Plenair verslag Tweede Kamer, 4e vergadering
Dinsdag 25 september 2018

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    20:54 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Van Gent, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Paternotte, Pechtold, Peters, Popken, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Sazias, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en de heer Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, mevrouw Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, viceminister-president, mevrouw Van Veldhoven, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie, en de heer Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat.

De voorzitter:
Ik heet iedereen in de zaal, de mensen op de publieke tribune en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Wiersma

Vragen van het lid Wiersma aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "UWV'ers: er heerst een cultuur van wegkijken bij WW-fraude".

De voorzitter:
Aan de orde is, zoals gebruikelijk op dinsdag, het mondelinge vragenuur. We beginnen met de vragen van de heer Wiersma namens de VVD aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over WW-fraude.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. Aan het begin van dit politieke jaar stonden wij hier ook. Nepsollicitaties, valse handtekeningen, soms wel 61 inschrijvingen op één adres en ook nog criminelen die je daarbij helpen. Ik zei toen ook al: de WW, onze Werkloosheidswet, is bedoeld voor als je hier keihard werkt en tegen je zin werkloos raakt. Onze uitkeringen worden opgebracht door hardwerkende mensen. Waarom? Om een vangnet te hebben als het tegenzit en om, als je je baan verliest, je boodschappen te kunnen doen en je huis te kunnen betalen, maar niet om in Polen vakantie te vieren of daar bij te klussen. Precies daarmee moeten we zorgvuldig omgaan. Mensen die die uitkeringen opbouwen, hebben er recht op dat we dat doen. Het is niet uit te leggen als dat niet gebeurt. Fraude is niet toelaatbaar en moet aangepakt worden, altijd. Juist toen kwam de uitzending van Nieuwsuur, zaterdagavond. Het was een druilerige dag, maar het nieuws was ook heel druilerig. Toekennen gaat sneller dan afwijzen, kwam uit die uitzending naar voren. Het is makkelijker om misschien niet te veel te willen zien. Bij targets of meldingen waarvan de handhaving meer tijd of juist heel veel tijd kost, wordt gezegd "dan moet er misschien maar niet naar gekeken worden" of "je hoort er toch niks meer van". En daar komen dan nog bij de criminelen die hiermee helpen, praktijken die daar een uiting van zijn en intimidatie van tussenpersonen. Als je woont op een adres waar toevallig twintig mensen ingeschreven staan, merk je dat wel.

Voorzitter. Je zal nu maar op zoek zijn naar werk en je best doen om aan allerlei regeltjes te voldoen. Als je ergens een foutje maakt, weten ze je te vinden. Maar als je dit hoort, over criminelen die een loopje nemen met ons systeem, dan denk je: hoe kan dit? Het roept opnieuw veel vragen op. We hebben de afgelopen week al veel vragen gesteld, alle partijen gezamenlijk. Ik denk dat het goed is dat we daar, na deze berichtgeving, weer een aantal vragen aan toevoegen, met het verzoek aan de minister om daar zo snel mogelijk op terug te komen. Want hoe kan dit? We hebben allerlei regeltjes en mogelijkheden om fraude aan te pakken. We hebben de inspectie; daar investeren we ook in. Maar toch glipt dat er dan blijkbaar doorheen. Hoe groot is het probleem? Want er lijkt eigenlijk steeds meer bij te komen, als ik de uitzendingen volg. Is deze aanpak van fraude een ondergeschoven kindje geweest? Kan de minister daar iets mee in zijn beantwoording? Hebben wij, nu dit loopt de afgelopen weken, ook al wat dingen veranderd? Ik ben heel benieuwd of de berichtgeving van Nieuwsuur nu al tot aanpassingen van beleid en aandacht daarvoor heeft geleid.

De voorzitter:
Het woord is nu aan de minister.

Minister Koolmees:
Dank, mevrouw de voorzitter. Ik dank ook de heer Wiersma voor de gestelde vragen. Ik heb zelf ook de uitzending van Nieuwsuur gezien afgelopen zaterdag, en natuurlijk ook de twee uitzendingen daarvoor. Het beeld dat daaruit naar voren komt, is zeer ernstig. Ik ben het zeer met de heer Wiersma en een aantal andere woordvoerders in de Kamer eens dat fraude met uitkeringen onacceptabel is. Zaterdag kwamen ook aantijgingen ten aanzien van de cultuur binnen het UWV naar voren. Dat was al een beetje naar buiten gekomen naar aanleiding van de eerste twee Nieuwsuuruitzendingen en uitgelekte intranetberichtgeving. Dat vind ik, in aanvulling op wat we twee weken geleden met elkaar hebben besproken, een zorgelijk signaal. Net als u heb ik daar vragen over. Naast de vragen van de Kamer van twee weken geleden zijn er schriftelijke vragen binnengekomen. Samen met het UWV ben ik het nu aan het uitzoeken. Ik heb toegezegd dat ik voor het eind van deze maand — dat zal misschien niet vrijdag worden, maar dat zal net over het weekend heen getild worden, omdat ik deze signalen ook mee moet nemen — een brief zal sturen waarin ik zal ingaan op de diverse aspecten van de fraude en op mogelijke maatregelen, waaronder ook maatregelen die al op korte termijn in gang gezet zullen worden. Daarbij zal ik ook het aspect ten aanzien van de cultuur meenemen in de beantwoording aan de Kamer, samen met de antwoorden op de hele set schriftelijke vragen die zijn gesteld. Nogmaals, deze signalen zijn ernstig en ik neem ze zeer serieus. Ik heb ook deze week nog een gesprek met de top van het UWV naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur over de fraude van Poolse arbeidsimmigranten. Daar neem ik dit aspect van afgelopen zaterdag zeker in mee.

De voorzitter:
De heer Wiersma.

De heer Wiersma (VVD):
Dank aan de minister. Het is goed dat hij dit zorgvuldig doet, want we moeten alles op tafel hebben. Dat niet alleen, we moeten dan ook een aanpak neerzetten. Die aanpak moet zich er dan op richten om niet alleen dit nooit meer te laten voorkomen maar ook om het geld terug te halen bij deze mensen. Dus ik ben ook benieuwd wat de minister gaat doen om dat geld dat misschien met een toegeknepen oogje toch is verstrekt, terug te halen. Het zou namelijk echt de bijl aan de wortel van ons sociale systeem zijn als we zulk gedrag accepteren. Dat accepteren we niet — ik hoor de minister dat ook zeggen — en ik hoop dat we dat ook in die aanpak terugzien. Dus niet alleen antwoorden aan de Kamer maar ook de aanpak hoe we het zo snel mogelijk gaan voorkomen, want dit is niet uit te leggen. Ik ben blij dat de minister dit deelt. Ik ben ook blij dat hij op dat nieuwe punt, de werkwijze bij UWV, verder ingaat. Ik ben heel benieuwd hoe men daar te werk gaat. Wie gaat waarover? Welke afspraken worden gemaakt en welke prioriteiten worden gesteld? Hoe pakt dat dan uit in de praktijk en wanneer wordt daarop bijgestuurd? Wat is daar in het verleden gebeurd en wat gaan we daaraan beter doen? Ik zou graag zien dat de minister de antwoorden op die vragen meeneemt in de brief. We kijken uit naar die brief. Ik kan mij voorstellen met deze nieuwe informatie dat we die extra dagen tot maandag aan de minister geven. Dus ik vind het prima als hij op maandag met die reactie komt.

De voorzitter:
De minister.

Minister Koolmees:
Dank, voorzitter. Ook dank voor het extra weekend waardoor we die brief beter kunnen maken. In die brief wil ik inderdaad schetsen wat mijn aanpak is om de gesignaleerde problemen te voorkomen en aan te pakken en om te kijken naar de boetes en terugvorderingen die al hebben plaatsgevonden en die welke in de toekomst nog moeten plaatsvinden.

Op het punt van de werkwijze ben ik het zeer met de heer Wiersma eens. Hoe pakt dit uit in de praktijk? De vraag die we de afgelopen weken en ook afgelopen zaterdag in de uitzending kregen was: als er signalen zijn van fraude, vermoedens van fraude worden die dan intern doorgespeeld naar de afdeling handhaving en wat gebeurt daar dan vervolgens mee? Dat is inderdaad een concrete vraag die ik zelf ook heb. Is het voldoende responsief? Ook dit aspect neem ik morgen mee in het gesprek met het UWV. Ik zal er ook op terugkomen in de brief van begin volgende week. Voor de volledigheid wil ik ook nog verwijzen naar het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2017, waarin ook het UWV tegen het licht is gehouden en waarbij toen ook een achterstand in de handhavingspunten werd gesignaleerd maar er wel hard aan gewerkt werd om die op te lossen. Al deze signalen neem ik mee in mijn brief van begin volgende week. Ik ben het zeer met de heer Wiersma eens dat dit een serieus probleem is waar we serieuze maatregelen voor moeten nemen.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer De Jong namens de PVV.

De heer De Jong (PVV):
Voorzitter. Allereerst is het natuurlijk lachwekkend dat het nou net de VVD is die deze vragen moet stellen, want het was toch een VVD'er, directeur Bruins bij het UWV, die verantwoordelijk was bij het UWV, die puinhopen heeft veroorzaakt met betrekking tot een doofpotcultuur, waarbij duizenden Polen gewoon ongestoord fraude konden plegen. Ik vroeg mij eigenlijk af: wat is er met die meneer Bruins gebeurd? Is die ontslagen? Is die zelf opgestapt? Zit die nu op wachtgeld of iets anders? Want het kan na deze ellende toch niet waar zijn dat deze meneer Bruins, dezelfde meneer Bruins is die nu in het kabinet zit, dus dat hij in plaats van te zijn ontslagen, promotie heeft gehad? Kan de minister daarop reageren?

Minister Koolmees:
Dat vind ik een ingewikkelde vraag, in de zin dat de heer Bruins hier niet op kan reageren in zijn oude rol als voorzitter van de raad van bestuur van het UWV. Dat vind ik ook niet netjes. Ik vind het terecht dat hij niet reageert. Hij wil ook zijn opvolger niet voor de voeten lopen. Ik ben hiervoor verantwoordelijk. Ik heb een brief gestuurd naar uw Kamer met daarin de feiten, wat er gebeurd is en de aanpak om dit te voorkomen. Daar wil ik het graag bij laten, voorzitter.

De voorzitter:
Tweede vraag, de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):
Ik krijg geen antwoord. De heer Bruins verantwoordt zich helemaal niet voor de puinhopen die hij bij het UWV heeft achtergelaten. Duizenden Polen die gewoon fraude met WW konden plegen en ermee weg kunnen komen. Een doofpotcultuur. Het zijn hele ernstige zaken. En deze minister beschermt die toenmalige directeur bij het UWV gewoon door te zeggen: nou ja, weet je, hij reageert niet en ik wil er verder niet op ingaan. Dat kan niet. Het gaat om onze sociale zekerheid. En wat we nu dus zien, is dat een persoon als de heer Bruins, na al die ellende die hij heeft veroorzaakt, niet wordt ontslagen maar een promotie krijgt en voor de VVD gewoon in het kabinet kan zitten. Zo gaan we dus tegenwoordig om met onze sociale zekerheid.

Maar ik heb een andere vraag.

De voorzitter:
Heel kort, want u bent door uw tijd heen.

De heer De Jong (PVV):
Heel kort, voorzitter. Deze minister heeft namelijk wel een probleem. Dat is een probleem met het UWV.

De voorzitter:
De vraag!

De heer De Jong (PVV):
Ik vind dus ook dat de minister dit probleem moet oplossen. Dus wanneer gaat deze minister nu eens eindelijk ingrijpen bij het UWV?

Minister Koolmees:
Ik heb net in de eerdere beantwoording aangegeven dat ik deze signalen zeer serieus neem, dat ik in de afgelopen twee weken maatregelen in kaart heb gebracht om dit probleem op te lossen en dat ik uw Kamer daar begin volgende week over informeer. Ik ga daarna — wat mij betreft snel daarna — graag met de Kamer het debat aan om die aanpak te bespreken.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Fraude is onacceptabel en we gaan ervan uit dat we van de week in de brief van de minister zullen lezen dat hij elke onterecht uitgekeerde euro gaat terughalen. Maar nu over de cultuur binnen het UWV. We zagen in de uitzending UWV-medewerkers die door hun leidinggevende ontmoedigd werden om fraude te melden. Deelt de minister de mening dat dat onacceptabel is en dat de UWV-top daar desnoods voor aansprakelijk gesteld moet worden? Want dit kan zo niet. Fraude moet aangepakt worden.

Minister Koolmees:
Als dat zo is, als medewerkers van het UWV die signalen van fraude hebben, ontmoedigd zouden worden om deze signalen door te geven aan bijvoorbeeld het handhavingsteam, dan ben ik het met de heer Jasper van Dijk eens dat dat onacceptabel is. Zeker.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Weer een uitzending van Nieuwsuur over het UWV, ditmaal met name over de angstcultuur die er heerst. Is de minister bereid om ook met de mensen die het werk doen bij het UWV, in gesprek te gaan? Natuurlijk gaat de minister in gesprek met de top van het UWV. Dat is een logische stap. Maar het zijn de mensen die zeggen dat hun werkdruk veel te hoog is, die daarom ook meldingen niet durven te doen, die klagen over leidinggevenden en die anoniem bij Nieuwsuur meldingen doen. Het gaat mij om het perspectief van die werknemers die precies weten hoe het zit. Is de minister bereid om ook met die mensen te praten, met de ondernemingsraad maar wellicht ook breder dan dat?

Minister Koolmees:
Ja, dan ben ik inderdaad van plan. Het was eigenlijk de bedoeling dat ik dat rustig aan zou doen, zonder camera's en dat soort dingen. Maar nu de heer Gijs van Dijk dit zo expliciet vraagt, dat staat ook in mijn agenda. Dat klopt.

De voorzitter:
De heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ja, een andere heer Bruins, zeg ik er even bij.

De voorzitter:
Eppo Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel. We hebben het al gehad over cultuur en afspraken. Daar gaat de minister naar kijken in de brief die we van hem krijgen. Ik mis nog één aspect, en dat is het systeem. Ik noem iets anders groots van de afgelopen weken; ik noem de ING, die in het systeem gewoon had ingebouwd: na drie piepjes, na drie meldingen van verdachte transacties zetten we 'm uit, want we kunnen het niet aan. Ik vraag me dan af in hoeverre hier het systeem faalt. Zijn hier in het systeem ook bepaalde zaken aan de orde, omdat medewerkers — leidinggevenden of mensen op de werkvloer — zeggen: we kunnen het gewoon niet aan? Als ik in de krant zie hoeveel uitkeringsgerechtigden één medewerker van het UVW onder zich heeft, dan vraag ik me af: kan het systeem het aan? Wil de minister ook dat meenemen in de brief?

Minister Koolmees:
Ik begrijp de vraag heel goed. Dat is een terechte vraag van de heer Eppo Bruins. Ik ga nu een beetje vooruitlopen op de brief. Dat is misschien wel onverstandig, maar ik ga het toch even doen. Het beeld is nu dat het systeem goed in elkaar zit. Daar is natuurlijk ook in 2017 door de Algemene Rekenkamer naar gekeken. Maar de vraag is of de papieren werkelijkheid ook de echte werkelijkheid is. Daar gaat het volgens mij ook om in de opmerkingen van medewerkers van het UWV die de afgelopen weken naar voren zijn gekomen. Er zijn mogelijkheden om het door te geven, er zijn piepsignalen, er zijn signalen met betrekking tot Polen, maar de vraag is natuurlijk: wat gebeurt er nu mee in de praktijk? Dat is precies de vraag die ik zelf ook heb, die ik op dit moment probeer te beantwoorden. Ik neem het dus mee in de brief die aanstaande maandag naar de Kamer komt.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik hoop dat de minister ook in de brief voorstellen meeneemt om het probleem ook echt op te lossen, dus dat ook meteen de oplossingen meekomen. Als hij in gesprek gaat met het UWV, wil ik vragen of hij ook het bezoek meeneemt dat de commissie voor Sociale Zaken heeft afgelegd bij het UWV om daar kennis te maken, waar een gloedvol verhaal gehouden werd, inderdaad door de heer Bruins, over hoe goed het ging. Er waren alleen wat te weinig arboartsen, maar voor de rest ging het fantastisch. Ik zou toch wel even willen weten of ons nou een rad voor ogen is gedraaid, of daar nou niet de hele waarheid, de halve waarheid of geen enkele waarheid werd gesproken.

Minister Koolmees:
Op de eerste vraag, jazeker. In de brief wil ik een aantal maatregelen schetsen en ook voorleggen aan uw Kamer om dit probleem ook structureel op te lossen. Dan gaat het met name over de eerste uitzending van Nieuwsuur over tussenbureautjes die fungeren als doorgeefluik of eigenlijk als een manier om fraude mogelijk te maken, en hoe je dat aan kan pakken. Dus zeker, ja.

Op het tweede punt, heb ik ook al twee weken geleden, ook in het mondeling vragenuurtje, gesuggereerd dat ik graag wil dat het UWV ook uw Kamer informeert over bijzondere, nieuwe fenomenen van fraude. Want helaas is het zo dat er in de sociale zekerheid altijd nieuwe vormen van fraude ontstaan. Tot nu toe hebben we alleen maar gerapporteerd op hoofdlijnen over die fraudeaanpak, juist ook omdat we wilden voorkomen dat de werkwijze van fraudeurs te veel in de openbaarheid kwam.

Een van de gedachten die ik nu heb, waar ik ook in de brief mee zal komen, is om uw Kamer geregeld ook vertrouwelijk te informeren over dit soort nieuwe vormen van uitkeringsfraude, die niet voor het grote publiek zijn maar waarvan ik wel vind dat uw Kamer het moet weten. Dus die zal ik daar dan ook in meenemen.

De heer Smeulders (GroenLinks):
We worden als Kamer elke keer verrast, een paar weken geleden door de uitzending van Nieuwsuur en nu opnieuw. Het is goed dat de minister hier staat om vragen te beantwoorden, maar ik heb wel het beeld dat de minister ook verrast is, deze keer over de cultuur van wegkijken bij fraude. Dat is nogal wat. Dus ik zou graag concreet willen weten: was de minister hierdoor verrast, heeft hij deze signalen eerder gehad en als hij die eerder gehad heeft, wat heeft hij daarmee gedaan?

Minister Koolmees:
Deze vraag heb ik twee weken geleden al beantwoord, ik dacht naar aanleiding van een vraag van de heer Wiersma, dat weet ik niet meer zeker. Ik was zelf inderdaad ook verrast over deze signalen van fraude, in dit specifieke geval. Naar aanleiding daarvan zijn inderdaad signalen naar boven gekomen van medewerkers van het UWV, zowel op het intranet die naar buiten zijn gegaan alsook afgelopen zaterdag in de uitzending van Nieuwsuur, of signalen van fraude wel voldoende worden doorgegeven aan de handhaving, dan wel aan de top. Dat is voor mij echt het signaal om hier dieper in te duiken, om hier ook vragen te stellen aan de top van het UWV en daar ook serieus op te reageren in de brief die ik aanstaande maandag naar u stuur.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Kops

Vragen van het lid Kops aan de minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht "Groene dwang kwelling".

De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de vraag van de heer Kops namens de PVV aan de minister van Economische Zaken en Klimaat, die ik ook van harte welkom heet, over het energiezuiniger maken van de eigen woning. Het woord is aan de heer Kops namens de PVV.

De heer Kops (PVV):
Voorzitter. Alle woningen moeten van het gas af, iedereen moet aan de warmtepomp en op elk dak moeten zonnepanelen komen. Dat is wat dit kabinet wil. Maar heeft de minister zich misschien wel eens afgevraagd of de mensen thuis dat ook willen? Waarschijnlijk niet, want voor dit kabinet, dat nota bene het referendum de nek om heeft gedraaid, doet de mening van de burgers er niet toe.

Want, voorzitter, want wat lezen we in de krant? "Groene dwang kwelling - Huiseigenaar wars van eisen". Wat blijkt nu, voorzitter? Huiseigenaren zitten helemaal niet te wachten op die zogenaamde verduurzaming, met de nadruk op "duur"! En terecht, want het is onbetaalbaar. Dat wordt de komende tijd alleen maar erger. Nú al stijgt de energierekening naar een onbetaalbaar niveau. Komend jaar komt er met gemak €150 bij. En laten we eerlijk zijn, daar valt gewoon niet tegenop te verduurzamen. En dan is het klimaatakkoord niet eens definitief. Dat betekent dus dat de allergrootste financiële klap ons nog te wachten staat. Hoe ziet de minister dat voor zich als mensen nú al massaal afhaken omdat ze het niet willen en niet kunnen betalen? Is de minister ertoe bereid nu eindelijk eens een streep te zetten door dit peperdure beleid, simpelweg vanwege gebrek aan animo? Het klinkt de minister misschien wat ongebruikelijk in de oren, maar luister eens naar de mensen in het land. Ze willen het niet!

Dan te bedenken dat deze minister onlangs heeft gezegd — ik citeer: "De energietransitie moet betaalbaar zijn. Anders mislukt het. Ik werk aan een oplossing." Hoe cynisch wil je het hebben? Want veel mensen doen nú al niet meer mee. Die energietransitie gaat gigantisch mislukken. Energie is een basisbehoefte, maar deze minister maakt er een peperduur luxeproduct van. Beste minister, u werkt niet aan een oplossing. U bent onderdeel van het probleem!

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Wiebes:
Voorzitter. Ik heb maar één vraag gehoord. Hoe zie ik dat voor me? Dat gaan we zien, want we zitten midden in de besprekingen over een klimaatakkoord. Daarin gaan we bezien hoe wij dat voor ons zien.

De heer Kops (PVV):
Ik neem hier echt geen genoegen mee; het spijt me ten zeerste. Ik sta hier twee minuten te spreken. Kan de minister misschien even de moeite opbrengen om er normaal op te reageren? Als hij daar niet toe bereid is, zou ik zeggen: wat doet hij hier dan? Hij is naar de Kamer gekomen om te reageren op wat ik hier namens de PVV in heb te brengen. Dan zou ik daar ook een uitgebreide reactie op willen. Misschien kan de minister het nog eens proberen.

Minister Wiebes:
Ik heb het hele betoog van de heer Kops gehoord. Het is trouwens ook niet de eerste keer. Ik weet wat zijn standpunten zijn. Hij vraagt me hoe ik dat voor me zie. Ik zeg dat ik daar pas op kan reageren op het moment dat we een uitonderhandeld en gereedliggend klimaatakkoord hebben. Daar staat dan in hoe we het haalbaar en betaalbaar gaan houden en hoe we in de komende generatie huizen van het gas af gaan helpen, op een manier waar de bewoners zich toe geroepen voelen.

De heer Kops (PVV):
Wat een ongelofelijk slecht antwoord! Dat kun je niet eens een antwoord noemen. Het spijt me ten zeerste. De mensen in het land kunnen het niet betalen. Ze maken zich zorgen. De PVV stelt dat hier aan de orde. En dan krijg je deze reactie! Een nietszeggende reactie. Het spijt me echt ten zeerste. Wat deze minister doet, is mensen peperdure maatregelen door de strot duwen. Eerder heeft hij gezegd dat, als mensen dat niet kunnen betalen, ze er dan ook maar leningen voor moeten afsluiten. De minister heeft dat echt gezegd. Leningen! Veel mensen kunnen nú al de maandelijkse lasten niet meer dragen, of het nu gaat om de huur, de energierekening, de rekening van de dokter, de rekening van de tandarts, noem het allemaal maar op. Veel mensen staan nú al aan de rand van een financiële afgrond. En wat doet deze minister? Peperdure maatregelen opdringen. Desnoods moeten ze maar leningen afsluiten. De minister duwt ze gewoon in de schulden. Ik zei het al: veel mensen staan aan de rand van een financiële afgrond. Deze minister duwt ze erin met zijn beleid! Dat is schandalig.

Nog erger is dat de minister hier niet eens even normaal op kan reageren. Wat is dan zijn oplossing? Veel mensen kunnen het gewoon niet betalen. De PVV blijft het maar herhalen, omdat de minister het blijkbaar niet wil snappen. Wat gaat u er nou aan doen, beste minister?

De voorzitter:
Minister, misschien is het een idee dat u precies aangeeft waarom het niet mogelijk is om op dit moment concreet hierop in te gaan. Dan snappen mensen ook de context en waarom u dat doet.

Minister Wiebes:
Sterker nog, er is nog helemaal geen sprake van maatregelen, want daar zijn we nou juist met elkaar over in gesprek. Dus ik weet niet over welke maatregelen de heer Kops het allemaal heeft, want die maatregelen zijn nog helemaal niet doorgesproken. Die liggen nog helemaal niet voor. Ik kan er nu niet op antwoorden, omdat wij nog met elkaar bezig zijn. 300 maatschappelijke partijen zitten bij elkaar aan de tafels, om te kijken hoe we het voor mensen haalbaar en betaalbaar kunnen houden, hoe we binnen ongeveer één generatie, de komende 32 jaar, Nederlandse woningen op een andere manier dan met aardgas kunnen gaan verwarmen. Daar zijn we nu mee bezig. De heer Kops stelt zijn vragen precies in het midden van die exercitie.

De voorzitter:
De heer Kops, tot slot.

De heer Kops (PVV):
De minister zegt dat het betaalbaar moet blijven en dat er nog maatregelen aankomen. Ik kan de minister vertellen: het is nú al onbetaalbaar! De energierekening stijgt nú al naar een onbetaalbaar niveau. Komend jaar komt er met gemak €150 bij. Er komen dus nog heel veel andere klimaatmaatregelen bij. Welke maatregelen dan? En wat gaat ons dat dan wel niet allemaal kosten? De grootste financiële klap staat de huishoudens dus nog te wachten. De kosten zullen nog meer omhooggaan. En dan wil deze minister er nog niet eens normaal op reageren. Het is echt te schandalig voor woorden.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik weet niet of er behoefte is om hierop te reageren?

Minister Wiebes:
Ik heb er kennis van genomen.

De voorzitter:
Dan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, ik ga de heer Kops een heel klein beetje gelijk geven. Dat zal u misschien verrassen. Op korte termijn kunnen die maatregelen inderdaad duur zijn, maar de Partij voor de Dieren denkt liever aan de lange termijn. Daar wil ik een vraag over stellen aan de minister. Is de minister het met mij eens dat het, als het bijvoorbeeld gaat over verduurzaming bij corporaties, heel erg belangrijk is om op korte termijn zo veel mogelijk meters te maken en schaalvergroting te bewerkstelligen? Kan de minister bedrijven dan helpen om die onrendabele top te financieren? Vergelijk het met die tenders voor wind op zee. Aanvankelijk was het heel duur. De onrendabele top kon worden gecompenseerd door subsidies, maar nu is het zo goedkoop dat dat niet meer nodig is.

Minister Wiebes:
Voorzitter, wat de onderhandelende tafels in ieder geval als voorstel hebben gedaan aan het kabinet, is dat de corporaties daarin schaal en tempo gaan bereiken. Daar moeten ze relatief snel mee kunnen beginnen, omdat het bestand van corporatiewoningen heel groot is. Daar kan die schaal bereikt worden. Wat we ook hebben gezien, is dat er in het regeerakkoord staat dat er een enveloppe met middelen komt, zoals dat heet. In de eerste tranche van die enveloppe is er precies voor dit doel geld ter beschikking gesteld om te kunnen beginnen met aardgasvrije wijken. Dat valt voor een deel samen met die corporatie-uitdagingen. Dat is waar het nu staat. Nogmaals, we zitten midden in de gesprekken over hoe het klimaatakkoord uiteindelijk moet worden. Dit soort dingen dienen daar een plek in te krijgen. We gaan het zien zodra er wat uitkomt. Daar wil ik niet op vooruitlopen. We moeten de tafels die we hebben gevraagd om hier iets verstandigs over te zeggen, de ruimte laten om met voorstellen te komen. Uiteindelijk besluit de politiek.

De voorzitter:
De heer Wassenberg met een tweede vraag.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, mijn tweede vraag. We hebben het inderdaad gehad over de corporaties. Naast de corporaties hebben we nog een aantal miljoenen woningeigenaren. Die zijn hier niet mee geholpen. Voor duurzame energie hebben we de ISDE-regeling. Is de minister het met mij eens dat energie die je niet gebruikt, de beste energie is? Zou je die ISDE-regeling niet ook moeten en kunnen gebruiken voor woningverduurzaming en woningisolatie, dus voor energiebesparing? Zouden we die ISDE-regeling niet kunnen uitbreiden zodat ook besparing daarin kan worden meegenomen?

Minister Wiebes:
Voorzitter, we zitten hier vol met ideeën. Laat ik even afwachten wat eruit komt. Om hier nou tussentijds te interveniëren in een lopend proces en allemaal uitspraken te gaan doen en opvattingen te hebben ... Laten we even zien hoe de tafel gebouwde omgeving denkt deze uitdagingen aan te kunnen. De woningeigenaar speelt daarin net zo goed een rol als de grote verhuurders. En ook bij die woningeigenaren moeten we trouwens gebruikmaken van schaal. Veel huizen in de wijkgebonden aanpak lijken op elkaar. Ook daar zul je moeten proberen schaal te bereiken. We weten allemaal dat dat in het begin kostbaarder zal zijn en dat we aan het eind echt de ambitie hebben dat het allemaal gewoon wordt terugverdiend met een lagere energierekening.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Bosman

Vragen van het lid Bosman aan de staatssecretaris van Defensie over het bericht "Militair moet zelf jas kopen".

De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de vraag van de heer Bosman namens de VVD aan de staatssecretaris van Defensie, die ik ook van harte welkom heet, over het zelf aanschaffen van militaire uitrusting.

De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Toen ik het bericht in De Telegraaf "Overleven op de pof" las, dacht ik terug aan 16 maart jongstleden, toen wij met de vaste Kamercommissie voor Defensie op bezoek waren bij de Enhanced Forward Presence, onze mannen en vrouwen in Litouwen. Toen was het ook heel koud. Er werd melding gemaakt van hoe moeizaam het ging om kleding voor dat koude weer te krijgen. Er stond geen vinkje bij "voor koud weer geschikt". Die discussie is stevig gevoerd en uiteindelijk is het goed gekomen, maar het heeft wel tijd gekost. Dat was toen al een slechte zaak en dat is het nog steeds. Onze mannen en vrouwen hebben gewoon goede spullen nodig. Punt.

Uit ervaring weten we dat het in Noorwegen in de winter heel koud is. Sterker nog, heel veel eenheden, bijvoorbeeld de mariniers, doen daar een koudweertraining. De kennis over de omgeving, de temperatuur en het klimaat is dus aanwezig. Dan is de aanschaf van dit soort materieel toch onderdeel van de hele voorbereiding van een dergelijk grote oefening? Kan de staatssecretaris mij uitleggen wanneer bekend werd dat deze oefening gehouden zou worden en wanneer men tot de conclusie kwam dat er niet genoeg kleding was? Want hoe kan het zijn dat er wel geld is voor kleding en dat een marktpartij deze gespecialiseerde kleding ook in grote hoeveelheden kan leveren, terwijl de daarvoor in het leven geroepen organisatie van Defensie, het Kleding- en Persoonsgebonden Uitrustingsbedrijf, het KPU, daar niet toe in staat is?

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Visser:
Dank u wel, voorzitter. Het is goed om te horen dat u samen met de vaste Kamercommissie in Litouwen bent geweest. Ik ben er zelf ook geweest, en ook in Noorwegen. Het is er inderdaad koud. De oproep van de heer Bosman dat onze militairen de beste kleding verdienen, kan ik alleen maar onderschrijven. Om concreet op uw vraag in te gaan: ik denk dat hier sprake is van een uitzonderingssituatie, en wel een uitzonderingssituatie die ik zelf ook niet meer wens mee te maken, want het is belangrijk dat onze militairen gewoon de kleding krijgen die zij verdienen. Die aanschaf zouden zij niet zelf hoeven doen in een situatie als deze, met een voorschot dat zij krijgen. Het is dus niet zo dat zij dat zelf moeten voorschieten; zij krijgen gewoon het geld om zelf die kleding aan te kunnen gaan schaffen.

