Plenair verslag Tweede Kamer, 103e vergadering
Donderdag 5 juli 2018

  • Aanvang
    10:15 uur
  • Sluiting
    3:15 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Tellegen

Aanwezig zijn 148 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Ten Broeke, Bromet, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Emiel van Dijk, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Sazias, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Bijleveld, minister van Defensie, de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, viceminister-president, mevrouw Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, viceminister-president, mevrouw Van Veldhoven, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie, en de heer Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat.


Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstukken

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Voorstel van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid (34699).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Tbs

Tbs

Aan de orde is het VAO Tbs (AO d.d. 21/6).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan starten met deze hele lange dag, want dat gaat het worden: een lange dag. Dit is het eerste VAO van de vele VAO's die vandaag worden gehouden. Ik zou een klemmend beroep willen doen op mijn collega's om kort en bondig te zijn. Ik zou ook een klemmend beroep willen doen op de bewindspersoon om kort en bondig te zijn in zijn beantwoording. Ik ben zelfs nog een tik strenger: ik sta u één interruptie toe bij de motie die u indient. Laten we daar maar eens een poging toe wagen.

Aan de orde is het VAO Tbs.

De heer Markuszower heeft het woord namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg van 21 juni 2018 en naar aanleiding van veel incidenten in tbs-klinieken en van tbs-criminelen kan men geen andere conclusie trekken dan dat men per direct moet stoppen met dat krankzinnige tbs-systeem en in ieder geval alle verloven moet intrekken. De incidenten met tbs'ers stapelen zich op. Paul S. uit Kerkrade vermoordde in 2003 een jonge vrouw, haar broer en haar ouders, maar nu al, nog geen vijftien jaar later, loopt deze levensgevaarlijke moordenaar vrij rond. Levensgevaarlijk en zeer onrechtvaardig voor de maatschappij en vooral voor de nabestaanden van de slachtoffers. Of neem het verhaal dat we deze week in de media konden lezen. Een tbs'er, natuurlijk weer met verlof, want dat zijn al die tbs'ers altijd, sloop weg van zijn begeleiders omdat die zaten te slapen. Een willekeurige vrouw in Purmerend werd vervolgens in een supermarkt in haar gezicht gestoken. De waanzin van tbs moet ophouden. De maatschappij moet beschermd worden. De tbs zegt dit al jaren, maar nu zeggen zelfs de zogenaamde deskundigen dat met de manier waarop de minister de tbs regelt, de kans op nieuwe slachtoffers groter is dan ooit. Daarom dien ik met plezier, nee niet met plezier, sorry, dien ik graag de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jonge, onervaren behandelaars in tbs-klinieken veelal na een paar jaar onder de werkdruk bezwijken;

overwegende dat het drugsgebruik in tbs-klinieken is toegenomen en het gebruik hiervan voor agressiever gedrag dan voorheen zorgt;

overwegende dat Corine de Ruiter, hoogleraar forensische psychologie, stelt dat als niet snel wordt ingegrepen, de kans op nieuwe incidenten met veroordeelden levensgroot is;

van mening dat de samenleving maximaal beschermd moet worden tegen levensgevaarlijke criminelen;

van mening dat levensgevaarlijke criminelen in gevangenissen moeten zitten in plaats van in tbs-klinieken;

verzoekt de regering de verloven van alle tbs'ers in te trekken zolang de geschetste problematiek in tbs-klinieken niet is opgelost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225 (29452).

Dank. Dan is nu het woord aan de heer Groothuizen van D66. Nee? Dan is nu het woord aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):
De SP vindt dat we ervoor moeten zorgen dat gevaarlijke criminelen die een stoornis hebben hun tbs niet kunnen ontlopen door onderzoek te weigeren. Criminelen die onder invloed van een stoornis een delict hebben gepleegd, horen niet thuis in de gevangenis, maar moeten echt behandeld worden. We komen hier in het najaar uitgebreid over te spreken. Het gaat niet helemaal goed in de tbs-klinieken. De kwaliteit van het werk in de klinieken, de behandeling, staat onder druk. De veiligheid van het personeel is in het geding en dat kan niet. Mensen die dag in, dag uit, bijdragen aan onze veiligheid hebben zelf op zijn minst ook recht op een veilige werkomgeving. De minister is hierover in gesprek met de medewerkers in de klinieken. Daarover nu toch de volgende motie, mede namens mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het huidige personeelsbeleid in de forensische zorgsector ernstige gebreken vertoont, onder andere qua werkdruk en bureaucratie, waardoor gevaarlijke situaties voor medewerkers en patiënten ontstaan;

overwegende dat naar aanleiding van soortgelijke problemen in het gevangeniswezen een convenant is gesloten tussen alle betrokken partijen om tot een "solide personeelsbeleid" te komen;

verzoekt de regering eraan bij te dragen dat er een sectorbreed convenant komt voor de forensische zorgsector om het personeelsbeleid een stevige impuls te geven en daarbij in ieder geval vanuit de regering voldoende ruimte te bieden voor een loonontwikkeling die passend is bij veranderingen in de forensische zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226 (29452).

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan kijk ik naar mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Twee weken geleden spraken wij in het algemeen overleg over tbs: over de onaanvaardbare werkdruk — mijn collega zei het al — over de administratieve rompslomp en over de veel te lage prijs die forensische zorginstellingen soms ontvangen. Die prijs is vaak lager dan de tarieven die door de Nederlandse Zorgautoriteit worden vastgesteld. We spraken ook over de tekorten aan beveiligde bedden in de ggz. Afgelopen week lazen we het verhaal over de vermijdbare dood van Joost Wolters en over het falen van instellingen om hem te beschermen tegen de man die hem neerstak in de metro. Het is heel goed dat de minister onderzoek gaat doen naar wat er precies is gebeurd. Voor mijn fractie is echter wel cruciaal dat we de schuld niet zomaar op individuele personeelsleden gaan afschuiven, op medewerkers van zorginstellingen, maar dat we echt de ogen openhouden voor de structurele tekortkomingen die ten grondslag kunnen liggen aan dat falen en dat we dat nu echt serieus gaan oppakken.

Ik heb een vraag aan de minister en dan een motie. De vraag is een vraag die ik in elk algemeen overleg rond dit onderwerp stel en ik zal dat nu ook weer doen. Hoe staat het precies met het akkoord voor de beveiligde bedden? Dan de motie over de forensische zorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat goede en veilige forensische zorg onder druk staat, onder meer door zwaardere problematiek van patiënten, personeelstekorten en substantiële administratieve belasting;

overwegende dat de huidige bekostigingssystematiek onvoldoende rekening houdt met deze ontwikkelingen, waardoor de kosten van noodzakelijke forensische zorg niet gedekt worden;

verzoekt de regering om in lopende aanbestedingsprocedures geen lagere tarieven te hanteren dan door de Nederlandse Zorgautoriteit zijn vastgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg, Van Nispen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227 (29452).

Ik kijk naar de minister. We wachten even tot hij de moties bij elkaar heeft.

Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Dekker:
Voorzitter, dank. Dank ook voor de inbreng en dank dat ik het spits mag afbijten op deze lange Kamerdag. We hebben, denk ik, een goed AO gehad over tbs. Ik denk dat het goed is dat we in Nederland een tbs-stelsel hebben. Dat draagt bij aan een veiliger Nederland door ervoor te zorgen dat mensen die niet alleen een strafbaar feit hebben begaan, maar ook een stoornis hebben, de behandeling krijgen die in ieder geval helpt om herhaling te voorkomen. Tegelijkertijd is dat geen sinecure. We zien natuurlijk dat dat niet altijd lukt en dat er hier en daar ook weleens een incident plaatsvindt. Er is ook mij alles aan gelegen — verschillende woordvoerders hebben daarnaar gevraagd — om te kijken wat nodig is in de sector zelf om werkdruk naar beneden te krijgen, om arbeidsomstandigheden goed op orde te brengen, om een goede prijsbepaling tot stand te brengen als het gaat om de ingekochte plekken. Maar ik denk dat we ook reëel moeten zijn dat we daarmee incidenten in de toekomst niet geheel gaan voorkomen. Dat heeft ook te maken met de enorm ingewikkelde doelgroep waar we mee te maken hebben.

Voorzitter. Eén vraag, drie moties. Mevrouw Buitenweg vroeg hoe het staat met de beveiligde bedden. Ik begrijp dat er op dit moment in een van de andere zalen een AO over ggz plaatsvindt, waar ook de staatssecretaris van VWS zit. Wij staan vanuit Justitie veel in contact met VWS als het gaat om de inkoop van die beveiligde bedden. Dat moet natuurlijk tussen GGZ Nederland en zorgverzekeraars plaatsvinden. Ik heb de goede hoop dat daar meters worden gemaakt. Ik begrijp dat in augustus GGZ Nederland en de verzekeraars weer bij elkaar komen. Weet in ieder geval dat vanuit Justitie de druk vol wordt opgevoerd dat die afspraken zo snel mogelijk tot stand komen.

De motie van de heer Markuszower ontraad ik. Die zegt eigenlijk: schort alle verloven op. Dat raakt aan het wezen van tbs. Tbs gaat niet alleen maar om het opsluiten, wat op de korte termijn bijdraagt aan veiligheid, maar er wordt ook bekeken wat er nodig is om mensen weer terug de samenleving in te geleiden, stap voor stap, waar dat verantwoord is, op een heel zorgvuldige manier. Maar daar hoort verlof wel bij.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 225 wordt ontraden.

Minister Dekker:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 226 van de heer Van Nispen ontraad ik ook. Ik denk dat de heer Van Nispen en ik het met elkaar eens zijn dat we met GGZ Nederland goede afspraken moeten maken over hoe wij ons als opdrachtgever richting de sector verhouden en daarbij ook kijken naar wat redelijke prijzen zijn, wat wij voor elkaar kunnen doen en wat de sector wellicht zelf extra kan doen. Maar de heer Van Nispen trekt in deze motie een parallel met het convenant dat DJI heeft gemaakt met de vakbonden in het gevangeniswezen. Dat is een wezenlijk andere situatie, want daar zijn wij werkgever en daarmee ook een van de sociale partners. Dat zijn wij in deze sector niet. Daarom zou ik de motie willen ontraden. Het lijkt me onverstandig om op de stoel van sociale partners te gaan zitten.

De heer Van Nispen (SP):
Een korte verduidelijking. Het is niet zo dat ik deze situatie niet goed heb begrepen. Ik heb er juist in mijn formulering rekening mee gehouden door de regering te vragen "eraan bij te dragen dat" en "voldoende ruimte te bieden voor loonontwikkeling". Ik ken het bezwaar van de minister en juist in mijn formulering heb ik geprobeerd om dat bezwaar te ondervangen. U kunt natuurlijk niet ontkennen dat de problemen in het gevangeniswezen grote parallellen kennen met de problemen in de tbs-klinieken. Ik verzoek de minister om er met die blik naar te kijken en vooral te bekijken wat hij wel kan doen.

Minister Dekker:
Maar het zit hem nou precies in zo'n zinnetje als "voldoende ruimte te bieden voor loonontwikkeling". Wij zijn geen cao-partner in deze sector. Wij hebben afspraken over prijzen en indexeringen. Dan moeten de sociale partners dat vervolgens gaan doen. Ik weet hoe verfijnd dat spel is tussen vakbonden en werkgevers. Volgens mij zitten de partijen, in ieder geval de werkgevers, niet te wachten op een motie waarin ik de opdracht krijg om te zorgen voor loonruimte bij die besprekingen. Dit spel moet echt plaatsvinden aan de socialesectortafels.

Dan de motie op stuk nr. 227 van mevrouw Buitenweg, Van Nispen en mevrouw Kuiken. Ook die motie ontraad ik. We hebben de discussie gehad over de afslag op de door de Nederlandse Zorgautoriteit bepaalde maximumprijs. Dat zijn heel nadrukkelijk maximumtarieven, dus daar mag je over onderhandelen. Je mag er dus ook onder gaan zitten. Ik zou het een enorme beperking vinden als we vastzaten aan die maximumtarieven. Dat laat onverlet dat wij op dit moment met de sector in gesprek zijn om te kijken of de nu afgesproken prijzen het mogelijk maken om goede zorg te verlenen. Daarover zijn vragen, waar ik zeer gevoelig voor ben. In beginsel ben ik bereid om daar wat op te bewegen. Met deze motie schiet u alleen meteen door naar de andere kant: dat we op de maximumtarieven gaan zitten. Dat beperkt mijn onderhandelingsruimte.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
De minister is daarmee bezig, net zoals met de beveiligde bedden. Dat is altijd goed. Toch hoop ik in ieder geval meer duidelijkheid te krijgen over deze tarieven. Betekent dit dat we het allemaal nog in de herfst krijgen, dus ruim voor de begroting van JenV?

Minister Dekker:
Ik hoop al eerder. Het verschil met de beveiligde bedden is dat het gesprek daarover echt moet plaatsvinden tussen GGZ Nederland en de zorgaanbieders. Ik wil niet vervelend zijn en het afschuiven, maar dat ligt meer op het terrein van VWS. Het is wel van groot belang voor Justitie, want als die mensen niet naar een beveiligde plaats toe kunnen, zijn ze of op straat, of er wordt toch bij een tbs-kliniek aangeklopt omdat wij daar dan bij wijze van spreken in moeten voorzien. Dat doen wij soms, uit nood geboren, maar liever niet. Dat is wat anders dan de gesprekken die ik nu voer met GGZ Nederland over de financiële druk in de sector. Die hebben te maken met die prijsafspraken. Daarover hoop ik nog steeds voor de zomer — ik weet dat uw zomer morgen begint, maar die van mij begint pas over een week — tot goede afspraken te komen. Die heeft u dan ruim voor de begroting.

De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit eerste VAO van deze dag. De kop is eraf.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De minister voor Rechtsbescherming blijft nog even zitten, want we gaan door naar een tweede VAO. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Personen- en familierecht

Personen- en familierecht

Aan de orde is het VAO Personen- en familierecht (AO d.d. 16/5).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan het woord is de heer Van Nispen van de SP, want mevrouw Kuiken komt als aanvrager van dit VAO hopelijk straks nog.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. We hebben verschillende onderwerpen besproken in het debat. Allereerst over internationale kinderontvoering. De minister sprak tijdens het algemeen overleg uit dat hij het ondenkbaar vindt dat Nederlandse instanties meewerken aan uitspraken van landen waar de procedure aantoonbaar niet deugt. Dat zijn wij volkomen met hem eens. Juist daarom is het zo raar dat letterlijk op dit moment het tegenovergestelde gebeurt in de kwestie van de meneer over wie ik al eerder samen met het CDA en de VVD Kamervragen heb gesteld; de meneer die vervolgens wordt aangeslagen om kinderalimentatie te betalen voor zijn dochter die naar Oekraïne is ontvoerd, nu nog steeds, vandaag de dag nog. Is de minister bereid om toch ook te laten kijken naar de bestaande schrijnende gevallen? In antwoord op Kamervragen gaat het alleen over toekomstige gevallen. Dat begrijp ik wel, maar juist nu zijn er schrijnende toestanden en is het zaak om daarover met het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in gesprek te gaan.

Voorzitter. We hebben natuurlijk ook aandacht gevraagd voor problematische echtscheidingen waarbij omgangsregelingen niet goed worden nagekomen. Van je partner kun je scheiden, maar ouderschap blijft. Over ouderverstoting hebben wij de volgende motie, die dien ik mede in namens de heer Koopmans en mevrouw Bergkamp.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het frustreren van een omgangsregeling een ernstige aangelegenheid is met grote gevolgen voor het welzijn van het kind en de andere ouder;

constaterende dat het belang van het kind ook een door de samenleving te beschermen belang is dat adequate bescherming behoeft die onder de huidige civiele procedures niet voldoende wordt gewaarborgd;

overwegende dat het Platform Scheiden zonder Schade stelt dat het van belang is dat er meer erkenning en herkenning van ouderverstoting komt en in overweging geeft het voortdurend frustreren van omgangsregelingen strafbaar te stellen;

constaterende dat het WODC op dit moment onderzoek uitvoert naar het niet nakomen van omgangsregelingen;

verzoekt de regering onmiddellijk na ommekomst van het WODC-onderzoek met voorstellen te komen hoe ouders, beter dan nu, gedwongen kunnen worden zich aan omgangsregelingen te houden, waaronder voor zover nodig en mogelijk aanscherping van het huidige strafrecht en/of actiever gebruik daarvan, waarbij het belang van het kind centraal staat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Koopmans en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (33836).

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen, die mevrouw Kuiken vervangt.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Mevrouw Kuiken is ergens in dit land opgehouden in een vervoermiddel. Vandaar dat ik haar vervang.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat als een kind eenmaal door middel van internationale kinderontvoering aan het wettelijk gezag van een ouder is onttrokken, terugdraaien van die situatie vaak moeilijk is en soms zelfs door tijdsverloop onmogelijk blijkt;

overwegende dat het voorbereiden van internationale kinderontvoering strafbaar is;

van mening dat onduidelijk is of en in hoeverre het strafrecht in het geval van voorbereiding daadwerkelijk wordt toegepast;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre politie en Openbaar Ministerie beleid voeren en actief zijn ten aanzien van het bestraffen van voorbereiding van internationale kinderontvoering;

verzoekt de regering tevens om in overleg met het Openbaar Ministerie te bezien of er een aanwijzing met betrekking tot internationale kinderontvoering nodig is en daarover de Kamer voor het einde van dit kalenderjaar te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33836).

Dank u wel. Dan is nu het woord, als hij weer bij stem is, aan de heer Koopmans van de VVD.

De heer Koopmans (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben niet zo goed bij stem. Daarom wil ik alleen zeggen: het probleem van ouderverstoting moeten we hard aanpakken. Dus steun voor de motie die de heer Van Nispen samen met mij en anderen heeft ontwikkeld. Er is een andere motie die ik samen met mevrouw Van der Graaf indien, maar omdat ik niet zo bij stem ben, zal zij die uitspreken.

De voorzitter:
Dank, meneer Koopmans, en sterkte met uw stem. Dan is nu het woord aan de heer Van Dam van het CDA. Nee? Dan is het woord aan de heer Markusower van de PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik zou graag een motie willen indienen. Het dictum spreekt voor zich.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jaarlijks ongeveer 200 Nederlandse kinderen worden ontvoerd;

constaterende dat het vaak lastig is deze ontvoerde kinderen terug te halen;

overwegende dat de Nederlandse overheid nu niet rapporteert over de actie die zij onderneemt om ontvoerde kinderen terug te halen;

verzoekt de regering de Kamer jaarlijks een overzicht te sturen waarin staat welke actie is ondernomen door het ministerie van Justitie en Veiligheid per land en per ontvoerd kind om de betreffende kinderen terug te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (33836).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel voor het woord, mevrouw de voorzitter. Een van de grote pijnpunten na een scheiding is soms het frustreren van de omgangsregeling door een van de ouders. De andere ouder moet dan naar dwangmiddelen grijpen die strijdig kunnen zijn met het welzijn en het belang van het kind. De andere ouder staat daar vaak machteloos bij en het kind is de dupe. Er is zojuist een motie ingediend om strafbaarstelling te onderzoeken, maar op dit moment moeten we het nog doen met de OM-richtlijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het niet nakomen van de omgangsregeling door een van de ouders grote gevolgen heeft voor het welbevinden van het kind;

constaterende dat op 15 maart jongstleden de richtlijn voor strafvordering onttrekking minderjarige aan wettig gezag in werking is getreden;

constaterende dat het nieuwe strafvorderingsbeleid van het Openbaar Ministerie inhoudt dat bewust dwarsbomen van de omgangsregeling aanleiding kan zijn voor vervolging door het Openbaar Ministerie;

van mening dat kenbaarheid van deze nieuwe regeling een preventieve werking kan hebben met betrekking tot het frustreren van omgangsregelingen;

verzoekt de regering deze nieuwe richtlijn actief onder de aandacht te brengen, zodat ouders zich bewust zijn van de rechten en plichten bij het overeenkomen van een omgangsregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (33836).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan de motie waar de heer Koopmans zojuist al aan refereerde en die ik mede namens hem en anderen indien. Omgangsregelingen vragen maatwerk. De uitgangspunten voor de verdeling van zorg zijn nu niet vastgelegd. Daarom deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vaststellen van een omgangsregeling een precaire aangelegenheid is in het scheidingsproces en de omgangsregeling serieuze consequenties heeft voor het welzijn van het kind;

overwegende dat het welzijn van het kind in iedere echtscheidingsprocedure de leidende factor moet zijn;

overwegende dat omgangsregelingen maatwerk vereisen;

constaterende dat er in het huidige Burgerlijk Wetboek geen uitgangspunt is opgenomen met betrekking tot de deling van de omgang voor de vaststelling van een omgangsregeling;

verzoekt de regering te onderzoeken of de belangen van kinderen en ouders worden gediend met een mogelijk wettelijk startpunt dat de zorgrechten en zorgplichten gelijk worden verdeeld over beide ouders, waarbij het vervolgens geheel vrijstaat aan ouders of waar nodig aan de rechter om te komen tot een andere verdeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Koopmans, Van Nispen, Kuiken en Buitenweg.

Zij krijgt nr. 31 (33836).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De minister krijgt het maar druk deze zomer. Een van de onderwerpen waar hij zich ook nog over gaat buigen, is hoe vrouwen die tegen hun zin vastzitten in een religieus huwelijk daaruit bevrijd kunnen worden door hun partner te dwingen mee te werken aan het ontbinden van het huwelijk. Ik heb de minister tijdens het algemeen overleg uitgebreid gecomplimenteerd met zijn inspanningen op dit vlak.

Het enige punt van zorg — dat wil ik hem voor de zomer meegeven — is dat ik daarna hoorde dat hij denkt aan wetgeving die alleen soelaas zal bieden aan vrouwen die ook een burgerlijk huwelijk hebben gesloten. Het is natuurlijk helder dat je pas een religieus huwelijk mag hebben als je ook een burgerlijk huwelijk hebt afgesloten. Ik vraag de minister om er bij het uitwerken van de variant wel voor te zorgen dat we alle vrouwen en ook alle mannen bereiken om uit een huwelijk te kunnen stappen. Het is namelijk belangrijk dat iedereen het recht heeft om te trouwen met wie ze willen, maar ook het recht om te scheiden als ze niet langer willen samenleven. Dus dat als extra huiswerk voor welke variant de minister wil gaan kiezen.

Dan heb ik een motie over adoptie. Ik wil dat we echt stappen zetten om mensen te helpen achterhalen waar ze vandaan komen. Dat is zo cruciaal voor je identiteit en voor het je realiseren van je mensenrechten. Vandaar dat ik een motie heb die ik aan u wil voorleggen. Ze is meeondertekend door de heer Van Nispen en de heer Van der Staaij.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het op dit moment ontbreekt aan adequate begeleiding en ondersteuning van geadopteerden in hun zoektocht naar hun herkomst;

overwegende dat een aantal adoptiebelangenorganisaties zelf inmiddels het initiatief hebben genomen tot de oprichting van de stichting United Adoptees International (UAI) om geadopteerden onder meer te ondersteunen met praktische informatie, het verstrekken van DNA-kits, het operationaliseren van de sociale kaart, het organiseren van rootsreizen en belangenbehartiging in de meest brede zin van het woord;

verzoekt de regering om intensiever financiële ondersteuning te bieden voor initiatieven van adoptiebelangenorganisaties en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg, Van Nispen en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (33836).

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors enkele ogenblikken voordat ik het woord geef aan de minister voor zijn beantwoording.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Dekker:
Voorzitter, dank. Er zijn twee vragen gesteld. Daarna zal ik ingaan op de moties.

Het eerste punt was van de heer Van Nispen. Hij had het over een concrete zaak die speelt. Daarover zijn gesprekken geweest. Ik zal dat ook nog opnieuw doen. Ik ben altijd voorzichtig met het bespreken van individuele casussen, om verschillende redenen. Vanwege betrokkenen, maar ook omdat er soms dingen rond een zaak spelen die niet altijd hier volledig in het debat kunnen worden gedeeld.

Dan de vraag van mevrouw Buitenweg over huwelijksdwang. Ik neem dat punt mee. Feit is natuurlijk wel dat wij als wetgever vooral wat kunnen doen in relatie tot de regels die wij zelf stellen. Een van die regels is dat je pas een formeel religieus huwelijk mag aangaan nadat er een burgerlijk huwelijk is gesloten. We weten allebei dat het in de praktijk niet altijd zo loopt en dat dat voor vrouwen een enorm probleem kan zijn, maar ons handelingsperspectief zal daar wel beperkter zijn. Dat laat onverlet dat ik het meeneem in de gesprekken die ik ook bijvoorbeeld met Femmes for Freedom zal hebben deze zomer.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik vraag niet aan de minister daar ook maar iets aan te veranderen, want ik vind het belangrijk dat het burgerlijk huwelijk gesloten moet zijn voordat je een religieus huwelijk hebt. Ik weet dat er verschillende manieren zijn om deze vrouwen te helpen. Zonder dat je die regel hoeft te veranderen dat het burgerlijk huwelijk eigenlijk altijd gesloten moet worden voor een religieus huwelijk, zijn er verschillende variaties mogelijk om huwelijksdwang tegen te gaan. Ik doe een klemmend beroep om die te kiezen die alle vrouwen soelaas zal bieden.

Minister Dekker:
Ik neem dat mee. Ik kom daar ook op terug.

De moties. De motie van de heer Van Nispen, de heer Koopmans en mevrouw Bergkamp gaat over omgangsregelingen en kijken hoe die steviger kunnen worden gehandhaafd. Ik denk dat dat een goede zaak is. Ik kan het oordeel aan de Kamer laten. Ik kan uit de voeten met deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 27 krijgt oordeel Kamer.

Minister Dekker:
Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 28. Ook daarvoor geldt oordeel Kamer. Ik heb daar geen bezwaren tegen.

Ik heb wel een bezwaar tegen de motie-Markuszower op stuk nr. 29 om allerlei redenen. Ik denk dat het niet goed is om hier op het niveau van individuele casussen en kinderen te rapporteren over onze activiteiten. Daarom ontraad ik haar.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 29 wordt ontraden.

Minister Dekker:
De motie-Van der Graaf op stuk nr. 30 gaat over ouderverstoting.

De voorzitter:
De heer Markuszower heeft een vraag over de motie op stuk nr. 29.

De heer Markuszower (PVV):
Het is toch mogelijk om zo'n overzicht te geven met gebruikmaking van anonimisering van de kinderen?

Minister Dekker:
Maar dat is niet wat deze motie vraagt. Vraag twee is of dat dan zinvol is. Ook daar heb ik zeer mijn twijfels bij.

De motie-Van der Graaf op stuk nr. 30 gaat over ouderverstoting. Ik heb daar geen bezwaar tegen en kan het oordeel aan de Kamer laten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 30 krijgt oordeel Kamer.

Minister Dekker:
Dat is anders voor de motie op stuk nr. 31. Die is van mevrouw Van der Graaf en de heer Koopmans. Ik ben haast jaloers op zijn stem. Die doet mij denken aan zo'n maffiafilm: "Hey, Johnny." Dit is een punt waar we uitvoerig in het AO over hebben gedebatteerd, waarbij het uitgangspunt in de wet gelijkwaardig ouderschap is. Ik vind dat juist een heel goed uitgangspunt omdat gelijkwaardig ouderschap in de praktijk, ook in de gevallen waar het goed gaat, niet altijd leidt tot een fiftyfiftyverdeling van de ouderschapstaken. Dat nu wel als uitgangspunt, als defaultoptie neerleggen zou in mijn ogen eerder kwaad dan goed doen, want dat leidt ertoe dat er in het uitwerken van het gelijkwaardig ouderschap misschien partijen zijn die zeggen: "Dat is wat de wetgever erbij bedoelt, fiftyfifty. Als je daarvan af wilt wijken, moet je met goede redenen komen." Ik weet niet of het in het belang is van het kind dat die discussies altijd langs die lijn worden gevoerd. Daarom zou ik graag willen vasthouden aan het wat bredere begrip gelijkwaardig ouderschap dat de wet nu omvat zonder daar concrete cijfers bij te gaan benoemen.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf heeft een vraag.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik begrijp het punt dat de minister aanhaalt, maar de motie roept op om te onderzoeken of het een toegevoegde waarde heeft. De vraag is eigenlijk of de regering daartoe bereid is. De motie roept nog niet op tot een verandering van het uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap maar wel om onderzoek te doen. Is de regering daartoe bereid?

Minister Dekker:
Van onderzoek kun je natuurlijk altijd zeggen dat het onschuldig is, maar ik vind ook dat we geen dingen moeten gaan onderzoeken waarvan ik het gevoel heb dat er geen perspectief is. Als je zegt dat er in beginsel een heleboel haken en ogen zitten aan een fiftyfiftyverdeling, dan is even de vraag wat een onderzoek daar precies aan gaat toevoegen. Daarom ben ik wat aarzelend en ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Een vraag van de heer Koopmans.

De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter, ik ga het proberen. Het probleem hier is — en dan sluit ik aan bij het aardige wat de minister over mij zei — dat de praktijk soms kennelijk is dat mensen het idee hebben dat ze een "offer they can't refuse" aangeboden krijgen, omdat de zorg voor de kinderen niet daadwerkelijk gelijk gedeeld verdeeld wordt. De bedoeling van deze motie is om in ieder geval te onderzoeken of dat niet het startpunt kan zijn, waarbij we volledig vrijlaten of het in de praktijk ook zo is. Kan de minister in ieder geval misschien op dit aanbod ingaan?

Minister Dekker:
Voorzitter. Het lastige is dat de wet niet voorschrijft dat gelijkwaardig ouderschap 50-50 moet worden uitgewerkt. De vraag is wat het doet als je wel zegt dat dat wel ons uitgangspunt is. Daar begint het mee. Ik vermoed dat dat in de praktijk zal leiden tot meer getouwtrek dan nu het geval is, waarbij je uitgaat van gelijkwaardigheid, zonder dat nou in precieze percentages vast te leggen, omdat je bij de verdeling van ouderschapstaken altijd een gesprek hebben tussen ouders die vinden dat ze meer of juist minder moeten doen. Nogmaals, ik heb zeer grote aarzelingen bij het nut van dát concreet invullen bij wet. Sterker nog: ik denk dat dat alleen maar tot meer gedoe gaat leiden.

De voorzitter:
Dus de motie op stuk nr. 31 wordt ontraden.

Minister Dekker:
Ja, die motie ontraad ik, voorzitter.

Voorzitter. Ook de motie op stuk nr. 32 ontraad ik. Ik heb al eerder richting uw Kamer gezegd dat ikzelf grote vraagtekens zet bij de effectiviteit van dat DNA-onderzoek en of dat nou echt een oplossing biedt. Daarbij heb ik overigens ook toegezegd dat ik met een aantal van de partijen die hiervoor pleiten graag in gesprek ga. Dat staat gepland voor augustus en dat ga ik dus ook doen. Deze motie gaat eigenlijk een stap verder en zegt: regel het nu. Daar zou ik geen voorstander van zijn, even los van dat het vraagt om financiële ondersteuning waarvoor geen dekking bestaat.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Hier staat niet dat er een DNA-kit moet worden verstrekt, er staat dat er allerlei organisaties zijn die verschillende voorstellen hebben gedaan. Wat we hebben gezien in de afgelopen jaren, is dat deze organisaties heel veel naar het parlement toe komen en zich weinig echt geholpen voelen in hun zoektocht om hun familie te vinden. Ik wil heel graag — en ik denk dat meer collega's in dit parlement dat willen — dat deze kinderen meer geholpen worden. Dat gebeurt, denk ik, door uit te spreken dat wij hen willen helpen op een manier die voor hen ook zinnig is. Dat kan voor sommigen een DNA-kit zijn, dat kan voor sommigen een andere vorm van informatieverstrekking zijn, en dat is dus ook mijn vraag aan de minister. Het gaat dus niet eenzijdig alleen om DNA, maar het is in brede zin een oproep om hier gewoon wat ruimhartiger in te zijn.

Minister Dekker:
Laat ik dat dan in mijn oren knopen. Dat is ook de reden dat ik dat gesprek aanga. Ik wil ook echt wel kijken wat ik kan doen om hulp te bieden, zeker als er ook een verantwoordelijkheid ligt voor de overheid. Deze motie gaat natuurlijk een stap verder. Ze praat gewoon over intensievere financiële ondersteuning. Dat is precies waar mijn punt ook zit, bij de vraag of hulp altijd gepaard moet gaan met subsidie of met bekostiging van bepaalde dingen. Ik vind dat nu gewoon een stap te ver gaan en vandaar mijn ontraden van deze motie.

