nr. 21, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit derde nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit derde nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende derde nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ploumen (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Raemakers/Veldman (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 13 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Veldman/Van den Berg (stuk nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Hijink/Ellemeet (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van den Berg/Veldman (stuk nr. 18) tot het invoegen van een artikel 31a.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de nader gewijzigde amendementen-Hijink (stuk nrs. 31, I tot en met XI), de derde nader gewijzigde amendementen-Hijink c.s. (stuk nrs. 21, I en II), de amendementen-Raemakers/Veldman (stuk nrs. 13, I tot en met III), het amendement-Veldman/Van den Berg (stuk nr. 32) en het gewijzigde amendement-Van den Berg/Veldman (stuk nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Wet ambulancevoorzieningen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Regels inzake de organisatie, beschikbaarheid en kwaliteit van ambulancevoorzieningen (Wet ambulancevoorzieningen),

te weten:

  • de motie-Hijink over een plan om van de ambulancezorg eventueel een publieke voorziening te maken (35471, nr. 22);
  • de gewijzigde motie-Hijink over de winstuitkering in de ambulancezorg over de afgelopen vijf jaar (35471, nr. 30, was nr. 23);
  • de motie-Hijink c.s. over het uitwerken van een voorstel om alle specialisten in loondienst te laten werken (35471, nr. 24);
  • de motie-Van den Berg c.s. over een gezamenlijk kwaliteitsregister (35471, nr. 25);
  • de motie-Ellemeet/Ploumen over zeggenschap van ambulancezorgprofessionals (35471, nr. 26);
  • de motie-Ellemeet/Veldman over een rol voor de verpleegkundig specialist in het medisch management van de regionale ambulancevoorzieningen (35471, nr. 27);
  • de motie-Ellemeet over regionale zorginkoop via het representatiemodel voor andere sectoren dan de ambulancezorg (35471, nr. 28);
  • de motie-Veldman/Van den Berg over blijvende doorontwikkeling van het kwaliteitskader ambulancezorg borgen (35471, nr. 29).

(Zie vergadering van 24 juni 2020.)

In stemming komt de motie-Hijink (35471, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Hijink (35471, nr. 30, was nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hijink c.s. (35471, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berg c.s. (35471, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet/Ploumen (35471, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet/Veldman (35471, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet (35471, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Veldman/Van den Berg (35471, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Tijdelijke wet tot opschorting van regels omtrent dwangsommen en het instellen van beroep bij niet tijdig beslissen op een asielaanvraag (Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND) (35476).

(Zie vergadering van 24 juni 2020.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Ojik c.s. (stuk nr. 12, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en Krol/Van Kooten-Arissen voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 12 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Ojik c.s. (stuk nr. 11, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en Krol/Van Kooten-Arissen voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ja, meneer Kuzu, ik zag uw hand. Ik heb het echt gezien.

De heer Kuzu (DENK):
U heeft helemaal gelijk, voorzitter. Desalniettemin wensen wij geacht te worden tegen het wetsvoorstel te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen moties Toekomst van het geldstelsel

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de toekomst van het geldstelsel,

te weten:

  • de motie-Alkaya over het oprichten van een Nationale Betaal- en Spaarbank (35107, nr. 5);
  • de motie-Alkaya over het waar nodig ondersteunen van DNB en ECB bij experimenten met digitaal centralebankgeld (35107, nr. 6);
  • de motie-Alkaya over een brede acceptatie van contant geld als betaalmiddel (35107, nr. 7);
  • de motie-Bruins over aanscherpingen in het belonings- en risicobeleid van banken (35107, nr. 8);
  • de motie-Bruins over perspectief op het openen van een rekening bij de centrale bank (35107, nr. 9);
  • de motie-Bruins over richting Basel V inzetten op strengere kapitaaleisen en een hogere leverage ratio (35107, nr. 10);
  • de motie-Azarkan over onderzoek naar de grootte van de markt voor rentevrij bankieren (35107, nr. 11);
  • de motie-Azarkan over het beter mogelijk maken van halalhypotheken (35107, nr. 12);
  • de motie-Nijboer over het verder afbouwen van schuldhefbomen (35107, nr. 13).

(Zie notaoverleg van 24 juni 2020.)

De voorzitter:
De motie-Bruins (35107, nr. 8) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat private banken verantwoordelijk zijn voor de afwikkeling van betalingsverkeer;

van mening dat dit een publieke taak is;

constaterende dat daarom de Nederlandse banken niet alleen too big to fail zijn, maar ook too vital to fail;

constaterende dat bankiers zichzelf desondanks primair als private ondernemers zien die zich noch bij hun beloning, noch bij het nemen van risico's de beperkingen hoeven op te leggen die passend zijn voor een instelling waarvan de continuïteit uiteindelijk door de overheid wordt gewaarborgd;

verzoekt de regering in overleg met de NVB en de sector maatregelen en aanscherpingen in risicobeleid te onderzoeken die passend zijn voor een sector waarvan de continuïteit uiteindelijk door de overheid wordt gewaarborgd, en de uitkomst van die overleggen te betrekken bij de uitvoering van de motie-Segers (35420, nr. 56) over hoe een verantwoorde algemene bedrijfsvoering kan dienen als voorwaarde voor toekomstige overheidssteun,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15, was nr. 8 (35107).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Alkaya (35107, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Alkaya (35107, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Alkaya (35107, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Bruins (35107, nr. 15, was nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins (35107, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins (35107, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Azarkan (35107, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Azarkan (35107, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer (35107, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0 en COVID-19-crisismaatregel SURE

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0 en COVID-19 crisismaatregel SURE) (35466).

(Zie wetgevingsoverleg van 25 juni 2020.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0 en COVID-19-crisismaatregel SURE

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0 en COVID-19 crisismaatregel SURE),

te weten:

  • de motie-Tony van Dijck/Edgar Mulder over niet instemmen met het solidariteitsfonds SURE (35466, nr. 7);
  • de motie-Tony van Dijck/Edgar Mulder over niet instemmen met een Europees garantiefonds (35466, nr. 8);
  • de motie-Tony van Dijck/Edgar Mulder over geen 620 miljoen extra beschikbaar stellen voor de Poverty Reduction and Growth Trust (35466, nr. 9).

(Zie wetgevingsoverleg van 25 juni 2020.)

De voorzitter:
De heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):
Ik wilde uiteraard tegen het wetsvoorstel stemmen.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck/Edgar Mulder (35466, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck/Edgar Mulder (35466, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck/Edgar Mulder (35466, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Vijfde incidentele suppletoire begroting inzake COVID-19-crisismaatregelen

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2020 (Vijfde incidentele suppletoire begroting inzake COVID-19 crisismaatregelen ophoging IMF-middelen PRGT en EIB- pan-Europees garantiefonds, bijstelling IMF-middelen) (35492).

(Zie wetgevingsoverleg van 25 juni 2020.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Emancipatiebeleid

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Emancipatiebeleid,

te weten:

  • de motie-Bergkamp c.s. over een onderzoek naar beloningsverschillen bij de rijksoverheid (30420, nr. 325).

(Zie vergadering van 27 juni 2019.)

De voorzitter:
De motie-Bergkamp c.s. (30420, nr. 325) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Bergkamp en Van den Hul, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de CBS-monitor blijkt dat ook in de sector overheid, als rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken, een beloningsverschil tussen mannen en vrouwen bestaat van 5%;

overwegende dat bescherming tegen ongelijk loon tussen mannen en vrouwen voor arbeid van gelijke waarde is vastgelegd in het Verdrag van de Europese Unie, het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en in de Algemene wet gelijke behandeling;

overwegende dat de overheid hierin het goede voorbeeld zou moeten geven en de overheid als werkgever hier een directe rol in heeft;

verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen bij de rijksoverheid, naar voorbeeld van APG, om aan te kunnen tonen in welke schalen en bij welke organisaties er gecontroleerd voor werkervaring en opleiding een verschil zit in beloning, en daarover de Kamer in het najaar 2020 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 335, was nr. 325 (30420).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp/Van den Hul (30420, nr. 335, was nr. 325).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Europese Green Deal

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Europese Green Deal,

te weten:

  • de motie-Beckerman c.s. over niet instemmen met de gedelegeerde handelingen (35377, nr. 3);
  • de motie-Beckerman/Laçin over een dekkend spoornetwerk voor personenvervoer (35377, nr. 4);
  • de motie-Beckerman over doorbreken van de oude machtsstructuur (35377, nr. 5);
  • de motie-Kops over het intrekken van de Klimaatwet (35377, nr. 6);
  • de motie-Van Raan c.s. over onderzoek welke investeringen in verduurzaming en vergroening naar voren gehaald kunnen worden (35377, nr. 9);
  • de motie-Van Raan over actief tegengaan dat kortetermijnoplossingen voor de huidige economische crisis bijdragen aan fossiele lock-ineffecten (35377, nr. 7);
  • de motie-Agnes Mulder/Postma over een groene Europese havenstrategie die zorgt voor een gelijk speelveld (35377, nr. 10);
  • de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber over een JTF-plan met specifieke inzet op de verdere ontwikkeling van waterstof (35377, nr. 11);
  • de motie-Harbers/Agnes Mulder over financiering voor kernenergie in de Green Deal (35377, nr. 12);
  • de motie-Van der Lee over een positief oordeel over een koolstofheffing aan de grens (35377, nr. 13);
  • de motie-Moorlag c.s. over een toonaangevende rol voor Nederland in de waterstoftransitie (35377, nr. 15);
  • de motie-Van Haga/Baudet over onderzoek naar het wegnemen van obstakels voor het isoleren van monumenten (35377, nr. 17);
  • de motie-Bisschop over een grondige subsidiariteitstoets uitvoeren bij de Green Deal (35377, nr. 18).

(Zie vergadering van 25 juni 2020.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Harbers stel ik voor zijn motie (35377, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Haga stel ik voor zijn aangehouden motie (35377, nr. 17) in stemming te brengen.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (35377, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Laçin (35377, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman (35377, nr. 5) over doorbreken van de oude machtsstructuur. Wie is daarop tegen?

In stemming komt de motie-Beckerman (35377, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en Krol/Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kops (35377, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan c.s. (35377, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan (35377, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Postma (35377, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber (35377, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Lee (35377, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Moorlag c.s. (35377, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Baudet (35377, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop (35377, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Ontwikkelingen rondom het coronavirus

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 25 juni 2020,

te weten:

  • de motie-Veldman/Tellegen over geen inhoudelijke uitspraken doen over het conceptdraaiboek inzake triage totdat de definitieve versie er is (25295, nr. 429);
  • de motie-Wilders over per direct de anderhalvemetermaatregel afschaffen in de buitenruimte (25295, nr. 430);
  • de motie-Wilders over onderzoek naar technische oplossingen voor binnenruimtes (25295, nr. 431);
  • de motie-Wilders over alle demonstraties gelijk laten behandelen (25295, nr. 432);
  • de motie-Van den Berg c.s. over oplossen van knelpunten in de waardering van verpleegkundigen (25295, nr. 433);
  • de motie-Klaver/Jetten over een protocol voor vliegverkeer uit niet-Schengenlanden (25295, nr. 434);
  • de motie-Klaver c.s. over een beter salaris voor werknemers in de zorg (25295, nr. 435);
  • de motie-Marijnissen/Asscher over een plan voor structurele waardering voor zorgverleners (25295, nr. 436);
  • de motie-Marijnissen c.s. over een plan om Nederland meer in beweging te krijgen (25295, nr. 437);
  • de motie-Asscher c.s. over compensatie voor zorgmedewerkers voor het verlies van toeslagen (25295, nr. 439);
  • de motie-Ouwehand over de vleessector niet langer aanmerken als vitale sector (25295, nr. 440);
  • de gewijzigde motie-Ouwehand over een ambitieus plan van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönosen te verkleinen (25295, nr. 452, was nr. 441);
  • de motie-Van der Staaij/Klaver over de Staten-Generaal laten beslissen over de inperking van grondrechten (25295, nr. 442);
  • de motie-Azarkan over het wegnemen van de ophef en onrust door de minister van VWS (25295, nr. 443);
  • de motie-Azarkan over een aanvullende studie naar de testbereidheid (25295, nr. 444);
  • de motie-Azarkan over uitspreken dat het weigeren van personen met een hoofddoek en mondkapje bij gemeenteloketten onacceptabel en onaanvaardbaar is (25295, nr. 445);
  • de motie-Azarkan over 500 van de meest kwetsbare vluchtelingenkinderen opnemen in Nederland (25295, nr. 446);
  • de motie-Van Brenk/Sazias over inventariseren waarom er verpleeghuizen zijn die hun beleid nog niet hebben versoepeld (25295, nr. 447);
  • de motie-Van Brenk/Sazias over vroegtijdige signalering van het coronavirus bij verpleeghuizen (25295, nr. 448);
  • de motie-Van Haga/Hiddema over staan op terrassen niet langer verbieden (25295, nr. 449);
  • de motie-Van Haga/Hiddema over veilige mogelijkheden om het aantal mensen per tafel te verhogen (25295, nr. 450);
  • de motie-Van Haga/Hiddema over eerdere opening van clubs en discotheken (25295, nr. 451).

(Zie vergadering van 25 juni 2020.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Veldman/Tellegen (25295, nr. 429) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De heer Azarkan verzoekt om een hoofdelijke stemming over zijn motie op stuk nr. 446. Over deze motie zullen we donderdag aanstaande stemmen.

Op verzoek van de heer Azarkan stel ik voor zijn motie (25295, nr. 446) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Wilders (25295, nr. 430).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wilders (25295, nr. 431).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wilders (25295, nr. 432).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Berg c.s. (25295, nr. 433).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klaver/Jetten (25295, nr. 434).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klaver c.s. (25295, nr. 435).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We kunnen de uitslag niet vaststellen. De heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Namens de heer Klaver houd ik de motie aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor zijn motie (25295, nr. 435) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Marijnissen/Asscher (25295, nr. 436).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Meneer Van Nispen? Wilt u de motie aanhouden?

De heer Van Nispen (SP):
We willen hier donderdag graag hoofdelijk over stemmen.

De voorzitter:
Dan gaan we dat doen. En verder zeg ik niks.

Op verzoek van mevrouw Marijnissen stel ik voor haar motie (25295, nr. 436) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Marijnissen c.s. (25295, nr. 437).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Asscher c.s. (25295, nr. 439).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Ik zag hem al aankomen. Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Wij moeten nog een beetje oefenen met hoofdelijk stemmen, dus dat gaan we deze week gewoon weer doen. En we zullen op tijd zijn.

De voorzitter:
Heel goed.

Op verzoek van de heer Asscher stel ik voor zijn motie (25295, nr. 439) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Ouwehand (25295, nr. 440).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD en Krol/Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (25295, nr. 452, was nr. 441).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Klaver (25295, nr. 442).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Azarkan (25295, nr. 443).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de SGP, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Ik begrijp dat de motie wordt aangehouden.

Op verzoek van de heer Azarkan stel ik voor zijn motie (25295, nr. 443) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Azarkan (25295, nr. 444).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Azarkan (25295, nr. 445).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Sazias (25295, nr. 447).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Sazias (25295, nr. 448).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Hiddema (25295, nr. 449).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Hiddema (25295, nr. 450).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Hiddema (25295, nr. 451).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Klimaat en energie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over klimaat en energie,

te weten:

  • de motie-Sienot/Dik-Faber over geen nieuwe subsidiebeschikkingen voor verbranding van houtachtige biomassa (32813, nr. 510).

(Zie notaoverleg van 10 juni 2020.)

De voorzitter:
De motie-Sienot/Dik-Faber (32813, nr. 510) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sienot, Dik-Faber, Agnes Mulder en Harbers, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de subsidie op hernieuwbare energie zoals zonne- en windenergie in 2025 wordt stopgezet;

constaterende dat in het Klimaatakkoord is afgesproken dat de ongebreidelde groei van kleine biomassacentrales, zeker gericht op warmte, moet worden voorkomen;

constaterende dat de regering voornemens is per 2022 de luchtkwaliteitseisen van biomassacentrales aan te scherpen;

verzoekt de regering het duurzaamheidskader vast te stellen voordat nieuwe beschikkingen in de SDE++ worden toegekend;

verzoekt de regering tevens per direct nieuwe subsidiebeschikkingen voor verbranding van houtachtige biomassa voor nieuwe biomassacentrales voor de opwekking van uitsluitend stroom te beëindigen;

verzoekt de regering tevens per direct een moratorium in te stellen op subsidie voor kleine biomassacentrales ( 5 MW) totdat hiervoor de aangescherpte luchtkwaliteitseisen gelden;

verzoekt de regering voorts te zorgen dat biomassa-installaties die in 2021 SDE++-subsidie aanvragen al moeten voldoen aan de aangescherpte luchtkwaliteitseisen;

verzoekt het kabinet verder om in het duurzaamheidskader met een eindjaar te komen voor de subsidiëring van het verbranden van houtige biomassa voor warmte;

verzoekt de regering ten slotte om op basis van het duurzaamheidskader voor 2021 te komen met een voortvarend afbouwpad voor de subsidiëring van houtachtige biomassa voor nieuwe biomassacentrales voor de opwekking van warmte,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 537, was nr. 510 (32813).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sienot c.s. (32813, nr. 537, was nr. 510).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, FvD en Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Adviesaanvraag Adviescollege Toetsing Regeldruk

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk over het voorstel van wet van het lid Gijs van Dijk houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon) (35335, nr. 8).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief Voorlichtingsvraag aan de Raad van State

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de de Raad van State inzake het reguleren van vrij verkeer van personen en diensten (35359, nr. 22).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten, onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het stond niet op de stemmingslijst, maar ik had het met de pen erbij geschreven, mevrouw Agema.


Stemming motie Jaarverslag en slotwet Justitie en Veiligheid 2019

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019,

te weten:

  • de motie-Van Nispen/Hijink over het oormerken van de budgetten voor spoedeisende jeugdzorg (35470-VI, nr. 12).

(Zie wetgevingsoverleg van 16 juni 2020.)

In stemming komt de motie-Van Nispen/Hijink (35470-VI, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Klimaat en energie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over Klimaat en energie,

te weten:

  • de motie-Agnes Mulder/Harbers over aanpassing van de Kernenergiewet voor levensduurverlenging van de kerncentrale in Borssele (32813, nr. 511).

(Zie notaoverleg van 10 juni 2020.)

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Harbers (32813, nr. 511).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Krol/Van Kooten-Arissen, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

(Zie notaoverleg van 30 juni 2020.)

De voorzitter:
De motie-Paternotte/Graus (31936, nr. 755) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor zowel de volksgezondheid als het herstel van het consumentenvertrouwen van cruciaal belang is om een goed beeld te hebben van het besmettingsrisico aan boord van een vliegtuig;

constaterende dat inmiddels aan het NLR is verzocht inzichtelijk te maken welke filter- en ventilatiesystemen aanwezig zijn;

constaterende dat op Europees niveau een onderzoek naar filter- en ventilatiesystemen wordt ingezet dat op zijn vroegst in het voorjaar van 2021 resultaten oplevert;

overwegende dat het wenselijk is wetenschappelijke onderbouwing te hebben voor de werking van filter- en ventilatiesystemen op COVID-19 in vliegtuigen;

verzoekt de regering om deze zomer door het NLR in samenspraak met het RIVM een onderzoek bestaande uit in ieder geval simulaties en metingen te laten starten naar het effect van filter- en ventilatiesystemen op het besmettingsrisico voor COVID-19 in vliegtuigen en voor het einde van het zomerreces de eerste bevindingen en de stand van zaken hiervan te delen met de Kamer;

verzoekt de regering tevens om voor het zomerreces aan de Kamer inzichtelijk te maken welke maatschappijen nu niet beschikken over HEPA-filters en welke consequenties hieraan verbonden kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 788, was nr. 755 (31936).

De gewijzigde motie-Paternotte c.s. (31936, nr. 777, was nr. 753) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Oostenrijk de optelsom van verplichte (luchthaven)heffingen als minimumprijs voor vliegtickets wil instellen in het belang van eerlijke concurrentie, milieu en klimaat;

overwegende dat de huidige Europese slotverordening en het systeem van historische rechten in tijden van economische recessie kunnen leiden tot een praktijk waarbij voor lange tijd tickets onder kostprijs worden aangeboden om zo schaarse ruimte op luchthavens te verwerven;

verzoekt de regering om samen met Oostenrijk te onderzoeken of een minimumprijs op tickets, waarbij het ticket niet goedkoper mag zijn dan de optelsom van verplichte luchthavengelden, belastingen en andere heffingen op tickets, ook voor Nederland ingevoerd kan worden, en hierover te rapporteren aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 787, was nr. 777 (31936).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.


Stemmingen moties Luchtvaart en corona

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het debat over Luchtvaart en corona,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Paternotte over een minimumprijs op vliegtickets onderzoeken (31936, nr. 777, was nr. 753);
  • de motie-Paternotte/Graus over onderzoeken van het effect van filter- en ventilatiesystemen op het besmettingsrisico in vliegtuigen (31936, nr. 755).

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Paternotte c.s. (31936, nr. 787, was nr. 777).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, Krol/Van Kooten-Arissen, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Paternotte/Graus (31936, nr. 788, was nr. 755).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Sorry, voorzitter. Onder agendapunt 7 hebben wij gestemd over de moties van het notaoverleg Rechtshandhaving. Daarbij hebben we gestemd over de motie-Van Dam c.s. op stuk nr. 62 (35300-IV), om een brief te krijgen over het gevangeniswezen op Sint-Maarten. We willen graag een brief daarover krijgen vóór Prinsjesdag.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ga even terug in de tijd, naar de stemmingen onder agendapunt 13, Jaarverslag en slotwet 2019 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de motie-Özütok. Er werd gezegd dat wij tegen hebben gestemd. In onze beleving hebben wij voorgestemd. Het gaat over de motie op Kamerstuk 35470-B, nr. 7.

De voorzitter:
Die motie is met algemene stemmen aangenomen. Dat betekent dat ook de PvdA voor heeft gestemd.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer van hedenavond:

  • het wetsvoorstel Tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Tweede Verzamelspoedwet COVID-19) (35497).

Op verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid stel ik voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • een debat over het verslag van de parlementaire ondervragingscommissie Ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen "(On)zichtbare invloed" (35228).

Op verzoek van de fractie 50PLUS benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Van Otterloo tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Van Brenk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Sazias tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Van Otterloo tot lid in de bestaande vacature;
  • in de contactgroep Verenigde Staten het lid Van Brenk tot lid.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 31532-240; 35006-11; 35006-9; 34648-10; 34058-22; 34041-34; 34000-XIII-90; 33750-XIII-80; 33576-24; 33529-78; 33400-XIII-118; 33400-XIII-117; 33400-XIII-115; 33400-VI-110; 32813-31; 32670-134; 32336-37; 31936-207; 30196-270; 30175-209; 30175-208; 30175-207; 29383-238; 28694-107; 28694-106; 27858-257; 27858-256; 27858-195; 27858-194; 27858-158; 27858-157; 27858-156; 27625-295; 27428-311; 27428-302; 21501-32-1105; 21501-32-1104; 21501-32-1019; 21501-32-1017; 21501-32-752; 21501-32-681; 21501-20-734; 21501-08-552; 21501-08-551.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van voor het reces, dus deze week:

  • het VAO MIRT, met als eerste spreker het lid Van Aalst namens de PVV;
  • het VSO Evaluatie pilot met een Mobiele Dodings Unit (MDU) en waterverstrekking vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren (33835, nr. 157), met als eerste spreker de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren;
  • het VSO Jaarverslag ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2019 (35470-XIV, nr. 1), met als eerste spreker de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van na het reces:

  • het VAO Materieel Defensie, met als eerste spreker de heer Stoffer namens de SGP.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu eerst het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS. Daarna heb ik mevrouw Van Toorenburg, dan mevrouw Kuiken … U bent de vijfde. Maar nu mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Volgens mij zijn mijn collega's er nu ook aan toe om te gaan debatteren over pensioenen. Dat zou ik graag op de eerste dinsdag in het reces willen doen, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, dat is kort. Zo hoort het ook.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, dan ga ik het meteen moeilijker maken. We weten dat we zo meteen ook nog een voorstel krijgen van collega Wilders over de Europese top. Daar willen we ook een debat over voeren in het reces. Is het dan niet wijs om die samen te voegen? We kunnen bijvoorbeeld een notaoverleg doen over pensioenen en dat plenair afronden in dezelfde week dat we al bij elkaar komen over de Europese top. Dat zou mijn amendement zijn op uw voorstel, zodat we het snel allebei kunnen bespreken. Vandaar.

De voorzitter:
En dan ergens over twee weken?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Precies. Dan kunnen we het allebei doen.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een apart debat.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Volgens mij is er wel steun voor een apart debat, maar ging het alleen over de plenaire afronding bij mevrouw Van Toorenburg. Ik steun het verzoek om hierover te praten. De reden waarom we dat niet wilden, was overigens omdat het FNV het ei nog niet heeft gelegd en niet omdat de Kamer er niet klaar voor was. Ik stel voor dat we gewoon even in wijsheid kijken, ook in combinatie met het verzoek van de heer Wilders dat nog komt, wanneer dat in de agenda kan.

De voorzitter:
Maar, even voor de duidelijkheid. Mevrouw Van Brenk vraagt een plenair debat aan. Steunt u dat of steunt u dat niet?

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, dat steun ik. Maar ik probeer u te helpen. Er komen er twee aan en er komt een reces. Ik heb aangegeven dat ik het aan u laat — volgens mij was dat constructief bedoeld — om te kijken naar de planning van die afrondingen. Het kan in de vorm die mevrouw Van Toorenburg heeft voorgesteld: een notaoverleg en dan de dinsdag daarop ...

De voorzitter:
Nee, meneer Van Weyenberg. Steunt u een apart debat, ja of nee? En dan kunt u altijd kijken of u in commissieverband een ander voorstel doet. Maar nu gaat het om het verzoek van mevrouw Van Brenk.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, dat heb ik al drie keer gesteund en dan doe ik het nu nog een vierde keer.

De voorzitter:
Oké, dan steunt u dat.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun voor het verzoek van mevrouw Van Brenk.

De voorzitter:
Ik weet niet wie dan aan de beurt is, maar deze microfoon is in elk geval beschikbaar. De heer Hijink.

De heer Hijink (SP):
Steun namens de SP.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter, steun om in het reces over het pensioenakkoord te praten, als dat gaat komen, als de FNV inderdaad dat ei gaat leggen. Het zou inderdaad heel wijs zijn om dat op dezelfde dag of in dezelfde week te plannen als het debat waar de heer Wilders mee wil komen. Ik vraag wel om enige clementie voor de kleine fracties om ervoor te zorgen dat die debatten niet tegelijkertijd zijn, maar wel achter elkaar.

De voorzitter:
Ik ga even voor een tussenstop naar mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, als beide debatten op die dinsdag kunnen, sta ik daarvoor open. Als we het op één dag kunnen plannen, is dat prima. Volgens mij kunnen we om 10.15 uur beginnen.

De voorzitter:
Ja, want de top is een week later. Dat is ook waar het om gaat. Eerst de heer Van der Lee en dan de heer Bisschop.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik steun het verzoek en laat de planning aan de wijsheid van de Voorzitter.

De voorzitter:
Ook om mij te helpen, zeker.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, steun voor het verzoek. U wordt geholpen van alle kanten, want zelfs wij ondersteunen dat.

De voorzitter:
Oké. Mevrouw … Van Kooten-Arissen. Ik wilde zeggen "mevrouw Krol", maar dat kan niet.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Nee, dat is niet het geval, voorzitter!

Voorzitter, steun.

De heer Van der Linde (VVD):
Voorzitter, steun voor een debat, liefst inderdaad samen met een ander te plannen debat. Ik vind namelijk dat wij wel rekening mogen houden met de ondersteuning in de Kamer en dat we het een beetje efficiënt moeten plannen. Mocht het nodig zijn om in commissieverband nog iets anders af te spreken, dan kunnen we daarover praten.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, ook steun en de suggestie dat de Voorzitter kijkt naar de planning.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
Dan hebben we een meerderheid voor een debat. Ik heb begrepen dat het ook in de tweede week zou kunnen. Dat kan dan misschien gecombineerd worden.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Als het gecombineerd kan worden, scheelt dat voor een heleboel mensen een hoop werk. Geen punt.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Brenk.

Dan ga ik naar mevrouw Van Toorenburg. Maar eerst even schoonmaken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Er blijkt een grootschalige handel te zijn in privégegevens van 50-plussers. Die privégegevens worden vervolgens gebruikt voor WhatsApp-fraude. Wij zouden daar graag een brief over willen hebben. En we willen een debat voeren over hoe we deze mensen daar beter tegen kunnen beschermen en ervoor kunnen zorgen dat het geld terugkeert.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik steun een debat, maar zou mevrouw Van Toorenburg in overweging willen geven om dat samen te voegen met het debat over de oplichting van bejaarden, dat is aangevraagd door de heer Krol, want volgens mij gaat het over hetzelfde onderwerp.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Dat is precies ook ons voorstel, voorzitter, dus om het samen te voegen met het debat dat reeds gepland staat.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat vind ik ook goed, maar het kan ook zo zijn dat het eerder in een AO aan de orde kan komen. Ik verwelkom dus een brief, maar hoop dat er in de commissie bekeken wordt of het niet sneller kan.

De heer Bisschop (SGP):
Steun, maar als het te combineren is met iets anders, dan heeft dat de voorkeur.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Graag combineren met het andere debat.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Als combineren mogelijk is, of het eerder kan in een AO, heeft dat mijn voorkeur. Als dat niet mogelijk is, wel steun.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Voorzitter, steun. Maar het lijkt me ook goed om het te combineren met het door de heer Krol aangevraagde debat.

De heer Hijink (SP):
Wij zouden graag een brief krijgen en het dan inderdaad combineren met een ander debat.

De heer Azarkan (DENK):
Ook graag een brief en het combineren met een ander debat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, zal ik u helpen? Volgens mij is er inderdaad al een toezegging dat er een debat over oplichting komt. Als er een brief kan komen en dit thema erbij kan worden gevoegd, hebben we een breder debat. Ik stel voor dat we het zo doen. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik had een debatverzoek over ritueel misbruik, hoe gruwelijk ook, aangemeld, maar ik heb besloten om het in te trekken, zodat we eerst vragen kunnen stellen en het via de commissie sneller kunnen behandelen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan haal ik u van de lijst af.

Dan mevrouw Van Kooten-Arissen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Ik had nog een spreker voor mij verwacht, voorzitter. Vandaar dat ik even verbaasd opkeek.

Voorzitter. Slachtoffers van huiselijk geweld komen steeds moeilijker aan hulp. Dat komt doordat allerlei organisaties langs elkaar heen werken. Dat blijkt uit een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut. Dat zit in Rotterdam, maar de onderzoekers stellen dat al deze problemen ook in de rest van het land spelen. Ik zou daar dus heel graag een debat over voeren met de minister van JenV.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Op 21 januari is er een debat aangevraagd over huiselijk geweld. Dat is nog niet gepland. Dat is met Hugo de Jonge. Ik stel voor om dit daaraan toe te voegen en minister Grapperhaus daarbij uit te nodigen. Dan hebben we een debat. Ik hoop dat het dan snel kan worden ingepland.

De voorzitter:
Dus niet een apart debat?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat zegt mevrouw Kuiken perfect, dus daar sluit ik mij bij aan.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. De vorige suggestie lijkt me goed. Er is ook nog een algemeen overleg Slachtofferbeleid, waar dit wellicht sneller aan de orde kan komen.

De voorzitter:
Iedereen die zich daarbij aansluit, hoeft zich niet te melden. Dan heeft u geen meerderheid, mevrouw Van Kooten. Maar er wordt wel gezegd dat er al een debat op de lijst staat.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Ik zou dan wel graag een brief ontvangen, specifiek over dit onderzoek en in hoeverre het ook in de rest van het land speelt, voordat het besproken wordt in het AO of bij het debat dat al is aangevraagd.

Mevrouw Agema (PVV):
Onze steun maakt geen verschil meer, hè?

De voorzitter:
Nee, maar het is goed dat u het aangeeft. U steunt het aparte verzoek. Maar er was inderdaad geen meerderheid. Er is wel een meerderheid om een eerder aangevraagd debat te plannen.

Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FvD):
Dank u wel, voorzitter. Op 17 april 2019, dus meer dan een jaar geleden, kreeg ik hier een meerderheid voor het houden van een debat over de terugkeer van Syrische asielzoekers. Dat is nu meer dan een jaar geleden. Dat debat is er nog niet gekomen, terwijl de tijd enorm begint te dringen. Die mensen zijn namelijk voor een groot deel vijf jaar geleden hiernaartoe gekomen, en terwijl Syrië steeds veiliger wordt, verkrijgen zij nu, als ze niet worden teruggestuurd, een permanente verblijfsvergunning. Dan kunnen ze hier voor altijd blijven. Ik wil dus een debat, om zo snel mogelijk tot een besluit te kunnen komen: ofwel Syriërs terugsturen, of stoppen met die bizarre regeling dat mensen standaard na vijf jaar een permanente verblijfsvergunning krijgen, zoals in de Vreemdelingenwet staat. Die mensen zijn hier namelijk gewoon als tijdelijke vluchtelingen gekomen, voor de duur van de crisis in hun land. Ze moeten gewoon weer terug, als dat kan.

De voorzitter:
Dat komt allemaal terug in het debat, maar u heeft al een debat op de lijst staan.

De heer Baudet (FvD):
Ja, en dat moet vervroegd worden. Dat moet nog deze week, want in augustus is het precies vijf jaar geleden dat die eerste groep mensen kwam. De teller begint dus te lopen. We moeten dat voor het einde van het reces hebben aangepakt.

De voorzitter:
Dus nog deze week hierover een debat houden, is het verzoek. Het gaat om een eerder debat. U wilt dat debat deze week inplannen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Geen steun voor een debat deze week. Misschien is het een suggestie om het gewoon om te zetten naar een algemeen overleg, waar dit ook in terug kan komen. Dat gaat misschien sneller.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We hebben vandaag een brief gekregen van het kabinet over het landenbeleid en Syrië. Dat maakt dat ik geen enkele behoefte heb om daar deze week over te spreken.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Geen behoefte aan dat debat deze week. Het staat al op de lijst, maar mag ik dan aan alle collega's de suggestie doen om nog eens naar die lijst te kijken? Mijn fractie heeft de helft van alle debatten ingetrokken, gelet op de bijzondere omstandigheden. Andere partijen doen dat niet. En hier nu weer vragen om met spoed een debat in te plannen, is niet zo handig. Probeer dat via de commissie te doen. Dat kan met dit onderwerp prima.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, steun voor het verzoek. Ik denk dat het enige haast heeft. Als dat via een AO kan, is dat wat mij betreft ook prima. Maar ik wil er wel op aandringen om dat debat of overleg te voeren.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, geen steun. Maar als we het debat wel doen, graag op basis van feiten. Want om nou te veronderstellen dat Syrië veilig is ...

De voorzitter:
Dat komt allemaal in het debat aan de orde.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De heer Van Weyenberg (D66):
Geen steun, voorzitter.

De heer Van Haga (Van Haga):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:
Meneer Baudet, u heeft geen steun voor het snel inplannen van dit debat. Het staat wel op de lijst. Het is wel zo dat er inderdaad iets van 230 debatten op die lijst staan. Vandaar dat het lang duurt voordat er een debat wordt gepland. Maar u heeft geen steun. Er is ook de suggestie gedaan om het in commissieverband aan de orde te stellen.

De heer Baudet (FvD):
Ja, in commissieverband of in een AO. Dat ga ik proberen. Ik ga kijken of er nog deze week ook een VAO kan komen om via een motie of meerdere moties iets te doen aan het feit dat al die mensen zo meteen een permanente verblijfsvergunning gaan krijgen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baudet.

De heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Namens mijn collega Van der Graaf meld ik dat we de antwoorden in het schriftelijk overleg over seksueel misbruik door pro-anorexia coaches morgen verwachten. Daarom zou ik namens haar willen verzoek om een VSO donderdag in te plannen.

De voorzitter:
Daar zullen we in de planning rekening mee houden.

De heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter. Graag het verzoek, mede namens D66, om een uitbreiding van de spreektijd bij het debat morgen over institutioneel racisme van vier minuten naar zes minuten.

De voorzitter:
Heeft iemand daar bezwaar tegen? Nee. Dan gaan we dat doen.

De heer Baudet (FvD):
Er is zo veel over te zeggen dat ik wel van zes naar tien minuten zou willen. Dus steun, maar misschien kunnen wij de spreektijd nog wat verder oprekken. Het is een belangrijk onderwerp. Dat vinden veel mensen.

De voorzitter:
Ik zie aan niemand dat die enthousiast is over tien minuten. Die conclusie durf ik tenminste te trekken.

De heer Baudet (FvD):
Kunt u gedachten lezen?

De voorzitter:
Zes minuten. Dank u wel.

De heer Hijink.

De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. De afgelopen maanden is door zorgverleners extreem hard gewerkt tijdens de coronacrisis om zo goed mogelijk te zorgen voor iedereen die dit vreselijke virus heeft opgelopen. Nu blijkt uit onderzoek dat een heel groot deel van deze zorgverleners overbelast raakt en dat zij zich miskend voelen. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met de manier waarop hier over de bonus is gesproken en met het gebrek aan structurele waardering.

De voorzitter:
En u wilt daarover een debat?

De heer Hijink (SP):
Ik wil daarover een debat met de minister-president, als het kan nog deze week te voeren, over hoe hij deze situatie gaat oplossen, zodat onze zorgverleners de waardering krijgen die zij verdienen.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De voorzitter:
Steun dus. Dan kijk ik naar andere leden. Nee …

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Zit ik fout?

De voorzitter:
Nee, ik had het tegen de heer Van Raan.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nou, het zou niet voor het eerst zijn. Uiteraard steun.

De heer Van Raan (PvdD):
Steun.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Steun.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter, geen steun.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Van harte steun uiteraard.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik zit een beetje te denken. Dan gaan we dus debatteren over iets wat in een debat is gewisseld. Dus geen steun.

De heer Azarkan (DENK):
Ik zit dat ook te denken, voorzitter. Maar ik denk: wel steun, want er is nog veel uit te wisselen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik kan me zo voorstellen dat er nog wel een debat van mevrouw Agema ergens op de lijst staat waarbij het betrokken zou kunnen worden. Dus voor nu geen steun.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ook geen steun. Ik sluit me aan bij de heer Bruins.

De voorzitter:
Meneer Hijink, u heeft geen meerderheid.

De heer Hijink (SP):
Nee, maar ik kom wel tot 30 zetels. Ik stel dus voor dat we het debat op de lijst zetten, zodat we het in ieder geval zo spoedig mogelijk na het reces kunnen inplannen.

De voorzitter:
Dan voeg ik dit debat toe aan de lijst van de dertigledendebatten.

U heeft nog een verzoek.

De heer Hijink (SP):
Ja. Dat verzoek doe ik namens collega Laçin. Dat gaat over de NS. De afgelopen dagen bereikten ons berichten dat daar duizenden banen dreigen te verdwijnen. Dat is natuurlijk schokkend als je bedenkt dat juist de medewerkers bij de NS ook de afgelopen maanden de dienstverlening overeind hebben gehouden, de treinen hebben laten rijden en zich enorm hebben ingezet om ook de vitale sectoren in het land te laten draaien. Dus wij willen daarover snel een debat met de staatssecretaris van IenW en misschien ook met de minister van Financiën. We moeten maar even bezien wie daar allemaal bij horen. Maar wat ons betreft gaan we dat snel inplannen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Er staat heel snel nog een wetgevingsoverleg gepland over de beschikbaarheidsvergoeding ov-bedrijven. Het is een beetje "stretching it", een beetje uitrekken, maar misschien zou het daar als eerste bij kunnen worden betrokken en later wellicht in een ander debat. Anders komt het op een lijst van die 320 debatten, geloof ik, en praten we er veel te laat over. Daarom geen steun.

De heer Hijink (SP):
Ja, maar dat debat gaat echt over van alles en nog wat. Wij vragen nou juist specifiek om een debat over alleen de NS.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik begrijp goed dat de SP dit onderwerp wil agenderen, maar volgens mij kan het echt sneller aan de orde komen bij het algemeen overleg Staatsdeelnemingen, snel na het reces. Ik denk dat we er dan het snelste over spreken. Dus geen steun, ook om die reden.

De heer Van der Linde (VVD):
Voorzitter. Ik zou het willen toevoegen aan het AO Staatsdeelnemingen, want daar zouden we dit soort onderwerpen juist meer gaan uitdiepen. Een brief zou prima kunnen.

De voorzitter:
Oké. Wie nog meer?

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wij waren al van plan het bij het WGO te betrekken, want daarbij sluit het echt goed aan. Daarnaast speelt het breder, namelijk het hele ov en niet alleen de NS. Geen steun dus voor een apart debat nu.

De heer Bisschop (SGP):
Ik denk dat het verstandig is om het te koppelen aan een al bestaand debat of overleg.

De voorzitter:
Oké. De heer Van Raan, of bent u al geweest? Dat weet ik niet meer.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, steun voor het debat.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik begrijp dat gesprekken nog gaande zijn, dus voor nu geen steun. Ik vind het idee van de heer Van der Linde om het bij het AO Staatsdeelnemingen te doen best heel verstandig.

De voorzitter:
Ja. Mevrouw Agema, PVV, en dan mevrouw Van Brenk, 50PLUS.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, steun en graag ook een brief.

De voorzitter:
Ja. De heer Azarkan en dan mevrouw Kuiken.

De heer Azarkan (DENK):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Steun. Als het tijdstechnisch nog ergens aan toegevoegd kan of moet worden, is dat ook een gegeven. Maar wel steun.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Voorzitter, steun.

De voorzitter:
Meneer Hijink, u heeft geen meerderheid.

De heer Hijink (SP):
Nee, maar dan geldt hiervoor hetzelfde, denk ik. Dan zullen we dit ook voor na het reces moeten bewaren, want op het moment dat er echt duizenden mensen weg moeten bij de NS, vinden wij dat we daar gewoon snel over moeten praten.

De voorzitter:
Een dertigledendebat dus, begrijp ik? Dan voegen we dit debat toe aan de lijst van dertigledendebatten.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Wilders namens de PVV.

De heer Wilders (PVV):
Voorzitter. 17 juli is er een belangrijke Europese top. We hebben hier eerder met de premier over gedebatteerd. Het gaat onder andere over 750 miljard euro aan giften en leningen en daarnaast ook nog een keer garantstellingen. Ik vind dat wij daarover met de minister-president moeten praten voordat hij naar die top gaat. Het is dan weliswaar al reces, maar het is belangrijk genoeg. Mijn voorstel zou dus zijn om in de week van de 17de — ik geloof dat de 17de een vrijdag is — bij voorkeur op dinsdag de 14de hierover met de minister-president te debatteren, met de mogelijkheid om te stemmen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik denk dat D66 en de PVV hierover een diametraal andere opvatting hebben. Wij hopen dat er echt een goed steunpakket komt, dat ook in het Nederlandse belang is, zodat we in Europa samen de coronacrisis kunnen weerstaan. Dit is een heel belangrijk onderwerp, dus steun om daarover te debatteren.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het debat ontstaat al. Zeker steun.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik had al een beetje laten doorschemeren dat ik hier steun aan wilde verlenen en wil kijken of we het kunnen combineren op dezelfde dag als het pensioendebat.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Volgens mij wordt dat een mooie dag, een dag over het grote geld. Het ene is voor Europa en met het andere proberen we onze pensioenen vast te houden. Dus steun.