Maar ik wil u wel meenemen in hoe het is gegaan, want dat was toch eigenlijk ook uw vraag. We hebben binnen de landmacht te maken met een verschuiving van de inzet van wat warmere gebieden naar wat koudere gebieden zoals Litouwen. Nu gaan wij meedoen aan een grote oefening in Noorwegen. Dat hebben we jarenlang niet meer gedaan. Dat we daar nu weer aan meedoen, zegt iets over de inzet van de landmacht en over wat wij als landmacht ook konden. Juist met de ervaringen die we in Litouwen hebben opgedaan — u hebt daar zelf ook kennis van kunnen nemen — hebben we gezien dat we meer moeten doen als het gaat om het koude weer. Dat besef is ingebracht in de voorbereiding van Noorwegen.

Bij de planning van deze oefening, die twee jaar geleden begon, had men het idee dat wij in oktober nog niet over al die arctische kleding hoeven te beschikken. Dat was de reden waarom toen niet dat verwervingstraject is ingezet. Dat besef is er nu wel, juist ook door de ervaring van de afgelopen periode in Litouwen, waar wij helaas te maken hebben gehad met het koude weer en met militairen die daar last van hebben gehad. Men is dus te laat begonnen met de inzet op de verwerving van arctische kleding. Dat is de eerste constatering. Daarom is er gekozen voor deze noodgreep, ik noem het maar even zo. We willen onze militairen wel met de juiste kleding uitrusten en gaan de militairen dus een voorschot geven, zodat ze die kleding zelfstandig kunnen kopen. Wat mij betreft is dat echt een uitzonderingspositie en niet voor herhaling vatbaar.

De heer Bosman (VVD):
Goed te horen dat het een uitzonderingspositie is, maar het bevreemdt mij toch wel enigszins. Nogmaals, we hadden die kennis over Noorwegen. Daar is het heel koud. Dat is bekend bij Defensie, maar er is kennelijk te laat besloten om over te gaan tot aanbesteding. Maar dan blijft mijn vraag hoe het mogelijk is dat een marktpartij die kleding wel kan leveren aan individuele militairen. Het geld is er bij Defensie kennelijk wel. Het is goed dat Defensie een voorschot geeft, maar uit ervaring weet ik dat voorschotten dan ook wel heel snel verrekend worden met salarisstroken, waardoor allerlei mannen en vrouwen weer in de problemen kunnen komen. Zo'n voorschot is niet ideaal. Mijn vraag blijft dus: waar in de organisatie is er besloten om het niet te doen, om die koudeweerspullen niet te kopen, waardoor men uitkwam in een panieksituatie, waarin we bij wijze van grote uitzondering moeten zeggen: ga het maar zelf kopen?

Staatssecretaris Visser:
Om allereerst iets weg te nemen: men krijgt dat geld gewoon extra voor de aanschaf van die kleding. Dus uw zorg dat dat met het salaris verrekend wordt ...

De heer Bosman (VVD):
Oké.

Staatssecretaris Visser:
Er wordt gewoon €1.000 uitgekeerd voor de aankoop van de kleding. Dat wordt niet verrekend met het salaris, dat komt er gewoon bij. Het lijkt mij goed om dat op te merken.

Het tweede belangrijke punt is dat u terecht aangeeft dat het erin had moeten zitten, maar op basis van de ervaring in Litouwen dacht men niet dat het in oktober al zulk koud weer zou zijn in Noorwegen. Eigenlijk heeft men vanwege extra veiligheidsmaatregelen besloten om een koudeweerpakket in te voeren. Het paste niet in de reguliere aanbesteding die nu loopt vanuit het kledingbedrijf van Defensie om die inzetvoorraden uit te gaan breiden. In die lopende aanbesteding kon het niet meegenomen worden. Vandaar dat er is gekeken naar een praktische manier om hier invulling aan te geven, en vandaar dat er is gekozen voor deze optie. Ik gaf het al aan: deze optie heeft niet mijn voorkeur en ze heeft ook niet de voorkeur van heel de defensieorganisatie. Er loopt nu dan ook een aanbesteding, breder, voor koudeweerkleding om herhaling in de toekomst te voorkomen, want we zitten nog wel even in Litouwen en wie weet welke grote oefeningen we nog gaan doen in noordelijk gebied.

Voorzitter: Tellegen

De heer Bosman (VVD):
Ik maak me toch een beetje zorgen over de aanbestedingsprocedures. Dat is een probleem dat we vaker horen bij Defensie. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de veiligheid van de mannen en vrouwen die wij op oefening sturen en uitzenden primair de verantwoordelijkheid van de werkgever is en dat goed materieel daarbij essentieel is? Hoe weet de staatssecretaris als werkgever dat de mannen en vrouwen de goede spullen hebben dan wel dat ze die hebben gekocht? Als er onverhoopt toch iets misgaat en achteraf blijkt dat de kleding niet op orde was, wie is er dan verantwoordelijk? Dat kan toch niet de individuele militair zijn, zo vraag ik de staatssecretaris.

Staatssecretaris Visser:
Ik denk dat ik alleen maar kan onderschrijven wat de heer Bosman zegt als het gaat om de verantwoordelijkheid van de werkgever. Dus daar staan we ook voor. Het is goed om onderscheid te maken tussen de kledingpakketten. Het gaat om onderkleding en handschoenen en dergelijke. Het gaat niet om gevechtskleding. Ik denk dat het belangrijk is om dat te benadrukken. U heeft helemaal gelijk. De werkgever is hiervoor verantwoordelijk en moet ervoor zorgen dat dit op orde is. Dat neem ik ook zeer ter harte.

De heer Bosman (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank meneer Bosman. Dan is nu het woord aan mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb twee vragen. Ik begin met de eerste. Het is echt een bizarre gang van zaken dat militairen op het laatste moment hun eigen kleding moeten kopen. Het gaat er bij mij niet in dat men Noorwegen niet kent. Mariniers trainen echt al tientallen jaren in Noorwegen. De landmacht gaat er ook naartoe. Het is niet nieuw. Het risico dat een militair loopt als hij niet de juiste kleding heeft, is dat hij koudeletsel krijgt: afgestorven tenen, afgestorven vingers. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus: wie gaat nu controleren of de militairen ook de juiste spullen hebben? Ze hebben het zelf gekocht, maar is het ook geschikt?

Staatssecretaris Visser:
Ik kan u geen toezeggingen doen over de manier waarop er gecontroleerd gaat worden. Uiteraard gaat het erom dat men de juiste kleding koopt. We zullen kijken hoe we daarop kunnen toezien. Ik denk dat de zorg die mevrouw Bruins Slot uitspreekt een terechte is. We hebben met de huidige kleding de afgelopen periode helaas ook koudeletsel gehad in Litouwen. Dat is precies waarom er voor Noorwegen aanvullende maatregelen zijn genomen. Terecht zegt u: dat had je misschien kunnen voorzien. Ik constateer alleen dat het niet op die manier is gelopen. Men heeft dit later in het kader van veiligheidsmaatregelen voorzien. Dat is de reden dat het nu wel wordt ingeregeld, alleen helaas is dat te laat voor een groep militairen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De oefening Trident Juncture staat al jaren op de agenda. De discussie over de arctische kleding voor Litouwen is meer dan een jaar gevoerd. Dan is het de vraag wanneer dit precies bekend was. Wanneer is men die maatregel gaan nemen? Daarbij komt nog een tweede punt. Wie controleert nu echt? Straks staat die militair daar met -27˚C met niet de juiste kleding die hij gekocht heeft omdat we het met elkaar niet geregeld hebben.

Staatssecretaris Visser:
Die verantwoordelijkheid ligt bij de werkgever en dat ben ik. Namens mij is het aan de C-LAS, dus de landmacht zelf om dit te gaan controleren. Ik denk dat de C-LAS op dit moment meeluistert. Men is zich er zeer van bewust dat dit gewoon opgelost moet worden. Dat zullen we dus ook gaan doen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik zit nu anderhalf jaar in deze commissie en met regelmaat valt mij de mond open, om niet een ander woord te gebruiken. Het is natuurlijk bespottelijk wat er nu weer aan de hand is bij Defensie. Ik ben echt niet de persoon om steeds dit soort termen te gebruiken, maar bij Defensie kan het bijna niet anders. De situatie is absurd. Dat u mensen vraagt om hun eigen spullen te gaan kopen, ik begrijp niet hoe het bij u, hoe het überhaupt bij de landmacht is opgekomen om dit zo te organiseren. Ik heb een vraag en een opmerking. De vraag is: is KPU feitelijk wel in control? Als je een oefening niet twee jaar van tevoren ziet aankomen, dan ben je er niet heel vlug bij, om het maar even vriendelijk samen te vatten.

Het andere punt dat ik wil maken, is het volgende. Wanneer zorgt u er na deze commotie alsnog voor — u ziet al die mensen hier staan — dat de landmacht gewoon zelf de goede spullen voor de mensen koopt? Dat ze het nu verrekenen en voorschotten geven, ik wil er niets meer over horen.

De voorzitter:
Dank u wel.

Staatssecretaris Visser:
KPU doet een aanbesteding en is dus in control. Er kwam nu een aanvullend verzoek van de landmacht bij. Daarvan heeft KPU gezegd dat dat niet inpasbaar was in de lopende aanbesteding. Daar kunt u van alles van vinden, maar dat is het inkoopcontract dat nu wordt opgesteld.

Eigenlijk gaat het ook nu om de vraag van mevrouw Bruins Slot. De landmacht zal hier zelf op toezien. Het zijn ook hun mensen. Zij zijn de decentrale werkgever die ervoor moet zorgen dat hun mensen op de juiste manier op pad gaan. Er is juist voor gekozen dat mensen aanvullende kleding hebben. Dit was niet voorzien en in eerste instantie ook niet nodig geacht. Vanuit veiligheidsperspectief is gezegd dat we dit wel nodig achten en is er gezocht naar een hele praktische oplossing, waarbij is gezegd dat militairen dit zelfstandig mogen gaan aanschaffen. Verdient dat de schoonheidsprijs? Nee. Moet dat beter de volgende keer? Ja.

Mevrouw Belhaj (D66):
Mijn collega's hebben vele belangrijke vragen gesteld en voor ons geldt natuurlijk hetzelfde: wij vinden het nogal absurd dat wij in de Tweede Kamer moeten praten over de jassen van militairen. Op het moment dat je daarover praat en we spreken over vertrouwen hebben dat de krijgsmacht bezig is om de zaak weer op orde te krijgen, dan moet ik wel zeggen dat dat tot een dieptepunt daalt. Dit is zo primair. Iedereen begrijpt dat het logisch is dat je dit nodig hebt voor je werk. Mijn vraag is dan ook de volgende. Ik ben mee geweest op een werkbezoek in Litouwen. Die mensen hadden daar tijdens hun oefeningen niet de juiste jassen. Vervolgens is geconstateerd dat ze inderdaad jassen nodig hadden. Ik hoop toch van harte — ook wellicht omdat meerdere politici hadden geconstateerd dat de mensen in Litouwen niet de goede jassen hadden — dat vervolgens jassen ingezet zijn die eigenlijk bedoeld waren voor de missie in Noorwegen, waarvan u wist dat die er al een jaar aan zat te komen. Dat is toch wel belangrijk voor mij. Ik wil dat de staatssecretaris ook echt belooft dat de militairen daar niet gaan werken met jassen die niet voldoen.

Staatssecretaris Visser:
Ik probeer de vraag te begrijpen, maar ik begrijp 'm niet helemaal. U stelt dat de jassen die in Litouwen niet correct waren, mogelijk in Noorwegen worden ingezet? Nee? Dan heb ik het verkeerd begrepen.

Mevrouw Belhaj (D66):
De mensen in Litouwen hadden niet de juiste jassen. Die zijn uiteindelijk geleverd, ik denk in de afgelopen drie, vier maanden. Die jassen, kan ik me voorstellen, kunnen ook oorspronkelijk bedoeld zijn geweest voor de missie in Noorwegen. Dus mijn vraag aan u is: u heeft toch niet, omdat u problemen in Litouwen heeft geconstateerd, de jassen van Noorwegen aan Litouwen gegeven; zo, dat hebben we opgelost, en dan zien we wel wat we nog kunnen doen voor de Noorwegenmissie?

Staatssecretaris Visser:
Het antwoord is nee. Het is niet zo dat er voor Noorwegen een pakket klaarlag dat vervolgens voor Litouwen is ingezet.

De voorzitter:
Dit is uw tweede vraag.

Mevrouw Belhaj (D66):
Nee.

De voorzitter:
Ja.

Mevrouw Belhaj (D66):
Maar ze heeft één vraag niet beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:
Nee, maar u heeft uw vraag al een keer opnieuw geformuleerd. Dat is het dan. Of u moet nog een tweede vraag stellen. Nee? Dan is nu het woord aan de heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):
Ook wij vinden dit echt gewoon niet normaal, en voordat wij die term in de mond nemen, moet er heel wat gebeuren. Als ik het goed lees in De Telegraaf, gaat het over 1.000 mensen die voor €1.000 iets aan moeten schaffen. Als je dat vermenigvuldigt, kom je op een miljoen. Mijn eerste vraag is: is er binnen Defensie niet iemand die een mandaat heeft voor 1 miljoen? Zo ja, laat die heel snel een handtekening zetten en gewoon deze dingen aanschaffen. Dat is veel makkelijker dan 1.000 keer mensen naar een winkel toe sturen om dit aan te schaffen, met het risico dat ze de verkeerde spullen hebben. Ik roep de staatssecretaris echt op om gewoon die ene handtekening te zetten. Voor mijn part gaat dat een beetje mis met de controle enzovoorts, maar dat is mijn vraag. Ik hoop daar een positief antwoord op te krijgen.

Staatssecretaris Visser:
Ik snap de vraag van de heer Stoffer. Ik denk dat het ook een terechte vraag is. We gaan ernaar kijken of we het nog op een andere manier kunnen organiseren. Dus uw oproep neem ik over in die zin. Ik denk dat het wel belangrijk is om nog te zeggen — misschien dat dat ook de vraag van mevrouw Belhaj is, die ik dan verkeerd heb begrepen — dat substantieel wordt geïnvesteerd in gevechtskleding en uniformen in de komende periode. U heeft recent een brief van mij gekregen over de gevechtskleding en de pakketten die we daarvoor aanschaffen. Die worden vanaf 2020 geleverd. Alle mannen en vrouwen die nu op missie gaan, krijgen nieuwe gevechtskleding, krijgen nieuwe helmen, krijgen nieuwe gevechtsvesten. Dus daar wordt substantieel in geïnvesteerd om ervoor te zorgen dat de mannen en vrouwen op een goede manier op missie kunnen gaan, ook op het gebied van oefeningen. Ik vind het belangrijk om dat te herhalen, want anders wordt het beeld neergezet dat er nog steeds, straks ook, sprake zou zijn van achterstanden. Wij zijn die hard aan het inlopen. Vanaf 2020 geldt dat voor iedereen. In de tussenperiode moeten we kijken naar hele praktische oplossingen. Daarvoor is hier door de landmacht op deze manier gekozen. Terecht dat de heer Stoffer zegt "kijk er nog een keertje naar", zoals mevrouw Bruins Slot dat eigenlijk ook aangaf, zodat je ook de controlecheck hebt. Daar ga ik nog een keer naar kijken. Dus die vraag van u neem ik over. Maar dit is gedaan vanuit het perspectief hoe we er toch voor kunnen zorgen dat we dit op korte termijn alsnog voor mekaar konden krijgen, want in een lopende aanbestedingsprocedure is het niet voor mekaar te krijgen en we vinden het wel van belang in het kader van de veiligheid van onze militairen.

De voorzitter:
Meneer Stoffer, uw tweede vraag.

De heer Stoffer (SGP):
Die mag ik nu stellen, toch?

De voorzitter:
Ja.

De heer Stoffer (SGP):
Ja, dat dacht ik ook. Dank voor het antwoord van de staatssecretaris. Mijn vraag is: wanneer krijgen wij daar antwoord op? Ik zou graag als Kamer geïnformeerd worden, op heel korte termijn, of dat kan.

Staatssecretaris Visser:
Ik ga daar zo snel mogelijk achteraan. Dus ik laat u zo snel mogelijk weten of het kan.

De heer Stoffer (SGP):
Eind deze week?

Staatssecretaris Visser:
Als ik daar eind deze week een antwoord op heb, doe ik het eind deze week, maar als het langer duurt, komt het later. Dus ik ga het zo snel mogelijk voor u doen.

De heer Stoffer (SGP):
Dank.

De heer Öztürk (DENK):
We weten dat al een hele tijd heel veel soldaten Defensie verlaten. Een van de redenen is dat ze niet genoeg of helemaal niet de materialen krijgen die ze zouden willen. Nu komt het jasverhaal erbij. Twee weken geleden hoorden wij dat die uniformen wel naar terroristische groeperingen in Syrië gaan, terwijl ons eigen personeel, onze eigen Defensie, de eigen soldaten niet de mogelijkheid krijgen om een fatsoenlijke jas te halen. Hoe legt u dat uit aan ons Defensiepersoneel? En wat doet dat met het verloop van onze medewerkers en de aanwas die nu eigenlijk moet aantreden om ons land te gaan verdedigen? Hoe legt u dat uit? Schaamt u zich niet een beetje ...

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Öztürk (DENK):
... voor deze gebeurtenissen?

Staatssecretaris Visser:
Samen met de minister sta ik voor een organisatie die trots is op wat ze doet en ik denk dat de mensen die daar werken trots zijn op wat ze doen en daar de juiste middelen voor willen. Ik heb meerdere debatten met u gevoerd waarin u vooral heeft gezegd: geen investeringen in materieel. Ik hoop dat u zich er met mij in de komende periode voor gaat inzetten dat Defensie meer kan gaan investeren. We komen van ver. Het is een organisatie waar 30 jaar lang op is bezuinigd. Dat doet wat met een organisatie. Dat laat ook zien waar je vandaan komt. Maar deze organisatie en deze mensen zijn bereid om ervoor te gaan. De minister en ik zijn bereid om ervoor te gaan. We moeten er heel hard aan gaan trekken om ervoor te zorgen dat we die investeringen zo snel mogelijk weten te realiseren. Dat is precies de reden waarom al die investeringen nu lopen. Nu worden de bestellingen gedaan voor de gevechtskleding. Die wordt in 2020 geleverd. Dat betekent dat u in 2020 die investeringen in de begroting zult terugzien. Juist al die mensen verdienen het om goede helmen, goede vesten en goede gevechtsuniformen te hebben. Daarin wordt nu ook geïnvesteerd. Ik hoop juist op uw steun daarvoor, want die heb ik de afgelopen periode niet altijd gezien.

De voorzitter:
Uw tweede vraag.

De heer Öztürk (DENK):
Ja. Wat je hoort in de samenleving is dat de terroristen de uniformen sneller krijgen dan ons eigen Defensiepersoneel. Ook weten we nu al dat 25 miljoen euro naar terroristische organisaties in Syrië is gegaan. En nu staat u hier te vertellen: ik ben daarmee bezig. Hoe kan dat nou? Dit verhaal kunt u niet meer verdedigen. Of we zorgen er vanaf nu voor dat al ons personeel alle materialen krijgt die het verdient, of we houden op met het steunen van terroristische organisaties. Het is van tweeën één ...

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):
... maar je kan niet aan de ene kant terroristen steunen en aan de andere kant ons Defensiepersoneel ...

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Öztürk.

Staatssecretaris Visser:
Voorzitter, de heer Öztürk haalt er iets bij, maar laten we in ieder geval kijken naar wat we gemeen hebben, namelijk dat ik blij ben dat u nu al uw steun uitspreekt voor al de brieven die ik de afgelopen periode naar u heb gestuurd. Daarin vraag ik u om een mandaat voor extra investeringen, om investeringen in gevechtsvesten, in gevechtsuniformen, in helmen en in nachtkijkers. Die heb ik allemaal naar u gestuurd in de afgelopen periode. Daar hebben we binnenkort een debat over. Ik hoop op uw terechte steun, want het is meer dan nodig om dit voor elkaar te krijgen. Laten we dus niet allerlei vergelijkingen maken, maar ervoor zorgen dat die militair krijgt wat hij of zij verdient. Ik ben blij met uw steun daarvoor, dus we gaan dat debat op een goeie manier voeren.

De heer Kerstens (PvdA):
Collega's hebben het al gezegd: er blijven miljarden op de plank liggen en ondertussen laten we mensen in de kou staan. Het gaat hier niet om een oefening in het Caribisch gebied, waar gezegd wordt: misschien hebben we nog ergens een uurtje over, dan kun je nog even zwemmen, en koop zelf even een Speedo. Het gaat hier om een oefening onder bizarre en barre omstandigheden die al meer dan een jaar bekend is. Dan kun je mensen niet zelf naar de Perry Sport sturen, maar dan moet je ze gewoon van alle materialen voorzien. Ik heb begrepen dat er van alles is aan te merken op het aanbestedings- en inkoopproces. Een factor die meespeelt is dat het voor Defensie heel moeilijk is om aan mensen te komen en daar op de juiste plek achter de juiste knoppen te zetten. Voor mij heeft het toch ook iets te maken met de waardering en het respect die de mannen en vrouwen van onze krijgsmacht verdienen, de mensen in het veld, van hoog tot laag. Daar zijn hele mooie woorden aan gewijd, er is een hele mooie nota aan gewijd, maar ze zien het niet terug.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Kerstens (PvdA):
Ze zien het niet terug in het loonakkoord dat onlangs is gesloten. Ze zien het hier niet terug.

De voorzitter:
Meneer Kerstens, wat is uw vraag?

De heer Kerstens (PvdA):
Wanneer gaan de staatssecretaris en de minister al die mooie woorden concreet omzetten in het respect en de waardering die de mensen van Defensie, net als al hun collega's die voor de publieke zaak werken, verdienen?

Staatssecretaris Visser:
Voorzitter. Daar wordt hard in geïnvesteerd. U kent het onderhandelingsresultaat. Er wordt fors geïnvesteerd in de pensioenvoorziening van militairen; ze worden fors gecompenseerd voor de overgang van een eindloon naar een middenloonstelsel. Als het gaat om het loonbod: vergelijkbaar met iedere andere publieke sector. Er wordt fors geïnvesteerd in de publieke sector als het gaat om het loonbod. Of het nu gaat om militairen, de politie, het onderwijs of de zorg: dit kabinet investeert erin. Er zijn forse akkoorden gesloten. U heeft het over de werving van spullen. Daar zijn we keihard mee bezig. Ik noemde net al de brieven over de gevechtsuitrusting, de gevechtskleding. Als ik kijk in hoeverre we er de afgelopen periode in geslaagd zijn — ook door de inzet van de vorige minister — om bijvoorbeeld de reserveonderdelen weer op de plank te hebben. Dat was 30% en inmiddels zitten we op ongeveer 90%. Er is de afgelopen periode dus hard gewerkt om dit voor elkaar te krijgen. Twee weken geleden: een contract getekend voor het moderniseren van Apaches. Ik kan u een hele waslijst geven van zaken die u zelf ook wel weet. Ik kreeg namelijk in mei nog het verwijt van mevrouw Diks dat ik zo veel brieven over voornemens tot investeren naar de Kamer stuurde. Dat gaan we dus doen, maar soms duurt het een tijdje voordat het gerealiseerd is. Neem die F-35's die we hebben besteld. We hebben er nu twee en volgend jaar krijgen we er gelukkig acht. Maar dan hebben we nog de rest die we moeten krijgen. Dat ziet u in mijn begroting pas als ik de factuur krijg. Dan lijkt het alsof ik geld over heb, maar dat heb ik helemaal niet, want ik ben de verplichting gewoon aangegaan, dus dat geld is uitgegeven. Al die mannen en vrouwen van wie u zegt dat ze waardering willen, hebben behalve dat loonakkoord en die goede pensioenvoorziening ook goede militaire uniformen nodig om hun werk goed te kunnen doen.

De voorzitter:
Uw tweede vraag.

De heer Kerstens (PvdA):
Het gaat er niet om of wij het hier in de Kamer zien, het gaat erom of de militairen bij Defensie het voelen, en ik kan u vertellen dat ze het niet voelen, dat ze het onvoldoende voelen en dat ze het niet snel genoeg voelen. Vandaar mijn oproep: laat het meer zien, laat het op een andere wijze zien.

Staatssecretaris Visser:
Dat gevoel herken ik. Dat is een van de belangrijkste dingen in de komende periode: het herstel van vertrouwen. Een organisatie die 30 jaar lang is verwaarloosd, met mensen die ook het gevoel hebben dat ze verwaarloosd zijn ... Dat kun je niet binnen, wat is het, tien maanden herstellen. Je hebt gewoon te maken met achterstanden. Dan moet je stap voor stap werken. Het gaat erom dat je perspectief weet te bieden. Met de 1,5 miljard extra die door dit kabinet wordt geïnvesteerd, is dat perspectief er weer. Is dat voor iedereen direct voelbaar? Nee, helaas niet. Ik zou willen dat het zo was. Met een nieuw pensioenresultaat, met een nieuw loonbod maar vooral ook met alle andere dingen die er op dit moment gebeuren — niet alleen door mij maar ook door al die commandanten en al die militairen — zie ik een verbetering. Maar ik ben het met u eens, we moeten van heel ver komen en we moeten hard werken aan het herstellen van vertrouwen, want we zijn er nog absoluut niet.

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):
Het is gewoon supergênant dat dit weer gebeurt, dat het weer gaat om de basisveiligheid van het militair personeel die niet gegarandeerd wordt. Als ik de staatssecretaris hier hoor, lijkt het alsof de problemen bij Defensie uit de lucht zijn komen vallen. Dat is beslist niet het geval. Het kabinet en voorgaande kabinetten hadden de keuze kunnen maken om prioriteit te geven aan het personeel, aan arbeidsomstandigheden, goed materieel, persoonlijke uitrusting, in plaats van mee te vechten in het hoogste geweldsspectrum. De keuze had gemaakt kunnen worden om die goede winterjassen aan te schaffen, in plaats van de JSF voor een paar miljard euro aan te schaffen.

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, wat is uw vraag?

Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wanneer was de staatssecretaris op de hoogte van dit probleem? Wanneer heeft de staatssecretaris de opdracht gegeven om dit probleem op te lossen? Waarom is niet ervoor gekozen om alsnog, via een aparte procedure, die jassen aan te schaffen? Is de staatssecretaris bereid om dat alsnog te doen?

Staatssecretaris Visser:
Van dit specifieke probleem wist ik voor het lezen van het Telegraafartikel net zo veel af als u. Dit wordt uitgevoerd door de commandanten die verantwoordelijk zijn voor de planning van zo'n oefening. Als u vraagt of ik bereid ben om te kijken ... Ik heb net tegenover de heer Stoffer aangegeven dat we uiteraard gaan kijken of we dit kunnen versnellen en ook makkelijker kunnen maken. U zegt: had u nou maar niet in de JSF geïnvesteerd, dan had u dit probleem niet gehad. Dat ben ik niet met u eens, dat herken ik totaal niet. De JSF is ook noodzakelijk. We hebben een grondwettelijke taak. Daar hoort bijvoorbeeld het verdedigen van ons eigen luchtruim bij. Daar heb je gewoon een jachtvliegtuig bij nodig. Daar is gekozen voor een F-35. Daar denkt u anders over. U denkt ook anders als het gaat om de militaire inzet. Daar hebben we hier iedere keer met elkaar een debat over. Er wordt democratisch besloten over de inzet van onze militairen, over de keuze die we hierin maken, ook bij de begroting. U kunt ieder jaar de investeringsplanning zien, inclusief wat wij voorstellen aan uw Kamer. U kunt dan zeggen dat u sommige dingen niet wil en andere dingen wel, maar het is niet zo dat de Kamer niet is geïnformeerd over de investeringen die door Defensie worden gedaan in materieel en ook in personeel. Daarin worden politieke keuzes gemaakt. Bij deze Defensienota is ervoor gekozen om uitdrukkelijk ook meer te investeren in het personeel. Dat is hoognodig.

De voorzitter:
Dank u wel. Dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Van den Berg

Vragen van het lid Van den Berg aan de minister voor Medische Zorg en Sport, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de toenemende agressie tegen hulpverleners in de ggz.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Van den Berg voor haar vragen aan de minister voor Medische Zorg, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de toenemende agressie tegen hulpverleners in de ggz.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zaterdag konden we de schokkende resultaten lezen van een onderzoek van Trouw naar de veiligheid in de geestelijke gezondheidszorg. Maar liefst 40% van de medewerkers in de acute psychiatrie heeft soms tot regelmatig te maken met ongewenst gedrag door patiënten. In een enkele kliniek is het zelfs 80%. De klokkenluider in het artikel geeft aan dat men met angst naar het werk gaat en dat hier intern niet eens over gesproken mag worden. Ik vind dit verschrikkelijk. Dit is niet normaal. Het is onacceptabel dat mensen iedere dag met angst naar hun werk moeten. Gesloten afdelingen zouden onvoldoende toegerust zijn om goed om te gaan met dit geweld.

Ik heb de volgende vragen. Herkent de minister dit beeld? Deelt hij de opmerkingen van medewerkers dat dit een bijeffect zou zijn van de veranderingen in de zorg, zoals het afbouwen van de isoleercel, niet voldoende opgeleid personeel en de toename van complexe patiënten met een forensisch randje? Is de minister bereid in gesprek te gaan met de branche, met name om onderzoek te laten doen waarin onder andere de oorzaken en mogelijke oplossingsrichtingen in kaart worden gebracht en waarin wordt meegenomen of er verschil is in het aantal incidenten tussen instellingen die werken volgens het Dolhuys Manifest en de instellingen die wel met een isoleercel werken?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Met mevrouw Van den Berg ben ik van mening dat werken in het publieke domein veilig moet zijn voor iedereen. Dat geldt voor medewerkers in de ggz en net zo goed voor het ambulancepersoneel. Dus ik kan niet anders dan de vragen die mevrouw Van den Berg stelt de mijne maken. Ik vind het heel belangrijk dat wij staan voor de mensen die zich inzetten voor de samenleving. Ik ben natuurlijk wel geschrokken van het artikel dat in Trouw is verschenen. Ik heb nog eventjes contact gehad met Paul Blokhuis. Hij zegt: de verhalen dat de werkgevers niet altijd voldoende aandacht geven hieraan — zo blijkt althans uit het artikel — bijvoorbeeld dat geweldsincidenten niet altijd worden geregistreerd of dat het open gesprek tussen werkgever en werknemer in de instelling niet wordt gevoerd, vind ik zorgelijk. Je zou graag willen dat werknemers zich veilig voelen om dat gesprek met hun werkgever wel te voeren. Ik kan mij goed voorstellen dat het bijhouden van de geweldsincidenten, zonder dat dat weer tot een enorme administratieve last leidt, een bijdrage levert om dat goede gesprek te voeren, niet alleen op instellingsniveau, maar ook op landelijk niveau. Daarmee heb ik antwoord gegeven op de eerste vraag van mevrouw Van den Berg of ik het beeld herken en erken. Dat doe ik.

Dan de vraag of het een bijeffect is van de veranderingen in de zorg of dat het te maken heeft met een meer complexe zorg. Als ik het artikel in de krant lees, heeft het zeker te maken — de medewerkers zeggen dat ook — met de meer complexe zorgvraag die de afgelopen periode ontstaat. Dus daar ook een bevestigend antwoord op.