De heer Van Nispen (SP):
Over de verantwoordelijkheid van Nederland bij adopties uit het verleden valt heel veel te zeggen, wat ik nu niet zal doen. De minister zegt, in gesprek te gaan met organisaties. Er staat nog een VAO Adoptie gepland. Kunnen wij van de minister een brief verwachten waarin hij in ieder geval uitlegt wat deze mensen dan wel van de Nederlandse overheid kunnen verwachten? Kan hij in die brief onder andere ook de suggestie betrekken om mensen die op zoek zijn naar hun herkomst, hun roots een financiële tegemoetkoming — dus geen volledige compensatie van kosten — te geven? Dat kost een heleboel geld, de verantwoordelijkheid van de overheid in het verleden, maar kan de minister die brief in ieder geval toezeggen? Dan komen we daar in het VAO Adoptie op terug.

Minister Dekker:
Ik wil best terugkoppelen hoe dat gesprek is gegaan. Maar ik vind het nu echt een stap te ver om allerlei voorschotten te nemen en toezeggingen te doen over financiële tegemoetkomingen. Ik zou het heel prettig vinden als ik het gesprek gewoon kan aangaan en ook van de betrokken partijen kan horen wat er nou precies speelt, waar ze tegenaan lopen, waar we steun kunnen bieden en waarom men vindt dat daar een rol ligt voor de rijksoverheid om te ondersteunen. Nou, ik wil graag terugkoppelen over dat gesprek, prima, maar volgens mij moeten we hier niet in het parlement voorschotten nemen op de uitkomst van gesprekken.

De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties die zijn ingediend bij het VAO Tbs en over de moties die zijn ingediend bij dit VAO wordt vanavond gestemd. Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer en ik dank de leden.

De vergadering wordt van 11.00 uur tot 11.09 uur geschorst.

Materieel Defensie

Materieel Defensie

Aan de orde is het VAO Materieel Defensie (AO d.d. 21/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Materieel Defensie. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom en geef mevrouw Karabulut het woord.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, goedemorgen. Als mensen zich afvragen waarom ik zo snel praat, dan komt dat doordat ik maar twee minuten heb en een paar moties wil indienen.

Allereerst wil ik een toezegging van de staatssecretaris over het versterkt partnerschap op militair-materieel en -operationeel gebied met de Verenigde Staten. Wij kregen een persberichtje van Defensie. Het lijkt sterk op een nieuwe overeenkomst om allerlei wapens aan te kopen. We zouden daarover graag een brief willen ontvangen.

Voorzitter. Dan de eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering de A- tot en met C-procedure voor grote wapenaankopen heeft overgeslagen en op 1 mei 2018 de D-brief heeft uitgestuurd voor de Apache-remanufacturing;

constaterende dat het Amerikaanse Defense Security Cooperation Agency op 20 februari 2018 al had gemeld dat deze opdracht aanstaande was;

van mening dat deze procedure onzorgvuldig is verlopen;

verzoekt de regering de remanufacturing van de Apache uit te stellen tot na het doorlopen van een nieuwe volledig gangbare procedure,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 251 (27830).

De heer Bosman heeft een vraag.

De heer Bosman (VVD):
Ja, want de term "onzorgvuldig" wordt gebruikt. Ik hoor graag van mevrouw Karabulut waaruit blijkt dat het onzorgvuldig zou zijn geweest.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat heb ik net in de motie voorgelezen, meneer Bosman. Wij hebben een bepaalde procedure vastgesteld met elkaar, waarvan een aantal stappen, terwijl de Amerikanen het wel wisten, niet zijn doorlopen. In mei kregen we een brief en nu moet er een besluit genomen worden.

De heer Bosman (VVD):
Maar er kunnen systemen of middelen zijn met een unieke aanbieder, waarvan ik weet dat we daar, ongeacht wat we allemaal doen, op uitkomen. Is dat dan onzorgvuldig? Of zeg je: nee, dat is niet onzorgvuldig maar de keuze is dermate helder, dat je voor een Apache bij een Apachebouwer uitkomt?

Mevrouw Karabulut (SP):
Voor mij is die keuze niet helder. Voor mij zijn die stappen ook niet helder. Blijkbaar komt u altijd bij die Apachebouwer, bij de VS, uit. Voor mij is dat geen automatisme.

Voorzitter. De volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering een groot aantal materieelprojecten doorvoert;

constaterende dat veel van deze systemen de mogelijkheden om deel te nemen aan een oorlog in het zogeheten hoogste geweldspectrum aanmerkelijk vergroten;

constaterende dat de MQ-9 Reaper zal worden aangeschaft in het kader van het programma voor het Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle;

constaterende dat aan een aantal voorwaarden nog niet is voldaan, zoals de certificatie van de luchtwaardigheid en het voldoen aan arborichtlijnen met betrekking tot het milieu;

tevens constaterende dat de voorbereiding van de MQ-9 Reaper in de fase van de D-brief is gekomen en geen verdere discussie meer kan worden gevoerd;

verzoekt de regering af te zien van de aanschaf van de MQ-9 Reaper,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 252 (27830).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het kader van de vervanging van de gevechtsuitrusting een project uitvoert dat de aanschaf van een samenhangend systeem van een draagvest en een reeks van extra uitrustingsstukken, zoals draagtassen, kogel- en scherfwerende platen en een rugzak betreft;

constaterende dat het bestaande contract onder toepassing van artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de EU wordt uitgevoerd om de huidige leverancier, de firma Elbit, de vervolgopdracht te gunnen;

constaterende dat de Israëlische wapenindustrie producten ontwikkelt die mogelijk worden beproefd tijdens de al 50 jaar durende illegale bezetting van de Palestijnse gebieden;

constaterende dat dit in strijd kan zijn met het internationaal recht;

verzoekt de procedure voor het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) open te stellen voor meerdere producenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 253 (27830).

Mevrouw Karabulut (SP):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu aan mevrouw Diks van GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We hebben in het afgelopen AO Defensiematerieel een waaier van vijftien A-brieven met elkaar besproken. Toen is ook het Defensie Materieel Proces, het DMP, al even aan de orde geweest. Daar heeft de staatssecretaris al het een en ander over geduid. Daar kon ik me op zich in vinden, maar bij nader inzien dacht ik: misschien is het toch goed om de informatiepositie van de Kamer nog wat verder te versterken. Daar heb ik een motie voor gemaakt. Die is vrij lang. Ik hoop dus op uw aandacht.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering op basis van de Defensienota met diverse A-brieven in het kader van het Defensie Materieel Proces (DMP) bij de Kamer het voornemen heeft aangekondigd om in totaal miljarden te investeren in nieuw defensiematerieel en dat bij een aantal projecten wordt aangegeven dat de A-brief niet zal worden opgevolgd door een B-brief vanwege mandatering of het slechts bestaan van een enkele reële verwervingsoptie;

overwegende dat het van belang is voor adequate controle op grote bestedingen aan defensiematerieel dat de Kamer ook bij een gemandateerd project of indien geen B-brief wordt verzonden zo veel als redelijkerwijs mogelijk moet worden geïnformeerd over risico's en alternatieven en zich moet kunnen uitspreken over het behandelingstraject;

verzoekt de regering bij gemandateerde materieelverwervingsprojecten van Defensie met een financiële omvang van meer dan 100 miljoen de A-brieven ter behandeling aan de Kamer voor te leggen en geen onomkeerbare stappen te zetten, voorafgaand aan deze behandeling, voor dergelijke projecten, of indien geen B-brief wordt verzonden in de A-brief uitgebreid te informeren over de risico's van het project en het al dan niet voorhanden zijn van verwervingsalternatieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 254 (27830).

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dat was inderdaad een lange motie.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Sorry. Ik had er ook maar één.

De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Dijk van de PVV. Ik heb mij laten vertellen dat dit uw laatste dag is voor nu. Maak er dus wat moois van.

De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voorzitter, dank u. Ik denk dat ik niet teleur ga stellen. We hebben twee weken geleden gesproken over materieel. In dat licht heeft de PVV een motie met betrekking tot levering van defensiematerieel aan OIC-landen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse krijgsmacht niet wordt ingezet ter onderdrukking van minderheden zoals joden, christenen, atheïsten, homo's enzovoort;

overwegende dat verschillende landen van de Organisation for Islamic Cooperation wel joden, christenen, atheïsten, homo's en andere minderheden onderdrukken;

verzoekt de regering om geen militair materieel, of onderdelen daarvan, meer te verkopen aan landen die lid zijn van de OIC;

verzoekt de regering bij de verkoop van militair materieel aan landen die geen lid zijn van de OIC, in de verkoopcontracten een kettingbeding op te nemen met als strekking dat het militair materieel in geen geval mag worden doorverkocht, in bruikleen gegeven of op enige andere manier ter beschikking mag worden gesteld of terecht mag komen in landen die lid zijn van de OIC,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Emiel van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 255 (27830).

De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:
Dank. Dan is het woord nu aan de heer Kerstens van de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil één motie indienen. Die ga ik nu voorlezen. Zij wordt overigens mede-ingediend door collega Karabulut van de SP, die daar volgens mij al iets over gezegd heeft. Ik heb maar twee minuten en ik heb ontzettend gerend om hier nog op tijd aan te komen. Dat is gelukkig gelukt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er discussie is over onder meer het aantal mariniers dat de actieve dienst verlaat in verband met de voorgenomen verhuizing van de marinierskazerne van Doorn naar Vlissingen alsook dat het kabinet heeft toegezegd daarover nadere informatie te zullen verstrekken;

overwegende dat het tijdig verschaffen van duidelijkheid omtrent zaken als bijvoorbeeld extra (arbeidsvoorwaardelijke) regelingen bij bedoelde verhuizing van belang is voor een eventueel besluit omtrent het al dan niet verlaten van de actieve dienst en ook anderszins past bij goed werkgeverschap;

verzoekt het kabinet op zo kort mogelijke termijn met vertegenwoordigers van desbetreffende medewerkers in overleg te treden omtrent bovenbedoelde, en bijvoorbeeld in een sociaal plan of sociaal statuut neer te leggen, regelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 256 (27830).

We wachten enkele ogenblikken totdat de staatssecretaris alle moties heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Visser:
Dank u wel, voorzitter. We hadden een lang algemeen overleg Materieel. Volgens mij is dit een belangrijk moment. Gelukkig is er met het aantreden van dit kabinet nadrukkelijk gekozen voor de versterking van de krijgsmacht. Die is broodnodig. In het algemeen overleg kwamen ook de investeringen aan de orde die wij voor de komende vijftien jaar willen doen voor het versterken van onze krijgsmacht. Mevrouw Bruins Slot had al uitgezocht wanneer de laatste investeringen in de vloot zijn geweest. Zij zei dat dit een uniek moment was. Ik herken dat. Daarom is het goed dat wij dat debat hebben gehad. Het merendeel van de Kamer sprak ook zijn steun uit voor deze investeringen, die gewoon hartstikke noodzakelijk zijn. Ik denk dat het goed is om dat uit te spreken.

Het gaat ook om het proces dat we met elkaar hebben doorlopen. Daarmee kom ik eigenlijk ook op hetgeen mevrouw Diks heeft gezegd. De minister en ik hebben er met de Defensienota nadrukkelijk voor gekozen om voor onze investeringen niet meer vijf jaar maar vijftien jaar vooruit te kijken. In het debat over de Defensienota heeft de Kamer, onder anderen mevrouw Belhaj, verzocht om ook te kijken of wij daartoe een begrotingsfonds kunnen inrichten. Daar komen we bij de begroting op terug. Dat hebben we gedaan, om u, net zoals we doen bij het Infrastructuurfonds, vanuit Defensie inzicht te geven in de langetermijnplanning, dus wanneer u de A-brief, de B-brief, de C-brief en de D-brief krijgt, om daarmee uw informatiepositie te versterken. Dat hebben we ook met elkaar afgesproken. Ik denk dat het wel belangrijk is om dat vast te stellen.

Dan kom ik nu op de moties. Wat betreft de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 251 herken ik niet dat de procedure onzorgvuldig is doorlopen. We hebben met elkaar verschillende debatten gehad over vervanging van de Apache. U heeft het ook in de Defensienota kunnen zien. Het wordt voorgelegd. U kunt zich er uiteraard tegen uitspreken, in de zin dat u het niet wilt, wat uw goed recht is, maar ik herken mij niet in de stelling in de motie dat de procedure onzorgvuldig is doorlopen. Ik ben er echt van overtuigd dat we de Apache moeten gaan — sorry voor het Engelse taalgebruik, voorzitter — "remanufacturen". Dat is hartstikke nodig en daar staan we ook achter. Zoals ik eerder heb aangegeven, hebben we alle besluiten rondom de investeringen genomen bij de Defensienota. In het kader van die nota hebben we ook direct met u gecommuniceerd dat we dit ook wilden gaan doen. Dus we moesten eerst met elkaar vaststellen waar we die 1,5 miljard aan wilden besteden. Dat hebben we in de Defensienota opgenomen en vervolgens hebben we het aan u gepresenteerd. U heeft dat ook nog eens met mij besproken. Daarna hebben we de desbetreffende brief naar u gestuurd. Dus u heeft meerdere momenten gehad, ook het afgelopen jaar, om hierover te spreken en om uit te spreken dat u het niet zou willen, maar het is niet zo dat wij u niet hebben meegenomen in dit proces. En dan spreek ik alleen nog maar over deze periode. Dit debat is namelijk ook in voorgaande periodes geweest. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 251 wordt ontraden.

Staatssecretaris Visser:
Dan de motie op stuk nr. 252 over de MALE UAV. Hiervoor geldt ook dat het een langdurig proces is. In 2013 heeft de Kamer de B-brief behandeld als het gaat om de aanschaf. Door bezuinigingen kon de aanschaf niet doorgaan. Nu kunnen we die aanschaf gelukkig wel doen. Het is ook belangrijk dat dit gebeurt als het gaat om het versterken van onze inlichtingencapaciteit. In Leeuwarden is men ook al begonnen om hiermee te gaan werken. Het is een nieuwe manier van werken, ook als het gaat om de interactie met de missiegebieden. In de brief heb ik aangegeven wat de voorwaarden zijn die we nu oppakken. Dat heeft te maken met verschillende Amerikaanse eisen en onze en Europese eisen als het gaat om de luchtwaardigheid. Dat zijn allemaal zaken die overkomelijk zijn. Hetzelfde geldt voor de arbo-eisen; die worden gewoon opgepakt, zoals ik in de brief heb aangegeven. Dus dat is geen reden om af te zien van deze aanschaf. Ik ontraad dan ook de motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 252 wordt ontraden.

Staatssecretaris Visser:
Dan de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 253. In het algemeen overleg hebben we het er al over gehad. Deze motie zal ik ook ontraden omdat Israël niet op een zwarte lijst staat als het gaat om zaken doen met dat land. Daarvoor geldt gewoon dat we afspraken hebben gemaakt, ook via Buitenlandse Zaken, over de manier waarop we aankopen kunnen doen en binnen welke randvoorwaarden. Noch de EU, noch Nederland hanteert een boycot van Israël. Het contract met Elbit is al in 2015 gesloten. Het is het beleid van dit kabinet om de economische banden met Israël aan te halen. Dat gebeurt uiteraard binnen de randvoorwaarden van het kabinetsbeleid. Dat betreft dan bijvoorbeeld de grenzen van 1967. Daarom zien we geen belemmeringen om zaken te doen met Israëlische bedrijven zoals Elbit. Zoals ik ook in het algemeen overleg heb gezegd, ligt dit uiteraard verder bij de minister van Buitenlandse Zaken als mevrouw Karabult het er inhoudelijk verder niet mee eens is.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat laatste zeker. De staatssecretaris heeft mij niet in het debat en ook vandaag niet duidelijk kunnen maken dat zij uitsluit dat dit bedrijf meewerkt aan de illegale bezetting en mensenrechtenschendingen. De andere vraag zou ik dan nog wel beantwoord willen zien, namelijk waarom voor dit bedrijf deze uitzondering is gemaakt.

Staatssecretaris Visser:
Ik heb u net aangegeven dat er geen uitzondering is gemaakt. Dit past binnen het kabinetsbeleid als het gaat om de manier waarop we zaken doen met buitenlandse bedrijven. Dat is binnen het kader van Buitenlandse Zaken. Daar voldoen wij gewoon aan. Er geldt geen boycot voor Israëlische bedrijven, noch vanuit Nederland noch vanuit de EU. Dus we houden ons gewoon aan de wet- en regelgeving die we gezamenlijk hebben vastgesteld. Als u vindt dat die wet- en regelgeving moet worden aangepast, dan moet u zich tot de minister van Buitenlandse Zaken wenden, maar wij passen dit gewoon toe binnen het bestaande kader. Dus ik wijk niet af, ook niet in het kader van dit contract. Dus ik ontraad de motie.

Mevrouw Karabulut (SP):
Helaas stapt de staatssecretaris hier luchtigjes overheen. Dit heeft alles te maken met veiligheid en menselijke veiligheid. De staatssecretaris kan niet aantonen dat aan de regelgeving wordt voldaan. Daarnaast heb ik de staatssecretaris gevraagd waarom voor dit bedrijf een uitzondering wordt gemaakt conform Europese regelgeving, in tegenstelling tot andere bedrijven.

Staatssecretaris Visser:
Ik heb aangegeven dat er geen onderscheid wordt gemaakt voor dit bedrijf of aparte positie is. Wij doen dit binnen de geldende voorwaarden die er zijn. U bent het daar niet mee eens. U geeft aan dat dit bedrijf niet voldoet. Ik heb geen reden om nu aan te nemen dat dat zo is en ik heb u aangegeven dat wij gewoon voldoen aan het beleid dat is vastgesteld. En als u als Kamer zegt dat u het daar niet mee eens bent, dan kan dat uiteraard en is dat uw goed recht. Maar dan moet u in debat gaan met de minister van Buitenlandse Zaken en aangeven dat u een andersoortig kader wilt. Als het gaat om dit bedrijf hebben wij echter niet een afwijkende positie ingenomen, in de zin dat Defensie afwijkt van het geldend beleidskader vanuit Buitenlandse Zaken. Ik heb daarmee wel antwoord gegeven aan mevrouw Karabulut en ik ontraad dus de motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 253 wordt ontraden. Vervolgens de motie op stuk nr. 254.

Staatssecretaris Visser:
Dan gaan we inderdaad naar de motie op stuk nr. 254, van mevrouw Diks. In de inleiding had ik het er net al over dat we volgens mij beiden hetzelfde willen als het gaat om de informatiepositie. Ik denk dat u met die vijftien jaar planning echt beter in staat wordt gesteld om te weten op welk moment de investeringen komen. Dat is dan ook de positie van de Kamer. We hebben ook met u afgesproken in 2017 hoe we dat proces doen, het Defensie Materieel Proces, met een mooie afkorting DMP. Daar hebben we ons ook in dit kader als Defensie aan gehouden. Alleen, omdat wij wat langer hebben gedaan over de voorbereiding van de Defensienota konden wij al een aantal zaken in die voorbereiding ook direct meenemen in de A-brieven. Maar ik zie uw oproep als het gaat om de gemandateerde projecten. Ik denk dat het wel belangrijk is zoals het in de motie is verwoord en dat ik die motie oordeel Kamer zou kunnen geven, voorzitter. Dat zou betekenen dat de A-brieven die worden gemandateerd ter behandeling worden aangeboden. Maar het is uiteindelijk altijd aan de Kamer of ze de brief wil behandelen en dat daarbij geen onomkeerbare stappen worden gezet. Maar dan geldt wel dat we natuurlijk doorgaan met de verdere uitvoering binnen Defensie om hier invulling aan te gaan geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 254 krijgt daarmee oordeel Kamer.

Staatssecretaris Visser:
Dat geldt de gemandateerde projecten. Dat geldt dus niet voor alle andere A-brieven, dat is denk ik wel een belangrijke vaststelling.

De voorzitter:
Nee, het is belangrijk die duiding erbij te geven.

Staatssecretaris Visser:
Maar dat staat ook zo in de motie, dus dat is denk ik een belangrijke.

Dan de motie op stuk nr. 255 van de heer Van Dijk, zijn laatste motie begrijp ik, in ieder geval in dit VAO, of voor vandaag misschien. Hiervoor geldt ook dat Defensie geen verschil maakt in landen op grond van religie. Hiervoor geldt ook dat het ministerie van Buitenlandse Zaken elke wapenverkoop toetst aan de criteria van het wapenexportbeleid. Dat zijn acht criteria. Dat gebeurt altijd per land, niet per groep landen. De toetsing door Buitenlandse Zaken op de verkoop nu van dit materieel aan Jordanië is ook aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat zal kijken of het een wapenexportvergunning zal gaan afgeven. U zult dan ook te zijner tijd over de uitkomst hiervan worden geïnformeerd door Buitenlandse Zaken. Maar ik ontraad dus daarmee ook deze motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 255 wordt ontraden.

Staatssecretaris Visser:
En dan de laatste motie, op stuk nr. 256 van de heer Kerstens en mevrouw Karabulut. Daar hebben we het ook in het debat over gehad als het gaat om de verhuizing van de marinierskazerne. Ik zag de oproep toen van de heer Kerstens vooral ook als: ga in gesprek, want ik maak me zorgen. Ik heb u ook gezegd dat ik uw zorgen deel. Het is niet voor niks dat we onderzoek doen naar de uitstelredenen en dat we ook kijken wat daarvoor nodig is. Uiteraard geldt dat we binnen Defensie gewoon de reguliere processen hebben voor medezeggenschap als het gaat om de bonden. Daar wil ik ook niet aan tornen, en ik denk dat u ook niet met de motie beoogt. Dus ik zie de motie eigenlijk als steun in de rug voor het in gesprek gaan met onze medewerkers of vertegenwoordigers van onze medewerkers als het gaat om de verhuizing naar Vlissingen. Dus ik geef hem daarmee oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 256 krijgt oordeel Kamer. Mevrouw Karabulut heeft nog een korte vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):
Er is nog een vraag van mij onbeantwoord. Die gaat over het versterkt partnerschap op militair materieel en operationeel gebied, dat naar aanleiding van de ontmoeting van Mark Rutte en president Trump blijkbaar is afgesloten blijkbaar. Daarover is een ronkend persbericht uit maar wij hebben er nog geen brief over ontvangen. De vraag is, krijgen wij die brief nog met gedetailleerde informatie?

Staatssecretaris Visser:
Voorzitter, ik zal dit verzoek ook aan de minister van Defensie overbrengen. Ik kan die brief nu niet toezeggen maar ik neem dit mee. Ik denk dat u hem in de regeling eventueel ...

De voorzitter:
Ik denk dat uw verzoek de minister van Defensie wel bereikt.

Mevrouw Karabulut (SP):
Als we hoe dan ook maar antwoord krijgen.

Staatssecretaris Visser:
Ja.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde van dit VAO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties die zijn ingediend, wordt vanavond gestemd. Dat wordt heel laat, vrees ik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Verlenging geldigheidstermijn aanwijzingen van militaire luchtvaartterreinen

Verlenging geldigheidstermijn aanwijzingen van militaire luchtvaartterreinen

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden (34932).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Ik heb te snel op de knop gedrukt. De heer Van Raan, die dit hamerstuk heeft "onthamerd", geef ik het woord. Ik zou de woordvoerders op het hart willen drukken dat wij een heel strakke planning hebben, sowieso voor de hele dag, maar vooral ten aanzien van dit debat. Wees dus kort en bondig. De heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Ik zet even het spreekgestoelte omhoog. Het goede nieuws is dat ik niet de volle tijd nodig heb, laat ik daarmee beginnen.

De voorzitter:
Dat is mooi, dank u wel.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Het duurt al negen jaar om acht vereiste luchthavenbesluiten tot stand te brengen. Vier zijn er op tijd gelukt en nu wordt gevraagd om verlenging van de termijn om de overige vier gereed te krijgen. De staatssecretaris bevestigde in haar beantwoording dat het verlies aan inhoudelijke expertise hierin een grote rol speelt. Het is goed om daar even bij stil te staan. De parallel met andere overheidsinstituten dringt zich namelijk indringend op. Ik noem specifiek de handhavende instanties, zoals de NVWA en de ILT. Personeels- en kenniskrimp door bezuinigingsbeleid hebben tot gevolg dat ze hun kerntaken steeds minder goed kunnen uitvoeren. Dat is het beeld dat naar voren komt. Herkent de staatssecretaris dat beeld? Ik denk het wel, om tijd te sparen, want ze zegt het zelf namelijk in haar brief. Bijproduct is — daar zou ik wel graag een reflectie op willen — automatisch meer macht voor de sector, in dit geval doordat de handhavende instantie die dient te controleren, is ingekrompen. Herkent de staatssecretaris dat beeld?

Voorzitter. We snappen heel goed dat het verlengingsbesluit op zich losstaat van de luchthavenbesluiten, maar tegelijkertijd is er wel een verband. Het neemt niet weg dat er naar aanleiding van het een ook iets gezegd kan worden over het ander, met name over de zorgen van omwonenden. Mensen voelen zich niet altijd even serieus genomen en dat terwijl er wordt voorgesorteerd op uitbreiding van het aantal vluchten, ook in de latere uren. Klopt het dat dit alleen kan gebeuren als vliegtuigen en helikopters per stuk minder geluid gaan maken? Waar de geluidscontouren nu de grondslag vormen voor handhaving, is er in de burgerluchtvaart nog een grondslag, namelijk de aantallen. Is de staatssecretaris bereid om zich in te zetten om aantallen onderdeel te laten zijn van de handhaving? Zo nee, waarom niet?

Tot de nieuwe luchtvaartbesluiten er zijn, valt de handhaving van militaire vliegvelden onder het oude regime. Erkent de staatssecretaris dat de geluidsbelasting binnen de bestaande en toegestane berekende normen zal toenemen dankzij een toename van het aantal F-35 toestellen? En erkent zij dat binnen de bestaande en toegestane berekende normen het geluid voor omwonenden in het algemeen waarschijnlijk zal toenemen, doordat de geluidsruimte benut gaat worden? Omwonenden van de basis Gilze-Rijen, een van de vliegvelden waarvan het luchthavenbesluit nog niet klaar is, hebben terecht zorgen hierover en kwamen daarom met een petitie met vier voorwaarden voor verlenging. Ik noem ze even kort. Wil de minister de MER integraal herzien volgens het advies van de MER-commissie zelf? Als interim-voorziening wordt een vast geluidsmeetnet geïnstalleerd ter bewaring van de geluidszone. De vliegbasis overlegt als goede buren tijdig met omwonenden en weegt hun belangen zichtbaar mee. Als laatste: een vierde verlenging van termijnen wordt niet meer toegestaan. Dat is waarschijnlijk een verlangen waarmee de minister wel kan instemmen. De vraag die daarbij hoort, is hoe de staatssecretaris omgaat met de voorwaarden die de aanbieders van deze petitie daarbij stelden. Wat kan de staatssecretaris hun daarbij toezeggen?

Voorzitter. Het zou behulpzaam zijn wanneer het aantal trainingsvluchten zo veel mogelijk kan worden gereduceerd of kan worden vervangen door simulatoren. Wat kan de staatssecretaris daarover vertellen? Ze heeft natuurlijk al wat beantwoord in de brieven, maar wat kan de staatssecretaris vertellen over de inhoud van de visie die ze nog gaat toesturen aan de Kamer met betrekking tot het gebruik van simulatoren en missietrainingen?

Tot slot: onze zorgen over de vluchten over natuurgebieden. Bewonersgroepen komen gelukkig steeds nadrukkelijker op voor hun rechten ten aanzien van het beperken van de geluidsoverlast. Maar het is u vast wel bekend dat de natuur niet voor zichzelf kan spreken. De verstoring van de natuur is echter wel een groot probleem. Officieel zijn de gevolgen voor de natuur onderdeel van de MER, maar tegelijkertijd zien we fouten in de berekeningen. Deelt de staatssecretaris onze zorgen?

Voorzitter. Ik ga afronden. De staatssecretaris schreef aan de Kamer dat in de MER voor luchthaven Woensdrecht gekeken wordt naar de gevolgen voor de nabijgelegen Natura 2000-gebieden — de Brabantse Wal wordt daarin genoemd — en dat waar nodig mogelijke activiteiten worden aangepast, dan wel dat mitigerende en compenserende maatregelen worden genomen. Kan de staatssecretaris daar iets specifieker op ingaan? Of een brief toezeggen? Welke maatregelen ziet de staatssecretaris precies voor zich wanneer zij schrijft dat nadere maatregelen worden genomen indien er sprake is van meer overlast dan is toegestaan?

Voorzitter. In het VAO Luchtvaart kondigde minister Van Nieuwenhuizen aan dat zij op basis van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid rond de veiligheid van Schiphol — een zorgwekkend rapport dat vast ook wel bekend is bij de staatssecretaris — gecharmeerd is van het idee om tegenmachten en machten van omwonenden en belangengroepen nadrukkelijk te ondersteunen in hun behoefte aan kennis. Is de staatssecretaris bereid hetzelfde te doen voor natuurorganisaties? Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank aan meneer Van Raan. Het woord is aan mevrouw Diks van GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. De laatste dag voor het reces is altijd een race tegen de klok, dus ik houd het kort. Eigenlijk is het spijtig dat dit wetsvoorstel nu voorligt. De overheid had immers sinds 2008 de tijd om voor de militaire luchthavens een luchthavenbesluit op te stellen op basis van de Wet luchtvaart. Voor de luchthavens De Kooy, Gilze-Rijen, Woensdrecht en De Peel is het helaas niet gelukt om op tijd zo'n besluit gereed te hebben. Als de Kamer dit wetsvoorstel, dat nog eenmaal een verlenging van de overgangstermijn mogelijk maakt, niet aanneemt, kunnen deze militaire luchthavens vanaf 1 november niet langer worden gebruikt. De staatssecretaris schrijft dat dit twee oorzaken heeft. De eerste is het gebrek aan mankracht en expertise dat is ontstaan door de bezuinigingen. De tweede oorzaak is de constatering dat het opstellen van milieueffectrapportages en geluidsberekeningen langer duurt dan vooraf gedacht, bijvoorbeeld omdat actuele ontwikkelingen daarin moeten worden meegewogen, zoals de komst van de F-35. Het eerste is natuurlijk te verhelpen, zeker nu Defensie extra budget heeft. Maar na deze verlenging is een nieuwe verlenging niet meer mogelijk. Ik neem dan ook aan dat de staatssecretaris alles op alles zal zetten om een juiste en gedragen besluitvorming binnen de komende jaren in te richten. Graag een bevestiging daarvan.

Als het gaat om de milieueffectrapportages en geluidsberekeningen, moet natuurlijk zorgvuldigheid in acht worden genomen. Het hebben van militaire luchthavens is van vitaal belang voor Nederland, maar om hiervoor voldoende draagvlak te houden, moet Defensie zich goed rekenschap geven van de grote impact op omwonenden en het milieu. Daarenboven moet natuurlijk overlast zo veel als mogelijk worden voorkomen. Ik neem aan dat de staatssecretaris dit ook zo ziet, maar ik zou het waarderen als ze dat vandaag nog eens zou bevestigen. Als oud-milieuwethouder van Leeuwarden heb ik jarenlang het gesprek tussen omwonenden, lokaal bestuur en Defensie meegemaakt. Ik weet hoe moeizaam de Defensiemolens soms draaien.

Tegelijkertijd heb ik gezien dat Defensie zich er in Leeuwarden uiteindelijk toe heeft gezet om de overlast zo veel mogelijk te beperken en bijvoorbeeld een permanent geluidsmeetnet heeft geplaatst. Als het in Leeuwarden kan, zou ik niet weten waarom dat in Gilze-Rijen onmogelijk zou zijn. Daarom wil ik de staatssecretaris een aantal vragen stellen. Kunt u aangeven waarom u, in tegenstelling tot de algemeen geldende Lden-norm, voor de berekeningen van de geluidsbelasting blijft vasthouden aan de zogenoemde kosteneenheden? Dit terwijl de Lden-norm op grond van de Europese Richtlijn omgevingslawaai verplicht gehanteerd moet worden. Ik begreep uit de petitie die omwonenden van de basis aan de Kamercommissie hebben aangeboden dat de geluidscontouren rondom Gilze-Rijen extra groot zijn vanwege de positionering als reservevliegveld voor F-16's. Aangezien deze situatie zich zelden voordoet vraag ik de staatssecretaris of zij het niet met me eens is dat het verstandiger zou zijn om de verlenging van de geldigheid van de termijn nu te gebruiken om voor deze speciale omstandigheid een uitzondering in de wet te maken in plaats van de vergrote contouren nog jarenlang dagelijks toe te staan.