De heer Bisschop (SGP):
Steun voor het voorstel.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Het is belangrijk genoeg om ervoor van reces terug te komen, dus van harte steun.

De voorzitter:
De heer Van der Lee, GroenLinks, en dan mevrouw Tellegen, VVD.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wij hopen ook op een heel ambitieus Europees pakket, dus van harte steun voor dit verzoek, meneer Wilders.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Steun.

De heer Azarkan (DENK):
Nou ja, vakantie wordt toch een beetje rondom huis, om het maar zo te zeggen.

De voorzitter:
U bent beschikbaar?

De heer Azarkan (DENK):
Ja, het is om de hoek. 14 juli is een uitstekende dag.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Steun.

De heer Hijink (SP):
Voorzitter, steun. Wij zaten te denken: stel dat deze top op niks uitloopt, dan zouden wij graag alvast dezelfde afspraak voor augustus willen maken. Als er een vervolgtop komt, dan komen we ook dan met z'n allen terug van reces.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Steun.

De voorzitter:
Nou, meneer Wilders. U heeft steun van eigenlijk heel de Kamer.

De heer Wilders (PVV):
Goed.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan heb ik een vooraankondiging staan van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, we hebben donderdag het algemeen overleg Klimaat en energie. Ik wil graag een vooraankondiging doen van een VAO, die avond nog ergens in te plannen. Helaas wordt het laat, maar het is niet anders.

De voorzitter:
Dan gaan we daar rekening mee houden.

De heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Gisteren bracht de Gezondheidsraad advies uit over de blootstelling van omwonenden aan landbouwgif. De raad vindt dat het voorzorgsbeginsel leidend moet zijn en dat er meer gedaan moet worden om gifgebruik in de landbouw te verminderen. Maar in de kabinetsappreciatie lezen we dat de regering geen aanvullende maatregelen neemt. Daarom het verzoek om het meerderheidsdebat over de blootstelling van omwonenden aan landbouwgif spoedig na het zomerreces in te plannen.

De voorzitter:
Mevrouw Kuiken van de PvdA, dan de heer Van Weyenberg en dan de heer Van der Lee.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Steun, voorzitter.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, spoedig na het reces lijkt me prima.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Van harte steun.

De heer Bisschop (SGP):
Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:
Mevrouw Van Kooten-Arissen en dan mevrouw Tellegen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Voorzitter, steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun, voorzitter.

De heer Azarkan (DENK):
Steun, voorzitter.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Steun van de ChristenUnie.

De heer Hijink (SP):
Steun.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Geen steun.

De voorzitter:
Meneer Van Raan, u heeft geen meerderheid voor het snel inplannen.

De heer Van Raan (PvdD):
Dat spijt me, voorzitter. Dan wachten we af tot het eventueel wel wordt ingepland. Het was per slot van rekening een meerderheidsdebat. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Bisschop namens de SGP. Het kan ook bij de interruptiemicrofoon. En dan de heer Rudmer Heerema.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Zo meteen loopt een schriftelijk overleg af en ik wil een vooraankondiging doen van een VSO over het stikstofvoorstel van de sector, over een voermaatregel. Nog deze week in te plannen, dus.

De voorzitter:
Dan gaan we daarmee rekening houden. Meneer Rudmer Heerema, u komt niet naar voren. Uw voorstel gaat niet door? Nee?

Dan zijn we hiermee aan het eind gekomen van de regeling. Dank jullie wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Lodders

Armoede- en schuldenbeleid

Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde is het VAO Armoede- en schuldenbeleid (AO d.d. 24/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Armoede- en schuldenbeleid. VAO staat voor verslag algemeen overleg. Ik heet de staatssecretaris van SZW hartelijk welkom in ons midden. Uiteraard geldt dat ook voor onze Kamerleden: zeer hartelijk welkom. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Wörsdörfer. De heer Wörsdörfer spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter. Ik heb tijdens het debat over armoede en schulden weer gehamerd op preventie, op leren budgetteren en op het doorbreken van het van generatie op generatie doorgeven van armoede en schulden. Het is goed om er zo vroeg mogelijk bij te zijn. Om dat een extra duwtje in de rug te geven, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat preventie een van de actielijnen uit de brede schuldenaanpak is;

constaterende dat preventie voor mensen die risico lopen op schulden en die al wel betalingsachterstanden hebben maar nog geen problematische schulden, meer aandacht verdient;

overwegende dat meer inzicht nodig is in hoe de mensen die zich in dergelijke situaties kunnen gaan bevinden, preventief ondersteund kunnen worden, bijvoorbeeld met financiële educatie;

van mening dat gedragswetenschappelijke inzichten over het bevorderen van gezond financieel gedrag hierbij onmisbaar zijn;

verzoekt de regering om in samenwerking met partijen als het Nibud, de Hogeschool Utrecht en de WRR kansrijke beleidsinterventies te ontwikkelen om preventie van schulden voor genoemde groepen te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 534 (24515).

U heeft nog een motie?

De heer Wörsdörfer (VVD):
Nou, ik heb nog wat tekst. Die wil ik nog even delen, als dat mag, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris en haar collega op Financiën vragen om in gesprek te gaan met de Stichting BKR en banken over de gevolgen van een BKR-registratie. Ik vind het goed dat we mensen beschermen tegen het aangaan van schulden, maar er moet wel oog blijven voor bijzondere omstandigheden. Omstandigheden zoals COVID-19, waardoor nu mensen in de problemen raken, of omstandigheden zoals een echtscheiding en de financiële gevolgen daarvan, maar waar je je inmiddels uit de financiële ellende geknokt hebt. Dat moet je vervolgens niet vijf jaar belemmeren in het krijgen van bijvoorbeeld een nieuwe hypotheeklening, waardoor je klem blijft zitten.

Tot slot, voorzitter, bedank ik de staatssecretaris zéér voor haar werk en haar inzet voor de brede schuldenaanpak. Ik wens haar succes als minister voor Medische Zorg en hoop dat ze vasthoudt aan haar werkwijze, met concrete plannen, met een eigenaar van een actie en met een tijdpad, want daar kunnen ze bij VWS nog wat van leren.

De voorzitter:
Hartelijk dank. U mag de motie hier neerleggen. Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Jasper van Dijk, die spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ook ik wens de staatssecretaris succes in haar nieuwe loopbaan. En dan ga ik nu snel over tot het indienen van de moties, voordat mijn spreektijd op is.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat diverse organisaties (Stichting Zwerfjongeren Nederland, het Leger des Heils, Valente en de Landelijke Cliëntenraad) de noodklok luiden over de inkomenspositie van jongeren, omdat de huidige jongerenuitkering van €250 per maand te laag is om van te leven;

constaterende dat de problemen vooral groot zijn bij jongeren in de jeugdzorg, daklozen, jongeren zonder ouders en jongeren met een kind;

overwegende dat de organisaties erop aandringen om de nu nog vrijblijvende mogelijkheid om een jongerenuitkering aan te vullen (uit de bijzondere bijstand) tot het niveau van de uitkering voor 21-jarigen, om te zetten naar een plicht;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in het najaar, te inventariseren in hoeverre de lage uitkering en de vier weken zoektermijn voor jongeren in de Participatiewet problemen veroorzaken dan wel bijdragen aan dakloosheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Van Beukering-Huijbregts en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 535 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het minimumloon na de invoering in 1969 steeds verder is gedaald ten opzichte van het gemiddelde loon;

constaterende dat de armoede zonder ingrijpen met een kwart toeneemt als gevolg van de verlaging van de bijstand die gekoppeld is aan het minimumloon;

van mening dat een fatsoenlijk minimumloon een kwestie van beschaving is;

verzoekt de regering voor het eind van het jaar een stappenplan te maken om het minimumloon te verhogen naar €14 per uur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 536 (24515).

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk, die spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de staatssecretaris voor haar werk de afgelopen jaren. We waren het niet altijd eens, maar dat hoeft ook niet in dit huis. Ik wens u veel succes. Ik heb nog twee moties en wat zou het mooi zijn als we voor allebei oordeel Kamer zouden krijgen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen hun baan en inkomen dreigen te verliezen als gevolg van de coronacrisis en dat de armoede daardoor zal toenemen;

van mening dat ieder kind volwaardig moet kunnen deelnemen aan de maatschappij;

verzoekt de regering 100 miljoen euro extra uit te trekken om de gevolgen van armoede onder kinderen te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 537 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het water veel gemeenten aan de lippen staat door de gevolgen van de coronacrisis;

overwegende dat belangrijke voorzieningen als buurthuizen, bibliotheken, zwembaden, sportverenigingen en essentiële hulpverlening aan mensen daardoor dreigen te verschralen;

overwegende dat gemeenten een belangrijke rol spelen in het bestrijden van armoede- en schuldenproblematiek;

verzoekt de regering te voorkomen dat gemeenten de belastingen moeten verhogen om dezelfde kwaliteit van voorzieningen en dienstverlening te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 538 (24515).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Renkema, die spreekt namens de fractie van GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat we een goed overleg hebben gehad, in twee delen, waarbij het vooral ging over de effecten van de coronacrisis als het gaat om armoede en schulden. Op dat punt heb ik ook een motie geformuleerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het regeerakkoord incidenteel geld is vrijgemaakt voor armoede en schuldhulpverlening, en dat dit budget in 2021 niet meer beschikbaar is;

overwegende dat er door de coronacrisis meer mensen in armoede en schulden terecht zullen komen;

van mening dat gemeenten deze mensen snel moeten kunnen helpen;

verzoekt de regering bij de begroting voor 2021 met een voorstel te komen om de tijdelijke regeling uit het regeerakkoord met een jaar te verlengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 539 (24515).

De heer Renkema (GroenLinks):
Dank u wel.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Van Brenk, en zij spreekt namens de fractie van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij opname in een zorginstelling de keuze van partners voor de officiële samenlevingsvorm grote financiële consequenties kan hebben voor de hoogte van de AOW, de hoogte van de eigen bijdragen Wlz en de hoogte van belastingen en toeslagen, waaronder met name de huurtoeslag;

overwegende dat deze financiële consequenties in individuele gevallen pas achteraf duidelijk worden;

overwegende dat informatie die nodig is voor het maken van een weloverwogen keuze, versnipperd en onoverzichtelijk wordt aangeboden door de verschillende uitvoeringsinstanties;

roept het kabinet op, vooruitlopend op de herziening van het stelsel van leefvormen binnen de AOW, met spoed te zorgen dat toegankelijke, begrijpelijke en complete informatie over de financiële consequenties van de samenlevingsvormkeuze op individueel niveau van degene die de keuze moet maken, beschikbaar komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 540 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kostendelersnorm mensen met de laagste inkomens vaker en harder raakt en tot armoede leidt;

overwegende dat de financiële voordelen van de kostendelersnorm voor de overheid niet opwegen tegen de nadelen voor welzijn van mensen, de woningnood en zorgtekort;

voorts overwegende dat de kostendelersnorm haaks staat op de participatiesamenleving, waarin mensen naar vermogen voor elkaar zorgen, en leidt tot stress en eenzaamheid;

constaterende dat volgens het CPB de afschaffing of aanpassing van de kostendelersnorm in de bijstand zal leiden tot een forse afname van armoede en het aantal personen met armoede in de bijstand;

roept het kabinet op binnen een halfjaar in overleg met gemeenten voorstellen te doen voor mogelijkheden tot maatwerk bij toepassing van de kostendelersnorm voor mensen met een inkomen ter hoogte van het sociaal minimum,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 541 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vermogensnorm voor kwijtschelding van gemeentelijke lasten lager is dan de vermogensnorm voor de bijstand;

roept het kabinet op, in lijn met overwegingen van de werkgroep gemeentelijk belastinggebied, extra spaarruimte toe te staan voor gepensioneerden met een beperkt inkomen, en hier bij Prinsjesdag voorstellen voor te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 542 (24515).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de goede samenwerking.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Bruins. De heer Bruins spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. Ik begrijp dat u uw collega vervangt. Gaat uw gang.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik ben dankbaar dat mevrouw Van der Graaf voor mij wilde invallen bij het AO, omdat ik een parallel debat had. Het is fijn dat dat kon. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de antwoorden bij het AO. Ik heb het nagekeken. Het waren hele inhoudelijke antwoorden. Ik wil haar veel zegen wensen op de nieuwe plek.

Ik heb twee moties als afscheidscadeau. De eerste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen in de prostitutie doorgaans meer problemen ervaren dan andere zzp'ers omdat met hun werkverleden vaak moeilijker een volgende baan te vinden is;

overwegende dat er vaak sprake is geweest van een onveilige en ongelijkwaardige arbeidsverhouding en dat er in veel gevallen geen sociaal vangnet is in de vorm van een WW- of arbeidsongeschiktheidsuitkering;

overwegende dat er vaak sprake is van psychosociale problematiek en dat er vaak geen beroep kan worden gedaan op voorliggende voorzieningen;

overwegende dat eventuele kinderen extra risico's kunnen lopen in hun loopbaan en pedagogische ontwikkeling als er sprake is van ernstige bestaansonzekerheid;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met VNG, Divosa en Valente om een werkwijze te ontwikkelen voor en kennisdeling tussen (centrum)gemeenten over maatwerk voor huisvesting, begeleiding, inkomen en arbeidsmarkttoeleiding voor mensen die noodgedwongen of vrijwillig de prostitutie verlaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 543 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel mensen met schulden nog niet effectief geholpen worden, zoals ook de Nationale ombudsman onlangs heeft aangekaart;

overwegende dat dit mede wordt veroorzaakt door de beperkte toegankelijkheid van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp);

overwegende dat het goed is om een volwaardige secundaire toegang tot schuldhulpverlening te realiseren en de mogelijkheid te bieden dat bij een stagnerend schuldhulptraject een deskundige derde de mogelijkheden beziet om het minnelijk traject vlot te trekken of door te geleiden naar een Wsnp-traject;

overwegende dat het stelsel van toevoegingen hier mogelijkheden voor biedt;

verzoekt de regering om in het kader van de quickscan naar de toegankelijkheid van de Wsnp ook in te gaan op de mogelijkheid om de Regeling toevoeging bewindvoerders Wsnp II uit te breiden met een vergoeding voor het indienen van een verzoekschrift toelating Wsnp en de mogelijkheid tot het aanvragen van een second opinion,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 544 (24515).

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Peters, die spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel AOW'ers die voor een aanvulling tot het sociaal minimum, de AIO, in aanmerking komen, deze niet aanvragen, omdat zij niet van deze regeling op de hoogte zijn;

van oordeel dat armoede onder ouderen moet worden bestreden en niet-gebruik van de AIO moet worden tegengegaan;

verzoekt de regering om niet-gebruik actief tegen te gaan door potentieel rechthebbenden gericht te informeren over de mogelijkheden om de AIO aan te vragen, en het daarheen te leiden dat de daartoe benodigde gegevensuitwisseling geen belemmering vormt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 545 (24515).

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Kuzu, die spreekt namens de fractie van DENK. Gaat uw gang.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, een drietal moties van de zijde van DENK.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om de maximale kredietrente te verlagen van 14% naar 10%;

overwegende dat 10% nog steeds een hoge rente is, die in geen enkele verhouding staat tot de marktrente en die het schuldenprobleem niet oplost, maar juist verergert;

verzoekt de regering te bewerkstelligen de maximale kredietrente nog verder te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 546 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het BKR een private organisatie is die kredieten en schulden registreert;

overwegende dat de manier waarop het BKR te werk gaat niet altijd transparant is en de belangen van de schuldeisers voorop lijken te staan;

overwegende dat mensen erg veel last kunnen hebben van een BKR-notering, en bijvoorbeeld geen huis kunnen kopen en geen lening kunnen aangaan;

verzoekt de regering te bezien hoe het BKR dichter bij de overheid gepositioneerd kan worden, dan wel te bezien of zijn taken uitgevoerd kunnen worden door de overheid zelf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 547 (24515).

De heer Kuzu (DENK):
De laatste motie alweer, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het AOW-pensioen een basisvoorziening is, ongeveer op het niveau van het sociaal minimum;

overwegende dat de AOW opgebouwd wordt gedurende 50 verblijfsjaren, hoewel dit niet betekent dat er daadwerkelijk AOW-premie betaald wordt;

overwegende dat er een groep Nederlanders is die onmogelijk aan deze eis van 50 jaar kan voldoen, en die aangewezen is op vermogens- en inkomensafhankelijke regelingen, waardoor een tweedeling gecreëerd wordt die strijdig is met het karakter van een basisvoorziening;

overweegt dat het uitgangspunt van "50 jaar verblijf in één land" dateert uit 1957, toen de AOW ingevoerd werd, maar nu niet meer van deze tijd is;

verzoekt de regering te bezien hoe de opbouw van het AOW-pensioen eerlijker en over een kortere tijdsperiode kan plaatsvinden, bijvoorbeeld over een periode van 20 jaar in plaats van 50 jaar, voor pensionering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu, Krol, Van Brenk, Gijs van Dijk en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 548 (24515).

Dan dank ik u hartelijk.

De heer Kuzu (DENK):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Krol namens de Groep Krol/van Kooten-Arissen. Gaat uw gang.

De heer Krol (GKVK):
Mevrouw de voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen in een schuldhulpverleningstraject een zware en emotioneel belastende periode doormaken;

overwegende dat de bewindvoerders en andere professionals zich niet altijd kunnen inleven in de problemen die mensen in een schuldhulpverleningstraject ondervinden;

verzoekt de regering een pilot te starten met een platform van ervaringsdeskundigen om een oordeel te kunnen vormen of een dergelijk platform kan bijdragen aan een betere afwikkeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krol, Gijs van Dijk, Peters, Renkema, Jasper van Dijk, Van Brenk en Kuzu.

Zij krijgt nr. 549 (24515).

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van Beukering, die spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen met schulden vaak kampen met gevoelens van schaamte en angst en zij de drempel om naar de overheid te stappen als erg hoog ervaren, mede omdat voor hen onvoldoende mogelijkheden bestaan om in anonimiteit en vrijblijvend informatie en advies te krijgen;

overwegende dat een verzoek om schuldhulpverlening voor mensen ingrijpend is, vooral voor wat betreft het opgeven van persoonlijke informatie;

overwegende dat mensen met schulden mede daarom geen hulp vragen via een reguliere aanvraag;

constaterende dat het gemiddeld drie jaar duurt voordat iemand aanklopt bij de schuldhulpverlening;

verzoekt de regering te onderzoeken of bij gemeenten behoefte bestaat om te experimenteren met een mogelijkheid van een eerste anoniem contact tussen mensen met schulden en schuldhulpverleners, deze behoefte bij gemeenten te faciliteren, te onderzoeken of de instroom in de schuldhulpverlening daarmee verbetert, en de Kamer te informeren over de resultaten van de eerste praktijkervaringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Beukering-Huijbregts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 550 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mede door de coronacrisis sprake is van toename van mensen met problematische schulden die wederom gebruik zouden moeten kunnen maken van de Wet schuldhulpverlening;

overwegende dat gemeenten op grond van artikel 3, lid 2, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening op dit moment in ieder geval schuldhulpverlening mogen weigeren wanneer iemand al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening;

overwegende dat weigering van mensen die wederom een beroep willen doen op schuldhulpverlening de toekomstige schuldenproblematiek van deze mensen kan vergroten, met alle gevolgen van dien;

verzoekt de regering om in overleg met de gemeenten te bevorderen dat gemeenten coulance betrachten ten aanzien van mensen met problematische schulden die reeds gebruik hebben gemaakt van schuldhulpverlening en daar wederom een beroep op willen doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Beukering-Huijbregts en Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 551 (24515).

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Afrondend wil ik net als mijn collega's de staatssecretaris veel succes wensen met haar nieuwe functie. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer tijdens dit VAO. De staatssecretaris heeft gezegd vijf minuten schorsing te willen ter voorbereiding van het advies op de moties. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 17.05 uur tot 17.13 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris. Ik verzoek haar een oordeel te geven over de verschillende moties. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Ook ik kijk terug op een heel mooi overleg dat we met elkaar hadden. Zeker in deze tijd, waarin corona een grote rol speelt, is het thema armoede en schulden extra pregnant. Ik had alleen nooit over moties gedacht als afscheidscadeautjes, maar ik dank de Kamer voor achttien afscheidscadeautjes. Ik ga heel erg mijn best doen om ze oordeel Kamer te appreciëren, maar ik vrees dat het niet bij allemaal gaat lukken.

Voorzitter. Ik kom bij de motie van de heer Wörsdörfer, die ook had gevraagd om in gesprek te gaan met Bureau Krediet Registratie. Dat wil ik zeker doen, ook samen met de collega's van Financiën, waarbij de bescherming die het BKR biedt aan mensen door de registraties een hele belangrijke prioriteit is. Dat gezegd hebbende, zijn motie gaat over preventie. Dat is van groot belang. Ik denk dat je alleen maar effectief schulden kan tegengaan als je uiteindelijk inzet op preventie. Zeker in deze tijd wordt dat nog eens extra duidelijk. Aan de rondetafels die wij deze zomer organiseren — daar hebben wij van gedachten over gewisseld in het algemeen overleg — waar vele partijen aanwezig zijn, van de Cliëntenraad tot de NVVK, van het Nibud tot de grote uitvoeringsorganisaties, gaan wij kijken hoe wij een en ander kunnen versnellen en intensiveren. Ik vind het heel erg van belang om preventie expliciet op de agenda te zetten. Deze motie spreekt mij ook aan. Ik geef haar graag oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 534 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 535.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie van de heer Jasper van Dijk en mevrouw Van Beukering geef ik ook oordeel Kamer. Met het project van Divosa kijken we ook naar de mogelijkheden van maatwerk binnen de Participatiewet. Ik doe er alles aan om de gevraagde inventarisatie zo snel mogelijk af te ronden. We hebben wel wat vertraging opgelopen door corona, maar we're working on it. Deze motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 535 krijgt oordeel Kamer. Die is overigens mede ingediend door de heer Peters.

Staatssecretaris Van Ark:
Sorry, ja. De heer Peters.

Dan de motie-Jasper van Dijk over het minimumloon. Dat is de portefeuille van de minister. Deze motie moet ik ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 536 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie-Gijs van Dijk op stuk nr. 537 zegt: trek 100 miljoen extra uit. Die motie ontraad ik omdat de dekking ontbreekt. Wij hebben overigens middelen die kinderen in armoede ondersteunen. Ook de fondsen waarmee wij samenwerken, zijn ontzettend actief. Die zijn nog extra campagnes gestart. Dat was van de week heel mooi in het nieuws. Die doen goed werk. En, zoals ik ook zeg bij een aantal andere moties op dit onderwerp, het kabinet houdt een open oor en oog op dit thema. Wij houden een vinger aan de pols.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 537 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie op stuk nr. 538 ontraad ik ook. Dat heeft er ook mee te maken dat het wel of niet verhogen van belastingen behoort tot de autonomie van de gemeenten, waarbij het kabinet overigens erkent dat gemeenten onder druk staan. Wij hebben ook een gesprek gevoerd met gemeenten en een eerste compensatiepakket maatregelen genomen. En we zijn nog verder in gesprek met de gemeenten over de gevolgen van de coronacrisis.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 538 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie-Renkema op stuk nr. 539 ontraad ik ook, waarbij ik zeg wat ik zojuist ook zei: vinger aan de pols. Ik kan dit niet toezeggen, maar ik hoef het ook zeker nog niet uit te sluiten. Maar om dat nu al aan te geven is niet mogelijk, dus ik ontraad de motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 539 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
Als ik de motie-Van Brenk/Peters op stuk nr. 540 mag lezen als een oproep om te werken naar toegankelijke en begrijpelijke informatie, wat ieders streven zou moeten zijn, maar wel op het niveau van algemene informatie, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Ik kan niet toezeggen dat ik iedereen persoonlijke, op maat gesneden informatie kan geven, maar als het algemene informatie mag zijn, dan geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:
Ik kijk even in de richting van mevrouw Van Brenk. Die zie ik ja knikken, dus dan gaan we het op deze manier doen. Dan noteer ik dat de motie op stuk nr. 540 oordeel Kamer krijgt.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie op stuk nr. 541 zou ik normaal gesproken ontraden hebben, maar ik heb gezegd: ik doe mijn best. Daarom laat ik expliciet de overwegingen aan de indiener van de motie, maar wij hebben een onderzoek lopen over de kostendelersnorm. Mevrouw Van Brenk zegt niet "doe iets met de kostendelersnorm", maar ze zegt: inventariseer en breng het in kaart. Als ik de motie zo mag opvatten dat ik haar betrek bij dat onderzoek, kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk wederom richting mevrouw Van Brenk. Ik zie haar instemmend knikken. Dan krijgt de motie op stuk nr. 541 oordeel Kamer. Ik zie nog een vraag van de heer Jasper van Dijk. Dat wordt een korte vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Altijd, voorzitter. Als ik het goed heb, dan is dat het onderzoek over de kostendelersnorm naar aanleiding van de motie-Peters/Jasper van Dijk.

Staatssecretaris Van Ark:
Dat klopt.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Kan de staatssecretaris zeggen hoe gauw dat naar de Kamer komt, inclusief de toezegging richting mevrouw Van Brenk?

Staatssecretaris Van Ark:
Het onderzoek staat gepland om eind augustus afgerond te worden. Dan hebben we natuurlijk nog enkele weken nodig voor een kabinetsreactie, dus ik verwacht dat het in september — maar het kan ook begin oktober zijn — naar de Kamer komt.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 542 van mevrouw Van Brenk over de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Die ontraad ik, omdat we daar al een aangenomen motie over hebben. De motie van de heer Krol daarover is aangenomen. We hebben gezegd dat we in het najaar komen met een reactie daarop.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 542 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 543. Hierin herken ik de betrokken bijdrage van mevrouw Van der Graaf zeer. Het lastige van deze motie is dat die op het terrein ligt van de collega van VWS. Die is coördinator maatschappelijke opvang. Het is te kort dag om dit helemaal afgestemd te hebben, maar ik zou willen vragen of deze motie voorzien kan worden van een schriftelijke appreciatie voor de stemmingen. We werken met coördinerende bewindspersonen, maar ook ik ben binnen de kaders die er zijn, natuurlijk van harte bereid om daar mijn steentje aan bij te dragen.

De voorzitter:
De appreciatie van de motie op stuk nr. 543 volgt. Ik hoop dat dat donderdag rond de middag kan plaatsvinden.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter, ik denk dat dat kan.

De voorzitter:
Dank u wel.

Staatssecretaris Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 544 van mevrouw Van der Graaf. Sorry, het is de motie van de heer Bruins. Dat komt omdat mevrouw Van der Graaf het AO heeft gedaan. Die motie over de Wsnp geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 544 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 545 van de heer Peters en mevrouw Van Brenk over de AIO. Het signaleren van het niet-gebruik, wat zij aankaarten, is inderdaad heel erg moeilijk, omdat het over een hele specifieke groep gaat. We kijken op dit moment met de SVB en het UWV hoe we dat kunnen doen binnen de geldende regels op het gebied van privacy. Deze motie benadrukt wat mij betreft het belang daarvan en daarom geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 545 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 546. Daarover hebben we ook in het algemeen overleg van gedachten gewisseld. Daarom kan ik die al wel van een appreciatie voorzien. Die ontraad ik. Het is een tijdelijke maatregel en de minister van Financiën onderzoekt nog de verder te nemen stappen. Daarover komt nog informatie naar de Kamer. Het is nu nog ontijdig, dus daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 546 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie op stuk nr. 547 gaat over de positionering van het BKR. Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat de regering dat dichterbij wil positioneren en daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 547 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie op stuk nr. 548 valt onder de portefeuille van de minister van SZW. In dit geval ontraad ik de motie. Daar is al veel over gewisseld in diverse debatten, dus ik houd het nu bij een korte appreciatie. Overigens vult de AIO wel aan tot het sociaal minimum; dat wil ik graag gezegd hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 548 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:
In de motie op stuk nr. 549 van de heer Krol wordt gevraagd om de inzet van ervaringsdeskundigen. Daar ben ik een heel groot voorstander van. We hebben onze schuldencampagne ook gedaan met mensen die zelf aan den lijve hebben ondervonden wat het is om in de schulden te zitten. Het feit dat zij bereid zijn om hun verhaal te laten zien, heeft ontzettend veel impact. Ik zie ook steeds vaker gebeuren dat mensen bij gemeenten worden ingezet. We kunnen kijken of we een pilot kunnen doen die aansluit op het landelijk platform van bewindvoerders, gemeenten en rechtbanken. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 549 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 550 van mevrouw Van Beukering over anonieme toegang tot de schuldhulpverlening. Ik wil graag meewerken aan alles om schaamte als drempel te verlagen. Dat geldt ook voor het ooit door de heer Jasper van Dijk geopperde "115, schuld te lijf". Ik ondersteun ook dit initiatief en daarom geef ik deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 550 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ark:
Dan de motie op stuk nr. 551. Die geef ik ook oordeel Kamer, omdat iedereen die hulp nodig heeft die hulp ook moet krijgen. We hebben recent de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening aangepast, en daarbij is nog een keer extra benadrukt dat mensen die hulp ook moeten krijgen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 551: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ark:
Dan rest mij nog het volgende te zeggen. Je weet maar nooit — het is nog geen donderdagvond en ik ken de agenda van de Kamer — maar stel dat het de laatste keer zou zijn dat ik hier sta als staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dan zeg ik: ik heb het een eer en een genoegen gevonden om met uw Kamer in deze rol samen te werken.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO. Ik denk dat ik mede namens alle aanwezige leden en ook de niet aanwezige leden spreek als ik u zeer hartelijk dank als staatssecretaris voor uw inzet op dit dossier. We zien u uiteraard na het reces graag terug, maar je weet het inderdaad maar nooit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Circulaire economie

Circulaire economie

Aan de orde is het VSO Circulaire economie (32852, nr. 119).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VSO Circulaire economie. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom in ons midden, evenals de leden. Ik geef graag mevrouw Kröger als eerste het woord. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een drietal moties, dus ik ga heel snel van start.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Single-Use Plastics-richtlijn vanaf 2021 ingaat, waar onder andere een verbod op bepaalde plastic wegwerpproducten in opgenomen is;

overwegende dat verschillende Europese lidstaten, zoals Duitsland en Frankrijk, de richtlijn al in hun wetgeving hebben doorvertaald;

verzoekt de regering om een ambitieuze uitwerking van de SUP-richtlijn spoedig naar de Kamer te sturen, inclusief ambitieuze bindende nationale doelstellingen voor consumptievermindering, een verbod op het gratis verstrekken van kunststofproducten voor eenmalig gebruik, concrete acties om hergebruik te promoten en maatregelen om kwalitatief hoogwaardig te monitoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120 (32852).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan een motie over de aanbestedingsregels voor de rijksoverheid en het gebruik van zeer zorgwekkende stoffen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een voorbeeldfunctie heeft met betrekking tot duurzaam inkopen;

constaterende dat de regering schoenen en kleding aanschaft voor Defensie en hulpdiensten waarin GenX en pfoa zit verwerkt in het membraan;

constaterende dat er alternatieven zonder zeer zorgwekkende stoffen mogelijk zijn;

constaterende dat er in het aanbestedingsbeleid en de technische specificaties voor kleding en schoenen voor Defensie en hulpdiensten momenteel geen rekening wordt gehouden met de recyclebaarheid van het materieel;

verzoekt de regering om te onderzoeken of de recyclebaarheid van kleding en schoenen in de aanbestedingsregels kan worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121 (32852).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Tot slot.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de coronacrisis en geopolitieke ontwikkelingen hebben gezorgd voor een lage olieprijs, waardoor de prijs van virgin plastic gigantisch gedaald is;

constaterende dat dit heeft geleid tot een recyclingcrisis, omdat de recyclingsector geen afnemers kan vinden voor het inmiddels duurdere plasticrecyclaat;

constaterende dat de brancheorganisaties voor zowel de Nederlandse als de Europese recyclingsector hebben gewaarschuwd dat een groot deel van de industrie haar productie zal moeten neerleggen;

overwegende dat deze crisis de ambities van de regering op het gebied van circulaire economie in de weg staat;

verzoekt de regering om op korte termijn in beeld te brengen welke concrete acties ondernomen kunnen worden om de recyclingsector te steunen, en hierover de Kamer na het zomerreces te informeren;

verzoekt de regering tevens om zich daarnaast spoedig en actief in te zetten voor een Europese minimumeis voor de hoeveelheid plasticrecyclaat in producten en voor een Europese belasting op virgin plastic,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122 (32852).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Laçin. Hij spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.

De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Het is goed dat er eindelijk werk wordt gemaakt van het invoeren van statiegeld op kleine plastic flesjes. Het is goed dat dit traject ook voor blik is ingezet. Als het aan ons had gelegen, was het allemaal wat sneller gegaan, maar ook dit is goed. Maar om uiteenlopende redenen vallen er nog veel drankverpakkingen buiten statiegeld, die vervolgens wel in het zwerfafval terechtkomen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor kleine plastic flessen statiegeld ingevoerd zal worden;

overwegende dat een soortgelijke traject ook voor blikjes is ingezet;

overwegende dat nog vele soorten drankverpakkingen in het zwerfafval terechtkomen die buiten deze uitbreiding van het statiegeldsysteem vallen;

verzoekt de regering te onderzoeken welke drankverpakkingen beter gerecycled zouden worden wanneer deze ook onder het statiegeldsysteem zouden vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123 (32852).

De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Zolang nieuw plastic goedkoper is dan gerecycled plastic zal echt hergebruik nooit vanzelf van de grond komen. Maar we zamelen plastic niet voor niets in. Vandaar de volgende motie, om dit proces toch op gang te helpen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nieuw plastic nog altijd goedkoper is dan gerecycled plastic;

overwegende dat bedrijven hierdoor weinig tot geen gebruik maken van gerecycled plastic in nieuwe producten;

overwegende dat dit hergebruik van gerecycled plastic ernstig belemmert, met ophoping van bruikbaar ingezameld plastic tot gevolg;

verzoekt de regering te onderzoeken voor welke plasticstromen en -producten een verplicht percentage gerecycled plastic ingevoerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 124 (32852).

De heer Laçin (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Aalst. Hij spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.

De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga het vandaag eens anders doen. Ik ga het vandaag een keer niet met een motie doen, maar ga gebruikmaken van het gezonde verstand van deze staatssecretaris. Althans, dat hoop ik.

Want welk probleem gaan we oplossen met de importheffing op afval? Het enige wat wij constateren is dat er zo meteen een verhoging komt van alle afvaltarieven, dat er een overcapaciteit komt bij alle afvalverbranders en dat er verliezen komen bij de afvalverbranders, die gedekt moeten worden door al die decentrale overheden, die allemaal aandeelhouder zijn. Dat betekent vervolgens weer dat het terugkomt bij de belastingbetaler. Uiteindelijk gaan we dus meer afval storten in plaats van verbranden. Ik doe daarom een beroep op de staatssecretaris om haar gezonde verstand te gebruiken en te stoppen met deze kolder en deze importheffing te schrappen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Ziengs. Hij spreekt namens de fractie van de VVD.

De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Ik zou de staatssecretaris kunnen laten schrikken door te zeggen dat ik weer veel moties heb, maar ik heb die vandaag niet. Ik wil deze twee minuten even gebruiken om aandacht te vragen voor een aantal punten.

Er is in Nederland een bedrijf actief dat uit niet-recycleerbaar afval toch een bepaald product maakt. Dat product heeft een hoog biomassagehalte, is ook bekend. Het bedrijf levert dit spul al in 26 landen, waarmee het een enorme CO2-uitstootbesparing kan regelen. Het bedrijf wil dolgraag een keer in gesprek met de staatssecretaris dan wel met haar ministerie. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of zij bereid is om onderzoek te doen naar de mogelijkheden, gezien de mogelijke vermindering van de uitstoot van CO2. Dat is immers toch een ding dat op de agenda van de staatssecretaris staat.

Verder nog het punt van recycling van tapijt. Dat is ook zo'n belangrijk ding. Ik geloof dat mevrouw Van Eijs daar ook al vaker aandacht voor gevraagd heeft. Zo kwam ik het tegen. Ik zie dat in die branche heel weinig samengewerkt wordt. De specialistische kennis en capaciteiten zijn aanwezig om het proces te verbeteren, maar eigenlijk komt het nog niet tot de ketensamenwerking die essentieel is voor deze groep, in ieder geval om het circulair te maken. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken wat de kansen zijn voor het versnellen van die circulaire economie door de verschillende industrieën en sectoren in het veld nauw te laten samenwerken? Wellicht kan de staatssecretaris een dergelijke dialoog en ketensamenwerking faciliteren en waar nodig ook de regie pakken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Er is een vraag van de heer Van Aalst. Gaat uw gang.

De heer Van Aalst (PVV):
De VVD was vroeger een ondernemerspartij. Kan de heer Ziengs van de VVD aangeven welke positieve invloed de importheffing heeft op ondernemers?

De heer Ziengs (VVD):
Dan zal ik er echt even over moeten gaan nadenken hoe positief dat zou moeten zijn. Wat ik wel weet, is dat de maatregel waar de heer Van Aalst waarschijnlijk op doelt uiteindelijk is genomen in het kader van het Belastingplan en ook in het kader van de Urgenda-uitspraak over de besparing op de uitstoot van CO2. Op grond daarvan is een plan gemaakt en in het Belastingplan meegenomen. Dat is een zaak die toch bij Financiën ligt en niet direct IenW raakt.

De voorzitter:
De heer Van Aalst, afrondend.

De heer Van Aalst (PVV):
Ik ben blij met het antwoord, want ik kan concluderen dat de VVD ook niet weet wat ze hiermee aanmoet en ook niet weet wat dit voor positieve bijdrage levert aan ondernemers. Maar goed, dan is in ieder geval duidelijk welke partij wel aanwezig is voor de ondernemers en welke partij niet.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ziengs.

De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Von Martels. De heer Von Martels spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Een aantal onderwerpen is al besproken, dus daar hoef ik geen aandacht meer aan te schenken. Ik heb ook geen moties. Eén punt dat echter nog niet is besproken is het onderwerp zwerfafval. Het CDA heeft altijd gepleit voor een landelijke campagne. Ik ben erg benieuwd wanneer die van start gaat. Dat wilde ik aan de staatssecretaris vragen. Ik wil ook vragen op welke manier dat vorm krijgt. Er zijn namelijk geluiden tot mij gekomen dat het een regionale campagne gaat worden in plaats van een landelijke campagne. De laatste landelijke campagne was "Met hetzelfde gemak gooi je 't in de afvalbak". Daarna is het stil gebleven, maar de behoefte aan het voortzetten van de zwerfafvalaanpak is groot.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):
Ik ga het nog een keer proberen. We hebben nu de heer Von Martels van het CDA, iemand met boerenverstand, zoals we dat zeggen. Kan de heer Von Martels exact hetzelfde uitleggen? Welke positieve invloed heeft de importheffing op afval voor ondernemers?

De heer Von Martels (CDA):
Het zou flauw zijn om het antwoord dat de heer Ziengs gegeven heeft te herhalen, maar daar komt het inhoudelijk wel op neer. Ik zou zijn woorden kunnen onderstrepen. Ik ben maar wat blij dat nota bene de VVD — dat ontbrak nog aan het antwoord van de heer Ziengs — destijds zelf een motie heeft ingediend met de strekking: ga nou monitoren wat de gevolgen zijn van het feit dat die importheffing er is gekomen; breng duidelijk in beeld wat de gevolgen daarvan zijn. Ik ben dus ook erg benieuwd of de staatssecretaris misschien al iets kan zeggen over hoe het ervoor staat en welke trend er waarneembaar is.

De voorzitter:
De heer Van Aalst, afrondend.

De heer Van Aalst (PVV):
Ik trek weer dezelfde conclusie. Het is goed om te zien dat er partijen in de Kamer zitten die er wel voor de ondernemer zijn, en heel veel partijen die dat niet zijn. Dank u wel, meneer Von Martels.

De voorzitter:
U was aan het einde van uw betoog, meneer Von Martels?

De heer Von Martels (CDA):
Inderdaad. Alleen die laatste conclusie deel ik uiteraard niet met de heer Van Aalst.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Stoffer. De heer Stoffer spreekt namens de fractie van de SGP. Gaat uw gang.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik dacht: laat ik de heer Van Aalst maar een interruptie besparen. Ik zal gewoon het antwoord geven dat hij volgens mij graag wil horen. Dan ga ik ervan uit dat hij straks ook voor mijn motie stemt, want ik heb een prachtige motie, en die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet wat betreft de Urgendamaatregelen heeft aangegeven dat het ongewenst is om maatregelen te treffen die gepaard gaan met significante weglekeffecten naar het buitenland;

overwegende dat TNO en CE Delft in recente rapporten aangeven dat het totale effect van de importheffing voor buitenlands afval leidt tot een verhoging van de CO2-uitstoot in plaats van een verlaging, en andere rapporten (ook) wijzen op meer storten van afval in het Verenigd Koninkrijk met bijbehorende methaanemissies;

verzoekt de regering in het kader van de voorbereiding van het nieuwe Belastingplan de importheffing voor buitenlands afval te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (32852).

Ook voor u is er een vraag van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):
Misschien heb ik een toevoeging op de heer Stoffer en misschien kan hij die ook beamen. Dan is het wat mij betreft ook voldoende. Hij is het waarschijnlijk met mij eens dat op het moment dat je te weinig capaciteit hebt in de afvalverbrandingscentrales en je daar vervolgens een heel stadsverwarmingsnetwerk op aansluit, het gevolg is dat je allerlei dieselaggregaten moet laten lopen om diezelfde wijk te verwarmen. Is de heer Stoffer dat met mij eens? Want dat had hij nog niet in zijn motie staan.

De heer Stoffer (SGP):
Dat zou zomaar kunnen, maar ik weet het natuurlijk niet helemaal zeker, want daar heb ik me niet enorm in verdiept. Ik denk dat dat een van de mogelijkheden zou zijn. Je kunt natuurlijk ook iets anders bedenken, maar dit zou ook kunnen. Ik zie de heer Van Aalst knikken, dus hij is vast heel blij met mijn antwoord.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Kröger. Ik wachtte even, omdat de microfoon anders lawaai zou maken. Mevrouw Kröger, gaat uw gang; korte vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De heer Stoffer richt zich in zijn motie op de vermeende weglekeffecten. De heffing is, zoals die nu is vormgegeven, natuurlijk juist bedoeld om ervoor te zorgen dat andere landen ook stappen gaan zetten in de circulaire economie. Op die manier importeren we niet vanuit heel Europa afval naar Nederland om hier te verbranden, maar gaat dat juist in het Verenigd Koninkrijk zelf ...

De voorzitter:
Uw vraag?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
... echt verwerkt worden. Hoe kijkt de heer Stoffer daarnaar, naar die doelstelling?