Ten derde de uitnodiging aan de staatssecretaris om het gesprek aan te gaan met de instellingen, bijvoorbeeld via GGZ Nederland. Dat gebeurt al. Er is regelmatig contact tussen GGZ Nederland en de staatssecretaris. Ik heb begrepen dat ook de sector zelf tweejaarlijks een enquête houdt onder de werknemers, waarbij het thema agressie op het werk een belangrijke rol speelt. Dus dat onderzoek is er. De volgende editie is in 2019 gepland. De staatssecretaris heeft vanmiddag tegen mij gezegd dat hij graag bereid is om nog eens in gesprek te gaan met GGZ Nederland, bijvoorbeeld om in ieder geval een stap te maken in een landelijke registratie van geweldsincidenten, als dat proportioneel is en niet tot een enorme papierwinkel leidt. Dat punt wordt ook in het artikel in Trouw gemaakt. Dus de slotvraag van mevrouw Van den Berg, over het Dolhuysprincipe, is er eentje waarmee zij mij overvraagt. Die kan ik niet beantwoorden, want ik beschik niet over die kennis.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het is fijn om te horen dat er in ieder geval goed contact is en dat er nog een enquête gaat komen, maar die komt pas in 2019. Gezien de problemen die er nu zijn zou ik toch willen vragen om die enquête te vervroegen en daarin juist de problematiek van het wel of niet hebben van een isoleercel ook mee te nemen. Dat wil ik graag nog weten van de minister. Ik zou ook graag willen weten wat de minister gaat doen om ervoor te zorgen dat er nazorg komt voor de medewerkers die hier zijn, want het is ook onduidelijk of die aanwezig is.

Minister Bruins:
Het vervroegen van de enquête heeft wat mij betreft niet zo heel veel zin, want op basis van de laatste editie van de enquête kan het gesprek tussen de staatssecretaris en GGZ Nederland of tussen GGZ Nederland en de instellingen al worden gevoerd. Ik ben er dus geen voorstander van om hem te vervroegen.

Dan het punt over het bieden van nazorg. Ik vind het heel belangrijk dat werkgevers zorgen voor een veilig werkklimaat voor hun werknemers. Dat geldt ook voor de ggz. Collega Blokhuis is ook graag bereid om dat punt op te pakken in een gesprek met GGZ Nederland. Dat kan ik u dus toezeggen.

De voorzitter:
Dank. Dank ook aan mevrouw Van den Berg, en dank aan de minister voor ... Nee, de minister moet nog eventjes blijven zitten, want er zijn drie vragen.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
We kunnen blijven registreren, onderzoeken en enquêtes uitschrijven, maar deze signalen zijn er al een hele tijd. Ik had liever dat de minister of de staatssecretaris nu gewoon actie ging ondernemen. Mevrouw Van den Berg noemde bijvoorbeeld de isoleercellen. Het sluiten van de isoleercellen is de trend binnen de ggz-instellingen, terwijl de patiënten steeds complexer worden door de ambulantisering en de ambulante zorg die nog niet op orde is. Is de minister het met ons eens dat het sluiten van isoleercellen ook een oorzaak kan zijn van agressie op de werkvloer, en dat die isoleercel misschien soms toch een goed middel kan zijn ...

De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
... om de werknemers in elk geval tijdelijk even te ontlasten en veilig te houden?

Minister Bruins:
Het gesprek over het al dan niet sluiten van isoleercellen moet tussen professionals worden gevoerd. Ik heb daar te weinig kennis over om nu maar even met een groot gebaar te zeggen: dat is de oorzaak van het probleem en daar moet actie op worden ondernomen. Ik heb geprobeerd om in mijn antwoorden in de richting van mevrouw Van den Berg te benadrukken dat ik het belangrijk vind dat er een goed gesprek wordt gevoerd tussen de werkgever en de werknemer. Ik geloof dat daar het echte gesprek moet worden gevoerd, in een veilige context. Daarin moet alles aan bod kunnen komen wat met het werk te maken heeft. Mensen in de ggz, zo vertelde collega Blokhuis mij, zijn niet voor een kleintje vervaard; die weten dat er zo nu en dan een tik wordt uitgedeeld. Maar dat mogen wij niet normaal gaan vinden. Daar zullen we altijd tegen moeten blijven optreden. Daar kunnen we hier stoere woorden over uitspreken. Dat moeten we ook doen. Men moet veilig kunnen werken in de publieke zaak. Maar het belangrijkste contact is toch echt dat tussen de werkgever en de werknemer op instellingsniveau.

Mevrouw Diertens (D66):
Ik weet ook niet of weer teruggaan naar meer isoleercellen een oplossing zou zijn, want er zijn ook voorbeelden waarbij andere methodes werken. Ik denk dat elk geweldsincident er gewoon één te veel is. Aan die stijgende lijn moeten we echt wat doen, voor zowel de medewerker als de cliënt, want deze ontwikkeling is zorgelijk. Ik wil dan ook graag van de minister of de staatssecretaris weten in hoeverre het perspectief van de cliënt en de familie eromheen een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van geweldsincidenten in de ggz.

Minister Bruins:
Alle hulp is welkom, zou je kunnen zeggen. Aan de ene kant is er de hulp vanuit de professional, en van de kant van familie en de omgeving zou ook hulp kunnen worden geboden. Ik heb eens even gezocht naar wat je specifiek aan de overheidskant nog zou kunnen doen. Ik heb begrepen dat er in het kader van beveiligde zorg recent afspraken zijn gemaakt tussen Rijk, zorgverzekeraars en ggz om extra capaciteit voor beveiligde zorg beschikbaar te stellen. Op dit moment bekijken de instellingen welke extra capaciteit ze willen hebben, zowel qua middelen als qua mankracht. Dat lijkt me ook een heel concrete stap. Een andere is dat er in instellingen huisregels bestaan. Die huisregels hadden vroeger tot doel om het voor de cliënt aangenaam te maken. Ik heb begrepen dat die huisregels worden aangescherpt, zodat ook het veilig werken belangrijker wordt gemaakt. Dat zijn concrete afspraken. U weet dat dat voorstel inmiddels bij uw Kamer is voorgehangen. Dat lijken mij praktische voorbeelden om ervoor te zorgen dat het werk, gezien vanuit de professional, veiliger kan worden gemaakt. Maar nogmaals, als daar vanuit de omgeving van de cliënt ook op andere manieren een bijdrage aan kan worden geleverd, zou mij dat dierbaar zijn.

De voorzitter:
Tot slot is het woord aan de heer De Lange.

De heer De Lange (VVD):
Ik ben het zeer met de minister eens dat geweld in de zorg nooit normaal mag zijn. Bezoeken aan de ggz brengen wel met zich mee dat je toch veel verhalen hoort van mensen die veel met geweld te maken krijgen en over een cultuur waarin feitelijk gezien eigenlijk maar heel weinig meldingen worden gedaan. De minister heeft het erover dat dat goede gesprek op gang moet komen, maar zegt het feit dat er zo weinig gemeld wordt, iets over de kloof die er toch is tussen de beleidsmakers en de bestuurders binnen de ggz en de mensen die dagelijks in deze situatie op de werkvloer staan? Moet daar niet een hele snelle verbetering in komen en kan de minister helder aangeven hoe hij zich met zijn collega's gaat inspannen om dat zo snel mogelijk te gaan verbeteren?

Minister Bruins:
In mijn reactie op de vragen van mevrouw Van den Berg zei ik al dat het mij ten aanzien van die tweejaarlijkse enquête, waarvan de laatste editie dus vorig jaar is geweest en die dus ook dit jaar heel goed bruikbaar is om het gesprek te voeren tussen enerzijds de staatssecretaris en GGZ Nederland en anderzijds GGZ Nederland en de instellingen, handig lijkt om te kijken hoe je dat goede gesprek met de medewerkers wel kunt voeren. Want het schiet niet op als er geen aangifte wordt gedaan. Het schiet niet op als de registratiebereidheid laag is omdat dat nou eenmaal altijd zo ging in deze instelling. Ik geloof dat dat een puzzel is die vooral moet worden gelegd in die instellingen, waarbij de werkgever dus een heel belangrijke rol heeft, waar we hem ook op moeten aanspreken. De toevoeging die ik heb aangebracht, is dat het — misschien in afstemming met collega Blokhuis — zou helpen om op landelijk niveau via GGZ Nederland meer inzicht te krijgen in de incidenten als ze daar gaan registreren op basis van een uitvraag aan de instellingen. Dat zou een manier kunnen zijn om die bereidheid tot melden groter te maken. Dat zeg ik met alle voorzichtigheid van dien, want het is niet onze bedoeling om weer een enorme papierwinkel in te richten. Het moet allemaal proportioneel zijn, maar als het dienstig is aan het op een praktische manier bevorderen van het goede gesprek, zou dat een nuttig hulpmiddel kunnen zijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank de minister voor zijn beantwoording en zijn komst naar de Kamer.

We zijn aan het einde gekomen van het vragenuur. Na de schorsing gaan we door met de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Zoals u misschien inmiddels heeft gemerkt is de Voorzitter, mevrouw Arib, zojuist vertrokken naar een werkbezoek. Ik mag vandaag de stemmingen met u doen. Daar gaan wij dan nu snel mee beginnen, maar voordat wij daarmee beginnen, geef ik het woord aan de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Mevrouw de voorzitter. Het gaat over punt 13 van de stemmingslijst, Integrale visie op de woningmarkt (32847), de motie op stuk nr. 424. Die motie wil ik aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor zijn motie (32847, nr. 424) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan wij nu stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Voortgangsrapportage Nationaal Techniekpact 2020

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Voortgangsrapportage Nationaal Techniekpact 2020,

te weten:

  • de motie-Van Raan over stages bij duurzame bedrijven (32637, nr. 322);
  • de motie-Alkaya over de bezuiniging op de leerwerkplekken (32637, nr. 324);
  • de motie-Van der Lee c.s. over de veiligheidstraining in de windenergiesector (32637, nr. 325).

(Zie vergadering van 11 september 2018.)

In stemming komt de motie-Van Raan (32637, nr. 322).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Alkaya (32637, nr. 324).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Lee c.s. (32637, nr. 325).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Register onderwijsdeelnemers

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Bundeling en aanpassing van regels over de registers met betrekking tot onderwijsdeelnemers (Wet register onderwijsdeelnemers) (34878).

(Zie vergadering van 11 september 2018.)

In stemming komt het amendement-Kwint/Westerveld (stuk nr. 10) tot het invoegen van een artikel 23a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Kwint/Westerveld (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat het is aangenomen.

NB Aangezien zowel 10 als 11 is aangenomen, wordt het in te voegen artikel 23a vernummerd tot artikel 24a, wordt in dat artikel "23" vervangen door "24" en wordt 11 niet verwerkt.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Kwint/Westerveld (stuk nr. 10) en het amendement-Kwint/Westerveld (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Register onderwijsdeelnemers

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Bundeling en aanpassing van regels over de registers met betrekking tot onderwijsdeelnemers (Wet register onderwijsdeelnemers),

te weten:

  • de motie-Rog over het administratienummer van het voortgezet onderwijs in de gegevensset (34878, nr. 8);
  • de motie-Van Meenen over de bewaartermijn van leerlinggegevens (34878, nr. 9).

(Zie vergadering van 11 september 2018.)

In stemming komt de motie-Rog (34878, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (34878, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Defensie Energiestrategie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van het lid Belhaj: "Defensie Energiestrategie: beleid en bijdrage aan de energietransitie",

te weten:

  • de motie-Sienot c.s. over duurzaamheid onderdeel laten zijn van de behoeftestelling (34895, nr. 4);
  • de motie-Sienot c.s. over een plan van aanpak voor energiereductie (34895, nr. 5);
  • de motie-Diks over de life cycle cost van materieel in beeld brengen (34895, nr. 6);
  • de motie-Diks over de risico's rond energievoorziening in kaart brengen in artikel 100-brieven (34895, nr. 7).

(Zie notaoverleg van 10 september 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Diks stel ik voor haar motie (34895, nr. 6) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Sienot c.s. (34895, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sienot c.s. (34895, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Diks (34895, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Zorgbuurthuis

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van het lid Hijink inzake het Zorgbuurthuis,

te weten:

  • de motie-Van Gerven c.s. over kleinschalige zorgvoorzieningen voor ouderen (34849, nr. 6);
  • de motie-Van Gerven over versoepeling van de toegang tot kleinschalige woonvormen (34849, nr. 7).

(Zie notaoverleg van 10 september 2018.)

In stemming komt de motie-Van Gerven c.s. (34849, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34849, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De motie onder punt 8 van de stemmingslijst over de voors en tegens van een afzonderlijk politietuchtrecht (28844, nr. 154) is ingetrokken.


Stemmingen moties Toekomst postbezorging in Nederland

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de toekomst van de postbezorging in Nederland,

te weten:

  • de motie-Alkaya over de postbezorging weer een publieke taak maken (29502, nr. 161);
  • de motie-Alkaya over voorkomen dat consolidatie van postbedrijven leidt tot verslechteringen (29502, nr. 162);
  • de motie-Bromet c.s. over een pakketdialoog opstarten (29502, nr. 163);
  • de motie-Van Eijs/Weverling over gevolgen van een consolidatie op de postmarkt onder de aandacht brengen van ACM (29502, nr. 164);
  • de motie-Van den Berg/Bruins over een eventuele artikel 47-aanvraag zo snel mogelijk behandelen (29502, nr. 165);
  • de motie-Moorlag over wegnemen van belemmeringen voor consolidatie (29502, nr. 166);
  • de motie-Moorlag/Bromet over zekerheid voor werknemers met een arbeidsbeperking (29502, nr. 167).

(Zie vergadering van 12 september 2018.)

De voorzitter:
De motie-Alkaya (29502, nr. 162) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Alkaya, Graus, Moorlag, Bruins en Bromet, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gevolgen van de liberalisering van de post zijn afgewenteld op de werknemers doordat concurrentie op arbeidsvoorwaarden werd gevoerd;

van mening dat de lasten van de voorgestelde veranderingen niet opnieuw op de schouders van werknemers moeten drukken;

verzoekt de regering zich maximaal in te spannen om te voorkomen dat de consolidatie van postbedrijven leidt tot gedwongen baanverlies en verslechtering van arbeidsvoorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 168, was nr. 162 (29502).

De motie-Moorlag/Bromet (29502, nr. 167) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat enkele tientallen postbedrijven werk bieden aan duizenden werknemers met een arbeidsbeperking;

overwegende dat het van essentieel belang is dat deze postbedrijven toegang onder redelijke voorwaarden houden tot het netwerk van PostNL;

verzoekt de regering te bepleiten dat deze toegang wordt geborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 169, was nr. 167 (29502).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Alkaya (29502, nr. 161).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Alkaya c.s. (29502, nr. 168, was nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bromet c.s. (29502, nr. 163).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Eijs/Weverling (29502, nr. 164).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berg/Bruins (29502, nr. 165).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Moorlag (29502, nr. 166).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Moorlag/Bromet (29502, nr. 169, was nr. 167).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Verordening Biometrie op identiteitskaarten

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Verordening Biometrie op identiteitskaarten,

te weten:

  • de motie-Den Boer over vingerafdrukken op ID-kaarten (34966, nr. 6).

(Zie vergadering van 13 september 2018.)

De voorzitter:
De motie-Den Boer (34966, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Den Boer, Smeulders en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7, was nr. 6 (34966).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Den Boer c.s. (34966, nr. 7, was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66 en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Landbouw- en Visserijraad 16 juli 2018

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VSO de Landbouw- en Visserijraad van 16 juli 2018,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over dierentransport over grote afstanden (21501-32, nr. 1123).

(Zie vergadering van 13 september 2018.)

In stemming komt de motie-Ouwehand (21501-32, nr. 1123).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Handhaving/Arbeidsomstandigheden

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Handhaving/Arbeidsomstandigheden,

te weten:

  • de motie-Van Kent/Gijs van Dijk over voorstellen die leiden tot een afname van nachtwerk (25883, nr. 334).

(Zie vergadering van 13 september 2018.)

In stemming komt de motie-Van Kent/Gijs van Dijk (25883, nr. 334).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Uitspraak van de minister van BZK over bouwen in het groen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de uitspraak van de minister van BZK over bouwen in het groen,

te weten:

  • de motie-Van Kooten-Arissen over een gesprek met de VNG over woonoplossingen (32847, nr. 422);
  • de motie-Van Kooten-Arissen over niet bouwen in het groen (32847, nr. 423);
  • de motie-Smeulders c.s. over mobiliteit in relatie tot stadsuitbreiding (32847, nr. 425);
  • de motie-Dik-Faber/Van Eijs over gemeenten steunen in hun ambitie voor binnenstedelijk bouwen (32847, nr. 426);
  • de motie-Ronnes/Laan-Geselschap over het wonen uit de Ladder voor duurzame verstedelijking halen (32847, nr. 427).

(Zie vergadering van 13 september 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ronnes stel ik voor zijn motie (32847, nr. 427) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Van Kooten-Arissen stel ik voor haar motie (32847, nr. 422) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen (32847, nr. 423).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smeulders c.s. (32847, nr. 425).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Van Eijs (32847, nr. 426).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel inzake oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen COM (2018) 173 (34953, nr.3).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van de vaste commisie voor Europese Zaken te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan we nu naar het volgende punt. O, de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Alhoewel de motie op stuk nr. 268 is gewijzigd, wens ik deze toch aan te houden.

De voorzitter:
269? Die is al gewijzigd. Dat had u net al hier aangegeven. Wilt u deze aanhouden?

De heer Van Raan (PvdD):
Sorry, de motie op stuk nr. 269 wil ik toch aanhouden. Excuus.


Stemmingen moties Bericht dat de wereldwijde ongelijkheid extreme vormen aanneemt

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht dat de wereldwijde ongelijkheid extreme vormen aanneemt,

te weten:

  • de motie-Leijten/Karabulut over de aanbevelingen integraal onderdeel laten zijn van het binnen- en buitenlandbeleid (33625, nr. 268);
  • de motie-Van Raan over een vernieuwd Rijnlandmodel (33625, nr. 269).

(Zie vergadering van 13 september 2018.)

De voorzitter:
De motie-Van Raan (33625, nr. 269) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat beleid dat gericht is op kortetermijngroei van het bbp niet alleen desastreus is voor onze planeet, het klimaat, de leefomgeving en de dieren, maar dat dit beleid ook leidt tot enorme inkomensongelijkheid;

roept de regering op zich tot het uiterste in te spannen om een vernieuwd Rijnlandmodel in Nederland te introduceren, waarin ook de belangen van toekomstige generaties, mensen elders, onze planeet en andere soorten worden meegenomen, en gaat over tot de orde van de dag,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 270, was nr. 269 (33625).

Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn gewijzigde motie (33625, nr. 270, was nr. 269) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Leijten/Karabulut (33625, nr. 268).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Incidentele suppletoire begroting inzake Klimaat enveloppe regeerakkoord

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018 (Incidentele suppletoire begroting inzake Klimaat enveloppe regeerakkoord),

te weten:

  • de motie-Van der Lee over een lagere minimumtemperatuur voor tapwater (34902, nr. 6).

(Zie vergadering van 13 juni 2018.)

In stemming komt de motie-Van der Lee (34902, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Bescherming en behoud van erfgoed

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over bescherming en behoud van erfgoed,

te weten:

  • de motie-Dik-Faber over het aanwijzen van topensembles voor monumentale kerken (32820, nr. 257).

(Zie vergadering van 11 september 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor haar motie (32820, nr. 257) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief Gemeenschappelijk landbouwbeleid

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud bij de EU-voorstellen: Gemeenschappelijk Landbouwbeleid COM (2018) 392, 393 en 394 (34965, nr. 5).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten, onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor toestemming te verlenen voor het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag aan:

  • de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de begrotingsonderdelen Wonen en Ruimte op maandag 12 november 2018 van 18.30 uur tot 22.30 uur;
  • de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de begroting BUHA-OS op maandag 19 november van 17.00 uur tot 23.00 uur;
  • de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid over de initiatiefnota Blauw op straat op maandag 8 oktober van 10.00 uur tot 13.00 uur.

Ik stel voor de parlementaire ondervraging naar fiscale constructies te beëindigen en de leden van de parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies decharge van hun werkzaamheden te verlenen. Namens de Kamer dank ik de leden en de staf voor hun werkzaamheden.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 34346-3; 31409-180; 30175-279; 28286-871; 29862-49.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan wij aan de regeling beginnen. Als eerste heeft de heer Van Nispen van de SP zich gemeld.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, dank u wel. Iedereen heeft recht op recht, maar je recht halen is straks niet meer te betalen, aldus een paginagrote advertentie in de krant. En zo is het. De toegang tot het recht is het fundament van onze rechtsstaat, maar onze minister voor Rechtsbescherming is bezig rechtsgebieden uit te sluiten. Als mensen hun recht niet meer kunnen halen, krijgen we klassenjustitie. Als mensen hun recht niet meer kunnen halen, blijft onrecht bestaan. De krant heeft de plannen al. Ik heb de plannen hier al, maar de Kamer heeft de plannen nog niet. Ik wil graag dat de plannen op hoofdlijnen — want het zijn conceptplannen — per ommegaande naar de Kamer worden gestuurd. Dan kunnen we hierover het debat voeren. Want er worden wijzigingen voorgesteld ten opzichte van het regeerakkoord, dus ik ben erg benieuwd of alle partijen zich hierin kunnen vinden. Ik wil dus een debat met de minister voor Rechtsbescherming en ik wil dat de plannen op hoofdlijnen per ommegaande naar de Kamer komen.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, meer dan steun. De minister heeft aangegeven op zoek te gaan naar een voorstel dat werkt, dat in overeenstemming is met het regeerakkoord. Dat is niet zo. We worden toch een beetje met een kluitje het riet in gestuurd. Het is verstandig dat we hier op korte termijn over gaan debatteren.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Van harte steun namens de Partij voor de Dieren, voorzitter.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ook steun. Als het nu al in de media is, is het ook voor ons van belang om te weten waar het precies over gaat. Dit is heel erg belangrijk. Het gaat ook over onderwerpen waarover burgers juist tegen de overheid procederen. Het kan niet zo zijn dat zij dan ineens zonder rechtsbescherming staan.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, ik steun het van harte. Ik wil ook graag per ommegaande antwoorden hebben op de Kamervragen over het optreden van minister Dekker in een Achmea-rechtsbijstandsverzekeringsfilmpje. Dat komt nu wel in een extra bijzonder daglicht te staan. Dit wil ik dus graag toevoegen aan het verzoek.

De heer Van Dam (CDA):
Geen steun. Het regeerakkoord is helder, ook over de rechtsgebieden. Daar houd ik de minister in ieder geval aan. Verder is hij bezig zijn plannen in samenwerking met het veld tot stand te brengen. Ik wacht de plannen af.

De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb niks toe te voegen aan de opmerkingen van de heer Van Dam.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Steun namens 50PLUS.

De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter. Het regeerakkoord is inderdaad duidelijk: er kunnen geen rechtsgebieden worden uitgezonderd. We wachten de plannen van minister Dekker af. Geen steun voor het debat.

De heer Hiddema (FvD):
Steun.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nu geen steun. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Groothuizen.

De voorzitter:
Tot slot de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Wij willen het graag bij de begroting van Justitie aan de orde stellen.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.

De heer Van Nispen (SP):
Ik had wel heel veel steun.

De voorzitter:
U had heel veel steun.

De heer Van Nispen (SP):
Van een hele grote minderheid. Dus ik wil dit debat natuurlijk toevoegen aan de lijst met dertigledendebatten. Ik heb hier een notitie die door de ministerraad is. Uit die notitie blijkt dat er wel degelijk zeer serieuze plannen zijn die haaks staan op het regeerakkoord. Daarom lijkt het me des te belangrijker om hier een hoofdlijnendebat over te voeren voordat de minister met onzalige plannen komt.

De voorzitter:
Dank u wel. Wij gaan uw ...

De heer Van Nispen (SP):
Daarom zou ik graag met spoed het dertigledendebat ingepland zien. Juist de partijen die vast willen houden aan het regeerakkoord, zouden dat met mij moeten willen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Wij gaan uw dertigledendebat toevoegen aan de lijst.

Dan is nu het woord aan mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik had een debat aangevraagd over veiligheid in de ggz. Dat verzoek trek ik in. Ik laat het via de procedurevergadering terugkomen om te kijken hoe we dat beter kunnen verwerken in een algemeen overleg.

De voorzitter:
Veel dank. Dan is nu het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. De informele Europese top in Salzburg ontaardde in behoorlijk wat forse conflicten op het gebied van migratie en brexit. Op het gebied van die over brexit zouden we graag een actuele brief willen hebben over de uitkomsten, de stand van zaken en de risico's die Nederland loopt bij een harde brexit, nu Groot-Brittannië en de EU echt niet tot overeenstemming lijken te komen, tot mijn spijt zeg ik erbij. Ik zou over die brief graag een apart debat organiseren ten aanzien van de risico's van die brexit met de minister van Buitenlandse Zaken; en als er een andere bewindspersoon bij moet, hoor ik dat wel.

De voorzitter:
Een debat. Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Van harte steun, voorzitter.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Van harte steun voor een brief en een debat.

De heer Azarkan (DENK):
Steun.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik zou graag een reconstructie willen hebben van hoe er omgegaan is met het voorstel van het Verenigd Koninkrijk en hoe het beeld heeft kunnen ontstaan dat dit zo van de tafel is geschoven. In het debat dat we hierover hebben gehad, de minister-president en ik, zei de minister-president namelijk dat het wellicht ingewikkeld was maar dat hij er wel degelijk welwillend naar ging kijken. Dus ik zou ook wel graag die reconstructie zien. Wat mij betreft voeren we het debat met de minister-president, want die was hierbij.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Steun.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, volgens mij is het goed gebruik dat we na afloop van een Europese top hier met de minister-president debatteren over de uitkomsten. Ik zou aan het verzoek van de heer Omtzigt nog iets willen toevoegen. Er is ook over migratie gesproken en ik ben dan ook heel benieuwd wat er over migratie is gewisseld. Of dat nou in een aparte brief moet of in dezelfde brief, maar ik zou dat dan ook graag horen. Dan kunnen we altijd nog zien of we daar ook over willen debatteren.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Van harte steun vanuit de ChristenUnie.

De voorzitter:
De heer Van der Staaij, tot slot.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ook de SGP steunt het verzoek.

De voorzitter:
Daarmee heeft u op dit moment geen meerderheid, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
GroenLinks steunde het, hoor.

De voorzitter:
Dan wel. Dan heb ik een verkeerde optelsom gemaakt. Dan heeft u een meerderheid.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel. Dan zie ik die brief als het kan eind deze week tegemoet. De terechte vragen van mevrouw Leijten en de heer Van Ojik kunnen daar dan aan toegevoegd worden.

De voorzitter:
Ja. Dus ik ga het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden. Dan komen al uw wensen ongetwijfeld bij het kabinet terecht. Dank u wel.

Dan mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Zo-even bij de mondelinge vragen is het ook al aan de orde geweest: de situatie die nu voorkomt bij Defensie dat militairen voor een deel zelf hun eigen kleding moeten kopen. Gezien deze situatie en het feit dat ik daar bijzonder verontwaardigd en heel erg verbaasd over ben, wil ik heel graag snel een debat hierover met staatssecretaris Visser van Defensie. Om nog iets beter te weten waar we het over hebben, wil ik ook graag een brief daarbij.

De voorzitter:
Een brief en een debat. Mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Het vragenuur met de heer Bosman heeft inderdaad een aantal verdere vragen opgeworpen. Steun voor het debat en de brief. Graag in die brief een nadere uitleg over het feit dat de aanbesteding niet lukte en de vraag welke alternatieven er zijn om zaken dan toch nog snel te regelen.

De voorzitter:
Mevrouw Belhaj. Of was de heer Bosman eerder? Meneer Bosman.

De heer Bosman (VVD):
Het gaat hier zeer collegiaal, voorzitter. Steun voor beide, de brief en het debat. In die brief zou ik graag willen vernemen hoe de staatssecretaris is geïnformeerd, want ik begrijp dat ze het vanochtend pas merkte in de krant. Ik wil dus graag weten hoe die procedure werkt.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. D66 heeft ook haar verbazing geuit over hoe dit heeft kunnen gebeuren. Wij vonden de beantwoording van de staatssecretaris evengoed nog niet afdoende. Dus we steunen zeker een brief. Mijn aanvullende vraag is of er in die brief ook een antwoord gegeven kan worden op de opmerking van de staatssecretaris dat er nieuwe veiligheidsanalyses waren toen ze besloot dat men nieuwe jassen nodig had. Ik zou graag volstrekte helderheid willen hebben over wat dan die nieuwe veiligheidsindicatie was. Ik steun dus ook van harte het debat, want dit moet voor eens en altijd opgelost worden.

De voorzitter:
Helder, dank. De heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):
Ja, voorzitter, het is toch treurig dat een Kamermeerderheid nodig is om een debat te organiseren om de militairen van jassen te voorzien, waar zij recht op hebben, maar goed.

De voorzitter:
U steunt het?

De heer Öztürk (DENK):
Ik steun het debat. Laten we het debat voeren.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter, ook de SGP is ontstemd over de gang van zaken en vond de beantwoording in het vragenuur onbevredigend. Dus van harte steun voor de brief en het debat.

Mevrouw Popken (PVV):
Steun.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Van harte steun voor het verzoek, voorzitter.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ook steun namens 50PLUS.

De heer Baudet (FvD):
Steun.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Steun. En laten we ook kijken of er nog meer dingen aangeschaft moeten worden. Dat voeg ik nadrukkelijk toe.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik sluit me aan bij mevrouw Belhaj.

De voorzitter:
Tot slot mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik zou van de staatssecretaris graag een overzicht krijgen, vanaf het moment dat dit probleem zich voordeed — ik neem aan dat in haar organisatie iemand dit, een aantal jaren geleden wellicht, heeft geconstateerd — tot het moment dat de staatssecretaris vanochtend de krant opensloeg en las dat er dus een probleem is met de persoonlijke uitrusting van deze militairen.

De voorzitter:
Mevrouw Diks, u heeft een meerderheid voor uw aanvraag.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Een overgrote meerderheid, hè?

De voorzitter:
Het debat zal voorafgegaan worden door een brief. Daarover zijn een heleboel vragen gesteld. Ik stel voor dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet. Dan worden ongetwijfeld al uw wensen beantwoord.

Dan is het woord aan de heer Van Gerven van de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Gisteren hebben wij een beleidsregel ontvangen van de minister voor Medische Zorg over de compensatie van Q-koortspatiënten. Wat kunnen we daarin lezen? Banken krijgen miljarden toegestopt en boeren miljoenen, maar de slachtoffers van de Q-koorts worden met een schijntje afgescheept. Daar is veel verontwaardiging over. Ik vind ook dat dat niet kan. Ik wil daarover een debat met de minister voor Medische Zorg en Sport.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren had dit onderwerp aangemeld voor mondelinge vragen, maar die zijn helaas niet doorgegaan. Van harte steun voor dit verzoek, want veehouders krijgen inderdaad tientallen miljoenen en de slachtoffers blijven zitten met een schijntje en dat is een schande. Van harte steun dus.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, van harte steun.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter. Ik denk dat erkenning heel belangrijk is als het gaat over de Q-koorts. Daarom wil D66 het verzoek steunen. Wij denken dat het goed is om het er hier in de plenaire zaal een keer over te gaan hebben.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Het CDA heeft ook nog veel vragen, met name over hoe UWV en gemeentes omgaan met mensen die door Q-koorts zijn getroffen. Er zijn ook veel kinderen die ernstig ziek zijn. Wij willen dus graag steun geven voor een debat, maar gezien de plenaire agenda kunnen we het hopelijk misschien daarvoor ook nog ergens anders mee combineren.

De voorzitter:
Maar u steunt het. Ik zie u knikken. De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
Een terecht punt van de heer Van Gerven. Steun, voorzitter.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Patiënten van Q-koorts voelen zich al jaren veronachtzaamd. Van harte steun voor dit debat dus.