GroenLinks wil de staatssecretaris graag aanmoedigen om ook naar creatieve oplossingen te kijken om de overlast voor mens, natuur en milieu zo veel mogelijk te beperken, want het is duidelijk dat Defensiepersoneel ook reallife moet kunnen oefenen. Maar misschien zou ook een deel van de oefeningen goed met simulatoren ingevuld kunnen worden. De heer Van Raan had het hier ook al over. In het verslag reageert de staatssecretaris al op het gebruik van simulatoren. Is de staatssecretaris bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om het gebruik van simulatoren verder te intensiveren?

Voorzitter. Zoals gezegd is ook in Leeuwarden langere tijd grote onrust geweest over de geluidsdruk die de luchtmachtbasis op de omgeving legde, maar na lang getouwtrek en gedelibereer konden Defensie, de omwonenden en het lokaal bestuur toch tot een goede samenwerking komen. GroenLinks zal instemmen met het wetsvoorstel, maar ik vraag de staatssecretaris wel om de komende periode van de verlenging te gebruiken om ook in Gilze-Rijen tot een gedragen samenwerking te komen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank, mevrouw Diks. Het woord is aan mevrouw Belhaj van D66.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. We hebben kennis kunnen nemen van het wetsvoorstel ter verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden. Er is wat weerstand van omwonenden tegen de plannen van de staatssecretaris. Met name de omwonenden van vliegbasis Gilze-Rijen kunnen zich niet vinden in de verlenging. Het vooradvies van de Commissie voor de m.e.r. en de 800 zienswijzen bekrachtigen dit. D66 deelt de zorgen van de omwonenden.

Voorzitter. Een aantal concrete vragen aan de staatssecretaris omtrent de situatie rondom Gilze-Rijen. Hoe gaat de staatssecretaris de geconsulteerde tekortkomingen in het vooradvies van de Commissie voor de m.e.r. corrigeren? Ik lees dat de staatssecretaris voornemens is met een simulatorvisie te komen en dat er meerdere concrete simulatorprojecten worden voorbereid of uitgevoerd. Ik vraag mij echter af in hoeverre dit betrekking heeft op de situatie in Gilze-Rijen en wat deze voornemens concreet zouden kunnen betekenen voor de situatie in Gilze-Rijen. Onderzoekt de staatssecretaris nog andere alternatieven? En hoe is de staatssecretaris voornemens de gevolgen van de zogenaamde rattle noise, geluid dat heel erg irritant is en waardoor alles beweegt in je huis, van de Chinooks te verwerking in de zonering?

Voorzitter. Na het verlengen gaan we een overgangstermijn tegemoet van drie jaar. Wat gaat de staatssecretaris concreet doen om de huidige contouren te bewaken om de overschrijdingen te voorkomen? Is de staatssecretaris bijvoorbeeld bereid om een vast meetnet in te richten voor de periode dat de geluidszone nog niet is vastgesteld?

De voorzitter:
Dank, mevrouw Belhaj. Het woord is aan mevrouw Bruins Slot van het CDA.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Ik vond het knap hoe mevrouw Belhaj de titel van de hele wet in één adem uitgesproken kreeg. Dat zorgt ervoor dat ik dat tenminste niet hoef te doen. Ik zal kort beginnen met te zeggen dat het CDA de verlenging van deze wet kan steunen. Ik spreek wel namens het CDA de wens uit dat dit de laatste verlenging is en dat de staatssecretaris er echt voor zorgt dat alles wat er nu nog ligt over drie jaar opgelost is.

Voor het CDA is het van belang dat militairen in Nederland goed kunnen trainen en oefenen. Dat is namelijk noodzakelijk om een effectief inzetbare krijgsmacht te hebben. Tegelijkertijd is het natuurlijk ook van belang om onnodige overlast voor omwonenden te voorkomen. Ik denk dat mevrouw Diks net al een mooi voorbeeld gaf hoe in Leeuwarden echt geprobeerd is om daar goed vorm aan te geven. Ik zie meerdere plekken in Nederland waar Defensie er op een heel constructieve manier voor gezorgd heeft dat onnodige overlast voorkomen is. Dat vraagt wel om een zorgvuldige afstemming en die kost vaak tijd. Daarom kunnen wij de verlenging van deze wet ook steunen. Wij vinden zorgvuldigheid in dit proces belangrijker dan snelheid. We hebben ook in de tekst van de staatssecretaris kunnen lezen dat dit uitstel noodzakelijk is, omdat het specifieke kennis en kunde vraagt. Ik heb begrepen dat eigenlijk maar weinig mensen binnen Defensie deze heel specialistische deskundigheid hebben. Dan is het ook fijn dat zij goed dat werk kunnen doen. De staatssecretaris geeft wel aan dat zij die personele capaciteit wil versterken. Mijn vraag is: hoe gaat zij dat precies doen?

Het CDA is zich ervan bewust dat het verlengen van deze wet niet een-op-een hetzelfde is als het vaststellen van de luchtvaartbesluiten. De heer Van Raan zei dat ook al helder. Maar het een is wel voorwaardelijk voor het ander om het zorgvuldig te kunnen doen. Vorige week dinsdag hebben wij hier een petitie gekregen van mevrouw Van Hapert. Mevrouw Van Hapert heeft de petitie uit Gilze-Rijen ingediend namens omwonenden en haar heliwerkgroep Grote Spie, als ik het goed onthouden heb. Vóór het algemeen overleg Materieel heb ik het eigenlijk met de staatssecretaris al gehad over Gilze-Rijen. Zij heeft toen een aantal prima dingen gezegd, onder andere dat ze in het najaar bij de Kamer terug zou komen met aanvullende informatie. Nu iemand een petitie heeft aangeboden en daarmee heeft laten zien dat ze draagvlak heeft voor wat ze doet, vind ik het toch wel van belang om in dit debat op een aantal punten uit die petitie in te gaan.

Het eerste punt ziet op het gebruik van simulatoren, wat de Partij voor de Dieren, D66 en GroenLinks ook al aangedragen hebben. De staatssecretaris schrijft dat ze bezig is met een visie op het gebruik van simulatoren en de gevolgen daarvan voor opleiding en training. Wanneer is deze visie klaar? Hoe wordt zij gebruikt bij het tot stand brengen van de luchtvaartbesluiten?

Het CDA vindt het positief dat er naast technische vliegtraining nu ook projecten zijn om de tactische vliegtraining in simulatoren mogelijk te maken. De staatssecretaris is bezig met het project Multi-ship, multi-type helikoptersimulator. Hiermee kun je trainingen met meerdere helikopters simuleren, waardoor je — ik zie de heer Bosman knikken — het tactische optreden kunt trainen. Wat is het tijdpad van dit project?

Dit project gaat zeker nog een paar jaar duren. Voor die tijd moet er natuurlijk ook veel getraind worden, bijvoorbeeld door Chinooks. Zijn er tijdelijke oplossingen, bijvoorbeeld voor Gilze-Rijen, om het trainen in de simulator verder te verbreden?

De tweede vraag gaat over de rekensystematiek. Ik zal niet herhalen wat mevrouw Diks daar allemaal over zei, want dat klonk allemaal als juiste systematiek. Dan heb ik het over de Lden-systematiek en dat soort zaken. De kern is eigenlijk dat de aanbiedster van de petitie vraagt waarom er van een bepaalde rekensystematiek gebruik wordt gemaakt en niet van die andere systematiek.

Het derde. De reserveveldfunctie is natuurlijk ook een vraagstuk dat veel naar voren komt. Hoe zit het inderdaad met de vraag of je daar wel of niet met een ontheffing kunt werken?

Voorzitter, ik rond af. De vragen die ik net heb gesteld zien eigenlijk niet op deze wet, maar het een vloeit wel voort uit het ander. Ik concludeer dat het CDA deze wet in ieder geval kan ondersteunen.

De voorzitter:
Dank. Er is een vraag van de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):
Heel kort. Is het CDA het met ons eens dat het naast het berekenen aan de hand van de nieuwe systematiek of de andere systematiek ook heel goed zou zijn als er concreet werd gemeten via een concreet meetpunt met een microfoon, waardoor de geluidssterkte daadwerkelijk realtime, online te meten is?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik moet in alle eerlijkheid zeggen dat ik niet zo heel erg goed thuis ben in die systematieken. Als de heer Van Raan de systematiek verbindt aan het wel of niet meten, kan ik hem dus niet zeggen of dat bij elkaar hoort of niet. Wel weet ik uit de praktijk van Leeuwarden dat daar gekozen is voor het op bepaalde momenten meten. Ik ga er eigenlijk vanuit dat dit in het voortraject voor de MER ook is gebeurd. Hoe dan ook, ik begeef me op glad ijs als ik inhoudelijk iets ga zeggen over het aan elkaar verbinden van die specifieke systematieken. Dat laat ik graag aan de staatssecretaris over.

De heer Van Raan (PvdD):
Dat snap ik. Het beste ijs is natuurlijk ook glad ijs; je wilt niet op stroef ijs zitten.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat klopt.

De heer Van Raan (PvdD):
Laten we even afwachten wat erover wordt gezegd.

De voorzitter:
Dank. Dan is de heer Bosman van de VVD aan het woord.

De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. We hebben het vandaag over de verlenging van de Luchtvaartwet ten aanzien van de militaire luchtvaartterreinen. In de stukken is te lezen dat Defensie bij wet van 18 december 2008 de huidige Luchtvaartwet diende om te zetten in het huidige luchtvaartbesluit op basis van de Wet luchtvaart. Deze omzetting kost tijd. Er is helaas ook nog niet voor elk militair luchtvaartterrein een luchtvaartbesluit gekomen binnen de daarvoor gestelde termijn van tien jaar. Over de verschillende luchtmachtbasissen Leeuwarden, Deelen, Eindhoven en Volkel zijn er wel besluiten genomen. Voor de andere vier, dus Gilze-Rijen, Woensdrecht, De Peel en De Kooy, zou het niet verlengen van deze wet betekenen dat er per 1 november niet meer gevlogen kan worden vanaf die locaties. Het is wel belangrijk te benadrukken dat het in dit debat gaat om de verlenging van de huidige Luchtvaartwet, en dus niet de conceptluchthavenbesluiten waarover nu onderhandeld wordt.

Toch wil ik kort ingaan op die luchthavenbesluiten. Het is jammer dat deze niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn afgerond, maar het is belangrijk dat er goede luchthavenbesluiten komen. We weten dat het luchthavenbesluit De Kooy nog voor 1 november afgesproken kan worden en in het geval van Woensdrecht wachten we nog op het milieueffectrapport dat waarschijnlijk in oktober gereed zal zijn.

Ook wil ik nog even stilstaan bij het luchthavenbesluit Gilze-Rijen. Vorige week dinsdag hebben we een petitie ontvangen van de inwoners van Gilze-Rijen, waarin zorgen worden geuit over de geluidshinder, waaronder de rattle noise — mevrouw Belhaj heeft dat uitstekend uitgelegd — van de Chinook helikopters. De VVD is bekend met de problematiek en het is belangrijk dat de zorgen van de inwoners serieus genomen worden. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het contact met de gemeente Gilze-Rijen verloopt en hoe er aan de zorgen van de inwoners tegemoet gekomen wordt? Dit is belangrijk voor de totstandkoming van een goed luchthavenbesluit.

Voorzitter. We spreken hier over de verlenging van de huidige Luchtvaartwet. Het nu aan de grond zetten van vliegend materieel heeft effect op de geoefendheid en de basisgereedheid van de krijgsmacht. Ook de inwoners van Gilze-Rijen geven in de petitie aan het belang van de geoefendheid van de vliegers te onderschrijven. Wat de VVD betreft wordt de huidige Luchtvaartwet dus verlengd en wachten we die nieuwe luchthavenbesluiten af, waarbij goed overleg met de omwonenden van het grootste belang is. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Dan is ten slotte het woord aan de heer Kerstens van de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het kabinet vraagt ons vandaag opnieuw om een verlenging van de termijn van de nodige luchthavenbesluiten voor een aantal militaire vliegvelden te nemen. Bijna tien jaar na de inwerkingtreding van de wet die de nieuwe besluiten noodzakelijk maakte, is het nu voor de helft van de vliegvelden waarom het gaat gelukt, en voor de andere helft dus niet. Als wij die verlenging, de derde inmiddels, niet toestaan, dan kan van de laatste groep vliegvelden De Kooy, De Peel, Gilze-Rijen en Woensdrecht geen gebruik meer worden gemaakt. Dat zou een slechte zaak zijn voor Defensie, maar ook voor anderen. Daarom kan de Partij van de Arbeid met het gevraagde uitstel akkoord gaan.

Maar wij gaan er daarbij wel van uit dat dat uitstel ook wordt benut om ten aanzien van bijvoorbeeld Gilze-Rijen tot een gedragen besluit te komen, gedragen door de gemeente Gilze en Rijen, de provincie Noord-Brabant en vooral de inwoners in de omgeving. Het kan niet zo zijn dat het besluit van Gilze-Rijen na de zomer er ineens ligt. Stukken die we vandaag hebben gekregen lijken de mogelijkheid daartoe open te laten. Het zou goed zijn als de staatssecretaris aangeeft dat dat niet zal gebeuren, ineens een besluit over Gilze-Rijen voor 1 november. Die mogelijkheid moet wat de PvdA betreft van tafel. Als we opnieuw uitstel toestaan voor de besluitvorming in algemene zin, laten we dan afspreken dat we dat uitstel ook gebruiken om bezwaren, maar ook suggesties van in dit geval gemeente, de provincie en inwoners serieus te nemen. Daar is straks tijd voor, en wat mij betreft moet dat ook gewoon. Die bezwaren zijn er ernstig genoeg voor en de suggesties zijn het overwegen waard.

Overigens valt het me op dat de staatssecretaris in de stukken wel vermeldt dat er bijvoorbeeld ten aanzien van het voorgenomen besluit rondom De Kooy welgeteld zes bezwaren zijn ingediend, maar niks zegt over het feit dat dat er rondom Gilze-Rijen 800 zijn. Dat zegt wel wat, 800 bezwaren, of zienswijzen zoals dat officieel heet. Die moeten wat de Partij van de Arbeid betreft serieus worden genomen. Er moet dan ook in overleg met de buren, om het zo maar te zeggen, worden bekeken wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn.

Met het besluit dat het kabinet nu over Gilze-Rijen wil nemen zal de geluids- en trillingsoverlast flink toenemen, met effecten op de gezondheid en het welbevinden van mensen, en wordt woningbouw zo goed als onmogelijk op een heleboel plekken in een tijd van hoge woningnood. We moeten wat mij betreft het Gilze en Rijen niet aandoen om alle jonge inwoners te zien wegtrekken omdat er geen plek is.

Vorige week mochten we — collega's refereerden daar al aan — een door veel mensen ondertekende petitie vanuit Gilze en Rijen in ontvangst nemen, met daarin een rijtje heldere standpunten. Ik noem er in navolging van de collega's kort een paar.

  • Geen uitbreiding van de zogenaamde geluidscontouren, dus het aantal vliegbewegingen boven bewoond gebied. Gilze en Rijen heeft nu al het meest te lijden onder geluidshinder van alle Brabantse gemeenten.
  • Een goede bescherming tegen de zogenaamde rattle noise, waardoor bij het overvliegen van de Chinooks de kopjes en schotels over tafel dansen.
  • Het aanpassen van de wijze waarop geluidsbelasting wordt berekend, zodat beter wordt aangesloten bij de daadwerkelijke geluidshinder.
  • Het serieus bekijken van bijvoorbeeld het inzetten van simulatoren voor training en het onderhouden van vaardigheden van piloten.
  • Ten slotte — collega's hebben er wat over gezegd — het voorgenomen besluit dat ook Gilze-Rijen een forse reserveveldfunctie houdt, zodat behalve de daar gestationeerde helikopters in voorkomende gevallen ook vliegtuigen kunnen landen en opstijgen. Dat zorgt ervoor dat in bepaalde dorpskernen straks helemaal niet meer gebouwd kan worden.

De wens van Defensie kan ook op een andere manier worden geborgd, en wel door middel van het in voorkomende gevallen verlenen van een ontheffing. Dat zou bovendien beter passen bij het feit dat die reserveveldfunctie de afgelopen twaalf jaar feitelijk niet is gebruikt. Er zijn andere, meer geschikte reservevelden. Het zijn stuk voor stuk zaken die van belang zijn, zaken die de kerntaken die vanaf de basis worden verricht, niet in gevaar brengen. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe ze daartegen aankijkt en of ze mijn opmerking om te komen tot een gedragen besluit, een opmerking die ook andere collega's hebben gemaakt, deelt. De inwoners van Gilze en Rijen en omstreken zien de basis als een goede buur. Het zou mooi zijn als die goede buur serieus met hun belangen rekening houdt.

De voorzitter:
Dank aan de heer Kerstens. Ik schors voor vijf minuten. Dan gaan we door met de beantwoording van de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 11.59 uur tot 12.05 uur geschorst.

De voorzitter:
Aan het woord is de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Visser:
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij wordt er nog druk gewerkt aan moties en aan het ophalen van handtekeningen daarvoor, maar ik zal alvast beginnen met de beantwoording van de vragen. Ik heb het geluid van de Kamer gehoord, en ook de verwondering, misschien zelf irritatie, als het gaat om het feit dat dit wetsvoorstel voorligt. Die deel ik, in de zin van dat we met elkaar eerder een afspraak hadden gemaakt dat we deze luchthavenbesluiten zouden aanpassen, en dat helaas niet allemaal is gelukt.

Gelukkig voor vier van de acht militaire luchthavens wel. Ik heb goede hoop dat we voor de basis De Kooy binnenkort tot een afronding kunnen gaan komen. Dus dan hebben we er nog drie over. Dat zullen wel drie verschillende luchthavenbesluiten worden, want ze hebben verschillende achtergronden. Bij De Peel zijn we bijvoorbeeld bezig om te kijken wat we daar überhaupt willen gaan doen, wat dat betekent en welke consequentie dat heeft. Daar staan we dus echt aan de voorfase. Hoe gaan we dat luchthavenbesluit insteken? Willen we daar wat als Defensie? Wat is daarvoor nodig? Waarom? In het kader van de Defensienota, maar ook in het kader van wat je nodig hebt vanuit de luchtmacht en qua ondersteuning van de grondwettelijke taak, want dat is natuurlijk de reden waarom we dit noodzakelijk achten: voor de bescherming van het luchtruim van Nederland, maar ook ten behoeve van de geoefendheid en de inzet van de krijgsmacht wereldwijd. Dan is het dus ook noodzakelijk om de bases te houden en open te houden, maar uiteraard ook om daarbij rekening te houden met de omgeving.

Bij De Peel staan we aan de start als het gaat om: wat betekent het en waar kunnen we naartoe? Bij De Kooy heb ik net aangegeven dat ik verwacht binnenkort tot een goede afronding te gaan komen. Bij Woensdrecht speelt natuurlijk ook de komst van de F-35, in combinatie met de zaken die we daar verder gaan ontwikkelen en die te maken hebben met het warehouse dat we gaan opzetten daar, alsook dat we het onderhoud daar gaan doen. Dat betekent dat we daar een aantal aanvullende zaken moeten doen. Dat is ook een van de redenen waarom is gevraagd om aanvullend onderzoek te gaan doen bij Woensdrecht. Er zijn nieuwe zaken bij gekomen zijn en er gelden natuurlijk beperkte waarden als het gaat om de houdbaarheid van onderzoeken die je doet, namelijk twee jaar. Als er dan een aantal grote ontwikkelingen zijn, moet je gewoon weer opnieuw beginnen. Dus dat is de reden dat bijvoorbeeld bij Woensdrecht het helaas niet is gelukt om het tijdig afgerond te krijgen.

Als het gaat om Gilze-Rijen — daar heeft volgens mij iedereen vragen over gesteld; ik zal er zo nog inhoudelijk op ingaan — zijn er zeer veel zienswijzen binnengekomen. Ruim 800 zijn er binnengekomen. We zijn daar nu nadrukkelijk naar aan het kijken. Ook de Commissie voor de m.e.r. heeft ons gewezen op wat er wel goed in de MER-rapportage stond, maar ook op wat we nog aanvullend moesten gaan doen. Dat zullen we samen met de zienswijzen gaan oppakken om te kijken hoe we daar invulling aan kunnen gaan geven. Maar ik zal zo nog inhoudelijk op een aantal van die aspecten terugkomen.

Ik hoop, en ik denk dat dat ook de hoop is die door een ieder is uitgesproken, dat ik hier niet voor een vierde keer hoef te staan voor een dergelijk wetsvoorstel. Daar doen we in ieder geval alles aan. We moeten gewoon tot die besluitvorming gaan komen. Ik denk dat dat ook goed is. Een aantal van u refereerden ook al aan het debat met minister Van Nieuwenhuizen als het gaat om luchtvaart. Wij trekken nadrukkelijk met elkaar op. U heeft al een aantal brieven namens ons beiden ontvangen. U zult ook binnenkort van ons beiden een brief ontvangen over de luchtruimherziening. Wij moeten dat met elkaar doen. Wij zijn beiden de grootgebruikers van het luchtruim in Nederland: minister Van Nieuwenhuizen vanuit haar verantwoordelijkheid voor de civiele luchtvaart, ik vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de militaire luchtvaart. De vraag is natuurlijk hoe je de behoeftes die we beiden hebben richting de toekomst vorm kan gaan geven. Wat is daarvoor nodig? Wat is nodig per vliegveld? U kent het proces richting een luchtruimherziening. We zullen daar nadrukkelijk samen in optreden. Het is ook reden te meer om vaart te maken met de luchthavenbesluiten.

Mevrouw Bruins Slot vraagt of er nu voldoende capaciteit is. Ja. We doen het niet alleen binnen de Bestuursstaf. We betrekken daar de mensen bij van de luchtmacht, maar ook van de Militaire Luchtvaart Autoriteit. Ook het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium ondersteunt ons daarbij. Soms huren we expertise in, omdat we die gewoon niet hebben. Met die zaken tezamen, dus externe expertise, NLR, MLA, alsook gewoon de luchtmacht zelf en de Bestuursstaf binnen het ministerie van Defensie, denken wij dat dit haalbaar moet zijn. Natuurlijk zullen er een aantal inhoudelijke dingen naar boven komen. Ik noem het voorbeeld van De Peel, waarvan u zult zeggen ja of nee. Maar daar moeten we het ook gewoon inhoudelijk met elkaar over hebben als het luchthavenbesluit daadwerkelijk voorligt.

Dan wil ik overgaan tot een aantal heel specifieke vragen. Ik begin bij de heer Van Raan. Hij vroeg: gaat u de MER integraal herzien overeenkomstig het advies van de Commissie voor de m.e.r.? Ja, daar zijn we mee bezig. Wij zullen de aanvullende MER ook sturen naar de Commissie voor de m.e.r. om opnieuw tot een beoordeling te kunnen komen. Daar zijn we nu al hard mee bezig.

Het andere punt waar de heer Van Raan een vraag over had was of de geluidsbelasting toe gaat nemen als gevolg van de F-35, ook in relatie tot Gilze-Rijen. Er is een geluidszone vastgesteld, waar Defensie gewoon binnen moet blijven. We kunnen niet zeggen: omdat de F-35 komt, hoeven wij nu ineens niet meer binnen die geluidszone te blijven. Er is in die zin geen toename van de geluidsbelasting, want we hebben gewoon te maken met die geluidszone, waar we binnen moeten blijven. Daardoor is er ook geen toename van de geluidsbelasting als gevolg van de F-35 voor Gilze-Rijen.

De heer Van Raan (PvdD):
Dat is een helder antwoord van de staatssecretaris. Nu is het wel zo dat de huidige geluidsruimte nog niet volledig gebruikt wordt. De vraag was dus niet zozeer of er binnen de normen wordt gebleven, want dat geloof ik wel. De vraag was meer of die geluidsruimte benut gaat worden, waardoor de geluidsbelasting voor omwonenden effectief toeneemt. Dat was de vraag.

Staatssecretaris Visser:
Dat is afhankelijk per luchthavenbesluit. Dat besluit nemen we per luchthavenbesluit, maar u stelde uw vraag in relatie tot Gilze-Rijen en de komst van de F-35. Daar heb ik op gezegd dat het niet zo is dat de geluidsbelasting toeneemt als gevolg van de F-35 alsook dat we binnen de geluidszone moeten blijven. En die geluidszone stellen we vast met het luchthavenbesluit. Uiteraard hebben we nu te maken met een verdere intensivering van de krijgsmacht en de luchtmacht, die broodnodig is als het gaat om onze inzet, onze gereedheid en onze oefening. Maar dat zal ieder keer afzonderlijk worden voorgelegd. Op sommige punten zullen er wensen komen om het aantal vluchten uit te breiden. Dat zal ook gebeuren in de discussie rondom Gilze-Rijen. Niet voor niks is er een petitie aangeboden, want wij stellen daar een verandering voor. Dat zal per vliegveld aan u moeten worden voorgelegd. Daarvan zult u dan zeggen "prima" of misschien niet. Dat zullen we per keer moeten gaan vaststellen. Uw vraag heb ik in ieder geval geïnterpreteerd als: leidt de F-35 tot hogere geluidsbelasting in Gilze-Rijen? Nee, maar als u het heeft over het voorstel dat wij willen doen in het luchthavenbesluit, ja, dan zit het daar inderdaad in vanwege meer Chinooks.

De heer Van Raan (PvdD):
Dan neemt voor Gilze-Rijen de geluidsbelasting niet toe, terwijl er nog wel geluidsruimte is. Dan kan ik constateren dat dat goed nieuws is voor de bewoners van Gilze-Rijen.

Staatssecretaris Visser:
Ik kan uw conclusie niet helemaal delen. Volgens mij heb ik dat ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat we bij Gilze-Rijen vanuit het perspectief van de krijgsmacht gelukkig meer Chinooks kunnen inzetten. Dat betekent natuurlijk iets voor Gilze-Rijen. Ik ga zo op de individuele zaken in, maar dat betekent dat er veel bezwaren zijn binnengekomen, want mensen maken zich zorgen en vragen zich af: wat betekent dat voor mij? Ik denk dat Defensie in iedere gemeente meer dan welkom is, in de zin dat iedereen trots is en graag wil dat Defensie een rol kan spelen, ook vanwege de werkgelegenheid en de betrokkenheid. Maar als je hoort dat er meer bijkomt, dan stel je uiteraard de vraag: wat betekent dat voor mij? Daar is nu een inhoudelijke discussie over. Daar gaan ook de 800 zienswijzen over vanuit de bewoners en anderen om hier iets aan te gaan doen.

De voorzitter:
Meneer Van Raan, voor deze keer. De rest van de interrupties doen we in tweeën.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel voor de coulance. Dan stel ik vast dat het geluid waarschijnlijk wel zal toenemen voor de bewoners van Gilze-Rijen, hoewel de geluidsbelasting hetzelfde blijft en er nog geluidsruimte is binnen de geluidsnormen.

Staatssecretaris Visser:
Nee, voorzitter, deze samenvatting klopt ook niet. We hebben het nu over verlenging van deze wet. Waar u het nu over heeft, is over het luchthavenbesluit. Ik heb het zo proberen neer te zetten dat dat een andere discussie is. Daarvan heb ik u uitgelegd dat, als wij overgaan tot meer Chinooks, dit uiteraard iets voor de geluidsbelasting betekent. De vraag of je binnen de geluidsruimte blijft, moet ook worden beantwoord. Maar uw vraag was of het nu aan de hand is als gevolg van die F-35. Daarvan heb ik gezegd: nee, want we hebben gewoon een geluidszone, waaraan we ons nu hebben te houden. Ik kan nu ook niets anders doen zolang ik geen ander luchthavenbesluit heb genomen, en dat wordt ook aan u voorgelegd. Als u zegt: ik vind het helemaal niks, beste staatssecretaris, ja, dan mag u dat uiteraard uitspreken. Deze samenvatting herken ik niet. Ik denk dat het goed is, ook omdat er misschien wel mensen uit Gilze-Rijen meeluisteren of op de tribune zitten, om geen valse verwachtingen te wekken in zaken die ik in ieder geval niet heb gezegd. Ik denk dat het even goed is om dat neer te zetten.

Dan de vraag van de heer Van Raan over de vliegactiviteiten boven Woensdrecht. Hij zei: ik lees dat u daarnaar kijkt als het gaat om de schade aan Natura 2000-gebieden en vroeg wat ik daaraan van plan ben te gaan doen. Waar we nu mee bezig zijn, is een effectbeoordeling. Daaruit blijkt uiteindelijk of er wel of geen nadelen ontstaan en zo ja, welke dat dan zijn. Pas als dat is vastgesteld, kunnen we pas maatregelen nemen als die nodig blijken te zijn. We kijken er nu naar. Ik heb daar nog geen uitkomst van.

Er is een aantal vragen gesteld die eigenlijk te maken hebben met de petitie van Gilze-Rijen. Ik denk dat iedereen heeft gevraagd wat ik doe met die simulatoren en wat de inwoners van Gilze-Rijen daarvan kunnen verwachten. Mevrouw Bruins Slot vroeg om een visie op de simulatoren. Daar zijn we nu mee bezig om te bekijken wat er nodig is, want het geldt niet alleen voor Gilze-Rijen, maar breder. Zoals u weet voert Defensie actief beleid om zo veel mogelijk in het buitenland te trainen om op die manier Nederland zo veel mogelijk te ontlasten als het gaat om het geluid. U heeft dit weekeind kunnen zien dat de Chinooks zijn ingezet bij de brandbestrijding in Hengelo. U heeft ook gezien hoe belangrijk het is, ook voor die binnenlandse taak, om hier op de bases aanwezig te kunnen zijn om direct te kunnen worden ingezet. Maar uiteraard kijken we dus hoe we simulatoren kunnen inzetten om gewoon te komen tot geoefendheid en getraindheid. Maar ik wil u wel alvast meegeven dat dat niet automatisch betekent dat je daarmee minder vliegbewegingen zult kunnen gaan realiseren. Dat hoort ook bij die visie op waarvoor je die simulatoren nodig hebt bij ondersteuning van de inzet van de krijgsmacht. Hoe kun je komen tot betere gereedheid en betere oefening? Het volgende noem ik bewust, juist in het kader van verwachtingsmanagement. Ik deel nog niet de mening dat dit automatisch zal gaan leiden tot minder vliegbewegingen. Zover ben ik ook nog niet, omdat dit juist hoort bij de verdere uitwerking van wat nodig is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat is helder wat de staatssecretaris zegt. Wat ik hoor van de mensen uit de omgeving is dat zij vaak veel overlast hebben, bijvoorbeeld van de rondjes om de kerk: vrij eenvoudige vliegbewegingen die een vrij grote belasting met zich meebrengen. In- en uitvliegen wordt weer anders gezien. Ik geloof dat het vaak vanuit die omwonenden — ik vat samen — gaat om vliegbewegingen die een hoog repetitief karakter hebben en die worden gezien als rondjes om de kerk, om het zo maar te zeggen.

Staatssecretaris Visser:
Bij de NS is men daar een zeer groot fan van! Maar ik snap wat u zegt vanuit de bewoners. Kijk, we gaan juist om die reden kijken wat er wel kan met simulatoren. Dat kan zeer prettig zijn voor onze mensen en juist ook voor de omwonenden. Ik heb net al aangegeven dat je met je vliegvelden alleen maar kunt bestaan als je juist in je omgeving draagvlak hebt. Ik zie juist, ondanks de petitie uit Gilze-Rijen, dat mensen nadrukkelijk wel Defensie omarmen. Die twee kanten moeten we benadrukken. Mevrouw Diks gaf het voorbeeld van Leeuwarden. Je ziet overal terug dat men zich realiseert dat we er ook wel moeten zijn. Wij gaan nadrukkelijk bekijken wat er wel kan in het kader van die simulatoren en in hoeverre je de overlast kunt wegnemen. Ik vind het voorbeeld van mevrouw Bruins Slot ook mooi; hoe zou je dat nou kunnen doen? Daar gaan we dus naar kijken. Maar ik wil nu al de verwachting naar u uitspreken dat het geen automatisme is dat dit direct leidt tot minder vliegbewegingen. Daar moeten we dus goed naar kijken, omdat we gelukkig ook kunnen investeren. Dat betekent: meer inzet, meer geoefendheid en meer vlieguren maken. We proberen een goede balans te vinden ten aanzien van de vraag wat dat voor de directe omgeving betekent, of dat nou in Woensdrecht, Gilze-Rijen, Leeuwarden of Volkel is. Die balans zullen we altijd moeten gaan zoeken. Mevrouw Bruins Slot heeft in dat kader ook gevraagd wanneer de visie klaar is. Dat zal in het najaar zijn, en dan zal ik haar ook aan de Kamer toesturen. Dan heeft u ook een beeld. En om direct ook op de vraag van de heer Kerstens in te gaan: nee, we gaan niet voor 1 november 2018 het luchthavenbesluit voor Gilze-Rijen nemen. Ik stuur u eerst de visie op de simulatoren toe; dan heeft u in ieder geval dat beeld, weet u wat we doen, weet u welke kant we op willen en welke mogelijkheden daartoe zijn. Pas daarna komen de luchthavenbesluiten naar u toe en kunt u zich een oordeel vormen over wat dat zou kunnen gaan betekenen.