De heer Stoffer (SGP):
Dat zou uiteindelijk het mooiste zijn, want met afval slepen ... Het mooiste is als je helemaal weinig afval hebt. Laten we daarmee beginnen. Hoe minder, hoe beter. Maar als je er al wat mee moet, wil je dat op je eigen plek oplossen. Maar dat is op dit moment niet zo. Ik ga dus uit van de huidige realiteit. Die capaciteit is daar niet, maar hier wel. Dan moet je die met elkaar gebruiken. Het is voor mij dus echt even een oplossing voor de korte en middellange termijn. Maar op de lange termijn zou ik daarnaartoe willen. En op de hele lange termijn moet je eigenlijk naar een wereld zonder afval. Dat zou het mooiste zijn.

De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat is op zich wel een mooi antwoord, maar het is natuurlijk een beetje een kip-eisituatie. Zolang wij afval zonder heffing blijven importeren dat concurreert met binnenlands afval, waar wel heffingen op zitten, wat is dan de incentive voor het Verenigd Koninkrijk om die verwerkingscapaciteit zelf op te zetten?

De heer Stoffer (SGP):
Uiteindelijk denk ik dat zij ook zullen zeggen: laten we dat zo veel mogelijk in onze eigen omgeving doen, want dan hoef je er niet mee te slepen. Maar goed, als men dat daar niet wil, denk ik: dan doen we het op deze manier. Het is voor mij nu ook een van de dingen om bedrijven op weg te helpen, want je laat nu gewoon een heleboel capaciteit leeg liggen. Het is dus voor mij echt een oplossing voor de korte en middellange termijn. Ik ga ervan uit dat men in het Verenigd Koninkrijk — ze zijn daar heel verstandig — uiteindelijk zelf wel de keuze zal maken om een stap die richting op te zetten. Maar vooralsnog is dit dus mijn lijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Van Eijs. Zij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang, mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Rijkswaterstaat de milieukostenindicator (MKl-waarde) gebruikt bij de beoordeling van de beste prijs-kwaliteitverhouding voor aanbestedingen;

overwegende dat deze MKl-waarde alleen wordt gebruikt voor innovaties waarvan is vastgesteld dat ze aan de eisen voldoen en veilig kunnen worden toegepast in de reguliere productie;

overwegende dat de MKl-waarde de impact op het milieu weegt en dus het zwaarder meewegen van de MKI-waarde het opschalen en toepassen van circulaire bouw bevordert;

verzoekt de regering nog dit jaar te onderzoeken hoe de MKI-waarde zwaarder kan worden meegewogen in het aanbestedingstraject van Rijkswaterstaat, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (32852).

Mevrouw Van Eijs (D66):
Dan zou ik het nog even willen hebben over het schriftelijk overleg dat we hebben gehad over een heel brede waaier aan onderwerpen. Dat krijg je ervan als je Kamerleden geen maximumspreektijd oplegt. Maar we hebben ook wel een aantal fundamentele vragen behandeld. Zoals ik bij het algemeen overleg Externe veiligheid al naar voren bracht, vraag ik: moeten we alles wel willen, bijvoorbeeld rondom plastic? Plastic is super praktisch en blijft enorm lang goed. Het is enorm veelzijdig. De staatssecretaris zet zich met het Plastic Pact in Nederland en de EU natuurlijk in voor betere omgang met plastics, maar de industrie lijkt soms nog een beetje te veel te denken aan een beetje minder hier en een beetje minder daar. Van D66 mag dat wel iets radicaler. Ik vraag de staatssecretaris dus hoe we bijvoorbeeld met de Single-Use Plastics-richtlijn in de hand de verpakkingen echt radicaal anders kunnen gaan ontwerpen. Op die manier kijken we niet naar een beetje minder plastic hier en een beetje minder plastic daar, maar stappen we misschien gewoon echt af van plastic.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Dik-Faber. Mevrouw Dik-Faber spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.

Ik wil graag een motie indienen over een van mijn favoriete onderwerpen. Dat zeg ik eigenlijk wel met spijt. Ik weet dat de staatssecretaris er ook precies zo inzit. Het betreft kledingrecycling. Kleding is — dat weten veel mensen niet — na olie de meest vervuilende industrie ter wereld. We hebben gezien dat in de periode van covid de inzameling en verwerking van textiel echt fors onder druk heeft gestaan. Als wij de ambitie willen realiseren van 20% recyclaat in nieuwe kleding in 2025, dan hebben we echt de hulp van Europa nodig om dat waar te maken. Ik zou het heel goed vinden als we de Europese markt voor kleding veel meer gaan versterken. Dat is de achterliggende gedachte van de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksoverheid als doelstelling heeft dat in 2025 nieuwe kleding bestaat uit 20% gerecyclede content;

overwegende dat die doelstelling nog ver weg is en onder invloed van covid textielinzameling en -verwerking nog verder onder druk zijn komen te staan;

overwegende dat het van belang is dat de Nederlandse textielinzameling en -verwerking door de covidcrisis heen geholpen wordt, zodat Nederland ook op het gebied van textiel koploper kan worden in de circulaire economie;

verzoekt de staatssecretaris, in overleg met de Nederlandse textielketen, zich binnen Europa in te zetten voor fondsen die de Nederlandse ambitie ondersteunen en daarbij ook nadrukkelijk in te zetten op een gesloten keten in Europa inclusief producentenverantwoordelijkheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (32852).

Hartelijk dank.

De staatssecretaris heeft aangegeven vijf minuten te willen gebruiken ter voorbereiding op het oordeel over de moties.

De vergadering wordt van 17.44 uur tot 17.52 uur geschorst.

De voorzitter:
Aan de orde is de beantwoording en de appreciatie van de staatssecretaris over de ingediende moties bij het VSO Circulaire economie. Ik geef daarvoor graag het woord aan de staatssecretaris. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor de moties. Ik zal ze snel van een reactie voorzien.

De motie van mevrouw Kröger op stuk nr. 120 vraagt om een ambitieuze uitwerking van de SUP-richtlijn spoedig naar de Kamer te sturen. Het ontwerpbesluit voor deze wetgeving ter implementatie van de SUP-richtlijn zit momenteel in de internetconsultatie. Dat ontwerpbesluit is afgerond en openbaar. We zijn dus volop bezig met implementatie. Zodra de consultatie is afgerond, komen we zo snel mogelijk terug naar uw Kamer met de vervolgstappen. Kortom, ik kan er nog veel meer over vertellen, maar ik zou mevrouw Kröger willen vragen om deze motie aan te houden.

De voorzitter:
Ik kijk in de richting van mevrouw Kröger. Houdt u de motie aan? U mag dat ook op afstand aangeven.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Misschien kan de staatssecretaris het tempo schetsen? Wanneer komt het naar de Kamer? Hoe gaan we de besluitvorming doen? Een beetje ambitie.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Er zit altijd een bepaalde termijn aan een consultatie. Die loopt tot en met 9 augustus. Zodra de consultatie is afgerond, komen we natuurlijk snel naar de Kamer. Dus, zeg maar, als u weer terug bent van reces. Dan hopen we ook snel de reactie op de consultatie verwerkt te hebben en naar de Kamer te kunnen sturen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat ik de motie gewoon in stemming breng, want deze motie vraagt gewoon om een bepaalde ambitie.

De voorzitter:
Helder. Dan vraag ik aan de staatssecretaris om het oordeel over de motie.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan moet ik haar ontraden, omdat er specifiek naar een aantal punten wordt gevraagd die nog niet uit de SUP-richtlijn volgen. Ik kan niet zomaar toezeggen dat we dat ook gaan doen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 120 wordt ontraden. Dan de volgende motie.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan de motie op stuk nr. 121 van mevrouw Kröger waarin de regering wordt verzocht om te onderzoeken of de recyclebaarheid van kleding en schoenen in de aanbestedingsregels kan worden opgenomen. Die motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 121 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 122 van mevrouw Kröger bevat een heel aantal verzoeken. Over het eerste verzoek hebben we net een brief gestuurd. Het tweede verzoek gaat over een Europese belasting op virgin plastic. Dat kan ik zo niet toezeggen. Dus ik moet deze motie ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 122 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 123 van de heer Laçin vraagt om te onderzoeken welke drankverpakkingen beter gerecycled zouden kunnen worden wanneer deze ook onder het statiegeldsysteem zouden vallen. Ik zou de heer Laçin willen vragen om deze motie aan te houden. De belangrijkste verpakkingssoorten die in de praktijk onder een statiegeldsysteem gebracht kunnen worden, zijn onderdeel van beleidsvoornemens. We komen dus nog met een brief. Die staat nog voor de zomer, dus die komt echt heel erg snel. Ik zou hem dus willen vragen om deze motie aan te houden tot die brief er is.

De heer Laçin (SP):
Als die brief zo snel komt, ben ik zeker bereid om de motie aan te houden. De vraag is alleen wel: wordt er in die brief ook ingegaan op verschillende soorten drankverpakkingen en het aandeel in het zwerfafval?

De voorzitter:
Helder.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Er wordt ingegaan op verschillende soorten drankverpakkingen. Glazen flesjes worden bijvoorbeeld ook in die brief besproken. Dat staat er dus in. Ik zeg niet alle soorten drankverpakkingen, maar zeker de glazen flesjes.

De heer Laçin (SP):
Dan houd ik de motie aan en dan hoop ik dat die brief morgen wellicht komt.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
"Voor de zomer" is voor het kabinet nog net ietsje ruimer dan voor de Kamer. Wij gaan nog een, twee weken door. Maar de brief is er voor de zomer. Dus dan kunt u hem na de zomer in ieder geval bespreken.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (32852, nr. 123) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan de motie op stuk nr. 124 die vraagt om het aandringen in Europees verband op een verplichting van een percentage recyclaat. Die motie is al uitgevoerd voordat die is ingediend, want in de afgelopen Milieuraad heb ik daarvoor gepleit. De motie is dus eigenlijk al uitgevoerd. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 124 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan de motie op stuk nr. 125 over de importheffing. Ik ben bekend met de wens van de sector met betrekking tot alternatieven die evenveel doen op het gebied van CO2-reductie. Ik ben daarover ook in gesprek met hen geweest. Maar er ligt nu voor 2021 geen alternatief met een gelijkwaardige CO2-reductie, en die hangt toch vast aan het Urgendavonnis. Daar moeten wij ons als kabinet natuurlijk ook aan houden. Dus zonder alternatief is het moeilijk om dit zo te schrappen. Daarom moet ik de motie ontraden. Maar ik ben uiteraard wel met mijn collega van Financiën in gesprek. Dat zal overigens voor 2021 in ieder geval geen oplossing zijn, maar we kennen de vragen van de sector om na te denken. Ik ben ook zeker nog volop met hen in gesprek.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 125 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 126 van mevrouw Van Eijs krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 126 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 127 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 127 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan de vragen van de heer Ziengs over de tapijtsector. Inderdaad ligt er een aangenomen motie van de Kamer om een verkenning uit te voeren. De heer Ziengs vraagt of we daar actief achteraan willen gaan, zo vat ik zijn inbreng even samen. Daar ben ik graag toe bereid. De verkenning loopt en eind van dit jaar hopen we de resultaten te hebben. Dan kunnen we de heer Ziengs via een Kamerbrief laten weten hoe we hebben geprobeerd om ook hier de versnelling in te zetten, samen met al die partijen en al die ondernemers die daar zo hard aan werken.

Dan een vraag over einde-afval. In de breedte ben ik er natuurlijk naar op zoek om alle mogelijkheden te benutten om CO2-reductie via materialen te realiseren. De heer Ziengs brengt hier een specifieke casus naar voren. Ik ben zeker heel geïnteresseerd om daarover te horen, dus ik stel voor dat we ervoor zorgen dat wij ook kennis krijgen van deze casus, want ik denk dat CO2-reductie via materialen een terrein is waarop we met elkaar nog veel te winnen hebben.

Dan een vraag van de heer Von Martels over zwerfafval. Ik ben momenteel in gesprek met partijen om samen met hen een nationale campagne vorm te geven. Wij verwachten deze voor het eind van het jaar te presenteren.

Dan de vraag van D66 of er radicaal anders ontworpen kan worden. Niet alle alternatieven voor plastic zijn altijd beter, maar er zijn wel veel alternatieven die moeilijk recyclebaar zijn en die bijdragen aan de plasticsoep. Ik wil binnen het Plastic Pact en de producentenverantwoordelijkheid werken aan een reductie van plasticgebruik en ook hergebruik stimuleren. We moeten dus niet alleen inzetten op recycling, maar ook op hergebruik daar waar mogelijk. Nogmaals, in de brief waarover ik het richting de heer Laçin had, zal daarover ook nog een en ander terugkomen.

Voorzitter, daarmee heb ik de vragen van de leden en de moties hopelijk beantwoord.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie dat de heer Van Aalst nog een vraag heeft, die kort en bondig is.

De heer Van Aalst (PVV):
Ja, die is heel kort. Ik had de staatssecretaris gevraagd het gezonde verstand te gebruiken. Daar heb ik volgens mij geen antwoord op gekregen, maar daar concludeer ik uit dat ze dat niet gaat doen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Volgens mij heb ik op de inhoud waarop de vraag van de heer Van Aalst betrekking had, antwoord gegeven door aan te geven dat er geen alternatief is op dit moment, maar dat we uiteraard met de sector in gesprek zijn.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het VSO Circulaire economie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt aanstaande donderdag, waarschijnlijk bij aanvang van de middagvergadering, gestemd. U houdt dat uiteraard zelf in de gaten.

Externe veiligheid

Externe veiligheid

Aan de orde is het VAO Externe veiligheid (AO d.d. 10/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik stel voor om direct door te gaan met het VAO Externe veiligheid. Ook daar is onze staatssecretaris bij aanwezig. Ik geef als eerste het woord aan de heer Laçin. De heer Laçin spreekt namens de fractie van de SP; wederom, zou ik haast willen zeggen. Gaat uw gang.

De heer Laçin (SP):
Nog steeds.

Dank, voorzitter. Ik heb twee moties. Ik begin met de eerste, die gaat over de kunstgrasvelden met rubberkorrels.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Europese chemieagentschap voorstelt om kunstgrasvelden met rubberkorrels van autobanden te verbieden;

constaterende dat ook uit onderzoek van het RIVM is gebleken dat deze kunstgrasvelden milieuschade veroorzaken;

overwegende dat verschillende gemeenten nu flinke bedragen uitgeven aan maatregelen die op lange termijn niet werken en wellicht ook niet meer voldoen na een verbod;

verzoekt de regering samen met de VNG en het IPO te onderzoeken hoe ingespeeld kan worden op het advies van het Europese chemieagentschap om kunstgrasvelden met rubberkorrels te verbieden, en zodoende geen maatregelen te treffen die niet voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 173 (28089).

De heer Laçin (SP):
Dan de tweede motie. Die gaat over het feit dat er in de IJmond en rondom Haarlem een hoger aantal kankergevallen is en dat daaruit in een onderzoek van de GGD Kennemerland conclusies worden getrokken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van de GGD Kennemerland is gebleken dat mensen in de IJmond en regio Haarlem vaker long- en huidkanker hebben dan gemiddeld het geval is in Nederland;

overwegende dat luchtvervuiling hierbij een belangrijke rol kan spelen;

overwegende dat Tata Steel in de eindversie van het rapport beduidend minder vaak wordt genoemd dan in eerdere conceptversies;

verzoekt de regering samen met het bevoegd gezag nader en onafhankelijk onderzoek te doen naar de rol van luchtvervuiling in deze regio als het gaat om het aantal kankergevallen en hierbij de rol van de industrie, waaronder Tata Steel, mee te nemen, en de Kamer zo snel als mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 174 (28089).

De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Ik heb op dit laatste punt ook schriftelijke vragen gesteld, maar wij krijgen zeer veel signalen vanuit die regio dat mensen zich zorgen maken; daarom deze motie. Ik hoop dat ook de schriftelijke vragen snel beantwoord zullen zijn.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik deel de zorgen over het kankerincidentieonderzoek, die net zijn uitgesproken door de heer Laçin. De motie die ik heb voorbereid, gaat over de stapeling van stoffen en eigenlijk over het fenomeen van de toxische druk. We hebben nu normen voor allerlei aparte stoffen, maar in een gebied stapelen die stoffen zich. Dat is waar je eigenlijk naar zou moeten kijken en daarover ligt een heel stevig advies van de Rli, de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Ik hoop dat de staatssecretaris met dat advies aan de slag wil. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Rli risico's signaleert rondom de stapeling van stoffen;

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat concentraties van afzonderlijke stoffen in Nederlandse watersystemen onder de norm liggen, maar dat deze concentraties samen toch ecologische schade veroorzaken;

constaterende dat er wetenschappelijke consensus bestaat dat blootstelling aan combinaties van stoffen in de leefomgeving grotere risico's met zich meebrengt dan het risico van individuele stoffen afzonderlijk;

constaterende dat 30% van de daling in biodiversiteit in Europese watersystemen is toe te schrijven aan deze toxische druk;

constaterende dat de Rli aanbeveelt om in kwetsbare gebieden een maximaal toelaatbare toxiciteitsdruk te hanteren, aanvullend op de huidige normen per stof;

verzoekt de regering om in overleg met het RIVM een pilot vorm te geven waarbij in één of meerdere kwetsbare gebieden de toxiciteitsdruk wordt onderzocht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 175 (28089).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Ziengs. Hij spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang, meneer Ziengs.

De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb slechts één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een asbestfonds is ingesteld, waarbij gemeenten en provincies zelf kunnen beslissen mee te doen aan dit fonds;

overwegende dat dakeigenaren afhankelijk zijn van de gemeente of de provincie waarin zij wonen, om aanspraak te kunnen maken op het fonds;

overwegende dat gemeenten en provincies die niet aansluiten bij het fonds, niet altijd een ander instrument voor asbestsanering aanbieden;

overwegende dat op dit moment nog niet alle provincies zijn aangesloten bij dit fonds, maar zij wel een belangrijke rol kunnen spelen in de sanering van asbestdaken;

verzoekt de regering, om te voorkomen dat dakeigenaren tussen wal en schip vallen, in gesprek te gaan met de nog niet bij het fonds aangesloten provincies om hen te overtuigen alsnog bij dit fonds aan te sluiten, zodat er landsbrede dekking ontstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ziengs, Van Eijs, Von Martels en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 176 (28089).

De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij vijf minuten nodig denkt te hebben voor de voorbereiding van de appreciatie van de moties. Ik schors de vergadering daarom voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 18.05 uur tot 18.09 uur geschorst.

De voorzitter:
Wij gaan luisteren naar de staatssecretaris, die een oordeel gaat geven over de zojuist ingediende moties bij het VAO Externe veiligheid. Het woord is aan de staatssecretaris. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. In de motie op stuk nr. 173 gaat de heer Laçin ervan uit dat het Europese chemieagentschap heeft besloten om rubberkorrels te verbieden, maar dat is eigenlijk niet zoals het in Europa werkt. Zij hebben voorgesteld om op termijn verschillende soorten kunststofinfill voor kunstgras te verbieden. Dat is een ECHA-comité. Maar later dit jaar volgt ook nog een advies van het Economisch en Sociaal Comité en op basis van beide adviezen zal de Europese Commissie dan een voorstel aan de lidstaten voorleggen. Ik zou dus eigenlijk de heer Laçin willen vragen om zijn motie aan te houden totdat we dit voorstel hebben, want op dit moment kan ik die motie geen positief oordeel geven. Ik verzoek hem die motie aan te houden. Als we dat advies van de Commissie hebben, hebben we ook een concreet voorstel en dan is natuurlijk positiebepaling van Nederland aan de orde. Daarom vraag ik hem om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Korte vraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):
Ik weet heel goed hoe het werkt, ook dat ECHA het niet meteen verbiedt, maar een voorstel gaat voorleggen en dat de Commissie het dan wel of niet moet verbieden of een voorstel daartoe moet voorleggen. Het gaat mij erom dat ECHA nu adviseert dat wij in Nederland niet gaan wachten totdat de Commissie ergens mee komt, maar dat wij ons voorwerk gaan doen, dat we met de VNG en de IPO in gesprek gaan over hoe we het kunnen vertalen als dat verbod komt. Nu geven namelijk allerlei gemeenten enorme bedragen uit voor maatregelen tegen het weglekken, en straks zijn al die maatregelen dan eigenlijk voor niks geweest.

De voorzitter:
Uw punt is duidelijk.

De heer Laçin (SP):
Dat wil ik voorkomen. Ik wil die dubbeling voorkomen en nu al werk maken van wat te doen bij een verbod.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We weten nog niet of zo'n verbod er komt. ECHA stelt ook voor: over acht jaar. Wat ik wel kan doen, is het volgende. We kunnen de VNG en de IPO op de hoogte brengen van het feit dat dit advies er is en ook van het proces bij de Europese Unie, wanneer ongeveer een besluit daarover te verwachten is. Dan kunnen zij zelf de inschatting maken of ze op dit moment nog voor een kunstgrasveld willen gaan of dat ze een andere keuze willen maken. Dat is eigenlijk een beetje waar de heer Laçin op doelt. Maar dan is het wel aan deze partijen zelf om die inschatting te maken. Ik verzoek hem dus de motie aan te houden, maar ik ben wel bereid om die kennis te delen.

De voorzitter:
Afrondend, kort de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):
Met deze toezegging zal ik de staatssecretaris ook een beetje tegemoetkomen en de motie aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (28089, nr. 173) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De heer Laçin heeft ook een motie ingediend over het onderzoek. Daar is een heel aantal Kamervragen over gesteld, dat gaf hij ook aan. Dat betreft een breed palet aan vragen waar ik veel partijen voor nodig heb. U ontvangt dus eerst een uitstelbrief, maar kort na de vakantie ontvangt u mijn antwoord. Dat is dan ook eigenlijk mijn antwoord op de motie. In die antwoorden zullen we ook ingaan op de causaliteitsvraag en of er eventueel nog aanvullend onderzoek nodig is. Vandaar dat ik de motie ontraad. Ik wil dat eerst kunnen beoordelen en daarom zullen we daarop in de antwoorden op de schriftelijke vragen terugkomen.

De voorzitter:
De motie-Laçin op stuk nr. 174 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We zullen er zorgvuldig naar kijken. Ik hoor ook de zorgen die de heer Laçin hoort. Laat dat in ieder geval het antwoord zijn: wij zullen er zorgvuldig naar kijken.

Dan de motie-Kröger op stuk nr. 175. Ik snap heel goed wat mevrouw Kröger vraagt. De Rli waarschuwt voor de optelsom en de combinatie-effecten van verschillende stoffen. Over die cumulatie-effecten hebben we het weleens eerder gehad. Dat is heel ingewikkeld onderzoek en het is ook iets wat we over het algemeen vooral in Europees verband doen. In haar motie vraagt mevrouw Kröger om een pilot. Ik sta daar best positief in. We moeten toch een keer proberen om dat handen en voeten te geven, en ik proef dat mevrouw Kröger dáár eigenlijk naar vraagt: probeer wat ervaring op te doen met hoe zoiets eigenlijk werkt.

Ze vraagt ook heel specifiek om dat ook op water te doen. Dat betekent dat het niet alleen bij mij ligt, maar dat ik het ook even met de collega wil bespreken die verantwoordelijk is voor water. In de constatering staat ook "afzonderlijke stoffen in Nederlandse watersystemen", en dat "30% van de daling in biodiversiteit in Europese watersystemen is toe te schrijven aan toxische druk". Omdat het ook over water gaat, moet ik het ook met de collega bespreken. Zou het niet over water gaan, dan heb ik daar iets meer ruimte in. Ik wil ook even nadenken over hoe we zo'n pilot zouden kunnen linken aan de Europese trajecten, zodat de uitkomsten daar ook meteen zouden kunnen worden meegenomen. Want als we het hebben over toxiciteit, dan hebben we het eigenlijk ook altijd over Europese regelgeving.

De voorzitter:
Een korte vraag van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Al was het alleen maar om het woord "toxiciteitsdruk" nog een keer te kunnen zeggen. De Rli heeft het vrij specifiek over water, maar ik denk dat zo'n pilot niet op water hoeft te zijn. Ik denk dat het goed zou zijn als Nederland inderdaad zo'n pilot vormgeeft met het RIVM. Dan kunnen we die ook weer in Europa inbrengen als een manier om het aan te pakken. Het is ook om het denken en het onderzoek verder te brengen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Precies, ik heb het ook zo begrepen dat het bedoeld is om het onderzoek en het denken verder te brengen. Misschien zou mevrouw Kröger, ook om misverstanden voor de toekomst te voorkomen, de refertes aan water eruit kunnen halen. Dan zullen wij gaan kijken wat voor soort pilot we zouden kunnen ontwikkelen in samenwerking met het RIVM en gerelateerd aan Europese trajecten, zodat de leereffecten in het Europese traject kunnen worden meegenomen. Want dit is iets wat we Europees moeten doen. De motie krijgt oordeel Kamer als ze op die manier wordt aangepast.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kröger gaat haar motie wijzigen voor de stemmingen?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zien we die tegemoet. De overige leden hebben inmiddels een oordeel ontvangen. Als de motie gewijzigd wordt, kan ze oordeel Kamer krijgen.

Dan de motie op stuk nr. 176.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 176, van de heer Ziengs, verzoekt de regering in gesprek te gaan met de nog niet aangesloten provincies om hen te overtuigen om mee te doen aan het fonds, zodat een landsbrede dekking ontstaat. Dat is ook absoluut mijn wens, dus ik zie dit als een inspanningsverplichting. Daarmee kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 176 heeft oordeel Kamer. Ik zie dat de heer Laçin nog een vraag heeft. Wederom kort.

De heer Laçin (SP):
Ja, heel kort. Volgens mij vraagt deze motie exact wat de staatssecretaris al heeft toegezegd in het AO. Daarom vind ik het een hele gekke en overbodige motie, want de staatssecretaris gaat dit al doen.

Daarnaast wil ik aangeven dat ik de motie op stuk nr. 174 ook aanhoud totdat de schriftelijke vragen zijn beantwoord.

De voorzitter:
Dank u wel. Misschien nog een reactie van de staatssecretaris op de motie op stuk nr. 176?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik vind het altijd mooi als de Kamerleden reflecteren op de moties die worden ingediend. Ik ben in ieder geval qua inhoud graag bereid om met de provincies het gesprek aan te gaan, zoals onderstreept is.

De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 176 heeft dus oordeel Kamer. En wat betreft de motie van meneer Laçin het volgende, voor de administratie.

Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (28089, nr. 174) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de beraadslaging. Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid. Ik dank de Kamerleden voor hun aanwezigheid en hun inbreng. Ik sluit dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We schorsen vervolgens de vergadering tot 19.10 uur. Daarna gaat de Kamer verder met het VAO Personeel Defensie.

De vergadering wordt van 18.18 uur tot 19.10 uur geschorst.

Voorzitter: Pia Dijkstra

Personeel Defensie

Personeel Defensie

Aan de orde is het VAO Personeel Defensie (AO d.d. 18/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Goedenavond. Aan de orde is het VAO Personeel Defensie. Ik heet de minister en de staatssecretaris van Defensie van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Karabulut. Zij spreekt namens de fractie van de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Wanneer mensen doodziek worden van het werken met giftige stoffen bij Defensie, en Defensie excuses aanbiedt omdat zij haar zorgplicht heeft verzuimd, dan moeten zij niet geconfronteerd worden met een ellenlang bureaucratisch traject en een regeling voor genoegdoening waar zij niet eens gebruik van kunnen maken. Dat moet anders. Daarom heb ik de volgende, ietwat technische motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een epidemiologisch onderzoek naar alle oorzaken van het werken met giftige stoffen bij de POMS-depots naar het oordeel van het RIVM niet uitvoerbaar is;

constaterende dat het RIVM aangeeft dat het onmogelijk is alle aandoeningen als gevolg van het werken met chroom-6 en andere giftige stoffen uit te sluiten als oorzaak van de vele aandoeningen waaraan POMS-arbeiders en ander personeel van Defensie lijden;

constaterende dat de bestaande schadeletselregeling voor POMS-arbeiders is gebaseerd op 100% bewezen causaliteit tussen het werken met chroom-6 en een aantal ziekten, omdat deze regeling uitgaat van aantoonbaarheid;

constaterende dat ook elders bij Defensie is en wordt gewerkt met giftige stoffen zoals chroom-6 en HDI/CARC, maar dat er geen regeling is voor de zieke werknemers van de luchtmacht, de landmacht en de marine;

constaterende dat alle arbeiders bij de Nederlandse Spoorwegen in Tilburg die met chroom-6 werkten, in aanmerking kwamen voor een schadevergoeding, omdat ze in aanraking met chroom-6 zijn geweest of kunnen zijn geweest;

van mening dat de voorwaarde van aannemelijkheid van vaak voorkomende ziektebeelden onder de groep POMS-arbeiders en onder overig Defensiepersoneel meer recht doet aan hun situatie dan nu het geval is, nu het RIVM vaststelt niet alle ziektebeelden te kunnen onderzoeken;

voorts van mening dat deze ongelijke situatie tussen personeel in Tilburg en Defensiepersoneel onrechtvaardig is;

constaterende dat de commissie-Heerts in het rapport Stof tot nadenken vaststelt dat ook in andere sectoren van de maatschappij met giftige stoffen zoals chroom-6 en CARC is en wordt gewerkt en tevens vooropstelt dat het aannemelijkheidsbeginsel moet gelden bij het erkennen van een schadevergoeding;

verzoekt de regering aannemelijkheid als voorwaarde te accepteren voor het toekennen van ziekten door het werken met chroom-6 en daarmee de kans te verhogen dat een grotere groep POMS-arbeiders en ander Defensiepersoneel voor een schadevergoeding in aanmerking komt, en hiertoe een royale generieke schadeloosstelling op te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Kerstens en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (35300-X).

U bent door uw spreektijd heen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dan heb ik nog een tweede, hele korte motie.

De voorzitter:
U bent door uw spreektijd heen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Zal ik dan alleen het verzoek uitspreken, gemakshalve?

De voorzitter:
Ja, als dat kan. Het kan niet, hoor ik. Het moet helemaal.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ga als een tierelier, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat grote groepen onderofficieren moeite hebben om de stijgende kosten van levensonderhoud te voldoen van hun al jarenlang te bescheiden salaris;

constaterende dat het personeel in het beleid van het ministerie van Defensie op één moet staan;

constaterende dat het nieuwe bezoldigingssysteem geen doorgang kan vinden per 1 juli 2020;

van mening dat het beleid van bindingspremies niet willekeurig zou mogen worden toegepast;

tevens van mening dat onderofficieren de ruggengraat van het personeel van Defensie vormen;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk in overleg met belangenbehartigers een tegemoetkoming voor alle onderofficieren mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Kerstens en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (35300-X).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Nieuwenhuijzen. Hij spreekt namens GroenLinks.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de manier waarop er dit jaar, met alle beperkingen, invulling is gegeven aan de Veteranendag. Het is goed om zo bewust stil te staan bij onze veteranen en hun alle respect te geven.

De Defensie-cao-onderhandelingen zijn vanmiddag stukgelopen en er lijkt weinig beweging in te komen. 1 juli 2020 was de deadline. Dat is morgen. De staatssecretaris zal moeten bewegen om haar eind van de afspraken na te komen. Mede namens ons zal de PvdA dan ook een motie hierover indienen.

Dan heb ik zelf ook nog twee moties naar aanleiding van het overleg van vorige week. We hebben tijdens de coronacrisis gezien dat de noodzaak en de kracht van de logistieke en medische ondersteuning van Defensie van grote waarde zijn. De Inspecteur Militaire Gezondheidszorg noemt de middelen nu volstrekt onvoldoende. Dat vraagt wat GroenLinks betreft om versterking. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gedurende de coronacrisis van grote meerwaarde is gebleken dat Defensie de nationale zorgketen kan ondersteunen met het organiseren van logistiek, de inzet van militair medisch personeel en het leveren van medische goederen uit bestaande voorraden;

verzoekt de regering bij de aangekondigde herijking van de Defensienota dit najaar een onderbouwd besluit op te nemen over het al dan niet uitbreiden van de medische staf van Defensie en het verwerven van voorraden medische goederen, met het oog op de ondersteuning van de civiele zorg bij calamiteiten in de toekomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen, Kerstens en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (35300-X).

De heer Bosman heeft een vraag. Gaat uw gang.

De heer Bosman (VVD):
Een belangrijk punt voor de zorg: de ondersteuning vanuit Defensie en het extra zorgpersoneel. Ik ben blij dat de heer Van den Nieuwenhuijzen dat nu zegt richting het kabinet. Vindt de heer Van den Nieuwenhuijzen dan ook dat het geld misschien weleens uit de zorg zou moeten komen richting Defensie om daarmee de backbone van de zorg een extra boost te geven bij Defensie?

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik denk dat er geen geld vanuit de zorg naartoe moet, want de zorg heeft op dit moment al geld tekort. Wat dat betreft zou er misschien wel vooral geld verschoven moeten worden of misschien wel met een goed voorstel in de herijking erbij kunnen voor dit onderdeel van Defensie.

De heer Bosman (VVD):
Maar dan vindt u dat Defensie genoeg geld heeft?

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dat zeg ik niet. Als u goed heeft geluisterd, heb ik gezegd: geen geld van de zorg naar Defensie. Zij hebben al geld te weinig. Maar dadelijk in de herijking van Defensie kan er wat mij betreft een goed voorstel komen waarbij op dit punt misschien wel ruimte is voor extra geld.

De voorzitter:
Dank u wel. U hebt nog een motie.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Tot slot heb ik nog een tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het toekennen van een uitkering op basis van de Uitkeringsregeling Defensie voor blootstelling aan chroom-6 en CARC onderscheid wordt gemaakt tussen vormen van kanker in het spijsverteringsstelsel, met als gevolg dat slachtoffers met maagkanker en strottenhoofdkanker een vergoeding krijgen en slachtoffers van mondholtekanker en dunnedarmkanker niet;

constaterende dat dit onderscheid is gebaseerd op het momenteel beschikbare wetenschappelijk onderzoek, en dat Defensie aangeeft nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap te zullen volgen;

van mening dat er vanwege het feit dat Defensie haar medewerkers willens en wetens heeft blootgesteld aan stoffen waarvan zij wist dat ze schadelijk waren voor de gezondheid, een plicht op Defensie rust om niet alleen passief, maar ook actief de gevolgen te onderzoeken;

verzoekt de regering nieuw wetenschappelijk onderzoek te financieren voor ziekten die vaak voorkomen bij Defensiepersoneel dat is blootgesteld aan chroom-6 en CARC, en waarover momenteel nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek bestaat om een verband aan te kunnen tonen met chroom-6 en CARC,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen, Kerstens en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (35300-X).

Dan geef ik het woord aan de heer Kerstens namens de Partij van de Arbeid.

De heer Kerstens (PvdA):
Ik zag dat ik nu al 29 seconden over mijn tijd was.

Voorzitter. In het debat haalde ik de inspecteur-generaal van de krijgsmacht aan, die in zijn jaarverslag had aangegeven dat de mannen en vrouwen van Defensie eraan twijfelen of ze wel echt op één staan, de term die zo vaak wordt gebruikt. Het lijkt alsof ze hun organisatie goed kennen, want vanmiddag klapten de onderhandelingen met de vakbonden om te komen tot een nieuw functie- en beloningsgebouw dat van Defensie een aantrekkelijkere werkgever zou moeten maken. Dat is zonde, want in plaats van de mooie stap naar dat aantrekkelijkere functie- en beloningsgebouw die morgen gezet zou worden, is er een conflict, het zoveelste conflict. Ik heb een motie om de staatssecretaris en de minister aan te sporen om toch snel tot goede afspraken te komen. Ik denk dat ze daar zelf ook alle belang bij hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in een eerder arbeidsvoorwaardenakkoord tussen Defensie en vakbonden afspraken zijn gemaakt om per 1 juli 2020 een nieuw functie- en beloningsgebouw dat van Defensie een aantrekkelijkere werkgever zal maken te realiseren alsook dat dat noodzakelijk is, gelet op de hardnekkige personeelstekorten en de concurrentie op de arbeidsmarkt;

constaterende dat bij de uitwerking daarvan vertraging is opgetreden;

verzoekt de regering om voldoende middelen te reserveren, het overleg met vakorganisaties te hervatten en voor de begrotingsbehandeling van dit jaar te komen tot een nieuw functie- en beloningsgebouw conform de afspraken als hierboven bedoeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens, Karabulut, Van den Nieuwenhuijzen en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (35300-X).

De heer Bosman heeft nogmaals een vraag.

De heer Bosman (VVD):
Dat klinkt natuurlijk weer heel sympathiek. Het is een mooi gebaar, alleen zit er geen dekking onder. Normaal doen we dat met een amendement. Boter bij de vis, hè. Dan levert de Partij van de Arbeid geld bij datgene wat ze vraagt. Dat doet ze nu niet. Ik ben heel benieuwd waar de heer Kerstens dat geld vandaan haalt.

De heer Kerstens (PvdA):
Ik was even in de veronderstelling dat de heer Bosman mij zou vragen om zijn naam er ook onder te zetten, omdat het zo'n sympathiek voorstel is. Dat geld is er. Ik ga er tenminste van uit dat dat geld er was op het moment dat Defensie de afspraken met vakbonden maakte om op 1 juli de eerste stap te zetten richting dat aantrekkelijkere functie- en beloningsgebouw, dat Defensie echt nodig heeft. Dus ik hoef daar op dit moment geen dekking bij te leveren. Die afspraak is door Defensie zelf gemaakt in het laatste arbeidsvoorwaardenakkoord. Daar staat gewoon zwart-op-wit dat er een nieuw beloningsstelsel zou komen. Er is meer dan eens gewisseld in deze Kamer dat dat een stelsel zal zijn dat van Defensie een aantrekkelijkere werkgever maakt.

De heer Bosman (VVD):
Ik merk dat we nu als Kamer in een onderhandeling stappen die eigenlijk tussen werkgever en werknemer is. Ik heb zelfs begrepen dat er nog arbitrage gaat komen. Is het niet een beetje een bijzondere positie als wij hier ergens in gaan stappen en — volgens mij kent de heer Kerstens het klappen van de zweep bij de vakbonden — er als Kamer tussen gaan zitten?

De heer Kerstens (PvdA):
Wat ik niet zou willen is … Nou, eigenlijk zou ik het wel willen, maar wat ik niet kan, is aan die tafel gaan zitten om die afspraken te maken. Dat is aan de werkgever, Defensie, en aan de vakbonden. Ik vind het wel een verantwoordelijkheid van ons hier in de Kamer, omdat we het in elk debat over Defensie hebben over het nijpende personeelstekort en de noodzaak om de mensen van Defensie ook echt op één te zetten en we het met elkaar erover eens zijn dat het functie- en beloningsgebouw daar een belangrijke rol in kan spelen. Als ik dan zie en als mijn collega's dan zien dat het spaak loopt, ondanks de afspraken die gemaakt zijn, vinden wij het onze verantwoordelijkheid om ons daartegen aan te bemoeien, niet aan die tafel, wel hier in deze zaal, waar dat ook hoort.

De voorzitter:
Dank u wel. U was aan het … O, er is nog een vraag van mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wilde de heer Kerstens vragen of het hem ook zo opvalt dat de heer Bosman vooraan staat als het gaat om miljarden voor groter wapentuig, maar dat hij eigenlijk een beetje op de rem staat waar het gaat om personeel eerst.

De heer Kerstens (PvdA):
Ja, dat valt me een beetje tegen van hem, want ik weet dat hij als oud-medewerker van Defensie de mensen van Defensie heel erg hoog heeft. Vandaar dat ik hem ook uitnodig om mee te denken hoe wij deze mooie afspraak kunnen maken.

De voorzitter:
Ja, meneer Bosman, dat kunt u niet ongezegd laten. Dat begrijp ik.

De heer Bosman (VVD):
Nee, want ik maak gebruik van al dat geld dat beschikbaar staat in de begrotingen. Dat is allemaal geoormerkt en dat is allemaal beschikbaar. Ik vraag niet om extra geld of bijzonder geld. Dat geld is er. En ook het personeel vraagt om nieuw materieel.

De heer Kerstens (PvdA):
Dit was geen vraag aan mij. Ik heb aangegeven dat dit geld er ook zou moeten zijn, omdat Defensie anders de afspraken niet zou hebben gemaakt. Waar het aan schort is de uitvoering.

Ik heb nog een tweede motie. Die heeft te maken met Veteranendag, afgelopen zaterdag. Die was in verband met covid helaas minder groot dan we gewend zijn en allemaal zouden willen: geen défile, geen flyby, geen applaus en geen grote bijeenkomst op het Malieveld. Ik heb een motie voor de minister. Ik hoop dat ze er welwillend naar wil luisteren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse Veteranendag dit jaar vanwege COVID-19 veel kleiner van opzet was dan voorgaande jaren;

overwegende dat als gevolg daarvan sprake is van onderbesteding van de daarvoor gereserveerde middelen;

verzoekt de regering een bestemming te vinden voor de aldus resterende middelen ten behoeve van onze veteranen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een geldelijke bijdrage aan veteranenontmoetingscentra die de afgelopen maanden fors getroffen zijn door de beperkende maatregelen vanwege COVID-19,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens, Van Helvert en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (35300-X).

De heer Kerstens (PvdA):
Dan heb ik nog een korte laatste opmerking, en ik hoop dat de minister mij heeft gehoord. Ik heb een voorbeeld genoemd waaraan dat geld zou kunnen worden besteed. Als de minister tot een minstens zo mooi doel in overleg met de veteranen komt, dan is dat wat mij betreft ook prima. Het gaat mij er maar om dat dit geld niet weglekt in de begroting maar op de een of andere manier ten goede komt aan de veteranen in Nederland.

Voorzitter. Dan een allerlaatste opmerking. We weten allemaal dat er al veel onderzoeken hebben plaatsgevonden naar hoe die onderhandelingen bij Defensie verlopen. Ik word toch wel steeds nieuwsgieriger naar de conclusies uit die onderzoeken. Misschien kunnen we daar vanuit onze verantwoordelijkheid ook nog iets mee.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kerstens. Dan geef ik het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA. Een momentje, meneer Van Helvert, er wordt nog gepoetst.

De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Een hele mooie motie van de heer Kerstens, waar we graag aan meedoen. We hebben ook gesproken over het nieuwe loongebouw en over de onderhandelingen in het algemeen overleg. Helaas zijn die geklapt. Ik moet zeggen dat we daar bij het CDA wel van balen, omdat we juist zekerheid, een goed loon en een goede salariëring, voor Defensie heel erg belangrijk vinden. Nu vinden de minister en de staatssecretaris dat ook — daar twijfel ik niet aan — en toch is het misgelopen. Wij hadden eigenlijk ook heel graag gezien dat er al gewerkt zou worden aan de beloning en salariëring op het gebied van functie in plaats van rang. Want als iemand — ik noem maar een voorbeeld; het kunnen er ook meer zijn, op medisch of ICT-gebied — op zeer hoogwaardig niveau een functie bekleedt en daarbij alleen naar rang wordt uitbetaald, kiezen uiteindelijk niet de beste mensen voor Defensie. Dus ook de functie moet van belang zijn. Dat gaat nu dus ook niet door; ook dat stokt. Ik zou natuurlijk graag nu al een reactie krijgen, maar eigenlijk ook een schriftelijke reactie van de minister en de staatssecretaris willen hebben, op hoe nu voortgegaan wordt met die onderhandelingen. Want dat is het allerbelangrijkste. Want het is natuurlijk heel lastig om te zeggen welke moties we moeten indienen, zolang we nog niet precies weten wat er is misgegaan en hoe het ministerie daarmee doorgaat.