De heer Renkema (GroenLinks):
GroenLinks steunt het debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij hebben we binnenkort een algemeen overleg waar dit onderwerp uitstekend in zou passen. Misschien kunnen we het vanwege de snelheid dus beter daar agenderen, maar als de heer Van Gerven het toch als plenair debat op de agenda wil laten staan, steun ik dat. Maar ik vrees dat het dan wel pas volgend jaar wordt. Laten we dus even kijken hoe we het zo snel mogelijk kunnen agenderen.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Het is heel goed en heel terecht dat er nu een regeling is voor Q-koortspatiënten. Ik zou juist graag zien dat die goed en snel wordt uitgevoerd. Ik zou wel een update willen krijgen van hoe het verdergaat, maar ik geef nu geen steun voor het debat.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun, voorzitter. Ik zou graag willen weten hoe de minister aan dat bedrag van €15.000 komt. Kan hij nader toelichten hoe hij tot zo'n bijzonder laag bedrag voor compensatie gekomen is?

De voorzitter:
Meneer Van Gerven, u heeft een meerderheid voor uw aanvraag.

De heer Van Gerven (SP):
Ja, ik zie het. Dan doe ik het verzoek om het debat zo snel mogelijk in te plannen. Dat is zeker ook in het belang van de nabestaanden en getroffenen, dus graag kijken of het zo snel mogelijk kan.

Dank u wel.

De voorzitter:
Ja, dat gaan wij proberen. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Dan tot slot de heer Sjoerdsma van D66.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. ZEMBLA deed gisteren een belangrijke onthulling. Zij hadden de verdachte gevonden die verantwoordelijk schijnt te zijn voor de moord op vier IKON-medewerkers in El Salvador in 1982. Het is ongelofelijk belangrijk dat wij straffeloosheid tegengaan als het gaat om geweld tegen journalisten. Het is ongelofelijk belangrijk dat wij deze man alsnog voor de rechter krijgen. Daarom vraag ik graag zowel een debat aan met de ministers Grapperhaus en Blok als een brief van tevoren.

De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter. Het is hartstikke goed dat deze meneer door knap speurwerk is gevonden. Hij moet zo snel mogelijk worden berecht. Het lijk mij dat een brief nu op zijn plaats is. Ik zie niet wat een debat op dit moment toevoegt, maar over deze belangrijke zaak een brief vragen, absoluut!

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Steun voor het debat. En er is ook wel haast bij, omdat we, naar ik meen, tegen een verjaring aanzitten.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, steun voor het debat en ook voor de brief. Het lijkt mij dat we die brief snel moeten krijgen, met de inzet van het kabinet en een stand van zaken.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Steun vanuit de ChristenUnie voor het debat, ook heel graag voorafgegaan door een brief. Maar bij dit debat zou ik niet alleen de minister van Buitenlandse Zaken willen uitnodigen maar ook de minister van Justitie.

De voorzitter:
Dat was ook al het verzoek. De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Steun voor het debat, steun voor een brief. Ik zou in de brief ook meegenomen willen hebben dat het Openbaar Ministerie al enkele jaren onderzoek doet naar deze zaak. Dat moet zo snel mogelijk worden afgerond en de Kamer moet daarover worden geïnformeerd.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Steun ook namens GroenLinks. Ik denk dat het belangrijk is dat beide ministers er zijn, omdat er heel veel verschillende aspecten aan zitten. In die brief moet dan ook enige duidelijkheid worden gegeven over wat het handelen van de regering tot nu toe is geweest en welke plannen er nu zijn. Maar het is belangrijk dat die brief er komt en dat het debat zo snel mogelijk wordt gehouden.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, steun.

De heer Baudet (FvD):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Koopmans. Wel een brief, geen debat.

De voorzitter:
Tot slot de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ook de SGP wil in ieder geval een brief hebben. En dan willen we daarna bezien of we ook een debat willen.

De voorzitter:
En dan meneer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):
Steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Meneer Sjoerdsma, u heeft een meerderheid voor een debat, voorafgegaan door een brief.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dank.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van deze regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Informele Raad voor Concurrentievermogen d.d. 16 en 17 juli

Informele Raad voor Concurrentievermogen d.d. 16 en 17 juli

Aan de orde is het VSO Informele Raad voor Concurrentievermogen d.d. 16 en 17 juli (21501-30, nr. 438).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VSO Informele Raad voor Concurrentievermogen, die plaatsvond op 16 en 17 juli jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Wij hebben hedenmiddag twee sprekers; 50% daarvan is de heer Wörsdörfer van de fractie van de VVD. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd en het woord is aan hem.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter. Die informele Raad is natuurlijk al voorbij. Maar in het schriftelijk overleg is toch een punt aan de orde gekomen waar wij een motie op wilden indienen. Wij maken ons namelijk zorgen over de gevolgen die de e-Privacyverordening kan hebben voor het mkb, dat nog worstelt met de naweeën van de invoering van AVG. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Brussel na de Algemene verordening gegevensbescherming nu wordt gesproken over invoering van de e-Privacyverordening, die gaat over vertrouwelijkheid van communicatie en tevens over privacy en die naar verwachting grote impact op het Nederlandse bedrijfsleven heeft;

overwegende dat het Nederlandse bedrijfsleven het afgelopen jaar vanwege de AVG al volop aanpassingen heeft moeten doen en het kabinet bezig is met een eerste evaluatie conform de motie-Koopmans c.s. (34851, nr. 19);

overwegende dat het kabinet in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie expliciet de ambitie heeft opgenomen om een goede aansluiting te vinden tussen de e-Privacyverordening en de AVG;

verzoekt de regering artikelsgewijs de samenloop en overlap van e-Privacy en de AVG nader inzichtelijk te maken, voorts ter voorkoming van schade voor het Nederlandse mkb een mkb-toets voor e-Privacy uit te voeren, de Kamer over beide zaken op de hoogte te brengen, tevens de uitkomsten te betrekken bij verdere onderhandelingen over de e-Privacyverordening en tot die tijd geen onomkeerbare stappen te zetten in de Europese Raden en werkgroepen en aldaar niet langer aan te dringen op spoedige aanname van deze verordening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 441 (21501-30).

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Moorlag van de fractie van de Partij van de Arbeid, die op mijn lijstje staat als iemand die ook twee minuten lang iets tegen ons ging zeggen. Maar dat is niet het geval. Dan zijn we door de sprekers heen en geef ik graag het woord aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Keijzer:
Dank u, voorzitter. Door Nederland is reeds in de Europese Raad op dit onderwerp gepleit voor spoedige aanname van de verordening op basis van de tekst van het Estse voorzitterschap en dat is ook gecommuniceerd met de Kamer. Nu gaan pleiten voor uitstel daarvan maakt Nederland ongeloofwaardig. Er is al eerder door de Europese Commissie een impactassesment gehouden. Dat is te vergelijken met de mkb-toets, namelijk wat de consequenties zijn voor het midden- en kleinbedrijf.

Daarnaast lijkt hier toch enige verwarring plaats te vinden, want de e-Privacyverordening regelt echt iets compleet anders dan de Algemene verordening gegevensbescherming. Het mkb-peloton maar ook bijvoorbeeld voetbalverenigingen, wat nog wel eens een discussie is in het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming, ondervinden geen nieuwe effecten van de e-Privacyverordening, behalve de regels die nu al gelden. Alleen het midden- en kleinbedrijf dat via het internet intermenselijke communicatiediensten verstrekt, zoals Messenger of WhatsApp, krijgt te maken met nieuwe regels.

Maar dat is ook maar goed ook, want op dit moment geldt het communicatiegeheim alleen voor de klassieke telecommunicatieaanbieders en dus niet voor dit soort voorzieningen, die door ons allemaal wel heel veel gebruikt gaan worden.

Dus ik ontraad de motie en het is ook goed om ons met elkaar te realiseren dat in de e-Privacyverordening de grote irritatie die op het gebied van telemarketing bestaat ook regels gaat krijgen.

Dus ik begrijp de zorgen van de heer Wörsdörfer. De Algemene verordening gegevensbescherming is voor het midden- en kleinbedrijf best nieuwe regelgeving die impact kan hebben. Maar dat geldt voor de meeste midden- en kleinbedrijven niet, behalve dan voor bedrijven die die zogenaamde intermenselijke communicatiediensten verstrekken. Daarmee schiet deze motie haar doel ver voorbij.

Dank u wel.

De voorzitter:
Helder. Dank u wel. Tot zover dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dan gaan we in één vloeiende beweging door met het volgende debat. Dat is het VAO Digitalisering.

Digitalisering

Digitalisering

Aan de orde is het VAO Digitalisering (AO d.d. 20/09).


Termijn inbreng

De voorzitter:
De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Moorlag van de fractie van de Partij van de Arbeid. Het woord is aan hem.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. De digitalisering die steeds verder voert, gaat ook steeds sneller. In de commissievergadering heb ik de collega's en de staatssecretaris deelgenoot gemaakt van mijn zorgen voor laaggeletterden en mensen die weinig digitale vaardigheden hebben. Als je in het verleden naar een parkeermeter ging, stopte je een euro in de parkeermeter, draaide je aan een knop, en dan had je de parkeermeter bediend. Maar tegenwoordig kom je als laaggeletterde voor een zuil met allemaal geschreven instructies. Dat onderstreept al hoe moeilijk het als laaggeletterde is om ook bij een heel basale functie, in dit geval het bedienen van de parkeermeter, om te gaan met digitalisering. Dat is een belangrijk punt voor de PvdA-fractie. Daarom wil ik graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we zeker moeten stellen dat mensen die kampen met laaggeletterdheid volwaardig moeten kunnen meedoen in een samenleving die steeds sneller en verder digitaliseert en dat sociaal-maatschappelijke uitsluiting moet worden voorkomen;

verzoekt de regering bij de uitwerking van de Digitaliseringsstrategie hier prioriteit aan te geven en een samenhangende aanpak te ontwikkelen met gemeenten en organisaties die ondersteuning bieden aan laaggeletterden en mensen met weinig digitale vaardigheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 562 (26643).

De heer Moorlag (PvdA):
Ten slotte heb ik een vraag aan de staatssecretaris. Het onderwerp privacy is aan de orde geweest in de commissievergadering. Internet of things is voor de PvdA-fractie wel een punt van zorg. Apparaten gaan communiceren, maar welke informatie van burgers gaan zij doorgeven aan derden? Het kan natuurlijk heel goed zijn dat het callcenter mij niet belt op het moment dat mijn magnetron aanstaat. Ze kunnen dat aflezen. Maar stel dat ik helemaal niet wil worden gebeld door dat callcenter en ze toch bellen omdat ze weten dat ik thuis ben, aangezien ik mijn magnetron heb aangezet. Dat type praktijken moeten we zien te voorkomen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij werk wil maken van de bescherming van de privacy van burgers bij het internet of things, dat nu een hoge vlucht neemt.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Wörsdörfer van de fractie van de VVD.

De heer Wörsdörfer (VVD):
Voorzitter, dank u wel. We hebben het over de Nederlandse Digitaliseringsstrategie gehad. Hartstikke goed. Die biedt een overzicht van alles wat wij als Rijk doen om de digitale economie een stevige impuls te geven. Er ontbrak evenwel een ding, en dat is inzicht in het geld dat Nederland daaraan denkt te kunnen gaan besteden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat digitalisering een wezenlijk en onlosmakelijk onderdeel vormt van de beleidsopgaven van alle bewindspersonen;

constaterende dat een financieel overzicht ontbreekt bij de Nederlandse Digitaliseringsstrategie en onvoldoende duidelijk is welke financiële middelen Nederland inzet voor de digitale economie;

constaterende dat er ook in de begroting geen financieel overzicht is van de kabinetsbrede beleidsuitgaven die betrekking hebben op en ten goede komen aan de digitale economie;

overwegende dat inzicht in de uitgaven van het Rijk aan de digitale economie nuttig is bij het bereiken van de doelstelling om Nederland digitale koploper te maken en invulling te geven aan de Digitaliseringsstrategie;

verzoekt de regering een financieel overzicht op hoofdlijnen te sturen over de middelen die het Rijk beschikbaar heeft voor de digitale economie en deze te betrekken bij de jaarlijkse rapportage over de voortgang van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 563 (26643).

Dank u wel. Dan de heer Verhoeven van D66.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter, dank voor het woord. Ik heb twee moties, die ik gelijk maar even indien om niet over mijn spreektijd heen te schrijden. Als het nodig is, kan ik ze altijd achteraf toelichten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landen als China en de Verenigde Staten, en ook ons omringende landen als Duitsland en Frankrijk, fors investeren in kunstmatige intelligentie;

overwegende dat kunstmatige intelligentie veel economische kansen biedt;

verzoekt de regering door de relevante topsectoren, departementen en kennisinstellingen een meerjarig programma op te laten stellen voor kunstmatige intelligentie om de ontwikkeling en benutting van deze sleuteltechnologie te versnellen en hiervoor middelen in te zetten vanuit de extra middelen voor innovatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 564 (26643).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kunstmatige intelligentie nu al van grote invloed is op onze economie en onze samenleving en dat die invloed in de toekomst verder zal toenemen;

overwegende dat de Digitaliseringsstrategie van groot belang is voor de ontwikkeling van de digitale economie en om keerzijdes van technologie het hoofd te bieden;

verzoekt de regering bij de uitwerking van de Digitaliseringsstrategie en bij de digitale top kunstmatige intelligentie, zowel de kansen als de risico's, een centrale plek te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Amhaouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 565 (26643).

De heer Verhoeven (D66):
Zoals u heeft kunnen constateren, was de rode draad van mijn twee moties het onderwerp "kunstmatige intelligentie". Ik hoop daarover de komende tijd nog vaker met u en de Kamer en de minister en de staatssecretaris door te kunnen praten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de laatste spreker van de Kamer, de heer Amhaouch van de fractie van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Excuseer dat ik later ben aangeschoven bij dit VAO. Ik neem even een slokje water ...

De voorzitter:
Het lijkt wel alsof u buiten adem bent.

De heer Amhaouch (CDA):
Dat klopt, maar de basisconditie is er.

Voorzitter. We hebben een goed AO over digitalisering met de staatssecretaris gehad. Als Kamer maken we een hele grote stap om met drie departementen, Justitie en Veiligheid, EZK en BZK, en eigenlijk kabinetsbreed digitalisering op de agenda te zetten. Het CDA is ook heel blij dat we de economische kansen heel goed agenderen, want er valt geld mee te verdienen. De productiviteit kan verbeteren om onze concurrentiepositie in Nederland te versterken.

Ik ben niet emotioneel, maar nog steeds een beetje buiten adem.

Het is heel belangrijk dat we als Kamer duidelijke kaders neerzetten als we het hebben over ethische kwesties, over grondrechten en over legal: wie is waar verantwoordelijk voor? Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het een goede ontwikkeling is dat grondrechten en ethiek in de digitale tijd in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie zijn opgenomen;

overwegende dat digitalisering enerzijds een goed middel is om economische en maatschappelijke uitdagingen op te pakken, maar anderzijds een ontwikkeling is die publieke waarden onder druk kan zetten;

overwegende dat het van belang is dat de mens grip houdt bij ethische dilemma's rond digitalisering door hier waar mogelijk vooraf ethische waarden en randvoorwaarden voor op te stellen en vast te stellen wie waar juridisch verantwoordelijk voor is;

verzoekt de regering om bij de uitwerking van de Digitaliseringsstrategie voldoende nadruk te leggen op grondrechten en ethiek;

verzoekt de regering voorts om bij de uitwerking van de Digitaliseringsstrategie te borgen dat de mens centraal staat door ethische randvoorwaarden en juridische verantwoordelijkheden verder uit te werken en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Bruins, Verhoeven en Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 566 (26643).

Ik schors voor een enkel ogenblik en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Een viertal moties en nog een vraag van de heer Wörsdörfer, namelijk of de bescherming van de privacy van de burgers op het netvlies staat bij de "internet of things"-apparaten, om ze zo maar eens te noemen. Ja, want dat is nou net een van de onderwerpen waar de privacyverordening over gaat.

Dan de motie op stuk nr. 562 van de heer Moorlag, waarin hij verzoekt om bij de uitwerking van de Digitaliseringsstrategie prioriteit te geven aan digitale inclusie, zodat iedereen kan meedoen. Dat is onderdeel van het beleid. Dit past bij het plan digitale inclusie dat het ministerie van BZK aan het maken is. Daarmee is het ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie van de heer Wörsdörfer op stuk nr. 563, waarin hij vraagt om een financieel overzicht op hoofdlijnen over de middelen die het Rijk beschikbaar heeft voor de digitale economie. Ik snap de reden waarom de heer Wörsdörfer dit inzicht wil hebben, dus wij gaan een serieuze poging wagen om de informatie waar wij over beschikken, ook aan de Kamer te sturen. Dat zal best ingewikkeld zijn, want ondertussen is alles digitale economie, zou je bijna kunnen zeggen. Maar we gaan een poging wagen. Daarmee laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 564 van de heer Verhoeven van D66, waarin hij vraagt aan de regering om kunstmatige intelligentie onderdeel te laten zijn van het meerjarige programma dat opgesteld gaat worden door topsectoren, departementen en kennisinstellingen. We hebben voor de zomer een brief aan de Kamer gestuurd over het nieuwe innovatie- en topsectorenbeleid. Kunstmatige intelligentie, namelijk ICT, is een van de sleuteltechnologieën die daar onderdeel van is. In die brief is een proces afgesproken hoe die gelden besteed moeten gaan worden. Ik zie deze motie als een soort aanbeveling om dat geld uiteindelijk te gaan besteden, maar teken daarbij wel aan dat het geld is dat door de kennisinstellingen en de desbetreffende bedrijven besteed moet gaan worden. Dat is de vrijheid die daarbij hoort. Dat staat ook in die brief. Met die kanttekening laat ik het oordeel over die motie aan de Kamer.

Het oordeel over de motie op stuk nr. 565 van de leden Verhagen en Amhaouch laat ik ook aan de Kamer. Die motie vraagt erom, bij de uitwerking van de Digitaliseringsstrategie en bij de digitale top een centrale plek te geven aan kunstmatige intelligentie. Zoals aangegeven in het AO is dat op dit moment bijna een vanzelfsprekendheid, dus mag ik er ook van uitgaan dat het ook op die manier gaat gebeuren.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 566 van de Amhaouch, die volgens mij wat verrast was door het snelle verloop van het eerdere VAO. Hij verzoekt de regering om bij de uitwerking van de Digitaliseringsstrategie te borgen dat de mens centraal staat en waar mogelijk ethische randvoorwaarden en juridische verantwoordelijkheden verder uit te werken en de Kamer hierover te informeren. Dat is ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel over die motie dan ook aan de Kamer. Dank u.

De voorzitter:
Heel goed. Dank aan de staatssecretaris voor haar aanwezigheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag gaan wij stemmen over de moties.

De vergadering wordt van 16.08 uur tot 16.30 uur geschorst.

MIRT

MIRT

Aan de orde is het VAO MIRT (AO d.d. 27/6).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO MIRT. Een hartelijk woord van welkom aan de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. We hebben zes sprekers van de zijde van de Kamer, die allemaal twee minuten spreektijd hebben. Als eerste geef ik graag het woord aan de heer Van Aalst van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Het woord is aan hem.

De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Grote woorden vorige week tijdens Prinsjesdag. De kranten stonden er vol van. Heel veel miljarden voor infrastructuur. Ik ben daar blij mee. Ik heb twee moties vandaag die wij vast gaan dekken met al die miljarden die de minister voor ons in petto heeft.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om een verkenning op te nemen in het volgende MIRT om de A4 aan de kant van Rotterdam door te trekken, waardoor er een extra uitvalsweg ontstaat voor Voorne-Putten in het algemeen en voor Spijkenisse in het bijzonder (A4-Zuid),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35000-A).

De heer Van Aalst (PVV):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de regio over een aanpak van het stuk A1-A35 tussen de knooppunten Azelo en Buren, en om de Kamer hierover te informeren voor het MIRT van het najaar 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35000-A).

De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
Geen woord te veel, dat waarderen we. Dan mevrouw Van der Graaf van de fractie van de ChristenUnie. Nee, meneer Amhaouch, u bent de laatste spreker.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, meneer de voorzitter, voor het woord. Het is alweer even geleden dat we over het MIRT hebben gesproken. Ook de ChristenUnie heeft een aantal moties voorbereid. De eerste komt tegemoet aan de zorgen van bewoners die veel geluidhinder hebben van wegen waarop verkeer langs hun woningen raast.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewoners meer overlast ervaren door verouderde geluidsschermen, toegenomen drukte op snelwegen en de hogere maximumsnelheid;

constaterende dat voor geluidsschermen bij bestaande woonkernen de Wet milieubeheer van kracht is, maar voor nieuwe situaties de strengere Wet geluidhinder;

overwegende dat Rijkswaterstaat op een aantal plekken plannen voor renovatie en vervanging van geluidsschermen heeft en dat er daarmee een kans ligt om de overlast samen met gemeenten en provincies terug te dringen;

verzoekt de regering in overleg te gaan met Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten om bij renovatie van geluidsschermen in een vroeg stadium met een plan te komen om de overlast voor bewoners te verminderen;

verzoekt de regering tevens bij het invoegen van de geluidswetgeving in het stelsel van de Omgevingswet de bescherming tegen geluidhinder voor bestaande woonkernen te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35000-A).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij het verkeersveilig maken van N-wegen en het spoor soms grootschalige bomenkap dreigt, waarbij soms sprake is van eeuwenoude bomen;

van mening dat grootschalige bomenkap moet worden voorkomen, vanwege de grote waarde voor het landschap en de luchtkwaliteit;

verzoekt de regering eerst alternatieven te benutten voor een veilige weginrichting en spoorveiligheid en bomenkap alleen in het uiterste geval in te zetten, en hierover in overleg te gaan met de provincies, gemeenten, ProRail en Rijkswaterstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Kröger en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35000-A).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De laatste motie gaat over het belang van de regio.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Infrastructuurfonds wordt omgevormd tot Mobiliteitsfonds, waarin niet de modaliteit maar de mobiliteit centraal staat;

constaterende dat het kabinet stelt dat de omvorming gunstig uitpakt voor complexe, brede gebiedsopgaven in stedelijk gebied;

overwegende dat ook in de regio veel infrastructurele knelpunten zijn;

verzoekt de regering binnen de NMCA- en MIRT-systematiek en bij de vorming van het Mobiliteitsfonds de niet-stedelijke regio's een prominente plek te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35000-A).

Er is een vraag van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb een vraag aan mijn collega van de ChristenUnie over de laatste motie. Hoe ziet zij dat precies voor zich? De NMCA-systematiek is volgens mij vrij duidelijk. Ik hoor altijd van het ministerie dat met name de regio het ondergeschoven kindje wordt omdat ze volgens de NMCA-methode niet aan bod komen. Dat moet op een andere manier. Hoe ziet de ChristenUnie dat dan voor zich?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Daarom verzoek ik de regering om dat mee te nemen. We constateren dat complexe gebiedsopgaven in stedelijke regio's beter uit de verf komen. De heer Van Aalst, komende uit de regio, zal het met mij eens zijn dat er in de regio ook knelpunten zijn. De ChristenUnie wil graag dat we zoeken naar een manier waarop ook die knelpunten goed naar voren komen, zodat we ook die kunnen aanpakken.

De voorzitter:
Heel goed. Afrondend, de heer Van Aalst, kort, puntig.

De heer Van Aalst (PVV):
Dus ik begrijp dat de ChristenUnie in ieder geval wel wil afwijken van de NMCA-methode?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De oproep uit de motie is duidelijk. Ik geef het kabinet nu de ruimte om daarmee bezig te gaan.

De voorzitter:
Dan de heer Jetten van D66.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Het is druk op onze wegen en in ons ov. Daarom is het goed dat dit kabinet 2 miljard extra uittrekt voor de bereikbaarheid van Nederland. De minister is druk aan de slag gegaan met de belangrijkste knelpunten in ons wegennet en de staatssecretaris werkt met de regio's aan een goede verdeling van de extra gelden die we voor spoor hebben uitgetrokken.

Specifiek voor dat punt spoor heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de NMCA blijkt dat er knelpunten zitten in de capaciteit op de trajecten Helmond-Eindhoven en Zwolle-Arnhem;

overwegende dat aanpassingen van de infrastructuur kunnen leiden tot een verbetering van de dienstregeling;

overwegende dat de betrokken regionale overheden bereid zijn tot cofinanciering;

verzoekt de regering om met ProRail en de betrokken regionale overheden in kaart te brengen welke investeringen mogelijk zijn om de dienstregeling op de trajecten Helmond-Eindhoven en de IJssellijn (Zwolle-Arnhem) te verbeteren;

verzoekt de regering voorts de Kamer hierover dit najaar te informeren zodat bij het notaoverleg MIRT vervolgstappen kunnen worden bepaald,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jetten, Van der Graaf, Amhaouch en Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35000-A).

De heer Jetten (D66):
Voorzitter, tot slot. We zien dat de drukte in de bereikbaarheid zich voor een deel concentreert in de stedelijke gebieden, waar we de komende jaren ook een forse woningbouwopgave hebben. De fractie van D66 kijkt uit naar de voorstellen van beide bewindspersonen om met de regionale overheden extra financiering te vinden, bijvoorbeeld samen met pensioenfondsen en andere partijen met beschikbare budgetten om te investeren. We gaan ervan uit dat bij de najaarsronde van MIRT er ook meer duidelijkheid komt over hoe dit kabinet samen met de metropoolregio's de bereikbaarheid gaat verbeteren.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Remco Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie. Die betreft een betere dienstregeling voor de trajecten Sneek-Leeuwarden en Zwolle-Enschede.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met enkele verbeteringen en uitbreidingen in de infrastructuur de dienstregeling op de trajecten Sneek-Leeuwarden (kwartierdienst in de spits) en Zwolle-Enschede (snellere reistijd sneltrein) kan worden verbeterd;

overwegende dat regionale overheden bereid zijn tot cofinanciering;

verzoekt de regering met de betrokken regionale overheden voorbereidingen te treffen, zodat in de MIRT-najaarsronde 2018 op basis van cofinanciering tot besluitvorming kan worden gekomen over de trajecten Sneek-Leeuwarden en Zwolle-Enschede,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra, Ziengs, Van der Graaf, Jetten en Amhaouch.

Zij krijgt nr. 11 (35000-A).

De heer Remco Dijkstra (VVD):
En dan een vraag, voorzitter. We weten dat er bij het regeerakkoord extra geld bij is gekomen: 2 miljard incidenteel en 100 miljoen per jaar structureel. We kijken op meerdere jaren en projecten kosten ook gewoon veel tijd om te realiseren, maar toch heb ik wel wat zorgen. In het regeerakkoord hebben namelijk we een behoorlijk aantal wegen genoemd. Ik vraag me af of we voldoende geld hebben om die projecten allemaal uit te voeren. Als ik kijk naar de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse, dan kunnen we heel veel van die projecten gelukkig doen. De top 10 sowieso en de top 20, inderdaad, maar in de top 30 beginnen echt wat gaten te vallen. Volgens mij hebben we onvoldoende geld. Het lijkt me dus verstandig om te kijken hoe we meer geld kunnen mobiliseren of beschikbaar maken. Als ik daarbij besef dat dagelijks ongeveer zes, zeven keer zoveel mensen met de auto reizen als met het ov, dan moeten we inderdaad wat met die gelden doen en ze daar inzetten waar ze het meest effect hebben voor je euro en voor de mobiliteit. Als de minister nu al aangeeft dat ze onvoldoende geld heeft voor een A50, bijvoorbeeld van Oss naar Nijmegen en andersom, en de A4-Zuid, zoals de heer Van Aalst en ik ook graag willen, Rotterdam richting Brabant, dan moeten we echt gaan nadenken hoe we extra middelen gaan mobiliseren om Nederland in beweging te houden, want we weten allemaal met elkaar dat ondanks alle investeringen de filedruk zal toenemen. Dat moeten we echt het hoofd bieden, want dat is schadelijk voor onze economie.

De heer Van Aalst (PVV):
Ik hoor mijn collega Dijkstra van de VVD inderdaad dingen zeggen. We horen wel vaker dat de VVD beloftes doet die ze niet helemaal nakomen. Ik was ook al tot de conclusie gekomen dat het lijstje dat nu naast het regeerakkoord ligt met wat er aan infrastructuur bij zou komen, niet gehaald gaat worden. Er gaat dus weer ingeleverd worden. U heeft het over extra investeringen. Ik heb de afgelopen periodes alleen maar gezien dat er bezuinigd is. Nu komt er toevallig weer een inhaalslag van 2 miljard. Wat gaat de VVD nu doen om extra geld vrij te maken voor bijvoorbeeld de A4-Zuid en te zorgen dat we dat soort projecten wel vlot kunnen trekken?

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik wil net als u extra geld voor infrastructuur, zeker voor wegen. Ik zie ook de behoeften in de Randstad. Daar zijn extra wegen misschien wat lastiger, maar een hele mooie lightrailverbinding zie ik zeker zitten. Ik zie ook de bouwopgave. Ik denk dat we met elkaar moeten kijken hoe we de urgentie van de fileproblematiek en de drukte omhoog kunnen brengen, zowel op het platteland als in de Randstad, en hoe we er met elkaar voor kunnen zorgen dat er bij een volgend kabinet extra geld beschikbaar komt en misschien tussentijds ook. Nu ben ik heel erg blij met de extra gelden die we hebben. Laten we die zo optimaal mogelijk inzetten aan de hand van objectieve criteria als filezwaarte. Maar er moet zeker geld bij; ik kan me vinden in uw pleidooi.

De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb nog één korte tweede vraag hierover. Ik hoor meneer Dijkstra van de VVD zeggen dat hij eigenlijk wil gaan investeren naar het gebruik van de modaliteit. Daar zijn wij ook voor. Als we constateren dat meer mensen met de auto gaan dan met het ov, dan is het misschien verstandig om het geld te investeren in asfalt. Begrijp ik het goed dat ik de VVD dan aan mijn zijde vind?

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik ben een groot voorstander van daar investeren waar het het meeste zin heeft. Ik denk dat er nog wat behoorlijk wat asfalt, met name breder asfalt maar ook nieuw asfalt, bij kan. Laten we kijken hoe we met creatieve, slimme maatregelen op korte termijn resultaten kunnen boeken, maar voor de langere termijn is er absoluut meer geld nodig om Nederland in beweging te houden. Dat geldt voor alle modaliteiten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een drietal moties, dus ik ga snel aan de slag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ter voorbereiding van de ombouw van het MIRT naar een Mobiliteitsfonds ook de analyse-instrumenten, zoals de NMCA, een update behoeven;

overwegende dat het bredewelvaartsbegrip een integrale benadering biedt, waarbij ook klimaat, gezondheid en andere maatschappelijke baten een belangrijke rol spelen;

verzoekt de regering om voor de ombouw van het MIRT naar een moderner Mobiliteitsfonds ook de nodige aanpassingen in modellen en onderzoeksvragen uit te werken waarin het streven naar een brede welvaart verankerd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (35000-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord erkent dat de vraag naar woningen enorm is toegenomen en dat de Nationale woonagenda de ambitie voor het bijbouwen van 700.000 woningen tot 2025 neerlegt;

constaterende dat zowel de minister van Binnenlandse Zaken als de minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeeft dat woningbouw en mobiliteit goed op elkaar afgestemd moeten worden;

overwegende dat de Nationale woonagenda stelt dat het vergroten van de plancapaciteit niet los kan worden gezien van bereikbaarheidsvraagstukken en de middelen die daarvoor beschikbaar zijn;

overwegende dat deze woningbouw extra mobiliteit creëert en het niet zo kan zijn dat er eerst nieuwe woningen gebouwd worden en er pas daarna gekeken wordt naar de oplossingen van het mobiliteitsprobleem dat dit veroorzaakt;

verzoekt het kabinet om de besteding van infrastructuurgelden en de geplande woningbouw te koppelen en stevig te verankeren;

verzoekt het kabinet tevens om bij grootschalige (woning)bouwprojecten afspraken te maken over oplossingen voor de extra mobiliteit die gegenereerd wordt door die bouwprojecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (35000-A).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Tot slot een motie over de internationale trein.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de CO2-uitstoot van de luchtvaart nog steeds groeit;

overwegende dat een studie van het KiM aantoont dat treinen op korte afstanden binnen Europa een goed alternatief kunnen zijn voor het vliegtuig;

overwegende dat deze studie nog niet heeft geschetst met welke investeringen ook additionele bestemmingen per trein aantrekkelijk te bereizen worden;

verzoekt de regering om scenario's uit te werken voor de investeringen die nodig zijn om de trein te kunnen laten concurreren op de belangrijkste Europese bestemmingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (35000-A).