Datzelfde geldt voor de behoeftestelling van de Multi-type, multi-ship simulator, voorzitter.

De voorzitter:
Prachtig Nederlands.

Staatssecretaris Visser:
Ja, heel mooi. De behoeftestelling zal voor het einde van dit jaar naar de Kamer gaan. Dit is een, zoals mevrouw Bruins Slot zelf ook aangaf, een tactische trainingssimulator. Dat is typisch een voorbeeld waarbij niet direct is gezegd dat je tot een vermindering van het aantal vliegbewegingen kunt overgaan. Maar ik stel voor dat we in die visie kunnen uiteenzetten wat wel en wat niet kan, om te komen tot een efficiënte en effectieve training voor de vliegers en om te bezien hoever we in die behoefte kunnen gaan voorzien.

Ook is er gevraagd naar de reserveveldfunctie. Dat komt ook naar voren uit de petitie die door Gilze-Rijen is aangeboden ...

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De vraag die ik ook nog had gesteld is welke tijdelijke oplossingen er zijn als het om simulatoren gaat, bijvoorbeeld op bepaalde vliegterreinen. Ik stel die vraag omdat de staatssecretaris over wilde gaan op een ander onderwerp.

Staatssecretaris Visser:
Het is niet zo dat wij nu ineens een simulator tijdelijk ergens vandaan kunnen halen. Daar zijn kosten aan verbonden. Dat is de reden om te kijken wat we kunnen doen, juist ook in het kader van die getraindheid maar ook in het kader van die overlast. Dat geldt niet alleen voor Gilze-Rijen, maar ook voor andere vliegvelden. Ik weet dat er vanuit Gilze-Rijen suggesties zijn gedaan om in de buurt iets te gaan doen. Wij gaan gewoon met de gemeente in overleg, maar ik wil hier geen valse verwachtingen wekken. Ik wil voorkomen dat er gesteld wordt: dan zal die er wel gaan komen. We moeten dus goed kijken hoe het kan. En wat bijvoorbeeld die rondjes om de kerk betreft, is het goed om te kijken wat daarachter zit en of we dat op een andere manier kunnen organiseren. Ik denk dat dat ook belangrijk is voor de discussie met Gilze-Rijen over de vraag waarom dat gebeurt en of er een mogelijkheid is om dat op een andere manier te organiseren. Dat zou kunnen door middel van een simulator. Ik heb ook begrepen dat dat te maken heeft met de getraindheid en het laten trainen van de luchtverkeersleiders samen met de vliegers. Kan dat niet anders? En wat betekent dat dan? Zijn er andere mogelijkheden, los van een simulator?

De voorzitter:
Mevrouw Bruins Slot, kort.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik herken wat de staatssecretaris zegt en ik ben het er ook mee eens dat onze luchtmacht goed moet kunnen oefenen. De inwoners van Gilze-Rijen geven ook aan dat zij trots zijn op de militairen die dat doen. Het gesprek met gemeenten over de simulatoren moet nog plaatsvinden. Is dat in het najaar? Of wat moet ik me daarbij voorstellen?

Staatssecretaris Visser:
Voorzitter. Er vinden heel veel gesprekken plaats met de gemeente en die hebben in de afgelopen periode ook al plaatsgevonden. Ik heb zelf ook met de wethouder van Gilze-Rijen gesproken. Daarmee maak ik meteen een bruggetje naar de het volgende onderwerp: een van de dingen die is besproken, was de reserveveldfunctie. Ik denk dat het goed is om dit in zijn geheel te beantwoorden. Er zijn meer dan 800 zienswijzen ingediend. De Commissie voor de m.e.r. heeft aangegeven dat we op een aantal punten de MER moeten aanvullen, dus dat huiswerk moeten we gaan doen. Daar zijn we druk mee bezig en daar zullen we richting het najaar nog wel mee bezig zijn. In de tussentijd zijn wij natuurlijk in gesprek met de gemeente. In dat gesprek komen verschillende onderwerpen voorbij. Dat kunnen de rondjes om de kerk zijn en hoe je dat anders zou kunnen doen, maar ook de reserveveldfunctie. Daarover heb ik met de wethouder een afspraak gemaakt. Vanuit de gemeente Gilze en Rijen werd aangegeven dat het op een andere manier kon. Bij ons werd juridisch aangegeven dat dat niet kon. We hebben gezegd dat we allebei onze vragen op een rij zouden zetten en dat we een derde zouden vragen om daar antwoord op te geven. Dan kan je die twee beelden namelijk bij elkaar zetten en dan is het niet steeds "wel of niet" maar dan is het voor allebei gewoon "hoe zit het nou in elkaar en zijn er alternatieven?" Dit soort processen lopen nu in die zin dat ze uitgezet zijn. Dat maakt dus onderdeel uit van het overleg dat we ook met de gemeente Gilze en Rijen zullen gaan hebben, los van de formele procedure die we moeten doorlopen ten aanzien van de reacties op alle zienswijzen en de aanvullingen op de MER. Er is dus overleg. Hetzelfde geldt in Nederland voor ieder vliegveld, ook voor militaire vliegvelden.

Daarbij gaat het natuurlijk ook om de adviescommissies die eromheen zitten: hoe kun je die erbij betrekken? Minister Van Nieuwenhuizen is in haar brief mede namens mij ingegaan op de vraag hoe je de kennisfunctie en het inzicht kunt versterken. Daar stelde de heer Van Raan een vraag over. Daar hoort dit bij. Die brief is niet voor niets ook door Defensie ondertekend. Daarbij gaat het niet alleen om de luchtruimherziening maar eigenlijk ook om het erbij betrekken van de participatie. We kennen allemaal het Aldersconcept. Ik ken de discussie in de Kamer over dit dossier. Volgens mij wordt er breed gedacht — vandaar dat de minister en ikzelf dat hebben overgenomen — dat we moeten kijken of we tot een andere manier van participatie kunnen komen. Hoe kun je dan inzicht geven aan de voorkant? Ik noemde zojuist het voorbeeld van de rondjes om de kerk, waar mevrouw Bruins Slot naar vroeg: waarom is dat zo en kan dat niet op een andere manier? Zo zie ik de vraag over de versterking van de kennispositie: kun je aan de voorkant inzichtelijk maken wat er nodig is, waar je mee bezig bent, of er alternatieven zijn en hoe het is gegaan? Daar is toe opgeroepen en dat hebben we ook al toegezegd in de brief die naar de Kamer is gestuurd. U zult binnenkort namens ons beiden een brief krijgen over hoe we de luchtruimherziening willen aanpakken, inclusief de participatie daarin.

Ik had al een bruggetje gemaakt naar de reserveveldfunctie. Volgens mij heeft iedereen daar vragen over gesteld. Daarvoor geldt dus dat we nu kijken naar de gestelde vragen en ook naar de zienswijze: zijn er andere mogelijkheden? De heer Kerstens gaf volgens mij al aan dat dit al twaalf jaar niet was gebruikt. Dat klopt, maar voor Defensie is van belang dat we nu te maken hebben met een uitbreiding van de luchtmacht. Daarom moeten we goed kijken wat dit betekent, ook in de zin van: op welke wijze kun je de behoefte invullen die Defensie in het kader van een grondwettelijke taak heeft en heb je de reserveveldfunctie dan op deze manier wettelijk nodig of zijn er alternatieven? Dat is de verkenning waar ik het zojuist in reactie op vragen van mevrouw Bruins Slot over had en waarnaar we aan het kijken zijn: welke opties zijn er dan? Maar ik vind het wel belangrijk om vast te stellen dat we die reserveveldfunctie niet voor niets ooit hebben ingesteld. Mijn ervaring is ook dat je, als je het eenmaal weggeeft, het niet zo snel weer terugkrijgt. U moet zich dus ook heel erg bewust zijn van wat dit betekent. Ik denk dat dit ook bij het luchthavenbesluit zelf nadrukkelijk aan de orde moet gaan komen: wat zijn de voor- en nadelen en wat zijn de risico's voor Defensie als het gaat om de inzet van de luchtmacht in dezen?

Er is ook gevraagd waarom er nog niet werd overgestapt van de Ke-contouren naar de Lden-norm, die ook voor de burgerluchtvaart geldt. Dat heeft eigenlijk ook weer te maken met de petitie vanuit Gilze en Rijen. Wij hebben met de Commissie voor de m.e.r. in december 2017 ook hierover gesproken: kan dat en wat betekent dat dan? Zoals u heeft kunnen lezen en zoals ook uit de schriftelijke reactie van de Commissie voor de m.e.r. is gebleken, zijn wij bezig om te kijken wat die transitie betekent, maar die is niet zo eenvoudig, want die gaat echt iets betekenen per vliegveld. Dat is ook de reden waarom we hier echt even tijd voor nodig hebben en dit eigenlijk ook per vliegveld inzichtelijk moeten gaan maken, dus ook voor de vliegvelden waarover in het verleden al een luchthavenbesluit is genomen: wat betekent dat dan en hoe zit het in elkaar? Want het is niet een rekenkundige exercitie of een technische omzetting. Was het maar zo, want dan was het heel erg eenvoudig. We moeten dat gaan doen. Wat Gilze en Rijen betreft: we hebben met de adviescommissie, de COVM, eind september van dit jaar een vergadering. Dan zal namens ons onder andere dit aspect op de agenda staan om te kijken wat zou dit hier zou betekenen, of het kan en wat daarvoor nodig is. Vervolgens moet dat ook nog allemaal in wetgeving worden omgezet. Als we dit gaan doen, betekent dat dus dat ik vervolgens weer naar u terugkom om te zeggen: dit is dan het wetsvoorstel. Dan gaan we met elkaar die procedure in.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
U geeft aan dat het ingewikkeld is om die omzetting naar die andere normering, die Lden-normering, in te richten. Ik ken het verhaal. Dat weet ik; dat is ook zo. Maar ik denk dat er u ook veel aan gelegen is om bij de omwonenden het idee weg te nemen dat u de oude norm handhaaft omdat die Defensie beter uitkomt. Ik denk dat u net als wij — dat heb ik net tenminste heel breed gehoord — de overlast voor bewoners zo veel mogelijk wilt beperken. Daar zou de Lden-norm wel een goede en positieve rol in kunnen spelen.

Staatssecretaris Visser:
Laat één ding heel helder zijn. Ik wil niet te veel ruimte, die ik niet nodig heb, want door bewoners en ook vanuit de burgerluchtvaart worden daar genoeg vragen over gesteld. Aan de andere kant wil ik ook niet te weinig, omdat ik ook gewoon een grondwettelijke taak heb, die u mij heeft meegeven, in de bescherming van Nederland en het Koninkrijk. Daarbij moeten we ook het luchtruim beschermen. Het gaat erom welke norm je aanhoudt bij de omzetting van de Ke-contour naar de Lden. Als je het nu omzet per vliegveld, komen er heel verschillende uitkomsten uit per vliegveld. We zullen dus moeten kijken wat daarbij reëel is. Dat zullen we samen doen met de kennisinstituten. Hoe krijg je vanuit elk perspectief de goede balans? Dat is het uitgangspunt.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dat herken ik en dat waardeer ik ook. Het gaat er juist om dat de bewoners zo graag de verzekering van u willen krijgen dat u er alles aan doet om de overlast zo veel mogelijk te beperken en dat u daarvoor de juiste normering gebruikt. De kosteneenheden geven Defensie iets meer mogelijkheden dan de Lden-normering. Het is natuurlijk logisch dat bewoners voor die laatste pleiten.

Staatssecretaris Visser:
Ja, maar ik vind dat je er in dit soort discussies ook helder over moet zijn waaróm je iets nodig hebt. Daarom zijn de vragen over bijvoorbeeld de reserveveldfunctie ook terecht: waarom heb je die echt nodig? U moet zich ook realiseren dat vliegbewegingen gewoon overlast geven. Je moet kijken hoe je die kunt beperken, maar dit is geen technische exercitie. Dan zou het redelijk eenvoudig zijn. Dan zou je de norm gewoon omzetten en that's it; we gaan weer over tot de orde van de dag. Je probeert te kijken hoe je het op een goede manier kunt doen. In Brabant heeft Defensie bijvoorbeeld drie vliegvelden. Je hebt daar dus in een heel klein gebied veel activiteiten, en ook nog van een verschillende orde, want Chinooks zijn anders dan andere helikopers als het gaat om de geluidsintensiteit. Je moet dus goed kijken hoe je het met elkaar kunt verbinden. In een provincie als Brabant heeft de omzetting van Ke naar Lden per vliegveld al verschillende indicaties. Daar moet je goed naar kijken. Welke norm stel je? Is die houdbaar en wat betekent dat dan? Geeft die norm ruimte, ook in de balans met de omwonenden? Dat moeten we doen en daar zijn we dus mee bezig. In september staat de omzetting voor Gilze-Rijen op de agenda. Dan gaan we kijken hoe we die gaan invullen.

De heer Bosman vroeg concreet hoe het gaat met de gemeente Gilze en Rijen. Wij zijn nu dus bezig met het formele traject, met de zienswijze en de aanvulling op de Commissie voor de m.e.r. Dan zullen we ook weer formeel in overleg treden met de gemeente. In de tussentijd vindt er natuurlijk ook informeel overleg plaats over Gilze-Rijen, bijvoorbeeld met de wethouder. Ook zijn we in overleg met bijvoorbeeld de provincie Brabant over wat we allemaal doen rondom vliegbasis Eindhoven en ook over Woensdrecht. Want daar zijn ook nieuwe ontwikkelingen nodig. Er vindt dus continu overleg plaats over wat er nodig is. De vliegbasis Gilze-Rijen zit dus ook in een aparte commissie. Ik zal het voorlezen: dat is de Commissie Overleg Voorlichting en Milieu, de COVM dus. Dat is een openbaar, periodiek overleg dat wij hebben. Daar zullen ook een aantal van de aspecten worden besproken die ik zonet heb genoemd. Er vindt dus formeel en informeel overleg plaats en we proberen te kijken naar oplossingen. Ik kan nu niet zeggen welke het wordt, omdat het veel uitzoekwerk is en ik vind dat je niet iets moet toezeggen als je nog niet zeker weet of je het überhaupt kunt gaan waarmaken.

Voorzitter. De heer Van Raan vroeg naar de beperking van het vliegen na 22.00 uur. Is daarvan uitbreiding voorzien? Nee, er is geen uitbreiding voorzien, maar er is soms wel behoefte om na 22.00 uur te kunnen vliegen, bijvoorbeeld voor de geoefendheid in het nachtvliegen — dat moet je gewoon soms oefenen — en voor terugkeer uit Deelen, maar het is niet de bedoeling om het te gaan uitbreiden. Wat we doen, willen we in ieder geval continueren. Dus ik voorzie nu geen uitbreiding op dit punt.

Dan is gevraagd of we het meetnet in werking kunnen stellen. We zijn wettelijk verplicht om het geluid te berekenen. Dat doen we ook. Daarvoor geldt dat verschillende vliegbewegingen verschillend meetellen, bijvoorbeeld overdag of 's nachts. Daarom is er waarschijnlijk ook een vraag gesteld over na 22.00 uur. Meten kan die berekening of die wettelijke grondslag ook niet vervangen. Maar ik kan me voorstellen dat we kijken naar de behoefte van bewoners om gevoel te krijgen bij wat daaruit komt. Ik stel voor dat we in overleg met de bewoners van Gilze en Rijen bekijken of we een beperkte proef kunnen doen, om zo eerst te kijken wat het überhaupt betekent en wat er kan. Voor een meetnet gelden echt aanvullende voorwaarden, eisen en financiën. Daar wil ik eerst even goed naar kijken. Maar ik stel voor dat we kijken naar een beperkte proef. Dat hebben we eerder bijvoorbeeld ook gedaan in Leeuwarden. We hebben gekeken hoe het zit en wat er kan. Ik stel voor dat we bekijken of we dit ook in Gilze en Rijen kunnen starten. Daarmee kunnen we tegemoetkomen aan de wensen die de bewoners daarover hebben geuit.

Volgens mij heb ik dan de vragen beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:
Dat is mooi. Maar ik geloof dat één vraag van de heer Bosman misschien niet is beantwoord.

De heer Bosman (VVD):
De vragen zijn uitstekend beantwoord. Ik heb ook geen behoefte aan een tweede termijn. Alleen de discussie over het rondje om de kerk vind ik wat minder. Starten en landen is heel belangrijk voor vliegtuigen, maar ook voor helikopters. Ze doen dan aan circuitvliegen. Het "rondje om de kerk" is misschien niet helemaal de goede term. Het is namelijk zeker van belang om mannen en vrouwen goed het circuit te laten vliegen en te laten starten en landen. Het is dus niet zomaar een rondje om de kerk.

De voorzitter:
De staatssecretaris. Het was niet echt een vraag. Het was een opmerking.

Staatssecretaris Visser:
Het was een hartenkreet.

De voorzitter:
Een hartenkreet. Ik kijk naar de leden. Wie heeft er behoefte aan een tweede termijn? De heer Van Raan en de heer Kerstens. Dan is allereerst het woord aan de heer Van Raan.


Termijn inbreng

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Hartelijk dank voor de vele antwoorden en toezeggingen die zijn gedaan. Dat wordt zeer op prijs gesteld. Eerlijk gezegd blijft het dus in nevelen gehuld of het geluid bij Gilze-Rijen nu wel of niet toeneemt. Ik heb twee stellingen geponeerd. A: het neemt toe. Nou, dat klopte niet. B: het neemt niet toe. Dat klopte ook niet. Het zou kunnen dat het hetzelfde blijft. Dat is nog een mogelijkheid. Die laten we nog even open voor de staatssecretaris. Of het zit nog heel anders, maar dat horen we dan graag.

Voorzitter. Tot slot heb ik drie aansporende moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse omwonenden van militaire luchthavens ontevreden zijn over de samenwerking met deze luchthavens en zich vaak niet serieus genomen voelen;

verzoekt de regering de militaire luchthavens nadrukkelijk aan te sporen zich op te stellen als een goede buur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (34932).

De heer Van Raan (PvdD):
Dan nog eentje over het aantal vliegbewegingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de gemeten aantallen vliegbewegingen onderdeel te maken van de handhaving van geluidszones rond de militaire luchthavens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34932).

De heer Van Raan (PvdD):
En dan nog een belangrijke, wat meer filosofisch getinte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering in brede zin te onderzoeken of het aantal militaire luchthavens dat er nu is, kan worden verminderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34932).

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is tot slot het woord aan de heer Kerstens.

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie, medeondertekend door de heer Van Raan. Die ga ik voorlezen, maar niet dan nadat ik de staatssecretaris bedankt heb voor haar heldere antwoorden. Ik heb haar ook veel horen zeggen over adviescommissies en overleg met betrokkenen. Maar de staatssecretaris weet ook dat dit nog niet door iedereen zo wordt beleefd. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de gemeente Gilze en Rijen, de provincie Noord-Brabant en veel omwonenden bezwaren en alternatieven zijn aangedragen ten aanzien van het voorgenomen luchthavenbesluit met betrekking tot de vliegbasis Gilze-Rijen;

constaterende dat de door het kabinet voorgestelde verlenging van de termijn waarbinnen de noodzakelijke luchthavenbesluiten ten aanzien van een aantal militaire vliegvelden moeten worden genomen, ruimte biedt voor zorgvuldige procedures dienaangaande;

van mening dat dit in het belang van zowel Defensie als overige genoemde partijen is;

verzoekt het kabinet in het kader van bedoelde zorgvuldigheid in overleg met betrokkenen als hiervoor genoemd te bezien op welke wijze tot een gedragen besluit kan worden gekomen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34932).

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. We wachten enkele ogenblikken totdat de staatssecretaris een reactie kan geven op de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Visser:
Ja, voorzitter, en ik zal op verzoek van de heer Bosman de term "rondje rond de kerk" niet meer gebruiken in dit debat en het houden op "circuitvliegen".

In reactie op de heer Van Raan nog het volgende. Ik denk dat ik mij meer dan duidelijk heb uitgesproken over wat er op Gilze-Rijen komt. Als we overgegaan tot meer Chinooks betekent het dat we daar meer vluchten gaan doen. En dat betekent ook weer iets voor de geluidsruimte. De vraag of de bewegingen die daar dan plaatsvinden, blijven binnen de vastgestelde geluidscontouren, is dan de discussie die je met elkaar vaststelt in het luchthavenbesluit. Volgens mij is dat meer dan duidelijk en kan er ook geen onduidelijkheid zijn over welke toezegging wel of niet. Dit zullen we met elkaar opnemen in het luchthavenbesluit als het gaat om Gilze-Rijen.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 6 van de heer Van Raan en Kerstens. Ik snap de intentie achter de motie maar ik wil niet generaliseren alsof het lijkt dat bij elke militaire luchthaven mensen zich niet serieus genomen voelen. Wat betreft Gilze-Rijen is het heel helder, want die 800 zienswijzen komen er niet voor niets. Dus dat signaal is ook meer dan helder, in de zin dat er nadrukkelijk een mismatch is tussen het gevoel van wat Defensie zegt en doet versus of men openstaat voor de suggesties. Dus dat neem ik mij echt zeer ter harte. Maar dit overnemen voor Leeuwarden, Volkel en Eindhoven, is iets wat ik echt niet herken. Uiteraard onderschrijf ik het belang van een goede buur, maar ik heb echt moeite met de overweging van de motie om het voor alle luchthavens over te nemen.

De heer Van Raan (PvdD):
Ik denk dat de staatssecretaris daar helemaal gelijk in heeft. Ik stel voor dat we de constatering schrappen en het verzoek laten staan.

De voorzitter:
Waar u nu uw motie even wilt wijzigen aan de interruptiemicrofoon, moet ik toch wel even streng zijn, want naar verwachting krijgen we vandaag nog heel veel meer moties. U moet die motie wel formeel via de Griffie gewijzigd indienen.

Staatssecretaris Visser:
Ik kreeg al adviezen uit de zaal, voorzitter, om hem gewoon over te nemen.

De voorzitter:
Overnemen kan altijd!

Staatssecretaris Visser:
Dat kan, maar deze motie dan niet vanwege de reden die ik net heb genoemd.

De voorzitter:
Ook dan zal hij opnieuw moeten worden ingediend.

Staatssecretaris Visser:
Dus met een gewijzigde motie zou dat wel kunnen.

De voorzitter:
Ja.

Staatssecretaris Visser:
Volgens mij is het qua procedure beter om de gewijzigde motie dan oordeel Kamer te geven, maar ik kijk ook even naar de griffier. Ik stel voor dat ik anders overga naar de rest van de moties, dan kan dat eventueel nog gewijzigd worden.

De voorzitter:
Daar komen we zo nog even op terug. De motie op stuk nr. 7.

Staatssecretaris Visser:
Ik kom inderdaad bij de motie op stuk nr. 7. Het aantal vliegbewegingen maakt onderdeel uit van de geluidszonering die wij hebben. De uitgevoerde vluchten worden vastgesteld en zowel berekend alsook geregistreerd. Dat doen wij conform de Regeling registratie en verstrekking gegevens militaire luchthavens. De militaire luchtvaartautoriteiten houdt ook toezicht op een correcte uitvoering van deze registratie. Op basis daarvan berekent bijvoorbeeld het NLR, het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium weer de geluidsbelasting die is gedaan voor iedere luchthaven. Dus wat u vraagt gebeurt eigenlijk al en daarmee is uw motie overbodig. En zal ik die ontraden ...

De voorzitter:
Ontraden.

Staatssecretaris Visser:
... omdat dit al gebeurt. Dat is een beetje alsof de zon schijnt en de zon schijnt. Ik snap de intentie maar ik hoop dat ik hiermee ook antwoord op uw vraag heb gegeven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 7 wordt ontraden.

Staatssecretaris Visser:
De motie op stuk nr. 8 ontraad ik, echt waar. Bij het VAO hiervoor heb ik er al iets over gezegd. Het is voor het eerst in 25 jaar dat er zo'n substantieel bedrag bijgekomen is voor Defensie. Dat is broodnodig. Dat betekent gelukkig dat we kunnen investeren in de geoefendheid en de gereedheid van de krijgsmacht, inclusief het materieel. En dat betekent dus ook iets voor de luchtmacht, als het gaat om het aantal vlieguren dat onze mensen kunnen gaan maken, maar ook het aantal helikopters, het aantal F-35's dat er nog zal gaan komen. Dus daar geldt dat we nadrukkelijk niet minder zullen gaan doen, zo is de verwachting, maar juist meer, ook kijkend naar de dreigsituatie in de wereld. Het is allemaal niet iets minder geworden als we kijken naar de veiligheidssituatie. En u moet zich realiseren dat als je een aantal bases weghaalt, dat meer druk op andere vliegbases betekent. Dus dan verplaats je in die zin ook het probleem.

De voorzitter:
Mevrouw Diks over de motie op stuk nr. 8.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Zou u bereid zijn om het mee te nemen in de nieuwe Defensienota in 2020, als we een veel beter en breder beeld hebben van wat we met z'n allen in de toekomst met Defensie gaan doen?

Staatssecretaris Visser:
Die herijking komt er, maar ik heb u net ook al aangegeven dat we bezig zijn met de luchtruimherziening. Een van de dingen die we vanuit Defensie bijvoorbeeld al doen, is aangeven wat wij nu nodig hebben qua gebruik van het luchtruim, of dat nou van onze helikopters is, van de F-16's of de F-35, maar ook wat onze verwachting is richting de toekomst. Dan heb je het over scenario's. Uiteraard is dat altijd een bevoegdheid van de Kamer, maar stel je voor dat je zou moeten uitbreiden, welke geluidsruimte heb je dan aanvullend nodig omdat je meer vliegbewegingen wilt gaan maken in Nederland? Dus die hele uitbreiding-of-niet is een politiek besluit, maar de verwerking daarvan nemen we al mee in de herzieningen van het luchtruim, juist omdat dit ook toekomstgericht is en we dit ook gewoon moeten doen. Dus dat zit erin en vanuit Defensie hebben we ons huiswerk dus eigenlijk al gedaan om te kijken, ook in groeiscenario's, wat het betekent qua geluidruimte. Dit zal ook worden betrokken bij de luchtruimherziening, maar daarover wordt u uiteraard nader geïnformeerd.

En dan de motie op stuk nr. 9. Ik zit even te kijken, want deze is weer specifiek voor Gilze-Rijen. Ik snap de achtergrond van deze oproep en die deel ik ook. Dat zal ook mijn intentie zijn, maar ik wil hier wel een kanttekening bij maken; die betreft natuurlijk het woord "gedragen". Ik kan nu niet voorspellen nu dat uit alle overleg dat we nu gaan doen niet een uitkomst komt waar nog steeds een aantal mensen ontevreden mee zal zijn en dat er in die zin geen gedragen besluit ligt, maar wel op basis van de weging dat wij denken dat dat het beste besluit is. Dus als ik de motie zo kan lezen — de heer Kerstens staat al bij de microfoon — zou ik zeggen dat het oordeel aan de Kamer is. Maar als "gedragen" betekent dat iedereen het eens moet zijn, weet ik daar nu al van dat we dat niet gaan realiseren.

De voorzitter:
Meneer Kerstens, kunt u daarmee leven, met deze interpretatie?

De heer Kerstens (PvdA):
De staatssecretaris zei zelf al — ik heb het in mijn eerste termijn ook genoemd — dat er meer dan 800 zienswijzen zijn ingediend. Ik geloof dat Defensie en de staatssecretaris ontzettend goed hun best zullen doen, maar het zou zomaar kunnen dat niet al die 800 even tevreden zullen zijn. Dat is helder. De staatssecretaris mag de motie dus op die manier lezen.

De voorzitter:
Dan krijgt de motie op stuk nr. 9 dus oordeel Kamer.

Ik kom nog terug op de eerste motie van de heer Van Raan. Die krijgt oordeel Kamer, want ze is gewijzigd. Dus de gewijzigde motie-Van Raan krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Visser:
Voorzitter, gaat dat om de motie op stuk nr. 6? Daar had ik toch van aangegeven dat ik die overnam?

De voorzitter:
Een gewijzigde motie kan nooit worden overgenomen. De motie moest gewijzigd worden. De heer Van Raan heeft aangegeven dat te zullen doen. Dan krijgt ze oordeel Kamer. Je kunt nooit een gewijzigde motie overnemen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties zal vanavond worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staat van de Volkshuisvesting/Woningcorporaties

Staat van de Volkshuisvesting/Woningcorporaties

Aan de orde is het VAO Staat van de Volkshuisvesting/Woningcorporaties (AO d.d. 21/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Staat van de Volkshuisvesting/Woningcorporaties. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Beckerman van de SP, die komt aangerend.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. De komende jaren gaan de woningbouwcorporaties naar schatting 1 miljard meer belasting betalen. Tegelijkertijd spreekt iedereen hier over bouwen, bouwen, bouwen. We willen heel veel woningen verduurzamen en we willen heel veel woningen verbeteren. Of dat allemaal wel tegelijk kan, 1 miljard belasting boven op de hoge verhuurderheffing en alle eisen die wij stellen, daar hebben wij sterke twijfels over. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese ATAD-richtlijn — die wordt omgezet in Nederlandse wetgeving — naar alle waarschijnlijkheid grote financiële gevolgen heeft voor corporaties, omdat zij straks rentekosten beperkt mogen aftrekken;

overwegende dat corporaties, en daarmee indirect de huurders, hierdoor zwaar worden belast, omdat zij relatief veel leningen aangaan;

constaterende dat de corporaties daarnaast worden geconfronteerd met (een stijging van) de vennootschapsbelasting en (een stijging van) de verhuurderheffing;

verzoekt de regering per corporatie op korte termijn in kaart te brengen wat de concrete gevolgen zijn van ATAD voor de lokale bouw- en duurzaamheidsambities van corporaties;

verzoekt de regering tevens per corporatie op korte termijn in kaart te brengen wat de concrete gevolgen zijn van (de stijging van) de vennootschapsbelasting en (de stijging van) de verhuurderheffing voor de lokale bouw- en duurzaamheidsambities van corporaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 411 (32847).

De voorzitter:
De heer Ronnes heeft een vraag.

De heer Ronnes (CDA):
Ik deel de zorg over de stapeling van de belastingen richting de corporaties, maar daar hebben we het in het AO al uitgebreid over gehad. De minister heeft toegezegd dat er een update komt van de IBW, de investeringsruimte van corporaties, en dat ze gaat kijken wat de consequentie is van de stapeling van die belastingen. Wat voegt deze motie toe aan datgene wat we in het AO besproken hebben?

Mevrouw Beckerman (SP):
Dit klinkt eigenlijk alsof u de motie goed kunt ondersteunen, want u zegt ook dat u zich zorgen maakt over die stapeling. We hebben inderdaad de mooie toezegging van de minister over de IBW en dat ze gaat kijken naar wat het in het geheel gaat betekenen. Maar wij willen graag inzicht per corporatie, omdat we dan echt een beeld krijgen van wat dit lokaal voor de verduurzaming en de bouw betekent.

De voorzitter:
Helder, dank. Dan gaan we naar mevrouw Van Eijs van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst de minister danken, niet alleen voor haar beantwoording tijdens het afgelopen algemeen overleg, maar ook voor haar brief van afgelopen week, waarin ze aangaf dat ook zorgwoningen straks weer verplicht een buitenruimte krijgen. Dat is heel belangrijk voor al die bewoners: ouderen en mensen met een beperking. Tijdens het algemeen overleg heb ik aandacht gevraagd voor het wonen van mensen met autisme. De minister heeft daar ook al een paar mooie woorden over gesproken. Collega Smeulders zal hierover, mede namens ons, een motie indienen.