Een ander punt waarover we gesproken hebben, is de RVU-heffing. Dat probleem moet opgelost worden, maar er is onenigheid tussen Defensie en Financiën. Wat heel onprettig is, is dat daar het geld van Defensie naartoe moet gaan. De heer Bosman zal daar ook nog verder op ingaan. De motie die hij daarover indient, steun ik en onderteken ik van harte namens onze fractie.

Dank u wel.

De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Bosman namens de VVD. U wacht keurig tot het moment dat u achter het spreekgestoelte kunt gaan staan. Het is nog steeds wennen.

De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg Personeel hebben we zeker even gesproken over de RVU-heffing en de dynamiek daarvan. Het is al jarenlang een punt van discussie. Ik kan de motie-Eijsink aanhalen, die daar ook al over ging en waarin ook is gevraagd om eens naar die bijzondere positie van de militairen te kijken. Dat is eigenlijk de essentie. De militair heeft een bijzondere positie in onze samenleving, maar ook in de bekostiging en salariëring. Dat moeten we benoemen en blijven benoemen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat militairen met leeftijdsontslag gaan vijf jaar voor de AOW-leeftijd;

constaterende dat Defensie hierdoor een RVU-heffing afdraagt;

overwegende de nieuwe pensioenwetgeving;

overwegende de bijzondere positie van de militair;

verzoekt de regering een onderzoek uit te laten voeren door een onafhankelijke partij, waarin wordt bezien op welke wijze de vervroegde-uittredingsregeling van militairen, in relatie tot de bijzondere positie van de militair, past in de financiële wet- en regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bosman, Van Helvert en Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (35300-X).

De heer Bosman (VVD):
Met de pensioenregelingen die zijn aangepast en alle vernieuwingen die nu gaande zijn, is het toch weer van belang om te kijken hoe we de bijzondere positie van de militair kunnen waarborgen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord zo dadelijk aan de heer Krol namens de groep-Krol/Van Kooten-Arissen. U slentert zo lekker richting microfoon, meneer Krol, maar het is inmiddels schoon.

De heer Krol (GKVK):
Uw bezorgdheid siert u, voorzitter. Dank u zeer. Ik ben heel blij dat veel van mijn collega's zich zo'n zorgen maken over de beloning van militairen, die vaak onder de maat is. Ik hoop dat die moties oordeel Kamer krijgen, maar mocht dat niet het geval zijn, dan heb ik hier een motie die iets minder ver gaat. Onder deze motie staan drie K's; na mij zijn dat de collega's Kerstens en Karabulut.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er hoge eisen worden gesteld aan militairen en het werk veeleisend is;

overwegende dat er veel militairen ontslag nemen vanwege een andere baan met een hoger salaris;

verzoekt de regering met een voorstel te komen om het bezoldigingshuis voor militairen meer in overeenstemming te brengen met het loon in vergelijkbare functies in andere sectoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krol, Kerstens en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (35300-X).

In totaal waren dit inderdaad drie K's. U lijkt zelf verbaasd over de K's, meneer Krol. We zijn hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer, wilde ik zeggen, maar ik zie dat mevrouw Karabulut nog iets wil zeggen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. De heer Van den Nieuwenhuijzen wil mijn beide moties meeondertekenen. Bij dezen.

De voorzitter:
Oké. Dat is een wijziging van de moties van mevrouw Karabulut op de stukken nrs. 74 en 75. Deze worden meeondertekend door het lid Van den Nieuwenhuijzen. We hebben dit meteen gewijzigd.

Zoals ik zei, zijn we hiermee aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De bewindslieden hebben de moties nog niet, dus ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Defensie.


Termijn antwoord

Minister Bijleveld-Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal de beoordeling van de moties op de stukken nrs. 76 en 79 voor mijn rekening nemen.

Daaraan voorafgaand wil ik één punt naar voren halen dat door een aantal leden van de Kamer naar voren is gebracht: de waardering voor de Veteranendag, die we in deze andere vorm hebben gedaan. Er is ontzettend veel inzet gepleegd door het Nationaal Comité Veteranendag, met alle medewerkers van Defensie en met alle orkesten die op een of andere manier aanwezig waren met filmpjes. Zo kon men afgelopen zaterdag, ondanks de coronacrisis, toch op een erg mooie en ontroerende manier, vond ikzelf, de erkenning en waardering voor onze veteranen overbrengen. Ook al was het anders, uit de reacties die ik kreeg en de gesprekken die ik gevoerd heb met heel veel mensen, merkte ik dat het heel belangrijk werd gevonden dat we dat in deze vorm hebben gedaan.

Dat brengt mij bij de motie over Veteranendag op stuk nr. 79, van de heer Kerstens. We hebben daar in het AO ook al even over gesproken. De heer Kerstens heeft dit punt daar ingebracht. Hij vroeg: heeft u goed gehoord dat er "bijvoorbeeld" staat? Dat heb ik goed gehoord, meneer Kerstens. Ik begrijp dat ook. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. Ik zal in gesprek gaan met veteranenorganisaties, want ik wil wel echt kijken naar een zinvolle besteding. Het gaat niet om enorme bedragen, maar ik ben het ermee eens dat we wat we overhouden op een goede manier moeten investeren. Dat heb ik uitgelegd in het debat. Het is niet zo dat het nationaal comité alleen Veteranendag organiseert, maar ook Veteraan in de Klas, Anjerconcerten en andere zaken. Ik heb het woord "bijvoorbeeld" goed gehoord. Ik zal mij inzetten voor een passende besteding. Ik zal dat in het gesprek met de veteranenorganisaties aan de orde stellen. Ik heb ook een afspraak gemaakt met het Veteranen Platform. Ik zal dat gelijk meenemen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.

Dan de motie-Van den Nieuwenhuijzen c.s. op stuk nr. 76. Wat ik belangrijk vind en wat ook in het algemeen overleg goed naar voren kwam, is dat er veel waardering is voor de manier waarop Defensie in dit geval of het civiele gezag — want dat hebben we voor een deel gedaan — of de ziekenhuizen heeft ondersteund in het kader van de coronacrisis. Mocht er zich weer iets voordoen, dan zullen we dat natuurlijk ook doen. Onze mensen hebben bewezen er te staan als dat nodig is, en dat is een groot goed. Daar hadden we het ook over in het overleg. Ik zal daar zeker lessen uit trekken. Dat was ook een vraag van de heer Van den Nieuwenhuijzen, ook kijkend naar de Defensievisie. Dat geldt zowel voor de inzet van medisch personeel als de beschikbaarheid van strategische voorraden en capaciteiten. Dat laatste zal het kabinet overigens in bredere zin moeten doen, is het idee.

Als ik kijk naar het dictum, kan ik ook hier het oordeel aan de Kamer laten. We zullen daarnaar kijken. We zijn ook wel degelijk bezig om daarnaar te kijken. Als je kantelt naar hoofdtaak 1 en hoofdtaak 3 — hoofdtaak 3 is nationale operaties en ondersteuning — dan heb je waarschijnlijk andere voorraden nodig. We hebben er ook in Europees verband met de collegae over gesproken dat we waarschijnlijk meer moeten hebben. Defensie is bijvoorbeeld ook voor het hele Rijk inkoper van persoonlijke beschermingsmiddelen. Er is ook een verzoek van collega Van Rijn gekomen om vanuit Defensie mee te denken over de vraag wat voor ijzeren voorraden er moeten zijn, omdat dat meer onze taak is. De heer Bosman heeft gelijk: dat moet natuurlijk ook voor een deel betaald worden door VWS. Daar moeten we met elkaar naar kijken. Maar ik laat hier het oordeel aan de Kamer. We zullen de punten van de igk ook meenemen op dit punt. Voor beide geldt dus oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. Als u heel even wacht ... Er wordt even schoongemaakt. Dan is het woord aan de staatssecretaris van Defensie.

Staatssecretaris Visser:
Zeer bedankt. Als de microfoon iets hoger mag, zou dat heel fijn zijn. Ja, helemaal goed.

Voorzitter. Er zijn veel moties ingediend. Gelet op de tijd denk ik dat het goed is om daardoorheen te gaan. Ik begin met de motie op stuk nr. 74 van mevrouw Karabulut, en ook van de heer Kerstens en de heer Van den Nieuwenhuijzen, begrijp ik. Het is een vrij uitgebreide motie. In het kader van wat er bij de overwegingen en constateringen staat, denk ik dat het belangrijk is dat ook de mensen die nu of in het verleden op de niet-POMS-locaties hebben gewerkt een beroep kunnen doen op de coulanceregeling die door mijn voorganger, toenmalig minister Hennis, is ingesteld. Er is dus een regeling, maar het gaat om de coulanceregeling. Namens de paritaire commissie is het RIVM ook echt gevraagd om dit jaar met spoed het onderzoek naar de niet-POMS-locaties af te ronden, omdat we het belangrijk vinden om die duidelijkheid te geven. Uw oproep in het algemeen overleg om ook gezamenlijk in gesprek te gaan met medewerkers die zich niet vertegenwoordigd voelen door de vakcentrales, pak ik ook graag op.

U verwijst ook naar de commissie-Heerts. Het kabinet wil graag voor het reces, al weten we niet of we dat geheel redden, komen met een kabinetsreactie op de commissie-Heerts. Die heeft naar aanleiding van het onderzoek in Tilburg gekeken hoe je dingen kunt vergemakkelijken en hoe je eenduidige regelingen kunt vormgeven, rijks- en overheidsbreed, maar in de toekomst wellicht ook bij werkgevers. De commissie-Heerts heeft het over aannemelijkheid, maar ze heeft het in haar rapport ook nog steeds over objectieve criteria die wetenschappelijk zijn vastgesteld. Er moet dus wel een relatie zijn tussen de ziekte en de werkzaamheden die zijn verricht. Maar wij zullen komen met een appreciatie van het rapport van de commissie-Heerts. Om deze reden ontraad ik deze motie. Ik wil er graag naar kijken. Ik heb dat ook in een toezegging aan de heer Kerstens gezegd, op zijn vraag wat de commissie-Heerts nou betekent voor de regeling die wij samen met de vakcentrales hebben vastgesteld. Maar ik wil daar nog niet op vooruitlopen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik begrijp dat de staatssecretaris nog een aantal zaken nader wil uitzoeken, gesprekken wil aangaan en de commissie-Heerts wil appreciëren. Zou het dan helpen als ik de motie even aanhoud?

Staatssecretaris Visser:
Dat zou kunnen helpen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dan wil ik de motie bij dezen aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Karabulut stel ik voor haar motie (35300-X, nr. 74) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Staatssecretaris Visser:
Dan de motie op stuk nr. 75 van mevrouw Karabulut, de heer Kerstens en de heer Van den Nieuwenhuijzen. Als het gaat om uw verzoek aan ons, is het goed om te constateren dat het huidige loongebouw gebaseerd is op anciënniteit. Daar hebben we een discussie met de heer Krol over gehad. Dat is het zogenoemde behoeftebeginsel: hoe ouder je wordt, des te meer behoeften je hebt en zodoende heb je dus recht op meer salaris. Dat is niet meer van deze tijd. Dus dat er een onevenwichtigheid zit in ons huidige loongebouw, herkennen wij. Dat is ook een van de redenen waarom we het willen aanpassen. Ook omdat we geen eindloonstelsel meer hebben — waarbij het huidige loongebouw heel goed past — maar overgestapt zijn naar een middelloonstelsel. Je wilt dat iedereen een goede pensioenopbouw heeft. Dat is echt een onderwerp om over te spreken aan tafel met de vakcentrales. Ik zal zo nog ingaan op de discussie die wij hebben aan tafel. Daar heeft een aantal leden ook om gevraagd. Maar juist om ervoor te zorgen dat onze mensen er niet in salaris op achteruitgaan, hebben we besloten om in afwachting van nader overleg met de vakcentrales de tijdelijke toelage voor de onderofficieren, die zorgt dat ze meer salaris krijgen, te continueren. Wij zullen dit dus zeker oppakken, maar ik vind dit echt iets voor het overleg aan tafel met de vakcentrales. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):
De aanleiding hiertoe is natuurlijk dat vanuit de top een aantal stafonderofficieren wel een beloning zou krijgen. Dus ik vind het prima dat de staatssecretaris zorgt dat iedereen een passende beloning krijgt en niet de ene groep van, ik meen, acht mensen wel en de rest niet. Dat is precies waartoe deze motie oproept. Zou de staatssecretaris daarom willen toezeggen dat die bonus of speciale beloning, vanuit welke regeling de Defensietop dat dan ook wil doen, niet doorgaat en dat ze deze motie, zo ik begrijp, gaat uitvoeren? Dan zou die ter ondersteuning van het beleid zijn.

Staatssecretaris Visser:
Op het specifieke geval dat we hebben behandeld in het algemeen overleg, ben ik ingegaan. Het staat nu iedere commandant vrij om iemand individueel meer te belonen. Dat principe wil ik graag in stand houden, juist ook in het kader van de brede oproep in deze Kamer, namelijk "geef de commandant meer bevoegdheden en ruimte". Dat kan ook. Daar is in deze casus gebruik van gemaakt. Daarnaast geldt dat er bindingspremies of behoudpremies kunnen worden toegekend als het gaat om specifieke categorieën of specifieke mensen die je graag wilt behouden. Ik was nog niet van plan om daarvan af te stappen. Die mogelijkheid wil ik gewoon graag in stand houden en dat wil ons personeel ook graag.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat wil het personeel, althans het personeel op de werkvloer, helemaal niet. Zij moeten al jarenlang met een vrij armoedig salaris overleven. En dan wordt er inderdaad een uitzondering gemaakt, maar die is willekeurig. Dat wil het personeel helemaal niet. Ik begrijp dus dat de staatssecretaris deze motie ontraadt omdat zij gewoon door wil gaan met dat beleid van willekeur, terwijl ze niet eens met de bonden uit dat overleg komt en de andere onderofficieren dus het nakijken hebben. Dat lijkt mij heel onrechtvaardig.

Staatssecretaris Visser:
Ook voor andere onderofficieren, manschappen en officieren bestaat gewoon de mogelijkheid dat de commandant dit toekent. Die mogelijkheid wil ik graag in stand houden. Ik zie dat heel veel mensen dat juist appreciëren, omdat ze zien dat er waardering is voor hun individuele inzet. Die mogelijkheid moet blijven bestaan.

Ik wil nu naar de motie op stuk nr. 77 van de heer Van den Nieuwenhuijzen samen met de heer Kerstens en mevrouw Karabulut. We hebben hier in het algemeen overleg ook met elkaar over gesproken. Het RIVM voert nu onderzoek uit naar de blootstelling aan chroom-6. In welke functiegroepen kwam dat voor en welke ziektebeelden geeft dat? Ik denk dat het goed is dat dat onderzoek gefinancierd is door Defensie. De discussie gaat dus niet over de financiering, maar die gaat erover dat het RIVM niet kan vaststellen of er op dit moment onvoldoende wetenschappelijk bewijs is om bijvoorbeeld het voorbeeld van strottenhoofdkanker dat u in uw motie noemt — maar u trekt het ook breder — aan te tonen. Dit heeft er niet mee te maken dat er geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan. Er is wel wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar er is geen of onvoldoende bewijs gevonden voor die relatie. Ik heb in het algemeen overleg ook gezegd dat wij het RIVM periodiek vragen om alle internationale en nationale wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van chroom-6 en al dan niet bepaalde ziektebeelden, continue te updaten, zodat we dat kunnen verwerken. We hebben ook het onderzoek over niet-POMS-locaties. Dat gaf ik net al aan mevrouw Karabulut aan. Dat loopt ook nog tot het einde van het jaar. We willen ook een periodiek geneeskundig consult aanbieden via het VUmc. Daar kunnen natuurlijk ook ziektebeelden naar voren komen waarvan wij dan zullen zeggen: hier is nader wetenschappelijk onderzoek voor nodig. Het is dus niet een kwestie van niet willen financieren of niet willen uitvoeren. Het is uitgevoerd, maar er is geen bewijs gevonden. Om die reden moet ik de motie dus ontraden.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
In het RIVM-onderzoek en in de resultaten staan een aantal opmerkelijke dingen, specifiek over dunnedarmkanker. Het ene is dat er maar drie metastudies zijn en ze daarom geen oordeel kunnen vellen. Maar er staat ook dat het bij de onderzoeken met dieren aannemelijk is dat er wel degelijk een relatie bestaat. In tabel 2 hebben ze het over een indicatie voor het ontstaan van kanker. Ook hebben ze het over een verhoogd aantal tumoren bij muizen in datzelfde onderzoek. Daarom vraag ik specifiek om nader onderzoek te doen naar het dunnedarmkanaal, omdat duidelijk is dat er wel degelijk indicaties zijn dat daar extra tumoren komen door chroom-6. Daar vraag ik naar.

Staatssecretaris Visser:
U kunt in diezelfde bijlage zien dat het RIVM heel breed heeft gekeken. Eigenlijk is naar aanleiding van alle vragen die we hebben gekregen van oud-POMS-medewerkers gekeken van welke ziektebeelden men zegt dat die komen door chroom-6. Ze kijken ook of daar nu, in het huidige internationale wetenschappelijk onderzoek, bewijs voor te vinden is, niet alleen bij dieren, maar ook bij mensen. Is dat te vinden? Dat blijven zij doen. Als uw oproep is of het RIVM blijft kijken naar dit soort specifieke ziektebeelden en of het ook internationaal kijkt of er nieuwe onderzoeken zijn die mogelijk wel een relatie aantonen, kan ik zeggen: dat zullen ze doen. In deze motie gaat het over individueel, apart onderzoek en dan moet ik de motie ontraden. Als u zegt dat mijn uitleg precies is wat u bedoelt, dan is het ondersteuning van het beleid. Maar u bedoelt volgens mij echt een apart onderzoek en dat gaat het RIVM niet meer doen, want dat heeft het al gedaan als het gaat om de POMS-locaties.

De voorzitter:
Meneer Van den Nieuwenhuijzen, heel kort.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
U ziet geen enkele mogelijkheid om hierin een actievere rol te nemen, ook als werkgever van deze mensen, en het RIVM niet alleen te vragen om te kijken naar wáár er onderzoek is gedaan, maar om ze wellicht ook specifiek te laten kijken of ze nieuw onderzoek kunnen initiëren?

Staatssecretaris Visser:
Maar dat hebben ze gedaan, in opdracht van een paritaire commissie. Daar is onderzoek naar gedaan, samen met de centrales maar ook onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Er is daarin geen aantoonbaar wetenschappelijk bewijs gevonden. Zij blijven dat doen. Wij blijven ze er ook op aanspreken om te kijken of er ander onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is dat dat kan aantonen. Maar we hebben het RIVM, en dat gaf mevrouw Karabulut in haar bijdrage ook aan, ook gevraagd om een epidemiologisch onderzoek. Dat is breder dan alleen chroom-6. Daarin redeneer je namelijk vanuit de ziektebeelden, en dan kijk je of dat breder toepasbaar is op alle mensen die ermee hebben gewerkt. Helaas is dat niet mogelijk. Ik had dat ook gewild, want dan had je misschien op een aantal ziektebeelden een duidelijk antwoord kunnen geven. Maar daarvan heeft het RIVM gezegd, en dat heeft de paritaire commissie overgenomen, dat het nu niet mogelijk is. Als het in de toekomst wel kan, zou ik dat absoluut willen, zoals ik in antwoord op uw Kamer ook heb aangegeven.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Staatssecretaris Visser:
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 78 van de heer Kerstens, mede ingediend namens mevrouw Karabulut, de heer Van den Nieuwenhuijzen en de heer Krol. Het is misschien goed om daar in algemene zin iets over te zeggen. Wij hebben in het huidige arbeidsvoorwaardenakkoord afgesproken dat wij zouden komen tot een gefaseerd bezoldigingssysteem en een vereenvoudiging van de toelagen. Daar hebben we ook over gesproken. Helaas is het niet gelukt om tot overeenstemming te komen als het gaat om het gefaseerde bezoldigingssysteem. Ik heb vorig jaar in antwoord op een motie van de heer Kerstens ook aangegeven dat je echt in een aantal stappen tot een nieuw systeem zal moeten gaan komen. De heer Van Helvert vroeg er ook naar. Ik zie hem nu even niet zitten, maar hij kwam met het voorbeeld om van rangsbezoldiging naar functiebezoldiging te gaan. Dat is nou typisch zo'n onderwerp dat je moet uitfileren, met de centrales, om te kijken wat dat dan betekent en welke effecten dat dan heeft voor eenieder in z'n portemonnee. Wat houdt de bijzondere positie van de militair nou concreet in? Een aantal van u had het ook over het functiegebouw. Wat betekent dat nou? Nou, daarbij is het niet gelukt om daar voor 1 juli gezamenlijk eenduidigheid over te krijgen. In afwachting daarvan hebben we wel besloten om de tijdelijke loontoelage, die er vooral voor de manschappen en de onderofficieren is, te verlengen voor de komende drie maanden, zodat mensen daar nu geen last van hebben, inclusief de loonsverhoging van 3,15% die morgen ingaat. Dit is natuurlijk een onderwerp van gesprek tussen de werkgever en de centrales, dus mijn oproep zou vooral zijn dat wij graag weer snel met ze in overleg willen. Maar zij hebben aangegeven dat ze naar de arbitragecommissie willen stappen. In die lijn is er gewoon een proces, een AMvB nota bene, dat voorschrijft wat er moet gebeuren.

De voorzitter:
En dat betekent?

Staatssecretaris Visser:
En dat betekent dat ik vooruitlopend daarop geen enkele inhoudelijke toezegging zal doen, en dat ik dus alle moties die hierop zien, zal ontraden.

De voorzitter:
Meneer Kerstens. Probeer wel te vermijden dat het debat nog een keer wordt gedaan, want we lopen erg uit de tijd.

De heer Kerstens (PvdA):
Dat is het laatste wat ik zou doen, voorzitter.

Ik vraag even wat scherper aan de staatssecretaris: waarom ontraadt ze de motie? Ik vraag om voldoende middelen. Dat lijkt me logisch. Ik vraag om hervatting van het overleg. Dat lijkt me noodzakelijk, zeker ook na mogelijke arbitrage. En ik geef de staatssecretaris nota bene vijf maanden langer de tijd dan zij zichzelf heeft gegeven toen ze de afspraken met de vakbonden maakte, want er zou op 1 juli iets liggen. Ik ben dus even aan het zoeken waarin nou precies het argument zit om deze motie te ontraden. Volgens mij vraag ik namelijk niets vreemds.

Staatssecretaris Visser:
Nee, en volgens mij heb ik eerder in debatten ook aan u aangegeven dat we de komende periode graag dit proces willen vervolmaken en dat dat stapsgewijs zal gaan, omdat je dit niet in één keer kunt doen. Maar ik heb u ook het volgende aangegeven: als een van de partijen aan tafel zegt naar de arbitragecommissie te stappen vanwege een geschil, dan ligt ook het proces stil. U kunt mij dus oproepen om het overleg te hervatten. Ik sta ook open voor ieder overleg, maar als andere partijen besluiten om naar de arbitragecommissie te stappen, dan geldt gewoon de procedure. Die gaan wij nu netjes volgen. Dan is het een beetje raar om vooruitlopend daarop inhoudelijk al dingen toe te zeggen. Ik vind dat u het dan ook gewoon aan de partijen die aan tafel zitten, moet laten. Die kiezen er zelf voor om de procedures te volgen die ze willen volgen. In dit geval hebben de centrales voor een deel aangegeven naar de arbitragecommissie te willen stappen. Dat proces zal nu gaan plaatsvinden, dus vandaar.

De heer Kerstens (PvdA):
Dan lijkt het me dat we er zijn als ik toevoeg: na ommekomst van de arbitragecommissie.

Staatssecretaris Visser:
Ik zou u echt willen vragen om de partijen aan tafel eerst te laten kijken of ze tot overeenstemming kunnen komen. Er is nu een arbitragecommissie. We gaan zien hoe dat loopt. Maar ik wil eigenlijk dus niet inhoudelijk vooruitlopen daarop, want anders onderhandelen we via de Kamer. En dat vind ik een beetje gek in deze situatie. Het is ook geen cao-onderhandeling, het is een uitwerking van een AV-akkoord op een heel belangrijk onderwerp. Dat delen we met elkaar. Want er hoort gewoon sprake te zijn van vernieuwing. Dat hebben de minister en ik nadrukkelijk aangegeven.

De voorzitter:
Meneer Kerstens.

De heer Kerstens (PvdA):
Ik wil alleen maar voor de Handelingen aangeven dat ik dus niet iets inhoudelijks vraag. Ik stel een procesvraag.

De voorzitter:
Het is duidelijk wat u gevraagd heeft.

Staatssecretaris Visser:
Volgens mij heb ik ook duidelijk geantwoord, voorzitter.

Daarmee heb ik dus ook de motie op stuk nr. 78 besproken. En voor de motie op stuk nr. 81 geldt hetzelfde, zeg ik tegen de heer Krol. Dat waren volgens mij alle moties die betrekking hebben op het loongebouw en al dan niet het overleg herstarten.

Dan de motie op stuk nr. 80 van de heer Bosman, de heer Van Helvert en mevrouw Belhaj. Daar hebben we het ook in het algemeen overleg over gehad. Ik denk dat het inderdaad heel erg goed is, omdat de pensioenwetgeving wijzigt en uw Kamer ook nadrukkelijk meerdere malen op de bijzondere positie van de militair heeft gewezen, om te kijken wat dat betekent. Zouden we wel of niet aanvullende maatregelen moeten nemen en wat betekent het ook financieel? De RVU-heffing is meerdere malen door de Kamer aangedragen als onderwerp daarbij. Die zullen we daar dan ook bij betrekken. Deze motie geef ik dus oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van dit verslag van een algemeen overleg (VAO).

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen over de moties zijn aanstaande donderdag. Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Dan gaan we door met het volgende verslag van een algemeen overleg.

Onderwijs en corona p.o./vo

Onderwijs en corona p.o./vo

Aan de orde is het VAO Onderwijs en corona p.o./vo (AO d.d. 17/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan gaan we door met het verslag van het algemeen overleg Onderwijs en corona p.o en vo. Ik heet de minister van harte welkom. Ik geef als eerste graag het woord aan de heer Rudmer Heerema. Hij spreekt namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg over onderwijs en corona heb ik twee moties. De eerste motie dien ik in, omdat de minister naar onze mening gezegd heeft dat de onderwijsinspectie na de vakantie weer opstart met het al dan niet beboeten van ouders van kinderen die niet naar school gaan. Wat ons betreft, moet dat strakker. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer op 22 april 2020 de motie-Wilders/Asscher (25295, nr. 279) heeft aangenomen waarbij ouders die hun kinderen na de meivakantie nog niet naar school willen laten gaan, daarvoor voorlopig geen boete krijgen;

constaterende dat het kabinet, op basis van het advies van het OMT, heeft geconcludeerd dat scholen na de vakantie weer volledig open kunnen;

van mening dat het belangrijk is dat kinderen, binnen de geldende normen, weer volledig naar school gaan;

verzoekt de regering om leerplichtambtenaren direct na de zomervakantie weer alle wettelijke mogelijkheden te bieden om ongeoorloofd verzuim van leerlingen tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189 (35300-VIII).

De heer Kwint heeft een vraag.

De heer Kwint (SP):
Een verhelderende vraag, voorzitter. Welke wettelijke mogelijkheden heeft een inspecteur na de zomervakantie niet, die hij met deze motie wel zou hebben?

De heer Rudmer Heerema (VVD):
We hebben per motie besloten dat wij de onderwijsinspectie als het ware on hold zetten. We hebben die beslissing nog niet herroepen, dus op dit moment geldt dat de onderwijsinspecteurs ook na de zomervakantie niet hoeven in te grijpen. Volgens mij is het verstandig om dat wel te doen. Daarom lijkt het mij verstandig om door middel van een motie, de motie-Wilders/Asscher als het ware te herroepen, omdat er allerlei nieuwe informatie over mogelijke besmettingen op scholen beschikbaar is.

De heer Kwint (SP):
Nog los van het feit dat wij wettelijke bevoegdheid volgens mij niet per motie vastleggen, kunnen we wel tegen de minister zeggen: nou, doe hiermee even wat rustiger aan. Maar wij hebben toch in het debat expliciet met elkaar gewisseld … Volgens mij was het zelfs de minister die erom vroeg. Hij zei: jongens, mag mijn inspectie na de zomervakantie weer, want er is een aangenomen motie? Toen hebben de mensen gezegd: dat mag weer. Nu weet ik niet zo goed wat deze motie nou precies extra is. Ik probeer het te begrijpen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb volgens mij ook een inleiding gegeven, waarin ik zei dat de minister naar onze mening in het debat heeft gezegd dat hij weer gaat "opstarten" na de zomervakantie. Volgens mij moeten we na de zomervakantie gewoon beginnen met het in stelling brengen van de onderwijsinspectie. Daar zit een verschil van mening. Ook bij de volgende motie zal er gewoon een klein verschil van inzicht zijn in hoe het volgens ons zou moeten.

Voorzitter, mag ik voortgaan met mijn volgende motie?

De voorzitter:
Gaat uw gang.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. De volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet, op basis van het advies van het OMT, heeft geconcludeerd dat scholen na de vakantie weer volledig open kunnen;

constaterende dat er nu al e-mails worden gestuurd door met name vo-scholen dat ze ook na de zomervakantie heel beperkt opengaan, bijvoorbeeld door alleen een mentoruur en/of bewegingsonderwijs te geven;

overwegende dat er in de communicatie vanuit de overheid gesproken wordt over het feit dat scholen na de zomervakantie "weer open mogen" in plaats van "weer open moeten";

van mening dat kinderen gebaat zijn bij goed onderwijs dat gegeven wordt door fysieke aanwezigheid in de klas en directe instructie en dat alle vo-scholen dus gewoon fysiek onderwijs moeten geven;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat alle scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs na de zomervakantie, binnen de geldende regels, weer volledig open gaan, en hier de Kamer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (35300-VIII).

Dank u wel, meneer Heerema. Ik geef het woord aan de heer Kwint.

Ik zet de microfoon even uit, want anders maakt-ie geluid. Meneer Kwint namens de SP.

De heer Kwint (SP):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het tijdens het debat onder andere gehad over het specifiek registreren van coronagevallen die herleidbaar zijn tot het onderwijs. Waarom? Ten eerste omdat wij vinden dat ouders en docenten recht hebben op die informatie. Ten tweede omdat we willen voorkomen dat mensen zelf allerlei Excelbestandjes gaan aanleggen met informatie waarvan ze de betrouwbaarheid lastig kunnen controleren. Daarom lijkt het ons een goed idee om die informatie duidelijk beschikbaar te maken voor geïnteresseerden. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er onrust en onduidelijkheid kunnen ontstaan over een eventuele toename van het aantal coronabesmettingen samenhangend met de heropening van de scholen;

constaterende dat er geen specifieke registratie plaatsvindt van coronabesmettingen die herleidbaar zijn naar weer geopende scholen;

van mening dat om mensen te voorzien van betrouwbare informatie deze registratie noodzakelijk is;

verzoekt de regering het aantal coronabesmettingen die herleidbaar zijn tot een besmetting op een specifieke school te gaan registreren per school en deze informatie openbaar beschikbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (35300-VIII).

De heer Kwint (SP):
Voorzitter. Ter illustratie, een journalist die voor het AD een verhaal wilde maken over coronabesmettingen op scholen, heeft hiervoor letterlijk alle GGD's moeten afbellen. Vervolgens kreeg hij als antwoord dat ze het te druk hadden om dit voor een journalist uit te gaan zoeken. Die informatie is nu dus niet beschikbaar. Het lijkt ons verstandig om dat wel te doen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Er is veel gebeurd sinds het AO Onderwijs en corona p.o./vo. Zo is er inmiddels, mede dankzij de keiharde inzet van Elijah, waar we ook al tijdens het AO bij stilstonden, een vlagmoment voor eindexamenkandidaten in het vso. Ik geef de minister hierbij een duim omhoog, omdat hij hier gehoor aan heeft gegeven.

Voorzitter. We hebben inmiddels ook meer duidelijkheid over de openstelling van schoolgebouwen. Ik zeg "schoolgebouwen", want uiteraard nog steeds alle lof voor iedereen die al maandenlang bezig is om fysiek maar vooral ook online te zorgen dat de scholen gewoon open konden blijven. Tegelijkertijd weten we dat "open mogen" nog niet betekent "opengaan". De heer Heerema had het er net ook al over. Dat blijkt ook uit berichten over de soms grote verschillen in hoe scholen hiermee omgaan. Mijn vraag aan de minister: hoe zorgen we nou dat die verschillen niet leiden tot grotere kansenongelijkheid? En hoe ziet de minister zijn rol hierbij?

Voorzitter. Morgen spreken we nog uitgebreid verder over onder meer het onderwijsachterstandenbeleid en het lerarentekort. Daarom laat ik het voor nu hierbij.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld. Zij spreekt namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Fijn dat er een vlagmoment komt. Ik hoop dat alle mensen die hun vlag uithingen na de examens in het reguliere onderwijs, dat ook zullen doen wanneer de leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs horen of ze geslaagd zijn.

Voorzitter. Daarover gesproken, ik heb een motie over het behalen van certificaten. Ik blijf het namelijk bijzonder vinden dat leerlingen die opgaan voor een certificaat nul herkansingen krijgen, terwijl ze vier herkansingen krijgen wanneer ze opgaan voor een diploma. Dit kan voor grote problemen zorgen voor de leerlingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er leerlingen zijn die verspreid over meerdere jaren vakken afsluiten via een certificaat en er voor hen geen herkansingsmogelijkheid is;

constaterende dat dit leerlingen in problemen kan brengen, bijvoorbeeld omdat ze deze certificaten nodig hebben voor een vervolgopleiding of omdat ze dit jaar de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt en dus niet nog een jaar vso-onderwijs kunnen volgen;

verzoekt de regering om met het CvTE te kijken naar de beschikbaarheid van examinatoren en de mogelijkheden om voor de leerlingen voor wie het behalen van de certificaten noodzaak is vanwege vervolgopleiding of leeftijd, wel een herkansing te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (35300-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb nog één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse ouders en de minister van Gehandicaptenzaken aangeven dat kinderen die vanwege hun beperking geen mondkapje kunnen dragen, de afgelopen weken zijn geweigerd door vervoerders;

constaterende dat kinderen met een beperking hierdoor niet naar school kunnen en verder uitgesloten worden van de samenleving en dit in strijd is met het VN-verdrag Handicap;

constaterende dat vanaf 1 juli de eis om mondkapjes te dragen in het leerlingenvervoer verdwijnt, maar in het reguliere openbaar vervoer wordt gehandhaafd;

overwegende dat dit voor onduidelijkheid kan zorgen onder vervoerders;

verzoekt de regering om duidelijk naar de vervoerssector te communiceren dat leerlingen in het leerlingenvervoer vanaf 1 juli geen mondkapje meer hoeven te dragen en dus niet geweigerd kunnen worden;

verzoekt de regering tevens er ook op toe te zien dat er voldoende beschermingsmiddelen en -materialen zijn voor bestuurders en begeleiders in het leerlingenvervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (35300-VIII).

Dan geef ik het woord aan de heer Van Meenen namens D66.

De heer Van Meenen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een motie en dan heb ik nog een vraag aan de minister. De motie gaat over brede brugklassen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat scholen regionaal de opdracht hebben een zo dekkend mogelijk aanbod van verschillende typen brugklassen aan te bieden;

overwegende dat de minister op dit moment slechts waarneemt of er een divers aanbod van brugklassen is;

verzoekt de regering in samenwerking met gemeenten meer regie te voeren op een divers aanbod van verschillende typen brugklassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (35300-VIII).

Maar er is nog wel een vraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):
Het zal ongetwijfeld aan mij liggen, maar ik snap alweer die man niet helemaal.

De heer Van Meenen (D66):
Sorry?

De heer Kwint (SP):
Ik zei: het zal ongetwijfeld aan mij liggen, maar ik snap alweer die man niet helemaal. We hebben toch morgen een debat over de bekostiging van het voortgezet onderwijs, waarbij we onder andere de mogelijkheid hebben om iets te doen voor die brede brugklassen?

De heer Van Meenen (D66):
Ja.

De heer Kwint (SP):
Is dat niet een veel logischer? Ik bedoel, ik vind het een goed idee, hoor. Ik vermoed zomaar dat ik voor ga stemmen.

De heer Van Meenen (D66):
Goed idee. Ik heb dit naar voren gebracht in dit debat ook in het kader van corona, omdat er juist nu extra behoefte is aan brede brugklassen. Er is immers geen eindtoets geweest en geen mogelijkheid tot herkansing, zal ik maar even zeggen. Dat is voor mij de reden geweest om het in dit debat te doen, maar het had ook morgen gekund. Maar ja, morgen heb ik weer hele andere, mooie, nieuwe ideeën, meneer Kwint, zoals u weet.

De heer Kwint (SP):
Ik kijk daarnaar uit, voorzitter.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Van Meenen (D66):
Ook ik zal bij het vlagmoment zijn. Het is mooi dat het er komt en laten we allemaal Elijah hier nog een keer noemen, voor zover mogelijk, want die heeft daar ontzettend veel aan gedaan. Het is goed dat dat hier nog even gememoreerd wordt. Hij zal er zelf ook bij zijn, dat is prachtig. Ik ben ook erg benieuwd naar de reactie van de minister op de motie van mevrouw Westerveld over de herkansingen voor de certificaathouders. Ik heb mezelf al als examinator aangemeld, maar ja, of het nodig is, zal moeten blijken. Aan mij zal het in ieder geval niet liggen.

Ten slotte nog een vraag. Die gaat over iets wat ik ook in het debat naar voren heb gebracht. De wettelijke vereisten voor een leerlingvolgsysteem zijn beperkt. Scholen zijn zich dat eigenlijk nauwelijks bewust en je ziet een soort verslaving aan systemen als Magister en SOM. Dat zijn ze dan ook, want dat zijn de enige twee die er nog bestaan. De prijzen daarvan worden verhoogd en scholen voelen zich gedwongen om daaraan mee te doen. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is om te kijken of er niet iets mogelijk is in het kader van SURF en Kennisnet. Kan er vanuit die publieke voorzieningen een dergelijk systeem ontwikkeld worden, zodat we niet meer afhankelijk zijn van deze marktpartijen?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de kant van de Kamer en wachten we even tot de minister beschikt over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Slob:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamerleden voor de moties die zijn ingediend. Ik begin bij de motie op stuk nr. 189 van Kamerlid Heerema met betrekking tot wat de leerplichtambtenaren na de zomervakantie weer zouden moeten doen. Ik ben volgens mij in het debat heel helder geweest. Ik heb de indieners van de vorige motie gevraagd of zij ermee konden instemmen, want het was natuurlijk een uitspraak van de Kamer, dat we na de zomervakantie weer gebruikmaken van het oude regime. Ik kan me niet herinneren dat ik het woord "opstarten" in de mond heb genomen, maar als dat tot onhelderheid heeft geleid, dan neem ik die bij dezen weg. Alle wettelijke mogelijkheden zijn aanwezig. Het enige wat in de afgelopen periode is gebeurd, is dat er niet met het bonnenboekje is gezwaaid, om het even huiselijk te zeggen. Na de zomervakantie gaan we daar wel weer mee aan de slag. Er wordt overigens op dit moment in sommige steden, als het niet coronagerelateerd is, ook al wat strenger opgetreden. We gaan gewoon weer conform het oude regime werken. Als er mensen zijn die door corona getroffen zijn of die om andere redenen niet naar school kunnen, dan worden zij uiteraard daarvan uitgezonderd, maar voor de rest werken we conform ... Zoals de inspectie, wilde ik zeggen, maar het zijn de leerplichtambtenaren. Dat zeg ik even in de richting van de heer Kwint. Dat is wel iets anders. We werken dus zoals de leerplichtambtenaren altijd al werken.

Ik vind deze motie in die zin overbodig, omdat het al is toegezegd. Het wordt hier nog een keer bevestigd. Dan lijkt het net alsof we nu iets anders aan het doen zijn dan we vorige week hebben afgesproken. Ik heb daar geen motie voor nodig. Ik ben heel duidelijk geweest in de richting van de Kamer, en de Kamer in mijn richting.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Mijn herinnering aan het AO is iets anders. U heeft inderdaad de indienende partij gevraagd of het goed was dat die motie zo ten einde kwam, als het ware. Daar moest even over overlegd worden, had ik begrepen; daarom deze motie. Maar de minister is heel helder en zegt: er wordt gewoon gestart op 1 september met het huidige regime, tenminste, het regime vóór corona. Dat is voor mij voldoende. Dan trek ik deze motie in.

Minister Slob:
Dat waardeer ik, want ik denk dat we op een hele mooie manier als Kamer en kabinet hierin samengewerkt hebben en tot eenduidige conclusies zijn gekomen.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Rudmer Heerema (35300-VIII, nr. 189) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Slob:
De motie op stuk nr. 190 verzoekt het kabinet om ervoor te zorgen dat alle scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs na de zomervakantie, binnen de geldende regels, weer volledig opengaan en de Kamer hierover te informeren. Het primair onderwijs is inmiddels volledig open. Daar gaan we na de zomervakantie mee verder. Het speciaal onderwijs is ook al volledig open. Daar gaan we na de zomervakantie ook mee verder. Het voortgezet onderwijs is nog niet volledig open, maar na de zomervakantie gaat het voortgezet onderwijs helemaal open. Daar is het kabinet heel duidelijk in geweest. Er is geen enkele twijfel over. Ik ben daar zelfs blij mee, want op het moment van overleg was het besluit inderdaad nog niet genomen door het crisisteam. Ik heb u wel verteld dat we een aanvraag hadden ingediend bij het OMT. U heeft het advies van het OMT ook gelezen. Dat heeft daarvoor ruimte geboden, zodat we dat besluit konden nemen. Er is geen twijfel over mogelijk. Na de zomervakantie gaan alle scholen die bij het funderend onderwijs horen, gewoon open, waar het overgrote deel dat op dit moment al is. Deze motie is in die zin echt overbodig, omdat twee van deze schoolsoorten al open zijn en er bij de derde geen enkele twijfel over hoeft te bestaan dat ze ook opengaan. Het besluit is genomen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb in mijn inleiding volgens mij gezegd dat het duidelijk is dat een aantal scholen communiceert met hun leerlingen en de ouders van hun leerlingen dat ze de eerste drie weken na de zomervakantie nog op dezelfde wijze doorgaan zoals ze dat nu doen. Ik vind dat niet kunnen. De minister heeft deze informatie blijkbaar niet. Ik wil een uitspraak van de Kamer hebben dat de scholen na de zomervakantie weer gewoon gaan lesgeven zoals we dat vóór coronatijd ook bedoeld hebben. Daar is twijfel over. Daar is ruis over. Het heeft niet geholpen dat de regering in uitingen heeft gezegd dat de scholen weer open mógen in plaats van moeten. Daar zit een groot verschil in. Volgens mij moeten we deze motie gewoon in stemming laten brengen, want ik wil hier een uitspraak over.