Er is een vraag van de heer Jetten.

De heer Jetten (D66):
Ik heb een vraag over die laatste motie. Ik denk dat wij het er inmiddels bijna Kamerbreed over eens zijn dat we de trein aantrekkelijker moeten maken ten opzichte van het vliegtuig. Nou heeft deze Kamer in mei 2018 al een motie aangenomen die ook door mevrouw Kröger is ondertekend die het kabinet verzoekt om scenario's uit te werken voor hogesnelheidsverbindingen naar de belangrijkste bestemmingen binnen Europa vanaf Schiphol. Wat voegt deze motie daar nog aan toe? Kunnen we niet veel beter beide bewindspersonen hierop aanspreken, in die zin dat we zo snel mogelijk de plannen willen die we al gevraagd hebben, in plaats van dat we daar elke maand een nieuwe motie over indienen?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank voor deze vraag. Ik dien deze motie in naar aanleiding van de gedachtewisseling in het debat. Daar kwam de vraag of wij inzichtelijk kunnen krijgen met welk type investeringen je welke mogelijkheden krijgt. Het gaat namelijk om veel geld, deels ook Europees geld. Ik heb niet de toezegging gehoord dat dat, ook met het financiële plaatje daaraan, nu wordt uitgezocht. Als de staatssecretaris nu aangeeft dat dat wel degelijk onderdeel is van de uitvoering van de eerdere motie, dan zal ik de motie aanhouden.

De heer Amhaouch (CDA):
Ik begrijp de vraag zoals verwoord in de motie van mevrouw Kröger. We hebben ambities om meer mensen in de trein te krijgen dan in de vliegtuigen. Maar u verwijst zelf naar het KiM-rapport. Daarin staat iets over de dertien populaire bestemmingen en over de grote bedragen in dat kader. Mede op uw verzoek wordt er eind dit jaar, begin volgend jaar een AO Internationaal spoor gehouden. Ik stel dus voor om dan het debat te voeren, en dan ook het KiM-rapport te agenderen en te bekijken welke informatie we nog tekortkomen. Want ik ben het met u eens dat er duidelijkheid moet komen, ook gezien de maatschappelijke discussie. Heel veel mensen vragen zich af: kan het morgen al? Ik denk dat het terecht is om over het antwoord te discussiëren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank voor de suggestie. Ik hoor graag eerst de reactie van de staatssecretaris, maar op zich kan ik me voorstellen dat we als Kamer eerst beter in kaart brengen welke informatie we ontberen. Ik merk dat we vaak praten vanuit het huidige MIRT-budget, terwijl we misschien zouden moeten kijken naar wat we Europees als budget nodig hebben om die omslag te maken. Daar horen dan ook de verschillende scenario's bij. Dat zullen bedragen zijn die wellicht niet op korte termijn beschikbaar zijn, maar dan hebben we als Kamer wel een beeld waar we het over hebben.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb een vraag. In haar tweede motie koppelt mevrouw Kröger woningbouw aan infrastructuur. Die combinatie is verstandig. Zij doet dat zonder te zeggen: dit moet het zijn. Dat kan dus van alles zijn. Maar in uw derde motie kiest u heel bewust voor de trein, voor snelle verbindingen tussen grote steden. Bent u dan ook bereid om te kijken naar bijvoorbeeld de bus? Voor een tientje rijd je naar Brussel, voor €20 ben je in Parijs et cetera. Wilt u ook de busverbindingen daarin meenemen? Want die zijn natuurlijk vele malen goedkoper dan de trein die vastzit aan zijn spoor.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat het inderdaad goed zou zijn voor het internationale vervoer om ook de bus serieus mee te wegen. De reden dat de trein vaak concurreert met het vliegverkeer is natuurlijk dat je daar hetzelfde gemaksniveau kunt bereiken. Maar het zou inderdaad goed zijn om ook de bus daarin mee te nemen.

Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):
Steeds meer mensen kiezen voor de trein. Dat geldt niet alleen voor de Randstad, voor de grote steden, maar dat geldt ook voor de regio in het land. Met name in Zuidoost-Nederland pakken ook steeds meer jongeren de trein. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Noordelijke Maaslijn (Venray-Nijmegen) de laatste jaren een forse reizigersgroei heeft doorgemaakt, waardoor het met name in de spits erg druk is in de trein;

overwegende dat de drukte in de spits dermate ingrijpend is dat reizigers op het perron achterblijven vanwege overvolle treinen, hetgeen onacceptabel is;

overwegende dat prognoses uitwijzen dat het de komende tijd nóg drukker zal worden;

overwegende dat per september 2018 Beter Benutten-maatregelen ingaan om de spitsproblematiek op de Noordelijke Maaslijn aan te pakken;

verzoekt de regering om de effecten van de Beter Benutten-maatregelen op de Noordelijke Maaslijn (Venray-Nijmegen), die per september 2018 ingaan, te monitoren en de Kamer hierover in de MIRT-voorjaarsronde 2019 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Ziengs, Jetten en Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (35000-A).

Kunnen de minister en de staatssecretaris meteen recenseren? Dat is niet het geval. Ik schors tot 17.00 uur en dan gaan we luisteren naar het commentaar.

De vergadering wordt van 16.48 uur tot 17.00 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel voorzitter. Ik heb niet echt specifieke vragen meer gehoord, dus begin ik gelijk maar met de moties. De eerste, op stuk nr. 5, is van de PVV en gaat over het doortrekken van de A4-Zuid. Die motie moet ik ontraden. Het is een terugkerende wens, die al vaker is geuit in de Kamer. Maar het gaat hier om een heel duur project: tussen een half en een heel miljard, om het zo maar te zeggen. Uit de eerder uitgevoerde MIRT-onderzoeken is het niet als top-of-the-billproject naar voren gekomen. Ik houd me aan de prioriteiten van het regeerakkoord, dus moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik doe één vraag per motie. Het woord is aan de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):
Heel kort, voorzitter. Ik heb de minister toch echt de afgelopen dagen op de radio horen zeggen dat ze dit een geweldig plan vindt. Het wordt volgens mij ook unaniem gedragen door de gemeenteraad daar. Zou ze deze verkenning niet op zich willen nemen? Alleen de verkenning kost volgens mij niet heel veel geld. Dan kunnen we in ieder geval een stap zetten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We hebben met elkaar de afspraak gemaakt dat er zicht moet zijn op 75% van de financiering voordat je een verkenning kunt starten. Dit gaat om zulke grote bedragen dat ik hiertoe geen mogelijkheid zie in de begroting, ook niet met de extra 2 miljard, want die hebben we al belegd.

Dan de motie op stuk nr. 6, ook van de heer Van Aalst. Die verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de regio over een aanpak van het stuk A1/A35 tussen de knooppunten Azelo en Buren en om de Kamer daarover te informeren voor het MIRT van het najaar van dit jaar. Deze motie kan ik "oordeel Kamer" geven.

Dan de motie op stuk nr. 7, van mevrouw De Graaf.

De voorzitter:
Van der Graaf.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Van der Graaf. Het staat hier verkeerd opgeschreven. Daarvan kan ik zeggen dat ik mevrouw Van der Graaf twee varianten wil voorleggen. Zij spreekt namelijk twee verzoeken uit aan de regering. Het eerste is om in overleg te gaan met Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten om bij renovatie van geluidsschermen in een vroeg stadium met een plan te komen om de overlast voor bewoners te verminderen. Daarvan kan ik, mede namens de staatssecretaris, volmondig zeggen dat we "oordeel Kamer" geven. Maar u voegt er nog een tweede verzoek aan toe, namelijk om bij het invoegen van de geluidswetgeving in het stelsel van de Omgevingswet de bescherming tegen geluidhinder voor bestaande woonkernen te verbeteren. Dat is eigenlijk een ander debat. U spreekt daar binnenkort ook nog met de staatssecretaris over, dus ik zou voor nu willen vragen om dat deel uit het dictum te halen, dan kunnen we voor de rest van de motie "oordeel Kamer" geven. Ik weet niet of mevrouw Van der Graaf daartoe bereid is?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik had het graag gelijk geregeld, maar ik sta ervoor op om dit op een later moment alsnog voor elkaar te krijgen. Ik neem de suggestie dus over.

De voorzitter:
Dan zien wij uit naar een gewijzigde motie-Van der Graaf/Sienot op stuk nr. 7.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 8. Die is ook van mevrouw Van der Graaf. Die vraagt om afspraken te maken met provincies, ProRail en Rijkswaterstaat om bij het veilig maken van wegen alleen in het uiterste geval bomen te kappen. Die wil ik ook graag "oordeel Kamer" geven.

Dan de motie op stuk nr. 9. Die verzoekt de regering om binnen de NMCA- en MIRT-systematiek en bij de vorming van het Mobiliteitsfonds de niet-stedelijke regio's een prominente plek te geven. Als ik de motie zo mag uitleggen dat mevrouw Van der Graaf met "prominente" niet bedoelt dat ze belangrijker zijn dan anderen, kan ik "oordeel Kamer" geven. Het gaat erom dat de regio's serieus aan bod komen. Ik neem aan dat u het zo bedoelt. Dan kan ik de motie "oordeel Kamer" geven.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf knikt, dus dat is het geval.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 12. Ik denk dat het handig is om het niet om en om te doen maar dat ik mijn moties achter elkaar doe. Die motie is van mevrouw Kröger en vraagt om brede welvaart mee te nemen in de NMCA. Tijdens het algemeen overleg MIRT van 27 juni heb ik u toegezegd om hierop terug te komen in de kabinetsreactie op het Rli-rapport. Die reactie krijgt u van mij in oktober, dus ik zou willen vragen of u de motie wilt aanhouden totdat die reactie binnen is.

De voorzitter:
Dat is een vraag, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn wedervraag zou dan eigenlijk zijn: is het niet zo dat deze motie het goed verankeren van het belang van de brede welvaart in die reactie op het Rli-rapport wellicht nog extra benadrukt, en dus ook vraagt of dat in die kabinetsreactie steviger terugkomt?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zou daarop willen zeggen: wacht u toch alstublieft even de reactie af. Wellicht ziet u dan dat we daar al op een goede manier mee omgegaan zijn en dat de motie overbodig is. Dat zou ook nog kunnen. De kabinetsreactie op het Rli-rapport is vrij breed en we hebben dat nog niet helemaal afgehandeld. Ik wil dus toch het verzoek aan mevrouw Kröger herhalen om de motie aan te houden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan zal ik haar aanhouden. Ik ben heel benieuwd.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (35000-A, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de laatste motie die ik zal behandelen. Dat is de motie op stuk nr. 13, ook van mevrouw Kröger. Die spreekt over mobiliteitsvoorzieningen en de bouwopgave, die integraal moeten worden opgepakt binnen het MIRT. Daarvan kan ik zeggen: dat doen we nu al binnen het MIRT. Die motie kan ik dus ontraden, want die is niet nodig.

De voorzitter:
Heel goed. Dan is het woord aan de staatssecretaris. Nee, er is nog een vraag van mevrouw Kröger. Is dat een vraag aan de minister?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, dat is een vraag aan de minister.

De voorzitter:
Dan moeten we weer even een scènewisseling doen, want de staatssecretaris stond al klaar. Sorry hoor.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Sorry, ik had sneller moeten zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat het in dit geval erg weinig uitmaakt. De staatssecretaris had deze vraag waarschijnlijk ook kunnen beantwoorden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Oké. Nou, dat laat ik aan de bewindslieden. Het gaat me eigenlijk om het tweede stuk van de motie.

De voorzitter:
Van welke motie?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Sorry, van de motie op stuk nr. 13. Daarin wordt verzocht om bij grootschalige woningbouwprojecten afspraken te maken om ervoor te zorgen dat er oplossingen zijn voor de extra mobiliteit die gegenereerd wordt. Daar voorziet de MIRT-systematiek als zodanig nu niet in. Dit speelt dus aan de woningbouwkant.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan niet anders zeggen dan dat we dat nu integraal afwegen met gemeenten, provincies en het Rijk samen. Ik kan natuurlijk niet helemaal op de stoel van die andere partners gaan zitten. Volgens mij doen we het nu al, voor zover dat mogelijk is. Als het gaat om de toekomst van het mobiliteitsfonds gaan we alles weer tegen het licht houden met elkaar. Maar volgens mij is het nu goed verankerd. Het is niet voor niks dat collega Ollongren altijd aanwezig is bij de afspraken met de regio, bij de MIRT-overleggen. Zo kan zij van die kant de woningbouwopgaveafweging goed meenemen.

De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we alsnog luisteren naar de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dank u wel, voorzitter. Ik had de moties op de stukken nrs. 10, 11, 14 en 15. Volgens mij hebben we ze dan allemaal gehad. Nog even in de richting van mevrouw Van der Graaf: er komt binnenkort een aanvullingswet op de Omgevingswet over geluid naar de Kamer. Daarin kunnen we de vragen die bij u leven met elkaar bespreken.

De motie op stuk nr. 10 over capaciteitsknelpunten op de IJssellijn en in Brabant verzoekt de regering om met ProRail en de betrokken regionale overheden in kaart te brengen welke investeringen nodig zijn om de dienstregeling op de trajecten Helmond-Eindhoven en IJssellijn te verbeteren. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik met ProRail en de regio ga kijken welke maatregelen genomen kunnen worden ten aanzien van deze toekomstige knelpunten, dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 11 over een betere dienstregeling Sneek-Leeuwarden en Zwolle-Enschede. Dat is een motie van de heer Dijkstra. Ik herken inderdaad deze trajecten. Bij Sneek-Leeuwarden gaat het om de financiering van een tussenoplossing voor de realisatie van een kwartiersdienst in de spits. Bij Zwolle-Enschede zijn de perrons te smal. Ik wacht even het definitieve actuele overzicht van de regionale knelpunten op het spoor af. Ik verwacht dat dat begin oktober gereed is. Ik bespreek dat dan in de Bestuurlijke Overleggen MIRT van 21 en 22 november met de regio's. Ik zal in dat BO MIRT met de betrokken regionale overheden nagaan of we op basis van cofinanciering tot een afspraak hierover kunnen komen. Ik ben dus bereid om met de regio te kijken of we die oplossing kunnen vinden. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
De indiener was mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie. Zeg ik dat goed? Ja.

De voorzitter:
Waarom zegt u dat nog even?

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Anders is het iemand van de PVV. Dat is niet het geval.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Oké. Dit was de motie waarvan u de eerste ondertekenaar was, maar mevrouw Van der Graaf is inderdaad een van de medeondertekenaars.

Dan de motie op stuk nr. 14 van mevrouw Kröger over meer ambitie met internationale treinen. Die hebben we zeker. Het verzoek is om de investeringen in beeld te brengen. Ik zei al dat we zeker meer ambitie hebben, want voor de zomer heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over mijn ambities ten aanzien van internationale treinreizen. Ik ben natuurlijk ook heel blij met de brede steun daarvoor in de Kamer; er zijn al een aantal moties over ingediend. Het KiM zegt: kijk naar verschillende elementen; kijk naar kosten, tijd en comfort. Dat zijn de zaken die hierbij van belang zijn, net als zorgen dat het goed aansluit op elkaar. Dat betekent ook dat de trein op die manier een beter alternatief is voor doorvliegen. Ook de bus, die de heer Dijkstra zojuist noemde, kan voor korte ritten soms een heel goede aansluiting zijn op het vliegtuig. Samen met het spoor en de luchtvaartsector werk ik daarom aan een concreet actieplan op deze punten. Dat gaat dus verder dan alleen de kosten van investeren. Je moet ook kijken naar ticketing, dus echt naar de breedte. Ik zal u hier voor het kerstreces over informeren. Ik zou mevrouw Kröger daarom willen vragen om de motie nog even aan te houden totdat we die brief hebben gestuurd en totdat u dat ziet. Dan kunt u beoordelen of u nog behoefte heeft aan aanvullende informatie. Anders zou ik de motie nu moeten ontraden, omdat we al bezig zijn, maar wellicht wilt u de toets nog even doen als het actieplan er ligt.

De voorzitter:
Mevrouw Kröger knikt ja.

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (35000-A, nr. 14) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
De motie op stuk nr. 15 over de spitsproblematiek tussen Venray en Nijmegen, ingediend door de heer Amhaouch en anderen, is de laatste motie voor mij. De motie verzoekt de regering om de effecten van de Beter Benutten-maatregelen op de Noordelijke Maaslijn te monitoren en de Kamer hierover in de MIRT-voorjaarsronde van 2019 te informeren. Er zijn inderdaad een aantal nieuwe afspraken gemaakt over het verlichten van de problematiek, bijvoorbeeld door de aanpassing van aanvangstijden van colleges. Net als de indieners ben ik heel benieuwd naar deze effecten. Ik ben dus graag bereid om de Kamer hierover te informeren bij de MIRT-voorjaarsronde van 2019. Ik laat het oordeel over aan de Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik moet nog even aangeven dat datgene wat meneer Dijkstra zojuist bedoelde, betrekking heeft op de motie op stuk nr. 11. Daar staat "De Graaf" onder, maar dat moet dus "Van der Graaf" zijn. Dat is de mevrouw van de ChristenUnie. Dat moet ik voor de Handelingen vastleggen.

Hartelijk dank aan de minister en de staatssecretaris.

Circulaire economie

Circulaire economie

Aan de orde is het VAO Circulaire economie (AO d.d. 07/09).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan door met het VAO Circulaire economie. De staatssecretaris moet nog even nablijven. Ik laat in het midden waarom dat is.

Wij hebben acht deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Laçin van de fractie van de SP. Het woord is aan hem.

De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. We hebben een goed debat gehad. Ik heb twee moties. De eerste motie gaat over statiegeld. Daar hebben we zowel in maart als in het vorige AO een goed debat over gehad. Ik maak me enigszins zorgen over de monitoring. Dat heb ik de vorige keer ook aangegeven. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat invoering van statiegeld op kleine flesjes afhankelijk is van de monitoring;

constaterende dat een heldere en duidelijke monitoringssystematiek voor het registreren van de afname van plastic flesjes in het milieu doorslaggevend is om te kunnen beoordelen of het doel van 70% tot 90% gehaald is door het bedrijfsleven in 2020;

van mening dat de monitoringssystematiek tot geen enkele twijfel mag leiden over de bereikte resultaten;

verzoekt de regering daarom structureel informatie op te vragen over de monitoring en de Kamer gedurende 2019 hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (32852).

De heer Laçin (SP):
Ook over het storten en verbranden van afval heb ik mijn zorgen geuit. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer afval naar de stort gaat of wordt verbrand;

overwegende dat deze ontwikkeling haaks staat op het overheidsbeleid om de circulaire economie te stimuleren;

verzoekt de regering om naast het heffen van extra belasting op storten en verbranden andere maatregelen te ontwikkelen, zodat de trend van meer storten en verbranden gekeerd kan worden, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (32852).

De heer Laçin (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb vier moties, dus met uw welnemen steek ik meteen van wal.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoeksbureau Tauw in opdracht van de overheid een knelpuntenanalyse van houtrecycling heeft gemaakt;

constaterende dat een conclusie van de analyse is dat de overheid de verkeerde prikkels geeft, door het ontbreken van de verplichting om afvalhout te recyclen en door het verlenen van SDE+-subsidie voor de stook van schoon afvalhout;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe een verplichting voor de recycling van afvalhout kan worden geïntroduceerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gebruik van aardolie als grondstof voor plastic goedkoper is dan het gebruik van gerecycled plastic als grondstof;

overwegende dat dit een perverse prikkel is, die ertoe leidt dat aardolie de standaardgrondstof blijft voor plastic;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe fiscale maatregelen het gebruik van gerecycled plastic als grondstof kunnen stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten een kilodoelstelling voor restafval hebben, waardoor er onvoldoende aandacht is voor de kwaliteit van de inzameling;

constaterende dat daardoor de vervuiling van de ingezamelde gescheiden stromen toeneemt;

verzoekt de regering om in overleg te treden met de gemeenten om te onderzoeken of een recycledoelstelling in plaats van een kilodoelstelling voor restafval de kwaliteit van de verschillende afvalstromen verbetert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat hoogwaardige recycling van plastic marginaal blijft;

constaterende dat innovaties in hoogwaardige recycling gestimuleerd worden door circulaire inkoop;

verzoekt de regering de ambities van circulair inkopen te verhogen tot boven de nu beoogde 10% en te focussen op de inkoop van "recycled content",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (32852).

De heer Wassenberg (PvdD):
"Recycled content", zo wordt het genoemd, in het Engels. Het spijt me.

Tot slot, voorzitter, in mijn laatste twintig seconden een heel klein uitstapje naar het AO Leefomgeving dat we binnenkort hebben. Ik draag een plastic armbandje. Het is plastic, helaas, maar daarmee wordt gekeken met welke akelige, bijvoorbeeld hormoonverstorende, stoffen ik in aanraking kom. Daar gaan we het donderdag over hebben. Tot die tijd draag ik in ieder geval dit armbandje, voor het goede doel.

De voorzitter:
Prachtig.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Mevrouw Kröger, GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een drietal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor de bestrijding van zwerfaval en plasticsoep, de bescherming van grondstoffen en het aanjagen van de circulaire economie wegwerpproducten zo veel mogelijk vervangen zouden moeten worden door duurzame producten;

constaterende dat vanuit Europa een pakket maatregelen tegen het gebruik van single-use plastics vanaf 2025 van kracht wordt;

verzoekt de regering om zodra de uitkomsten van de Europese regelgeving bekend zijn, in kaart te brengen welke maatregelen al eerder dan in 2025 in Nederland uitgevoerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (32852).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat in een duurzame samenleving en een circulaire economie het vernietigen van ongebruikte goederen geen plaats heeft;

overwegende dat er sterke aanwijzingen zijn dat dit in tal van sectoren om tal van redenen nog steeds de praktijk is;

overwegende dat in Frankrijk effectieve wetgeving het vernietigen van eetbaar voedsel heeft teruggedrongen en dat vergelijkbare wetgeving voor kleding in de maak is;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoeveel bruikbare goederen/producten in Nederland worden vernietigd, om welke bedrijven en sectoren het gaat, en de Kamer tevens te informeren over de mogelijkheden om maatregelen te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (32852).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Tot slot heb ik wederom een motie over statiegeld, dit keer op blikjes. Samen met collega Stoffer denk ik namelijk dat dit echt een onderwerp is waar wij ons als Kamer nog een keer over uit kunnen spreken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat 98 miljoen tot 156 miljoen blikjes per jaar in het zwerfvuil terechtkomen;

overwegende dat blikjes in het zwerfvuil voor grote maatschappelijke kosten zorgen, onder andere doordat koeien vermalen blikjes in hun voer krijgen;

overwegende dat de staatssecretaris het bedrijfsleven om een actieplan om zwerfafval terug te dringen heeft gevraagd;

overwegende dat statiegeld op plastic flesjes wordt ingevoerd als het actieplan niet effectief blijkt te zijn;

vraagt de regering om ook voor blikjes het statiegeld als beleidsmaatregel in ogenschouw te houden indien het actieplan van het bedrijfsleven onvoldoende effectief is om blikjes in het zwerfafval aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (32852).

Dank u wel. Dan mevrouw Van Eijs van de fractie van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Ik ben blij met het goede overleg dat we hebben kunnen voeren en vooral ook met een aantal toezeggingen die de staatssecretaris heeft kunnen doen over circulair bouwen, onder andere over het materialenpaspoort. Ik ben ook blij dat zij in overleg gaat met een aantal collega's, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs. Maar ik wil over dat onderwerp toch ook nog deze motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bouw in Nederland naar schatting 50% van het grondstoffenverbruik, 40% van het totale energieverbruik en 30% van het totale waterverbruik voor zijn rekening neemt;

constaterende dat er in Nederland een grote bouwopgave ligt met de nieuwbouw van 700.000 woningen tot 2025 en de verduurzaming van 8 miljoen gebouwen;

overwegende dat circulair bouwen een grote bijdrage kan leveren aan de klimaatopgave en het tegengaan van grondstoffenschaarste;

overwegende dat de bouwwereld en de verschillende spelers nog erg op zoek zijn naar hoe ze circulair bouwen vorm moeten geven;

roept de regering op om in de uitvoeringsagenda circulaire economie met betrekking tot de bouw in ieder geval op te nemen hoe met de MilieuPrestatie Gebouwen de circulariteit van gebouwen beter kan worden gemeten en hoe de normstelling kan worden aangescherpt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (32852).

Mevrouw Van Brenk van de fractie van 50PLUS, het woord is aan u.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb een mooie toezegging gekregen van de staatssecretaris. Later dacht ik: dat had misschien iets beter door mij geformuleerd kunnen worden. Ik hoop dus dat de staatssecretaris heel positief tegenover deze motie staat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ons leidingwater van uitstekende kwaliteit is, veelal zelfs beter dan water dat in flesjes wordt verkocht;

overwegende dat publieke tappunten voor drinkwater, waar mensen hun eigen flesje kunnen vullen, een grote bijdrage kunnen leveren aan het bestrijden van zwerfafval;

verzoekt de regering om in overleg te treden met de VNG, de NS en andere partijen om op drukke publieke plaatsen voldoende watertappunten aan te leggen waar mensen gratis hun flesjes kunnen vullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (32852).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Onze staatssecretaris is in het reces naar het High-level Political Forum geweest. Dat klinkt heel moeilijk, maar het ging over doelen om te behalen, waaronder doelen op het gebied van water en sanitatie. Als ambassadeur van SDG 6 zou ik heel graag willen weten of wij geïnformeerd kunnen worden door de staatssecretaris. Hoe is die bijeenkomst geweest? Wat zijn de afspraken? Kan zij een inschatting maken of wij op schema liggen? En liggen ook alle anderen op schema? Wat voor prachtigs heeft zij daar meegemaakt en gepresenteerd? Ik weet zeker dat zij daar hele mooie dingen gedaan heeft, maar ik hoor dat heel graag van haar.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Agnes Mulder van het CDA, de laatste spreker.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank. We hebben een goed algemeen overleg, een commissiedebat, gehad met de staatssecretaris over met name de uitvoeringsagenda's en de transitieagenda's. Hoe komen we met elkaar richting 2050 in een circulaire economie?

Zoals we weten, worden nu heel veel producten lineair gemaakt. Je gebruikt ze één keer en gooit ze dan weg. Je kunt ze niet hergebruiken en op dat vlak gaan we een enorme transitie krijgen. Dat betekent dat hele businessmodellen totaal op de kop gezet worden. We hebben van de staatssecretaris de toezegging gekregen dat ze dat echt structureel gaat oppakken met de sector. Dat vinden we een heel goed idee, want anders zijn wij bang dat het niet gaat gebeuren. Misschien kan de staatssecretaris nog wat meer inzicht geven in het tijdpad van de verschillende uitvoeringsagenda's en daar nog iets concreter over zijn.

Een andere mooie toezegging die we kregen — die heeft hier ook mee te maken — gaat over het omzetten van afval tot grondstof. Hoe ga je dat doen? Dan heb je het over de einde-afvalstatus. Ik heb vragen gesteld over bietenpulp en zuiveringsslib: werkelijk! Dat kan hele mooie kansen bieden, maar het is misschien niet direct waar u thuis allemaal aan denkt. Dat is echt waar. Misschien kan de staatssecretaris daar ook nog iets concreter zijn over het tijdpad.

Staatssecretaris, goed bezig! Laten we het zo volhouden met elkaar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik neem aan dat de staatssecretaris even naar de moties wil kijken? Tien minuten?

De vergadering wordt van 17.24 uur tot 17.35 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn een elftal moties en nog een paar vragen van mevrouw Mulder. Ik begin met de motie van de heer Laçin op stuk nr. 60. Ik begrijp zijn wens om structurele informatie te hebben heel goed. Dat vind ik ook cruciaal. Die informatie moet helder en onafhankelijk zijn. Daarom ben ik heel blij dat Rijkswaterstaat die hele beoordeling op zich heeft genomen. Juist omdat ik die wens zo deel met de heer Laçin, heb ik al aan de Kamer toegezegd dat ik haar twee keer per jaar zal informeren over de resultaten van de monitoring. Ik denk dus dat ik daarmee voorzie in het verzoek dat de heer Laçin hier heel terecht nog een keer nadrukkelijk neerlegt. Daarom is de motie niet nodig. Ik zeg graag nog een keertje luid en duidelijk dat ik twee keer per jaar die informatie aan de Kamer zal sturen. Daarmee ontraad ik de motie op stuk nr. 60. Dat doe ik dus niet vanuit een ander perspectief op wat er nodig is, maar omdat ik dat al doe. De heer Laçin zou de motie ook kunnen aanhouden. Als hij achteraf van mening is dat het anders is, kan hij dat nog overwegen.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 61 over het afvalbeleid in Nederland, over het verbranden en het storten. De heer Laçin zegt dat hij de trend graag wil keren. Ik snap dat goed. Ik heb de Kamer ook toegezegd dat ik met een brief zal komen om te kijken of alle verschillende prikkels die we in Nederland hebben, wel dezelfde richting op wijzen. De heer Laçin vraagt om naast de belasting andere maatregelen te ontwikkelen. Als de heer Laçin bereid is om daarvan te maken "andere maatregelen in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren", kan ik de motie aan het oordeel van de Kamer laten. Want ik wil het eerst even in kaart brengen voordat we allerlei maatregelen ontwikkelen die we misschien niet willen. Dus als de heer Laçin bereid is om die aanpassing te doen, kan het wat mij betreft oordeel Kamer zijn.

De heer Laçin (SP):
Dat ga ik doen.

De voorzitter:
Dan zien wij uit naar een gewijzigde motie-Laçin op stuk nr. 61.

De heer Ziengs (VVD):
Bij de eerste motie gaf de staatssecretaris aan dat zij daar al wat toezeggingen over gedaan heeft. Bij de motie op stuk nr. 61 begrijp ik dat er ook een toezegging was om die maatregelen in kaart te brengen. Maar wellicht heb ik dat verkeerd opgevat.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik heb gezegd dat ik een analyse zal maken van hoe het op dit moment ervoor staat met alle prikkels. De heer Laçin voegt daar nu aan toe: breng maatregelen in kaart om eventueel die trend nog verder te keren. Dat gaat nog net een stapje verder dan de toezegging die ik net heb gedaan om een analyse te maken van hoe het ervoor staat met alle prikkels. Ik wil nog niet zover gaan om te zeggen dat ik extra maatregelen zal nemen, want daar hebben we eerst die analyse voor nodig. Maar ik ben wel bereid om maatregelen in kaart te brengen. Dan kunnen we met elkaar de discussie daar verder over voeren.

Voorzitter. Dan de motie van de heer Wassenberg op stuk nr. 62. Onderzoeksbureau Tauw heeft een knelpuntenanalyse gemaakt. De heer Wassenberg wil daar een verplichting aan koppelen. Zo ver wil ik niet gaan. Ik wil het rapport eerst bestuderen. Ik ben graag bereid om met een reactie op dat rapport te komen, maar ik wil de heer Wassenberg vragen om de motie aan te houden totdat die reactie er is. Anders moet ik de motie ontraden.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dat is een redelijk verzoek. Als de staatssecretaris reageert op dat rapport, kan ik altijd nog kijken. Nu houd ik de motie aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (32852, nr. 62) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
In de motie op stuk nr. 63 wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe fiscale maatregelen het gebruik van plastic als grondstof kunnen stimuleren. Ik moet deze motie ook ontraden. Het gebruik van gerecycled plastic als content is onderdeel van afspraken die het bedrijfsleven zelf maakt over de tariefdifferentiatie. Ik wil dat niet doorkruisen door nu met fiscale maatregelen te komen. Het doel delen we natuurlijk. Differentiatie van tarieven kan ook helpen in het gebruik van gerecyclede content, maar dat is dus voorzien binnen de tariefdifferentiatie.