De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Smeulders van GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Nieuwsuur kwam een maand geleden met een uitzending waarin verschillende mensen die betrokken zijn bij volkshuisvesting, hun zorgen uitspraken over mogelijke getto's die ontstaan door de nieuwe Woningwet. Daar gaat mijn eerste motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewoners, gemeenten en woningbouwcorporaties hun zorgen hebben geuit over het gebrek aan diversiteit in de samenstelling van woningen in stadswijken;

overwegende dat door het gebrek aan diversiteit van soorten woningen er nieuwe achterstandswijken kunnen ontstaan;

overwegende dat gemeenten en corporaties aangeven dat zij door de huidige Woningwet onvoldoende mogelijkheden hebben om problemen te voorkomen;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van de Woningwet, die komend najaar naar de Kamer zal worden gestuurd, expliciet aandacht te besteden aan de wettelijke mogelijkheden voor gemeenten en corporaties bij het voorkomen van het ontstaan van nieuwe achterstandswijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 412 (32847).

De heer Smeulders (GroenLinks):
Dan een tweede motie, net al aangekondigd door collega Van Eijs. We dienen haar samen in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er behoefte is aan verschillende vormen van toegankelijk wonen;

overwegende dat nog niet voor alle toegankelijkheidsproblemen die mensen ervaren, bijvoorbeeld belemmeringen die mensen met autisme kunnen ervaren, voldoende aandacht is bij corporaties en gemeenten en dat dit deels ook komt door onbekendheid met bepaalde belemmeringen;

verzoekt de regering om gemeenten te stimuleren om bij het maken van prestatieafspraken met corporaties expliciet aandacht te besteden aan verschillende vormen van toegankelijk wonen en de Kamer hierover jaarlijks bij de Staat van de Volkshuisvesting te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 413 (32847).

De heer Koerhuis (VVD):
Ja, mijn oren klapperen een beetje door de eerste motie van de heer Smeulders over gemengde wijken. Gisteren kwam er nieuws uit Amsterdam. Uw groot leider daar kondigde aan feitelijk 100% sociale woningbouw te gaan bouwen, 0% koopwoningen. Dan wilt u het hier hebben over het creëren van gemengde wijken. Zou u die motie niet willen overwegen?

De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik zou eigenlijk een vraag terug willen stellen. Heeft de heer Koerhuis Nieuwsuur gezien en is hij op de hoogte van het feit dat in sommige wijken door de nieuwe Woningwet er echt een te eenzijdige bevolkingssamenstelling dreigt te ontstaan?

De voorzitter:
De heer Koerhuis kort. We gaan het debat niet opnieuw doen.

De heer Koerhuis (VVD):
Die eenzijdige bevolkingssamenstelling zal toch echt komen door wat uw groot leider doet in Amsterdam. Dat is 100% sociale woningbouw.

De voorzitter:
De heer Smeulders tot slot.

De heer Smeulders (GroenLinks):
We kunnen hier nu een heel debat voeren over wat de gemeente Amsterdam gaat doen.

De voorzitter:
Dat gaan we niet doen.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik denk dat het heel belangrijk is dat er in Amsterdam voldoende sociale woningbouw beschikbaar is. Ik steun de lijn van het nieuwe college daar van harte. Ik ben er zelfs heel trots op.

De voorzitter:
Dank, meneer Smeulders. Dan de heer Kops van de PVV.

De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De VVD maar stoer doen: nee, er wordt absoluut geen voorrang meer gegeven aan statushouders. Het is allemaal volksverlakkerij, zoals bij de VVD wel vaker het geval is, want uit een eerder deze week verschenen rapport blijkt dat gemeenten nog altijd massaal sociale huurwoningen met voorrang weggeven aan statushouders. En de Nederlanders staan maar op de wachtlijst. Dat is ongelooflijk. Dat is onaanvaardbaar. De discriminatie van de Nederlanders moet nu eindelijk stoppen. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sociale huurwoningen nog altijd met voorrang aan statushouders worden toegewezen, terwijl de Nederlanders jarenlang op de wachtlijst moeten staan;

van mening dat dit schandalig en onacceptabel is;

van mening dat de discriminatie van de Nederlanders moet stoppen;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er geen enkele woning meer aan statushouders wordt weggegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kops en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 414 (32847).

De heer Kops (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Tot slot de heer Koerhuis.

De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een motie over een terugbetalingsplan voor corporaties die publiek geld, saneringsgeld, krijgen. Daar hebben we tijdens het AO over gesproken met de minister en met elkaar. Deze motie gaat niet over Geertruidenberg, maar over toekomstige casussen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er geen terugbetalingsplan is als corporaties publiek geld krijgen;

overwegende dat dit in andere sectoren standaardpraktijk is;

van mening dat corporaties en huurders die publiek geld ophoesten daarvoor gecompenseerd zouden moeten worden als er winst wordt gemaakt;

verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe een terugbetalingsplan standaardpraktijk kan worden voor corporaties die publiek geld krijgen als die in de toekomst winst maken, vooral als die operationele winst maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koerhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 415 (32847).

Ik schors voor enkele ogenblikken zodat de minister de moties kan verzamelen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor hun woorden en vooral de ingediende moties. Die ga ik meteen van een oordeel voorzien, om te beginnen de motie op stuk nr. 411 van mevrouw Beckerman over de gevolgen van de toepassing van de Europese ATAD-richtlijn. Over dat onderwerp hebben we het vaker gehad. Eerder heb ik de Kamer toegezegd dat de effecten voor de corporatiesector bij de indiening van het wetsvoorstel, wat staatssecretaris Snel zal doen, in beeld zullen worden gebracht. Ik heb ook gezegd dat de financiële positie van de sector zal worden afgezet tegen de ambities van de sector en de gewenste inspanningen voor de volkshuisvesting. Dan gaat het zowel over betaalbaarheid als nieuwbouw en duurzaamheid. De Kamer zal na de zomer worden geïnformeerd over het daaruit resulterende beeld. Dan zal ik ook nog de motie-Koerhuis/Van Eijs uitvoeren over de mogelijkheden tot herverdeling over corporaties. Dat alles krijgt uw Kamer. Deze motie zou ik willen ontraden, mede in het licht van wat ik al heb toegezegd. Ik vind het moment van het verzoek eigenlijk niet voor de hand liggen. Bovendien wijs ik erop dat het niet gebruikelijk is om individueel per corporatie in beeld te brengen wat de effecten van belastingmaatregelen zijn. Ik ben er nu ook niet toe in staat. Er wordt wel om gevraagd. Kortom, ik moet de motie van mevrouw Beckerman ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 411 wordt ontraden.

Minister Ollongren:
De motie op stuk nr. 412 is van de heer Smeulders. Hij verzoekt om bij de evaluatie van de Woningwet aandacht te besteden aan wettelijke mogelijkheden voor gemeenten en corporaties tot het voorkomen — en daar komt het wat mij betreft — van het ontstaan van nieuwe achterstandswijken. Ik heb een beetje moeite met dat woord. In mijn beleving hebben we die niet. Gemeenten zijn allemaal bezig met het zorgen voor goede wijken en voor een goede mix in de wijken. Woningbouwcorporaties letten daar ook op. Dat woord spreekt mij dus niet aan. Met de intentie van de motie heb ik daarentegen niet zo veel moeite, want er komt een evaluatie van de Woningwet en ik ga kijken naar instrumenten die corporaties hebben of misschien willen hebben. Dat betrek ik bij die evaluatie. De strekking van de motie kan ik dus wel steunen. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamer. Daar heb ik dan wel nadrukkelijk bij aangetekend dat ik de term "achterstandswijken" niet zou gebruiken.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 412 krijgt dus oordeel Kamer?

Minister Ollongren:
Ja.

De motie van de heer Smeulders en mevrouw Van Eijs op stuk nr. 413 ziet op toegankelijkheid. Ik heb volgens mij eerder in het AO toegezegd dat ik toegankelijkheid, ook van mensen met autisme, in het bestuurlijk overleg over de Wmo, inclusief beschermd wonen en maatschappelijke opvang, zal bespreken. Dat bestuurlijk overleg voer ik dit najaar met bewindspersonen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met VNG, Aedes en cliëntenvertegenwoordigers. In dat licht kan ik die motie zien, denk ik. Daarom laat ik het oordeel erover graag aan de Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 413 krijgt oordeel Kamer.

Minister Ollongren:
Ja. Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 414 van de heer Kops. Hij wees op de brief die ik de Kamer gisteren heb gestuurd met het beeld van hoe het nu bij de gemeenten gaat. Gemeenten hebben op dit punt lokale autonomie. Mijn doelstelling is in het geheel niet dat er geen woningen meer voor statushouders worden voorzien. Om die reden ontraad ik de motie. Ik ben het ermee oneens.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 414 krijgt welk oordeel?

Minister Ollongren:
Die ontraad ik.

De voorzitter:
Oordeel: ontraden. Meneer Kops?

De heer Kops (PVV):
In 2016 is de verplichte voorrang voor statushouders uit de wet gehaald. Nu blijkt dus uit een rapport, dat nota bene door de minister zelf is gepubliceerd of in opdracht van de minister is gemaakt, dat dit in de praktijk helemaal geen verschil maakt en dat gemeentes nog altijd massaal voorrang blijven geven aan statushouders. Daarom is mijn vraag aan de minister: wat gaat zij daaraan doen? Hoe gaat zij de discriminatie van de Nederlanders, onder andere op de woningmarkt, eindelijk eens een halt toeroepen?

Minister Ollongren:
Ik lees in de motie van de heer Kops een discriminatie van statushouders. Ik wijs erop dat de wijziging inhoudt dat er geen wettelijke verplichting is. Er is wel gewoon gemeentelijke autonomie. Gemeenten mogen hierin dus gewoon zelf een afweging maken. Dat doen ze. Daar treed ik dan niet in.

De voorzitter:
De heer Kops, kort.

De heer Kops (PVV):
Het is nog niet het begin van een oplossing. De conclusie is dus dat deze minister de discriminatie van de Nederlanders allemaal wel prima vindt en dat dit feitelijk dus een minister van asielzoekers en statushouders is.

Minister Ollongren:
Discriminatie is in Nederland niet toegestaan. Deze motie heeft een discriminerend karakter in zich, dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:
De heer Smeulders heeft nog een vraag.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Het gaat over de motie op stuk nr. 412. Ik ben blij dat de minister aangeeft dat het in principe oordeel Kamer is, maar ik begrijp dat u niet blij bent met de term "nieuwe achterstandswijken". Wij zijn van plan om dat aan te passen in "kwetsbare wijken". Ik hoor graag hoe de minister over deze term denkt, of zij daar wel blij mee is.

De voorzitter:
Het voorstel van de heer Smeulders is om zijn motie te wijzigen en de term "achterstandswijken" te vervangen door de term "kwetsbare wijken". Dan blijft het neem ik aan oordeel Kamer en komt de heer Smeulders u enigszins tegemoet.

Minister Ollongren:
Ja, en dat waardeer ik. Dan zullen we ongetwijfeld een inhoudelijk debat hebben hoe we deze wijken zouden willen typeren, maar vooral wat voor instrumenten er zijn of misschien nog nodig zijn. Voor mij is de essentie dat er een evaluatie komt van de Woningwet, want ik zie de heer Koerhuis natuurlijk ook bij de microfoon. In die evaluatie zullen we naar dit soort aspecten kijken en naar aanleiding van de evaluatie kunnen we spreken over eventuele maatregelen.

De voorzitter:
Dus de motie op stuk nr. 412 wordt gewijzigd, maar behoudt het oordeel Kamer. Dan de heer Koerhuis.

De heer Koerhuis (VVD):
In aanvulling op de heer Smeulders: zou de minister ook aandacht willen besteden aan het voornemen van bepaalde gemeenten in Nederland om voor 100% sociale woningen te gaan bouwen? Dat zou ook de oorzaak kunnen zijn voor het ontstaan van nieuwe kwetsbare wijken.

Minister Ollongren:
De heer Koerhuis heeft waarschijnlijk dezelfde krantenberichten gelezen als ik. Ik heb nergens gelezen dat het alleen maar over 100% sociale woningbouw zou gaan, maar ik heb ook gelezen dat het ging over middenhuur. In ieder geval zijn de heer Koerhuis en ik het volgens mij eens dat het heel goed is dat gemeenten meer doen aan middenhuur, en verder ken ik de precieze voorstellen van het college van B en W van Amsterdam niet.

De voorzitter:
Meneer Koerhuis, mag ik u erop wijzen dat we geen nieuwe elementen in het VAO gaan plaatsen? Heel kort.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik vraag slechts aandacht van de minister.

De voorzitter:
Dat heeft u gedaan en de minister heeft antwoord gegeven. Dan de motie op stuk nr. 415.

Minister Ollongren:
In de motie op stuk nr. 415 vraagt de heer Koerhuis om een onderzoek naar een onderwerp dat hij al eerder aan de orde heeft gesteld, namelijk een terugbetaling. Ik denk dat de heer Koerhuis en ik, en trouwens de rest van de Kamer, het eens zijn dat als er een sanering moet zijn, dat moet tegen de laagst denkbare kosten. In theorie zou een terugbetalingsregeling daaraan kunnen bijdragen. Ik wil bij dat onderzoek dan wel alle aspecten betrekken, dus ook de gevolgen die een terugbetaling zou kunnen hebben voor huurders. Ik merk dat vooraf maar even op, maar de motie om dit te onderzoeken kan ik ondersteunen, dus ik laat graag het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 415 krijgt oordeel Kamer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt vanavond gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog

Berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog

Aan de orde is het VSO Stand van zaken van de toezegging inzake het beleid van gemeenten bij verzoeken tot berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog (32156, nr. 92).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is de stand van zaken rond de toezegging inzake het beleid van gemeenten bij verzoeken tot berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog. Ik geef het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel voor het woord, mevrouw de voorzitter. De berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog met daarin nog vermiste piloten en bemanningsleden is een erezaak. Nabestaanden willen graag dat vliegtuigwrakken worden opgegraven, zodat hun familieleden, ook al hebben ze henzelf niet eens gekend, kunnen worden geïdentificeerd en herbegraven.

In de afgelopen maanden hebben de collega's Van der Molen en Van Haga en ikzelf veel contact gehad met de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945, zeer betrokken vrijwilligers die al jaren onderzoek doen naar waar die vliegtuigwrakken zich bevinden. Zij hebben ontdekt dat er nog zo'n 30 tot 50 zijn die geborgen kunnen worden en waarin zich mogelijk stoffelijke resten van vermiste bemanningsleden bevinden. Momenteel kunnen nabestaanden of belanghebbenden een verzoek indienen bij de gemeenten, maar het is soms best een lastige afweging om dan over te gaan tot berging, niet in de laatste plaats vanwege de kosten. En die drempel willen wij graag wegnemen.

Als eerbetoon aan de piloten en de bemanningsleden die in de oorlog hun leven gaven voor onze vrijheid en om recht te doen aan de wens van nabestaanden, dien ik hierbij mede namens de collega's Van der Molen en Van Haga een motie in om te komen tot een nationaal bergingsprogramma om de vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog te bergen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inzichten van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 erop wijzen dat er zich in Nederland en zijn territoriale wateren 30 tot 50 vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog bevinden waarin zich mogelijk stoffelijke resten bevinden van vermiste piloten en bemanningsleden;

overwegende dat in 2020 75 jaar bevrijding zal worden gevierd en dat voor deze bevrijding een hevige strijd is geleverd;

voorts overwegende dat het een erezaak is om vermisten de laatste eer te bewijzen en recht te doen aan de wens van nabestaanden om hen te kunnen identificeren en te begraven;

verzoekt de regering in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Stafdienst Vliegtuigberging te komen tot een nationaal bergingsprogramma;

verzoekt de regering tevens de bijdrage in de kosten aan gemeenten voor de berging voortaan volledig aan te vullen vanuit het Gemeentefonds, waarin voor de berging van vliegtuigwrakken nu al een reservering is opgenomen;

verzoekt de regering voorts de Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de nadere uitwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Van der Molen en Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (32156).

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Dan is nu het woord aan de heer Van der Molen van het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Kamerlid mogen zijn is een heel eervolle verantwoordelijkheid. Het is ook heel eervol dat je als Kamerlid ook een aantal onderwerpen mag behartigen die heel veel mensen beroeren. Zo'n onderwerp staat nu op de agenda: het bergen van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog.

Samen met collega Van Haga van de VVD en collega Van der Graaf van de ChristenUnie heb ik me de afgelopen maanden verdiept in dit probleem voor sommigen. Er zijn nabestaanden die heel graag duidelijkheid willen hebben over waar familieleden die in de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld, zich bevinden. Ze willen duidelijkheid. Ze willen dat er als dat mogelijk is een plek komt waar ze naartoe kunnen gaan. Zoals mevrouw Van der Graaf al zei: ook al kenden zij hun voorouders misschien niet, toch voelen zij steeds die betrokkenheid.

De CDA-fractie voelt ook die betrokkenheid bij dit onderwerp. Dit zijn mensen die wellicht nog in die vliegtuigwrakken aanwezig zijn en die gevochten hebben voor onze vrijheid. Als wij in 2020 met elkaar vieren dat wij 75 jaar in vrijheid kunnen leven, dan is het een erezaak om te kijken of wij nu nationaal aangestuurd een begin kunnen maken om ook die laatste wrakken die nog in onze bodem en wellicht op de bodem van bijvoorbeeld het IJsselmeer aanwezig zijn, te kunnen bergen. Vandaar dat ik van harte de motie ondersteun die mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie heeft ingediend, ook namens VVD en CDA, om nu voor het eerst ook nationaal aangestuurd, in samenwerking met de gemeenten, hier werk van te maken, en om ook dat financiële argument waar gemeenten mee worstelen, buiten de discussie te plaatsen. Ik hoop ook zeer dat als de minister met de nadere uitwerking naar de Kamer komt zo na de zomer, zij daarin ook kan aangeven dat die samenwerking met gemeenten de leidraad is geweest en ook goed is gelukt.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank aan de heer Van der Molen. Tot slot het woord aan de heer Van Haga van de VVD.

De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. 75 jaar geleden vochten jonge militairen voor onze vrijheid. Velen van hen brachten hier zelfs het ultieme offer voor en werden gedood tijdens het gevecht. Maar liefst 2.000 vliegtuigen die in de Tweede Wereldoorlog werden neergeschoten, liggen nog in de Nederlandse akkers of in het water. In bijna 400 van deze vliegtuigwrakken zitten nog stoffelijke overschotten van deze helden. Er zijn nabestaanden die over de akkers ploegen en met bootjes over het IJsselmeer varen om deze mensen te herdenken. Bij ongeveer 30 van deze vliegtuigwrakken is de situatie schrijnend, omdat er nabestaanden zijn die vragen om berging van hun familieleden en vaak nul op het rekest krijgen. Niet uit onwil, maar omdat de algemene circulaire die is opgetuigd voor ongeveer 2.000 vliegtuigwrakken voor een beperkt aantal gevallen niet helemaal toereikend is.

Ik kan niet nalaten te benadrukken hoe dankbaar wij deze helden moeten zijn die voor onze vrijheid zijn gestorven. Het is daarom goed dat we een uitzondering gaan maken voor ongeveer 30 specifieke vliegtuigwrakken, zodat deze geborgen kunnen worden en de bemanning kan worden herbegraven. Er is reeds geld gereserveerd in het Gemeentefonds voor vliegtuigbergingen, en er is voldoende ruimte om een en ander een beetje te herschikken, zodat deze uitzondering gemaakt kan worden. Dank ook aan onze minister voor haar constructieve opstelling in dezen.

Het is onze morele plicht tegenover deze helden. Ik ben dan ook uitermate trots dat ik namens de VVD mijn naam heb mogen zetten, samen met collega Van der Molen, onder de motie die door collega Van der Graaf zojuist is ingediend. We hopen op een goede afloop.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Ollongren:
Dank u, voorzitter. Dank ook aan de sprekers die zonet in mooie woorden over deze kwestie hebben gesproken. Ik sta daar sympathiek tegenover. Het is, maar dat weten de indieners van de motie ook, een wijziging van staand beleid, want deze wrakken worden conform internationale verdragen eigenlijk als oorlogsgraf gezien en daarom in beginsel ongeroerd gelaten. Maar ik vind het met de indieners een mooi en eigenlijk ook heel respectvol gebaar richting de nabestaanden van mensen die inderdaad het hoogste offer hebben gebracht voor onze vrijheid.

Ik zal in reactie op de motie, als die zo wordt aangenomen, samen met de betrokken partijen, en dat zijn ook het ministerie van Defensie en de VNG, een stuurgroep instellen voor de ontwikkeling van een programma waarin we goed gaan kijken naar de uitvoerbaarheid, de fasering, ja de afbakening eigenlijk van deze aanpak. Ik denk, voor zover we dat nu kunnen overzien, dat kansrijke bergingen vaak op land zullen zijn, maar inderdaad, het IJsselmeer is mogelijk ook in beeld. Maar het gaat denk ik om de afspraak die we maken over een proces dat we opstarten. Bij dat proces hoort vanzelfsprekend zorgvuldigheid.

De berging van een vliegtuigwrak — ik ben daarover geïnformeerd — kost een gemeente gemiddeld een half miljoen. We hebben het nu over ongeveer 30 wrakken waar we dit voor zouden kunnen gaan doen. Die kosten van ongeveer 4,5 komen daar dus bovenop. Er zullen kosten zijn voor het Rijk, voor de bergingsdienst, voor Defensie. BZK zal kosten maken in de coördinatie. Maar ik zie het dan als een gezamenlijk programma, waarvoor we met elkaar de financiering zullen moeten vinden. Er is een regeling waarbij gemeenten via het Gemeentefonds een bijdrage van 70% kunnen krijgen in de kosten die ze maken. Dat is de zogenaamde bommenregeling, die geldt als er een verdenking van de aanwezigheid van explosieven is. Voor het gemeentelijk aandeel in de berging van de wrakken wil ik kijken of dat inderdaad in te passen is, zoals ook in de motie wordt geschetst, in de bestaande financiële regeling in het Gemeentefonds. Maar ik zal dat natuurlijk wel in nauw overleg moeten doen met de VNG.

Kortom, voorzitter, een mooi gebaar, en ik laat graag het oordeel over de motie over aan de Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 93 krijgt oordeel Kamer. Waarmee we aan het einde zijn gekomen van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de motie wordt vanavond gestemd. Ik dank de minister voor haar komst naar de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Maatschappelijke diensttijd

Maatschappelijke diensttijd

Aan de orde is het VAO Maatschappelijke diensttijd (AO d.d. 14/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Maatschappelijke diensttijd. Ik heet de staatssecretaris van VWS van harte welkom. Ik wijs de leden erop dat wij vandaag best wel een strak schema hanteren. Ik doe dus een beroep op uw zelfdiscipline en geef direct het woord aan de heer El Yassini van de VVD.

De heer El Yassini (VVD):
Voorzitter, dank u wel. De VVD vindt het belangrijk dat iedereen meedoet, ervaringen opdoet en participeert in de samenleving. Als coalitie hebben we in het regeerakkoord afgesproken de maatschappelijke diensttijd in te voeren. Daar is veel geld mee gemoeid, oplopend tot 100 miljoen euro per jaar. We moeten namelijk wel jongeren bereiken die zonder die pilots niet voor vrijwilligerswerk of vergelijkbare activiteiten hadden gekozen. Om daadwerkelijk te weten of deze jongeren bereikt worden, is een evaluatiemoment nodig. Ook is het belangrijk om te weten welke organisaties deelnemen aan de pilots; meten is tenslotte weten. De VVD heeft dit VAO aangevraagd om de volgende motie in te dienen. De motie is medeondertekend door het CDA, de ChristenUnie, D66 en de PvdA.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de maatschappelijke diensttijd in het regeerakkoord is opgenomen om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan onze samenleving;

overwegende dat een evaluatie met betrekking tot de pilots van cruciaal belang is voor de uiteindelijke vormgeving van de maatschappelijke diensttijd;

overwegende dat er nog veel onduidelijkheden zijn op het gebied van de maatschappelijke diensttijd;

overwegende dat transparantie een belangrijk onderdeel is bij de evaluatie van de pilots;

van mening dat de groep deelnemers breder moet zijn dan de jongeren die zich nu al inzetten voor de samenleving;

verzoekt de regering bij de evaluatie van de pilots maatschappelijke diensttijd inzicht te geven in welke initiatieven zijn toegekend, wat de indieners van de initiatieven met het geld hebben gedaan en wat de resultaten zijn;

verzoekt de regering tevens bij de evaluatie van de pilots maatschappelijke diensttijd inzicht te verkrijgen in welke jongeren hebben geparticipeerd bij de pilots, wat hun achtergrond is, hun positie in de samenleving en de betrokkenheid bij de samenleving voor de pilots;

verzoekt de regering voorts de evaluatie te delen met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden El Yassini, Segers, Rog, Diertens en Kerstens.

Zij krijgt nr. 135 (34775-XVI).

De heer El Yassini (VVD):
Dan wil ik nog aan de staatssecretaris vragen of hij ons ervan op de hoogte kan stellen wanneer wij op termijn kunnen verwachten dat de evaluatie naar de Kamer komt en wanneer we er na de zomer daadwerkelijk over kunnen debatteren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank. Het woord is aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank, voorzitter. We hebben een debat gehad over de maatschappelijke diensttijd. Daarin hebben wij ook aangegeven wat voor GroenLinks de bezwaren zijn tegen de maatschappelijke diensttijd. Die zal ik hier niet herhalen. Maar één van die bezwaren was dat we bang zijn dat ook jongeren die juist praktisch opgeleid zijn, minder meedoen. Daar heb ik een motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet "om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de samenleving" een bedrag oplopend tot 100 miljoen euro beschikbaar stelt voor de maatschappelijke diensttijd;

overwegende dat Nederland al tientallen jongerenorganisaties kent die al veel jongeren in staat stellen een bijdrage te leveren aan de samenleving;

overwegende dat veel van deze organisaties moeite hebben met het bereiken van jongeren die een praktische opleiding volgen;

verzoekt de regering om met een delegatie van praktisch geschoolde jongeren en met professionals die met deze jongeren werken, zoals mensen uit het onderwijs en jongerenwerkers, te bespreken welke ideeën zij hebben om deze doelgroep te bereiken in het kader van de maatschappelijke diensttijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Segers en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (34775-XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Wij waren ook kritisch omdat wij vinden dat er in Nederland heel veel jongerenorganisaties zijn die al heel veel jongeren bereiken en in staat stellen om een bijdrage te leveren aan onze samenleving. Ook daar heb ik nog een motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet "om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de samenleving" een bedrag oplopend tot 100 miljoen euro per jaar beschikbaar stelt voor de maatschappelijke diensttijd;

overwegende dat Nederland al tientallen jongerenorganisaties kent die al veel jongeren in staat stellen een bijdrage te leveren aan de samenleving;

overwegende dat deze organisaties met meer steun nóg meer jongeren kunnen bereiken;

verzoekt de regering een deel van de 100 miljoen euro in overleg met de al bestaande jongerenorganisaties te besteden, met als doel dat zij hun eigen organisatie kunnen versterken en meer jongeren kunnen bereiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137 (34775-XVI).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan is nu het woord aan mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Wij zullen uiteraard vaker spreken over de maatschappelijke diensttijd. Hopelijk ligt er dan ook een meer uitgewerkt voorstel. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris over de zogeheten vinkjes. Diverse jongerenorganisaties pleiten terecht voor kansengelijkheid en gelijke behandeling. Dit hebben wij ook tijdens het debat gedaan. Ik vind het dan ook fijn dat de staatssecretaris zegt dat hij "zich niet gehouden voelt om te zeggen dat als je dat vinkje hebt, je sowieso bij de overheid aan het werk gaat". Wij hebben tijdens het AO ook aandacht gevraagd voor jongeren die moeilijker te bereiken zijn. De maatschappelijke diensttijd moet wat ons betreft inclusief ingericht worden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst staat opgenomen dat de mogelijkheid van een maatschappelijke diensttijd wordt ingevoerd om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan onze samenleving;

van mening dat de maatschappelijke diensttijd enkel een succesvol project wordt als alle jongeren hierbij betrokken worden, ook jongeren die nu al moeilijk een baan of stageplek kunnen krijgen, zoals jongeren met een beperking of jongeren met een (niet-westerse) migratieachtergrond;

verzoekt de regering om, samen met de betrokken jongerenorganisaties, bij de verdere uitwerking van de maatschappelijke diensttijd in gesprek te gaan met leder(in) en migrantenjongerenorganisaties, zoals bijvoorbeeld de Gamechangers Academy, om te bezien hoe de maatschappelijke diensttijd inclusief ingericht kan worden, en de Kamer hierover het vierde kwartaal van 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138 (34775-XVI).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Hijink van de SP.

De heer Hijink (SP):
Voorzitter, dank u wel. We hebben uitgebreid gesproken over de maatschappelijke diensttijd. Er is nog heel veel onduidelijk, maar er is ook nog heel veel twijfel over of het überhaupt een goed idee is om met dit hele project door te gaan. Daarom zou de SP graag de volgende twee moties willen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog veel onduidelijkheid is over de uiteindelijke invulling van de maatschappelijke diensttijd en over de bereidheid tot deelname aan de maatschappelijke diensttijd onder jongeren, maar dat verschillende onderzoeksprojecten hierin meer duidelijkheid zullen verschaffen;

constaterende dat de kosten voor de invoering van de maatschappelijke diensttijd uiteindelijk structureel 100 miljoen euro zullen bedragen;

van mening dat voor een structurele besteding van 100 miljoen euro een serieuze afweging nodig is op basis van heldere informatie;

verzoekt de regering voor het voorjaar van 2019 een "go/no go"-moment in te bouwen met betrekking tot de invoering van de maatschappelijke diensttijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hijink en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139 (34775-XVI).

De heer Hijink (SP):
Voorzitter. Tot slot.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog veel onduidelijkheid is over de uiteindelijke invulling van de maatschappelijke diensttijd en de kosten van de daarvoor op te bouwen structuur;

van mening dat de uiteindelijke voorgestelde infrastructuur van de maatschappelijke diensttijd wellicht grote overeenkomsten zal hebben met de reeds bestaande structuur van de maatschappelijke stage;

verzoekt de regering de optie open te houden om de besteding van deze 100 miljoen euro structureel te benutten voor de versterking van maatschappelijke stages in het onderwijs in plaats van het opbouwen van een geheel nieuwe infrastructuur voor de maatschappelijke diensttijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140 (34775-XVI).

Dank u wel, meneer Hijink. Dan is nu het woord aan de heer Segers van de ChristenUnie.

De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. We hebben een goed debat gehad. Er zijn inderdaad nog veel vragen. Veel gaat nog uitgewerkt worden. Daarom is het goed om ook wensen vanuit de Kamer mee te geven aan de staatssecretaris. Wij hebben onder andere de wens om ambassadeurs te werven, omdat de maatschappelijke diensttijd zal staan of vallen met de bekendheid bij en betrokkenheid van jongeren. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het succes van de maatschappelijke diensttijd staat of valt met de bekendheid ervan en met de betrokkenheid van jongeren;

overwegende dat het belangrijk is dat jongeren gemotiveerd worden om deel te nemen aan de maatschappelijke diensttijd, met name als vrijwilligerswerk voor hen niet vanzelfsprekend is;

overwegende dat bekende personen waarmee jongeren zich kunnen identificeren, zoals bijvoorbeeld sporters of vloggers, jongeren kunnen inspireren om deel te nemen aan de maatschappelijke diensttijd;

verzoekt de regering ambassadeurs te werven met als doel jongeren bekend te maken met de maatschappelijk diensttijd en hen aan te moedigen om eraan deel te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 141 (34775-XVI).

De heer Segers (ChristenUnie):
In een eerder debat is een motie ingediend door collega Van der Graaf over het onderzoeken van de mogelijkheid om jongeren hun maatschappelijke diensttijd als politiek dienstrecht te laten vervullen in het lokale en regionale bestuur. Daar zou ik graag een oordeel over willen horen. Ik weet dat mijn collega die motie ook graag in stemming zou willen laten brengen.