Minister Slob:
Het is natuurlijk aan de heer Heerema en zijn fractie zelf wat hij wel en niet in stemming wil laten brengen. Ons hebben inderdaad geen signalen bereikt dat scholen nu nog onduidelijkheid hebben over wat de situatie na de zomervakantie zal zijn. Toen wij ons algemeen overleg hadden, was er inderdaad nog onduidelijkheid. Toen is er door sommige scholen ook gecommuniceerd. Maar daar is het besluit uiteindelijk over gekomen. Wat de minister-president bij de persconferentie zei over de ruimte die er zou komen, was klip-en-klaar. Ik denk zelfs dat we zelf nu verwarring gaan zaaien als we net doen alsof het niet duidelijk is.

Dan over de woorden "weer open mogen". Als dat woord "mogen" gebruikt is, is dat ook in relatie tot de adviezen van de medische experts gedaan, die uiteindelijk ook de vrijmoedigheid hebben gegeven aan het kabinet om dit besluit te nemen. Die liggen daar natuurlijk als onderbouwing mede onder. Ik vind de motie dus echt overbodig. Ik denk dat de motie verwarring gaat zaaien, ook omdat u er schoolsoorten bij haalt die op dit moment al open zijn. Ik zou dat niet doen, maar dat is uiteraard aan u.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 191 van de heer Kwint, waarin wordt verzocht om coronabesmettingen die herleidbaar zijn tot een besmetting op een specifieke school, te gaan registreren per school. Na het algemeen overleg dat we hebben gehad, heeft de heer Van Dissel — mogelijk was u daarbij of heeft u meegeluisterd — vorige week in de Kamer het volgende heel nadrukkelijk aangegeven. Als iemand zich meldt, wordt zijn leeftijd geregistreerd, of het een man of een vrouw is en wat zijn beroep is. U weet dat onderwijs en kinderopvang, in één categorie, ook netjes bijgehouden worden. Als uit bron- en contactonderzoek blijkt dat de besmetting te herleiden is tot een school, wordt de registratie van een school er nu ook aan toegevoegd. Dat is inmiddels ingegaan. Dat wordt ook gepubliceerd, dus zo kunnen we goed bijhouden bij welke bron- en contactonderzoeken de pijltjes richting een school wijzen. Dat gaan we netjes registreren. Dat is inmiddels afgesproken en dat is met uw Kamer gecommuniceerd. U bent dus in feite al bediend voordat u uw motie getikt had. Dit gaan we dus gewoon zo doen. Ik denk dat dat ook een goede toevoeging is.

Er is gezegd dat het soms lijkt alsof er onduidelijkheid is over wat de GGD nou precies doet met signalen. Dat heeft ook weer, heel simpel, te maken met de casussen die zich aandienen. Op het moment dat een casus verwijst naar een school, wordt er op een andere manier gehandeld dan wanneer een casus verwijst naar een thuissituatie. Afgezien daarvan hebben ouders, even los van wat er vanuit een school komt, ook altijd zelf de ruimte en de mogelijkheden om zich te laten testen, als ze dat willen. Maar uw motie is inmiddels achterhaald door de tijd, want deze aanvulling heeft inmiddels plaatsgevonden en is natuurlijk ook met u gecommuniceerd.

De voorzitter:
Wat betekent dat voor de appreciatie?

Minister Slob:
Ik ontraad haar. Ik denk dat er anders verwarring gaat komen, alsof er weer iets nieuws gaat gebeuren, terwijl dit inmiddels geregeld is.

De heer Kwint (SP):
De minister zegt dat dit inmiddels al geregeld is. Krijgen wij dus binnenkort een makkelijk overzicht waarin je kunt zien welke coronabesmettingen gerelateerd zijn aan onderwijs en aan welke school die zijn gerelateerd?

Minister Slob:
De namen van scholen worden niet genoemd. Dat gaat natuurlijk niet. Dat heeft te maken met allerlei restricties die er zijn rond privacy enzovoorts, want die informatie is ook weer te herleiden tot personen. Maar er wordt geregistreerd of uit bron- en contactonderzoek blijkt dat de bron van een besmetting vermoedelijk een school is. Als dat zo is, dan wordt dat netjes geregistreerd en dan hebben we dat ook in dat overzicht.

Maar u weet ook dat er situaties zijn geweest waarbij iemand die bij een school betrokken was, besmet was, maar waarbij uit bron- en contactonderzoek bleek dat die besmetting bij wijze van spreken in de gezinssituatie was ontstaan of op een andere manier buiten de school. Dan wordt er natuurlijk geen kruisje achter de school gezet, want dan heeft die besmetting een heel andere oorzaak. Dus iedere keer wordt er bron- en contactonderzoek gedaan en wordt er gekeken waar het heengaat. Is dat een school? Dan wordt dat nu netjes geregistreerd, zoals u vorige week door de heer Van Dissel ook is toegezegd. Dat wordt netjes ook op de websites bijgehouden, zodat we dat overzicht hebben.

De heer Kwint (SP):
Het gaat mij er nou juist om dat het bekend wordt wanneer er coronagevallen op een school zijn en dat daar informatie over wordt gegeven. Inderdaad kan na bron- en contactonderzoek de conclusie zijn dat een besmetting misschien niet ontstaan is op een school. Maar als daar een periode van drie dagen — ik noem maar wat — tussen zat waarin iemand wel is gaan lesgeven, dan neem ik aan dat dat wel reden is om vervolgonderzoek te doen. Dat kan ook leiden tot het vaststellen van andere gevallen op de school. En als er meerdere gevallen op een school worden waargenomen, of één geval, dan is het toch niet zo gek dat zowel docenten als ouders zeggen "ik wil eigenlijk die informatie wél hebben"? Bovendien hebben we de afgelopen tijd een hele trits aan berichten in de media gezien waarbij het geen enkel probleem was dat scholen gewoon genoemd werden, in de zin van "er zijn hier zo veel gevallen geconstateerd", en "we gaan dicht" of "we hoeven niet dicht, want we hebben deze maatregelen genomen". Dat is allemaal al voor een groot deel openbaar. Als je daar zelf niet proactief over communiceert, dan komt wel het punt aan de orde dat ik eerder maakte, namelijk de angst dat mensen dan ook zelf Excelsheets gaan bijhouden, waarvan de informatie minder geverifieerd is dan wanneer wij dat als overheid zouden doen.

Minister Slob:
Het RIVM heeft toegezegd dat als uit bron- en contactonderzoek blijkt dat het te herleiden is naar een school, we dat ook gaan bijhouden. In algemene zin ... Uw aanvullende vraag is op z'n plaats, want ik had dat nog moeten vermelden. Er is al de afspraak dat als er sprake is van bijzondere clusters, er dan gecommuniceerd gaat worden en melding van wordt gedaan, ook richting ouders. Daar is op dit moment in Nederland gelukkig nog nooit sprake van geweest. Laten we hopen dat het zo blijft. Maar u krijgt al de toevoeging die u wilt hebben. Zo kunnen we het bijhouden. We weten sowieso dat het aantal besmettingen onder kinderen heel laag is, ook als het gaat om de overdraagbaarheid. Nu krijgen we nog extra informatie, wat in heel veel andere sectoren niet gebeurt. Als uit bron- en contactonderzoek blijkt dat het naar een school te herleiden is, dan registreren we dat ook weer apart. We houden het netjes bij.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Slob:
Dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van den Hul heeft nog even de vinger gelegd bij het vlagmoment voor het vso. U wist dat ik daar al langer mee bezig was. Op het moment dat we het vlagmoment afspraken met de scholieren die vertegenwoordigd worden door LAKS, heb ik ook al met hen gesproken over een speciaal moment, met name voor het vso. Alleen voelden zij zich niet gerechtigd om die groep te vertegenwoordigen. Die heeft niet echt een vertegenwoordiger, al is er inmiddels een persoon die zich op die wijze opwerpt. Dat mag natuurlijk en dat doet hij met veel enthousiasme. Ik heb u verteld dat we gingen nadenken over het moment. Vrijdag is het eerste moment en daar zal op verschillende momenten in het land een vervolg aan worden gegeven. U bent allen van harte welkom.

De discussie over open mogen en open gaan had natuurlijk ook te maken met het feit dat het nog niet helemaal open kon. Nu dat wel kan, is aan die onduidelijkheid definitief een einde gekomen.

Mevrouw Westerveld is zeer consistent in het terugkomen op de certificaten. Ik ben ook consistent in mijn reactie, maar niet omdat we niet nog meer uitzonderingen zouden willen maken. We hebben de keuze gemaakt dat als het naar een diploma toe leidt er weer herkansingsmogelijkheden zijn. U weet dat het naar drie is gegaan en naar vier is gegaan. Daarmee weten we nu al dat we de rest van dit kalenderjaar nog bezig zijn met de herkansingen. Ik heb dat vandaag nog even heel expliciet nagevraagd. Men heeft zijn handen er echt overvol aan. Dat is een duidelijke afbakening geweest. U noemt heel specifieke groepen. Als iemand 20 jaar is en men nog niet helemaal gereed is omdat men zijn certificaat niet haalt, heeft men altijd nog de ruimte om een jaar door te gaan en het certificaat te behalen. Dat geldt nu ook al, ook zonder corona. Als het gaat om een vervolgopleiding, gaan we weer een uitzondering in een uitzondering maken. Dat gaat ook tot een stuk ongelijkheid leiden, even los van de capaciteitsvraag, voor degenen die voor de certificaten gaan. Ik houd dus vast aan de beantwoording zoals wij die gegeven hebben. Die is het meest consistent. Er wordt knetterhard aan gewerkt om te zorgen dat we dat dit kalenderjaar allemaal nog kunnen rondkrijgen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Wij hebben deze discussie inderdaad al een aantal keren gehad, maar ik heb de motie nu zo aangepast dat het om een veel kleinere groep gaat dan in de vorige motie. Het vorige verzoek was om dit standaard te doen voor alle leerlingen die opgingen voor certificaten. Ik begrijp dat er ook een groep leerlingen is die bijvoorbeeld een voldoende heeft gehaald, maar graag een herkansing wil om een nog hoger cijfer te halen. Daar geldt deze motie niet meer voor. Deze motie geldt alleen voor leerlingen die anders aantoonbaar extra vertraging oplopen of inderdaad niet worden toegelaten tot de vervolgopleiding. Mijn inschatting is dat dit echt een heel kleine groep betreft.

Minister Slob:
Dat is de inschatting van mevrouw Westerveld. Maar dat weten we ook niet exact, omdat niet wordt geregistreerd om wat voor reden mensen zich aanmelden voor deelcertificaten. Dat zou natuurlijk een enorm rare administratie worden. De vraag werpt zich nu wel op, maar het wordt niet op die manier bijgehouden. Dan krijg je toch ook een stukje rechtsongelijkheid. U kan zeggen dat het rechtvaardig is om daar een uitzondering in te maken — een uitzondering die in de normale situatie ook nooit gemaakt werd — maar daar kunnen degenen die dan net niet in deze categorie vallen weer anders over denken. Dat is de discussie die we nu aanvullend voeren, puur ook even vanuit de enorme opgave die er nu ligt en de duidelijke kaders die we daarvoor hebben opgegeven als ze opgaan voor hun diploma. Ik wil daaraan vasthouden. Het CvTE heeft daar met al zijn mensen echt de handen vol aan. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Als de situatie iets duidelijk maakt, is het wel dat het voortgezet speciaal onderwijs achterloopt, ook als het gaat om examens en herkansingen. Maar dan wil ik de minister vragen of het CvTE wel de mogelijkheid heeft om in individuele gevallen een uitzondering te maken. Want ik heb dit natuurlijk ook besproken met bijvoorbeeld ouderenorganisaties die hiermee bezig zijn en examinatoren. Die geven aan dat een aantal leerlingen echt in de knel komt. Ik hoorde vorige week ook al dat er in een individueel geval wel uitzonderingen worden gemaakt. Dus dan is er al sprake van ongelijkheid. Kan dat dan niet standaard? Of kan het CvTE dat besluiten op basis van voorbeelden die ze binnenkrijgen en op basis van een leerling die naar hen toe gaat en zegt echt in de knel te komen?

Minister Slob:
Ik heb ook navraag gedaan of dergelijke situaties zich hebben voorgedaan. Dat heb ik niet bevestigd gekregen van het CvTE, dus ik weet niet waar uw voorbeeld vandaan komt. Ik ben altijd bereid om daar nog even individueel naar te kijken als u mij dat kan aanreiken. Op de kwestie van 20 jaar ben ik ook al duidelijk geweest. Dat was ook al in de niet-coronatijd zo. Als een leerling daardoor in de problemen komt, kan er gewoon een verlenging worden gegeven om uiteindelijk in de nieuwe periode het zeer begeerde certificaat te behalen.

De heer Van Meenen (D66):
De meeste examenleerlingen in het regulier voortgezet onderwijs slagen. Dat geldt ook in het voortgezet speciaal onderwijs. Dat geldt ook voor de certificaathouders. We hebben het hier dus sowieso over een beperkte groep, want het zijn degenen die een herkansing moeten doen. Met deze motie wordt de groep nog eens een keer verder beperkt. Dat zou van mij niet eens gehoeven hebben eerlijk gezegd, maar goed. Het enige argument dat de minister noemt is: er is geen capaciteit. Maar die tijd en capaciteit moeten toch te vinden zijn, als je nou net als bij de vso-leerlingen zou zeggen dat je tot 1 januari de tijd neemt, zeker als je ook nog gebruikmaakt van mensen die nu nog niet als examinatoren in beeld zijn bij het CvTE? Ik begrijp echt niet waar de weerstand van de minister zit, anders dan dat het CvTE zegt dat het niet kan met de huidige bezetting.

Minister Slob:
We praten hier nu al zo lang over en ik vergaar steeds weer nieuwe informatie, ook om even te toetsen of we wel op de goede weg zitten. Het heeft niets met onwil te maken. We hebben wel een duidelijke afbakening gemaakt. Ook op basis van de discussie met de Kamer hebben we het aantal herkansingen weer verder uitgebreid. Ik heb aangegeven dat we echt op een heel spannend punt zitten als het gaat om de spankracht. Maar die vierde, oké, daarvan hebben we uiteindelijk geconstateerd: daar gaan we voor. Maar men zal ook tot 1 januari bezig zijn om die herkansingen af te nemen met de beschikbare capaciteit. Dat heb ik vandaag opnieuw gecheckt om zeker te hebben dat er niet toch een beetje lucht in zit die eventueel gebruikt zou kunnen worden voor die groep. We weten niet hoe groot die groep is. Er kunnen wel veronderstellingen zijn dat die niet zo groot is, maar dat weten we niet precies. Daar komt nog een keer bij dat, als je voor deze groep weer een uitzondering gaat maken, er voor degenen die daar niet onder vallen een stukje ongelijkheid ontstaat, die ook weer heel veel discussie zal veroorzaken. Daarom houd ik vast aan de lijn die ik heb gekozen, ook in het kader van de spankracht van degenen …

De voorzitter:
Heel kort, meneer Van Meenen, want u staat niet onder de motie, zie ik.

De heer Van Meenen (D66):
Nee, nee, nee, maar ik wil weten wat ik …

De voorzitter:
Wat u moet stemmen.

De heer Van Meenen (D66):
Ik wil mijn stemgedrag af laten hangen van wat de minister nu zegt. Ik begrijp echt wel van de minister dat het geen onwil is en dat, als het zou kunnen, hij het wellicht zou doen. Maar zouden we dan in ieder geval kunnen afspreken dat hij laat weten om hoeveel leerlingen het uiteindelijk gaat als dat wel duidelijk is? Dat lijkt me dan wel relevante informatie. Stel dat we dat bijvoorbeeld in augustus weten naar aanleiding van de eerste ronde, dan zou je toch nog een keer kunnen kijken of er wellicht een mogelijkheid is. Maar op dit moment zou ik alleen de toezegging willen vragen dat we van de minister voor het einde van het reces te horen krijgen om hoeveel leerlingen het gaat die nog een herkansing nodig zouden hebben.

Minister Slob:
Mochten we daar aantallen over kunnen geven — maar nogmaals, om welke redenen men een certificaat wil halen wordt niet geregistreerd — dan zal ik kijken of het informatie is die ik kan delen met u. Dus ik zal daar inderdaad alert op blijven, maar we moeten ook een stuk rust hebben richting degenen die nu al die herkansingen moeten afnemen de komende tijd, om te zorgen dat ze daar binnen de daarvoor geldende termijn in gaan slagen. Want voordat je het weet, zit je al aan het eind van dit kalenderjaar.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Slob:
Dan de motie op stuk nr. 193 over de mondkapjes. Inderdaad is er ook nu een besluit genomen dat dat vanaf morgen, 1 juli, niet meer nodig is. Ons wordt door mevrouw Westerveld gevraagd om duidelijk naar de vervoerssector te communiceren dat leerlingen dat mondkapje niet meer op hoeven; maar dat is ook bekend. Inmiddels zijn de protocollen aangepast. De aangepaste protocollen worden vandaag of uiterlijk morgen verspreid onder al degenen die hierbij betrokken zijn. Men heeft de besluitvorming nu dus ook een verdere vertaling gegeven. Dat is dan ook weer de nieuwe werkelijkheid, die gelukkig ook ruimer is geworden dan in de oude situatie. We zien er uiteraard op toe dat er voldoende beschermingsmiddelen en -materialen zijn. Ik heb dat vandaag ook nog even gecheckt: er is op dit moment ook voldoende materiaal aanwezig. Er is dus geen probleem op dit punt. Deze motie is in die zin dus ook alweer door de tijd achterhaald. Want op het moment dat u over deze motie gaat stemmen, heeft de communicatie al plaatsgevonden door middel van protocollen.

De voorzitter:
Dus uw oordeel is?

Minister Slob:
Ik ontraad deze motie, niet vanwege de inhoud, maar omdat zij al uitgevoerd wordt. Daar zijn we nu mee bezig. Dezer dagen is dat de werkelijkheid. Het protocol wordt overigens vastgesteld door Koninklijk Nederlands Vervoer en wordt ook met de VNG en alle andere betrokkenen verder verspreid onder al degenen die een verantwoordelijkheid dragen bij het vervoer.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ga dit de komende dagen in de gaten houden. Want de minister zegt dat dit al bekend is. Wij hebben flink moeten zoeken voordat we konden vinden wat er nu is afgesproken. Er zit natuurlijk ook wat licht tussen wat er in het reguliere openbaar vervoer kan en wat er in het leerlingenvervoer gebeurt. Dus ik laat de motie vooralsnog gewoon in stemming brengen.

Minister Slob:
Het klopt dat er een verschil is met het leerlingenvervoer. Maar u heeft het hier over het leerlingenvervoer en niet over het gewone vervoer. Het protocol — dat zult u ook wel toegestuurd krijgen — heeft alles verwerkt en daar zijn alle betrokkenen ook zelf onderdeel van, want u weet dat het Rijk niet de eigenaar is van de protocollen, maar de sector zelf.

De heer Van Meenen heeft een motie ingediend op stuk nr. 194 over de brede brugklassen. Vanuit het regeerakkoord is dat al een onderwerp dat onze grote aandacht heeft. Door middel van een dashboard geven we inzage in de wijze waarop dat aanbod in het land ook voldoende aanwezig is. U weet dat we daar best positief over zijn, maar het kan nog verder versterkt worden. Gezien de coronacrisis is de noodzaak misschien wel weer groter dan ooit. Ik geef deze motie oordeel Kamer en zal haar zo uitvoeren dat het daar via de Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen en de Lokale Educatieve Agenda die we nu verder aan het uitbreiden zijn, ook conform toezeggingen aan de heer Ganzevoort in de Eerste Kamer, ook onderdeel van zal zijn. Ik zal actief bevorderen dat dit onder de aandacht wordt gebracht van al degenen die hier dan ook keuzes in moeten maken.

Dan uw vraag over het leerlingvolgsysteem. U weet dat ik rond de discussie over de prijsstijgingen van Magister heb gezegd: besturen, sluit je aan bij SIVON en maak op die manier een vuist naar Magister. Maar SIVON is ook goed in contact met SURF en Kennisnet, die inderdaad aan het kijken zijn of ze ook handreikingen kunnen geven om zelf iets op te bouwen, zodat men niet afhankelijk is van die andere aanbieders. Dat zal ik verder bevorderen, want het lijkt me inderdaad goed om dat er naast te hebben. Ik deel overigens niet uw toch wel wat sceptische mening over de leerlingvolgsystemen. Die hebben volgens mij best wel een functie. Maar goed, dat wil ik toch ook nog even gezegd hebben, omdat ik denk dat dat zijn waarde kan hebben.

Voorzitter. Daarmee heb ik de moties en de vragen beantwoord. Ik kijk uit naar het debat van morgen met de Kamer.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn beantwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We zijn hiermee gekomen aan het einde van dit VAO. Donderdag aanstaande wordt er gestemd over de moties. Ik schors voor enkele ogenblikken, misschien wel één ogenblik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Onderwijs en corona III, mbo

Onderwijs en corona III, mbo

Aan de orde is het VAO Onderwijs en corona III, mbo (AO d.d. 18/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan door met het VAO Onderwijs en corona III, over het mbo, het middelbaar beroepsonderwijs. Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. De ochtend na ons AO Mbo kregen wij een brandbrief van onder meer de MBO Raad, de JOB, het LAKS, NRTO en ook werknemersorganisaties, waaronder de AOb, CNV Onderwijs en FNV Overheid, met een heel duidelijke boodschap, namelijk: waarom kunnen mbo-scholen in het nieuwe studiejaar niet weer volledig onderwijs bieden op de onderwijslocaties, in elk geval aan studenten tot en met 17 jaar en eerstejaarsstudenten? Ik citeer: "Het is niet uit te leggen dat 17-jarige leerlingen op het vo wel naar school kunnen en 17-jarigen in het mbo niet." Dat zeiden ze. Ook het vavo mag overigens geen doorgang vinden op een roc, terwijl het vo met een vergelijkbaar programma wel weer op locatie open mag. Ik snap die zorgen over kansenongelijkheid wel. Ik hoor heel graag de reactie van de minister op dit punt.

Dan heb ik nog één motie, over stagediscriminatie, misschien wel het onderwerp waar we het tijdens het AO het langste over hebben gehad.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stagediscriminatie een hardnekkig probleem is, terwijl stages wel een verplicht onderdeel zijn in het beroepsonderwijs;

overwegende dat onderwijsinstellingen een meer proactieve rol kunnen spelen om ervoor te zorgen dat alle studenten een passende stageplaats vinden;

constaterende dat de huidige garantieplicht er onvoldoende voor zorgt dat alle studenten zeker zijn van een stageplek;

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat onderwijsinstellingen een meer proactieve rol vervullen, te beginnen met het omzetten van de garantieverplichting in een leveringsplicht, met als uitgangspunt dat studenten in het beroepsonderwijs niet alleen een stageplaats wordt aangeboden maar dat ze ook wanneer nodig actief worden begeleid bij een plaatsing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (35300-VIII).

De voorzitter:
Dan geef ik langzaam het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Gisteravond sprak mijn fractie nog met mbo-studenten, zoals we dat wel vaker doen. Eén ding komt iedere keer weer terug, wel of geen coronacrisis. Op het moment dat we vragen of ze weleens te maken hebben gehad met stagediscriminatie komen er heel wat verhalen los. Die zijn vaak echt om te huilen. De ene student kampt met een beperking en heeft daardoor het gevoel altijd met 1-0 achter te staan. De ander vindt geen stage vanwege zijn achternaam, huidskleur of religie. Dan is het natuurlijk altijd de vraag of ze dat hard kunnen maken en melding doen, zodat we er politiek mee aan de slag kunnen. We hebben het er heel vaak over gehad, maar veel studenten doen dat niet, omdat ze het gevoel hebben niet serieus genomen te worden of dat melding maken toch geen zin heeft. Of ze gaan aan zichzelf twijfelen, zodat ze zich helemaal niet meer durven uit te spreken. Daarom stelt GroenLinks voor om het roer helemaal om te gooien en studenten niet meer zelf te laten bungelen, maar een stap in hun richting te doen. Daarover wil ik de volgende motie indienen, mede namens mijn collega Van den Berge, die natuurlijk de woordvoerder is op dit onderwerp.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel initiatieven in gang zijn gezet om stagediscriminatie binnen het mbo aan te pakken;

constaterende dat deze initiatieven, zoals het Meldpunt Stagediscriminatie, altijd afhankelijk zijn van de meldingsbereidheid van studenten teneinde concrete en meetbare resultaten te bereiken;

constaterende dat melding maken van discriminatie een hoge psychologische drempel vormt en met name niet-intentionele discriminatie vrijwel niet te meten en te bewijzen is;

overwegende dat stagediscriminatie ontegenzeggelijk voorkomt en grote schade doet aan studentenwelzijn, alsmede een maatschappelijk ontwrichtende werking heeft;

verzoekt de regering om naast al lopende inspanningen om (stage)discriminatie tegen te gaan, een pilot uit te voeren op een representatief aantal mbo-instellingen, waarbij studenten zelf proactief en persoonlijk benaderd worden om hun ervaringen op het gebied van stagediscriminatie te delen, en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (35300-VIII).

Mevrouw Kuik (CDA):
GroenLinks en het CDA hebben als het gaat om stagediscriminatie samen opgetrokken om te kijken of we de meldingsbereidheid kunnen vergroten via een app. We willen de jongeren daar juist bij betrekken. Is dit nou nog weer iets anders dat daarnaast loopt? Want dat wordt nu juist in gang gezet. Ik probeer even te begrijpen of dit nou weer iets anders is of een aanvulling daarop.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Je zou dit kunnen zien als een aanvulling daarop. Stagediscriminatie is een enorm groot probleem. Dat horen we telkens weer terug in gesprekken met studenten. Je ziet in cijfers en in verschillende monitoren over het mbo ook terug dat dit echt een heel groot probleem is. We weten dat het voor veel studenten al veel moeilijker wordt om een stage te vinden met de coronacrisis. We willen echt voorkomen dat deze groep studenten nog meer dan andere groepen de dupe wordt. Wat ons betreft zou het dus ook goed zijn om naast een app naar studenten toe te gaan en hen proactief te benaderen en dit soort vragen aan hen te stellen.

Mevrouw Kuik (CDA):
Maar het is natuurlijk de bedoeling dat we de app samen met studenten opzetten. Wij willen hen hierbij betrekken en samen aanvoelen hoe we dat moeten vormgeven. In hoeverre loopt dit nou langs elkaar? Of is dat toch onderdeel van het geheel?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Je kunt prima een app hebben en daarnaast langs mbo-instellingen gaan om daar aan studenten te vragen wat hun ervaringen met stagediscriminatie zijn. Dat is ons voorstel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66. Gaat uw gang.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ook voor mijn fractie was stagediscriminatie een heel groot onderwerp bij dit debat. Ik wil de minister er nogmaals voor bedanken dat ze de toezegging heeft gedaan om pilots te beginnen waarin het de verantwoordelijkheid van de school is om stages te verzamelen en het sollicitatieproces in de veilige omgeving van de school te doen, zeker waar het de eerste stage betreft. Want dat is de eerste kennismaking met de arbeidsmarkt en de student is dan nog zo kwetsbaar dat het ontzettend slecht zou zijn als dit de eerste kennismaking met de arbeidsmarkt zou zijn. Dank daarvoor dus! We zien uit naar de uitwerking daarvan.

Het tweede wat ik wil zeggen is dat ik onder de motie van mevrouw Kuik sta. Daar ben ik altijd heel trots op. Dat is een hele goede motie die gaat over het belang van eerstejaarsstudenten in het mbo om fysiek onderwijs te krijgen. Online-onderwijs is best een succes geweest, maar dat kon alleen maar omdat er al een relatie met de student of de leerling bestond. Dat is voor nieuwe studenten niet het geval en daarom de motie die er zo meteen aankomt.

De heer Smals (VVD):
De heer Van Meenen is blij met de toezegging. Dat begrijp ik. Was dat mede omdat de minister mee gaat nemen wat het effect is op het aantal stageplaatsen? Want ik zag daar zelf een risico in.

De heer Van Meenen (D66):
Dat heeft mijn feestvreugde niet enorm verhoogd en ook niet verlaagd, kan ik zeggen. Ik was vooral blij dat de studenten hun eerste stappen in een veilige omgeving kunnen zetten en daar hun eerste kennismaking met de arbeidsmarkt zullen hebben. Ik maak mij geen zorgen over het effect dat dit op het aantal zal hebben. Laten we gewoon vaststellen dat er niks mis mee is. Maar mijn feestvreugde was al zo hoog dat er niks meer bij kon.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Kuik. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang, mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Ook bij ons is het bericht van de mbo-sector doorgekomen dat het toch wel gek is dat de 17-jarige havist en de 17-jarige vwo'er gewoon weer normaal, fysiek, naar school kunnen gaan, maar de 17-jarige mbo'er niet. En dat terwijl dit juist een groep jongens en meiden is waarvoor dat fysieke onderwijs kan helpen en structuur kan bieden. Dat geldt juist voor het mbo waar de praktijk zo van belang is. De heer Van Meenen verwees er al naar dat het juist in het eerste jaar van belang is om een relatie op te bouwen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jongeren onder de 18 in het voortgezet onderwijs weer naar school kunnen maar dit voor jongeren onder de 18 op het mbo niet geldt;

constaterende dat praktijkonderwijs de kern van het mbo is en het gebrek hieraan voor achterstanden zorgt op het mbo;

overwegende dat onderwijs op afstand voortbouwt op een bekendheid en een relatie die ontbreekt bij nieuwe studenten;

verzoekt het kabinet in overleg te gaan met de mbo-sector hoe recht gedaan kan worden aan de positie van jongeren onder de 18 in het mbo en hun in ieder geval voorrang te geven bij het krijgen van het fysieke onderwijs vanaf september,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (35300-VIII).

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik stel dus ook wel echt de expliciete vraag aan de minister of zij met de MBO Raad en met de mbo-sector in overleg kan gaan over in hoeverre het mogelijk is voor die jongeren onder de 18 om fysiek les te krijgen.

Het SBB voert een wettelijke taak uit. Die heeft voor de tweede keer geen loon- en prijsbijstelling ontvangen, omdat het geld gebruikt is om het hogere aantal studenten dan werd verwacht, te dekken. Klopt het dat dat geld, dat bedoeld is voor betere begeleiding van leerlingen in het mbo, nu feitelijk wordt ingezet voor een hogere instroom van internationale studenten? Wat betekent de coronacrisis voor dat leerlingenaantal in het hoger onderwijs? Klopt het dat juist internationale studenten het af laten weten? Kan de minister een inspanningsverplichting toezeggen ten opzichte van die loon- en prijsbijstelling voor de SBB?

De voorzitter:
Dank u wel. De motie gaat via een andere route dan anders naar degenen die de motie gaan vermenigvuldigen.

Dan gaan wij naar de volgende spreker. Dat is in dit geval de heer Smals namens de fractie van de VVD.

De heer Smals (VVD):
Dank u, voorzitter. In het AO heb ik er al nadruk op gelegd, collega Van Meenen heeft er schriftelijke vragen over gesteld en nu net is er een motie over ingediend door collega Kuik: ik maak mij ernstig zorgen over het onderwijs dat na de zomervakantie gaat beginnen. Er start dan een nieuw cohort, met grotendeels minderjarigen. Het staat buiten kijf dat juist voor deze groep minderjarigen fysiek onderwijs ontzettend belangrijk is. Anderzijds is er het risico op een tweede golf en op nieuwe coronadoden. Dat moet niet onderschat worden. Dat heeft mij er in ieder geval toe geleid dat wij daarover geen motie indienen. Maar ik wil wel nog graag iets herhalen, en ik hoop dat de minister dat samen met ons wil doen: we willen de mbo-sector oproepen om zo veel mogelijk die groep studenten fysiek onderwijs te geven, binnen de grenzen van het OMT.

Dan een andere kwestie, namelijk de schoolboeken. Dat is ook al heel lang een doorn in het oog. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de JOB-monitor blijkt dat 40% van de studenten nog steeds overbodige leermiddelen heeft moeten aanschaffen;

overwegende dat de JOB verschillende aanbevelingen heeft gedaan om de aanschaf van ongebruikte leermiddelen tegen te gaan, waaronder de suggestie om de student de mogelijkheid te bieden om per onderwijsperiode materialen aan te schaffen in plaats van voor het gehele jaar;

constaterende dat op dit moment een evaluatie van het "servicedocument schoolkosten" loopt;

van mening dat aanschaf van ongebruikte leermiddelen te allen tijde voorkomen dient te worden;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van het "servicedocument schoolkosten" expliciet de aanbeveling van de JOB mee te nemen in hoeverre het mogelijk is om mbo-studenten de mogelijkheid te bieden om per onderwijsperiode materialen aan te schaffen in plaats van voor het gehele jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smals. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (35300-VIII).

Dank u wel, meneer Smals. Dan gaan we naar de heer Kwint. Hij spreekt namens de SP.

De heer Kwint (SP):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens het debat zei de minister, en ik was het zeer met haar eens: misschien moeten we dingen waarvan we eerst dachten dat het ingewikkeld zou zijn, toch eerst maar eens gaan proberen als het gaat om het tegengaan van stagediscriminatie en discriminatie in het algemeen. Tot nu toe zien we dat er heel erg weinig meldingen gedaan worden — mevrouw Westerveld had het daar ook al over; we weten allemaal hoe lastig de bewijslast is — maar dat het ook nog eens heel zelden leidt tot het daadwerkelijk vaststellen van discriminatie bij een leerbedrijf en het vervolgens ook intrekken van de erkenning van dat bedrijf als leerbedrijf. Ook is het lang niet altijd zo dat als het dan een keer wel gebeurt, er dan een officiële aanklacht wegens discriminatie wordt ingediend. Dat laatste zouden wij graag wel zien, omdat wij vinden dat wanneer er echt sprake is van discriminatie, alleen het afpakken van een erkenning van een bedrijf als leerbedrijf, niet genoeg is. Het is namelijk gewoon een overtreding. En daar mag ook een juridische sanctie tegenover staan. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stagediscriminatie nog steeds een hardnekkig probleem is;

constaterende dat er maar weinig meldingen gedaan zijn via het Meldpunt Stagediscriminatie en dat bij één leerbedrijf naar aanleiding van een melding via het meldpunt de erkenning van leerbedrijf ingetrokken is;

verzoekt de regering met scholen, politie en het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan om het doen van aangifte zo laagdrempelig mogelijk te maken;

verzoekt de regering tevens ervoor zorg te dragen dat er bij geconstateerde discriminatie die leidt tot het intrekken van de erkenning van een bedrijf als leerbedrijf, altijd een discriminatieklacht ingediend wordt bij het College voor de Rechten van de Mens en aangifte te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Van den Hul en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (35300-VIII).

De heer Kwint (SP):
Voorzitter. Ik denk dat ik een voorleesfout heb gemaakt, want dat laatste is geen zin. Het is dus: "verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat er bij geconstateerde discriminatie die leidt tot het intrekken van de erkenning van een bedrijf als leerbedrijf, altijd een discriminatieklacht in te dienen bij het College voor de Rechten van de Mens en aangifte te doen". Zo klopt het volgens mij wel.

De voorzitter:
Het helpt soms ook om van tevoren hardop te oefenen.

De heer Kwint (SP):
Voorzitter, ik dacht: ik doe dat gewoon hier. Dan kunnen mensen twee keer luisteren naar mijn goede voorstellen. Al die mensen thuis hebben het nu twee keer kunnen horen.

De voorzitter:
Dank u wel. Ten slotte is het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Het kan niet zo zijn dat onze jongeren gediscrimineerd worden op de stagemarkt. Het kan niet zo zijn dat het kapitaal van Nederland daarmee vertraagd wordt. Het kan niet zo zijn dat we deze jongeren alleen laten. Vandaar dat wij twee moties hebben om de stageplekken voor die jongeren te garanderen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat studenten met een migratieachtergrond erg moeilijk aan een stageplek komen;

constaterende dat dit kan zorgen voor studievertraging;

verzoekt de regering om stageplekken te garanderen voor alle studenten van het mbo en daarbij de regie te leggen bij de landelijke mbo-scholen en gemeenten voor het regelen van deze stageplekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (35300-VIII).

De heer Öztürk (DENK):
Dan nog een tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landelijk onderzoek laat zien dat mbo-studenten met een migratieachtergrond vaker moeten solliciteren naar een stageplek;

overwegende dat verschillende gemeenten, waaronder de gemeente Amsterdam, al sinds 2019 mysteryguests hebben ingezet om discriminatie te signaleren;

van mening dat alles in het werk gesteld dient te worden om stagediscriminatie tegen te gaan;

verzoekt de regering om het instrument mysteryguest in te zetten om stagediscriminatie bij leerbedrijven te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 201 (35300-VIII).

Dank u wel, meneer Öztürk.

Dan zijn we hiermee aan het einde van de termijn van de Kamer. De moties moeten nog even de minister bereiken. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 20.58 uur tot 21.02 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.


Termijn antwoord

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Voor dit VAO zijn er twee hoofdonderwerpen: de leeftijdsgrens en de eerstejaars in het mbo, en stagediscriminatie. Daarnaast is er nog een enkel los onderwerp.

Eerst maar even over de eerstejaars in het mbo en de jongeren onder de 18 in het mbo. Ik kan me heel goed voorstellen dat toen het kabinet vorige week bekendmaakte dat voor leerlingen in het voortgezet onderwijs na de zomer de 1,5 meter binnen de school niet langer zou gelden, en overigens ook voor jongeren onder de 18 buiten de school, heel veel jongeren in het mbo dachten: en waarom wij dan niet? Dat snap ik heel goed. Het gekke is dat als wij zo'n besluit nemen, het bijna lijkt alsof dat besluit over bijvoorbeeld het voortgezet onderwijs allang een gegeven was. Dat is voor het kabinet nog echt een heel spannend besluit geweest. Dat moet nog ingaan in het nieuwe schooljaar, want we weten allemaal dat de gezondheidsrisico's bij jongeren van 12-plus met de leeftijd oplopen. Met name boven de 16 lopen die sterker op. Het is dus nog best heel spannend om het hele voortgezet onderwijs na de zomer zonder 1,5 meter op school te hebben.

Waarom dan niet ook voor een deel van het mbo? De leeftijdsmix in het mbo is natuurlijk een heel andere. Daar zijn het jongeren vanaf 16, eigenlijk dus vanaf die leeftijd waarop het heel spannend wordt als het gaat om risico's rondom het virus. Ook bij de eerstejaars in het mbo is de leeftijdsmix zo dat 30% van de eerstejaars boven de 18 is. Het is dus buitengewoon ingewikkeld om dat uit elkaar te halen. Dan snap ik ook dat mbo-scholen zeggen "dat kunnen wij best", maar opgeteld bij het gezondheidsadvies om op te passen met jongeren boven de 16, maakt dit dat het kabinet op dit moment echt geen ruimte voelde om te zeggen: ja, dan gaan we dat ook maar doen. Ik snap heel goed dat jongeren in het mbo zeggen dat ze zich daarin niet gelijk behandeld voelen, maar in dit geval zeg ik dat de situatie echt heel anders is. Juist vanwege de gezondheid van henzelf, van hun docenten, van ons allemaal vonden wij dat we het besluit zo moesten nemen.

U zegt allemaal terecht, en daar doelt de motie van mevrouw Kuik ook op, dat we er dan wel voor moeten zorgen dat de eerstejaars in het mbo — eigenlijk geldt dat voor alle eerstejaars volgend jaar — zo veel mogelijk fysiek op school kunnen zijn, want de binding met het mbo, met het onderwijs, met elkaar en met docenten is zo ontzettend belangrijk. Dat doe je niet via het scherm. Dat vind ik ook heel belangrijk. Daarom zie ik uw motie als steun in de rug. Het eerste wat ik morgenochtend doe, is bestuurlijk overleg hebben met het mbo. Daar zullen we dit ook bespreken. Hoe zorgen we er nou voor dat de jongeren, voor wie dat zo belangrijk is, zo snel mogelijk met elkaar, met de docenten en met hun instelling kennismaken en dat dan ook fysiek kunnen doen? Ik snap ook dat het voor het mbo een ongelofelijk ingewikkelde opgave is om dat, met de beperkingen die er zijn, allemaal te organiseren. Toch moeten we met elkaar daarvoor staan, omdat we niet het risico willen nemen dat we weer nieuwe uitbraken krijgen en een heropleving van het virus. Vandaar ook de beslissing die we hebben genomen, maar ik snap heel goed dat toen het besluit naar buiten kwam, velen dachten: hoe kan dit dan? Dat snap ik ook. Ook als studenten vragen hebben, zal ik mijn uiterste best doen om hen zo goed mogelijk mee te nemen in die afweging.

Voorzitter. De motie van mevrouw Kuik geef ik dus oordeel Kamer, want die is een goede steun in de rug en een stevige herinnering aan mij dat ik morgen dat overleg moet voeren.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 197 van mevrouw Kuik en de heer Van Meenen.

Minister Van Engelshoven:
Ja, die krijgt oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan het onderwerp stagediscriminatie. Ook daarover hebben wij een goed debat gehad. Ik ben heel blij met de brede steun om volop in te zetten op stagediscriminatie. Ik heb u in het debat gezegd: we moeten eigenlijk zo veel mogelijk zaken proberen die daarbij helpen. Op die manier kijk ik ook naar de ingediende moties.

De motie op stuk nr. 195 is van mevrouw Van den Hul. Ik geloof dat wij het daar al een paar keer eerder over hebben gehad, maar het blijft een ingewikkelde motie. Ik heb daarom na het debat ook nog eens aan een aantal juristen gevraagd om er nog eens goed naar te kijken. Maar wij kunnen maar niet ontdekken wat deze motie nou toevoegt aan de bestaande wettelijke verplichtingen. De wet zegt al dat het bevoegd gezag zorg moet dragen voor de beschikbaarheid van die praktijkplaats en ook moet zorgen dat de overeenkomst daartoe tot stand komt. Volgens mij is dat de leveringsplicht waar mevrouw Van den Hul op doelt. Ik heb echt aan juristen gevraagd: spit dit nou eens helemaal uit! Zit er nou licht tussen wat de wet al zegt en wat mevrouw Van den Hul er kennelijk bovenop wil leggen? Wij kunnen het niet ontdekken en volgens mij moet het voor u, mevrouw Van den Hul, een geruststelling zijn dat die leveringsplicht al bestaat. Voorzitter, de motie op dat punt ontraad ik. Dat is de motie op stuk nr. ...

De voorzitter:
Dat is de eerste motie op stuk nr. 195.

Minister Van Engelshoven:
Inderdaad.

Dan de motie op stuk nr. 196 van mevrouw Westerveld over de onderzoeken naar stagediscriminatie. Er wordt ongelooflijk veel onderzoek gedaan naar stagediscriminatie. Onder andere het Kennisplatform Integratie & Samenleving doet dat. Ik wijs bijvoorbeeld op het onderzoek MBO en de stagemarkt, wat is de rol van discriminatie? Hetzelfde kennisplatform heeft ook een vervolgonderzoek gepubliceerd met de titel Gelijke kansen op gelijke stages. Ten slotte wijs ik ook op het onderzoek van het ROA naar mbo-stages en de migratieachtergrond van studenten. Aan onderzoek om het in kaart te brengen ontbreekt het dus niet; we weten eigenlijk al genoeg.