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 64, ook van de heer Wassenberg, wordt verzocht te onderzoeken of een recycledoelstelling in plaats van een kilodoelstelling de kwaliteit verbetert. Dan moet de heer Wassenberg de kilodoelstelling goed begrijpen. Het is namelijk een doelstelling gericht op minder kilo's, niet op meer kilo's. Deze kilodoelstelling is dus heel erg waardevol, omdat deze ook preventie van afval stimuleert. Uit de motie spreekt vrees dat de kilodoelstelling leidt tot vervuiling, maar dat is dus niet zo. Het is eigenlijk een doelstelling voor reductie. Uit onderzoek van RWS blijkt dat de nadruk op verminderen er niet voor heeft gezorgd dat er meer vervuiling is opgetreden met pmd. Voor de overige stromen zijn er ook geen echte aanwijzingen over problemen gerelateerd aan de reductiedoelstelling. Kwaliteit is binnen het uitvoeringsprogramma VANG een van de nieuwe speerpunten. Het CPB heeft daar belangrijke zaken over gezegd, dus die kwaliteit staat hoog in het vaandel. Ik wil best in gesprek met gemeenten — daar ben ik natuurlijk vaak — over het verbeteren van de kwaliteit, maar de motie zoals die nu is ingediend, moet ik ontraden.

De heer Wassenberg (PvdD):
De signalen die wij hebben opgevangen tijdens onze werkbezoeken zijn dat door de kilodoelstelling mensen inderdaad zo min mogelijk vuilnis in de vuilnisbak doen en het daarom in de glasbak of een plastic zak doen. Dat leidt dus echt wel tot extra vervuiling. Zo heb ik het bedoeld: voorkom dat er allerlei zijstromen van afval ontstaan.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dat is een continu proces, waar de gemeenten ook sterk op sturen. Dat is dus in principe voorzien.

Ik ga naar de motie op stuk nr. 65 van de heer Wassenberg, waarin de regering wordt verzocht de ambities te verhogen en te focussen op de inkoop van recycled content. Ik ben veel bezig met het stimuleren van de vraag naar recycled content, ook bij de inkoop. Samen met mijn collega van BZK verwerk ik dit in de criteriadocumenten voor inkoop die door veel overheidsinkopers worden gebruikt. In de kabinetsreactie heb ik aangegeven dat ik wil sturen op het effect. Dat effect is dat ik met circulair inkopen door alle overheden die ene megaton aan CO2 structureel wil besparen. Ik stuur dus op het effect. Omdat ik net die ambitie voor deze regeerperiode al heb aangescherpt, ga ik die niet nog een keertje aanscherpen. Ik ontraad de motie dus, maar ik weet dat de heer Wassenberg en ik naar hetzelfde streven.

Dan de motie op stuk nr. 66 van mevrouw Kröger. Ook waar het gaat om de single-use plastics willen we met elkaar graag zo veel mogelijk doen en zo veel mogelijk snelheid maken. Ik heb al aangegeven dat ik graag met de sectoren in gesprek ga in de context van het plasticpact, om te bekijken op welke punten die in de richtlijnen door de Commissie zijn voorgesteld, we al voortgang kunnen maken. Dat hebben we in Nederland met de microplastics ook al gedaan. Allerlei bedrijven hebben vrijwillig meegewerkt om het effect nog ruim voordat er een verbod is al te realiseren. Dat wil ik hierbij ook doen. Mevrouw Kröger vraagt nog om, zodra de uitkomsten van de richtlijn bekend zijn, in kaart te brengen welke maatregelen al eerder dan 2025 in Nederland kunnen worden ingevoerd. Of dat kan, zeg ik tegen mevrouw Kröger, is natuurlijk wel heel erg afhankelijk van hoe die richtlijn eruitziet. Als we die richtlijn eenmaal hebben en er ruimte zou zijn om dingen zo snel mogelijk te implementeren, doen we dat natuurlijk. Als ik het zo mag interpreteren, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer overlaten. We maken de regelgeving dus Europees en kijken welke ruimte er is om die zo snel mogelijk nationaal te implementeren. Dat zullen we dan doen.

De voorzitter:
Mevrouw Kröger knikt ja.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Dan hebben wij elkaar gevonden, mevrouw Kröger.

De motie op stuk nr. 67 gaat over een verbod op het vernietigen van bruikbare goederen. In de Kamer heb ik daar iets over gezegd. Mevrouw Kröger wil dat graag nog wat specificeren. Dat doet zij wat mij betreft op een manier die kan: onderzoeken hoeveel bruikbare goederen en producten in Nederland worden vernietigd, bekijken om welke bedrijven en sectoren het gaat en de Kamer informeren over mogelijkheden om maatregelen te nemen. Ik denk dat dat een passende formulering is, want we moeten eerst kijken waar het om gaat en wat ons handelingsperspectief is. Maar ook hierbij delen we eigenlijk hetzelfde gevoel, namelijk dat je dat niet moet willen op die schaal. Daar gaan we dus naar kijken. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.

Voorzitter, dan de motie op stuk nr. 68 over blik. Mevrouw Kröger komt daarin eigenlijk terug op een eerdere discussie. Ik heb aan VNG en bedrijfsleven om een actieplan blik gevraagd. Daar ga ik niet op vooruitlopen, dus ik ontraad de motie. Deze discussie hebben we eerder gevoerd en het lijkt me niet zo zinvol om die te herhalen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De aanleiding van deze motie is dat de staatssecretaris in het debat aangaf dat de Kamer heeft uitgesproken geen statiegeld op blik te willen. In het debat legde de staatssecretaris dus heel duidelijk de bal bij de Kamer. Deze motie geeft de Kamer weer een kans om uit te spreken dat statiegeld op blik wel degelijk in ogenschouw gehouden kan worden op het moment dat blijkt dat het actieplan en alle maatregelen die de staatssecretaris toch al van plan is niet werken.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Maar daarmee is het een exacte herhaling van de zetten die we eerder hebben gedaan. Ik blijf dus bij het oordeel dat ik eerder over een gelijkluidende motie heb gegeven en ontraad deze motie.

Voorzitter, dan de motie op stuk nr. 69 van mevrouw Van Eijs over circulair bouwen. Dat levert een grote bijdrage aan de circulaire transitie. De bouwwereld is nog erg op zoek naar hoe het die moet vormgeven. Dat snap ik. Ik zie deze motie als een ondersteuning van wat we voornemens zijn. Ik denk dat we met name bij de milieuprestatie-eis als stimulans voor circulair bouwen, zoals het nu geformuleerd is, moeten kijken óf en hoe de normstelling kan worden aangescherpt. Want ook hier geldt: als we er al op vooruitlopen dát we het gaan doen, lopen we eigenlijk vooruit op een analyse. Mevrouw Van Eijs vraagt terecht om die analyse, vind ik, maar laten we er niet op vooruitlopen óf we die maatregelen dan ook willen nemen. Dus ik zou haar willen vragen of ze de motie zodanig wil aanpassen dat we in de laatste zin zeggen: "óf en hoe de normstelling kan worden aangescherpt". Dan houden we die afwegingsruimte nog met elkaar. Als zij daartoe bereid is, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Daar ben ik toe bereid. Het lijkt me goed om dat zo te formuleren.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Voorzitter. Dan naar ...

De voorzitter:
Eén seconde, staatssecretaris. Wij zien uit naar de gewijzigde motie-Van Eijs op stuk nr. 69.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Fijn, dank.

Dan de motie-Van Brenk/Kröger op stuk nr. 70. Ik had in het debat al gezegd dat ik bereid ben om in overleg te treden met de NS. Dat heb ik ook meteen gedaan, kan ik verklappen. Nu wordt er gevraagd om ook met de VNG en andere partijen over watertappunten op drukke publieke plaatsen te spreken. Daarmee is de link met het AO Circulair iets "aangelengd", zou ik wil zeggen. Maar ik vind het wel een sympathieke motie. Ik ben wel bereid om die gesprekken aan te gaan, maar ik zeg er even bij dat het een inspanningsverplichting is. En dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

Dan had mevrouw Mulder gevraagd wanneer we komen met het tijdpad van de uitvoeringsagenda, in het bijzonder voor bietenpulp en zuiveringsslib, want dat kunnen inderdaad grondstoffen zijn voor hele waardevolle producten. Voor het eind van het jaar komt er een nationaal uitvoeringsprogramma circulaire economie 2018-2023. Daarin staat welke acties, met concrete doelen, rugnummers en mijlpalen, er uitgevoerd gaan worden voor onder andere bouw, maakindustrie, biomassa en voedsel, kunststoffen, en consumptiegoederen. In datzelfde traject worden ook bietenpulp en zuiveringsslib meegenomen.

Ik ben overigens van plan om daar vervolgens jaarlijks een voortgangsrapportage over uit te brengen. Ik wil ook één keer per jaar een nationale circulaire-economieconferentie houden, zodat we allemaal kennis kunnen nemen van de mooie resultaten die er zijn bereikt door onze hele economie, door al die fantastische bedrijven en kennisinstellingen. Ik wil ook bestuurlijk overleg voeren en elk jaar voor de zomer een voortgangsbrief aan de Kamer sturen, zodat we met elkaar de voortgang van dat nationale uitvoeringsprogramma circulaire economie goed kunnen volgen.

Voorzitter, ik hoop dat ik daarmee de vragen beantwoord heb.

De voorzitter:
De heer Laçin nog even.

De heer Laçin (SP):
Ik wil mijn motie op stuk nr. 60 aanhouden, voorzitter.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (32852, nr. 60) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Brenk?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik zou willen vragen of de staatssecretaris in ieder geval een schriftelijk verslag kan sturen van de bijeenkomst in New York.

Staatssecretaris Van Veldhoven:
Ik bedacht me net dat ik inderdaad één vraag was vergeten te beantwoorden. We zullen inderdaad zorgen dat er een schriftelijk verslag komt. Mijn persoonlijke ervaring daar is in ieder geval dat Nederland zeer wordt gewaardeerd voor de inzet die wij hebben op dit vlak, en ook op het vlak van klimaatadaptatie, circulaire economie en duurzame mobiliteit. Het is mooi om te zien dat andere landen geïnteresseerd zijn in wat Nederland daarin te bieden heeft. We zullen zorgen voor een verslagje.

De voorzitter:
Tot zover dit debat. Dank aan de staatssecretaris voor haar aanwezigheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de moties. Ik schors tot de klok van zeven uur. Dan gaan wij praten over artikel 68 van de Grondwet.

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 19.00 uur geschorst.

Toepassing artikel 68 Grondwet

Toepassing artikel 68 Grondwet

Aan de orde is het VAO Toepassing artikel 68 Grondwet (AO d.d. 05/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Toepassing artikel 68 Grondwet. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het is niet heel druk op de publieke tribune. We hebben slechts één spreker van de zijde van de Kamer. Ook de woordvoerder Binnenlandse Zaken van de PVV schittert weer door afwezigheid; schande! De enige spreker van hedenavond is de heer Van der Molen van de fractie van het CDA. Hij heeft twee minuten de tijd. Het woord is aan hem.

De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, dank u wel. We hebben een algemeen overleg gehad over artikel 68, de actieve informatieplicht van het kabinet. Daarin hebben wij als CDA de vraag aan de orde gesteld hoe de Kamer om moet gaan met stukken die vertrouwelijk bij de Kamer worden neergelegd. De stelling die wij huldigen is dat de Kamer uiteindelijk het laatste woord over de status van die stukken zou moeten hebben en dat stukken die vertrouwelijk aan de Kamer worden aangeboden, ook een vast onderdeel van het archief zouden moeten zijn, in plaats van dat ze per kerende post teruggaan naar het ministerie. Dat is een uitkomst voor de Kamer als er bijvoorbeeld op een later moment een onderzoek of een enquête plaats zou moeten vinden.

Om die reden dien ik twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering op dit moment regelmatig documenten tijdelijk vertrouwelijk ter inzage legt;

constaterende dat de Kamer op deze wijze geen volledig archief heeft van de stukken waarin zij inzage heeft gehad, terwijl dit wel van belang is voor historisch onderzoek of een parlementaire enquête;

constaterende dat de Tweede Kamer op grond van de Archiefwet een volledig archief moet hebben;

verzoekt de Voorzitter van de Tweede Kamer er zorg voor te dragen dat stukken die vertrouwelijk ter inzage worden gelegd, in de Tweede Kamer blijven of dat hiervan altijd afschriften beschikbaar zijn in het archief van de Tweede Kamer;

en verzoekt de regering een lijst te maken van stukken die de afgelopen vijf jaar ter inzage hebben gelegen, maar nu niet meer beschikbaar zijn in het archief van de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (28362).

Ik heb nog even een vraag over deze motie, want zij is gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer — dat zijn wij zelf — én aan de minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Van der Molen (CDA):
Er zitten twee verzoeken in. Het is een oproep aan de minister of aan het kabinet om een overzicht te bieden van de stukken. Ik doe dat beroep om te kijken of we het archief weer volledig kunnen maken.

De voorzitter:
Dat snap ik. Dat is een verzoek aan de minister, dus die zegt straks dat ze het ermee eens is of dat ze het er niet mee eens is. Dat lijkt me logisch, maar dan nog even het verzoek aan de Kamer.

De heer Van der Molen (CDA):
Het verzoek dat ik hier aan de Kamer richt, heeft te maken met het archiveren van vertrouwelijke stukken. Mijn tweede motie bevat een specifiek verzoek aan de Kamer alleen ...

De voorzitter:
Nog even over uw eerste motie: die bevat tevens een verzoek aan de Tweede Kamer, dus aan onszelf.

De heer Van der Molen (CDA):
Yes.

De voorzitter:
Dat kan hoor, maar dat is een vreemde figuur. De minister moet er toch een antwoord op geven, maar als u een verzoek heeft specifiek aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is het niet aan de minister om daarover te oordelen, dus ik vind het staatsrechtelijk een vreemde figuur, want u nodigt nu ook de minister uit om iets te zeggen over een motie waarin iets aan de Tweede Kamer gevraagd wordt. Dat vind ik staatsrechtelijk eigenlijk niet kunnen. Dat vind ik vreemd. Dat is mijn eerste reactie.

De heer Van der Molen (CDA):
Ik zou de motie zodanig kunnen wijzigen dat het laatste verzoek uit de motie wordt genomen.

De voorzitter:
Nou, het eerste verzoek, lijkt me; het verzoek aan de Tweede Kamer.

De heer Van der Molen (CDA):
Het tweede zou natuurlijk ook kunnen, want het enige verzoek dat aan het kabinet wordt gericht, is het verzoek dat gaat over het aanbieden van een lijst, terwijl het eerste verzoek voor de Kamer natuurlijk het belangrijkste is, want dat gaat over de manier waarop we omgaan met het archief en met stukken die ons worden toegestuurd. Dus als ik daarin zou mogen kiezen, zou ik ervoor kiezen om deze motie zo te wijzigen, dat de minister daar geen reactie op hoeft te geven.

De voorzitter:
Oké, en dan haalt u het stuk "verzoekt de regering een lijst te maken van stukken" et cetera eruit en maakt u daar een aparte motie van.

De heer Van der Molen (CDA):
Op uw advies. Maar ik kan nu geen aparte motie indienen, dus daar zou ik op een later moment naar moeten kijken.

De voorzitter:
Ja, dus dan krijgen we een herziene motie. U begrijpt mijn staatsrechtelijke punt, hè?

De heer Van der Molen (CDA):
Zeker.

De voorzitter:
Het wordt een staatsrechtelijke meloen.

De heer Van der Molen (CDA):
Een meloen zelfs. Nou, als dit de meloenen zijn die wij moeten doorslikken vanavond, dan komen wij er best.

Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik mijn tweede motie voorlezen.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

De heer Van der Molen (CDA):
Deze motie is gericht aan de Kamer zelf.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de Kamer inlichtingen of documenten kan verstrekken op voorwaarde van vertrouwelijke behandeling;

overwegende dat de Kamer op een met redenen omkleed verzoek van de regering tot vertrouwelijke behandeling zelf dient te beslissen over de wijze waarop zij met vertrouwelijke inlichtingen of documenten omgaat;

verzoekt het Presidium op basis van de aanbevelingen van de tijdelijke commissie Evaluatie Wet op de parlementaire enquête (TCEWPE) voorstellen te doen tot wijziging van de Regeling vertrouwelijke stukken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (28362).

Bij deze motie stel ik vast dat het verzoek is gericht aan het Presidium van de Tweede Kamer. De minister mag daar zeker iets over opmerken, als zij dat wil, maar uiteindelijk is het niet aan haar.

Het verzoek is nu aan de minister om in ieder geval te reageren op een geknipte motie die we dus nog krijgen. Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank. Mijn complimenten aan de voorzitter, die hier als staatsrechtelijk geweten optreedt. Laat ik heel kort iets zeggen over het deel waar ik over ga. Ik hoorde de heer Van der Molen net uitspreken dat dat eruit gaat. Dat zal wellicht in een aparte motie nog bij ons landen. Ik heb dat verzoek nu al gehoord. Dat kan ik mee terugnemen. Daar zal ik ook met collega Slob over moeten spreken, want hij gaat over de Archiefwet.

Nogmaals, ik heb met een dikke pen onderstreept dat het aan de Kamer zelf is. Dat geldt voor beide moties. Ik zou alleen nog even willen opmerken dat er naar aanleiding van die tijdelijke commissie met een mooie afkorting, die de heer Van der Molen net aanhaalde, een initiatiefwetsvoorstel in behandeling is. Dat wordt binnenkort behandeld. Daarbij ben ik uiteraard uitgenodigd als adviseur van de zijde van het kabinet. Dat wetsvoorstel betreft een uitwerking van allerlei aanbevelingen van de tijdelijke commissie. Het ware wellicht te overwegen om op dat moment ook dit soort zaken nogmaals te bespreken. Het beoordelen van de moties is niet aan mij. Ik laat ze dus even voor wat ze zijn.

De voorzitter:
Er komt dus wel een motie waarin u als minister iets gevraagd wordt. Daar zou ik dus graag een oordeel over willen horen.

Minister Ollongren:
Ja, maar ik heb net gezegd dat ik het even mee terug moet nemen, omdat het ook de Archiefwet regardeert. Collega Slob gaat daarover. Dus ik heb het al gehoord. Ik neem het ook graag mee terug. De motie wacht ik dan nog af.

De voorzitter:
Dan krijgen we later uw oordeel.

De heer Van der Molen (CDA):
De minister doet duidelijk de toezegging om dit mee terug te nemen. Dat ontslaat mij van de plicht, althans zo weeg ik dat, om op dat punt nog een motie in te dienen. Dus dan gaat het om de twee die ik heb ingediend, ook met de wijziging. Ik zal ervoor zorgen dat de motie op stuk nr. 14 ook zo gewijzigd wordt en dat het deel richting de minister eruit ...

De voorzitter:
Dat hoeft niet, hoor. U kunt die motie best handhaven. De minister geeft dan via de mail of op welke manier dan ook een oordeel. Dus u hoeft de motie hier niet terug te trekken.

De heer Van der Molen (CDA):
Oké. Ik ga nog even in op wat de minister heeft aangegeven, namelijk dat er sowieso een wetsvoorstel verbonden is aan deze evaluatiecommissie. Dat is juist. Maar de motie op stuk nr. 15 ziet op een iets bredere discussie. Die wet gaat heel erg over: hoe gaan we als Kamer met enquêtes en onderzoeken om? Maar daarbuiten geldt natuurlijk dat op heel veel onderwerpen stukken aan de Kamer vertrouwelijk ter inzage worden gelegd. Dan is het wat ons betreft juist nodig om de werkwijze van de Kamer zo aan te passen dat de Kamer zelf de politieke afweging kan maken of iets wel of niet in vertrouwelijkheid behandeld wordt.

Minister Ollongren:
Ik kan mij dat heel goed voorstellen. De reden dat ik erop wees, is dat de tijdelijke commissie zelf ook heeft gezegd dat het gaat over de uitwerking van de Regeling vertrouwelijke stukken. Het gaat dus over stukken die door de regering vertrouwelijk aan de Kamer worden verstrekt. Derhalve is het, althans naar het oordeel van de commissie — en daar wil ik mij graag bij aansluiten — verstandig om de regering ook te betrekken bij die afweging.

De voorzitter:
Heel goed. Maar de heer Van der Molen handhaaft dus zijn motie waarin hij de minister iets verzoekt. Dat is heel goed. Wij verwachten van de minister een oordeel daarover, nadat zij heeft overlegd met de heer Slob.

Minister Ollongren:
Ja.

De voorzitter:
Dan zijn we er toch nog uitgekomen. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We stemmen dinsdag over de moties. Drie moties zullen het dan zijn.

De vergadering wordt van 19.09 uur tot 19.14 uur geschorst.

Bericht dat huisjesmelkers prominent aanwezig zijn op Airbnb

Bericht dat huisjesmelkers prominent aanwezig zijn op Airbnb

Aan de orde is het debat over het bericht dat huisjesmelkers prominent aanwezig zijn op Airbnb.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over het bericht dat huisjesmelkers prominent aanwezig zijn op Airbnb. Een hartelijk woord van welkom nogmaals aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. We hebben zeven deelnemers van de zijde van de Kamer die allemaal vier minuten spreektijd hebben. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Moorlag van de fractie van de Partij van de Arbeid. Aan hem als eerste het woord.

De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Zeker zijn van een eerlijke kans op woningmarkt, een fijne woning kunnen kopen of huren voor een redelijke prijs. Op veel plekken in Nederland is dat onbereikbaar geworden. Jarenlang wachten als huurder en als koper misgrijpen als er andere bieders zijn die veel meer bieden dan de vraagprijs. Op zo'n gespannen woningmarkt is iedere woning nodig, nodig om in te wonen. Maar wat we zien, is dat steeds meer woningen hun functie als woning verliezen en als verblijfsaccommodatie worden aangeboden. De verhuur via platforms is naar het oordeel van de PvdA-fractie uit de hand gelopen. Het leidt tot uitwassen. Het is niet alleen het verlies aan schaarse woonruimte dat schadelijk is. In toenemende mate zijn er ook berichten en klachten van burgers uit wijken en buurten, die zeggen dat de overlast van de toeristische druk ze te veel wordt.

De verhuur van woningen als verblijfsaccommodatie heeft ook een prijsopdrijvend effect op de woningmarkt. Er zijn hoge huuropbrengsten mee gemoeid. Vanmiddag surfte ik naar de website van Airbnb en die prijst dat ook aan. Het scherm opent met termen als "kom erachter wat je zou kunnen verdienen" en "ontdek wat topverhuurders in jouw regio verdienen". Daar worden opbrengsten voorgespiegeld in Den Haag van ruim €1.100 per maand. In Amsterdam, iets gewilder, is dat €2.657 per maand. Dat zijn gewoon gegevens van de website van Airbnb zelf. Dat betekent in het laatste geval dat je door verhuur van je woning of deel van je woning per jaar €30.000 aan extra inkomsten kunt verwerven. Dat heeft gewoon een prijsopdrijvend effect. De contante waarde van dergelijke huuropbrengsten werkt gewoon door in de woningprijzen.

Wat ook zo langzamerhand een uitwas aan het worden is, is dat er sprake is van oneerlijk concurrentievoordeel. Er zijn forse inkomsten. Ondernemers die beroepsmatig een hotel of een pension drijven betalen btw, dragen toeristenbelasting af en betalen over de inkomsten keurig hun inkomstenbelasting. Deze inkomsten onttrekken zich in heel veel gevallen aan de waarneming van de Belastingdienst. Te gemakkelijk kunnen die inkomsten worden onttrokken aan de belastingheffing.

De PvdA wil de overlast van verhuur van woonruimte als verblijfsaccommodatie wegnemen. We willen ook het onrecht dat daarmee gepaard gaat wegnemen. Er moet echt werk van worden gemaakt. Dat moet naar mijn oordeel langs drie sporen. In de eerste plaats reguleren. Als verhuur meer dan een bijkomstig karakter heeft en de woonfunctie verloren gaat, mag dat niet zonder toestemming van de gemeente. Mijn vraag aan de minister is of zij die opvatting deelt. Een woning veranderen in een winkel mag ook niet zonder toestemming van de gemeente. Dit type bestemmingswijzigingen moet vergunningplichtig worden. Het tweede dat de PvdA wil, is verplichte gegevensverstrekking door bemiddelaars. De banken zijn verplicht om elk spaarsaldo op te geven zodat de Belastingdienst inkomen uit vermogen kan toetsen. Wij willen dat de platforms ook worden verplicht om gegevens door te geven aan onder meer de Belastingdienst. Als derde willen wij dat oneerlijke concurrentie wordt weggenomen. Dus er moeten waarborgen komen dat er btw wordt afgedragen, dat er toeristenbelasting wordt afgedragen en dat er inkomstenbelasting wordt afgedragen.

Het gaat ons niet om verhuur die een bijkomstig karakter heeft. Het gaat ons echt om woningen die in zeer royale mate op de woningmarkt worden aangeboden. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om dat in samenspraak met de medeoverheden aan te gaan pakken. Is zij bereid om de uitwassen te bestrijden? Ik doel op de uitwassen zoals ik die heb genoemd, samengevat: de verstoring van de woningmarkt, de overlast in de buurten en de wijken, het oneerlijke concurrentievoordeel en het belastingvoordeel dat wordt genoten.

Voorzitter. In Groningen kennen we een spreekwoord en dat luidt: wat niet jeukt, hoef je niet te krabben. Dit jeukt wel in de samenleving en die jeuk moet weggenomen worden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, goedenavond. Vandaag spreken we over een fenomeen dat een aantal jaren geleden nog niet zo groot was. Het tijdelijk verhuren van je huis aan toeristen via platforms als Airbnb heeft een enorme vlucht genomen. In Amsterdam is de verhuur geëxplodeerd: in vier jaar tijd bijna drie keer zoveel, met 20.000 advertenties in onze hoofdstad, waarvan het merendeel bestaat uit gewone woningen.

Het klonk in het begin zo leuk en handig, maar al snel bleek het rauwe kapitalistische vormen aan te nemen. In grote steden wereldwijd werden welwillende particulieren ingehaald door investeerders en pandjesbazen die grof geld verdienen aan toeristische verhuur. Op die manier worden normale huizen onttrokken aan de eigen inwoners, nota bene in steden waar al woningnood heerst en waar huizenprijzen over de kop gaan. In de vier grote steden is ruim een derde van het aanbod op Airbnb in handen van partijen die meer dan één woning verhuren. Maar huizen zijn om in te wonen, niet om mee te speculeren. Kan de minister aangeven welk aandeel van de stijging van de huizenprijzen komt door platforms als Airbnb? Wat gaat de minister daar in de praktijk tegen doen? Op funda wordt inmiddels zelfs met Airbnb geadverteerd, zoals dit leuke woninkje dat te koop stond in Groningen. In één maand werd €1.700 verdiend via Airbnb, voor een klein appartement waarvan de woonkamer is verbouwd tot slaapkamer. Zulke vormen van toeristische verhuur geven starters nog minder kans op een huis en maken wijken minder leefbaar.

Geen wonder dat mensen in opstand komen, zoals in Portugal. Demonstranten daar zeggen wat ook in ons land wordt gehoord: de overheid moet ervoor zorgen dat er veel minder huizen worden onttrokken, want volkshuisvesting is een grondrecht. Is de minister dat met de demonstranten en mij eens? Welke lessen worden er eigenlijk getrokken uit andere steden? Wat vindt de minister van een voorbeeld uit Berlijn, waar sinds 2016 een verbod is op de vakantieverhuur van een gehele woning? Kan dat een oplossing zijn in ons land? Wat vindt de minister van het voorbeeld uit New York, waar bepaalde delen van de stad worden uitgezonderd van Airbnb? Kan dat ook in onze steden?

Gemeenten slaan nu de handen ineen, ook internationaal, en doen wat ze kunnen. Maar het kabinet moet helpen. Dus wat gaat de minister concreet doen om te zorgen dat de woningnood niet vergroot wordt door platforms als Airbnb, Wimdu of Booking.com? In juni 2017 werd een motie van mij aangenomen om gemeenten meer mogelijkheden te geven om toeristische verhuur aan banden te leggen en wetten aan te scherpen. Waar blijft de wetgeving op toeristische verhuur? Dit duurt veel te lang en de problemen nemen toe. Mijn partij zet zich bijvoorbeeld al lange tijd in voor een registratieplicht. Platforms zoals Airbnb delen gegevens over verhuurders niet, waardoor gemeenten moeilijk kunnen handhaven. Tot nu toe praat de minister over een registratieplicht, maar wanneer zal deze er daadwerkelijk zijn? Is de minister bereid om in de nieuwe wet die komt, platforms te verplichten om bij de advertenties ook de adressen te vermelden? Het gaat namelijk nog te vaak mis. Strenge handhaving is nodig, niet alleen bij de verhuurders, maar ook bij de platforms zelfs. Verhuurders proberen regels te omzeilen en platforms als Airbnb faciliteren dat. Op welke manier kan deze medeplichtigheid aan huisjesmelkerij of het faciliteren van andere illegale praktijken worden beboet, bijvoorbeeld via de Wet op de economische delicten?

Graag verneem ik wat de minister gaat doen om onze volkshuisvesting te beschermen, hoe gemeenten worden geholpen met handhaven en het kunnen innen van toeristenbelasting, en hoe platforms zelf kunnen worden aangepakt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Keurig binnen de tijd.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, zo ben ik.

De voorzitter:
De heer Smeulders van GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Huizen zijn gebouwd om in te wonen. Als de bewoners op vakantie zijn, dan is het prima als een familielid er een tijdje in verblijft of om een huis zelfs eventjes te verhuren aan een toerist, maar de praktijk is de laatste jaren heel anders geworden. Helaas zien we nu veel te vaak dat huizen worden gebruikt om vooral heel veel geld mee te verdienen. Steeds vaker zien we ook dat huisjesmelkers niet alleen woningen voor veel te veel geld permanent verhuren maar ook via Airbnb forse winsten maken. In bijvoorbeeld Amsterdam gaat het om gemiddeld €130 per nacht. Als je dus twintig nachten je huis verhuurt, verdien je dus €2.600 per maand. Dat is veel meer dan de normale huurprijs van zo'n woning. Voor de bankrekening van zo'n huisjesmelker is dat misschien wel fijn, maar helaas is dit onwenselijke gedrag voor de rest van de omgeving vaak buitengewoon vervelend. Want buurten die zijn bedoeld om in te wonen, veranderen in toeristische wijken met steeds minder sociale samenhang. Vaak is er sprake van geluidsoverlast of van ander hinderlijk gedrag. De toeristen voelen zich gewoon geen onderdeel van die buurt en eigenaren zijn vrijwel zelf nooit aanwezig waardoor ze door de achterblijvers, de echte buurtbewoners, slecht aanspreekbaar zijn.

Het is net al gezegd: Amsterdam heeft als toeristische trekpleister van ons land het meeste last van verhuur van woningen via Airbnb. Uit onderzoek van de gemeente blijkt dat het aantal advertenties in korte tijd verdrievoudigd is. Inmiddels staan er 20.000 woningen op. De gemeente Amsterdam doet gelukkig veel om onrechtmatige verhuur aan te pakken, maar loopt tegen een aantal problemen aan. Dat is heel erg onwenselijk. Het is onze taak als rijksoverheid om zij aan zij op te trekken met de gemeente Amsterdam en de andere gemeentes die last hebben van Airbnb en van de verstorende effecten die dit heeft op de woningmarkt. Daarom pleiten wij voor een aantal zaken, die ik graag aan de minister voorleg. Ik ben heel benieuwd naar haar reactie daarop. Is zij bereid om actief bij te dragen aan verdere aanpak van de verhuur van huizen via Airbnb? Wil zij in Europees verband pleiten voor het door deelplatforms verplicht delen van data met gemeenten? En is de minister het ermee eens dat het goed zou zijn om platforms zoals Airbnb te verplichten om het adres of registratienummer te melden?