De heer El Yassini (VVD):
Een korte verhelderende vraag: zou dat dan betekenen dat politieke partijen bijvoorbeeld ook aanspraak zouden kunnen maken op het budget dat we hebben staan voor maatschappelijke diensttijd? Ik ben ook wel benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ja, het is een onderzoeksmotie. Het gaat om participeren in lokaal en regionaal bestuur en in jongerenorganisaties. Het gaat dus om politieke participatie. Ik zou de motie dus zo breed mogelijk willen voorleggen aan de staatssecretaris om te kijken wat de randvoorwaarden zouden kunnen zijn om daar eventueel mee verder te gaan, maar het is een heel voorzichtige motie, die al eerder is ingediend en waar ik graag het oordeel over hoor.

De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Kerstens van de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met de opmerking dat ik terugkijk op een prettig debat met de staatssecretaris. Hij heeft absoluut de intentie om het beste te maken van de maatschappelijke diensttijd. Ik heb hem in het debat een paar keer geplaagd door te zeggen dat het goed is om jongeren erbij te betrekken en dat het een start is als je het eerste jaar 60 jongeren hebt gesproken. Ik moedig hem dus aan om meer jongeren hierbij te betrekken.

Ik heb twee moties over twee onderwerpen die ik ook in het debat aan de orde heb gesteld. De eerste motie gaat over het gegeven dat de maatschappelijke diensttijd geen project mag worden van de happy few, hoogopgeleide jongeren die hun cv ermee opleuken, maar dat vooral jongeren die kansen nodig hebben, ermee geholpen moeten worden. De andere motie gaat over het tegengaan van verdringing.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de maatschappelijke diensttijd geen speeltje voor de happy few mag worden;

overwegende dat de maatschappelijke diensttijd moet bijdragen aan een inclusieve samenleving en dus vooral ook kansen moet bieden aan jongeren die nu niet zo veel kansen hebben (als bijvoorbeeld jongeren met een beperking of schoolverlaters zonder diploma);

overwegende dat de maatschappelijke diensttijd voor deze laatstbedoelde jongeren een opstapje naar bijvoorbeeld een betaalde baan zou moeten zijn;

verzoekt het kabinet bij de evaluatie van de plaatsvindende pilots inzichtelijk te maken op welke wijze de maatschappelijke diensttijd een en ander gaat verwezenlijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 142 (34775-XVI).

De heer Kerstens (PvdA):
Mijn tweede en laatste motie is medeondertekend door mevrouw Westerveld van GroenLinks en de heer Hijink van de Socialistische Partij, de SP.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat invoering van de maatschappelijke diensttijd niet mag leiden tot verdringing van betaalde werkzaamheden;

verzoekt het kabinet bij het opstarten van de voorgenomen pilots rekening te houden met de risico's op verdringing en bij de evaluatie daarvan expliciet aan te geven dat en op welke wijze deze risico's worden voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens, Westerveld en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 143 (34775-XVI).

Tot slot is het woord aan de heer Slootweg van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het is heel erg leuk dat er juist nu wellicht potentiële maatschappelijke dienstplichtigen binnenkomen. Nee, diensttijdvolgenden; ik moet heel erg op mijn woorden letten. Als die maatschappelijke diensttijd er komt, hoop ik dat het voor jullie echt een geweldige ervaring zal worden. Waarom vindt het CDA dit belangrijk? Het is voor ons een belangrijke stap om de onderlinge samenhang in de maatschappij te bevorderen. Het is een vrijwillige maar geen vrijblijvende ontmoetingsplaats voor jongeren. Daarom vinden we het ook zo grappig dat op dit moment in Frankrijk onderzocht wordt of er voor 16-jarigen zoiets als een sociale dienstplicht kan komen, maar we vinden ook de argumentatie daarvoor grappig: men wil jongeren er daarmee toe aanzetten om nieuwe relaties op te bouwen en hun rol in de samenleving te vinden. Ik hoop dat ook de plannen van de staatssecretaris dat zullen bereiken. Ik heb verder geen motie, maar ik wil hem wel bedanken voor de toezeggingen die hij tijdens het AO heeft gedaan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank. Ik schors voor vijf minuten en geef daarna de staatssecretaris het woord.

De vergadering wordt van 13.37 uur tot 13.42 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de staatssecretaris het woord.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Blokhuis:
Dank, voorzitter. Ik zie niet alleen de Kamerleden, die nog staan, maar ik zie op de tribune ook een heleboel jonge Nederlanders. Tenminste, ik veronderstel dat het Nederlanders zijn. Het zijn een heleboel scholieren en het is ontzettend leuk dat zij komen kijken in de Tweede Kamer, juist op een moment waarop het over jongeren gaat. Het gaat over maatschappelijke diensttijd. Als de dames en heren, jongens en meisjes wat groter zijn, gaan zij misschien meedoen met maatschappelijke diensttijd. Het gaat over heel veel geld. Het leuke is dat er in Nederland geen project is met zo veel geld — het gaat over meer dan 200 miljoen euro — waarover jongens en meisjes zo veel mogen meebeslissen. Dus ze zitten hier precies op het goede moment.

Er zijn negen moties ingediend, voorzitter. Ik ga ze langs op volgorde van indiening.

In de motie-El Yassini c.s. op stuk nr. 135 wordt de regering gevraagd om bij de evaluatie van de pilots inzicht te verkrijgen in welke jongeren hebben geparticipeerd, in hun achtergrond, in hun positie in de samenleving en in hun betrokkenheid bij de samenleving voor de pilots. Wat mij betreft is dit een prima verzoek, waarmee het kabinet prima uit de voeten kan. Ik neem aan dat de heer El Yassini er niet op uit is om allerlei organisaties met een enorme administratievelastendruk op te zadelen. Zo ken ik hem ook niet. Bij "wat hun achtergrond is" zal het dan ook niet gaan om namen en rugnummers, maar om een beeld. Als ik de motie zo mag uitleggen, willen wij dat van harte doen. Ik laat het oordeel dus aan de Kamer.

De voorzitter:
Over de motie op stuk nr. 135 is het oordeel aan de Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:
In de slipstream vroeg de heer El Yassini ook wanneer er wordt geëvalueerd. Het is de bedoeling dat dat in het eerste kwartaal van volgend jaar gebeurt. Dat wordt eind eerste kwartaal, begin tweede kwartaal. Na ommekomst gaan wij dat de Kamer melden, want wij moeten ons voorbereiden op het concept maatschappelijke diensttijd, zodat het na de zomer van start kan. Wij willen wel wat te evalueren hebben. De projecten gaan na de zomervakantie van start. Als je dan in december of januari gaat evalueren, valt er nog niet veel te evalueren. We willen dus wel duidelijk iets te evalueren hebben. Eind eerste kwartaal zal dat gebeuren. Ik kijk nog eventjes naar mijn ambtenaren, achter in de zaal. Wordt er geknikt, of ... Ja. Eind eerste kwartaal.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 136 is van mevrouw Westerveld en verschillende andere leden. Daarin wordt de regering verzocht om in gesprek te gaan met een delegatie van praktisch geschoolde jongeren en de professionals die met deze jongeren werken, over de ideeën die zij hebben om de maatschappelijke diensttijd verder in te vullen. Ik heb ook in het algemeen overleg aangegeven dat wij heel graag met zo veel mogelijk jongeren het gesprek hierover voeren. Ik ben dus graag bereid om dit te doen. Ook voor deze motie geldt dat ik het oordeel aan de Kamer laat.

De voorzitter:
Over de motie op stuk nr. 136 is het oordeel aan de Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:
Bij de volgende motie van mevrouw Westerveld, op stuk nr. 137, wordt het wat spannender, want zij verzoekt het kabinet daarin om een deel van de 100 miljoen aan bestaande jongerenorganisaties te besteden. Dat pleidooi heeft zij ook gehouden tijdens het algemeen overleg. Toen heb ik al gezegd dat ik daar eigenlijk niet zo veel voor voel, omdat de middelen die we op grond van het regeerakkoord gaan inzetten voor maatschappelijke diensttijd, ook echt bedoeld zijn om vernieuwende projecten van de grond te tillen. Als wij met elkaar willen vernieuwen en allerlei mooie projecten willen starten, zou het wat jammer zijn om bestaande projecten te gaan honoreren, die al bestaansrecht hebben. Daarmee zouden we langs het doel schieten dat we willen bereiken met maatschappelijke diensttijd. Dit wordt een vorm van subsidiering van bestaande organisaties en daar voel ik eerlijk gezegd helemaal niks voor. Ik zou de motie om die reden willen ontraden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik snap die reden. Ik wil nog één keer de kanttekening maken dat er heel veel jongerenorganisaties zijn die nu soms moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Dat staat ook in de motie.

Staatssecretaris Blokhuis:
Ja.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Bestuursleden daarvan krijgen soms een paar honderd euro per maand als vergoeding en moeten daardoor flinke leningen aangaan om het werk te kunnen doen. Ik zeg ook niet dat we een substantieel deel van het geld hiervoor moeten inzetten. We hebben het bewust heel vaag gelaten. Het kan ook een paar ton zijn, maar laten we alsjeblieft ook bestaande organisaties een handje helpen.

Staatssecretaris Blokhuis:
Ik snap de wens, alleen vind ik het een oneigenlijke route om dat te doen via de middelen die gereserveerd zijn in het kader van maatschappelijke diensttijd. Dan zou ik dat, als de wens al bestaat en als daarvoor draagvlak is in de Kamer, via een andere route willen doen. Daarvoor zou ik geen middelen willen inzetten die we willen gaan inzetten in het kader van maatschappelijke diensttijd. Dus mijn oordeel blijft staan.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 137: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 138.

Staatssecretaris Blokhuis:
In de motie op stuk nr. 138 geeft mevrouw Diertens aan dat we over de volle breedte met organisaties in gesprek moeten gaan. Ook organisaties en jongeren die je niet zozeer als eerste op het netvlies hebt, moeten erbij betrokken worden, bijvoorbeeld migrantenjongerenorganisaties. De wens of het verzoek begrijp ik volledig. Ik wil daar heel graag ruimhartig mee omgaan en dat verzoek honoreren. Ik heb alleen twee vragen bij de motie. In het dictum staat letterlijk dat ik met Ieder(in) in gesprek moet gaan. Ik vind het een beetje lastig als het kabinet dictaten meekrijgt, zo van: je moet met die of die organisatie in gesprek gaan. Ik hoop dat ik de motie zo breed mag uitleggen dat ik in gesprek moet gaan met organisaties die verstand hebben van deze materie. Bovendien zou ik de Kamer al in het vierde kwartaal moeten informeren. Ik zou aan de indiener willen voorstellen om dat te verschuiven naar de evaluatie waar we het zojuist over hadden.

Mevrouw Diertens (D66):
Ik zal de motie daarop aanpassen.

Staatssecretaris Blokhuis:
Dan is het oordeel over deze motie wat mij betreft aan de Kamer, voorzitter.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 138 wordt dus door mevrouw Diertens gewijzigd en opnieuw ingediend, en krijgt dan oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. De heer Hijink heeft twee moties ingediend. Zijn eerste motie, op stuk nr. 139, vraagt de regering om voor het voorjaar van 2019 een go/no-gomoment in te bouwen. Er staat "voor het voorjaar". Misschien dat we beter kunnen lezen "in het voorjaar", want anders zitten we al aan rond de kerstvakantie te denken. Wij zijn bezig om de maatschappelijke diensttijd op te bouwen. Dat doen wij vol vertrouwen. Sterker nog, ik doe het in opdracht van de vier coalitiefracties. Ik voer die opdracht dus uit. Daar staat gewoon in dat er een maatschappelijke diensttijd moet komen. Ik doe dat met zoveel vertrouwen dat er wat mij betreft een go/no-gomoment ingebouwd kan worden, omdat ik denk dat wij straks iets heel moois hebben staan, waarvan de Kamer dan in het voorjaar zegt: ga daarmee verder of niet. Wat mij betreft is het oordeel over deze motie dus aan de Kamer. Als de Kamer een expliciet moment wil hebben, is dat wat mij betreft acceptabel. Ik heb er vertrouwen in dat de Kamer dan een wijs besluit neemt en inderdaad gaat voor een go. Ik laat het oordeel over het verzoek om daar een moment voor in te bouwen dus aan de Kamer.

De heer Hijink (SP):
Daarbij moeten we dan nog aanpassen dat het "in het voorjaar" wordt.

Staatssecretaris Blokhuis:
Ja. Niet "voor het voorjaar", maar "in het voorjaar".

De heer Hijink (SP):
Dan gaan we dat doen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 139 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 140.

Staatssecretaris Blokhuis:
In de motie op stuk nr. 140 vraagt de heer Hijink de regering om de optie open te houden om de 100 miljoen in te zetten voor maatschappelijke stages. Dan wordt-ie voor mij helemaal spannend, want dan wordt mij gewoon gevraagd om op dit onderdeel het regeerakkoord niet uit te voeren. Daarmee overvraagt de heer Hijink mij, en daarmee het kabinet. Wij hebben gewoon een opdracht. Ik kan ook niet vaak genoeg zeggen dat een maatschappelijke stage, hoe mooi het ook is dat die bestaat, toch echt iets anders is dan de maatschappelijke diensttijd. Deze motie ontraad ik dus met klem.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 140 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 141 van de heer Segers.

Staatssecretaris Blokhuis:
In de motie op stuk nr. 141 van de heer Segers wordt verzocht om ambassadeurs te benaderen om jongeren bekend te maken met de maatschappelijke diensttijd. Het kabinet vindt dit een sympathieke gedachte. Ik wil het met enthousiasme gaan doen. Het oordeel over de motie op stuk nr. 141 is wat mij betreft aan de Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 141 krijgt oordeel Kamer. Ik wil u vragen of u ook kunt reageren op de motie van mevrouw Van der Graaf.

Staatssecretaris Blokhuis:
Die motie is op 15 maart ingediend. Toen heeft collega Ollongren gezegd: je mag de staatssecretaris van VWS om een oordeel vragen. Dat ga ik nu geven. In het dictum van die motie staat een verzoek aan de regering om bij de uitwerking van de maatschappelijke diensttijd ook de mogelijkheid te onderzoeken om jongeren hun maatschappelijke diensttijd als een politiek dienstrecht te laten vervullen in het lokale of regionale bestuur. Het kabinet wil de maatschappelijke diensttijd heel breed invullen, niet alleen binnen de zorg of andere heel duidelijk afgebakende sectoren: er moet wat te kiezen zijn. In dat licht bezien staan we sympathiek tegenover deze motie en geef ik graag het oordeel aan de Kamer.

In reactie op de vraag van de heer El Yassini of politieke partijen of politieke organen dan ook een beroep mogen doen op middelen: ik denk niet dat we het beeld moeten organiseren dat van die 100 miljoen een substantieel deel naar politieke partijen gaat. Dan wordt het een verkapte route naar extra subsidiëring van politieke partijen. Dat is volgens mij ook niet de bedoeling van de indiener. Er staat ook niet per se dat het bij politieke partijen terecht moet komen. Het kan ook in het lokale bestuur zijn, bijvoorbeeld bij de griffie van een gemeenteraad, stel ik me zo voor. Ik kan mij voorstellen dat er wel vanuit een gremium, ook binnen het openbaar bestuur, een verzoek komt om jongeren te bemiddelen en activiteiten te ontplooien in het openbaar bestuur onder de vlag van maatschappelijke diensttijd en dat er wel degelijk geld aan gekoppeld kan worden. Ik versta de interruptie van de heer El Yassini wel zo, dat we daar zeer terughoudend mee om moeten gaan om het beeld te voorkomen dat de overheid zichzelf aan het subsidiëren is.

De voorzitter:
Voor de leden deel ik mede dat dit een motie is die al een nummer heeft, namelijk 34775-VII, nr. 64. Deze motie krijgt oordeel Kamer van de staatssecretaris en wordt dus straks apart op de stemmingslijst vermeld.

De heer El Yassini (VVD):
Ik wil de staatssecretaris bedanken voor zijn antwoord. Het is inderdaad een van de zorgen van de VVD dat dan vervolgens alles en iedereen maar probeert dat geld voor die maatschappelijke diensttijd zelf op te offeren, terwijl het niet de bedoeling is dat bijvoorbeeld ook politieke partijen zich zelf aan het spekken zijn. Ik ben blij dat de staatssecretaris daar scherp op is en zal blijven. Wij zullen het zelf ook scherp in de gaten houden. Dus dank.

Staatssecretaris Blokhuis:
Prima.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 142 waarin het kabinet wordt verzocht bij de evaluatie van de pilots inzichtelijk te maken op welke wijze de maatschappelijke diensttijd ervoor gaat zorgen dat die niet een speeltje voor de happy few wordt. Ik vind dat een heel reële wens. We hebben een- en andermaal benadrukt dat het niet een feestje moet worden voor hoogopgeleide jongeren maar dat we alle jongeren willen benaderen. In dat licht bezien wil ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 142 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:
In de motie op stuk nr. 143 verzoekt de heer Kerstens, samen met zijn collega's Westerveld en Hijink, het kabinet om bij het opstarten van voorgenomen pilots rekening te houden met de risico's op verdringing. Dat is een nadrukkelijk aandachtspunt, dat we ook met de jongeren zelf hebben besproken, bijvoorbeeld de CNV Jongeren. Dat staat dus op het netvlies. In die zin lijkt het haast een overbodig verzoek maar ik vind het prima als de Kamer daar een streep onder wil zetten. Zo bekeken, laat ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 143 krijgt oordeel Kamer.

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO Maatschappelijke diensttijd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zal vanavond worden gestemd.

De vergadering wordt van 13.52 uur tot 14.20 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Aan de orde zijn de stemmingen. Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Alkaya (34883, nr. 10)

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik zit even te kijken welk agendapunt het is.

De voorzitter:
Agendapunt 26.

De heer Bisschop (SGP):
Agendapunt 26. Ja, zie je wel, het VAO Stand van zaken fosfaatrechten. Ik had 'm al te pakken. Wij willen de motie op stuk nr. 291 (33037) graag aanhouden tot vanavond. Dat scheelt weer. Dan hoeven we vanmiddag wat minder te stemmen!

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bisschop stel ik voor zijn motie (33037, nr. 291) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
We dachten dat het om meerdere moties zou gaan. Maar het gaat dus alleen om de motie op stuk nr. 291.

Het woord is aan de heer Krol.

De heer Krol (50PLUS):
Ik heb een bijna identiek verzoek. Ik wil bij agendapunt 29, het VAO Politie, mijn motie op stuk nr. 796 (29628) over de invoering van een politiemedaille ook nog even tot vanavond aanhouden.

De voorzitter:
Tussen nu en vanavond krijgt u nieuwe informatie?

Op verzoek van de heer Krol stel ik voor zijn motie (29628, nr. 796) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik wil mijn motie op stuk nr. 420 over de wachttijd voor pensioenen in de uitzendbranche, die is ingediend bij het VAO Pensioenonderwerpen, ook aanhouden.

De voorzitter:
Welk agendapunt?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat is bij agendapunt 1. Het is de motie op stuk nr. 420. Die wordt aangehouden tot later dan vanavond.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Gijs van Dijk stel ik voor zijn motie (32043, nr. 420) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan we nu stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Pensioenonderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Pensioenonderwerpen,

te weten:

  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over een bredere evaluatie van het ftk (32043, nr. 413);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over het overnemen van vier pensioenvoorstellen van de vakbonden (32043, nr. 414);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over niet korten op opgebouwde pensioenrechten (32043, nr. 415);
  • de motie-Smeulders c.s. over de kloof tussen hogeropgeleiden en lageropgeleiden (32043, nr. 416);
  • de motie-Omtzigt over de Griekse pensioenaanspraken van Nederlanders (32043, nr. 417);
  • de motie-Van Kent over een eventueel nieuw pensioencontract (32043, nr. 418);
  • de motie-Van Kent over ontkoppelen van AOW-leeftijd en levensverwachting (32043, nr. 419).

(Zie vergadering van 3 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Rooijen stel ik voor zijn moties (32043, nrs. 413 en 415) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Brenk (32043, nr. 414).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smeulders c.s. (32043, nr. 416).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (32043, nr. 417).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32043, nr. 418).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32043, nr. 419).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling,

te weten:

  • de motie-Van den Hul over ervaringsdeskundigen betrekken bij de vormgeving van gendersensitief beleid (28345, nr. 191);
  • de motie-Van den Hul over een pilot over combizittingen (28345, nr. 192);
  • de motie-Westerveld over kinderen die een van beide ouders niet meer zien (28345, nr. 193);
  • de motie-Westerveld over kinderen betrekken bij actieplannen en beleid (28345, nr. 194);
  • de motie-Westerveld/Özütok over voorkómen dat mensen met een handicap en lhbtqi's slachtoffer worden (28345, nr. 195);
  • de motie-Agema/Wilders over een hoofddoekvrije generatie (28345, nr. 196);
  • de motie-Agema/Wilders over ramadannen door kinderen aanmerken als kindermishandeling (28345, nr. 197);
  • de motie-Agema c.s. over statushouders geen voorrang meer geven voor sociale huurwoningen (28345, nr. 198);
  • de motie-Agema c.s. over blijvende aandacht voor de aanpak van loverboys (28345, nr. 199);
  • de motie-Agema over niet langer wegkijken van meisjesbesnijdenis (28345, nr. 200).

(Zie vergadering van 3 juli 2018.)

In stemming komt de motie-Van den Hul (28345, nr. 191).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Hul (28345, nr. 192).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld (28345, nr. 193).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld (28345, nr. 194).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Özütok (28345, nr. 195).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema/Wilders (28345, nr. 196).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema/Wilders (28345, nr. 197).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema c.s. (28345, nr. 198).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema c.s. (28345, nr. 199).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (28345, nr. 200).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Internationalisering

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Internationalisering,

te weten:

  • de motie-Özdil c.s. over tegemoetkoming van DUO aan collegegeldkredietbehoefte van in het buitenland studerende Nederlandse studenten (22452, nr. 60);
  • de motie-Özdil/Tielen over vervolgprogramma voor werving en binding van internationaal talent (22452, nr. 61);
  • de motie-Özdil over een jaarlijks beeld van integratie- en behoud van internationale studenten in Nederland (22452, nr. 62);
  • de motie-Van der Molen over taalkeuze en naamgeving van opleidingen in relatie tot arbeidsmarktperspectief (22452, nr. 63);
  • de motie-Tielen over één aanmeldloket voor alle niet-Nederlandse studenten in het hoger onderwijs (22452, nr. 64);
  • de motie-Bisschop over intergouvernementele samenwerking bij een stelsel van Europese universiteiten (22452, nr. 65).

(Zie vergadering van 3 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Özdil stel ik voor zijn motie (22452, nr. 60) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Özdil (22452, nr. 62) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna 90.000 internationale studenten een volledige bachelor- of masterstudie volgen in Nederland;

overwegende dat dat aantal naar verwachting verder zal toenemen;

overwegende dat het scheppen van de juiste randvoorwaarden essentieel is voor het aantrekken en behouden van internationaal talent;

overwegende dat uit onderzoek van ISO, LSVb en ESN blijkt dat de integratie van internationale studenten achterblijft;

overwegende dat dit een negatieve uitwerking heeft op hun stayrate;

verzoekt de minister in overleg met ISO, LSVb en ESN te verkennen op welke wijze een jaarlijks, representatief beeld kan worden gegeven van de integratie en het behoud van internationale studenten in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68, was nr. 62 (22452).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Özdil/Tielen (22452, nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Özdil (22452, nr. 68, was nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks en DENK voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Molen (22452, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tielen (22452, nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop (22452, nr. 65).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Laaggeletterdheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Laaggeletterdheid,

te weten:

  • de motie-Van den Hul over extra capaciteit voor volwasseneneducatie (28760, nr. 73);
  • de motie-Wiersma c.s. over bevorderen van het behalen van een startkwalificatie voor iedere jongere (28760, nr. 74);
  • de motie-Wiersma over vervolgaanpak van laaggeletterdheid (28760, nr. 75);
  • de motie-Westerveld over afspraken met organisaties over helder taalgebruik (28760, nr. 76);
  • de motie-Westerveld over een heldere toelichting bij ieder wetsvoorstel (28760, nr. 77);
  • de motie-Beertema over tegengaan van verdere versnippering van extra gelden laaggeletterdheid (28760, nr. 78);
  • de motie-Kuik over analyse van groep "laaggeletterden met Nederlands als moedertaal" in de vervolgaanpak (28760, nr. 79);
  • de motie-Kwint over aansluiten bij publieke onderwijsinstellingen voor beleid voor laaggeletterdheid (28760, nr. 80).

(Zie vergadering van 3 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (28760, nr. 76) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Beertema (28760, nr. 78) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Beertema en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82, was nr. 78 (28760).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van den Hul (28760, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wiersma c.s. (28760, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wiersma (28760, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld (28760, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Beertema/Bisschop (28760, nr. 82, was nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuik (28760, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kwint (28760, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Toezicht trustkantoren

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018) (34910).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

In stemming komt het amendement-Nijboer (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Leijten (stuk nr. 14) tot het invoegen van een artikel 17a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Leijten (stuk nr. 10) tot het invoegen van een artikel 18a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Leijten (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Nijboer/Paternotte (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Leijten (stuk nr. 16) en het amendement-Nijboer/Paternotte (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Toezicht trustkantoren

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet toezicht trustkantoren 2018,

te weten:

  • de motie-Leijten/Nijboer over verruimen van het aantal fte's dat toezicht houdt op de trustsector (34910, nr. 17);
  • de motie-Leijten over de formulering van maatschappelijke betamelijkheid (34910, nr. 18);
  • de motie-Nijboer over een verplichte raad van commissarissen bij trustkantoren (34910, nr. 19);
  • de motie-Slootweg/Paternotte over invulling van het begrip "maatschappelijke betamelijkheid" (34910, nr. 20).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

In stemming komt de motie-Leijten/Nijboer (34910, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (34910, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer (34910, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Slootweg/Paternotte (34910, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Voorjaarsnota 2018

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Voorjaarsnota 2018,

te weten:

  • de motie-Edgar Mulder over 2 miljard euro inzetten om de huren te verlagen (34960, nr. 3);
  • de motie-Edgar Mulder over de uitgeleende miljarden terugvorderen van Griekenland (34960, nr. 4);
  • de motie-Snels/Nijboer over verzoek om voorlichting door de Raad van State (34960, nr. 5);
  • de motie-Snels over artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (34960, nr. 6);
  • de motie-Leijten/Van Rooijen over meer vakleerkrachten gym (34960, nr. 7);
  • de motie-Leijten/Beckerman over schadevergoedingen voor bevingsschade of letselschade niet beschouwen als vermogen (34960, nr. 8);
  • de motie-Van Rooijen over de in het regeerakkoord geschetste koopkrachtontwikkeling voor 2018 (34960, nr. 11);
  • de motie-Van Rooijen over de ouderenkorting voor 2019 (34960, nr. 12);
  • de motie-Azarkan over het instellen van een Bureau Begroting (34960, nr. 13).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

In stemming komt de motie-Edgar Mulder (34960, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Edgar Mulder (34960, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Snels/Nijboer (34960, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Snels (34960, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten/Van Rooijen (34960, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten/Beckerman (34960, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (34960, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (34960, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Azarkan (34960, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Voorjaarsnota 2018

Aan de orde is de stemming over de Voorjaarsnota 2018.

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
Ik stel voor de Kamerstukken 34960, hoofdstukken I tot en met V, VII, IX, X, XII, XIII, XVI en XVII en de fondsen A, C en J zonder stemming aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34960-VI).

In stemming komt het amendement-Helder (stuk nr. 5, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 5 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Nispen/Leijten (stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begrotingsstaten Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34960-VIII).

In stemming komt het amendement-Alkaya c.s. (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34960-XV).

In stemming komt het amendement-Van Rooijen (stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2018

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2018 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34960-B).

In stemming komt het amendement-Jasper van Dijk c.s. (stuk nr. 5, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 5 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming Brief vaste commissie voor Financiën inzake decharge jaarverslagen 2017

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Financiën inzake de decharge van de jaarverslagen voor het gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2017 (34950, nr. 27).

De voorzitter:
Ik stel voor de slotwetten over het jaar 2017, Kamerstukken 34950, hoofdstukken I tot en met X, XII, XIII, XV tot en met XVIII en de fondsen A tot en met C en J zonder stemming aan te nemen en conform het voorstel van de vaste commissie voor Financiën te besluiten en de desbetreffende ministers, met inachtneming van de diverse toezeggingen ter verbetering van het financieel beheer, decharge te verlenen voor het gevoerde beleid.

Daartoe wordt besloten.


Stemming Incidentele suppletoire begroting inzake Wederopbouw Saba en Sint Eustatius

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2018 (Incidentele suppletoire begroting inzake Wederopbouw Saba en Sint Eustatius) (34897).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming Incidentele suppletoire begroting inzake beleidsintensiveringen regeerakkoord

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 (Incidentele suppletoire begroting inzake beleidsintensiveringen regeerakkoord) (34888).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming Tweede incidentele suppletoire begroting inzake wederopbouw Bovenwindse Eilanden

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2018 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake wederopbouw Bovenwindse Eilanden) (34936).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Initiatiefnota van het lid De Groot over een duurzame toekomst voor vis en visser

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van het lid De Groot over een duurzame toekomst voor vis en visser,

te weten:

  • de motie-Geurts/Sienot over een Noordzeetransitiefonds (34526, nr. 6);
  • de motie-Sienot/De Groot over een resultaatverplichting bij aanbestedingen van nieuwe windparken op zee (34526, nr. 7);
  • de motie-Sienot/De Groot over een nationaal programma voor oesterbanken in de Noordzee (34526, nr. 8);
  • de motie-Moorlag over overgangen van zoet en zout water (34526, nr. 9);
  • de motie-Moorlag/Bromet over het verwijderen van buiten gebruik gestelde gas- en olieplatforms (34526, nr. 10);
  • de motie-Bromet/Moorlag over natuurvriendelijk zeebeleid binnen windmolenparken (34526, nr. 11);
  • de motie-Futselaar over bestuurlijke doorzettingsmacht voor de Waddenautoriteit (34526, nr. 12);
  • de motie-Van Kooten-Arissen c.s. over vissenwelzijn (34526, nr. 14);
  • de motie-Van Kooten-Arissen over het implementeren van de bedwelmde visslacht (34526, nr. 15).

(Zie notaoverleg van 2 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor zijn motie (34526, nr. 6) aan te houden. Op verzoek van de heer Sienot stel ik voor zijn moties (34526, nrs. 7 en 8) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Moorlag/Bromet (34526, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verwijderen van buiten gebruik gestelde gas- en olieplatforms gewenst is om ruimte te bieden aan nieuwe ruimtevragende functies, zoals het opwekken van windenergie;

verzoekt de regering hiertoe een plan te ontwikkelen en voor te leggen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16, was nr. 10 (34526).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Moorlag (34526, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Moorlag/Bromet (34526, nr. 16, was nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bromet/Moorlag (34526, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Futselaar (34526, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen c.s. (34526, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen (34526, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Passend onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over passend onderwijs,

te weten:

  • de motie-Van den Hul c.s. over de kloof in salaris voor vso-docenten (31497, nr. 263);
  • de motie-Van den Hul over passend onderwijs voor kinderen in de vrouwenopvang (31497, nr. 264);
  • de motie-Beertema over harmonisering van onderwijstrajecten (31497, nr. 265);
  • de motie-Van Meenen over ondersteuningsmogelijkheden beschrijven in de schoolgids (31497, nr. 267);
  • de motie-Van Meenen over een plan voor samenwerkingsverbanden die het schoolmodel hanteren (31497, nr. 268);
  • de motie-Van Meenen over de juridische positie van onderwijspersoneel bij medische handelingen (31497, nr. 269);
  • de motie-Westerveld c.s. over de maximale financiële reserves van samenwerkingsverbanden (31497, nr. 270);
  • de motie-Westerveld/Kwint over standaardformulieren en procedures (31497, nr. 271);
  • de motie-Westerveld/Van den Hul over ontheffing van de leeftijdsgrens in het speciaal onderwijs (31497, nr. 273);
  • de motie-Westerveld/Kwint over het schrappen van de wettelijke mogelijkheid tot vrijstelling van de leerplicht (31497, nr. 274);
  • de motie-Rog over maatwerk binnen de regels voor vavo (31497, nr. 275);
  • de motie-Kwint/Westerveld over een landelijke norm voor basisondersteuning (31497, nr. 277);
  • de motie-Kwint/Van den Hul over het oprichten van scholen voor speciaal onderwijs (31497, nr. 278);
  • de motie-Kwint/Westerveld over directe toekenning van extra ondersteuning (31497, nr. 279).

(Zie notaoverleg van 2 juli 2018.)