Het tweede punt in de motie is uw verzoek, mevrouw Westerveld, om studenten proactief te benaderen, zodat zij zich actief melden. Maar uit het interruptiedebatje dat u had met mevrouw Kuik, bleek al dat dat precies is wat we doen om de eerdere motie van uw fractiegenoot Van den Berge en mevrouw Kuik uit te voeren. Zij vroegen of we dat met een app zouden kunnen doen. Na wat ik daar toen over heb gezegd, hebben zij aangeven dat het hun er niet om ging dat het een app zou zijn. Het ging er bij hen nou juist om dat we een heel laagdrempelig instrument vinden om stagediscriminatie zo makkelijk mogelijk te melden. In die zin zeg ik: hoe sympathiek ook, uw motie is echt overbodig. En daarom ontraad ik de motie.

Voorzitter. De heer Kwint heeft ook een motie ingediend over stagediscriminatie. Over wat er in deze motie op stuk nr. 199 staat, hebben we het ook al eerder gehad. Als de heer Kwint mij zou vragen om in gesprek te gaan over mogelijkheden om het doen van aangifte zo laagdrempelig mogelijk te maken, dan zeg ik hem: ja, dat kan. Maar hij zegt ook "er moet altijd aangifte worden gedaan" en dat kan niet. Ik heb u, meneer Kwint, eerder al proberen uit te leggen dat je mensen niet kunt dwingen om aangifte te doen. Dat kan gewoon niet. We hebben dat eerder gewisseld en dat kunnen we blijven wisselen, maar dat lijkt me niet heel vruchtbaar. Op die gronden ontraad ik uw motie. Als u dat uit de motie zou halen, dan hebben we een ander gesprek.

De heer Kwint (SP):
Ik wil graag voor de Handelingen opmerken dat het niet aan mijn leesvaardigheid ligt wat er zojuist gebeurde, maar aan mijn schrijfvaardigheid. Er zal sowieso nog een gewijzigde versie in correct Nederlands worden ingediend. Ik was, denk ik, iets te enthousiast aan het knippen en plakken.

Ik snap dat wij mensen niet kunnen dwingen om aangifte te doen. Sterker nog, ik snap ook dat er, gezien de sowieso heftige periode die je doormaakt als je slachtoffer wordt van stagediscriminatie, wellicht studenten zijn die zeggen: ik vind het wel even goed. Ik zou dat persoonlijk jammer vinden, maar ik kan daar niet over oordelen en ik wil het mensen ook niet opleggen. Maar ik moet die motie toch nog wijzigen. Als we nou expliciet toevoegen "wanneer het slachtoffer daarmee instemt", dan nemen wij die drempel volgens mij weg, en spreken wij hier wel met z'n allen de intentie uit dat we, als het ook maar even kan, ervoor zorgen dat er ook een juridisch vervolg komt aan discriminatie, en niet alleen een gevolg voor de geconstateerde plek voor een leerbedrijf.

Minister Van Engelshoven:
Als u de motie zo kunt formuleren dat wij, als het slachtoffer van discriminatie aangifte wíl doen, er met elkaar voor moeten zorgen dat die daarbij geholpen wordt en dat dit zo laagdrempelig mogelijk kan, dan kan ik met die motie uit de voeten. Het lijkt mij altijd goed om, als je slachtoffers van delicten hebt, die slachtoffers te helpen om aangifte te doen en dat zo laagdrempelig mogelijk te maken. Dat lijkt mij een goede route.

De heer Kwint (SP):
Voorzitter. Ik zal sowieso een gewijzigde versie indienen en ik beloof dat ik die gewijzigde motie twee keer goed doorlees voordat ik haar indien.

De voorzitter:
Heel fijn, dank u wel.

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Dan zijn er op het punt van de stagediscriminatie nog twee moties van de heer Öztürk. Op zijn motie op stuk nr. 200, waarin hij verzoekt om stageplekken te garanderen, krijgt hij dezelfde reactie als mevrouw Van den Hul kreeg, want dat is de wettelijke zorgplicht die er is. Die ligt overigens niet zozeer bij gemeenten, maar mbo-scholen in samenwerking met de SBB hebben die zorgplicht. Die motie is dus overbodig en krijgt daarom het oordeel ontraden. Die plicht is er echt om dat te doen.

De motie-Öztürk op stuk nr. 201 gaat over het inzetten van mystery guests. De heer Öztürk heeft gelijk dat dat een goed idee is, maar het gebeurt al. De Inspectie SZW zet dat instrument al in om discriminatie op de arbeidsmarkt en dus ook stagediscriminatie te ontdekken. Ook deze motie is dus overbodig en daarom is mijn oordeel ontraden.

Voorzitter. Dan heb ik nog de motie van de heer Smals op stuk nr. 198 over de schoolkosten. Wij waren samen bij de presentatie van de JOB-monitor en daar deden de studenten zelf een heel goede suggestie, namelijk zorg er nou voor dat studenten aan het begin van het schooljaar niet meteen een lijst meekrijgen om voor het hele schooljaar alles aan te schaffen. Zorg dat het per tijdvak of per vak kan; dan lopen ze ook minder risico om overbodige zaken te kopen. Dat vind ik een heel goede suggestie. Die neem ik ook mee naar het bestuurlijk overleg met de SBB en die zullen we ook meenemen in de evaluatie van het servicedocument, want wellicht kunnen we het daarin nog opnemen. Dus deze motie krijgt oordeel Kamer.

Voorzitter. Tot slot nog de vraag van mevrouw Kuik over het niet uitkeren van de loon- en prijsbijstelling bij SBB. Waarom heb ik besloten om die in te houden? Wij hadden een heel forse tegenvaller op de OCW-begroting, mede omdat het CBS de bevolkingsprognoses heeft aangepast. Die tegenvallers heb ik voor het overgrote deel generiek gecompenseerd gekregen. Dat is echt heel prettig. Maar wij bleven zitten met een klein onderdeel problematiek op de OCW-begroting. Dan doe ik altijd mijn stinkende best om ervoor te zorgen dat geen enkele bezuiniging neerslaat in het onderwijs, dat we dat niet uit de klas moeten halen en dat de materiële processen zo goed mogelijk door kunnen lopen. In die afweging is besloten om vooralsnog geen lpo uit te keren aan SBB. Overigens span ik mij tot het uiterste in om hiervoor samen met SBB een oplossing te vinden, en dat zult u terugzien in de Miljoenennota. We doen daar echt ons uiterste best voor.

Voorzitter. Dan heb ik volgens mij alle moties van een oordeel voorzien en de vragen beantwoord.

De voorzitter:
Dan dank ik de minister hartelijk.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Er wordt aanstaande donderdag gestemd over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Wetenschapsbeleid / Onderwijs en corona IV Hoger onderwijs

Wetenschapsbeleid / Onderwijs en corona IV Hoger onderwijs

Aan de orde is het VAO Wetenschapsbeleid / VAO Onderwijs en corona IV Hoger onderwijs (AO's d.d. 24/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met twee VAO's ineen, namelijk Wetenschapsbeleid en Onderwijs en corona met betrekking tot het hoger onderwijs, met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Als eerste spreker nodig ik graag hier uit mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb vandaag drie moties, dus ik begin gelijk met voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat interne klachtenprocedures, vertrouwenspersonen en/of ombudspersonen helaas niet altijd voldoende soelaas bieden voor studenten en medewerkers in het hoger onderwijs die te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag;

overwegende dat dit onder meer komt door de hiërarchische cultuur en dat het wachten op de nodige cultuurverandering onvoldoende bescherming biedt aan deze en eerstvolgende generaties studenten en werknemers;

verzoekt de regering parallel aan het stimuleren van de nodige interne cultuurveranderingen er zorg voor te dragen dat studenten en medewerkers die daar baat bij hebben, terecht kunnen bij een onafhankelijk, laagdrempelig landelijk meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag en seksuele intimidatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 849 (31288).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sociale veiligheid binnen het hoger onderwijs nog geen vanzelfsprekendheid is;

constaterende dat sociale veiligheid niet alleen werknemers en werkgevers aangaat, maar ook de veiligheid van studenten betreft;

verzoekt de regering in overleg met de sector, vakbonden en studentenorganisaties afrekenbare doelstellingen te formuleren om de sociale veiligheid te vergroten en het toewerken naar deze doelstellingen structureel en transparant te monitoren, en de Kamer hierover voor het einde van het kalenderjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 850 (31288).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Tot slot mijn derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de compensatie voor studenten die ten gevolge van de coronacrisis studievertraging hebben opgelopen, beperkt tot studenten die zich in hun laatste studiejaar bevinden;

overwegende dat het niet valt uit te sluiten dat ook andere studenten ernstige studievertraging hebben opgelopen;

verzoekt de regering om de compensatieregeling zodanig te verruimen dat ook andere studenten bij wie zich nu of straks in samenhang met de coronacrisis een ernstige studievertraging manifesteert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 851 (31288).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik zie dat ook hier de laatste zin niet helemaal loopt. De heer Futselaar en de andere mensen die net bij het vorige debat waren, weten dat we dat net ook bij de hand hadden. Ik hoop dat de strekking duidelijk is. Ik lees het dictum opnieuw voor: "verzoekt de regering om de compensatieregeling zodanig te verruimen dat ook andere studenten bij wie zich nu of straks in samenhang met de coronacrisis een ernstige studievertraging manifesteert, gebruik kunnen maken van deze compensatie".

Een aangepaste versie zal ik doen toekomen. Mede namens de heer Futselaar excuses voor de taalkundige verwarring die is ontstaan, voorzitter.

De voorzitter:
Die versie komt na een kleine aanpassing. Dan geef ik het woord aan de heer Paternotte namens de fractie van D66. Gaat uw gang. Er wordt steeds schoon water neergezet, dus het kan.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, dank u wel. We hebben vorige week van woensdagochtend tot 's avonds vergaderd over hoger onderwijs en wetenschap, een heerlijke dag. Er was veel verwarring en discussie over de vraag of universiteiten en hogescholen onderwijs in het weekend en in de avond mogen aanbieden. De minister heeft duidelijk aangegeven dat die keuze aan de instellingen is, maar dat dit niet over hele linie aangemoedigd moet worden. Dat lijkt ons verstandig. Wij vinden het ook heel belangrijk dat daar waar nodig studenten en docenten nauw betrokken zijn bij de keuze. Daarom zal ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige onderwijsinstellingen de avonden of weekenden gebruiken voor onderwijsactiviteiten;

van mening dat het belangrijk is dat studenten en docenten worden betrokken bij de keuze welke onderwijsactiviteiten in de avond en het weekend kunnen plaatsvinden;

verzoekt de regering om de betrokkenheid van de medezeggenschap bij deze keuze te bevestigen richting de hogescholen en universiteiten;

verzoekt de regering tevens te inventariseren welke instellingen onderwijsactiviteiten in de avond en het weekend hebben georganiseerd, en de Kamer voor de volgende begrotingsbehandeling daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 852 (31288).

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik zag eigenlijk een vergelijkbare discussie gisteren toen het CPB kwam met Kansrijk Mobiliteitsbeleid, waarin onder meer het idee zat om studenten te gaan weren uit de spits door te zeggen dat de ov-jaarkaart op dat moment niet geldig is. Ik denk echt dat het belangrijk is om af te stappen van het idee dat studenten massaal vrijwillig de spits in gaan. Studenten die dat doen, gaan over het algemeen de spits in omdat zij naar een tentamen, een college of naar een stage toe moeten. Ze vinden het waarschijnlijk prima als er op een slimme manier wordt omgegaan met collegetijden, zoals in Nijmegen is gebeurd in goed overleg, en zoals in Groningen is gebeurd, ook naar aanleiding van een motie die ik met collega Amhaouch eerder had ingediend. We moeten echt af van het idee om het ov-reisrecht te beperken om studenten op die manier uit de trein te krijgen om plaats te maken voor anderen. Dus wij gaan daar in ieder geval geen steun aan geven.

Laten we nog even benoemen dat wij het erg belangrijk vinden dat in september de brief komt over de vorm en verankering van de ombudsfunctie op universiteiten, naar aanleiding van een eerdere motie van de heer Van Meenen. We zien ook erg uit naar de brief voor de begrotingsbehandeling over hoe Nederland kan gaan toetreden tot Plan S, oftewel de coalitie voor open science.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wiersma namens de fractie van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. Allereerst wil ik mijn collega's Bart Smals en Rudmer Heerema bedanken, want zij hebben vorige week het AO voor mij gedaan. Dat hebben ze heel goed gedaan. Ik mag in hun dienst nog een aantal dingen erover zeggen. Dat doe ik graag. Ik heb geen moties, wel twee thema's en vragen daarover. Overigens niet omdat ik daar geen motie voor zou kunnen bedenken, maar die hebben we eerder al ingediend, en never change a winning motie!

Voorzitter, wetenschap. Want daar begint het uiteindelijk allemaal mee. We hebben een prachtige Nationale Wetenschapsagenda. Daar hebben we dit jaar al extra geld voor beschikbaar, en dat is prachtig. Eerder heeft de VVD met het CDA en de ChristenUnie een motie ingediend om een groot deel van de extra oploop van die wetenschapsagenda te besteden aan thematisch onderzoek. Dat is ook wat de Kenniscoalitie adviseert. De minister heeft daarover recent een brief gestuurd. Het advies van de Kenniscoalitie is van december en de brief is twee weken geleden verstuurd. Ik heb daar een paar vragen over. Hoeveel van de totale oploop van die 22 miljoen gaat er echt naar thematische calls? En hoeveel daarvan gaat er echt naar sleuteltechnologie? Voor hoeveel jaar is dat vastgelegd? Ik merk veel ruis bij de partijen en de Kenniscoalitie over hoe dit nou tot stand is gekomen. Ik zou ten eerste willen vragen of de minister bereid is om de lucht te klaren door met hen om tafel te gaan en te onderzoeken hoe je met de gehele Kenniscoalitie tot een gedragen invulling kan komen.

Voorzitter, dan het andere thema, de Islamitische Universiteit Rotterdam. Dat is ons allen een doorn in het oog, denk ik, met een rector die al sinds 2013 hele rare, discriminatoire uitspraken doet. Daar heeft OCW ook onderzoek naar gedaan. Alleen hebben ze het de hele tijd net zolang vertraagd tot ze door het oog van de naald zijn gekropen. Mijn vraag is breder dan deze universiteit: als iemand een discriminatoire uitspraak doet, zouden we die graad dan niet veel eerder tijdelijk on hold moeten kunnen zetten, in afwachting van zo'n onderzoek? Zoiets kan twee, drie jaar lang duren. Kan de minister eens bekijken hoe we dit soort uitspraken niet oogluikend toestaan? Want ik ben bang dat deze mensen het erom doen, en dat moeten we met z'n allen bestrijden. Ziet de minister mogelijkheden om dat traject te verkennen?

Voorzitter, dank.

De voorzitter:
Dank. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, ik heb vier moties naar aanleiding van de twee debatten die we vorige week hadden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een forse groep postdocs vanwege de gevolgen van de COVID-19-crisis in de knel komt met lopend onderzoek vanwege een aflopend dienstverband;

constaterende dat verlenging van die dienstverbanden op dit moment juridisch niet mogelijk is;

constaterende dat universiteiten bereid zijn om de kosten van een eenmalige verlenging te dragen en dat werknemers en werkgevers hierover overeenstemming hebben;

verzoekt de regering, in overleg met de ministeries SZW en OCW, een eenmalige uitzondering toe te staan op de WAB, de Wet arbeidsmarkt in balans, zodat het voor huidige postdocs mogelijk is bij bewezen opgelopen vertraging wegens COVID-19 hun aanstelling met een vooraf vast te stellen periode te verlengen;

verzoekt de regering tevens deze toestemming zo spoedig mogelijk te communiceren met belanghebbenden, opdat zij zo snel mogelijk zekerheid verkrijgen over hun arbeidscontract,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 853 (31288).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de commissie-Weckhuysen en onder Nederlandse topwetenschappers consensus bestaat dat vrij en ongebonden onderzoek onvoldoende geborgd is binnen de huidige kaders van NWO;

constaterende dat middels het regeerakkoord is bepaald dat er voldoende ruimte voor vrij onderzoek dient te zijn en te blijven;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met relevante stakeholders in gesprek te gaan over de vraag hoe de aanbeveling van de commissie-Weckhuysen te implementeren, om te zorgen voor een betere balans tussen middelen voor ongebonden onderzoek en strategisch onderzoek bij NWO, en de uitkomsten van dit overleg met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Berge, Bruins en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 854 (31288).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de studenten met een functiebeperking belemmeringen ervaart bij afstandsonderwijs;

constaterende dat 43% van de studenten met een beperking aangeeft dat onderwijsinstellingen tijdens de coronacrisis onvoldoende rekening houden met hun beperking of ondersteuningsvraag;

overwegende dat de coronacrisis het belang van toegankelijkheid bij afstandsonderwijs heeft onderstreept;

verzoekt de regering om met de NVAO te bezien of de accreditatiekaders passend zijn waar het gaat om studenten met een functiebeperking en die waar nodig aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 855 (31288).

De vierde motie nog, heel snel.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Heel snel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit een representatieve steekproef blijkt dat 5% van de studenten die gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling lerarenbeurs aan de Open Universiteit te maken kreeg met een terugvordering, terwijl zij wél hun diploma behaalden, maar niet binnen het tijdpad;

overwegende dat de correspondentie door DUO over dit tijdpad niet helder was;

van mening dat we leraren moeten stimuleren de lerarenbeurs aan te vragen en hen niet nodeloos moeten duperen met terugvorderingen;

verzoekt de regering maatregelen te treffen voor deze kleine groep afgestudeerde leraren, om hen te compenseren voor de terugvordering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 856 (31288).

Dan geef ik het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Zoals we bij de moties van mevrouw Van den Hul hebben gezien, is taalbeheersing een heel belangrijk ... Nee hoor, dat is een grapje. Mijn eerste motie gaat over volledig Engelstalige universiteiten in Nederland. Wij vinden het namelijk echt verbazingwekkend dat de minister wél het Engels in het onderwijs wil terugdringen, maar geen taak voor haar ziet weggelegd als een universiteit haar hele campus en alle communicatie in het Engels doet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Universiteit Twente en de TU Eindhoven in hun communicatie volledig op het Engels overgestapt zijn als enige voertaal;

constaterende dat de Wet taal en toegankelijkheid juist moest zorgen voor meer balans tussen Nederlands en Engels in het hoger onderwijs;

overwegende dat artikel 2:6 Awb luidt dat bestuursorganen de Nederlandse taal moeten gebruiken en artikel 14 van het EVRM discriminatie verbiedt op grond van taal;

verzoekt de regering kaders op te stellen om de communicatie van hogeronderwijsinstellingen buiten onderwijstijd primair in het Nederlands te laten zijn, met uitzonderingen als een andere taal doelmatiger blijkt te zijn zonder dat belangen van derden daardoor geschaad worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 857 (31288).

Ik zag eerst niet voldoende handen, maar daarna wel.

De heer Van der Molen (CDA):
Die handen waren er wel, maar ze gingen niet op tijd omhoog. Dat is ook belangrijk.

Voorzitter. De tweede motie die ik zou willen indienen, gaat over het onderwerp Chinese studenten en onderzoekers en het risico dat er zou kunnen zijn dat kennis voor de verkeerde doeleinden gebruikt wordt en in verkeerde handen valt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een taskforce toezicht studenten en onderzoekers risicolanden is aangesteld om studenten en wetenschappers uit bijvoorbeeld Iran of Noord-Korea te weren;

overwegende dat het Rathenau Instituut in zijn rapport Kennis in het vizier de rijksoverheid oproept tot invulling en uitwerking van een kader om het weglekken van gevoelige wetenschappelijke kennis naar risicolanden tegen te gaan;

verzoekt de regering in lijn met het rapport Kennis in het vizier te komen tot nieuwe afwegingskaders, heldere procedures en duidelijke afspraken om maatschappelijk verantwoord vorm te geven aan kennisontwikkeling die raakt aan defensie en veiligheid;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken of China dient te worden toegevoegd aan de lijst met landen waar de taskforce toezicht studenten en onderzoekers risicolanden zich over buigt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 858 (31288).

Dank u wel, meneer Van der Molen. Dan is de volgende spreker de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gehad. Het is mooi dat we de tegenstelling tussen fundamenteel en toegepast of vrij en strategisch onderzoek hebben kunnen slechten. Ik heb daarover de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vlak na de zomer de commissie-Rinnooy Kan zal komen met het rapport over de evaluatie van NWO;

constaterende dat NWO een zelfstandig bestuursorgaan is voor wetenschapsfinanciering, dat eigenstandig tot afwegingen komt in samenspraak met kennisgebruikers en maatschappij;

constaterende dat NWO een transitie achter de rug heeft, die onder andere tot doel had de coördinerende rol van NWO in het wetenschappelijk landschap te versterken;

verzoekt de regering in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan in ieder geval uitgebreid in te gaan op hoe in de tweede geldstroom meer ruimte kan worden gecreëerd voor vrij en ongebonden onderzoek en hoe dat samengaat met een sterkere coördinerende rol voor NWO binnen de wetenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Van der Molen, Paternotte en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 859 (31288).

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb nog een tweede motie, en die is wat geïmproviseerd opgeschreven.

De voorzitter:
Ik zie het. Ik hoop dat die ontcijferd wordt.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik hoop dat dat lukt. Ik kwam er op het laatste moment op toen ik hoorde dat sommige onderwijsinstellingen overwegen om in het weekend lessen in te halen. Ik heb ooit, een jaar geleden een joodse studente aan de telefoon gehad die studeert aan een van de Nederlandse universiteiten. Ze had een tentamen op vrijdagavond na zonsondergang en als ze niet kwam opdagen, mocht ze ook niet herkansen. Maar dan is het wel sjabbat. Opeens realiseerde ik me dat dit problemen kan opleveren. Ik heb een motie geïmproviseerd. Ik hoor graag van de minister of dit strookt met hoe zij het ziet. We moeten even horen: daar gaan we flexibel mee om.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige onderwijsinstellingen overwegen in het weekend te gaan lesgeven;

verzoekt de regering onderwijsinstellingen erop te wijzen dat dit mogelijk in het nadeel werkt of hindernissen oplevert voor studenten die de sjabbat of zondag eerbiedigen, zodat hier rekening mee gehouden wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 860 (31288).

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is ten slotte het woord aan de heer Futselaar namens de SP. Gaat uw gang.

De heer Futselaar (SP):
Voorzitter. Je gaat je als oppositiepartij bijna schamen dat je maar één motie hebt meegenomen, maar ik vind het zelf ook altijd een handig gebruik om gewoon een toezegging te vragen als ik iets vind. Als je die krijgt, is een motie niet nodig. Sommige fracties kunnen daar misschien een voorbeeld aan nemen.

Het was inderdaad een goed debat, waarin wij stil hebben gestaan bij alles wat is bereikt in het hoger onderwijs in de afgelopen maanden, maar toch ook veel zorgen zijn neergelegd. Wat de SP betreft zijn er drie belangrijke zorgen. De eerste betreft het personeel, dat voor een deel toch echt op zijn laatste benen loopt. De tweede betreft de studenten die mogelijk verdwenen zijn tijdens het digitaal onderwijs. De derde betreft de studievertraging: is die niet veel groter dan nu wordt gedacht? Over het laatste wil ik graag een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat studenten mogelijk studievertraging oplopen of zelfs uit beeld verdwijnen als gevolg van de coronacrisis;

overwegende dat het wenselijk is om een beeld te hebben van de totale studievertraging als gevolg van COVID-19;

verzoekt de regering om in samenspraak met de onderwijsinstellingen in het najaar met een inventarisatie van de totale studievertraging te komen en indien nodig met een voorstel te komen voor eventuele vervolgstappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 861 (31288).

De heer Futselaar (SP):
Als ik toch nog wat tijd heb, wil ik ook graag benadrukken dat het leenstelsel heel slecht is, mede namens de heer Van der Molen — want we zijn allemaal onze stokpaardjes aan het berijden vandaag — en de heer Bruins.

De voorzitter:
Dan zijn we hiermee aan het einde van de termijn van de kant van de Kamer. Er is even tijd nodig om u de moties te doen toekomen, mevrouw de minister, dus wij schorsen voor een paar minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van Engelshoven:
Dank u wel, voorzitter. Er is toch nog een heel aantal moties ingediend. Ik ben altijd wel gecharmeerd van de methode-Futselaar: neem genoegen met een toezegging en dien zo min mogelijk moties in. Dat helpt de leden misschien ook met het op orde krijgen van hun tekst. Het is maar een tip.

Dan mijn inhoudelijk oordeel over de ingediende moties. Allereerst is er de motie-Van den Hul over het landelijk meldpunt. Het gaat haar waarschijnlijk niet verrassen dat ik de motie ontraad en wel om de volgende reden. Volgens mij delen wij de inzet voor een sociale en veilige werk- en studieomgeving volledig met elkaar. Maar wij hebben afgesproken dat alle universiteiten voor 1 juli 2021 een goed ingerichte ombudsfunctie hebben. Dat is ook met de universiteiten in de cao afgesproken. Als landelijke functie, als tweedelijnsmelding, hebben we daarnaast de Nationale ombudsman. Studenten en medewerkers kunnen daar terecht nadat zij bij hun eigen ombudsman geweest zijn. Een nieuw meldpunt maakt het er allemaal niet helderder op, is mijn idee. Zoals ik in het debat ook heb toegelicht, laten wij de Nationale ombudsman en de universiteit wel afstemmen hoe de ombudsfuncties goed vormgegeven kunnen worden, hoe je die binnen de universiteiten zo vorm kan geven dat ze echt goed onafhankelijk functioneren en hoe de aansluiting tussen de eerste en tweede lijn kan verbeteren. Dat is de route die wij uitzetten. Volgens mij is dat ook een verstandige route. De universiteiten werken overigens ook aan verbetering van de informatievoorziening op dit punt. Dus wij delen volledig hetzelfde doel, alleen kies ik ervoor om voort te bouwen op instrumenten die er al zijn en een route die reeds is ingezet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dit vind ik wel erg jammer want, zoals ik al aangaf tijdens het debat dat we hadden, is deze route voor een heleboel slachtoffers helemaal niet werkbaar. Er zijn een heleboel slachtoffers die vastlopen ofwel in het bureaucratische systeem ofwel in de hiërarchische organisatie. Zeker als je in een afhankelijkheidsrelatie zit, zeker als je promotieonderzoek afhangt van degene over wie je wil klagen, zeker als de ombudspersoon niet doorpakt, zoals we helaas bij een aantal casussen hebben gezien, waaronder de meest recente, dan loop je echt helemaal vast. Ik heb echt een heleboel voorbeelden uit heel het land van mensen die zeggen: wij worden niet gehoord op onze eigen instelling. Ik vind dat de minister nu wel heel makkelijk zegt: dan hebben we al een landelijke ombudspersoon, waar iedereen terechtkan. Zo eenvoudig is dat niet. Deze motie verzoekt om laagdrempelig te zorgen dat iedereen die dat nodig heeft en die niet op zijn eigen instelling terechtkan, daar de weg naartoe weet te vinden. Dat is het simpele verzoek dat ik aan de minister doe. Ik snap eerlijk gezegd niet waarom de minister niet zegt: dat ga ik oppakken; dat ga ik doen.

Minister Van Engelshoven:
Omdat mevrouw Van den Hul volgens mij een aantal dingen niet ziet. Ik heb nooit gezegd dat de bestaande ombudsfuncties bij universiteiten, die voor een deel nog in opbouw zijn, nu al volledig goed functioneren. Volgens mij heeft niemand dat ooit gezegd. Natuurlijk is daar ruimte voor verbetering. Daar werkt men volop aan. Daarom heb ik de Nationale ombudsman ook gevraagd: zet alstublieft uw expertise in om daar verbetering te bewerkstelligen. Ik begrijp mevrouw Van den Hul eerlijk gezegd niet helemaal omdat wij dat traject hebben ingezet, mede op verzoek van de Kamer overigens. Die vroeg vorig jaar: zorg dat er zo snel mogelijk onafhankelijke ombudsfuncties zijn bij universiteiten. Dat doen we. Dat hebben de universiteiten opgepakt. Ze hebben nog niet eens de tijd gekregen om dat volledig goed te doen. Dan zeg ik: we gaan dat landelijk organiseren met de nationale ombudsfunctie. Maar dan zegt mevrouw Van den Hul dat het allemaal weer niet goed is en dan moeten we het weer helemaal anders gaan doen. Dat lijkt mij gewoon geen goede route. Wij zijn volop bezig met deze route. Daar wou ik op doorgaan, dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Afrondend, heel kort, voorzitter. Ik heb niet gezegd dat het helemaal anders moet. Ik heb gezegd dat er iets bij moet, dat er iets naast moet. Want wat er nu is, is nog niet klaar — dat geeft de minister zelf toe — én niet voldoende. Want ook in de casus die we onlangs voorbij hebben zien komen in Amsterdam, was er een ombudspersoon maar loopt de klacht toch vast. Uiteindelijk is er niets veranderd en voelen studenten zich totaal niet gehoord en voelen zij zich in de kou gezet. Het is hartstikke goed dat daar nu meer aandacht voor is en dat daar nu naar wordt gekeken, maar het is nog niet af en niet voldoende. Dus mijn verzoek was daarom ook al vorig jaar: zorg naast die optie voor een landelijke optie. Dat is het verzoek. Niet om het helemaal anders te doen zoals ik de minister net hoor zeggen. Nogmaals, ik hoor geen overtuigend verhaal van de minister waarom dat niet kan. Dat dit op instellingsniveau worden uitgerold, is hartstikke mooi, maar het is niet genoeg.

Minister Van Engelshoven:
Volgens mij willen we toch allebei precies hetzelfde: een goed functionerende ombudsfunctie op alle universiteiten en een landelijke voorziening. Die landelijke voorziening is de Nationale ombudsman, die zich actief heeft aangeboden om daarover met elkaar in overleg te gaan. Dus ja, wat we willen is een goed functionerende voorziening op alle instellingen plus een nationale voorziening. Ik zie niet waar het probleem zit, dus ik ontraad de motie, want u heeft op dit punt eigenlijk al een toezegging gekregen.

De tweede motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 850 gaat over de monitoring. U weet dat wij het komend najaar komen met een nationaal actieplan op dit punt. Onderdeel daarvan is dat we met alle betrokken partijen de monitoring ook fors willen uitbreiden. Daaronder valt ook echt monitoring op het gebied van inclusie en sociale veiligheid. Maar we moeten wel eerst bezien — daarom vraag ik u toch echt geduld te hebben — wat we willen meten en wat we kunnen meten, en dan pas kunnen we bezien of die doelen ook afrekenbaar kunnen zijn. Misschien is het verstandig om de motie aan te houden totdat het actieplan er is, dan kunnen we het op dat punt finetunen. Maar als u mij nu vraagt om dat alvast te doen, zeg ik: dat is een stap te snel. Dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Volgens mij is het dictum heel duidelijk, namelijk: "in overleg toewerken naar". Ik wil wel geïnformeerd worden voor het einde van het kalenderjaar. Want al die slachtoffers die nu niet weten waar ze terechtkunnen, verdienen ook transparantie en afrekenbaarheid. Dus volgens mij verzoek ik helemaal niet om dat nu stante pede in te voeren, maar staat er heel duidelijk in het dictum: "voor het einde van het jaar geïnformeerd worden". Dus ik wil de motie nu toch wel indienen, juist als stip aan de horizon naar meer transparantie en voorbij de vrijblijvendheid die toch helaas nu op dit dossier wel ook zit.

Minister Van Engelshoven:
Ik heb mijn toelichting gegeven. Ik wil eerst kijken in het nationaal actieplan of het mogelijk is om dit te monitoren, of het mogelijk is om die afrekenbare doelen te stellen, of dat zinvol is om dat te doen. Dus ik vraag nogmaals om de motie aan te houden tot dat punt. Dus wellicht — maar dat weet ik nu echt nog niet — kunnen we dat voor het eind van het jaar doen.

Dan de motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 851. Ook die moet ik ontraden, want daarbij ontbreekt het aan een dekking. Daar heb ik op dit moment niet de ruimte voor. De ruimte die wij hiervoor hebben in de begroting en de suppletoire begroting die hier in de Kamer ligt, is niet toereikend om dat nog breder te doen. Overigens, maar dat heb ik in het debat ook toegelicht, hebben we er bewust voor die laatstejaarsstudenten voor gekozen om het zo te doen, omdat ik vind dat zij er nog altijd meer aan hebben dat iedereen alles op alles zet om uiteindelijk die vertraging te voorkomen of op te lossen. Een diploma op tijd is altijd nog beter dan compensatie. Die druk wil ik er wel op houden.

Dan de motie op stuk nr. 852 van de heer Paternotte en mevrouw Westerveld over onderwijsactiviteiten in de avonden en de weekenden. Ja, ik vind het belangrijk dat de medezeggenschap daarbij een rol krijgt. Het lijkt mij ook heel goed om de vinger aan de pols te houden hoe dat gaat. Geeft u mij de ruimte om de motie zo te interpreteren — ik heb dat ook eerder aan de heer Futselaar gevraagd — dat dat geen heel zware monitor zal zijn, want men moet nu niet nog extra werklast krijgen. Maar laten we met elkaar indicaties in de gaten houden van in hoeverre dat gebeurt. Ja, daar wil ik uw Kamer graag over informeren. Deze motie geef ik dus oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan de heer Wiersma. Hij had geen moties, maar wel een vraag, ook naar aanleiding van een eerder ingediende motie. Het ging om de motie over de oploop in de NWA. In reactie op die motie heeft de Kamer een brief gekregen. De helft van die oploop, dus 11 van de 22 miljoen, gaat naar thematische calls. Dat gaat dit jaar naar AI. De volgend jaren gaat het ook naar sleuteltechnologieën, maar er moet nog bepaald worden welke. Dat is dus voor een jaar. We hebben met zowel het ministerie van EZK als de Kenniscoalitie gesproken over de brief die we gekregen hebben. Ik proef in uw vraag een beetje: ik heb toch het gevoel dat niet iedereen in de Kenniscoalitie dat even goed droeg. De Kenniscoalitie is ook een coalitie, en in coalities — u weet dat als geen ander — krijgen mensen meestal niet honderd procent hun zin, maar probeer je wel te kijken waar de coalitie zich in den brede in kan vinden. Ik kan me best voorstellen dat er leden van de Kenniscoalitie zijn die zeggen: als wij het alleen voor het zeggen hadden, dan hadden we het misschien net iets anders gedaan. Ik zou zeggen: welkom in onze wereld.

Voorzitter. Dan de vraag van de heer Wiersma over ...

De voorzitter:
De heer Wiersma heeft eerst nog een vraag over wat u net zei, volgens mij.

De heer Wiersma (VVD):
Ik moest het even verwerken, voorzitter, maar ik was snel genoeg. Natuurlijk kunnen coalities verschillen, maar het mooie is nou juist dat de Kenniscoalitie hier níét over verschilde. Ze hebben in de brief van 13 december namelijk gezegd: "We willen meer synergie. We zien nu dat het te vaak tot versnippering leidt en tot een niet optimale inzet van onderzoeksmiddelen. Wij stellen voor die 22 miljoen te besteden aan thematische calls." Dat zeggen zij. U zegt nu: nee, we besteden de helft ervan daaraan. Als ik het goed begrijp, zegt u dat er nu 11 miljoen naar AI gaat en de komende jaren 11 miljoen naar sleuteltechnologieën. Dat begrijp ik goed, hè? Maar dan vraag ik me af: waarom zouden we daar niet gewoon 22 miljoen naar thematisch onderzoek van maken? Want dat is de Kenniscoalitie met elkaar eens geworden. Dat staat in de brief.

Minister Van Engelshoven:
Maar het is niet alsof de Kenniscoalitie dit land bestuurt. We hebben ook nog twee departementen die een brief sturen. In overleg tussen de Kenniscoalitie, de staatssecretaris van EZK en mijzelf is deze keuze gemaakt. Iedereen had daar overigens begrip voor. Dat heb ik u juist uitgelegd. Het gaat er ook om waar we met elkaar uit komen. Als ik nu kijk hoe we ervoor staan, zie ik overigens dat we die oploopmiddelen heel hard nodig hebben om bijvoorbeeld vraagstukken die zich nu voordoen in het vrije onderzoek rondom de NWA, bestaande problematiek, op te lossen. Die ruimte is er op dit moment dus ook helemaal niet. Ik heb ze vorige week ook allemaal gesproken, samen met EZK, en bij mij heeft niemand uit die coalitie gemeld: zoals u dat in die brief voorstelt, kan het echt niet. Dus nogmaals, ik ontraad deze motie nog steeds. De manier waarop we het gaan besteden blijft zoals staat in de brief die wij u gestuurd hebben.

De heer Wiersma (VVD):
Ik heb hier geen motie over ingediend. Ik heb daar ook niks over gezegd. De minister ontraadt dus een motie die ik niet heb ingediend.

De voorzitter:
Nee, u hebt een vraag gesteld.

De heer Wiersma (VVD):
Precies. Maar wat ik hier hoor, klopt toch niet helemaal met wat ik hoor in het veld, ook over de manier waarop dit tot stand is gekomen. Het veld heeft dit in december gevraagd. De minister stuurt in juni die brief, ongeveer twee weken nadat hier in de Kamer een motie is ingediend en aangehouden om de hele oploop te besteden aan thematische calls. Ik zou toch willen vragen — dat is de vraag die ik stelde en waar ik nog geen antwoord op heb gekregen — of de minister bereid is om met de Kenniscoalitie de lucht te klaren. Ik denk namelijk dat we die coalitie de komende jaren echt nodig hebben. Is ze bereid om met hen te kijken hoe we toch met de gehele Kenniscoalitie tot een gedragen invulling van die oploop kunnen komen? Ik zou zeggen: wat is erop tegen om dat te doen? Dat voorkomt in ieder geval dat ik erover na moet denken om de motie die ik heb aangehouden toch in te dienen. Ik zou het een mooi gebaar vinden naar hen toe, dat ook wel heel wat ruis weg zou nemen. Die moeten we met z'n allen niet willen.

Minister Van Engelshoven:
Ik probeer juist uit te leggen dat dat gesprek vorige week heeft plaatsgevonden.

De heer Wiersma (VVD):
Ik merk dat dat geen gedragen voorstel is. Als de minister hier zegt dat alle partijen dat steunen, dan vraag ik die partijen om dan maar duidelijk te maken dat dat niet zo is, want ik heb vorige week nog berichten van partijen gezien.

De voorzitter:
Meneer Wiersma, de minister is aan het woord.

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Ik heb hier verder niets aan toe te voegen. We hebben de brief gestuurd. Ik meen dat we vorige week — maar het kan ook de week daarvoor zijn geweest — een oploop hebben gehad met de hele Kenniscoalitie en de staatssecretaris van EZK op mijn ministerie. Daar hebben we de balans tussen thematisch en ongebonden besproken. Ik heb daar geen enkel signaal gehad dat de brief die verzonden was, niet kon.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:
Dan de vraag van de heer Wiersma over de IUASR. U vraagt of je niet lopende het proces alvast de bevoegdheid tot graadverlening on hold kunt zetten. Dat kan niet, want dat heeft vergaande consequenties voor de instelling. Want u kunt zich precies voorstellen wat daar gebeurt: daar studeren dan studenten die weten dat ze daar geen graad meer kunnen halen. U weet wat er dan gebeurt. Stel dat u aan een universiteit studeert en de minister zegt dat ze de bevoegdheid tot graadverlening on hold zet en dat het onzeker is of u aan die universiteit een graad kunt halen, dan gaat u uw heil ook elders zoeken. Wij proberen op een rechtsstatelijke manier te opereren en daarin is dit geen optie die stand kan houden.

Voorzitter, dan de motie op ...

De voorzitter:
Voordat u verdergaat ... Meneer Wiersma, kort graag.

De heer Wiersma (VVD):
Jazeker, ik probeer natuurlijk de methode-Futselaar toe te passen, maar dan hoop ik wel dat daar iets uit komt waar ik geen motie voor nodig heb.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Wiersma (VVD):
Ik heb de heer Futselaar nog nodig. Nee, wat ik vroeg, was: is er bijvoorbeeld een mogelijkheid om ... De minister gaat in op dat voorbeeld. Dat is goed. Als dat niet kan, dan kan het niet. Maar we vinden met elkaar wel dat het een heel lang proces is. Op die manier kun je discriminatie in ieder geval niet snel afstraffen. Dat is eigenlijk iets waarvan we met elkaar zeggen: zou dat niet sneller kunnen? Ik vraag de minister dus niet of dit kan in deze specifieke casus, maar om te bekijken of te verkennen op welke manieren we dat nou wel sneller zouden kunnen doen waar dan ook discriminatie in het onderwijs aan de orde is; in dit geval daar. Want dat vertragen, weer kunnen opzoeken, weer uitstellen en weer bezwaar maken en dan in het kleinste Nederlandse dagblad, het Nederlands Dagblad, nog weer een soort van excuses aanbieden, is een lange neus naar ons allemaal. Dat dienen we te bestrijden.

Minister Van Engelshoven:
Ik heb op dit punt al eerder een brief naar de Kamer gestuurd. Dit is de eerste keer dat we de procedure van de commissie maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef hebben gehanteerd. Ook ik vond dat dat proces lang duurde. Ik heb ook uitgelegd dat er een element aan zat dat specifiek was voor deze casus. We hebben u ook een brief gestuurd waarin staat dat we dit hele proces nog eens tegen het licht hebben gehouden en dat we ook hebben gekeken welke mogelijkheden binnen de wet daar ruimte voor bieden, dus binnen de wettelijke kaders waarvan we in dit land vinden dat we die in de zorgvuldigheid van het rechtsverkeer moeten hebben. Die ruimte hebben wij niet gevonden. Ik vind dat elke onderwijsinstelling gewoon gebruik mag maken van de rechten die u en ik ook hebben in dit land. Helaas — u kunt dat jammer vinden — mogen mensen beroep en bezwaar maken.

Dan de motie op stuk nr. 853 van mevrouw Westerveld en de heer Van den Berge over het gebruikmaken van een uitzondering op de WAB voor postdocs. Ik heb met u in het debat gewisseld dat ik vind dat we linksom of rechtsom moeten voorkomen dat postdocs tussen wal en schip vallen. Ik heb ook met de minister van SZW gewisseld hoe we dat op een goede manier kunnen doen. Het idee van het veld was om een uitzondering te maken op de ketenregeling van de Wet arbeidsmarkt in balans. Dat vinden we geen verstandig idee, omdat je dan een onnodig en ongewenst precedent gaat scheppen. Het is hier ook niet nodig, want er is een andere oplossing voorhanden. Dat heb ik het veld ook meegegeven. Naar aanleiding van het debat heb ik het met de collega van SZW nogmaals gecheckt: wat is hier nou verstandig? Er is al gewoon de mogelijkheid om postdocs een vast contract te geven met een beëindigingsovereenkomst. Dat geeft de mogelijkheid tot ontbinding als het aan de orde is. Die mogelijkheid is er dus. We hebben het ook gecheckt en dit kan. We kunnen dus een oplossing vinden voor deze groep zonder dat we de deur moeten openzetten naar en een precedent moeten scheppen voor een uitzondering op de WAB. De zorg van de minister van SZW, die ik heel goed begrijp, is dat er dan waarschijnlijk nog heel veel partijen in de rij staan om in deze tijd een uitzondering te krijgen. Dat moeten we met elkaar niet willen. Er is een oplossing voorhanden. Die deel ik ook met het veld. Het kan gewoon geregeld worden. Ik ontraad de motie dus.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dit probleem horen we juist uit het veld van individuele universiteiten en de VSNU. We gaan dit dus even terugleggen. Ik heb nog wel een vraag aan de minister. Het unieke van het zijn van postdoc is dat je onderzoek doet. Dat duurt een beperkt aantal jaren. Daarna ben je klaar. In heel veel beroepen zit er geen einde aan. Daarom snap ik niet zo goed het argument dat het een precedentwerking heeft. Het is een vrij uniek beroep.