Voorzitter. Op dit moment kunnen alleen de verhuurders beboet worden. Mevrouw Beckerman van de SP zei daar net ook al iets over. Platforms zoals Airbnb ontspringen de dans. Ik ben dan ook heel erg benieuwd naar de reactie van de minister op het voorstel dat de VVD en de SP vanochtend in Het Parool hebben gedaan om de platforms hier zelf aansprakelijk voor te stellen. En hoe zit het eigenlijk met de belastingopgave bij verhuur via platforms? Dat vind ik een heel interessant punt. Wanneer mensen hun huis verhuren, moeten zij daar gewoon belasting over betalen. Dat lijkt lang niet altijd te gebeuren. Hoe kan dit en hoe zit het precies met de gegevensuitwisseling tussen de gemeenten en de Belastingdienst? Dat is mijn eerste vraag. Klopt het dat er nauwelijks gecontroleerd wordt of mensen de verhuur van hun woning wel doorgeven aan de Belastingdienst? Heeft dit te maken met de capaciteit bij de Belastingdienst of zijn er andere oorzaken?

Tot slot nog een laatste vraag aan de minister. We kennen allemaal de problemen in Amsterdam en de andere grote steden, maar hoe zit het eigenlijk in andere gemeenten? Kijk bijvoorbeeld naar de Waddeneilanden. Daar zijn ook woningen tekort. Daar is woningnood. Hoe zit het daar met de verhuur via platforms zoals Airbnb? Moeten wij daar ook niet iets aan doen?

Ik zie uit naar de reactie van de minister.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Koerhuis van de fractie van de VVD.

De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Als je je huis wilt verhuren op Airbnb als je een weekendje weg bent of op vakantie gaat, dan moet je dat gewoon kunnen doen. Als verhuurder kan je een deel van de kosten van je eigen vakantie terugverdienen en als huurder krijg je een authentieke ervaring. Het hele principe van Airbnb is dan ook goed, en het overgrote deel van de vakantieverhuurders is gewoon goed en doet goed werk. Maar zodra er sprake is van woonfraude, van oneerlijke concurrentie met hotels of van woonoverlast, wordt er een lijn overschreden. Dan is het aan ons om te zeggen: dit willen we niet en we gaan dit hard aanpakken. Zo houden wij wijken leefbaar. Gemeenten kunnen daarom regels maken waar verhuur via Airbnb aan moet voldoen. Die kunnen ook het beste inschatten hoeveel ruimte er gegeven kan worden. Maar we kunnen gemeenten wel handvatten geven.

Ten eerste willen we hard optreden tegen woonfraude zoals illegale onder- en kamerverhuur. We hebben eerder samen met de SP een motie ingediend om woonfraude als economisch delict te bestempelen en winsten af te pakken. Hoe staat het met de uitvoering van die motie?

Ten tweede is het heel zuur als er ergens een woningtekort is en woningen op grote schaal permanent op Airbnb worden verhuurd. Dat mag ook niet. Een woning heeft een woonbestemming en geen hotelbestemming. Foute verhuurders horen geen oneerlijke concurrent van goede hoteleigenaren te zijn. Ik heb het net al gehad over illegale onder- en kamerverhuur. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor Airbnb. Ook hier geldt dat foute vakantieverhuurders de boete soms incalculeren. De winsten zijn zo groot dat die boetes makkelijk betaald kunnen worden. Wat de VVD en de SP betreft maken we het mogelijk om dit als economisch delict te bestempelen, zodat volledige illegale winsten afgepakt kunnen worden. Zo raken we foute vakantieverhuurders waar het echt pijn doet: in hun portemonnee. Bij hoeveel nachten verhuur op Airbnb de grens ligt, verschilt per gemeente. Die zullen lokaal een afweging moeten maken en daarop moeten handhaven. Een meldplicht voor vakantieverhuur helpt daarbij. Amsterdam heeft na veel pijn en moeite afspraken met Airbnb gemaakt om automatisch de toeristenbelasting te innen en verhuurders aan gemeentelijke regels te laten houden. Wat kan de minister doen om andere gemeenten te helpen die diezelfde afspraken willen maken met Airbnb en andere onlineplatforms?

Er lijkt onduidelijkheid over de inkomstenbelasting als je verhuurt op Airbnb. Als je je eigen koopwoning verhuurt op Airbnb, telt 70% van die netto-inkomsten bij je eigen woningforfait op. Als je je eigen huurwoning onderverhuurt op Airbnb hoef je geen belasting te betalen als de inkomsten niet hoger zijn dan de betaalde huur. Kan de minister dit bevestigen? En als dit klopt, zou dat dan op de site van de Belastingdienst voor Airbnb en andere onlineplatforms gezet kunnen worden?

Tot slot woonoverlast. Je huis moet altijd veilig zijn. We hebben al veel goede maatregelen genomen, zoals de Rotterdamwet en de asowet. Met de eerste kunnen we overlastgevers uit bepaalde probleemwijken weren en met de tweede kunnen burgemeesters een gedragsaanwijzing geven. Als mensen dan nog steeds overlast veroorzaken, kunnen ze uit hun huis worden gezet. Gemeenten en corporaties zijn zich hier echter nog niet altijd bewust van. We vinden het belangrijk dat gemeenten en corporaties zich hier wél bewust van worden en gebruikmaken van het delen, koppelen en analyseren van data, bijvoorbeeld uit de Basisregistratie Personen, de BRP, evenals het up-to-date houden van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit. Zou de minister een uitgebreide reactie kunnen geven over de stand van zaken met betrekking tot de BRP en de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit? Kan de minister toezeggen hier snel werk van te maken?

Ik kijk uit naar de beantwoording.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Kops van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Kops (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Airbnb: op zich een leuk en handig platform. Althans, dat kan het zijn voor mensen die zo af en toe hun woning willen verhuren en daarmee een extraatje willen bijverdienen. In beginsel niets aan de hand. Maar Airbnb heeft ook een andere kant. Een stad als Amsterdam is al helemaal volgeplempt met hotels. Een normale, betaalbare woning is er nauwelijks te vinden. Als toeristen dan ook nog massaal hun intrek gaan nemen in via Airbnb gehuurde woningen en kamers, dan verandert zo'n beetje de hele hoofdstad in een soort toeristenreservaat. Wat vinden de gewone Amsterdammers, als die er nog zijn, er eigenlijk van om elke dag een andere buur te hebben en zich vreemden in eigen stad te voelen? Wat gaat de minister eraan doen dat toeristen praktisch de stad overnemen en de Amsterdammers zelf geen woning meer kunnen krijgen?

Voorzitter. Ook huisjesmelkers hebben de weg naar Airbnb gevonden, en dat is zorgwekkend. In een stad als Amsterdam is bijvoorbeeld al 40% van het aanbod in handen van partijen die meer dan één woning verhuren. Een halfjaar geleden hadden we het in deze Kamer ook al over huisjesmelkers. Toen spraken we al over malafide verhuurders die misbruik maken van de schaarste op de woningmarkt door torenhoge huurprijzen te vragen, of beter gezegd te eisen. Zij deinzen er niet voor terug om huurders te bedreigen of te intimideren, met als gevolg dat huurders niet naar de Huurcommissie of de politie durven te stappen en de huisjesmelker ongehinderd zijn gang kan gaan. Dat kan gewoon niet. Die huisjesmelkers moeten keihard worden aangepakt.

De vraag is dan nu: gebeurt dat ook? Wat hebben gemeenten en de minister er het afgelopen halfjaar aan gedaan? Als het gaat om de woningmarkt kennen we deze minister als iemand die veel praat, veel overlegt en veel vergadert, maar er gebeurt concreet weinig. Wat de huisjesmelkers betreft lijkt nu hetzelfde te gebeuren. Een halfjaar geleden zei de minister in het debat: "Het gesprek met de gemeenten is gestart. Het overleg is gaande. Er is een vervolgafspraak. Het zal uitmonden in een aantal acties lokaal en een aantal acties die we gezamenlijk kunnen doen." Lekker wollig. Kan de minister ons misschien een update geven? Wat is hier ondertussen van terechtgekomen?

Een halfjaar geleden heeft de minister ook gezegd: gemeenten zullen hun deel moeten doen, bijvoorbeeld in de handhaving. En ja, daar heeft de minister natuurlijk gelijk in. Maar doen de gemeenten dit ook? Hoe zit het in bijvoorbeeld Amsterdam, waar deze minister nota bene wethouder is geweest, met die handhaving, met het aanpakken van de huisjesmelkers? Gebeurt het ook? Of is het een gemeentelijk ambtelijk zootje?

Wethouder Ivens van Amsterdam schrijft in zijn brief dat verhuurders van woningen via Airbnb relatief lastig te vinden zijn, omdat er geen adressen bij de advertenties staan. Bovendien weigert het platform deze informatie desgevraagd aan de gemeente te verstrekken. De handhaving zou natuurlijk een stuk gemakkelijker en efficiënter kunnen als Airbnb verplicht wordt de adressen bij de advertenties te vermelden, of als alternatief een registratienummer waarvan de gemeente het bijbehorende adres kent. Wat vindt de minister hiervan? Graag een reactie.

Gemeenten kunnen in hun vergunningstelsel en verordening dwangsommen en boetes opnemen die aan malafide verhuurders opgelegd kunnen worden. Hoe vaak is dat het afgelopen halfjaar gebeurd? Om te voorkomen dat de huisjesmelkers deze boetes incalculeren en er dus helemaal niet wakker van liggen, is het een goed idee om woonfraude als economisch delict te veroordelen. Winsten van illegale verhuur kunnen dan worden afgepakt. Hoe staat het daar ondertussen mee? Geen halve maatregelen meer, niet pappen en nathouden, maar malafide verhuurders raken waar het hun het meeste pijn doet: in hun portemonnee.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Ronnes van het CDA.

De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Airbnb is in enkele steden echt een groot probleem — dat is het niet geworden; het is het gewoon al. De omvang wordt zodanig dat buurten veranderen, de sfeer verandert en de mensen die er sinds lange tijd wonen zich niet meer thuis voelen in hun eigen buurt. Het jaagt de woningprijzen op en het maakt het voor bijvoorbeeld gezinnen met lage en middeninkomens bijna onmogelijk om nog in de stad te wonen. Wie zingt er straks nog "Bij ons in de Jordaan"? Nu nog speelt het vooral in Amsterdam, maar het aanbod in andere steden, zoals Utrecht en Eindhoven, neemt ook toe. Zelfs in diverse kustplaatsen zien we Airbnb flink toenemen.

Ten aanzien van het feit dat een groot deel van het aanbod in Amsterdam in handen is van eigenaren met drie tot tien huizen op Airbnb, moeten we allereerst constateren dat dat niet strafbaar is. Je mag in Nederland meerdere huizen bezitten en je mag een deel verhuren. De gemeente probeert er wat aan te doen, maar dat lukt overduidelijk niet voldoende. Airbnb zet zichzelf neer als een bijna idealistisch platform waarop mensen bezit kunnen delen. Maar hoe idealistisch het ook bedoeld was, in Amsterdam is het een probleem en wat ons betreft loopt het de spuigaten uit. De centrale vraag blijft: heeft Amsterdam genoeg juridische middelen om het probleem aan te pakken? We hebben het hier over een lokaal probleem. Het stadsbestuur van Amsterdam moet gewoon zijn eigen probleem aanpakken. Pas als Amsterdam wettelijke instrumenten mist, kan het Rijk een rol spelen. We weten dat de minister overleg voert over een registratiesysteem. Ik begrijp dat er vanmiddag een brief naar de Kamer is gestuurd, waarin de minister een update heeft gegeven: er zit iets aan te komen. Kan de minister daar iets meer over vertellen? Wanneer komt het naar de Kamer? En wanneer kunnen we verwachten dat zoiets ook gaat werken? En hoe gaat het werken? Als alle verhuurders een uniek nummer krijgen, dan kunnen gemeenten hen verplichten om dat nummer te vermelden in de advertenties op de platforms. Zo krijgen gemeenten een beter beeld van welke woningen worden verhuurd. Ook is het dan niet meer mogelijk om via een ander platform te gaan verhuren als het maximale aantal verhuurdagen is bereikt.

In andere landen zien we diverse voorbeelden. Zo ook in New York, zoals net al genoemd. Op 21 oktober 2016 trad in New York een wet in werking die verbiedt om volledige huizen korter dan 30 dagen te verhuren via websites als Airbnb. Het verhuurbedrijf probeert het besluit nog via een rechtszaak aan te vechten, maar lijkt weinig kans van slagen te hebben. Vorig jaar heeft ook San Francisco deze maatregel genomen. Dat bracht het aanbod van Airbnb-adressen terug van 10.000 naar 5.500. Zo te zien dus met resultaat. Naar aanleiding van dat laatste voorbeeld, dat wat we in New York en San Francisco hebben gezien, vraag ik de minister of dit als basis valt te gebruiken in Nederland. Kan een stad als Amsterdam dit zelf invoeren? Of is het noodzakelijk om bij landelijke wet te verbieden om volledige woningen korter dan 30 dagen te verhuren via websites als Airbnb? Daarbij zouden we wel de mogelijkheid willen bieden dat door de gemeente ontheffing wordt verleend, zodat op plekken waar je dit soort activiteiten wel wilt, toch ruimte kan worden gemaakt. Is de minister het met het CDA eens dat deze mogelijkheid goed moet worden onderzocht en dat goed moet worden gekeken wat de effecten daarvan kunnen zijn, ook de effecten op de handhaafbaarheid en op bijvoorbeeld de standaard-bed-and-breakfastverhuur? De effecten die we zien in San Francisco geven ons het idee dat deze optie zeker overwogen moet worden. Dat moet dan in eerste instantie door gemeenten gebeuren, maar kunnen zij dit niet in voldoende mate, dan is een landelijke aanpak wat ons betreft denkbaar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. De minister heeft een kwartier bedenktijd gevraagd, dus over ... O, sorry, neem me niet kwalijk. Mevrouw Van Eijs nog, het beste paard van stal. Excuses. Maar dan bent u ook wel de afsluiter. U krijgt het laatste woord. Mevrouw Van Eijs van de fractie van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Zoals ook al door mijn vele collega's gezegd, leek het zo'n sympathiek idee. Als je zelf op vakantie bent, je woning voor een korte periode verhuren en een klein zakcentje verdienen. En het maakt een kleine groei van het toerisme mogelijk, terwijl de stad al zo krap in z'n ruimte zit. Toch zijn er belangrijke nadelen. De uitwassen van verhuurplatforms moeten we dan ook hard aanpakken. Er wordt bijvoorbeeld misbruik gemaakt van verhuurplatforms om zo wet- en regelgeving betreffende hotels te omzeilen. Dit zorgt voor onveilige situaties. Denk bijvoorbeeld aan brandgevaar. Verhuurplatforms maken het voor de gemeentelijke overheid veel moeilijker om het toerisme in goede banen te leiden. De gevolgen hiervan kunnen we bijvoorbeeld in Amsterdam zien. Op die manier kan dit soort verhuur ook voor veel overlast zorgen. Je zal maar naast een pand wonen waar elk weekend toeristen stoned of dronken lopen te feesten. Airbnb, zo blijkt uit onderzoek, heeft ook een prijsopdrijvend effect. Er zijn zelfs hypotheekverstrekkers met specifieke Airbnb-hypotheken. En soms worden de inkomsten door de verhuurder niet opgegeven bij de Belastingdienst. Ik heb hier al eerder samen met mijn collega Van Weyenberg vragen over gesteld. Daarnet refereerden twee collega's van mij daar ook aan. Uit die vragen en uit de antwoorden bleek dat in 2016 8.000 huishoudens inkomsten hebben opgegeven uit tijdelijke verhuur van de eigen woning. Dat lijkt me eerlijk gezegd een beetje weinig. Uit de cijfers van Airbnb blijkt dat er 1,4 miljoen overnachtingen geboekt zijn in Nederland in 2016. Als ik uitga van maximaal 60 dagen verhuur per huis, zoals de regel is, gaat het om minimaal 23.000 verhuurders. Mij lijkt dus dat niet iedereen braaf zijn belastingaangifte doet.

Ik zie dat meerdere collega's hebben geopperd om een registratieplicht in te voeren. Mijn collega Paternotte heeft hier eerder ook naar gevraagd en er een motie over ingediend, om gemeenten te helpen bij de heffing van toeristenbelasting. Dat is in het belang van toeristische gemeenten, maar het kan wellicht ook onze Belastingdienst helpen. Er moet immers ook inkomstenbelasting betaald worden over de huurinkomsten. Kan zo'n registratieplicht ook onze Belastingdienst helpen om de inkomsten op een eerlijke manier te belasten? Op welke manier zou zo'n systeem van registratie gefinancierd kunnen worden? Kan dat bijvoorbeeld uit de inkomsten van toeristenbelasting en inkomstenbelasting? Of kunnen we beter met een stelsel van leges werken?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Zoals ik al zei is mevrouw Van Eijs de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Ik schors tot 20.00 uur en dan gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 19.44 uur tot 19.58 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de inbreng van alle woordvoerders. Ook dank voor de vele vragen die zij hebben gesteld over een onderwerp dat u en mij al enige tijd bezighoudt, namelijk de excessen die het gevolg zijn van toeristische verhuur. Ik meld voor de volledigheid dat het niet alleen in Amsterdam, Barcelona, Berlijn of New York zo is. De diverse woordvoerders hebben dat zelf ook al gezegd, want dit is iets wat ook veel andere gemeenten in Nederland raakt. Als ik straks inga op de stappen die ik inmiddels heb gezet naar aanleiding van de vorige keer dat we hierover spraken, zal ik ook zeggen dat we intensief samenwerken met een aantal gemeenten. Het manifesteert zich natuurlijk nadrukkelijk in de hoofdstad, maar echt niet alleen daar.

Velen hebben net opgemerkt dat de schaduwkanten van dit relatief nieuwe fenomeen, dat inmiddels niet meer zo heel nieuw is, maar wel heel snel is opgekomen, grote effecten hebben. Het gaat ook over overlast, oneigenlijk gebruik van de woningvoorraad en een oneerlijk speelveld ten opzichte van de reguliere hotelbranche. Met enige regelmaat zien we in de media voorbijkomen dat het bijvoorbeeld nog steeds mogelijk is om illegale advertenties te plaatsen op websites van platforms en dat er ook andere misstanden zijn.

Eigenlijk hebben alle woordvoerders gevraagd wat nu loopt en wat er nog nodig is. De heer Kops vroeg heel nadrukkelijk naar de uitkomsten van de diverse gesprekken die ik heb gevoerd, dus ik dacht daar eens mee te beginnen en daarna de wat specifiekere vragen te beantwoorden.

Ik ben gestart met aan Amsterdam en andere gemeenten te vragen waar het probleem nog meer speelt. Dat heeft ertoe geleid dat er inmiddels een samenwerking loopt met de G-4, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, en ook met bijvoorbeeld Leiden, Haarlem, Amstelveen en Delft. Die gemeenten zeggen dat zich dat ook bij hen voordoet. Zij willen graag samen met het ministerie kijken hoe ze dat het beste kunnen aanpakken.

Natuurlijk praten we ook met de grote platforms, dus de aanbieders van de advertenties. Ik ben tot de conclusie gekomen dat aanpassing van de wetgeving wenselijk en ook nodig is om dit onder controle te krijgen. Ik heb daar draagvlak voor bij de partijen die ik net heb genoemd. Daarom kan ik nu werken aan het wetsvoorstel en aan een ICT-ontwerp. Ik doe dat samen met de gemeenten, want wat mij of wat ons betreft gaat het over een registratieplicht. Daarbij moet de wettelijke mogelijkheid hand in hand, gepaard, gaan met de mogelijkheid voor de gemeenten en de platforms die hiermee gaan werken, om dit in de praktijk te brengen. Het zou wat ons betreft een systeem zijn dat gemeenten inzicht geeft in wie een advertentie op een platform wil plaatsen. Op deze manier wordt voor de gemeente duidelijk welke woning er precies wordt aangeboden en kan de gemeente een overtreding constateren, want het punt is dat de platforms meewerken aan het vermelden van het registratienummer op hun website.

Daarmee worden de handhavingsmogelijkheden van de gemeente dus aanzienlijk versterkt. Daarmee voorkomen we met elkaar dat verhuurders nog kunnen adverteren met woningen die niet geregistreerd zijn en dus geen registratienummer hebben. Op die manier kunnen illegale advertenties dus heel snel worden opgespoord en kan er handhavend worden opgetreden. Dat betreft ook het innen van toeristenbelasting. Het is wel belangrijk — en daarvoor zijn de gesprekken van de afgelopen maanden wel waardevol geweest — dat alle partijen zeggen dat ze hiermee uit de voeten kunnen en dat de grote platforms, dus ook Airbnb, mee zullen werken aan de registratieverplichting en aan een goed functionerend systeem.

De stap die we nu met elkaar zouden gaan zetten, is natuurlijk best groot. Daar hoort een gewoon, normaal en degelijk parlementair traject van wetswijziging bij. Daar hoort het systeem bij dat ik moet opzetten en waar we nog nadere afspraken over moeten maken. Dat kost even tijd. Wetgeving kost gewoon tijd. Dat betekent dat ik tot die tijd met de partijen samen blijf kijken naar de excessen die zich voordoen. Ik ga ervan uit dat de gemeenten actief zijn in hun handhaving. Amsterdam heeft dat overigens op een aantal terreinen al heel voortvarend gedaan. De negatieve overlast die niet met een druk op de knop via de wetgeving is op te lossen, wordt dus in de tussentijd met dat soort instrumenten aangepakt.

Ik heb ook tegen de gemeenten gezegd dat het in afwachting van die wetgeving, waar we dus met z'n allen naartoe werken, wel erg kan helpen als de gemeenten die meer en meer met dit fenomeen te maken krijgen een handreiking krijgen — die kunnen wij opstellen — op basis waarvan zij helder hebben wat zij nu al kunnen doen, in afwachting van het registratiesysteem. Die handreiking maakt hun ook helder wat dat registratiesysteem straks voor mogelijkheden biedt, zodat zij dit heel snel kunnen implementeren op het moment dat het er is. Dat is even de stand van zaken van de gesprekken die we tot nu toe hebben gevoerd. Voorzitter, voordat ik overga tot de specifieke vragen, wilt u wellicht een interruptie toestaan.

De heer Ronnes (CDA):
Het is een heel goede zaak dat de minister hier zo voortvarend mee aan de slag gaat. Toch kwam bij mij enige twijfel toen zij sprak over een degelijk parlementair proces. Ik ben het met haar eens dat dit noodzakelijk is bij nieuwe wetgeving, maar ik ben wel benieuwd of zij enig beeld heeft van wanneer zo'n registratiesysteem echt het levenslicht kan zien. Waar moeten we qua traject, implementatie en technische ontwikkeling aan denken? Kunnen we dan over een jaar zeggen dat het staat? Of moeten we toch rekenen op twee, drie jaar?

Minister Ollongren:
Dat is natuurlijk een goede vraag van de heer Ronnes. Ik ben daar ambitieus in. Het wetgevingstraject moet natuurlijk gewoon zijn beloop hebben, maar als we allemaal ons best doen, denk ik dat we — het is nu eind september — in een traject van een jaar heel ver moeten kunnen zijn. Ik zou het liefst zien dat we eind volgend jaar tegen elkaar kunnen zeggen: nu is de wetgeving er, nu is het ICT-systeem er en nu kunnen de gemeenten en de platforms ermee aan de slag. Maar dat is wel ambitieus, zeg ik erbij. Het is wel mijn ambitie.

De voorzitter:
De heer Kops nog op dit punt.

De heer Kops (PVV):
In aansluiting hierop: de minister zegt dat het nog een jaar kan duren, maar wat gaat de minister in de tussentijd doen? Het aantal huisjesmelkers op Airbnb neemt toe. De illegale verhuur neemt toe. Amsterdammers voelen zich niet meer thuis in hun eigen straat. Wat gaat de minister daar dan ondertussen aan doen?

Minister Ollongren:
De gemeenten, en zeker Amsterdam, hebben zelf al veel gedaan, bijvoorbeeld in de sfeer van handhaving. Het aanbieden van woningen, en soms zelf hele panden, in Amsterdam als illegaal hotel — deze werden dus eigenlijk permanent verhuurd aan toeristen — nam op een gegeven moment behoorlijk zorgwekkende vormen aan. Amsterdam is er door middel van handhaving in geslaagd om dat behoorlijk terug te dringen. Dat vind ik al een hele betekenisvolle stap. Ik wil hier niet alles namens Amsterdam zeggen, maar in Amsterdam wordt nu ook nagedacht over hoe je er in bepaalde gebieden waar het fenomeen zich het meeste voordoet, paal en perk aan kunt stellen. Daar zou overigens zo'n registratiesysteem uitkomst bij kunnen bieden. De overlast moet worden tegengegaan. Mensen moeten weten waar ze die kunnen melden, zodat de gemeente daar ook kan optreden. Ik zei net al dat dit zich niet alleen in Amsterdam voordoet. Ik ben ook in gesprek met de gemeenten om hen te helpen bij datgene wat ze nu zelf al kunnen doen binnen de bestaande wet- en regelgeving.

Misschien mag ik ook het volgende opmerken. In de gesprekken die we hebben gehad, hebben de gemeenten ook erg benadrukt dat ze graag deze stap willen zetten en dat ze graag een registratieplicht willen, maar dat ze tegelijkertijd ook gemeentelijke autonomie willen. Ze willen dus de vrijheid hebben om er een eigen invulling aan te blijven geven. Want het kan natuurlijk best zijn dat Utrecht of een Waddeneiland — die kwamen net ook aan de orde — net een iets andere toepassing wil dan Amsterdam. Het gaat bijvoorbeeld over het aantal dagen of over het aantal personen. Ze willen dus graag die autonomie houden. We willen een systeem maken waarbinnen gemeenten de ruimte hebben om er een eigen invulling aan te geven.

Voorzitter. Ik denk dat ik de vragen voor een deel heb beantwoord door te schetsen waar we nu staan, maar ik loop toch nog even langs datgene wat er zoal gezegd is. Er zijn veel vragen gesteld over belastingen, over de toeristenbelasting, de inkomstenbelasting en eventuele problemen bij de Belastingdienst. De heer Moorlag heeft daar ook een vraag over gesteld. Hij vroeg of er een verplichting is of komt voor de platforms om gegevens af te dragen aan de Belastingdienst. Zo'n registratiesysteem biedt wellicht mogelijkheden om gegevens te betrekken bij de handhaving van de inkomstenbelasting. Dat moet wel nog nader worden onderzocht. Daarover ben ik ook in gesprek met Financiën. Ik zie wel mogelijkheden om dat soort dingen te doen. De heer Moorlag weet ook dat het bij gegevensuitwisseling, ook tussen gemeenten en de Belastingdienst, vaak wel belangrijk is dat er een wettelijke grondslag is. Die wettelijke grondslag moeten we dan wel creëren, maar de gesprekken daarover lopen.

De heer Moorlag (PvdA):
Allereerst waardeer ik de inspanningen van de minister. Ik denk dat een aantal stappen in de goede richting worden gezet, maar ik heb er in mijn bijdrage voor willen pleiten dat er echt een samenhangende aanpak komt. Ik denk dat belastingwetgeving daarvan een cruciaal element is. Het wil er bij mij niet in dat wij wel kunnen regelen dat banken verplicht zijn om spaarsaldi door te geven zodat de Belastingdienst kan zien dat iemand op een vermogen van een ton tegenwoordig nog een spaarrente haalt van €500 per jaar, maar dat we geen wettelijke plicht kunnen vinden om verhuuropbrengsten, die echt in de tienduizenden euro's kunnen lopen, door te geven aan de Belastingdienst. Deelt de minister dat het wenselijk is dat platforms verplicht worden om dit type inkomsten en gegevens door te geven aan de Belastingdienst?

Minister Ollongren:
Ik deel de ambitie van de heer Moorlag zeker. Ik denk dat het belangrijk is, ook omdat het eerlijker is, dat die gegevens bij de Belastingdienst bekend zijn, bijvoorbeeld in de inkomstenbelastingsfeer. Het kan ook gaan over omzetbelasting en het gaat sowieso over toeristenbelasting, die nu in Amsterdam ook wordt geïnd door de platforms. Ik vind dat we daar in het systeem rekening mee moeten houden. Ik denk dat die registratieplicht daar aanknopingspunten voor biedt. Ik zeg de heer Moorlag en ook de anderen dus volmondig toe om dat mee te nemen bij de uitwerking. Laat mij ook in het overleg met Financiën kijken welke manier daarvoor de beste is. We moeten kunnen handhaven op allerlei manieren, ook bij het afdragen van dit soort belastingen; helemaal eens.

De heer Moorlag (PvdA):
Ik ben blij met deze toezegging van de minister, maar het gaat mij om een — ik herhaal dat — aanpak in samenhang. Het gaat om inkomstenbelasting en ook om toeristenbelasting. Ik heb mij vanmiddag vrij snel in dit onderwerp verdiept. Het is mij bijvoorbeeld bekend dat Rederij Doeksen, die de veerdienst naar Terschelling en Vlieland onderhoudt, voor die gemeenten de toeristenbelasting int. Het is dus mogelijk. Mijn vraag aan de minister is om naar de belastingwetgeving in de volle breedte te kijken: btw, toeristenbelasting en inkomstenbelasting. Zij zou daar een sluitend systeem voor moeten ontwikkelen, met registratie en een verplichting om gegevens te delen. De minister zei dat ze die ambitie deelt en ze toont zich fors ambitieus. Ik ben van nature een optimist: waar een wil is, is een omweg. Wil de minister mij dus verzekeren dat zij zo nodig die omweg wil gaan bewandelen?

Minister Ollongren:
Ik wil op zoek naar alle wegen, maar er is wel een onderscheid. Het ene is het gemeentelijk belastinggebied, want de toeristenbelasting wordt geïnd door de gemeente. De inkomstenbelasting wordt hier geïnd. We moeten dus heel goed kijken wat voor wettelijke grondslag je in de wetswijziging moet realiseren. Het gaat dan, denk ik, vooral over de inkomstenbelasting en andere belastingen die op rijksniveau worden geheven. Maar de ambitie deel ik. Het staat ook op de agenda in de gesprekken met de gemeenten. En we hebben dus al het goede voorbeeld van Amsterdam, dat de toeristenbelasting via de platforms int.

De heer Moorlag (PvdA):
Als laatste. Ik ben blij dat alle wegen en omwegen worden verkend. Begrijp ik het goed dat de minister zegt: als het wetsvoorstel wordt aangeboden, worden ook die fiscale aspecten meegenomen?

Minister Ollongren:
Dat zou wel mijn ambitie zijn, maar ik gaf ook aan dat ik er nog over in gesprek ben. Ik wil ook haast maken met de registratieplicht, zo mogelijk inclusief deze elementen; zeker.

In reactie op andere vragen van de heer Moorlag zeg ik: ja, een vorm van regulering en ja, de belastingen moeten daarbij worden overwogen. Oneerlijke concurrentie is daarbij een belangrijke afweging. Daarmee zijn we vooral bezig om de uitwassen te bestrijden, want er zijn ook voorbeelden van keurig nette verhuur binnen de daarvoor geldende regels. Maar ook dan moet er belasting worden geheven.

Voorzitter. Dan de kwestie van de adressen. Volgens mij kwam van diverse woordvoerders de vraag: zouden we de platformen dan ook kunnen verplichten om de adressen te publiceren van de woningen die toeristisch te huur worden aangeboden?

Eén. Ik denk dat met zo'n registratieplicht die wens eigenlijk overbodig wordt, want het feit dat je alleen nog maar een advertentie kunt plaatsen met registratienummer, betekent dat de gemeente altijd in staat is om het adres te achterhalen. Achter dat nummer zit namelijk een adres.