De voorzitter:
De motie-Van Meenen (31497, nr. 268) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een aantal samenwerkingsverbanden functioneren op basis van een schoolmodel waarin de middelen direct over de scholenbesturen worden verdeeld op basis van leerlingaantallen;

constaterende dat de middelen als onderdeel van de lumpsum bij de scholen terecht komen waardoor het onduidelijk is welk deel wordt ingezet voor passend onderwijs en er geen verantwoording mogelijk is over de middelen;

overwegende dat dit niet de manier is die werd beoogd met passend onderwijs aangezien anders de middelen direct toegevoegd hadden kunnen worden aan de lumpsum;

constaterende dat het schoolmodel mede zorgt voor grote verschillen in het land in ondersteuning aan kinderen;

verzoekt de regering in gesprek te treden met de samenwerkingsverbanden die het schoolmodel hanteren en slecht samenwerken en een plan opstellen om in de regio samenwerking te bevorderen zodat leerlingen ondersteuning op maat krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280, was nr. 268 (31497).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van den Hul c.s. (31497, nr. 263).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Hul (31497, nr. 264).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beertema (31497, nr. 265).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (31497, nr. 267).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de SGP, het CDA en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Meenen (31497, nr. 280, was nr. 268).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (31497, nr. 269).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (31497, nr. 270).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Kwint (31497, nr. 271).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Van den Hul (31497, nr. 273).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Kwint (31497, nr. 274).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog (31497, nr. 275).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kwint/Westerveld (31497, nr. 277).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kwint/Van den Hul (31497, nr. 278).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kwint/Westerveld (31497, nr. 279).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128) (34933).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Cybersecuritywet

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/1148 (Cybersecuritywet),

te weten:

  • de motie-Alkaya over zorgaanbieders aanwijzen als aanbieder van essentiële diensten (34883, nr. 10).

(Zie vergadering van 24 mei 2018.)

De voorzitter:
De motie-Alkaya (34883, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen wordt gesteld dat zorgaanbieders niet zullen worden aangewezen als aanbieders van essentiële diensten;

van mening dat cybersecurity binnen de gezondheidszorg van cruciaal belang is voor het maatschappelijk welzijn;

verzoekt de regering in de algemene maatregel van bestuur ook zorgaanbieders aan te wijzen als aanbieder van essentiële diensten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12, was nr. 10 (34883).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Alkaya (34883, nr. 12, was nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Vliegveiligheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Vliegveiligheid,

te weten:

  • de motie-Laçin/Paternotte over organisaties van piloten betrekken bij het verbeteren van de vliegveiligheid (29665, nr. 335);
  • de motie-Paternotte/Remco Dijkstra over verplichte kenniseisen voor dronepiloten (29665, nr. 336);
  • de motie-Van Raan over 300.000 vliegbewegingen per jaar op Schiphol in 2030 (29665, nr. 337);
  • de motie-Van Raan/Van Kooten-Arissen over stoppen met het doden van ganzen (29665, nr. 338);
  • de motie-Van Raan over onafhankelijk toetsen van het onderzoek naar vogelaanvaringen (29665, nr. 339);
  • de motie-Remco Dijkstra c.s. over doorontwikkelen van de statische kaart (29665, nr. 340);
  • de motie-Kröger c.s. over de veiligheidsnormen voor omwonenden van vliegvelden (29665, nr. 341);
  • de motie-Kröger c.s. over de roadmap voor een betere vliegveiligheid (29665, nr. 342);
  • de motie-Graus over een nieuw te bouwen luchtverkeersleidingstoren op Schiphol (29665, nr. 343);
  • de motie-Gijs van Dijk c.s. over een concreet pakket maatregelen ter bevordering van de veiligheid (29665, nr. 344).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (29665, nr. 341) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Laçin/Paternotte (29665, nr. 335).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paternotte/Remco Dijkstra (29665, nr. 336).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan (29665, nr. 337).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Van Kooten-Arissen (29665, nr. 338).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan (29665, nr. 339).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Remco Dijkstra c.s. (29665, nr. 340).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (29665, nr. 342).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (29665, nr. 343).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk c.s. (29665, nr. 344).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Luchtvaart

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Luchtvaart,

te weten:

  • de motie-Laçin over het overplaatsen van vakantievluchten naar Lelystad Airport (31936, nr. 494);
  • de motie-Van Raan over waarborgen dat het bedrijfsleven geen rechten kan ontlenen aan het nieuwe luchthavenbesluit (31936, nr. 495);
  • de motie-Van Raan/Bruins over ondersteunen van omwonenden en belangengroepen (31936, nr. 496);
  • de motie-Paternotte c.s. over beperken van de exploitatie van lawaaiige vliegtuigen (31936, nr. 497);
  • de motie-Amhaouch/Paternotte over het beschikbaar maken van biokerosine op Schiphol (31936, nr. 498);
  • de motie-Amhaouch/Bruins over ganzenoverlast nabij Schiphol (31936, nr. 499);
  • de motie-Kröger c.s. over het definiëren van de laagvliegroutes (31936, nr. 502);
  • de motie-Kröger c.s. over het met de Kamer delen van de conceptverkeersverdelingsregel (31936, nr. 503);
  • de motie-Bruins/Amhaouch over de uitgangspunten van de luchtruimherziening (31936, nr. 504);
  • de motie-Graus over mogelijk maken van 590.000 vliegbewegingen op Schiphol (31936, nr. 505).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
De motie-Bruins/Amhaouch (31936, nr. 504) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister de "laagvliegroutes" onwenselijk noemt;

constaterende dat de minister heeft gesteld dat "het een harde randvoorwaarde is voor het herindelen van het luchtruim dat er een einde komt aan het langdurig laagvliegen";

van mening dat er een beperkte heldere set ontwerpeisen moet worden vastgesteld ten behoeve van een optimale indeling van het luchtruim;

verzoekt de regering duidelijk te maken welke uitgangspunten en wensen uit de belangeninventarisatie in de onderzoeksfase van de luchtruimherziening zijn voortgekomen;

verzoekt de regering tevens de Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 512, was nr. 504 (31936).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Laçin (31936, nr. 494).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan (31936, nr. 495).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Bruins (31936, nr. 496).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (31936, nr. 497).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Amhaouch/Paternotte (31936, nr. 498).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Amhaouch/Bruins (31936, nr. 499).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (31936, nr. 502).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (31936, nr. 503).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bruins/Amhaouch (31936, nr. 512, was nr. 504).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus (31936, nr. 505).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. De SGP wordt geacht toch voor de motie op stuk nr. 502 te hebben gestemd. Ik meen dat dat niet helemaal goed ging.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen. Het Forum voor Democratie heeft ook voor de motie op stuk nr. 505 gestemd.


Stemmingen moties Sportbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Sportbeleid,

te weten:

  • de motie-Rudmer Heerema c.s. over verruimen van het beleidskader topsportevenementen (30234, nr. 187);
  • de motie-Diertens over sportprotheses voor opgroeiende kinderen (30234, nr. 188);
  • de motie-Westerveld over een aed bij alle sportverenigingen (30234, nr. 189);
  • de motie-Westerveld over het aantal incidenten op en langs sportvelden (30234, nr. 190);
  • de motie-Westerveld/Özütok over in het prevalentieonderzoek specifiek ingaan op sporters met een beperking en Ihbtq-sporters (30234, nr. 191).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
De motie-Westerveld (30234, nr. 189) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen moeten kunnen sporten in een veilige omgeving;

constaterende dat slechts 44% van de sportverenigingen een automatische externe defibrillator (aed) heeft;

overwegende dat een aed van levensbelang kan zijn bij calamiteiten;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de VNG en de Hartstichting om te bevorderen dat er een aed aanwezig is op sportparken en sportaccommodaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193, was nr. 189 (30234).

De motie-Westerveld/Özütok (30234, nr. 191) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Westerveld, Özütok en Diertens, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat commissie-De Vries heeft onderzocht dat een op de drie sporters met een beperking en een op de vier lhbtq-sporters seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft ervaren;

overwegende dat deze groepen een groter risico lopen dan andere sporters;

constaterende dat commissie-De Vries stelt dat periodiek onderzoek naar omvang en aard van seksuele intimidatie nodig is om meer inzicht te krijgen;

constaterende dat het NOC*NSF een prevalentieonderzoek over seksueel grensoverschrijdend gedrag opzet en de Kamer tweejaarlijks informeert;

verzoekt de regering om in dit prevalentieonderzoek onder meer in te gaan op sporters met een beperking en lhbtq-sporters,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195, was nr. 194 (30234).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Rudmer Heerema c.s. (30234, nr. 187).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Diertens (30234, nr. 188).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Westerveld (30234, nr. 193, was nr. 189).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld (30234, nr. 190).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Westerveld c.s. (30234, nr. 195, was nr. 194).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, D66, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Pakketbeheer

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Pakketbeheer,

te weten:

  • de motie-Van Gerven over zware paracetamol, mineralen en vitamines niet uit het basispakket halen (29689, nr. 919);
  • de motie-Van Gerven over afwijken van het advies van het Zorginstituut Nederland (29689, nr. 920);
  • de motie-Van Gerven over voorschrijven van Fampyra (29689, nr. 921);
  • de motie-Van Gerven over niet maximeren van fysiotherapie en oefentherapie bij COPD (29689, nr. 922);
  • de motie-Agema over voorkomen van verschraling van het basispakket (29689, nr. 923);
  • de motie-Van Kooten-Arissen over lactatiekundige zorg in basispakket (29689, nr. 924);
  • de motie-Van Kooten-Arissen over voorkomen dat moeders eerder stoppen met borstvoeding (29689, nr. 925);
  • de motie-Ploumen/Agema over een second opinion naar de werking van Fampyra (29689, nr. 926);
  • de motie-Ploumen over specifieke groepen uitzonderen van het advies van het Zorginstituut Nederland (29689, nr. 927).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 919).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 920).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 921).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29689, nr. 922).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (29689, nr. 923).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen (29689, nr. 924).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen (29689, nr. 925).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ploumen/Agema (29689, nr. 926).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ploumen (29689, nr. 927).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Geneesmiddelenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Geneesmiddelenbeleid,

te weten:

  • de motie-Ploumen c.s. over invoering van een Noors model (29477, nr. 495);
  • de motie-Ploumen c.s. over een verplicht transparantieregister voor BIG-geregistreerden (29477, nr. 496);
  • de motie-Ploumen c.s. over dwingende maatregelen als er geen akkoord is over de invoering van licentieovereenkomsten (29477, nr. 497);
  • de motie-Van Gerven c.s. over een nationaal fonds geneesmiddelen (29477, nr. 498);
  • de motie-Van Gerven over taperingstrips in het basispakket (29477, nr. 499);
  • de motie-Ellemeet/Sazias over consulteren van de arts bij twijfel over het voorgeschreven medicijn (29477, nr. 500);
  • de motie-Dik-Faber over herberekening van de vergoedingslimieten in het GVS (29477, nr. 501);
  • de motie-Sazias over altijd het door de arts voorgeschreven medicijn ontvangen (29477, nr. 502);
  • de motie-Aukje de Vries/Van den Berg over het optimaliseren van gepast gebruik van dure geneesmiddelen (29477, nr. 503);
  • de motie-Öztürk over transparantie over prijsafspraken met fabrikanten (29477, nr. 504);
  • de motie-Öztürk over lobbyisten van Big Pharmabedrijven hun lobbypas ontnemen (29477, nr. 505).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ploumen stel ik voor haar moties (29477, nrs. 495, 496 en 497) aan te houden. Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor zijn motie (29477, nr. 498) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Sazias (29477, nr. 502) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor een patiënt een medische noodzaak kan zijn om een specifiek merk medicijn voorgeschreven te krijgen van de huisarts;

overwegende dat, ondanks het voorschrift van de arts, de apotheker soms besluit een patiënt toch een ander (goedkoper) medicijn te geven;

overwegende dat jurisprudentie uit 2015 en 2017 heeft bevestigd dat een verzekeraar en een apotheker niet op de stoel van de voorschrijver mogen gaan zitten;

overwegende dat ook de minister in 2015 heeft benadrukt dat in het geval van medische noodzaak de zorgverzekeraar vanuit haar zorgplicht verplicht is het duurdere medicijn te vergoeden;

verzoekt de regering zo snel mogelijk in samenspraak met apothekers en zorgverzekeraars te realiseren dat patiënten het door de arts voorgeschreven medicijn ontvangen als de arts heeft aangegeven dat er sprake is van een medische noodzaak, tenzij in nader overleg met de behandelend arts vastgesteld wordt dat het voorgeschreven medicijn niet beschikbaar of niet passend is voor de betreffende patiënt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 513, was nr. 502 (29477).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29477, nr. 499).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ellemeet/Sazias (29477, nr. 500).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (29477, nr. 501).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sazias (29477, nr. 513, was nr. 502).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries/Van den Berg (29477, nr. 503).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Öztürk (29477, nr. 504).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk (29477, nr. 505).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Stand van zaken fosfaatrechten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Stand van zaken fosfaatrechten,

te weten:

  • de motie-Bisschop/Futselaar over knelgevallenregeling bij de Fosfaatwet uitbreiden (33037, nr. 292);
  • de motie-Geurts c.s. over invoering van bedrijfsspecifieke verantwoording (33037, nr. 293);
  • de motie-Geurts/Lodders over het protocol voor meting van emissies (33037, nr. 294);
  • de motie-Geurts/Lodders over verhuren of huren van fosfaatrechten (33037, nr. 295);
  • de motie-Ouwehand c.s. over beperkingen aan het houden van geiten voor productiedoeleinden (33037, nr. 296);
  • de motie-Ouwehand c.s. over een moratorium op de bouw van geitenstallen (33037, nr. 297);
  • de motie-Ouwehand over een einde maken aan het slachten van drachtige koeien (33037, nr. 298);
  • de motie-Ouwehand over beperkingen stellen aan het fokken en importeren van dieren in de melkveehouderij (33037, nr. 299);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over ondersteuning van houders van zeldzame melkkoeien (33037, nr. 300);
  • de motie-Futselaar over vrijstelling van fosfaatrechten voor de biologische melkveehouderij (33037, nr. 301);
  • de motie-Futselaar over knelgevallenregeling uitbreiden met biologische melkveehouders (33037, nr. 302);
  • de motie-Moorlag over ruimte voor biologische melkveehouders in de knelgevallenregeling (33037, nr. 303);
  • de motie-Lodders c.s. over onderzoek naar markttoezicht op fosfaatrechtenhandel (33037, nr. 304);
  • de motie-Lodders c.s. over een startdocument voor onderhandelingen over derogatie (33037, nr. 305).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar motie (33037, nr. 298) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Bisschop/Futselaar (33037, nr. 292).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. (33037, nr. 293).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts/Lodders (33037, nr. 294).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts/Lodders (33037, nr. 295).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand c.s. (33037, nr. 296).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand c.s. (33037, nr. 297).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33037, nr. 299).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (33037, nr. 300).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Futselaar (33037, nr. 301).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Futselaar (33037, nr. 302).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Moorlag (33037, nr. 303).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Lodders c.s. (33037, nr. 304).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Lodders c.s. (33037, nr. 305).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties NVWA

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO NVWA,

te weten:

  • de motie-Moorlag over sluitende systemen van zelfregulering (33835, nr. 83);
  • de motie-Ouwehand over borgen van de handhavingscapaciteit (33835, nr. 84);
  • de motie-Ouwehand over de onwenselijkheid van het stimuleren van de handel in nertsen in andere landen (33835, nr. 85);
  • de motie-Ouwehand over niet langer uitzonderen van nertsentransporten van de exportkeuring (33835, nr. 86);
  • de motie-Van Brenk over extra aandacht voor het personeel tijdens de reorganisatie (33835, nr. 87);
  • de motie-Graus over ante-mortemkeuring alleen door erkende en gekwalificeerde dierenartsen laten uitvoeren (33835, nr. 88);
  • de motie-Graus over meer fte voor controle bij alle wantoestanden in slachthuizen (33835, nr. 89);
  • de motie-Futselaar over versterking van de NVWA (33835, nr. 90);
  • de motie-Geurts/Lodders over integrale risicoanalyses (33835, nr. 91);
  • de motie-Geurts c.s. over de veiligheid van voedsel dat via internet wordt verkocht (33835, nr. 92);
  • de motie-Lodders/Geurts over een toets door de Audit Dienst Rijk op de tarieven (33835, nr. 93);
  • de motie-Lodders/Geurts over driemaal per jaar een voortgangsrapportage (33835, nr. 94).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Lodders stel ik voor haar moties (33835, nrs. 93 en 94) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Graus (33835, nr. 88) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de ante-mortemkeuring enkel door in Nederland opgeleide dierenartsen te laten uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97, was nr. 88 (33835).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Moorlag (33835, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33835, nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33835, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33835, nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk (33835, nr. 87).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Graus (33835, nr. 97, was nr. 88).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (33835, nr. 89).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Futselaar (33835, nr. 90).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts/Lodders (33835, nr. 91).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. (33835, nr. 92).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Experimenten gesloten coffeeshopketen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Experimenten gesloten coffeeshopketen en het onderzoeksrapport Internationaal recht en cannabis II,

te weten:

  • de motie-Van Nispen/Kuiken over bij positieve resultaten niet afbouwen van het wietteeltexperiment (24077, nr. 418);
  • de motie-Van Nispen/Kuiken over meer gemeenten betrekken bij het wietteeltexperiment (24077, nr. 419);
  • de motie-Van der Staaij over stoppen met het staatswietexperiment (24077, nr. 420).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (24077, nr. 419) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van Nispen/Kuiken (24077, nr. 418).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij (24077, nr. 420).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Politie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Politie,

te weten:

  • de motie-Van Nispen c.s. over schrappen van voorwaarden voor de cao-onderhandelingen (29628, nr. 789);
  • de motie-Den Boer over betere afstemming van vraag en aanbod tussen Politieacademie en korps (29628, nr. 791);
  • de motie-Den Boer over de samenwerking tussen het politieonderwijs en het reguliere onderwijs (29628, nr. 792);
  • de motie-Van der Graaf/Diks over het betrekken van het thuisfront (29628, nr. 793);
  • de motie-Van der Graaf/Van Dam over een structurele voorziening voor geestelijke verzorging (29628, nr. 794);
  • de motie-Van Dam c.s. over de ICT-ontwikkeling bij de politie (29628, nr. 795).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

De voorzitter:
De motie-Van Nispen c.s. (29628, nr. 789) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politiecapaciteit al jaren onder druk staat;

constaterende dat de cao-onderhandelingen tussen het kabinet en de politiebonden zijn vastgelopen;

constaterende dat het kabinet eisen stelt aan het toevoegen van extra capaciteit door het "flexibiliseren" van de arbeidsvoorwaarden;

verzoekt de regering deze eisen te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 805, was nr. 789 (29628).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen c.s. (29628, nr. 805, was nr. 789).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Den Boer (29628, nr. 791).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Den Boer (29628, nr. 792).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Graaf/Diks (29628, nr. 793).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Graaf/Van Dam (29628, nr. 794).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Dam c.s. (29628, nr. 795).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Ontbrekende profielen in de DNA-databank

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over ontbrekende profielen van veroordeelde criminelen in de DNA-databank,

te weten:

  • de motie-Van der Staaij c.s. over substantieel versnellen van de evaluatie van de wet (29279, nr. 450).

(Zie vergadering van 4 juli 2018.)

In stemming komt de motie-Van der Staaij c.s. (29279, nr. 450).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van deze stemmingen. Vannacht komen meer stemmingen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor het dertigledendebat over misstanden bij maneges van de agenda af te voeren.

Ik benoem in de Commissie voor de Werkwijze der Kamer de leden Öztürk en Hiddema tot lid.

Op verzoek van de fractie van D66 benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Sjoerdsma tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Raemakers;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat de leden Verhoeven en Van Eijs tot lid in plaats van de leden De Groot en Paternotte en de leden De Groot en Paternotte tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Verhoeven en Van Eijs;
  • in de Bouwbegeleidingscommissie het lid De Groot tot lid in plaats van het lid Paternotte;
  • in de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Belhaj tot lid in plaats van het lid Paternotte en het lid De Groot tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Belhaj;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Raemakers tot lid in plaats van het lid Paternotte en het lid Paternotte tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Raemakers.

Ik stel voor toestemming te verlenen voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag aan de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

  • op maandag 19 november van 11.00 uur tot 16.00 uur over het begrotingsonderdeel Cultuur;
  • op maandag 26 november van 11.00 uur tot 15.00 uur over het begrotingsonderdeel Media.

Ik stel voor de volgende wetsvoorstellen toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Faillissementswet ter implementatie van richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde (PbEU 2017 L 345) (34909);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2018) (34859);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet handhaving consumentenbescherming ter implementatie van richtlijn nr. 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten) (34813);
  • het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (Trb. 2017, 86, en Trb. 2017, 194) (34853-R2096);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend (Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen) (34940).

Ik stel voor hedenavond ook te stemmen over de moties ingediend bij het notaoverleg over de uitkomsten van de Europese Raad en eurozonetop van 28 en 29 juni, over de aangehouden moties-Ouwehand (30826, nrs. 52 t/m 54) en over de aangehouden motie-Van Rooijen (31066, nr. 413) en de aangehouden motie-Von Martels (27858, nr. 424).

Ik deel aan de Kamer mee dat de fractie van de SP geacht wenst te worden tegen de motie-Krol c.s. (19637, nr. 2403) te hebben gestemd.

Ik stel voor de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 34638-2; 2017Z16957; 31521-103; 2017Z18827; 26695-121; 2018Z00454; 31293-387; 31497-259; 31497-260; 2018Z07568; 2018Z08535; 2018Z11427; 31497-262; 30373-68; 33652-62; 29893-216; 29385-96; 32404-86; 34775-A-68; 31305-252; 34775-A-70; 34775-A-69; 33266-5; 34775-A-63; 31305-242; 34775-A-59; 34775-A-61; 31305-240; 32252-60; 31288-641; 34775-VIII-140; 33529-501; 34960-XVI-3; 34950-I-5; 34950-IIB-5; 34960-XIII-3; 34950-III-5; 34960-XV-3; 34775-X-131; 34775-X-105; 34775-X-95; 34775-X-80; 32824-221; 32824-220; 29544-821; 19637-2364; 30982-36; 30982-31; 19637-2399; 30573-140; 29689-914; 29477-489; 34843-28; 2018Z11946; 2018Z11733; 31936-489; 29544-835; 29544-837; 25883-331; 25883-332; 25883-330; 34843-31; 33529-494; 26643-536; 28684-522; 30821-46; 30010-38; 33033-21; 2018Z12931; 29754-460; 31765-327; 31765-329; 34104-229; 31765-328; 25295-47; 29477-493; 2018Z12649; 2018Z11813; 31104-5; 2018Z12262; 34950-XII-9; 2018Z12327; 34252-7; 23987-252; 29544-836; 34775-XV-109; 2018Z11728; 34775-IV-38; 29665-332; 29665-330; 29665-331; 30806-36; 29665-329; 31936-478; 32861-28; 32861-33; 31936-463; 31936-458; 29665-278; 25268-158; 34775-XII-69; 31936-487; 29665-333; 29665-288 en 29665-286.

Ik deel mee dat de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 24170-166; 33118-105; 34762-21; 34762-22; 29689-889 en 32813-172.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van na het reces:

  • het VAO Kiesrechtzaken, met als eerste spreker de heer Middendorp namens de VVD;
  • het VSO Evaluatie Werkkostenregeling (34785, nr. 97), met als eerste spreker mevrouw Lodders namens de VVD.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Eerder spraken we tijdens een algemeen overleg Circulaire economie, misschien wel bijna dat gehele algemeen overleg over statiegeld. Nu ligt er een brief van de staatssecretaris met een wat ons betreft teleurstellend voorstel over statiegeld. Ik hoop dan ook op steun om van mijn dertigledendebat over statiegeld een meerderheidsdebat te maken, zodat we alleen daarover kunnen spreken en we niet weer een volgend algemeen overleg Circulaire economie geheel moeten vullen over statiegeld.

De voorzitter:
Het verzoek is om een dertigledendebat over statiegeld om te zetten in een debat.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Steun, voorzitter.

De heer Ziengs (VVD):
Geen steun, voorzitter.

De heer Laçin (SP):
Van harte steun.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeer veel steun.

De heer Sienot (D66):
Geen steun.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Geen steun, maar behandelen bij een algemeen overleg Circulaire economie.

De heer Geurts (CDA):
Geen steun.

De heer Van Aalst (PVV):
Geen steun.

De heer Stoffer (SGP):
Steun.

De voorzitter:
Mevrouw Kröger u heeft geen steun. Dank u wel.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren. Ik zie dat mevrouw Thieme naar voren komt.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Ik sta hier in plaats van de heer Wassenberg. Voor de zoveelste keer hebben we alarmerend nieuws over Tihange 3 gekregen. De kernreactor ligt al stil vanwege defecten, en nu zijn er ernstige constructiefouten ontdekt. De tijdbom tikt dus opnieuw harder. Er staat een dertigledendebat van de heer Wassenberg over nucleaire veiligheid. Ik zou dat graag willen omzetten in een gewoon debat met ruime spreektijden.

De heer Laçin (SP):
Steun, voorzitter.

De heer Ziengs (VVD):
Geen steun.

De heer Sienot (D66):
Geen steun. Een brief.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Steun.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Wel een brief, geen steun voor een debat.

De heer Geurts (CDA):
Geen steun.

De heer Van Aalst (PVV):
Geen steun.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Steun.

De heer Baudet (FvD):
Als je het niet in één minuutje kunt zeggen, kan je het al überhaupt niet zeggen, toch?

De voorzitter:
Goed, dus geen steun.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Steun.

Mevrouw Thieme (PvdD):
We hebben wel steun voor een brief met een reactie op de nieuwe alarmerende berichten. Dus die zie ik graag tegemoet.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Er is nog een verzoek van de heer Wassenberg. Ik neem aan dat u hem vervangt.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ja, voorzitter. De onderzoekers van het Radboud Universitair Medisch Centrum en het Universitair Medisch Centrum Utrecht en het Nederland Hart Instituut hebben onderzoek gedaan en geconstateerd dat de meeste medische experimenten met dieren geen nut hebben. Ze leiden dus niet tot een succesvolle behandeling van zieke mensen.

Voorzitter. We weten hoeveel dieren er jaarlijks worden gebruikt voor proeven ...

De voorzitter:
Dus u wilt een debat?

Mevrouw Thieme (PvdD):
... en daarom willen wij een debat over dit probleem.

De heer Graus (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Ik ben heel verbaasd, want ik heb hier pas een AO Dierproeven over aangevraagd. Dat ging hierover. Dat heb ik om deze reden gedaan. Vervolgens pakt de Partij voor de Dieren mijn recht om als eerste te spreken af door er een halfuur van tevoren te gaan zitten. En nu gaan ze over de resultaten van dat AO nog een keer een debat aanvragen, terwijl we dat net hebben gevoerd. Dus ik vind dat een hele rare gang van zaken.

De voorzitter:
Dus u steunt het niet?

De heer Graus (PVV):
Nee, ik steun het niet.

De voorzitter:
Dat dacht ik al.

De heer Weverling (VVD):
Ik steun de heer Graus, en dus geen steun voor het debat.

De voorzitter:
Dat begrijp ik.

De heer De Groot (D66):
Ik voeg daaraan toe dat wij als Kamer in een motie ook een uitspraak hebben gedaan om alle resultaten van dierproeven vast te leggen in een databank. Dit is exact de aanleiding voor dit nieuws. Dus ik weet niet hoe ik deze manier van doen precies moet noemen, misschien smiespelpolitiek, maar ik steun de heer Graus hierin.

De heer Laçin (SP):
Ik steun mevrouw Thieme en de heer Wassenberg in hun verzoek.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de heer Graus en de heer De Groot. Dit is echt al vastgelegd in een motie.

De heer Geurts (CDA):
Geen steun, voorzitter.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Dit debat hebben we net gevoerd. Dit onderwerp is daarbij uitgebreid aan de orde geweest. Dus daarvoor geen steun.

De heer Baudet (FvD):
Ik steun de heer Graus.

De heer Stoffer (SGP):
Ook geen steun.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Kennelijk is het nieuws dat de meeste dierproeven dus geen resultaat hebben, geen reden voor een debat.

De voorzitter:
Nee, niet reageren. Nee, nee, nee!

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik vind dat teleurstellend. Dus ...

De voorzitter:
Nee, dit kan niet. Het spijt me.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter ...

De voorzitter:
Niet schreeuwen, mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ja maar, voorzitter ...

De voorzitter:
Nee, niet schreeuwen, mevrouw Thieme. Er is geen meerderheid. Daar moet u geen commentaar op geven, want u ziet het al. Iedereen loopt nu weer naar de interruptiemicrofoon om daarop te reageren. En dan krijgen we een discussie. U mag niet op anderen reageren. U mag iets zeggen, maar niet op anderen reageren.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. We zijn in dit huis gewend dat ik gewoon een reactie mag geven op de reactie van de Kamer.

De voorzitter:
Nee, dat zijn we niet gewend.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ja, dat ben ik wel gewend. En dan zou ik met u nog wel even een gesprekje willen hebben.

De voorzitter:
Dat lijkt me prima. Dank u wel.

Dan ga ik naar de heer Laçin. Dit is een regeling, dit is geen debat.

De heer Laçin (SP):
Maandenlang staakten buschauffeurs in het streekvervoer voor minder werkdruk en een fatsoenlijke plaspauze. En actievoeren loont. Ik wil de chauffeurs feliciteren met het cao-akkoord dat er nu ligt. De aanhouder wint. Evenzo belangrijk is dat de vakbonden en de werkgevers ...

De voorzitter:
Nee, meneer Laçin! U wilt een debat.

De heer Laçin (SP):
... de handen ineen hebben geslagen om de marktwerking in het streekvervoer aan te pakken.

De voorzitter:
Nee, nee, nee. Meneer Laçin ...

De heer Laçin (SP):
Die oproep neemt de SP graag over. Daarom wil ik een debat met de staatssecretaris van IenW over hoe we de chauffeurs en de reizigers weer op 1 kunnen zetten, en niet de wensen van buitenlandse staatsbedrijven.

De heer Ziengs (VVD):
Kort en krachtig: geen steun.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Steun.

De heer Van Aalst (PVV):
We staan volledig achter onze buschauffeurs maar niet achter de vakbondsagenda van de heer Laçin, dus geen steun.

De heer Sienot (D66):
Geen steun. We zijn benieuwd naar de brief.

De heer Baudet (FvD):
De plaspauzes van buschauffeurs zijn eigenlijk meneer Hiddema's dossier, maar namens FvD steun voor het debat.

De voorzitter:
Het gaat lekker vlak voor het reces. De heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Steun.

De heer Geurts (CDA):
Geen steun.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Geen steun.

De heer Laçin (SP):
Ik heb 30 leden, voorzitter. Dit debat wil ik graag agenderen en dan gaan we er zeker nog over praten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan voegen we dit debat toe aan de lijst van dertigledendebatten.

De heer Jetten, namens D66.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Ik realiseer me dat het heel erg druk is vandaag, maar wij hebben de afgelopen dagen heel veel nieuwe informatie gekregen op het Groningendossier, dus ik zou graag de spreektijden in het debat dat zo meteen aanvangt met één minuut willen uitbreiden.

De voorzitter:
Eén minuut?

De heer Jetten (D66):
Ja.

De heer Nijboer (PvdA):
Het is mij wel tien minuten waard. Steun voor het verzoek, tenzij het ten koste gaat van de mogelijkheden voor interrupties, want ik wil wel graag interruptiemogelijkheden.

De voorzitter:
Dat zijn twee verschillende dingen.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik steun het verzoek.

De voorzitter:
Ik ga over de interrupties.

De heer Nijboer (PvdA):
Zo is het, voorzitter, maar ik ken u ook. Als wij een beetje coulanter zijn ...

De heer Baudet (FvD):
Geen steun.

De heer Stoffer (SGP):
Geen steun.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik had graag die twee minuten gehad, maar deze steun ik ook.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Steun voor die ene minuut erbij, ook namens Dilan Yeşilgöz van de VVD.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik steun het ook.

De voorzitter:
Volgens mij heeft u een meerderheid. Er is steun voor een minuut extra spreektijd. Ik zal jullie daaraan houden.

Mevrouw Bromet namens GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Vanochtend werden wij geconfronteerd met schokkende beelden die gemaakt zijn bij eendenfokkers, waaruit blijkt dat eendenfokkers structureel eenden mishandelen en de wet overtreden. Daarom vraag ik graag een debat aan over dierenmishandeling in de pluimveehouderij.