Minister Van Engelshoven:
Er zijn meer van dit soort situaties denkbaar, zeker in deze tijd. Ik weet dat u, als u dit teruglegt bij de VSNU, van individuele instellingen hoort: wij hebben een voorkeur voor de uitzondering op de WAB. Dat begrijp ik. Het legt meer het risico bij de postdoc dan bij de instelling. We hebben dit uitvoerig met hen besproken. Ik heb hun ook beloofd dat ik met Sociale Zaken heel goed zou kijken wat we de meest wenselijke oplossing vinden. We zijn gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat het vaste contract met een beëindigingsovereenkomst echt de meest wenselijke oplossing is. Die is ook begaanbaar. Wij houden vast aan die lijn. Ik ontraad de motie dus.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 854 over het gesprek over de betere balans tussen ongebonden en strategisch onderzoek. Naar aanleiding van het rapport-Weckhuysen ga ik graag dat gesprek aan. We hebben in het debat besproken dat dit een goede richting is om op te gaan. Deze motie geef ik dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 855 van mevrouw Westerveld over studenten met een functiebeperking. Die geef ik oordeel Kamer, omdat het heel goed is om bij accreditaties te kijken naar de passendheid van afstandsonderwijs en digitale leermiddelen, met name voor studenten met een functiebeperking.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 856, ook van mevrouw Westerveld, gaat over de lerarenbeurs. Ik kan niet meer tellen hoe vaak ik dit met haar gewisseld heb, dus het zal haar niet verbazen dat ik deze motie ontraad. Omwille van de tijd lijkt het mij verstandig om die argumenten niet opnieuw te gaan wisselen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik hoor liever wel een paar argumenten. Ik heb de indruk dat dit de collega's hier kan helpen in hun oordeel over de motie, want we hebben hierin een heel andere positie. De minister zegt: de communicatie was wel duidelijk. Ik zeg: de communicatie is niet duidelijk. Ik heb die stukken ook ingezien. Daar gaat ons dispuut dus over. Ik wil het ook wel via de mail aan de collega's sturen, maar ik heb gewoon de indruk dat het toch kan helpen als de minister aangeeft waarom ze deze motie toch ontraadt.

Minister Van Engelshoven:
Ik verwijs uw collega's door naar de volgens mij buitengewoon heldere brief die ik daarover geschreven heb. Die kunt u hun nog een keer toesturen. Dat lijkt me een buitengewoon aardige service.

Dan de motie op stuk nr. 857 van de heer Van der Molen over de voertaal. Ik wil hier graag nog een keer het volgende benadrukken. We hebben het bij de behandeling van de Wet taal en toegankelijkheid uitvoerig gehad over taal in het hoger onderwijs. We hebben daarin een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de onderwijstaal en de voertaal binnen een instelling. De onderwijstaal is echt belangrijk voor de kwaliteit en de toegankelijkheid van het onderwijs. Dat regelen we dan ook in de Wet taal en toegankelijkheid, die op dit moment bij de Eerste Kamer ligt. De motie van de heer Van der Molen vraagt mij om kaders op te stellen voor welke taal de communicatie krijgt buiten de onderwijstaal om. De vraag is dus: wat is de voertaal? U vraagt mij: stel kaders waardoor de voertaal primair Nederlands is. Dit betreft de taal waarin een instelling als bestuursorgaan acteert. Daar hebben we het namelijk over: een instelling acteert hierin als bestuursorgaan. Daarbij geldt net als voor alle andere bestuursorganen in Nederland gewoon de Algemene wet bestuursrecht. Er is dus geen reden om voor onderwijsinstellingen weer net een andere behandeling te hebben dan voor andere instellingen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht. Ik zie dus geen aanleiding om hierbij voor instellingen een ander regime te hanteren. Bovendien kan de medezeggenschap voluit meepraten over de voertaal. Ze kunnen daarover meebeslissen. Ik ontraad dus deze motie.

Voorzitter. Dan de motie ...

De voorzitter:
De heer Van der Molen wil daar graag iets over zeggen.

De heer Van der Molen (CDA):
Inderdaad, voorzitter. De minister heeft namelijk een kernvraag nog niet beantwoord. De minister zegt: de onderwijstaal moet Nederlands zijn. Dat heeft ook iets met toegankelijkheid te maken. Begrijp ik de minister dan goed dat als op een hele universiteit de voertaal Engels is, behalve de lessen die je volgt, dat dan naar de mening van de minister geen effect heeft op de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling?

Minister Van Engelshoven:
Dat heeft u mij niet horen zeggen. Ik heb gezegd dat dat aan de instelling is. Kijk, hier gelden de principes van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast is het aan de medezeggenschap om te bepalen wat hier aan de orde is. Ikzelf vind het wenselijk dat het zo veel mogelijk in beide talen gebeurt. Maar als een instelling ervoor kiest om dat anders te doen en als de gehele medezeggenschap zich daarin kan vinden, dan zie ik op dit moment geen aanleiding om daar nieuwe kaders voor te stellen, anders dan de wetten die Nederland reeds stelt.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 858 van de heer Van der Molen. Die gaat over toezicht op studenten en onderzoekers uit risicolanden. Deze motie ontraad ik, en wel om de volgende redenen. Kijk, ik heb alle begrip voor uw zorgen. Die zorgen deel ik ook. Dat hebben we ook in het debat gewisseld. Daarom doet het kabinet ook onderzoek naar in hoeverre aanvullende maatregelen nodig zijn om ongewenste kennis- en technologieoverdracht via onderwijs en onderzoek te voorkomen. Wat u mij in deze motie vraagt, is daar een onderdeel van. De focus van de maatregelen waar wij aan werken, ligt onder andere op het verhogen van de bewustwording, de informatievoorziening en het veiligheidsbeleid. Wij starten binnenkort ook een ronde van gesprekken met kennisinstellingen in het kader van bewustwording en het delen van informatie. Het kabinet wil ook met instellingen en sectororganisaties komen tot afspraken over veiligheidsbeleid en over het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht. Wij zullen uw Kamer dit najaar informeren over de voortgang op dat punt. Het screenen van studenten en onderzoekers is een hele verregaande maatregel. Als die aan de orde is, moet je die ook zorgvuldig vormgeven. Het weigeren van personen kun je namelijk ook niet doen alleen op basis van nationaliteit. Daar moet je dan ook een juridische grond voor hebben. Het moet ook proportioneel zijn. Het kabinet is druk doende om te kijken wat mogelijk is op dit gebied. Wij informeren u daar dit najaar over. Ik zou dus zeggen dat u uw motie kunt aanhouden totdat dat voorstel er ligt, want zoals de motie er nu ligt, moet ik haar echt ontraden.

De heer Van der Molen (CDA):
We vragen als CDA hier al hele lange periode naar. Dat geldt overigens ook voor andere partijen. Het rapport waarover in deze motie wordt gesproken, ligt er al tijden. We hebben daarna allerlei berichten gehad, een opeenstapeling van klachten, ook vanuit universiteiten. Rijksoverheid, vertel dan wat dat kader is! Dus ik ben niet van plan om de motie aan te houden.

Minister Van Engelshoven:
Dan wordt de motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 859 van de heer Bruins, die vraagt om in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan in te gaan op een aantal aandachtspunten. Ik ga in mijn kabinetsreactie graag op die aandachtspunten in. Dus deze motie krijgt oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk op stuk nr. 860.

De voorzitter:
De motie die met de hand is beschreven.

Minister Van Engelshoven:
Ja, de met de hand geschreven motie van de heer Bruins. Nou ja, een cursus netjes schrijven zou hier overigens best aan besteed zijn. De motie in deze vorm moet ik echt ontraden. Ik snap wat de heer Bruins wil. Ik vind het alleen problematisch om hier onderscheid te maken tussen religies. Je doet dit voor iedereen die uit religieuze overtuiging op bepaalde momenten geen tentamen kan maken of onderwijs kan volgen. Maar je kunt niet zeggen: we doen dat in het ene geval wel en in het andere geval niet. Als u dus uw motie wilt herformuleren — en volgens mij is het sowieso verstandig als u nog eens achter de typemachine gaat zitten — en u maakt ervan "op religieuze gronden", dan kunnen we volgens mij nader tot elkaar komen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb in mijn basisschooltijd alles twee keer moeten schrijven, omdat de juffen en de meesters het niet netjes genoeg vonden. Dat heeft niet tot resultaat geleid.

De voorzitter:
Dat wreekt zich dan.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik ga zelf even kijken hoe de motie eruitziet wanneer die netjes is uitgetypt. Ik ben gevoelig voor de argumenten die de minister levert. Je wilt alle religies gelijkwaardig behandelen. Dan ga ik even kijken hoe ik de motie herformuleer en of ik de motie handhaaf.

De voorzitter:
Er komt dus een gewijzigde motie.

Minister Van Engelshoven:
Dank.

Dan tot slot die ene motie van de heer Futselaar. Je zou bijna zeggen: als iemand zo zijn best doet om het met toezeggingen te doen en dan met één motie komt, dan kun je bijna niet anders dan die motie oordeel Kamer geven. Maar ik ben het ook zeer eens met de strekking van de motie. Het is heel goed dat wij in deze bijzondere tijd een vinger aan de pols houden als het gaat om studenten die uitvallen en studenten die vertraging oplopen. Dat wil ik dus graag doen. De motie op stuk nr. 861 krijgt dus oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan heb ik volgens mij alle moties van een oordeel voorzien en de vragen beantwoord.

De voorzitter:
Dan dank ik de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We zijn daarmee aan het einde van dit VAO. Over de moties wordt aanstaande donderdag gestemd.

VSO Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008

VSO Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008

Aan de orde is het VSO Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (2020Z11902).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met het verslag van het schriftelijk overleg Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Wiersma namens de VVD.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. De methode-Futselaar is mij niet goed bevallen in het vorige VAO. Ik heb dus net toch even snel een motie op de typemachine getikt, zoals de minister dat graag wil. Ik lees de motie voor. Daar zit alles in wat we nodig hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de coronacrisis het beoordelen van kwaliteitsafspraken vertraging oploopt en de studievoorschotmiddelen daarom nog één extra jaar via de reguliere rijksbijdrage worden uitgekeerd;

constaterende dat na ruim twee jaar negentien hogeronderwijsinstellingen nog geen goedgekeurd plan hebben voor beter onderwijs;

overwegende dat wanneer instellingen ook in 2021 niet beschikken over een goedgekeurd plan, zij hun belofte om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs niet nakomen;

van mening dat studenten hun kant van de belofte zijn nagekomen bij de invoering van het studievoorschotstelsel, maar dat instellingen zonder goedgekeurde plannen dit tot op heden nog niet hebben gedaan;

verzoekt de regering om komende maanden in gesprek te treden met elke onderwijsinstelling die verzaakt heeft om een goedgekeurd kwaliteitsplan in te dienen;

verzoekt de regering eveneens, in het geval dat onderwijsinstellingen na 31 december 2021 niet over een goedgekeurd kwaliteitsplan beschikken, een derde deel van de studievoorschotmiddelen over het jaar 2021 terug te vorderen en deze te verdelen over de overige onderwijsinstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 862 (31288).

De heer Paternotte (D66):
Dank voor de motie natuurlijk, maar ik vraag me af waar die nu precies voor nodig is. Als de instellingen volgend jaar niet alsnog goedgekeurde afspraken krijgen, dan verliezen ze voor 2022, 2023 en 2024 hun kwaliteitsgelden. Waarom is daar de Wiersmaboete nog voor nodig? Welke aanmaning denkt u dat die instellingen niet begrijpen?

De heer Wiersma (VVD):
Ik snap de terughoudendheid niet om instellingen aan te sporen om hun kwaliteit te verbeteren. Dat is waarom we die kwaliteitsafspraken hebben bedacht met elkaar. Als onderwijsinstellingen er nog steeds niet in geslaagd zijn om dat te doen, vind ik dat we daar best stevig over mogen zijn, maar dat we natuurlijk ook begrip mogen hebben voor de situatie met corona. Ik ben er dus niet tegen dat we het een jaar uitstellen. Ik zou alleen wel als stok achter de deur zeggen: laten we die instellingen ten eerste helpen door overleg met ze te voeren. Ten tweede: in het ultieme geval dat ze er gewoon een potje van blijven maken … Ik bedoel, ik ben daar kritisch op en ik hoop dat u dat met mij bent, want dat zou u sieren. Als ze er echt een potje van maken en dat dus niet voor elkaar krijgen, dan is het inderdaad 2022 en dan is het inderdaad 2023, maar dan is het wat ons betreft ook een derde deel — u stond er al voordat ik dat deel had voorgelezen — over 2021. Dat is een stok achter de deur voor deze instellingen en een signaal vanuit een aantal partijen dat je die kwaliteitsafspraken bloedserieus moet nemen. Als u zegt "ach ja, we zien wel of ze het nou wel of niet doen, je krijgt sowieso dat geld", dan vind ik dat u die studenten eigenlijk een beetje laat zitten en de medezeggenschap vooral niet helpt, want die heeft dat nodig als stok achter de deur. Daar ben ik van overtuigd.

De heer Paternotte (D66):
Ik neem afstand van de insinuaties van de heer Wiersma. Het gaat hier om honderdduizenden euro's, soms zelfs een miljoen — ook als je een derde terugvordert — die je dan misschien wilt gaan terughalen. Het zou u sieren als u ze in deze coronatijd, waarin docenten alles op alles hebben gezet om het onderwijs online te zetten, een bloemetje stuurt, maar u stuurt ze een aanmaning die ze echt niet nodig hebben. Dit leidt ertoe dat de hogescholen een reden hebben om dat geld op de plank te leggen in plaats van in het onderwijs te steken. Dat is ook de reden dat het ISO namens de studenten aangeeft: doe dit nou niet. Mijn vraag is dus de volgende. Als u weet dat er heus wel genoeg straf ligt om het volgend jaar niet alsnog rond te krijgen, waarom wilt u dan ook nog geld terughalen, waardoor ze dat nu misschien niet in het onderwijs kunnen steken?

De heer Wiersma (VVD):
Als u ervan overtuigd bent dat de instellingen volgend jaar gewoon goedgekeurde plannen hebben, dan zou u hier niet tegen hoeven zijn. Ik vind het belangrijk dat wij als Kamer aangeven dat we de kwaliteitsafspraken bloedserieus nemen en dat we daar ook verwachtingen tegenoverstellen. Als je na meer dan twee jaar je zaak niet op orde hebt, je nog een keer uitstel krijgt en je dan nog je zaak niet op orde hebt, dan hebben we al die studenten op die instellingen die we sinds 2015 de basisbeurs hebben afgenomen, blij gemaakt met niks. Want die hebben we beloofd dat de kwaliteit beter wordt en daar moeten ze voor staan, en wij met elkaar ook. Als u dat een beetje toedekt van "ach ja, ze doen hun best en stuurt u maar een bloemetje", dan zou ik zeggen: stank voor dank. We moeten die instellingen helpen en aansporen en daarmee de medezeggenschap vooral helpen om dat ook voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:
Was u aan het eind van uw inbreng?

De heer Wiersma (VVD):
Ja, dank u wel.

De voorzitter:
Dan dank ik u en geef ik het woord aan de heer Paternotte namens D66.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. We hebben afspraken met elkaar gemaakt over de inzet van de studievoorschotmiddelen, ook wel de middelen uit leenstelsel genaamd. Inmiddels hebben bijna alle universiteiten en de meeste hogescholen goedkeuring voor die kwaliteitsafspraken gekregen, maar we weten ook dat er heel veel eisen aan zijn gesteld en dat er in heel veel gevallen door de NVAO naar gekeken is en geconstateerd is dat die afspraken nog niet helemaal volstaan. Die instellingen kregen een herkansing en mochten het alsnog doen.

Ik ben bij meerdere van die hogescholen — daar gaat het vooral om — langs geweest. Daar zeiden ook mensen uit de medezeggenschapsraad dat het volgens hen goed was gegaan, maar dat het nog niet volledig voldoet aan het proces zoals de NVAO dat van hen vraagt. Om dan nu te zeggen dat we die instellingen de kwaliteitsmiddelen alleen onder hypotheek willen geven, in deze coronatijd, terwijl je niet van ze kunt verwachten dat ze die herkansing op dit moment op de juiste manier rondkrijgen, vind ik een verkeerd signaal aan al die docenten, maar natuurlijk ook aan de bestuurders. Die hebben de afgelopen tijd keihard gewerkt om het onderwijs online te krijgen. Nu wij in Nederland ontzettend veel instellingen en mensen uitstel geven, zelfs van hun belastingaangifte, vind ik dat een verkeerd signaal. Daarom roep ik de heer Wiersma bij dezen op om deze motie te heroverwegen.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Wiersma wil daar natuurlijk op reageren.

De heer Wiersma (VVD):
Die oproep is leuk, maar daar hebben we het net al over gehad. Daar worden we het dus niet over eens. De heer Paternotte mag zeggen wat hij wil, maar ik zeg niet dat het hele bedrag teruggevorderd moet worden. Dat is één. Ik zeg dat er een prikkel moet zitten in dat bedrag en ik noem daarbij een derde deel. Klopt het dat de heer Paternotte zegt dat hij elke financiële consequentie per definitie niet eerlijk vindt? Als dat zou betekenen dat we het een instelling op die manier iets te makkelijk maken en misschien zelfs wel demotiveren om toch met zo'n plan te komen, hoe legt hij dat dan uit aan die studenten? Ik denk dat deze instellingen ermee geholpen zijn als we hen op deze manier zouden behandelen. Dat is niet altijd leuk, maar de kwaliteit moet wel omhoog, want dat hebben we met elkaar afgesproken.

De heer Paternotte (D66):
De studentenorganisaties zijn tegen de voorstellen en dat snap ik ook. Die instellingen moeten hun afspraken volgend jaar namelijk rondkrijgen. Dat vind ik en dat vindt u ook. Als ze dat niet doen, dan krijgen ze in 2022, 2023 en 2024 niet de kwaliteitsgelden. Als dát niet voldoende motivatie is, dan snap ik het niet. Ik begrijp echt niet wat een boete van een derde van het bedrag van dit jaar daaraan toevoegt. Ik weet wel dat ze er rekening mee zullen houden als je nu zegt dat je volgend jaar misschien geld gaat terugvorderen. Ze zullen dat geld dan nu niet kunnen investeren in het onderwijs, terwijl we dat wel willen. Daarom vind ik het onverstandig. Ik denk dat uw motie niets oplost en dat het een soort aanmaning is die de instellingen echt niet nodig hebben. Er ligt immers een enorme straf op ze te wachten als ze het volgend jaar niet rondkrijgen. Maar ik denk dat de motie wel een probleem veroorzaakt en een slecht signaal geeft aan de docenten die nu keihard hebben gewerkt.

De heer Wiersma (VVD):
Wij houden verschil van mening. Op een gegeven moment hoop je wel een resultaat te zien als je studeert aan een instelling en in 2015 hebt gehoord dat je de basisbeurs kwijtraakt in ruil voor beter onderwijs. En dan hoor je nu van je instelling: "We hebben het nog niet voor elkaar, ook al hadden we daar meer dan twee jaar de tijd voor. We krijgen nu nog een jaar, maar we hebben het nog niet voor elkaar." Dan is het toch gewoon een keer klaar? Dan moeten we toch die medezeggenschappen op die instellingen gaan helpen? Het voorstel dat ik nu doe, is dan toch zeker juist voor hen een hulpmiddel om tegen die instellingen te zeggen "jongens, breng je zaakjes op orde"? U ontneemt ze eigenlijk de kans om dat stevige gesprek met die instellingen te voeren en dat vind ik zonde.

De heer Paternotte (D66):
Dit is gewoon simpelweg niet waar. Het gaat om heel veel instellingen die nu voor de eerste keer de afspraken moeten aanpassen en een aantal dingen opnieuw moeten doorlopen. Dat kan nu niet vanwege de corontatijd. Volgend jaar moet dat alsnog en dat vinden u en ik allebei. Die boete heeft daarvoor geen enkel nut. U zegt "de studenten hebben er recht op", maar dat vind ik ook. Ik vind dat die studenten dit jaar recht hebben op die kwaliteitsgelden. Die moeten worden geïnvesteerd in het onderwijs, want ze zijn hun basisbeurs ervoor kwijtgeraakt. Daarover hebben wij, VVD, D66, GroenLinks en PvdA, niet voor niets een akkoord gesloten. Dat geld moet dus nog dit jaar naar het onderwijs. Ik zie absoluut niet de meerwaarde om dat geld onder hypotheek te geven door te zeggen dat je het volgend jaar misschien gaan terugvorderen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik kan voor een deel best wel meegaan met wat de heer Paternotte zegt, maar ik zou hem wel willen vragen of hij het niet ook met ons eens is dat het best wel wrang is voor de studenten aan wie beloofd is dat de kwaliteit en de toegankelijkheid verbeterd zouden worden in ruil voor het leenstelsel. Ten eerste is het de vraag of de voorinvesteringen op de goede plek zijn terechtgekomen. We weten dat dat voor een deel niet is gebeurd. We merken nu bovendien een paar jaar later dat een aantal instellingen het toch niet voor elkaar krijgt om zich te houden aan de kwaliteitsafspraken. Wat zouden we dan kunnen doen om ervoor te zorgen dat de beloftes die we hebben gedaan aan deze studenten, wél worden nagekomen? Naar zo'n mogelijkheid zoek ik wel.

De heer Paternotte (D66):
Ik ben sinds vorige zomer woordvoerder op dit dossier. Ik ben bij ongeveer de helft van de hogescholen langs geweest. Ik heb bijna overal over dit onderwerp gesproken, omdat dit bij heel veel hogescholen speelt. Het speelt veel minder bij de universiteiten, maar die hogescholen geven allemaal aan dat zij toch wel moesten wennen aan de precieze eisen die er gesteld werden. In sommige gevallen is er inderdaad te gemakkelijk aan bepaalde zaken voorbijgegaan. Ze zijn daarom blij dat ze een nieuwe kans krijgen. Alleen kwam die wel op dit moment, in deze coronatijd. Ik snap heel goed dat ze dat niet helemaal goed hebben kunnen doen.

Natuurlijk moet iedereen zich uiteindelijk aan de afspraken houden. Maar als dat volgend jaar niet lukt, gaat de kwaliteitsbekostiging van '22, '23 en '24 aan ze voorbij. Dat gaat per instelling in elk geval om honderdduizenden euro's en in de meest gevallen zelfs om miljoenen euro's. Dat ze dat geld niet krijgen, is voldoende stimulans om het nu wel goed te doen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat begrijp ik, maar ze hebben natuurlijk uitstel gekregen vanwege de coronacrisis. Dat is ook voor niemand het punt. Het gaat erom dat de afspraak is gemaakt door uw en mijn partij dat de toegankelijkheid en de kwaliteit worden gewaarborgd. Ik gaf net al aan dat de voorinvestering niet overal goed is gelukt en nu hebben we dit weer. Wat kunnen we dan wel doen om onze belofte als politieke partijen na te komen dat die studenten beter onderwijs krijgen en dat er geld wordt gestoken in de toegankelijkheid van het onderwijs?

De heer Paternotte (D66):
Ik denk dat wij echt wel goede eisen hebben opgesteld, even los van wat je verder van het leenstelsel vindt. Het principe dat de medezeggenschap daar aan zet moet zijn, is ook waarom er heel kritisch naar die kwaliteitsafspraken wordt gekeken. Een voorbeeld dat ik hoorde, was dat de medezeggenschap eigenlijk heel content was met de afspraken, maar dat er vrij laat in het proces nog kleine dingen gewijzigd zijn. Dat ging om zaken als boeken in de bibliotheek, die e-books werden, en op basis daarvan is dan gezegd: op dat element is het proces niet helemaal goed doorlopen en op basis daarvan kunnen we de kwaliteitsafspraken nu niet goedkeuren. Dat snap ik, want regels zijn regels, maar om dan nu te zeggen "we gaan misschien volgend jaar een deel van dat geld terughalen, omdat dat nu nog niet geregeld is", vind ik echt in deze tijd precies het verkeerde signaal aan de docenten en ook aan de studenten die hieraan werken.

De voorzitter:
U was aan het eind van uw betoog, begrijp ik? Dat is het geval. Dank u wel. Dan geef ik als laatste het woord aan mevrouw Westerveld. Nee, dat is niet nodig, zie ik. Dan schorsen wij heel even zodat de minister de motie kan bekijken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister. Eén motie.


Termijn antwoord

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Toen ik de motie zag en het debat net hoorde, moest ik terugdenken aan het eerste gesprek dat ik als minister had met alle onderwijsinstellingen en de studentenbonden over de te maken kwaliteitsafspraken. Zij deden één oproep aan mij. Ze zeiden: "Minister, wat we ook afspreken, zorg dat er geen systematiek komt zoals we die hadden met de prestatieafspraken, die het mogelijk maakte om terug te vorderen. Doe dat niet, want het is funest voor investeringen in kwaliteit. Dan gebeurt namelijk precies het omgekeerde van wat je wenst, want als het risico boven tafel blijft hangen dat je het geld dat je wilt investeren, weer terug moet betalen, dan ga je niet investeren. En dan doe je dus precies de studenten tekort." Dat was een unisono oproep.

Daarom hebben wij de kwaliteitsafspraken vormgegeven zoals we ze vormgegeven hebben, en daarom willen we niet meer werken met een systematiek waarin er teruggevorderd wordt. We gaan juist werken met een systematiek waar je zeker bent van je geld, maar als je het echt verprutst, krijg je niet de oploop. Dát vond iedereen een faire afspraak. In het proces dat we nu hebben vormgegeven, hebben we gezegd "in deze coronatijd geven we ook enig uitstel daarvoor". Dat gebeurt een beetje om redenen zoals de heer Paternotte ze schetst. Als je kijkt waar de afspraken nog niet zijn goedgekeurd, dan is dat met name bij hogescholen, en eigenlijk omdat men onderschat heeft hoe stevig ook de NVAO boven op de kwaliteit van die afspraken ging zitten. Dus is er nog even ruimte nodig voor een verbeterslag, maar ik heb — ook als ik met instellingen spreek — de vaste overtuiging dat zij alles op alles zetten om dat op orde te krijgen.

Ik vind het fair dat zij in deze tijd, waarin je juist moet investeren in kwaliteit van onderwijs, daar nog even de tijd voor krijgen. Als je nou wilt dat er in het komende jaar níét wordt geïnvesteerd, dan moet je deze motie aannemen. Dan weet je namelijk zeker dat instellingen dat geld op de plank laten liggen. Met het zwaard van Damocles boven je hoofd dat je het misschien moet terugbetalen, ga je dat geld niet uitgeven. Dat doe ik thuis ook niet. Als ik weet dat ergens mogelijk nog een vordering op komt, dan hou ik dat geld wel op mijn rekening. Dat vinden we dan ook nog verstandig. Als je dus wil dat studenten krijgen waar ze recht op hebben en dat docenten krijgen waar ze recht op hebben, dan zorg je ervoor dat dat geld wordt geïnvesteerd. En ja, graag zo snel mogelijk, en ja, volgens goede kwaliteitsafspraken. Maar ga instellingen niet juist nu belasten met dreigementen dat ze het moeten terugbetalen. In potentie gaat het om miljoenen euro's wanneer we zeggen dat ze de oploop niet krijgen. Dan doet iedereen natuurlijk z'n stinkende best om goede afspraken te maken. Laat daar geen twijfel over bestaan. Maar ik ben er hartstikke tegen om juist nu, in deze tijd, terug te keren naar oldskool-prestatieafspraken, dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:
Ik dank de minister. We zijn daarmee aan het eind van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Donderdag wordt er over de motie gestemd.

Tweede Verzamelspoedwet COVID-19

Tweede Verzamelspoedwet COVID-19

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Tweede Verzamelspoedwet COVID-19) (35497).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik stel voor, gezien het feit dat volgens mij alle woordvoerders hier zijn, dat we meteen doorgaan met ons volgende onderdeel. Dat is de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19, ook met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Westerveld namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. We zitten midden in onzekere tijden. Niet alleen in het onderwijs en in de zorg, waar ik zo dadelijk wat over ga zeggen, maar ook hier in de Tweede Kamer was het vaak improviseren de laatste tijd. Veel geplande debatten zijn niet doorgegaan, maar dat betekende voor velen van ons niet dat er minder drukte was. Ik weet dat op de ministeries keihard is doorgewerkt om scholen en leerkrachten te ondersteunen, te werken aan steunpakketten en soms ook hele heftige besluiten te nemen.

Voorzitter. Het schrappen van de eindtoets op de basisschool, het schrappen van examens, het sluiten van onderwijsinstellingen, van basisschool tot universiteit: dat alles heeft natuurlijk enorme gevolgen voor leerlingen, onderwijspersoneel en bestuurders. Maar het heeft ook gevolgen voor wet- en regelgeving, zoals blijkt uit de spoedwet die we vanavond bespreken. Wij zien best dat de behandeling noodzakelijk is, omdat er snel duidelijkheid moet komen voor scholen over hoe bijvoorbeeld de beoordeling door de onderwijsinspectie plaatsvindt. We begrijpen goed dat het, met het wegvallen van de eindtoets van afgelopen jaar, onmogelijk wordt om de resultaten van de afgelopen drie jaar mee te nemen in de inspectiekaders. Want als er geen toets is, dan zijn er immers ook geen resultaten. We snappen ook dat daarom een technische wijziging van deze wet noodzakelijk is.

Tegelijkertijd hebben we er enige problemen mee dat noodmaatregelen en niet-noodmaatregelen nu gezamenlijk in een wetsvoorstel worden gestopt. Dat had wat ons betreft misschien anders gekund, omdat wetgeving natuurlijk echt zorgvuldig moet gebeuren en we nu in een enorm hectische tijd al die voorbereiding hebben moeten doen. Ik voel me daar toch niet helemaal goed bij, omdat wetgeving flink wat tijd en voorbereiding kost. Ik heb daarnaast ook een aantal verhelderende vragen aan de minister.

Voorzitter. Allereerst over de studentencompensatie. Daar zijn net een aantal moties over ingediend. Ik heb daar ook nog een aantal vragen over, want de regering geeft in haar beantwoording aan dat op dit moment niet goed is in te schatten hoe groot de studievertraging is voor studenten van overige jaargangen, dus niet van de laatste jaargang. De minister geeft ook aan dat ze goede hoop heeft dat veel van deze studenten de vertraging toch kunnen inhalen. Maar hoop geeft studenten natuurlijk geen zekerheid. Bovendien hoorde ik van de studentenorganisaties, LSVb en ISO, dat ze inschatten dat veel meer studenten studievertraging oplopen. Het ISO heeft dit ook onderzocht. Zij zeggen dat 54.000 studenten studievertraging oplopen als gevolg van corona. Ik zou de minister willen vragen: hoezo kan het ISO dit wel uitzoeken en heeft het ministerie nog geen gegevens? Ik wil de minister vragen wanneer zij verwacht een inschatting te hebben van het aantal studenten dat vertraging oploopt, en hoe dat zit voor niet alleen studenten in het laatste jaar, maar ook in de andere jaargangen. Ik zou de minister willen verzoeken om met de studentenorganisaties eens na te denken — daar is ze waarschijnlijk al mee bezig — over deze groep en misschien ook over compensatie voor deze groep.

Voorzitter. Bovendien kan ik me voorstellen dat ook studenten met een functiebeperking extra vertraging oplopen, want deze studenten maken vaak al extra kosten. Ze maken vaker extra kosten voor bijvoorbeeld levensonderhoud, huisvesting en vervoer. Dit zijn studenten die soms minder goed in staat zijn dan andere studenten om aanwezig te zijn, vanwege hun handicap of vanwege chronische vermoeidheid. Het zijn ook studenten die vaak minder goed een bijbaan kunnen hebben. Ik zou de minister willen vragen of deze groep goed in beeld is, en of deze studenten voldoende gebruik kunnen maken van regelingen en gemeentelijke regelingen voor inkomensondersteuning. Graag een reactie van de minister.

De minister zegt in haar beantwoording dat een aantal niet-EER-landen ook is aangesloten bij de Europese Hogeronderwijsruimte en het Bolognaproces. Ik zou de minister willen vragen welke landen dat zijn en of studenten uit die landen alsnog kunnen worden meegenomen.

Voorzitter. Ik lees in de memorie van toelichting ook dat instellingen door dit voorstel studenten kunnen inschrijven die door COVID-19 hun opleiding niet tijdig hebben kunnen afronden. Nu hebben we in het debat hiervoor ook een discussie gehad met minister Slob over het voortgezet speciaal onderwijs en studenten die opgaan voor deelcertificaten. Daar zit een aantal studenten, of leerlingen nog, bij die deelcertificaten nodig hebben voor een opleiding in het hoger onderwijs. Ik wil de minister vragen of zij ook specifiek naar deze groep wil kijken.

Voorzitter. We bespreken hier een verzamelwet met spoedmaatregelen naar aanleiding van de coronacrisis. Het is heel ongebruikelijk, maar ik ga hier ook wat zeggen over zorg. Wij hebben een amendement op deze wet ingediend om het mogelijk te maken dat de kosten van deze coronacrisis niet zullen leiden tot een hogere zorgpremie, en dit was nu eenmaal het handigste moment van de week om dat in te dienen. Want door de uitbraak van de coronacrisis zijn de uitgaven voor ziekenhuizen en andere zorgaanbieders enorm toegenomen. Ziekenhuizen verwachten de komende jaren nog zo'n 3 miljard extra aan kosten te maken vanwege alle coronazorg. Die kosten kunnen nog verder toenemen als er een tweede golf zou komen. Ons zorgsysteem is nu zo ingericht dat als er extra zorgkosten worden gemaakt, dit wordt verhaald op de gewone mensen via zorgpremies. Juist in een tijd waarin er heel veel onzekerheid is, waarin veel mensen hun baan zijn verloren en waarin er ook veel onzekerheid is over de financiële situatie, terwijl de zorgkosten de afgelopen jaren flink zijn gestegen, wordt het wat GroenLinks betreft echt tijd om hierin andere keuzes te maken. Wat ons betreft betalen dus niet de lagere en de middeninkomens de rekening van de crisis, maar dragen grotere bedrijven veel meer bij. Daarom komen wij met het voorstel om de zorgpremie te bevriezen. Dit is een politieke keuze. Die kunnen we deze week nog maken door voor ons voorstel te stemmen. Dit is een manier om te voorkomen dat de zorgkosten voor mensen in dit land nog verder stijgen.

Voorzitter, dan even wat technischer. Het gaat er hier om dat de zorgkosten die voortvloeien uit de coronacrisis, kunnen worden verhaald op de zogenaamde catastroferegeling. In die catastroferegeling is opgenomen dat zorgverzekeraars een extra rijksbijdrage kunnen ontvangen om de kosten als gevolg van de pandemie te dekken wanneer zij kunnen aantonen dat zij hun reserves maximaal hebben ingezet. Het gaat hier dus eigenlijk om de manier waarop wij de kosten van de coronacrisis willen verdelen. Wie vragen we om geld bij te dragen? Wij willen voorkomen dat mensen €250 of meer aan premie moeten betalen. Daarom zou ik de minister willen vragen of zij namens het kabinet een reactie kan geven op dit amendement, hoewel ik weet dat dit niet haar onderwerp is. Ik zou haar ook willen vragen of zij kan toezeggen dat de zorgpremie niet stijgt, ook niet als er een tweede golf komt. Graag krijg ik straks ook een reactie van de minister op deze punten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Rog namens het CDA.

De heer Rog (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een verzamelspoedwet die verder reikt dan alleen OCW, en ik heb over een aantal andere beleidsterreinen nog wat vragen.

Voor het deel waarvoor deze minister verantwoordelijk is, dat onder haar portefeuille valt, danken wij het kabinet voor de beantwoording van de vragen die wij eerder schriftelijk konden stellen. Wij kunnen ons vinden in de tijdelijke wetswijziging ten aanzien van de opleiding van studenten bewegingsonderwijs en de leerresultaten. Wij zijn ook tevreden met de antwoorden op vragen die wij hebben gesteld over de aspirant-studenten in het hoger onderwijs. Het is goed dat studenten specifiek op de gevolgen van het coronabeleid gemonitord worden. De CDA-fractie is blij met de flexibiliteit die de minister in het hoger onderwijs vormgeeft, zoals de zachte knip en het behoud van studiepunten.

Wat betreft Infrastructuur en Waterstaat danken wij het kabinet voor de verheldering over wie in aanmerking komen voor de omwisseltermijn voor het verlengen van buitenlandse rijbewijzen. Hiermee wordt duidelijk dat het voorstel ook betrekking heeft op een houder van een rijbewijs uit een zogenaamd derde land. Ik heb nog een vraag. Is het kabinet bereid de effecten op de verkeersveiligheid te monitoren van het voorstel voor houders van een niet-Nederlands rijbewijs van buiten de Europese Unie?

In de beantwoording wordt verder aangegeven dat in de reguliere overleggen van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de RDW, het OM en de politie in algemenere zin nader wordt ingegaan op de mogelijke effecten op de verkeersveiligheid rond houders van een niet-Nederlands rijbewijs van buiten de Europese Unie. Is de minister bereid om de Kamer op de hoogte te houden van uitkomsten van deze overleggen over mogelijke effecten op de verkeersveiligheid, met name in de landen waar de eisen voor een rijbewijs veel lager zijn dan in Nederland en weinig sprake is van drukke snelwegen?

Wat betreft Justitie en Veiligheid hebben we met D66 een eenvoudig amendement ingediend, maar in die eenvoud schuilt toch ook de schoonheid. We zien uit naar een positieve appreciatie van dat amendement door de minister. Dank u wel.

De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is het woord aan de heer Paternotte namens D66. Gaat uw gang.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, dank. Spoedwetten zijn spoedwetten, met spoed gemaakt en dus ook met spoed te behandelen door een Kamer. Maar dat is ook nodig in deze tijd en daarom is het goed dat ze er zijn. Wij zijn zeer tevreden over het feit dat de compensatie er komt voor de studenten die nu studievertraging oplopen, dat de regeling er specifiek op gericht is om studenten met een aanvullende beurs te ondersteunen en dat dat op deze manier geregeld wordt. Ik ga er verder niet al te veel over zeggen, want onder andere middels de motie-Jetten/Heerma en in het daaropvolgende debat hebben we er een hoop over gezegd.

Over het amendement, dat qua schoonheid, eenheid en eenvoud inderdaad onovertroffen is, zou ik toch nog even willen zeggen waar het vandaan komt. Wij vinden het heel goed dat we de achterstanden in de rechtspraak gaan wegwerken, want een achterstand in de rechtspraak is een achterstand in de rechtsstaat. Daarvoor kunnen we inderdaad rechters gaan inzetten die het vak kortgeleden verlaten hebben. Alleen, als we zeggen dat we dat niet beperken tot alleen rechters die dat in de afgelopen twaalf maanden hebben gedaan, maar dat we ook rechters inzetten die dat in de afgelopen 24 maanden hebben gedaan, verdubbelen we het potentiële areaal aan rechters dat we extra kunnen gaan inzetten. Dat is wat wij samen met het CDA voorstellen. Eenvoudiger kan ik het inderdaad niet maken, meneer Rog. Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik begin met een bekentenis, namelijk dat ik een hele mooie spreektekst had voorbereid, maar dat mijn computer is vastgelopen. Ik heb net tevergeefs geprobeerd die terug te toveren, maar dat is niet gelukt. Dit is dus een enigszins geïmproviseerde spreektekst die ik moet putten uit mijn geheugen.

De voorzitter:
We zijn heel benieuwd.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Maar bij voorbaat een disclaimer: hij was eigenlijk nóg beter.

Het is best bijzonder om hier als woordvoerder Onderwijs te staan en tegelijkertijd een verzamelspoedwet te behandelen die ook elementen van IenW, JenV en VWS behelst en dat alles in een snelkookpan. We hebben al eerder in de commissie gewisseld dat dit proces allerminst een schoonheidsprijs verdiende. Maar inderdaad, het is ook wel onderdeel van deze tijd dat de coronacrisis vraagt om bijzondere maatregelen. Ik sluit me dan ook aan bij wat de heer Paternotte zei.

Maar er is één punt in de wet waar ik hier vanavond toch nog wel aandacht aan wil besteden. Het meest politieke punt, wellicht, van deze wet, en dat is de compensatie. We hebben er net al over gesproken. Ook al zijn we het met de rest van de voorstellen op al die andere onderdelen eens, op dit punt geef ik graag toch nog wat tegengas. We hebben net samen met de heer Futselaar een motie ingediend op dit punt. Die werd ontraden. Die motie vroeg eigenlijk om niks anders dan extra ruimte en coulance voor studenten die nu buiten de regeling vallen, maar straks wel tegen vertraging oplopen. Studenten die bijvoorbeeld wel te maken hebben met ernstige studievertraging, maar nog niet in het laatste studiejaar zitten. Studenten waarbij de vertraging door corona zich pas in een later stadium manifesteert, want dat kan natuurlijk wel. Of kwetsbare studenten, studenten met een beperking, studenten met een mantelzorgtaak of studenten met een onveilige of onrustige thuissituatie. We hebben hier eerder ook vragen over gesteld. De minister antwoordde toen dat zij bij studenten die zich nog niet in het laatste studiejaar bevinden, ervan uitgaat dat het mogelijk moet zijn om die eventuele achterstand in het laatste jaar of latere jaren in te halen. Voor kwetsbare mbo'ers verwijst de minister naar het extra geld dat beschikbaar is gesteld voor het vormgeven van inhaal- en ondersteuningsprogramma's om verdere studievertraging zo veel mogelijk te voorkomen. Voor kwetsbare studenten in het hoger onderwijs verwees de minister naar afspraken met onder andere de Vereniging Hogescholen, de VSNU en de NRTO, naar de zorgplicht van instellingen en naar de handreiking van de werkgroep Studentenwelzijn, die aan de slag gaat met aandachtspunten voor het aankomend studiejaar.