En twee. Het publiceren van adressen heeft een zeker risico, want dat kan mensen met kwade bedoelingen inzicht geven in wanneer bewoners niet thuis zijn. Ik denk dat die criminelen ook wel kunnen uitrekenen op welke momenten de woning dan mogelijkerwijs leeg is. Als je een beetje weet wat toeristen allemaal uitspoken in zo'n stad ... Dus dat is lastig, maar ik hoop dat ik degene die dat vroeg in ieder geval gerust kan stellen door te zeggen dat het niet meer hoeft, omdat het nummer dat inzicht geeft aan de gemeente.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik hoor de minister nu twee keer zeggen: wacht maar op de registratiewetgeving. Maar het is al eerder gezegd: wat doen we in de tussentijd? Er lijkt namelijk veel onduidelijkheid te zijn over die inkomstenbelasting. De minister ging daar wat snel overheen, maar klopt datgene wat ik in mijn betoog heb gezegd? En wat gaan we, zolang die registratiewetgeving er nog niet is, in de tussentijd doen met de Basisregistratie Personen, met die Landelijke Aanpak Adreskwaliteit?

Minister Ollongren:
De heer Koerhuis heeft daar inderdaad vragen over gesteld en opmerkingen over gemaakt. Ik heb daar voor mezelf over opgeschreven dat het raakt aan de verantwoordelijkheid van staatssecretaris Knops. Dus ik moet daar even goed naar kijken. Die vraag van de heer Koerhuis betrof de basisregistratie en de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit. Ik kan daar nu een kort antwoord op geven, maar nogmaals, dat zit niet in mijn portefeuille. Ik kan op zich de gedachte wel begrijpen, dus ik neem die vraag van de heer Koerhuis graag mee. Dan kom ik daar op een later moment op terug, als de heer Koerhuis dat goed vindt.

De heer Koerhuis (VVD):
Hoor ik de minister een brief toezeggen?

En dan dat andere punt van de onduidelijkheid over de inkomstenbelasting. Ik heb duidelijkheid proberen te scheppen: klopt dat? Kan de minister dat bevestigen? En als dat klopt, waarom kan dat dan niet eenvoudig op de website van de Belastingdienst worden gezet, in afwachting van die registratiewetgeving?

Minister Ollongren:
Als de heer Koerhuis hier een brief over wil hebben, dan kan dat. Maar nogmaals, ik neem het even mee. Ik ga met Raymond Knops, de staatssecretaris van BZK, kijken of we dat helder kunnen krijgen.

En rond de belasting en de inkomstenbelasting heb ik zonet al gezegd dat het mij het makkelijkst lijkt om dat te koppelen aan het traject van de registratieplicht en daar niet nu al stappen in te ondernemen.

De heer Koerhuis (VVD):
De minister zegt: gewichtige stappen. Ik vraag om een uitleg op de site van de Belastingdienst, want het staat er nu niet. Het is onduidelijk, ook als ik erheen ga. Ik vraag gewoon om een korte uitleg: dit is hoe het werkt. Ik vraag geen grote stappen. Ik hoop dat de minister dat kan toezeggen of daarover een brief kan sturen. Ik vraag haar in ieder geval om dat te bekijken.

Minister Ollongren:
Ik wil graag kijken welke uitleg er dan ontbreekt. Ik denk dat die uitleg namelijk voor een deel wel degelijk wordt gegeven, zeker ook door de gemeenten. Maar ik zeg de heer Koerhuis toe dat ik dat zal nagaan. En als het alleen maar gaat over het informeren over de huidige situatie — misschien had ik zijn vraag verkeerd begrepen — dan kan ik me voorstellen dat dat misschien nog uitgebreider of beter of anders kan. Ik zal ook kijken of dat via de Belastingdienst kan.

Voorzitter. Dan gingen er een aantal vragen wat breder over de woningmarkt. Het beeld bestaat dat dit nu op hele grote schaal gebeurt. Het is ook een reëel probleem, maar ik zei zonet al dat we in Amsterdam bijvoorbeeld zien dat het de gemeente gelukt is om de echt illegale hotels, dus dat woningen enkel en alleen voor toeristische verhuur beschikbaar worden gesteld, in grote mate terug te dringen, gewoon door handhaving: meldingen, boetes, ook wel forse boetes, en hele actieve communicatie. Dus dat probleem doet zich in Amsterdam nu minder voor dan in het verleden.

Het beeld bestaat dat de toeristische verhuur op zichzelf de schaarste veroorzaakt, het probleem dat starters niet toe kunnen treden tot de woningmarkt. Ik denk dat dat een element is, maar dat het zeker niet het enige is. Ongeveer een op de tien woningen wordt op dit moment gekocht om er niet zelf in te wonen. Dat heeft te maken met een aantal factoren, zoals de lage spaarrente, waar we het net al even over hadden. Het heeft te maken met diverse zaken. Al met al is er een hele gespannen woningmarkt. Dat heeft natuurlijk een enorm prijsopdrijvend effect, maar dat probleem wordt niet alleen veroorzaakt door de stijging van de toeristische verhuur. Bij de hypotheekversterking in Nederland wordt de hypotheek gebaseerd op een bestendig inkomen. Inkomsten uit toeristische verhuur vallen daar niet onder. In heel veel gevallen van aanbod van hypotheekproducten is toeristische verhuur ook expliciet verboden. Met andere woorden, het kan zeker hier en daar een rol spelen, maar over de hele linie lijkt het een beperkt effect te hebben op de stijging van de huizenprijzen, omdat die van veel meer factoren afhankelijk zijn. Ik ben het overigens geheel eens met de woordvoerders die zeiden: we moeten die woonfunctie kunnen beschermen. Dat is precies wat de gemeenten en ik graag willen.

Dan vroeg de heer Kops nog naar het oorspronkelijke artikel waar we dit debat aan te danken hebben. Dat was een artikel in Het Financieele Dagblad. Daarin stond dat partijen ook meerdere adressen aanbieden op Airbnb. Het lastige is dat het lijkt alsof het artikel in het FD zich baseerde op niet helemaal complete informatie. Het is ook wel lastig, want je kunt op Airbnb ook andere typen verhuur aanbieden, zoals een bed and breakfast. Dat mag dan weer wel. Daar kun je op een andere manier, via een vergunningsysteem, natuurlijk controle op hebben. Mensen kunnen een advertentie erop zetten, er weer afhalen en opnieuw aanbieden; dan lijkt die ook twee keer mee te tellen. Het is dus best lastig om het heel precies in beeld te hebben. Maar goed, het doel van het registratiesysteem is uiteindelijk juist om die onduidelijkheid weg te nemen, zodat gemeenten precies in staat zijn om te weten dat het conform hun eigen regelgeving is.

Voorzitter. Dan het economisch delict. Daar is inderdaad al eerder een motie over aangenomen. Ik heb gezegd dat we dat gaan bekijken. Dat heb ik natuurlijk ook gedaan. Ik wil daar even iets anders tegenover zetten. Ik begrijp heel erg de gedachte — door sommigen is dat zo verwoord — dat we degenen die dit willens en wetens illegaal doen, tegen de gemeentelijke regels in, in de portemonnee moeten raken. Dat begrijp ik. Daar ben ik ook gevoelig voor. Dat willen de gemeenten natuurlijk ook. Maar dat kan ook in de huidige situatie. Als bijvoorbeeld een huurder zonder toestemming van de verhuurder de woonruimte onderverhuurt, kun je daartegen optreden via de burgerlijke rechter. Dan kan er een schadeloosstelling worden gevraagd, dan kunnen er winstafdrachten worden gevraagd. Als de huurovereenkomst niet wordt nagekomen, kun je schadevergoeding eisen. Die schadevergoeding kan even hoog zijn als de opbrengst die de huurder heeft gerealiseerd via de illegale onderverhuur. Je kunt in de huurovereenkomst bijvoorbeeld een boeteclausule opnemen, waarin staat dat de huurder een boetebedrag moet betalen als hij de huurovereenkomst niet nakomt. De hoogte daarvan kan je ook in dat contract opnemen. Er zijn dus verschillende manieren waarop de verhuurder zelf in actie kan komen op het moment dat de huurder tegen de afspraak in, tegen het contract in, overgaat tot illegale onderverhuur.

Ik zou het misschien nog iets kunnen uitbreiden, want dat heeft er eigenlijk ook mee te maken. Ik denk dat we zouden kunnen kijken — dat doe ik ook, samen met de staatssecretaris van EZK — naar de Europese richtlijn die eraan ten grondslag ligt. Die ligt er; die kennen we. Die Europese richtlijn beperkt ons in zekere zin in de aanpak van dit vraagstuk. Het instellen van wettelijke verplichtingen is dus binnen die Europese context niet vanzelfsprekend. Dat punt zouden we in Brussel, bij de Europese Unie kunnen aankaarten, om te zorgen voor voldoende waarborgen, ook in de toekomst, voor de medewerking van de platforms, want de platforms heb je daar wel bij nodig. Ik kan mij voorstellen dat ik dat op mij neem, samen met staatssecretaris Keijzer.

Dat raakt overigens ook aan het vraagstuk hoe andere steden op dit moment met de kwestie omgaan. Een aantal van u heeft voorbeelden genoemd: San Francisco, New York. Het is overal anders. Dat is misschien ook een van de problemen. In Amerika zijn er steden die inderdaad gekozen hebben voor de formule dat er op langdurig verhuren, meer dan 30 dagen, geen beperking zit en dat je alleen kortstondig kunt verhuren als je ook zelf bewoner bent van het huis. Dat is weer een andere manier om het aan te pakken. Bij ons heet het vaak een bed and breakfast als het een kamer is in een woning waar de bewoner zelf gewoon aanwezig is. Ik meen dat er in New York ook wordt gekeken naar een heel gebied uitsluiten van Airbnb. Dat is best lastig, want hoe definieer je dat gebied? Er zijn altijd een soort grenseffecten. Je zou ook kunnen kijken of je via de registratieplicht zou kunnen doseren. Als ik het goed heb, is Amsterdam dat nu aan het bezien. Als je ziet dat er wel erg veel is geregistreerd in een bepaald gebied, zou je moeten kunnen zeggen: nu vinden we het wel genoeg. Dan zet je daar een stop op.

Volgens mij is het heel goed dat die steden internationaal veel contact met elkaar hebben. Ik weet dat het ook al een tijdje loopt. Ik denk dat je daarmee ook veel sterker staat. We moeten niet onderschatten hoe groot die platforms zijn. Het zijn gewoon grote multinationals, die over de hele wereld, in 36.000 steden, geloof ik, actief zijn. Dat is dus immens. Daarbij helpt het natuurlijk als je zo veel mogelijk van elkaar leert, als je van elkaar kunt overnemen wat werkt en kunt nagaan wat er niet werkt. Maar ik denk dat je het niet een-op-een kunt kopiëren, omdat er gewoon heel veel verschillen zijn tussen zowel wet- en regelgeving als gemeentelijke wensen op dat gebied.

De heer Ronnes (CDA):
Ik voel dat de hele discussie zich trechtert richting een oplossing waarbij je zult zeggen: in principe niet, maar op het moment dat je een registratienummer aanvraagt, krijg je toestemming. Als een gemeente daar zicht op heeft, kan die ook doseren waar die wel en waar die niet Airbnb toe wil staan. Mijn vraag was eigenlijk: is de mogelijkheid er in Nederland al dat in een complete gemeente wordt verboden om aan Airbnb te doen en dat je het alleen op bepaalde plekken toestaat? Mag dat juridisch al? Of behoort het hier nog niet tot de mogelijkheden? In San Francisco kan het wel.

Minister Ollongren:
Er is veel ruimte voor gemeenten om daar een eigen beleid in te voeren. Maar we hebben, denk ik, nog geen gemeente gezien die dit heeft geprobeerd en die heeft gezegd: we willen dat überhaupt niet in onze gemeente. Gelet op de steden in het buitenland die dat hebben geprobeerd, weet ik dat het weer andere problemen oplevert, want het is ongelofelijk lastig om dat te handhaven. Vandaar dat de gemeenten die er actief mee bezig zijn, ervoor hebben gekozen een samenwerking met de platforms aan te gaan. Die samenwerking wordt natuurlijk sterk verbeterd op het moment dat je de registratieplicht kunt invoeren. Binnen de registratieplicht zou je dan je eigen beleid kunnen kiezen. Theoretisch gezien zouden gemeenten er, denk ik, ook voor kunnen kiezen om het helemaal niet mogelijk te maken. Maar ik laat die vraag ook in juridische zin nog even toetsen. Dan kan ik daar zo op terugkomen.

Voorzitter. Mevrouw Van Eijs vroeg naar de bekostiging van het registratiesysteem. Dat is onderdeel van het gesprek dat we nu voeren met de gemeenten. De verdeling van die kosten moet dus eigenlijk nog plaatsvinden. Feit is natuurlijk wel dat, als het systeem er eenmaal is, het zichzelf zou moeten terugverdienen. Maar het is onderdeel van het gesprek.

Voorzitter. Misschien zijn er nog wel meer gedetailleerde vragen gesteld, maar laat ik afronden met op te merken dat dit via een wetswijziging zou moeten lopen. Die wetswijziging zou ons in staat stellen om een aantal zaken te regelen, waaronder het innen van de belasting zoals net werd gestipuleerd door onder anderen de heer Moorlag. Maar het biedt ook nog andere mogelijkheden. Er is ook een grote zorg van gemeenten over de veiligheid. Met deze registratieplicht zijn gemeenten in staat om toe te zien op naleving van voorschriften van het Bouwbesluit. Denk met name aan de brandveiligheid. Dat leeft heel erg in de gemeenten en dat vind ik ook wel een pluspunt bij het invoeren van zo'n registratieplicht. Ook daar kijk ik goed met gemeenten naar wat zij nodig hebben in het definitieve ontwerp, maar ook in de wettelijke basis om dat mogelijk te maken.

Voorzitter, ik blader nog eventjes door mijn aantekeningen. De Waddeneilanden hadden we gehad, de meldplicht, het economisch delict en het buitenland. Volgens mij heb de vragen beantwoord. Dank u wel.

De voorzitter:
Prima. Ik zie geen Kamerleden daartegen protesteren. Bestaat er behoefte aan een tweede termijn? Dat is in ieder geval bij de eerste spreker het geval. Dan geef ik graag het woord aan de heer Moorlag. Iedereen heeft een derde van de tijd van de eerste termijn tot zijn beschikking, dat is dan één minuut twintig. Het woord is aan de heer Moorlag.


Termijn inbreng

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Waar het de PvdA-fractie om gaat, is dat er een sluitend en samenhangend systeem komt. Registratie is daar een stap in. Ik denk dat belastingwetgeving ook goede aangrijpingspunten biedt. Laat ik een voorbeeld noemen van hoe je zaken doelmatig kunt regelen. Iedereen is verplicht om zijn inkomsten aan te geven, maar we hebben op enig moment wel bepaald dat een werkgever die een leaseauto ter beschikking stelt aan een werknemer dat actief moet melden bij de Belastingdienst. Ik vind dat we dat type mechanismen hier ook moeten gaan introduceren.

Voorzitter. Ik heb nog een motie. Het is eigenlijk een duik in een zwembad waar al wat water uit weggelopen is, maar waar ...

De voorzitter:
Is dat ook een Gronings spreekwoord?

De heer Moorlag (PvdA):
Nee, het is niet zozeer een Gronings spreekwoord. Er staat nog wel voldoende water in om die duik te kunnen maken. Die motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het frequent verhuren van woonruimten voor toeristische doeleinden tot uitwassen leidt, zoals overlast in woonwijken, het onttrekken van woonruimte aan de woningvoorraad, oneigenlijke concurrentie met bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsaccommodaties en het niet afdragen van btw, toeristen- en inkomstenbelasting;

verzoekt de regering om in samenwerking met de medeoverheden een samenhangende aanpak te ontwikkelen waarmee deze uitwassen worden weggenomen, en de Kamer hierover binnen drie maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag, Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 287 (27926).

U wilt nog een aantal dingen toevoegen, begrijp ik. Gaat uw gang.

De heer Moorlag (PvdA):
Ja, één slotopmerking. Die drie maanden moet de minister zo verstaan dat het niet de bedoeling is om binnen drie maanden met een ontwerpwetsvoorstel te komen, maar wel met een — een beetje chic gezegd, niet Gronings — procesarchitectuur over hoe die gestapelde doelen die hier geformuleerd zijn, bereikt gaan worden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. Dan mevrouw Beckerman van de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Volgens mij was dit toch wel een bijzonder debat, omdat van links tot rechts iedereen het met elkaar eens was dat hier snel moet worden aangepakt, dat dit echt tot excessen leidt en dat we dit er niet bij kunnen hebben in deze tijden van grote woningnood. Dat is vrij uniek. Ook uniek, al is dat inmiddels wel wat minder, is dat collega Koerhuis zo meteen twee moties gaat indienen namens ons beiden. Ik denk dat dat wel aangeeft hoe urgent dit probleem is. Ik ben blij met de beantwoording van de minister, maar ik mis toch nog wel echt dat heilige vuur om dit snel en harder aan te pakken. Vandaar drie aansporingen van mijn kant, waarvan twee dus met de heer Koerhuis en één bredere motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het tegengaan van excessen in de woningmarkt, zoals in de toeristische verhuur, aanvullende wetgeving wordt overwogen;

overwegende dat gemeenten willen handhaven, maar verhuurders van woningen voor toeristische verhuur vaak lastig te vinden zijn via platforms;

spreekt uit dat het wenselijk is dat platforms voor toeristische verhuur als Airbnb, Wimdu en andere met gemeenten meewerken aan het handhaven van regels;

verzoekt de regering om te onderzoeken of in de aankomende wetgeving platforms voor toeristische verhuur verplicht kunnen worden om mee te werken met het achterhalen van gegevens van verhuurders, door of het vermelden van de adressen op de site, dan wel het vermelden van een registratienummer (waarachter een adres zit),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Moorlag, Smeulders en Kops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 288 (27926).

Mevrouw Beckerman (SP):
En die twee seconden die ik overheb, mag u houden.

De voorzitter:
Ah, u bent een goed mens! De heer Smeulders van GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister danken voor haar beantwoording, en ook voor echte antwoorden en de richting die zij heeft ingezet. Ik sluit me volledig aan bij de woorden van mevrouw Beckerman. Ik ben hier nog niet zo heel erg lang, maar ik heb nog nooit een debat meegemaakt waarbij er zo veel eensgezindheid is in de Tweede Kamer. Zowel de analyse als de oplossingsrichting komen heel erg met elkaar overeen. Dat lijkt me voor de minister alleen maar heel erg fijn, omdat dan helder is welke kant we op moeten. Ik heb ook alle vertrouwen dat de minister daar op een goede manier mee omgaat.

We hebben één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in gemeenten waar veel toeristen komen er regelmatig sprake is van illegale verhuur van woningen via "deelplatforms" zoals Airbnb;

overwegende dat gemeenten vaak niet goed weten welke huizen via "deelplatforms" worden verhuurd en dat de "deelplatforms" hun data niet delen met een beroep op Europese regelgeving;

verzoekt de regering om in Europees verband te pleiten voor het verplicht delen van data door "deelplatforms" met gemeenten, zodat gemeenten effectiever kunnen handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Van Eijs, Moorlag en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 289 (27926).

Dan de heer Koerhuis van de fractie van de VVD.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat illegale onder- en kamerverhuur op Airbnb en andere onlineplatforms niet als economisch delict veroordeeld kan worden;

constaterende dat met woonfraude enorme winsten kunnen worden gemaakt op Airbnb waarbij een bestuurlijke boete ingecalculeerd kan worden;

overwegende dat platforms als Airbnb (al dan niet onbewust) illegale verhuur kunnen faciliteren;

van mening dat dit een harde aanpak vereist, zoals het afpakken van de illegaal gemaakte winsten;

verzoekt de regering het mogelijk te maken dat woonfraude op Airbnb ook als economisch delict veroordeeld kan worden, zodat de winsten van illegale onder- en kamerverhuur op Airbnb afgepakt kunnen worden;

verzoekt daarnaast te onderzoeken of het mogelijk te maken is om onlineplatforms als Airbnb te sanctioneren wanneer illegale onder- en kamerverhuur daarop wordt geconstateerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koerhuis en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 290 (27926).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het lastig blijkt voor gemeenten om afspraken te maken met Airbnb;

constaterende dat het de gemeente Amsterdam wel gelukt is afspraken te maken met Airbnb over een meldplicht voor vakantieverhuur, automatisch de toeristenbelasting te innen en verhuurders zich aan gemeentelijke regels te laten houden;

van mening dat dit voor alle gemeenten mogelijk moet zijn;

verzoekt de regering gemeenten te helpen die dezelfde afspraken willen maken met Airbnb,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koerhuis en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 291 (27926).

De heer Koerhuis (VVD):
Ik zou nog iets kunnen toelichten bij de eerste motie, maar ik heb nog tien seconden.

De voorzitter:
Daarin kunt u heel veel zeggen, hoor.

De heer Koerhuis (VVD):
De minister ging in haar eerste termijn al een beetje in op het economisch delict. Ik begrijp dat het lastig is om een delict te definiëren. Een suggestie van mijn kant is bijvoorbeeld het niet nakomen van de Huisvestingswet of een huisvestingsverordening. Ik begrijp dat het ook lastig is als een huurder zo'n delict pleegt, omdat hij veel meer winsten kan maken dan de gederfde inkomsten van de verhuurder. Maar waarom zouden dan de gemaakte winsten minus de gederfde inkomsten niet afgeroomd kunnen worden, is mijn vraag. Als een huiseigenaar zo'n delict pleegt, is er helemaal geen sprake van gederfde inkomsten, zou ik denken.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dan de heer Kops van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de minister voor de beantwoording. Zij heeft veel aandacht voor het ophanden zijnde registratiesysteem. Dat is goed. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het er eigenlijk allang had moeten zijn, want ondertussen worden steeds meer mensen de dupe van malafide verhuurders en illegale verhuur op Airbnb. Mevrouw Beckerman heeft net al een motie ingediend over ontbrekende adressen op de platforms. Ik heb ook een motie op dat punt. Die gaat als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Airbnb geen adressen bij de advertenties vermeldt en ook weigert deze desgevraagd te verstrekken;

overwegende dat het hierdoor lastig is malafide verhuurders te traceren en aan te pakken;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat Airbnb de adressen bij de advertenties vermeldt, dan wel een registratienummer waarvan de gemeente het bijbehorende adres kent,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 292 (27926).

De heer Kops (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dan de heer Ronnes van de fractie van het CDA.

De heer Ronnes (CDA):
Dank, via u, voorzitter, voor de beantwoording van de minister in eerste termijn. Het is in ieder geval goed om te zien dat de minister werk gaat maken van het registratiesysteem, dat een basis kan zijn onder het handhaven en onder controle krijgen van Airbnb. Toch blijft er nog één ding liggen. De minister heeft aangegeven dat ze dat nog juridisch gaat checken, maar ik wil dat toch via een motie meegeven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de grote toename van toeristische verhuur van woonruimte, zoals door onder andere Airbnb wordt gefaciliteerd, niet alleen leidt tot het wegvallen van woonruimte, maar ook tot overlast, vermindering van leefbaarheid en afbrokkeling van sociale samenhang;

overwegende dat buitenlandse steden zoals San Francisco verboden hebben om volledige huizen korter dan 30 dagen te verhuren via websites zoals Airbnb en dit tot succesvolle resultaten heeft geleid;

verzoekt de regering te onderzoeken of een verbod door gemeenten om volledige huizen korter dan 30 dagen te verhuren via websites zoals Airbnb zinvol kan worden toegepast, waarbij gemeenten wel ontheffing kunnen verlenen voor specifieke gebieden, en de Kamer daarover spoedig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. (27926).

De heer Ronnes (CDA):
Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer, mevrouw Van Eijs, ziet af van haar spreektijd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Voorzitter, veel dank. Voordat ik de zeven moties zal becommentariëren, heel kort het volgende. Mevrouw Beckerman, die op dit moment even niet aanwezig is, meende het heilige vuur in mij te missen. Dat wil ik wel even rechtzetten. Het zal wel aan mijn deels Zweedse afkomst liggen dat ik een wat koelbloedige uitstraling heb. Maar ik ben juist zeer gemotiveerd om dit op een goede manier op te lossen en in goede banen te leiden.

Een andere vraag, die van de heer Moorlag over de gegevensuitwisseling, wilde ik wat nader toespitsen. Hij vergeleek het met de gegevensuitwisseling van banken. Hij zei dat dat goed geregeld en makkelijk is, dat je dat gewoon kunt afdwingen, en dat het daarom hier ook makkelijk zou moeten kunnen. Het is wel goed om op te merken dat dat dus ook Europees is geregeld. Er is een Europese afspraak gemaakt, de zogenaamde Common Reporting Standard. Het is inderdaad interessant dat de heer Moorlag dat noemt, omdat dat dat wat mij betreft het vertrekpunt zou kunnen zijn in de discussie die ik en hopelijk ook andere lidstaten dan zouden willen voeren met de Europese Commissie. Als je iets wilt met de platforms is dat wel het niveau waarop je dat moet regelen, want het gaat ook over vrij verkeer.

De kwestie die de heer Ronnes van het CDA ook in een motie heeft verwoord, is de volgende: zou wat in San Francisco was geregeld eventueel ook hier kunnen? Ik zal daar dus bij de moties op terugkomen.

Voorzitter. Dan ga ik over tot de moties. De eerste motie, die op stuk nr. 287, was van de heer Moorlag van de Partij van de Arbeid. Eigenlijk lees ik zijn motie zo: hij wil op kortere termijn — in de motie staat letterlijk drie maanden — gewoon weten waar we staan. Dat wil ik graag doen. Ik wil ingaan op de vraag waar we staan met de gemeentelijke platforms, de inhoudelijke thema's opnoemen en dat in een brief aan de Kamer vastleggen. Ik zou wat dat betreft de motie kunnen overnemen, als de heer Moorlag dat een goed idee vindt.

De heer Moorlag (PvdA):
Als de motie wordt overgenomen, dan trek ik haar in.

De voorzitter:
O, dat is weer wat anders.

Aangezien de motie-Moorlag c.s. (27926, nr. 287) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Ollongren:
Dank, en de toezegging staat.

De motie op stuk nr. 288 van mevrouw Beckerman c.s. vraagt eigenlijk om een onderzoek op diverse thema's. Ik denk dat we daar eigenlijk ook mee bezig zijn. De motie eindigt met de vraag of bijvoorbeeld een registratienummer zou kunnen worden vermeld als alternatief voor het adres. Dat komt straks terug in de motie van de heer Kops. Hoe kunnen we aan informatie-uitwisseling doen? Als ik het zo kan duiden — ik zei zonet tegen de heer Moorlag dat we een aantal dingen in Brussel met elkaar moeten regelen — dan wil ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer laten.

De derde motie, op stuk nr. 289, van de heer Smulders c.s. vraagt daar eigenlijk om. Zij vraagt om in Europa en in Europees verband te pleiten voor samenwerking en het opleggen van een verplichting. Ik heb zonet gezegd dat ik samen met mijn collega van EZK wil verkennen wat de mogelijkheden zijn en in Brussel inderdaad wil bezien wat en hoe dat dan in Europese richtlijnen zou moeten neerslaan. Dus met andere woorden: oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 290 van de heer Koerhuis en mevrouw Beckerman. Die motie bestaat eigenlijk uit twee delen. Het eerste deel is het onderzoek naar het economisch delict. Daarover is al in een eerder stadium een motie van de SP en de VVD ingediend en ook aangenomen. Ik heb zonet al gezegd dat het verhalen op degene die de illegale handel verricht, ook mogelijk is onder de huidige omstandigheden. In het tweede onderdeel van de motie wordt verzocht te onderzoeken of je platforms kunt sanctioneren. Dat is eigenlijk een onderdeel van dat gesprek dat ook op het niveau van de Europese regelgeving zal worden gevoerd. Ik heb toegezegd dat ik bereid ben om dat te doen. De motie ziet dus op twee dingen waarvan ik het eerste deel eigenlijk al heb geadresseerd, want uit onderzoek blijkt dat het al kan, en het tweede deel heb toegezegd. Met die toelichting zou ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 291, ook van de heer Koerhuis en mevrouw Beckerman, verzoekt de regering gemeenten te helpen. Ik heb net al gezegd dat de gemeenten nu met elkaar en ook met BZK samenwerken. Ik wil niet zeggen dat alle andere gemeenten wat Amsterdam heeft gedaan per se zouden moeten overnemen en dat precies op dezelfde manier zouden moeten doen. Daarom zei ik net dat we werken aan een handreiking voor gemeenten, zodat zij daarbinnen hun eigen keuzes kunnen maken en daar hun eigen invulling aan kunnen geven, maar ook kunnen leren van anderen en het niet allemaal zelf hoeven te bedenken. Met die uitleg zou ik graag "oordeel Kamer" geven aan de motie.

Dat geldt ook voor de motie van de heer Kops op stuk nr. 292, omdat ik zonet zei dat een registratienummer in mijn optiek het probleem van de adressen ondervangt. Van het openbaar maken van de adressen ben ik om een andere reden geen voorstander, maar ik ben er wel voor dat de gemeente beschikt over die adressen. Het tweede deel van het eind van de motie laat die ruimte open, dus wat mij betreft krijgt ze "oordeel Kamer".

Tot slot de motie-Ronnes op stuk nr. 293. Ik kom even terug op het punt van San Francisco, want dat is het voorbeeld dat de heer Ronnes aanhaalt. Ik heb begrepen dat er ook in San Francisco geen totaalverbod is, maar dat verhuur daar onder voorwaarden is toegestaan. Het is dus een beetje het omgekeerde. Ik zei net al dat steden soms hun eigen invulling hebben. In Amsterdam gaat het bijvoorbeeld over het aantal personen. Soms gaat het over het aantal vierkante meters. Er zijn dus verschillende manieren. Het voorstel dat de heer Ronnes doet, kan in mijn optiek eigenlijk al. Je kunt die voorwaarden al stellen. Om ook nog even antwoord te geven op de vraag van daarnet: ik denk dat een totaal verbod juridisch niet houdbaar zou zijn, want dat is nogal een inbreuk op de ruimte die eigenaars hebben om iets met hun eigen bezit te doen. Maar ik kan dat nog nader bekijken. Ik zou dat mee kunnen nemen, zou ik tegen de heer Ronnes kunnen zeggen, in de brief die ik zonet al heb toegezegd in reactie op de motie-Moorlag, die er toen nog lag.

Voorzitter. Ik hoop dat ik daarmee ...

De voorzitter:
En dus?

Minister Ollongren:
Ja, ik weet niet of mijn reactie bij de heer Ronnes misschien tot een andere wens leidt. Als hij zijn motie handhaaft ...

De voorzitter:
Dat lijkt hij te doen.

Minister Ollongren:
... dan heb ik daar ook niet zo veel moeite mee, maar ik zou het graag willen meenemen in de brief.

De voorzitter:
Ik wil het even helder hebben van u, meneer Ronnes, graag bij de microfoon.

De heer Ronnes (CDA):
Ik begrijp "oordeel Kamer", en ik kijk eventjes wat ik met de motie doe.

Minister Ollongren:
Er was een lichte hoop in mijn stem dat de heer Ronnes de motie niet meer nodig vond. Dat kan nog steeds, begrijp ik.

De voorzitter:
Maar de motie is nu "oordeel Kamer", begrijp ik?

Minister Ollongren:
Ja, want u wilt natuurlijk een oordeel van mij hebben. Ik heb net zes moties "oordeel Kamer" gegeven; dan de zevende ook maar.

De voorzitter:
Er gaat u geen zee te hoog vandaag. Helder. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de zeven moties. Dank aan de minister voor haar aanwezigheid hedenavond.

Sluiting

Sluiting 20.54 uur.