Dat is allemaal heel goed en wel, maar daarmee is toch nog steeds onze zorg voor die groep studenten die niet onder die categorie vallen, die nu met deze wet wel geholpen worden, niet weggenomen. Dus hierbij mijn simpele vraag: wat doet de minister voor studenten die niet onder de door deze wet voorgestelde wet compensatie vallen en ook buiten de extra middelen vallen die beschikbaar zijn gesteld om achterstanden te verhelpen in andere onderwijssectoren? Wat kunnen deze studenten verwachten van de minister, nu deze wet hen niet compenseert?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Blijft u even staan, want er is een vraag voor u van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):
Wij hebben natuurlijk een aantal regelingen: verlenging van de studiebeurzen en teruggave van de collegegelden voor studenten die volgend jaar afstuderen. We hebben via het Profileringsfonds ook mogelijkheden voor studenten die bijvoorbeeld mantelzorg moeten verlenen vanwege de huidige situatie, de zachte knip, uitstel van het BSA, verlenging van de ov-kaart en de regeling voor studenten met een flexbaan die niet onder de andere bestaande regelingen vallen, waar de PvdA en D66 zich ook samen voor hebben ingezet. En wij hebben bij het AO ook samen gevraagd: kijk ook naar de studenten die doorstromen met de koppeling van het nog moeten afmaken van een hbo-p en die vervolgens met een BSA zitten. Want dat zie je natuurlijk aankomen. Tegelijkertijd snap ik het heel goed. We kunnen nu al dingen gaan regelen voor studenten waarvan we nog niet weten of ze de vertraging kunnen inlopen. Ik zou zeggen: eerst de vertraging inlopen. Is er iets waarvan u zegt: nee, ik vind dat dat nu al geregeld moet worden? Of zegt u eigenlijk: hou volgend jaar in de gaten of er studenten zijn waarvan je merkt dat het voor hen niet te doen is om de opgelopen achterstand in te lopen en waarvoor op dat moment misschien iets zou moeten gebeuren?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
De heer Paternotte somt nu een lijstje op met voorstellen die wij omarmen en soms zelf hebben voorgesteld, bijvoorbeeld die verlenging van de aanvullende beurs. Die werd eerst nog ontraden. Ik ben heel blij dat dat inmiddels is meegenomen in de voorstellen. En ja, natuurlijk moeten we al die dingen doen om te zorgen dat we juist de meest kwetsbare studenten helpen. We hebben het inderdaad eerder gehad over de groep die nu bijvoorbeeld wil doorstromen vanuit het mbo. Het is hartstikke goed dat de minister aangaf dat er juist naar die overige momenten wordt gekeken, dat die al kunnen beginnen en dat er coulance is voor dat BSA. Maar mijn vraag vanavond is de volgende. Wij hebben het nu over de wet waarin die compensatie wordt geregeld en er ruimte wordt geboden om voor die afgebakende groep, namelijk de laatstejaars, de toezegging te doen: we got your back; wij staan achter jullie; wij zijn jullie vangnet. Waarom dan niet nu al zeggen: wij willen die coulance voor studenten voor wie dat pas in een later stadium zichtbaar wordt? Ik maak me zorgen dat studenten uit groepen met sowieso al een hoger risico op uitval gedemotiveerd raken, zich zorgen maken en denken: hoe moet dit nu verder?

De heer Paternotte (D66):
Dat snap ik. Volgens mij merkt u aan het lijstje dat ik opnoem dat u D66 aan uw zijde vindt als u zegt: er is een groep die er niks aan kan doen, die problemen heeft en die we op een bepaalde manier moeten helpen. Daarom hebben wij inderdaad ook veel voorstellen gedaan. Alleen denk ik nu: de inzet moet vooral zijn om studievertraging te voorkomen en om te zorgen dat iemand alsnog op tijd zijn studie kan afmaken. Dat is voor iedereen het beste. Als het nou onmogelijk blijkt, dan moeten we op dat moment verder kijken. Dat moeten we inderdaad met een warm hart doen. Maar is er nou iets waarvan u nu al zegt: ik wil deze maatregel in deze wet hebben om hem te kunnen steunen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik wil een toezegging van de minister dat zij voor deze groep studenten de coulance en de ruimte biedt om hen te compenseren indien een vertraging zich pas later manifesteert, indien die problemen zich pas later aftekenen. We hebben eerder in het AO gewisseld dat de knip die nu is gemaakt met die extra middelen om achterstanden te verhelpen tussen p.o., vo en mbo, en aan de andere kant h.o., dat er buiten valt, een grotendeels door financiën ingegeven knip is geweest. Ik wil nu heel graag van de minister de toezegging dat de groep studenten die nu niet onder de wet vallen, wel op coulance en ruimte kan rekenen, ook als die vertraging zich pas later manifesteert.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Wiersma namens de VVD. Gaat uw gang.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. Ik wil beginnen met een groot compliment te geven, want heel veel dingen die we hier vandaag bespreken, hebben we als een razende in gang gezet. Dat is heel hard werken geweest door heel veel mensen. Laat ik het nu ook maar eens zeggen tegen de ambtenaren: het is ongelofelijk knap hoe jullie dat hebben gecoördineerd en aangestuurd. Dat vind ik een groot compliment waard. Ook is de input bij het wetstraject dat wij hier bespreken relatief mild en positief. Dat geeft aan met hoeveel zorgvuldigheid en draagvlak er is gewerkt. Dat is gewoon knap. Het is ook nodig en het is ook goed. Wij zijn daar blij mee, dus zijn wij ook voornemens om dit wetsvoorstel te steunen.

Voorzitter. Dat gezegd hebbende, raakt corona natuurlijk iedereen. Het is ook altijd een afweging: waar is de nood het hoogst en zijn de omstandigheden zo heftig dat je echt moet ingrijpen? En wanneer doe je dat niet? Dat zijn best ingewikkelde afwegingen. Ik sluit helemaal niet uit dat we in de loop van de tijd ... Omdat we dat virus niet in de hand hebben, hebben we die afwegingen niet nu al in de hand en kunnen we daar ook niet op vooruitlopen. Al kunnen we dat met z'n allen doen, dit is niet het moment en ook niet het podium om te kijken of je dingen die je als partij altijd al wil, nu al kunt realiseren. Het is nu juist het moment om met elkaar te zoeken naar de plaats waar dit het meest nodig is en om dat dan ook met z'n allen te doen.

Voorzitter. Daarbij moet je reëel oog hebben voor de zorgen van studenten. Dat zit hier gelukkig in. Dus wij zij er ook blij mee dat er gericht mogelijkheden voor compensatie zijn en dat er gericht mogelijkheden zijn om de toelating makkelijker te maken. Dat zijn gewoon heel goeie punten. Wat ik merk uit de medezeggenschap is dat zij weleens denken: het gaat soms wel heel snel; soms ook wel een beetje buiten ons om. Sommigen hebben daar heel goeie ervaringen mee. In Leiden hebben ze juist heel goeie contacten met die medezeggenschap gehad en digitaal vergaderd. Maar ik heb ook medezeggenschapsraden gesproken die daar grotere zorgen bij hadden. Ik ben benieuwd hoe we dat nou een beetje in de gaten kunnen houden. Misschien zouden we in het volgende servicedocument aandacht moeten besteden aan best practices voor medezeggenschap en daarin moeten opnemen hoe je dat contact goed onderhoudt. Ik zou dat netjes vinden.

Voorzitter. Dan een ander punt, dat niet helemaal met deze wet heeft te maken maar wel met het starten als student. Het is best pittig als je als schoolverlater een keuze hebt gemaakt en misschien nog niet eens die meeloopdag hebt gehad. Mijn vrouw werkt aan de Universiteit Utrecht en die heeft digitale meeloopdagen georganiseerd. Dat ging best aardig, dat is heel leuk, maar het is wel anders. Dus tegelijkertijd heb ik wel zorgen hoe we die studenten gaan helpen. Waarom zeg ik dat nu? Ik hoor van heel veel verenigingen die hun uiterste best doen om dit te regelen, dat zij bij gemeenten tegen best wel ingewikkelde procedures voor vergunningen aanlopen, bijvoorbeeld voor buitenactiviteiten. Zij willen hun uiterste best doen om dat georganiseerd te krijgen, maar zij moeten nu al keuzes maken om dat half tot eind augustus goed te kunnen doen. Door de vertraging in de afgifte van vergunningen hebben ze het daar best moeilijk mee. Mijn vraag is dus of de minister bereid is om met koepels van studentenorganisaties en misschien gemeenten of de VNG te kijken hoe je dat stroomlijnt. Want het verschilt ook per gemeente. Ik weet dat het ook nog een veiligheidsregioding is. Maar ik heb daar wel zorg bij. Het zou zonde zijn als er zo meteen heel goeie activiteiten niet doorgaan omdat de vergunningsaanvraag heel langzaam is gegaan. Kunnen we dat soms niet gewoon versnellen, juist omdat we het belang van deze groep nieuwe studenten zo belangrijk vinden?

Verder heb ik geen opmerkingen. Nogmaals dank aan al die mensen die dit mogelijk maken. Ik hoop dat het hiermee eindigt, maar we weten niet hoe corona zich ontwikkelt. We zullen er dus rekening mee moeten houden dat we nog meer nodig hebben. Ik vind het in die zin dus ook heel goed dat we dat servicedocument elke keer aanpassen. Daar dus ook mijn complimenten voor.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot is het woord aan de heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):
Voorzitter. Je maakt jezelf altijd populair als je de laatste spreker van de avond bent, zeker als je je voor de meeste spreektijd hebt ingeschreven. Ik moet wel zeggen dat ik, toen ik de heer Wiersma hoorde zeggen dat de reacties relatief mild waren, dacht: die heeft duidelijk mijn bijdrage in de schriftelijke inbreng niet gelezen.

Voorzitter. Voordat ik stilsta bij de inhoud van de verzamelspoedwet zou ik kort willen stilstaan bij de vorm van de verzamelspoedwet. Het enige wat alle verschillende onderwerpen in deze verzamelspoedwet bindt, is dat ze op de een of andere manier gerelateerd zijn aan coronamaatregelen die moeten worden genomen of waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat ze misschien genomen moeten gaan worden. Eigenlijk bindt alleen de aanleiding al deze voorstellen. Verder is er geen verband: niet qua inhoud, want ze bestrijken drie of vier ministeries, en ook niet qua tijdsdruk. Wat dat betreft past het amendement van GroenLinks perfect in dit wetsvoorstel, want het heeft geen enkel verband met de overige onderdelen. Sommige onderdelen van deze wet moeten echt voor de zomer door beide Kamers. Bij andere is dat toch eigenlijk evident niet het geval, zoals ook wel min of meer wordt erkend in de reactie in de schriftelijke bijdrage.

Voorzitter. Mijn fractie vindt het gebruik van verzamelwetten problematisch, voor onszelf als Tweede Kamer, maar zeker voor de Eerste Kamer, die natuurlijk alleen ja of nee kan zeggen tegen een wet. Die heeft dan dus helemaal geen mogelijkheid meer om te sturen. Het is niet voor niets dat het vooral de Eerste Kamer is geweest die zich in het verleden heeft verzet tegen het fenomeen verzamelwet überhaupt. De regering verwijst in de schriftelijke beantwoording naar een brief aan de Eerste Kamer uit 2011 waarin de regering een aantal vuistregels en een aanwijzing formuleert voor het gebruik van verzamelwetten. Het gevaarlijke van verwijzen naar zulke brieven is dat ik die brieven vervolgens ga lezen. In die brief wordt bijvoorbeeld gesteld dat er sprake is van samenhang volgens de regels indien er sprake is van inhoudelijke, thematische, budgettaire of uitvoeringstechnische samenhang tussen de voorstellen. Dat is bij deze wet niet het geval. Alleen de aanleiding van alle wetsonderdelen heeft samenhang, namelijk COVID-19. Wat de SP betreft voldoet deze verzamelwet dus niet aan de criteria zoals die in de brief van 2011 worden geformuleerd.

Dat wordt wel wat verergerd door het feit dat wij deze wet op zo'n laat tijdstip in het parlementaire jaar hebben ontvangen. Simpelweg gezegd: als deze Kamer niet deze week deze wet aanneemt, of als de senaat niet volgende week deze wet aanneemt, dan gebeurt het niet. Bijvoorbeeld studenten die willen kunnen doorstromen onder een voorlopige toelating komen dan potentieel in grote problemen. Niet voor deze wet stemmen is wat dat betreft dus geen optie, ook niet voor de SP, dat zeg ik ook maar gelijk.

De regering laat in de beantwoording in de schriftelijke ronde ook weten dat er geen sprake is van verschillende deelonderwerpen die al eerder af waren en waarmee dus is gewacht op het geheel van de spoedwet. Als de regering dat zegt, dan neem ik dat aan. Ik constateer dan wel dat de regering op behoorlijk wat schaakborden erg scherp aan de wind zeilt als wij zo'n verzamelspoedwet zo kort voor de zomer krijgen.

Voorzitter. Ik ga naar de inhoud. Ik begin met het onderdeel over rijksmonumenten. Het kabinet wil artikel 7.8 van de Erfgoedwet aanpassen. Dat artikel stelt kort door de bocht dat je geen lening voor het onderhoud van je monument krijgt als je al subsidie hebt gekregen voor hetzelfde project. Ik heb er in de schriftelijke ronde al op gewezen dat ik een potentieel probleem zie als het gaat om artikel 7.6 van diezelfde wet. In dat artikel staat namelijk dat je geen subsidie krijgt als je al een lening hebt verkregen. Nu voorzie ik bijvoorbeeld de volgende situatie. Je bent een instelling, je hebt een rijksmonument. Je gaat dat restaureren. Dat is een groot project waarvoor je wat subsidie krijgt. In coronatijd vallen je inkomsten weg en vraag je een lening aan. Vervolgens kom je er gaande die hersteloperatie achter dat er een prachtige Romeinse fresco ligt of dat er overal in je gebouw asbest zit, waardoor de kosten veel hoger blijken te zijn. Je zegt dus: ministerie, help mij; ik zou graag meer subsidie willen. En vervolgens is daar artikel 7.6, dat zegt: ja, maar je kunt geen subsidie krijgen voor een project waar je ook een lening voor hebt gekregen. Mijn vraag is dus: is het niet logisch om ook artikel 7.6 aan te passen op grond daarvan, of is dit een volstrekt zinloze zorg? Dat laatste kan natuurlijk ook.

Voorzitter. Dan de inschrijving van aspirant-studenten die nog niet aan alle eisen voldoen. Dat is misschien wel het belangrijkste en het meest spoedeisende onderdeel van de wet. Uiteraard omarmen wij dit voorstel dat een hoop problemen voor vertraagde studenten en scholieren kan helpen voorkomen. We hebben wel wat zorgen over de potentiële enkele instelling die misschien een heel afwijkende invulling geeft aan het voorlopig toelaten. Binnen het kader van de wet hebben instellingsbesturen of opleidingsbesturen mogelijkheden om daarin te sturen. Terecht zegt de minister dat een eenduidige toepassing van de wet wordt geborgd doordat alle studenten bij dezelfde opleiding op dezelfde manier moeten worden behandeld. Maar wij hechten er ook wel aan dat een eenduidige toepassing ook geldt voor vergelijkbare opleidingen, zodat Social Work in Groningen niet totaal andere voorwaarden hanteert dan Social Work in Leiden. Dit is niet een enorm probleem, want we hebben eerder ook al gesproken over vertrouwen. Ik vertrouw er echt wel op dat de meeste instellingen dit goed doen. Maar wetgeving maak je niet alleen voor de goeden, maar ook voor de kwaden en de uitzonderingen. Ik zou de minister in ieder geval willen vragen of zij bereid is om de signalen een beetje te monitoren: loopt dat allemaal wel een beetje goed? Het hoeft niet allemaal gelijk te zijn, maar het moet een beetje met elkaar in de pas lopen, want je wil gewoon niet zulke grote verschillen bij iets wat zo belangrijk is.

Voorzitter. Dan de compensatie voor studenten. Dit wetsvoorstel geeft de minister eigenlijk een vrije hand in het maken van een regeling voor invulling van de compensatie voor studenten in de laatste fase van hun opleiding. Voor de rest is in de wet niets vastgesteld. Dat merk je bijvoorbeeld heel duidelijk in de schriftelijke inbreng van het CDA. Het CDA vraagt namelijk: waarom komen studenten aan particuliere opleidingen niet in aanmerking voor compensatie? Het aardige is dat dat helemaal niet in de wet staat. De wet sluit die studenten niet uit. Wat die studenten uitsluit, is de memorie van toelichting en wat daarin is geschreven. En die kan het CDA niet amenderen. Zelfs al zou het CDA zo ver willen gaan om te zeggen "wij willen die particuliere studenten wel laten meetellen onder de regeling", ze hebben daar op dit moment geen parlementair middel voor.

Een vergelijkbare frustratie als ik nu het CDA aanpraat, heb ik zelf ook, want ook de SP heeft natuurlijk haar eigen ideeën over de compensatieregeling. Ik heb daar inhoudelijk al met de minister over van mening gewisseld in het AO dat we eerder hebben behandeld. We hebben een amendement liggen bij de suppletoire begroting om de compensatie uit te breiden, omdat wij vinden dat die ook zou moeten gelden voor de wo bachelor. Maar feitelijk is dat wettelijk niet te regelen, want ik kan niet in de regeling treden die op dit moment sinds kort in consultatie is. Dat vind ik onbevredigend, wil ik hier weer zeggen. Die consultatie is overigens vorige week geopend en gisteren gesloten. Dat impliceert ook niet echt een superlangdurig en zorgvuldig proces.

Hier wordt mijn fractie dus ook weer voor een dilemma gesteld. Wij zouden heel graag een vol debat willen over de compensatieregeling en misschien een nadere invulling van de wet willen geven, maar de minister stelt: ja, maar als we dit onderdeel nu niet aannemen, komt de uitkering in september in gevaar. Dat begrijp ik ook. Het is voor mijn fractie dus ook geen optie om te zeggen: we amenderen dit hele stuk er gewoon uit en we gaan er in september een keer met z'n allen over praten. Ik wil het er dus toch op houden dat wij ons het recht voorbehouden om in het najaar opnieuw de discussie over compensatie te beginnen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een inventarisatie over de vertraging, waarvan we net hebben afgesproken dat die gaat worden gehouden.

Voorzitter. Tot slot het onderdeel Justitie en Veiligheid. Ik wil daar eerlijk over zijn: ik had van mijn justitiewoordvoerder een aantal vragen meegekregen over het feit dat we nu rechters de mogelijkheid geven om drie jaar langer te blijven zitten. De vraag is dan: waarom kies je voor drie jaar? De coronacrisis gaat waarschijnlijk niet zo lang duren. Het lijkt er dus op dat we nu ook de reguliere vertraging aan het oplossen zijn met deze maatregel, en niet alleen de coronavertraging. Maar toevallig was ik twee VAO's geleden, toen ik hier kwam aanrennen, voorzitter van de commissie Justitie, ter vervanging van de heer Van Meenen. Die vraag is daar beantwoord. Ik vind het flauw om dan hier dezelfde vraag te gaan stellen, maar ik wil toch wel even markeren hoe ongemakkelijk het is dat een onderwijswoordvoerder die niet over justitie gaat, aan een onderwijsminister die niet over justitie gaat in dit geval een inhoudelijke vraag zou moeten stellen. Ook dat zegt iets over het ongemak en de onwenselijkheid van dit soort verzamelspoedwetten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk even naar de minister. Zij kan meteen met de beantwoording beginnen. Daar geef ik haar dus graag de gelegenheid voor.


Termijn antwoord

Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank. Ik dank alle leden voor hun bijdragen en ook voor de moeite die zij zich hebben getroost om dit wetsvoorstel op korte termijn goed tot zich te nemen.

Voorzitter. Voor ik aan de inhoudelijke beantwoording begin, wil ik één ding zeggen over de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Een van u zei dat er op de ministeries ook heel hard werd gewerkt. Ik wil hier even één iemand in het bijzonder bedanken. Onze directeur Juridische Zaken op het departement, Jan Veringa, is afgelopen vrijdag na enig uitstel toch met pensioen gegaan. Maar hij is in deze coronatijd extra gebleven om bijvoorbeeld dit soort wetsvoorstellen tot een goed einde te brengen. Hij heeft dat zo intensief en loyaal gedaan en hij heeft de heer Slob en mij de afgelopen maanden zo intensief bijgestaan in alles wat uitgezocht moest worden, dat ik hem als dank een plekje in de Handelingen gun. Ik weet dat hij daar blij mee zal zijn. Jan, via deze weg ongelofelijk veel dank voor jouw werk. En tegen de heer Futselaar zeg ik: ondanks dat er best kritiek mogelijk is op het wetsvoorstel.

Voorzitter. Ook voor mij geldt dat dit toch heel bijzonder is. Dat maakt dat ik met de heer Futselaar zeg dat je ook als kabinet dit soort verzamelwetten eigenlijk niet moet willen. Het heeft altijd iets ongemakkelijks. Ondanks het feit dat het kabinet met één mond spreekt, sta ik hier dadelijk ook wat ongemakkelijk onderwerpen te behandelen, bijvoorbeeld als het gaat om rijbewijzen, de leeftijd van rechters en zorgpremies. Dat is nou niet iets waar ik zomaar alle vragen over kan beantwoorden. Dus ja, het heeft iets ongemakkelijks. Het kabinet zegt ook dat dit in de regel onwenselijk is. Dat moet je niet doen. Er past dus ook grote terughoudendheid als je met zo'n verzamelwet komt.

En toch hebben we hier daarvoor gekozen. Zoals het in deze tijd helaas moet, zaten we met een aantal dingen die je gewoon in een heel kort tijdsbestek wil regelen. Dat zijn wetsvoorstellen die ook van de Raad van State om een behandeling met spoed vragen. Als je dat telkens weer in een apart voorstel gaat doen, vraagt dat ook heel veel extra werk. Tegelijkertijd hebben we geoordeeld dat de complexiteit van een aantal zaken dat hier wordt geregeld niet zodanig is dat dit een apart wetsvoorstel rechtvaardigde; vandaar deze keuze. Maar ik zeg er eerlijk bij dat dit geen schoonheidsprijs verdient. De heer Futselaar heeft helemaal gelijk dat je dit soort verzamelwetten zo veel mogelijk moet vermijden, zeker ook vanwege het spoedeisende karakter.

Voorzitter. Ik ben me er zeer goed van bewust dat wij dit op een heel laat tijdstip hebben ingediend. Het ware chiquer geweest als ik wellicht ook even een voorwaarschuwing had gegeven aan de Kamer, zo van: dit komt er aan en dat vraagt van u op korte termijn heel veel werk. Dat ware chiquer geweest en daarom ook mijn dank aan u allen dat u toch hebt meegewerkt aan het feit dat wij het wetsvoorstel deze week kunnen behandelen. Ik hoop ook van harte dat u er deze week over stemt, want dan kan dat ook in de Eerste Kamer volgende week. Dan weten studenten op een aantal terreinen gewoon waar ze aan toe zijn. Dan kunnen we bijvoorbeeld de zachte knip regelen.

Voorzitter. Ik wil nu ingaan op een aantal van de gestelde vragen. Ik probeer dat zo goed mogelijk thematisch te doen. Allereerst het punt van de Erfgoedwet. De heer Futselaar heeft heel goed gezien dat het wetsvoorstel een soort nieuwe samenloop regelt in de subsidie dan wel lening vanuit de Erfgoedwet. Maar nu vraagt hij eigenlijk of dat andersom ook niet geregeld moet worden, in artikel 7.6. Het gaat om eigenaren van rijksmonumenten die een lening hebben gekregen voor een restauratie. In dat geval kun je inderdaad geen aanvullende subsidie krijgen. Als je kiest voor een lening — dat is vaak een laagrentende hypotheek van het nationaal Restauratiefonds — dan kun je 100% van de restauratiekosten gefinancierd krijgen. Aanvullende subsidie is daar dus niet nodig. Als je restauratiekosten onverhoopt hoger uitvallen, kun je op basis van de voorwaarden die het nationaal Restauratiefonds stelt, een aanvullende laagrentende lening krijgen. Die samenloop is dus al geregeld. Er hoefde dus geen aanpassing plaats te vinden in deze wet.

De heer Futselaar had het over de voorwaardelijke toelating in het onderwijs. Dat is een heel belangrijk punt. De heer Wiersma zei dat het heel belangrijk is dat we dit voor studenten regelen, want dit is ook een belangrijk instrument om te voorkomen dat de studenten die nog niet in hun laatste jaar zitten, een onnodige vertraging oplopen.

De heer Futselaar vraagt terecht hoe je willekeur voorkomt. Hoe voorkom je dat een student in het ene geval wel alvast kan doorstromen en in het andere geval niet? De heer Futselaar en ik zijn alle twee een beetje van het principe: we hebben veel vertrouwen, maar soms wil je ook goed de vinger aan de pols houden. In het servicedocument hoger onderwijs staan afspraken over hoe instellingen zo goed mogelijk vorm moeten geven aan de voorwaardelijke toelating. Ik vertrouw erop — dat heb ik tot nu toe ook gezien — dat de bestuurlijke afspraken in het servicedocument ook staan. Mbo-instellingen geven bij een overgang van mbo naar hbo bijvoorbeeld een afrondingsadvies. Zij geven dus aan wat een student wel en niet heeft afgerond, met een advies over of zij vinden dat hij kan doorstromen. De afspraak is dat dit een heel zwaarwegende rol moet krijgen bij de toelating tot de hogeschool. Hogeronderwijsinstellingen moeten op hun beurt rekening houden met de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van studenten. Studenten die voor eenzelfde opleiding in aanmerking komen, moeten echt op dezelfde manier worden beoordeeld. Ik verwacht dat men transparant en open is over hoe men dat doet. Indien een student het daar niet mee eens is, kan hij natuurlijk altijd bezwaar aantekenen bij de geschillencommissie. Ik zal met de instellingen en de studentenorganisaties — via het ISO en LSVb krijgen we altijd heel veel signalen uit de medezeggenschap en van studenten — de vinger aan de pols houden dat dit goed loopt. Ik vind het met de heer Futselaar heel belangrijk dat dit echt goed georganiseerd wordt.

Voorzitter. In eerdere algemeen overleggen hebben we al een discussie gehad over de vraag of de compensatieregeling niet moet worden uitgebreid naar de wo-bachelor. Ik heb al gezegd dat de heer Futselaar daar eigenlijk wel een valide redenering over heeft. Wij hebben gekozen voor de 80/20. Voor de grote bulk van studenten gaat het goed. Ik zie nu overigens ook dat het aantal inschrijvingen voor een master behoorlijk oploopt. Waarschijnlijk gelet op de situatie op de arbeidsmarkt, zien we dat meer studenten ervoor zullen kiezen om langer in het onderwijs te blijven. We hebben hier een debat over gevoerd. We zijn het er niet eens over geworden en dat gaan we hier ook niet worden, geloof ik.

De voorzitter:
Toch een poging, meneer Futselaar, of niet?

De heer Futselaar (SP):
Nee, voorzitter, ik heb die hoop opgegeven. Even een heel praktische vraag. Er ligt een amendement voor van mij om extra budget te geven aan de compensatieregeling, met als onderliggend doel het uitbreiden van de regeling naar de wo-bachelor. Ik ben de eerste om te erkennen dat ik misschien nog wat zendingswerk moet verrichten, maar mocht het amendement aangenomen worden, is de minister dan bereid om de conceptregeling aan te passen conform dat amendement?

Minister Van Engelshoven:
Als uw zendingswerk van dien kwaliteit is dat u daar een meerderheid voor krijgt, ben ik niet te beroerd om dat geld uit te geven.

De voorzitter:
Gaat u door.

Minister Van Engelshoven:
Mevrouw Westerveld en mevrouw Van den Hul vroegen hoe ik er zicht op houd of studenten vertraging oplopen. Mevrouw Van den Hul vraagt ook of ik nu niet alvast kan toezeggen dat de studenten die mogelijk ooit vertraging oplopen, zicht hebben op compensatie. Ik ben het met de heer Wiersma eens dat dit nu echt geen verstandige keus zou zijn. Dat is niet alleen een kwestie van financiële ruimte. Dat is echt een keus vanuit de inhoud, om een aantal redenen. Iedere student heeft liever op tijd zijn diploma dan compensatie. Dus moet je met elkaar alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat je systemen zo inricht dat vertraging wordt voorkomen. Vandaar ook dat we bijvoorbeeld van een harde knip een zachte knip hebben gemaakt. Vandaar ook dat we het mbo extra middelen hebben gegeven om extra te begeleiden. Daarom vind ik dat er bij de overgang van het mbo naar het hoger onderwijs, maar ook in het hele hoger onderwijs goed moet worden gekeken naar de zorgplicht die men ook echt heeft om studenten zo goed mogelijk te begeleiden. Wordt dat een ingewikkelde opgave, zowel voor het hoger onderwijs als voor de student? Ja, maar het zijn ook moeilijke tijden, voor ons allemaal. Ik weet ook dat we hierin veel van mensen vragen, maar als je nu al zou zeggen dat wij ons erbij neerleggen dat voor hele brede groepen die vertraging er is, helpen we de student uiteindelijk niet. Want de incentive om die vertraging te voorkomen, haal je zo grotendeels weg. Ik ben het op dit punt wel met de heer Wiersma eens. Het is een beetje van: we'll cross that bridge when we get there. We gaan goed de vinger aan de pols houden en we gaan goed monitoren, maar we moeten nu met elkaar alles op alles blijven zetten om vertraging te voorkomen. Dat is waarmee je studenten echt het beste helpt. Vraagt het veel van iedereen? Ja, maar het is nu wel de verstandigste keus. Wanneer hebben wij daar precies zicht op? Wij houden ook hier, net zoals we ieder jaar eigenlijk alle onderwijsbeleidsmaatregelen monitoren, heel goed de vinger aan de pols voor wat betreft hoe het eruitziet.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld had in dit kader nog de vraag: hoe worden kwetsbare studenten nou financieel gesteund? Kijk, ik ben het met mevrouw Westerveld eens dat je moet voorkomen dat kwetsbare studenten, die het toch al moeilijk hebben, extra de dupe worden van deze tijd. Daarom hebben we met de Vereniging Hogescholen, de VSNU en de NRTO ook afgesproken dat hun leden de ruimte die er vanaf 15 juni is, gebruiken voor toetsing, praktijkonderwijs en extra begeleiding van kwetsbare studenten. We vragen hen dus ook om daar waar het de kwetsbare studenten echt helpt, de ruimte die er is te gebruiken om hen zo veel mogelijk op locatie te ontvangen.

Het andere signaal dat wij horen, is dat het voor veel studenten met een beperking ook wel kansen biedt om digitaal onderwijs te volgen. Dit maakt namelijk dat zij de reis naar de onderwijsinstelling, die voor sommige studenten met een beperking niet makkelijk is, niet hoeven te maken. Er zitten dus twee kanten aan. De werkgroep studentenwelzijn zal voor het zomerreces nog een handreiking publiceren met aandachtspunten voor het aankomende studiejaar en voor de herstart van het fysieke onderwijs: hoe hou je daarbij zo veel mogelijk rekening met kwetsbare studenten?

Ondanks al deze maatregelen kan ik ook niet uitsluiten dat kwetsbare studenten de komende tijd extra steun nodig zullen hebben. De zorgplicht die hogescholen en universiteiten hebben, vullen ze nu al dagelijks in via extra ondersteuning, aangepaste tentamenmogelijkheden of op financieel vlak, bijvoorbeeld via het Profileringsfonds. Ik blijf de situatie van kwetsbare studenten ook goed monitoren. Ik ga me hier ook tegenaan blijven bemoeien. Als we die handreiking bijvoorbeeld hebben, gaan we kijken of we dat in de praktijk terugzien. Hoe gaat het met het beroep op het Profileringsfonds? Gaat dat goed? Ik ben het dus met u eens dat we hier extra aandacht voor moeten hebben.

Mevrouw Westerveld vroeg mij ook nog ...

De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, over het laatste wat de minister gezegd heeft.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dit gaat over de kwetsbare studenten. Ik weet niet of de minister de beantwoording daarover nu heeft afgerond, maar ik ben er in ieder geval heel blij mee dat de minister zegt: we blijven dit monitoren. Volgens mij is het heel goed om deze groep in het vizier te houden, niet alleen als het gaat om de vraag of ze wel wel goed toegankelijk onderwijs kunnen krijgen, maar ook voor wat betreft de financiële kant. Dan heb je natuurlijk het Profileringsfonds, maar soms ontvangen deze studenten bijvoorbeeld aanvullende uitkeringen omdat ze dat nodig hebben vanwege de hogere kosten. Ik wil de minister vragen of zij ook op de een of andere manier in staat is om met haar collega's van de zorgkant en van de inkomenskant in ieder geval eens te kijken of het nu goed gaat met deze groep, bijvoorbeeld over een halfjaar. Ik kan me namelijk voorstellen dat deze groep extra vertraging oploopt. Dat heeft dan natuurlijk ook gevolgen voor de kansen op de arbeidsmarkt enzovoorts. Volgens mij moeten we dit echt goed met elkaar in de gaten houden. Dat is natuurlijk ook een beetje ministerie-overstijgend.

Minister Van Engelshoven:
Ik heb al eerder vandaag en ook vorige week in een debat in de richting van de heer Futselaar toegezegd dat we inderdaad zullen monitoren wat de groepen studenten zijn die echt extra vertraging oplopen of die uitvallen. Want dat is ook nog een zorg: dat er studenten zijn die uitvallen. Die monitor heb ik toegezegd. En ik heb volgens mij in dat debat ook toegezegd dat ik u dit najaar een beeld zal geven hoe het daarmee staat en of we daar voldoende zicht op hebben.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld had ook nog een vraag over studenten met deelcertificaten. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om studenten toe te laten die nog niet geheel aan de vooropleidingseisen en toelatingseisen voldoen. Voorwaarden zijn wel dat dat te wijten is aan de coronacrisis, dat zij hun studievertraging binnen de gestelde termijn kunnen inhalen en dat zij over voldoende basis aan kennis en vaardigheden beschikken om met de vervolgopleiding te kunnen starten. Dat betekent dat instellingen ook de mogelijkheid hebben om studenten toe te laten die eventueel nog een of enkele deelcertificaten moeten halen, bijvoorbeeld als het gaat om het afleggen van staatsexamens. Dat kan dus ook. In het servicedocument vindt u ook die afspraken terug, bijvoorbeeld als het gaat om staatsexamens in relatie tot de toelating tot een bacheloropleiding.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik begrijp deze reactie, maar we zitten nu volgens mij wel met een dilemma. Ik heb hiervoor in een debat met minister Slob en ook vorige week in een debat met minister Slob een discussie gehad, omdat studenten die opgaan voor een deelcertificaat geen herkansingsmogelijkheden krijgen. Studenten in het speciaal voortgezet onderwijs die opgaan voor een diploma, krijgen er bijvoorbeeld vier. Daarvan zegt minister Slob: dat ligt ook aan de beperkte beschikbaarheid van examinatoren. Dat kan ik volgen, maar het is natuurlijk wel lastig als instellingen in het hoger onderwijs deze aankomende studenten wel kunnen binnenlaten, maar er vervolgens binnen een jaar geen herkansingsmogelijkheid is. Ik snap dat dit een puzzel is, dat het een discussie is die we misschien verder met minister Slob moeten voeren, maar het loopt hier wel spaak tussen in ieder geval de goede intentie van deze wet en de uitvoering ervan als het gaat om leerlingen die certificaten moeten halen, die nul herkansingsmogelijkheden krijgen.

Minister Van Engelshoven:
Ik begrijp uw vraag. Als je bijvoorbeeld nog een staatsexamen moet doen en je hebt dat nodig om toegelaten te worden tot de bacheloropleiding, dan heb je daarvoor tot 1 januari de tijd. Dan zegt u: maar wat nou als er tot 1 januari daar niet de kans voor is? We weten niet of dat soort situaties zich zullen voordoen. Het zal waarschijnlijk om een enkele uitzondering gaan. Voor dit soort gevallen hebben we in de regel gewoon een hardheidsclausule. Dus volgens mij lost dat zich via die route op. Mocht het anders zijn, dan kunnen we altijd nog iets doen. Wellicht sta ik hier dan weer met een spoedwetje om dit te repareren. Maar ik heb het idee dat dit zich wel oplost omdat men tot januari de tijd heeft.

Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Westerveld welke niet-EER-landen aangesloten zijn bij het Bolognaproces en of die studenten ook zijn meegenomen in dit wetsvoorstel. Niet-EER-landen die bij de Europese hoger onderwijsruimte zijn aangesloten, zijn onder meer landen als Kazachstan, Azerbeidzjan, Albanië en Armenië. Wat in het wetsvoorstel is opgenomen voor internationale instroom, is gelijk geregeld voor EER- en niet-EER-studenten. Dus het wetsvoorstel maakt het zowel voor EER- als voor niet-EER-studenten mogelijk om te worden toegelaten tot een Nederlandse masteropleiding indien nog niet voldaan is aan een toelatingseis. Volgens mij hebben we dat onderscheid in het wetsvoorstel gedekt.

Voorzitter. Dan kom ik bij een aantal onderwerpen die op terreinen liggen waarover ik, met de woordvoerders hier, zeg: het zijn niet de terreinen waar ik het meest in thuis ben, maar ik doe mijn best om daar naar vermogen op te antwoorden.

Allereerst kom ik bij het amendement op stuk nr. 9 van de heren Groothuizen en Van Dam over de periode waarbinnen rechters na 70 jaar voor herbenoeming in aanmerking kunnen komen. Dit amendement is volgens mij in een andere vergadering in dit pand besproken, en krijgt oordeel Kamer. Volgens mij scheelt ons dat allemaal een hoop discussie.

Voorzitter. De heer Futselaar maakte nog een punt van de maatregel op leeftijdsgrenzen. Die is met name bedoeld om de werkvoorraad ten gevolge van corona op te lossen. Er komt niet iets achter weg van: o ja, er waren nog andere achterstanden en die doen we op deze manier ook.

Dan een punt op het gebied van het ministerie van IenW: de rijbewijzen. De heer Rog vroeg of het kabinet bereid is de effecten op de verkeersveiligheid te monitoren van het voorstel dat hier ligt om voor houders van een niet-Nederlands rijbewijs van buiten de Europese Unie, het verkrijgen van een Nederlands rijbewijs mogelijk te maken. Zoals al aangekondigd door de minister van IenW zal in meer algemene zin over de mogelijke effecten op de verkeersveiligheid door houders van buitenlandse rijbewijzen overleg gevoerd worden met het OM, de politie en de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarbij ook wordt gekeken naar deze monitoring. Bij de monitoring zal ook gesproken worden over de mogelijke effecten van dit wetsvoorstel. Daarbij moet ik wel aantekenen dat de looptijd van en de groep betrokkenen bij dit wetsvoorstel echt heel beperkt zijn, waardoor het mogelijk lastig is om de precieze effecten op de verkeersveiligheid daarvan te monitoren. Maar de minister heeft mij meegegeven dat zij de mogelijkheden daartoe wel zal bespreken en de Kamer zal informeren over de uitkomsten van dat overleg.

Dan is er nog het amendement van mevrouw Westerveld over het verruimen van de catastroferegeling. Het zal mevrouw Westerveld niet geheel verrassen dat ik dat amendement moet ontraden. De catastroferegeling garandeert dat de extra coronakosten die verzekeraars dienen te dekken, niet meer bedragen dan 4% van hun vereveningsbijdrage. Om deze kosten te dekken, moeten de verzekeraars de reserves aanspreken. Het kabinet gaat ervan uit dat zorgverzekeraars hun reserves zullen inzetten om deze kosten te dekken. Die reserves zijn immers ook bedoeld om financiële tegenvallers op te vangen. De eisen die GroenLinks in het amendement stelt aan die inzet van reserves zijn in strijd met Europese regelgeving. Het is juridisch ook niet mogelijk om in het lopende jaar een verandering met nadelige gevolgen voor de zorgverzekeraars door te voeren. Dat ondermijnt ook het gerechtvaardigd vertrouwen van de zorgverzekeraars. Een zorgverzekeraar mag ook niet onder zijn wettelijk vereiste eigen vermogen zakken. De Nederlandsche Bank houdt daarop toezicht. Het amendement van GroenLinks kan juist ook leiden tot toekomstige premiestijgingen. Volgens mij was dat nou juist wat mevrouw Westerveld meende te willen voorkomen. Om deze redenen wordt het amendement ontraden.

Mevrouw Westerveld vroeg mij ook nog of de coronakosten niet los moeten worden gezien van de algemene zorgkosten. Moeten we niet voorkomen dat de zorgpremie harder stijgt en dat de kosten van deze crisis bij de middeninkomens terechtkomen? Er zijn op dit moment geen signalen dat de totale zorgkosten veel hoger uitkomen door deze crisis. Als de totale zorgkosten niet veel stijgen als gevolg van de coronakosten, dan zal de premie ook niet veel hoger worden. De gevolgen van de COVID-19-crisis zullen door alle partijen gedragen moeten worden, zowel door de Staat als de zorgverzekeraars als de premiebetaler. Er is dus geen reden waarom de coronakosten helemaal geen invloed mogen hebben op de premie. Het kabinet gaat er wel van uit dat zorgverzekeraars hun reserves zullen inzetten om die premiestijging te dempen. Daar zijn deze reserves namelijk ook voor bedoeld. Overigens geldt dat lage inkomens altijd via de zorgtoeslag worden gecompenseerd voor die premiestijging. Verder kijken we elk jaar in augustus naar de koopkrachteffecten en dit jaar zullen we zeker ook goed kijken naar de koopkrachteffecten op de middeninkomens. Maar alles overwegende moet ik uw amendement wel ontraden.

Voorzitter, dan ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording.

De voorzitter:
Maar mevrouw Westerveld heeft nog een vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik doe dat met het risico dat ik als een woordvoerder die op dit onderwerp niet de woordvoerder is, zonder de kern te raken in een technische discussie beland met een minister die er niet over gaat. Met ons amendement willen we juist regelen dat de middeninkomens niet worden getroffen. Als we niets doen, weten we dat de zorgkosten omhooggaan en dat een deel via de zorgpremies en de inkomensafhankelijke zorgbijdrage bij deze groep terechtkomt. De minister zegt dan: als we uw amendement doorvoeren, lopen we juist de kans dat de zorgpremie via een omweg omhoog moet gaan. Daar willen we natuurlijk niet in terechtkomen. Maar is de minister het niet met mij eens dat de zorgpremie als we niets doen sowieso omhooggaat? Zo ja, moeten we dan niet iets doen om in ieder geval te voorkomen dat de middeninkomens direct geraakt worden door de coronacrisis?

Minister Van Engelshoven:
Mevrouw Westerveld begrijpt heel goed dat zij van mij het onmogelijke vraagt als zij mij om een voorspelling vraagt van wat deze crisis gaat doen met de zorgpremies. Zelfs als de collega's van VWS hier zouden staan, zouden zij niet precies kunnen zeggen wat er gaat gebeuren. Ik heb u zojuist aangegeven dat het kabinet daar in augustus, wanneer we het koopkrachtbeeld vaststellen, een preciezer beeld van heeft. Ik zou zeggen dat dat het moment is om die discussie te voeren.

De voorzitter:
Dank u wel. Is er behoefte aan een tweede termijn? Niet iedereen is in de zaal aanwezig, want de heren staan in de wandelgang. Eigenlijk hebben we zelfs geen quorum meer! Heren! Heeft iemand van u behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dat niet het geval is en daarmee zijn we gekomen aan het einde van de beraadslaging.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen over de amendementen en het wetsvoorstel vinden aanstaande donderdag plaats. Ik wens u tot slot allemaal nog een goede avond!

Sluiting

Sluiting 23.40 uur.