De voorzitter:
Kijk eens, zo hoort het. Kort en krachtig. Dank u wel, mevrouw Bromet!

De heer Graus (PVV):
Van harte steun om deze dierenbeulerij aan te pakken. Hopelijk kan GroenLinks ons ook steunen met de uitbouw van de dierenpolitie. Dank u wel.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zou dit debat op dit moment niet willen steunen, maar ik doe het verzoek om het toe te voegen aan het debat van mevrouw Ouwehand over de slachthuizen. Dat komt namelijk heel snel na het reces, want dat staat bovenaan. Ik zou het graag willen combineren om daar sneller over te spreken dan het verzoek dat u doet.

De voorzitter:
Dus mevrouw Lodders, geen steun voor een apart debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik steun wel het voorstel voor een apart debat. We kunnen altijd kijken of we het eerder kunnen betrekken. Ik moet wel zeggen dat het extra pikant is dat terwijl dit nieuws naar buiten kwam de vleeslobby eendenborstfilet heeft staan serveren op de parlementaire barbecue. Ik vind dat in meerdere opzichten redelijk schandalig.

De heer Geurts (CDA):
Ik zat nog even na te denken over de woorden van de vorige spreker. Geen steun voor dit debat. Ik vond de motivatie die mevrouw Lodders daarbij gaf wel een goeie om het snel op de agenda te krijgen, door het samen te voegen met een ander debat dat hoog op de agenda staat.

De heer De Groot (D66):
Het lijkt mij inderdaad verstandig. Hier moeten we het zeker over hebben. Dus in die zin steun voor het onderwerp. Maar laten we praktisch zijn en het toevoegen aan het debat dat al staat van mevrouw Ouwehand over de slachthuizen, en misschien de spreektijd daar nog iets uitbreiden.

De heer Laçin (SP):
Dit is voor de SP een apart debat waard. Steun voor het verzoek.

De heer Moorlag (PvdA):
Het belang van de zaak brengt mij op het standpunt dat ik het verzoek steun, maar als ik kijk naar de snelheid waarmee het debat moet worden gevoerd, dan vind ik dat mevrouw Lodders wel een zinnig voorstel heeft gedaan.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zou het ook graag willen samenvoegen met het andere debat dat al staat.

De voorzitter:
Dus niet apart. Mevrouw Bromet, het is gezegd, dat debat staat inderdaad bovenaan de lijst, dus na het reces wordt het gepland. Dank u wel.

Dan ga ik nu naar mevrouw Den Boer. U doet toch een vooraankondiging voor een VAO?

Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter. D66 had een verzoek gedaan voor een VAO. Dat stond vandaag op de rol. Het AO Biometrie levert nog wat vragen op over privacy, maar de staatssecretaris is helaas verhinderd. De motor van het vliegtuig doet het niet, zullen we maar zeggen. Vandaar dat ik verzoek om het VAO tot direct na het zomerreces uit te stellen.

De voorzitter:
Ik denk dat niemand daartegen is. We voeren het van de agenda af.

De heer Van Rooijen, namens 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Gisteren is de minister van Financiën aan het begin van het debat over de Voorjaarsnota uit zijn vel gesprongen over een nieuw probleem bij de Belastingdienst. De staatssecretaris heeft daarover een brief geschreven, maar die is zeer vaag en onvolledig. Alle begrip daarvoor, maar wij willen vandaag nog een debat ...

De voorzitter:
Vandaag nog?

De heer Van Rooijen (50PLUS):
... over de brief van de staatssecretaris. Als we wachten, gebeurt dat op zijn vroegst over twee maanden. Dan vrees ik dat het van kwaad tot erger is gegaan.

De voorzitter:
Hoorde ik het goed, meneer Van Rooijen? Vandaag een debat, plenair?

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter, plenair. Het kan ook een notaoverleg zijn, zoals we gisteravond met de premier hebben gehad. Dan kunnen er ook moties ingediend worden. Daar heb ik alle begrip voor.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou ook het liefst vandaag erover willen spreken. Ik steun volledig de analyse dat we wel gehoord hebben dat er een probleem is, maar dat we niet weten hoe groot het probleem is, wat de financiële consequenties zijn en hoe we dit gaan oplossen. We hebben drie weken geleden nog een groot debat gehad ...

De voorzitter:
U steunt het?

Mevrouw Leijten (SP):
... dat de Kamer erover moet gaan wanneer ze informatie krijgt en hoe ze die krijgt. En bij de eerste de beste kans gaat het mis. Daarom is het vandaag een debat waard.

De voorzitter:
Oké, ja. Mevrouw Lodders namens de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik dacht dat mevrouw Leijten met een alternatief voorstel kwam. We hebben vanmorgen in de procedurevergadering afspraken gemaakt om schriftelijk overleg te voeren. We hebben een brief gevraagd waarin de vragen van de heer Van Rooijen en mevrouw Leijten naar het ministerie zijn gestuurd. We hebben ook het verzoek gedaan om in de eerste week na het reces een algemeen overleg te voeren. Dat is de reden dat ik het debat op dit moment niet steun.

De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, was u bij de procedurevergadering aanwezig?

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter, uiteraard. Dat is mede de reden om het debat aan te vragen.

De voorzitter:
Oké. De heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter. Gisteren inderdaad gemeld en gisteravond een brief gekregen. Hoe graag ik ook dat debat zou willen voeren, denk ik dat het niet veel uitmaakt. Ik steun het debat niet. Het is wel in lijn met wat er de afgelopen periode gemeld is. Dus wat mij betreft een schriftelijk overleg naar aanleiding van de procedurevergadering en na het reces een debat.

De voorzitter:
U bedoelt een AO, een algemeen overleg. De heer Jetten namens D66.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij mevrouw Lodders. Geen steun.

De heer Stoffer (SGP):
Ik ook.

De heer Baudet (FvD):
Wij steunen het wel. De wijze waarop erf- en schenkbelasting nu is geregeld, is een groot probleem. Wij willen het er graag over hebben en een motie indienen om de vrijstelling van erf- en schenkbelasting zo snel mogelijk af te schaffen.

De heer Snels (GroenLinks):
Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Geen steun.

De heer Omtzigt (CDA):
Geen steun. Ik denk niet dat een debat vannacht om 02.00 uur iets oplost op deze korte termijn. Daarom hebben wij gekozen voor schriftelijk overleg en het AO direct na het reces.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Steun.

De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, wat denkt u? U heeft geen meerderheid.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nee. De tijd zal leren of dit wijs was.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat is bij alles, denk ik. Hiermee zijn we klaar met de regeling. Dank jullie wel. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Versterkingsoperatie en schadeafhandeling in Groningen

Versterkingsoperatie en schadeafhandeling in Groningen

Aan de orde is het debat over de versterkingsoperatie en schadeafhandeling in Groningen.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de versterkingsoperatie en schadeafhandeling in Groningen. Ik heet iedereen, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune, van harte welkom. Ik begrijp dat heel veel mensen dit debat volgen. Ik heet ook de minister van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom. De spreektijden zijn precies vijf minuten.

Ik geef het woord aan de heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vanavond spreken we over de deal die nooit gesloten had mogen worden tussen Exxon, Shell en het kabinet. Vanmiddag spreken we over de versterking. Het is nu 5 juli. Op 1 juli zou het allemaal duidelijk zijn. Dat is ons beloofd door deze minister en door de coalitiepartijen. Niets is minder waar. In Groningen, in Overschild, in Ten Post, in Ten Boer weet niemand waar hij aan toe is. Ja, er zijn nieuwe cijfers bekend. Er zijn uitspraken gedaan over batches. Maar als je in een individueel huis zit, in of buiten het gebied, weet je nu niet wat er gaat gebeuren. Dat is precies waar de hele oppositie voor heeft gewaarschuwd. Een maand geleden had de minister gewoon de afspraken moeten nakomen die waren gemaakt met de inwoners van die dorpen. Het is nog prangender: uit de analyse van het Staatstoezicht op de Mijnen blijkt dat het veiligheidsrisico, het risico op aardbevingen, het komende jaar nog verder zal toenemen, omdat de gaswinning nog op hetzelfde niveau blijft. Ik schrok daar eerlijk gezegd van. In het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen staat dat de risico's de komende jaren weliswaar fors afnemen, maar dat het het komende jaar nog erger wordt. Die ernst onderstreept nog eens dat de halsstarrigheid van de minister om de afspraken met de regio en de inwoners niet na te komen, een onjuiste keuze is geweest.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De heer Nijboer refereert aan het rapport van de Mijnraad. Daar hebben we gisteren lang over gesproken en daar zullen we vandaag ook lang over spreken. De voorzitter van de Mijnraad zei letterlijk: als er niet op die pauzeknop was gedrukt, als er niet een pas op de plaats was gemaakt, dan was dat ten koste gegaan van de veiligheid. Ik ben benieuwd hoe de heer Nijboer die woorden weegt.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind dat als de overheid afspraken maakt met mensen, met inwoners in Overschild, ze die moet nakomen en ze niet moet opzeggen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik zou graag een antwoord willen. De voorzitter van de Mijnraad zei: als er niet op de pauzeknop was gedrukt, als er geen pas op de plaats was gemaakt in verband met de versterking, dan was dat ten koste gegaan van de veiligheid. Dit citaat zit zo ook in mijn spreektekst. Ik zou graag van de heer Nijboer willen weten hoe hij die uitspraak van de voorzitter van de Mijnraad beoordeelt.

De heer Nijboer (PvdA):
Die beoordeel ik als onjuist. Het is toch ondenkbaar dat, als je drie maanden niks doet, alles gewoon stilzet, geen huizen verstevigt, dit de veiligheid vergroot? Wat is dat voor verdraaiing van de werkelijkheid? Wat de heer Verdaas heeft gezegd, snap ik wel want een heel aantal huizen buiten die 1.588 en 1.581 blijken ook onveilig te zijn. Die moeten prioriteit hebben, maar die hadden de afgelopen tijd geen prioriteit. Daar is ook niks gebeurd. Het is niet zo dat als je dingen stillegt, het dan veiliger wordt. Er is ook niemand die dat gelooft.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Nijboer (PvdA):
Wat de PvdA betreft had het dus gewoon doorgezet moeten worden. Je ziet nu ook dat de minister dat uiteindelijk moet doen, want de Mijnraad zegt: we hebben dingen toegezegd, dit kun je niet maken, je moet mensen laten kiezen. Het argument dat we de hele provincie afbreken, is ook onjuist. Dat gaan mensen niet uit zichzelf doen. Het is dus goed dat die mensen de keuze wordt gelaten, maar dat had drie maanden eerder ook gekund.

Voorzitter. Ik kom op de ministerraad van afgelopen dinsdag. De PvdA wil graag weten wat daar is afgesproken, wat er is besproken en wat het kost. En hoe kan het nu weer dat het lijkt alsof het Rijk moet opdraaien voor de verstevigingsopgave? Vorige week maandag stonden Shell en Exxon naast de minister en zeiden ze dat ze garant stonden voor de schades en de versterking. We zijn nog geen week verder en het lijkt erop dat de belastingbetaler de portemonnee kan trekken. Dat is toch ongelooflijk. Het is toch ongelooflijk als dat zo is? Ik wil ook graag dat de minister hier ook in de Kamer duidelijk maakt dat niet de regio en de woningcorporaties ervoor op moeten draaien. Dat was in de media gezegd. Dat is teruggenomen, maar ik wil ook graag dat u dat in de Kamer doet, zodat daar in ieder geval helderheid over komt, want dat zou wel helemaal de omgekeerde wereld zijn.

Voorzitter. Ik kom op de oude schades. We hebben vandaag een brief gekregen. 74% heeft het aanbod geaccepteerd. Dat lijken goede scores. Dat zijn het voor eenvoudige gevallen wellicht ook. Mensen zijn dan akkoord gegaan, soms ook tegen heug en meug zeg ik daarbij, om af te zijn van het gezeur. 26%, dat zijn meer dan 1.500 mensen, is dus niet akkoord gegaan. Dat zijn vaak, weten wij uit de praktijk, de mensen bij wie het heel moeilijk gaat, bij wie het jaren duurt, waar enorme schades zijn, waar het huis eigenlijk niet meer heel is en de NAM het nog steeds ontkent. Dat zijn heel ernstige gevallen. Achter de statistieken die heel mooi lijken, gaat in de praktijk nog heel veel ellende schuil. Ik vraag de minister daar echt oog voor te hebben en daar wat aan te doen. Zelfs een handtekening onder 74% betekent dat er nog meer dan 1.500 mensen nog steeds in onzekerheid zijn en nog steeds afhankelijk van de NAM.

Voorzitter. Ik kom op het derde punt. Dat is het toekomstperspectief voor de regio. Dat dreigt nu met al deze discussies, extra ministerraden, ministers die weer moeten bijlappen en dat ook weleens zat zijn, "want Groningen heeft wel een keer genoeg gehad", helemaal achter de horizon te verdwijnen. Er is nog heel veel meer nodig in Groningen dan alleen versterkingsafspraken en schadevergoedingen. De regio heeft een enorme klap gekregen, is het vertrouwen in de overheid kwijt en raakt het vertrouwen in zijn toekomst kwijt. Het vergt echt meer dan in een kabinet steeds ruziemaken over een paar centen die dan net te weinig blijken en waar de rekening dan ook nog uiteindelijk voor een groot deel bij de belastingbetaler terechtkomt. Dat vergt — ik kom bij het eind van mijn betoog — dat niet voor de multinationals, voor Shell en Exxon, de deur wagenwijd openstaat. Wat dat betreft was wat er vorige week gebeurde exemplarisch. Bewoners komen hier en worden niet ontvangen. Voor Shell en Exxon staat de deur open. Ik roep de minister op om veel meer te luisteren naar de mensen, veel meer te luisteren naar de inwoners, veel meer te luisteren naar de burgemeesters en daar ook naar te handelen en niet zo eigenheimerig te zijn als de afgelopen tijd.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Even een vraag aan de heer Nijboer van de Partij van de Arbeid over die schadeafhandeling. Inderdaad heeft 74% het geaccepteerd. Dat is natuurlijk heel erg mooi, maar ik hoor ook heel veel verhalen uit de regio dat mensen murw zijn. Ik zou er dus graag meer inzage in willen hebben door onafhankelijk onderzoek om te zien hoe het nou gaat met die schadeafhandelingen, zodat de nieuwe Tijdelijke commissie mijnbouwschade kan leren van hoe de afhandeling van deze schades is gegaan. Zou de heer Nijboer het verzoek aan de minister willen ondersteunen om dat eens onafhankelijk te laten onderzoeken? Ik hoor de Nijboer alleen maar fulmineren over alles wat er niet goed gaat, maar zou hij met dit constructieve voorstel willen instemmen?

De heer Nijboer (PvdA):
Er gaat ook een heleboel niet goed in Groningen. Ik zeg dit niet voor niks. Ik denk op zichzelf dat mensen al heel veel inspecteurs en onderzoekers thuis langs hebben gehad en dat ze er niet heel erg op zitten te wachten. Tegelijkertijd snap ik wel dat mevrouw Mulder zegt dat we daar de druk op moeten houden en dat ze dat goed inzichtelijk wil hebben. Ik ben daar dus niet tegen, maar ik denk wel dat mensen veel meer geholpen zijn als er een keer een beetje menselijk wordt gekeken naar hoe de situatie is. U weet net zo goed als ik hoeveel mensen er lijden, al jarenlang. Ze voeren eindeloze processen en lopen steeds weer vast. De voorbeelden zijn talloos. Als dat opgelost wordt, komen uit die onderzoeken ook betere resultaten. Maar ik zou me niet verzetten tegen zo'n voorstel, als u dat doet.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Agnes Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De reden waarom dat zo belangrijk is voor ons is omdat de heer Posthumus in het onderzoek over de versterking, en dan met name de geestelijke versterking, heeft gezegd dat je langduriger moet volgen hoe het dan wel goed wordt opgelost. Dat is toch waarvoor we allemaal willen strijden?

De heer Nijboer (PvdA):
Dat laatste is waar, maar dat langdurige volgen heb ik de laatste jaren kunnen doen en ik kan daar wel een conclusie uit trekken. Het gaat ontzettend slecht. Mevrouw Mulder heeft dat ook als geen ander kunnen doen, net als mevrouw Beckerman en wij allemaal. De conclusie is helder: het gaat voor geen meter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP-fractie.

Mevrouw Beckerman (SP):
"Wij hadden een droom: gewoon heerlijk huisje, boompje, beestje. Maar nu hebben we alleen maar huisje, boompje, scheurtje. Ik ben letterlijk ziek van de stress en kapot van verdriet. Ik hoop zo dat je een sterk punt maakt, dat ze zien hoe het echt zit, dat Nederland ineens samen sterk staat voor al zijn burgers en dat het werkelijke verhaal, het werkelijke verdriet nu eens te zien is voor iedereen." Dat schrijft een van de gedupeerden met oude schades mij. Op 31 januari jongstleden besloot de minister dat de NAM voor 1 juli 2018 alle 6.000 oude schademeldingen moest afhandelen. In de woorden van de minister: "hetzij door ze op te lossen, hetzij door een redelijk eindbod te doen." Daarop volgden al snel de verhalen die het tegendeel aantoonden. Mensen kregen een zeer onredelijk aanbod en voelden zich andermaal geschoffeerd. In de voortgangsrapportages bleef de minister echter melden dat de afhandeling van oude schades voorspoedig verliep. De minister sprak van "onmiskenbaar positief".

U constateerde dat de NAM goed gevolg gaf aan de gemaakte afspraken. Van het door ons gevraagde onafhankelijke onderzoek moest u niets weten. Daarom vroegen wij de gedupeerden naar hun verhaal. De reacties laten een ontluisterend beeld zien. Waar uw beeld positief, redelijk en goed is, blijkt de realiteit negatief, onredelijk en slecht. Uit deze verhalen spreekt een ongekende wanhoop en een mensonterende behandeling van slachtoffers van de gaswinning en uw beleid. Zij zijn murw, moe, boos, ziek en/of depressief.

Voorzitter. Ik heb een zwartboek met meer dan 80 verhalen van gedupeerden. Dat laat ik graag ronddelen aan de minister en de Kamerleden. Zo zijn daar Cor en Elly Hoogeveen uit Woudbloem. Een contraexpert stelde vast dat ze voor €80.000 schade hebben. De NAM biedt ze €10.000. Zij zeggen: wij hebben inmiddels het vertrouwen in de goede afloop verloren.

Of Gerard en Loes Wolthoorn, die al vijf jaar strijden om hun schade vergoed te krijgen. De NAM bood ze €6.500. Een door het Centrum Veilig Wonen goedgekeurd schadeherstelbedrijf schatte de schade op €15.958. Zij zeggen tegen mij: dit is de grootste naoorlogse ramp.

Of Bea Blokhuis, docente op een gymnasium, die voor meer dan €30.000 schade aan haar woning heeft en nu een bod krijgt van, schrik niet, €3.353,58. Zij zegt tegen mij: "De leerlingen, dat vind ik het ergste. Wat mij speciaal bijblijft is een leerling die uiteindelijk afstroomde van het gymnasium naar een ander schooltype, mede door het gedoe, waardoor hij in zijn wisselwoninkje, met vliegenplaag, niet aan zijn schoolwerk toe kwam." De strijd van gedupeerden tegen de NAM is een ongelijke strijd. Veel mensen moesten bijvoorbeeld zelf hun contraexpertise betalen.

Johannes Christiaanse schrijft hier treffend over naar mij. Hij schrijft: "Ik ben een slimme jongen, maar heb van alle juridische regels geen enkel verstand. Ik had het gevoel tegen een kudde leeuwen te moeten vechten, enkel met een rietje in mijn hand — kansloos." Sommige gedupeerden accepteren dat bod, maar anderen vechten door. De rode lijn is dat zij stuk voor stuk de hoop op een goede afloop verliezen of hebben verloren.

Helma Tigelaar bijvoorbeeld. Zij zegt: "Ik heb behoorlijke psychische en lichamelijke klachten. Ik hoop echt dat er zo snel mogelijk gerechtigheid is en dat de NAM alle schades betaalt, zodat wij gedupeerden allemaal weer lekker kunnen slapen en van het leven kunnen genieten." Haar schade is door de contraexpert vastgesteld op €125.000. Wat biedt de NAM? €4.975,07, nog geen 5% van haar schade.

Een bijzonder ernstige categorie in het zwartboek dat voorligt, wordt gevormd door boeren en ondernemers, zoals Wiard Kraak en Margreet Kadijk, die al twee jaar met hun jonge kinderen in een keet achter hun monumentale boerderij wonen en al sinds 2012 zonder succes bezig zijn schade aan hun huis en boerderij vergoed te krijgen. Het onrecht dat deze mensen is aangedaan is gigantisch. Er is hun zo veel afgenomen, niet alleen hun veilige huis, maar vaak ook hun gezondheid en geluk. De overheid heeft hier grandioos gefaald, en het is de allerhoogste tijd voor gerechtigheid. Is de minister het met me eens dat deze mensen nog voor de zomer een redelijk en rechtvaardig aanbod moeten krijgen? Achteraf moet u dat deel van de kosten dat de NAM moet betalen volgens de oude regeling maar op hen verhalen. Mijn oproep: zorg voor een generaal pardon waarbij u ruimhartig schuld erkent.

De voorzitter:
Dank u wel. Nog 13 seconden.

Mevrouw Beckerman (SP):
We staan nu voor een nieuw besluit over de versterking. Vandaag sprak ik Wouter van der Tuin, die met zijn vrouw en zijn kinderen van 4jaar en 2 jaar in Schildwolde woont. Drie weken geleden kregen ze een ingrijpend versterkingsadvies. Bij een beving kunnen de muren klappen, staat in dat advies. Zij horen bij die batch van 1.588 en gisteren hebben zij van de NCG te horen gekregen dat het nog maar de vraag is of zij ook onder de toezegging van de minister vallen dat hun huis versterkt wordt. Wouter zegt mij: mijn vrouw en ik snakken naar duidelijkheid, zekerheid en vooral naar veiligheid.

Voorzitter. Op dit moment weet niemand in Groningen waar hij of zij aan toe is op basis van weer nieuwe rapporten.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Beckerman (SP):
Daarom vragen wij de minister of hij nog deze week mensen duidelijkheid kan geven zoals is opgedragen in de motie-Agnes Mulder.

De voorzitter:
Dank u wel. Iedereen heeft vijf minuten, u ook mevrouw Beckerman, zeg ik even tegen de anderen die ook nog moeten spreken. De heer Jetten.

De heer Jetten (D66):
Ik wil allereerst mevrouw Beckerman complimenteren met al het werk dat achter het zwartboek zit. Ik denk dat zij daarmee ook de verhalen achter de schades laat zien. Maar vijf minuten tijd, ik begrijp dat mevrouw Beckerman die vooral daaraan heeft besteed. We hebben gisteren een uitgebreide technische briefing gehad. Van het Staatstoezicht, de Mijnraad en andere experts hoorden we heel helder dat we dankzij het advies van de Mijnraad er nu voor kunnen zorgen dat de 1.500 meest onveilige huizen als eerste kunnen worden aangepakt. Steunt mevrouw Beckerman dat advies van de Mijnraad?

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vertelde net het verhaal van Wouter van der Tuin. Hij woont met zijn vrouw en zijn kinderen van 4 jaar en twee jaar in Schildwolde. Jarenlang zijn ze bezig geweest om zijn huis te onderzoeken, en drie weken geleden hoorde hij: dit huis is onveilig. Het kan instorten, muren kunnen instorten als er weer zo'n aardbeving komt. We weten dat die kans het komende jaar ook nog toeneemt. Deze man en heel veel andere Groningers weten nu totaal niet waar ze aan toe zijn. Zitten ze in de veilige groep of zitten ze in de onveilige groep? Uiteraard moet elk onveilig huis versterkt worden, maar de Groningers moeten ook duidelijkheid krijgen.

De voorzitter:
Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
In de motie-Agnes Mulder c.s. staat letterlijk: in de eerste week van juli moet iedereen in de twee batches duidelijkheid hebben. Ik hoop dat u ook daar nog steeds achter staat. Ik vind dat uiteraard iedereen in een onveilige woning dat verdient, maar ook al die mensen die nu in onveiligheid zitten, maar het model is nog geen werkelijkheid. Daarvoor moeten we bij die huizen naar binnen.

De voorzitter:
De heer Jetten.

De heer Jetten (D66):
Mevrouw Beckerman en ik stonden allebei onder die motie om zo snel mogelijk in begin juli duidelijkheid te geven. Dat steun ik nog steeds. Mevrouw Beckerman wijst terecht op de onduidelijkheid waarin Groningse gezinnen nu nog zitten. Maar het overnemen van het advies van de Mijnraad en de koers die het kabinet de afgelopen maanden met de regio heeft ingezet zal wel betekenen dat we de 1.500 onveilige woningen nu als eerste gaan aanpakken, maar ook dat we de 1.588 uit die batch ook allemaal de mogelijkheid geven om het versterkingsadvies uit te voeren. Ik ben er zelf heel erg blij mee dat het kabinet die keuze heeft gemaakt. Door te prioriteren op die 1.500 onveilige woningen en daarna de 1.588 woningen uit de batch aan te pakken, betekent dat we in timing de komende maanden ...

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Jetten (D66):
Mijn vraag is: steunt mevrouw Beckerman die prioritering? Alle onveilige huizen nu direct aanpakken en daarna meteen beginnen met die 1.588, voor zover die veilig zijn maar wel een versterkingsadvies hebben gekregen.

Mevrouw Beckerman (SP):
Een hele lange vraag, maar volgens mij maakt u een heel klein foutje. De Mijnraad zei helemaal niet: daarna pas aan de slag met die woningen. Die zei: deze trajecten moeten alle drie tegelijkertijd starten. Onveilige woningen aanpakken en nu bij de woningen die veilig lijken naar binnen gaan en bekijken of dat model echt klopt. En tegelijkertijd perspectief bieden aan de regio. De eerste week juli is al bijna voorbij, dus ik hoop dat u daar nog steeds achter staat. De Mijnraad heeft dit nooit gezegd. Ik heb het over mensen over wie ik het net had, over mensen die echt bang zijn dat hun huis instort door een beving die nog steeds kan komen. Ik zou nooit kunnen instemmen met een voorstel waarin we tegen hen zeggen: wij gaan lekker acht weken met reces, tot ziens, we hebben hier een stapel rapporten, misschien kunt u zelf even uitzoeken hoe het zit. Nooit.

De heer Jetten (D66):
Dat heb ik ook niet gezegd en dat heeft de Mijnraad volgens mij ook niet gezegd. Ik sta hier ook niet om de verschillen tussen elkaar te vergroten. Volgens mij constateren we hier met elkaar dat we het heel erg eens zijn: alle onveilige huizen zo snel mogelijk aanpakken en doorgaan met de versterkingsaanpak voor al die huizen die al een versterkingsadvies hadden. Mevrouw Beckerman heeft haar spreektijd terecht aan het zwartboek besteed, maar ik wil hier even met elkaar vaststellen dat we het heel erg eens zijn over die versterkingsaanpak.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is natuurlijk nog wel een groot probleem. Op dit moment weten we van geen enkel adres of het veilig of onveilig is. De vorige keer heeft de coalitie geroepen: we gaan niet met reces voordat we het weten, we gaan niet met reces voordat die motie-Agnes Mulder c.s. is uitgevoerd. En op dit moment is die eerste week van juli wel echt bijna voorbij en nog niemand weet het. Niemand.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jetten namens D66.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Er is de afgelopen negen maanden veel gebeurd op het gasdossier. We stoppen met de gaswinning in Groningen, waardoor het heel snel veel veiliger wordt. Alle onveilige woningen worden versterkt. De aanpak van woningen uit de batch-1.588 gaat door. Nieuwe schades worden zonder de NAM afgehandeld.

De impact van al die kabinetsbesluiten is niet altijd direct duidelijk. En de soms wat onhandige communicatie leidde tot onrust en onduidelijkheid. Maar gelukkig zitten kabinet en regio sinds maandag weer met elkaar om tafel en werken zij samen aan een nieuw perspectief voor Groningen.

Maandag kwam de Mijnraad met zijn conclusies en aanbevelingen. Door de gaswinning snel af te bouwen wordt het veel veiliger in Groningen. 1.500 woningen blijven langere tijd onveilig en moeten zo snel mogelijk worden aangepakt. Bovendien moeten de bewoners van de 5.700 woningen die nog niet aan de veiligheidsnorm voldoen, de keuze krijgen om maatregelen aan hun huis uit te voeren. Voor woningen die veilig zijn, maar waarvoor er al wel een versterkingsadvies lag, moet dat advies gewoon kunnen worden uitgevoerd. Het zijn heldere aanbevelingen van de Mijnraad.

De minister neemt deze adviezen over en zet daarmee samen met de regio de versterkingsoperatie voort. Dat is volgens D66 de enig juiste keuze voor Groningen. Dankzij het advies van de Mijnraad kunnen we nu zo snel mogelijk aan de slag met de meest onveilige huizen. Door bewoners uit de zogeheten batch-1.588 zelf de keuze te geven, respecteert het kabinet de gemaakte afspraken met duizenden Groningse gezinnen in Delfzijl, Appingedam, Overschild en Ten Boer. Ik ben blij dat de minister op die manier de motie-Jetten c.s. uitvoert.

Tegelijkertijd zijn er natuurlijk ook vragen. Wanneer kan de minister op adresniveau duidelijkheid bieden? In de batch-1.588 zitten ook een aantal woningen die reeds een versterkingsadvies hebben ontvangen. Krijgen deze woningen net als de batch-1.588 de keuze om door te gaan, ook als hun huis veilig is? Wanneer kunnen de bewoners van de overige woningen in Groningen een keukentafelgesprek verwachten en wat wordt bij die gesprekken de insteek? Kunnen Groningers die zich zorgen maken over hun huis alsnog een inspectie van hun woning krijgen? Worden naast woningen nu ook andere gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, aangepakt?

Voorzitter. Door het advies van de Mijnraad zijn er ook vragen gerezen over de wijze waarop we de versterkingsoperatie de afgelopen jaren hadden ingericht. Er komen steeds meer signalen over verouderde cijfers en wetenschappers en experts die zich niet vrij voelden om hun werk te doen. Hierdoor ontstond gisteren bij de technische briefing een beeld dat de meest onveilige huizen niet als eerste werden aangepakt en sommige Groningers onnodig in onzekerheid hebben gezeten. Hoe beoordeelt de minister deze signalen?

Voorzitter. Veilige huizen betekenen helaas niet dat er nooit meer scheuren zullen zijn. Daarom is het belangrijk dat schades fatsoenlijk worden afgehandeld. Dat geldt allereerst voor de 6.000 oude schadegevallen. De NAM heeft al die mensen nu een bod gedaan. In hoeverre vindt de minister dat de NAM daarbij ook echt ruimhartig is geweest? Hoe reageert de minister op de signalen die mevrouw Beckerman net heeft verwoord en die ook in haar zwartboek naar voren komen? Ik refereerde er vorige week al aan: een aantal Groningers die inmiddels een schadevergoeding hebben gekregen, krijgen nu van de Belastingdienst het signaal dat er gekort gaat worden op hun kind- of huurtoeslag. De heer Nijboer en mevrouw Beckerman hebben er al schriftelijke vragen over gesteld. Ik hoor graag van de minister hoe hij tegen die signalen aankijkt en of hij er een oplossing voor kan vinden.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb een vraag aan de heer Jetten. Vanochtend om tien voor elf kregen wij de informatie dat alle 6.000 oude gevallen een laatste aanbod van de NAM zouden hebben gehad. Om tien voor één kregen we allemaal een mail van Theo Elsing uit Haven, die meldt: ik heb helemaal geen laatste aanbod gehad. Wat is het oordeel van de heer Jetten daarover?

De heer Jetten (D66):
Die laatste mail had ik nog niet gezien in de drukte van vandaag. Ik had wel gelezen dat alle 6.000 gevallen een aanbod hebben gehad. Als dat niet zo is, dan hoop ik dat de minister daar in dit debat helderheid over kan geven.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is ook echt niet zo. De mensen over wie ik het in mijn verhaal had, die mensen die met hun twee kleine kinderen op hun erf wonen, hebben ook geen aanbod gehad. Maar daar kwam ik niet om vragen. U zegt net dat het echt ongelooflijk treurig is dat mensen die een schadevergoeding krijgen, daar belasting over moeten betalen. Nog geen halfuur geleden heeft u tegen een motie gestemd, Leijten/Beckerman, om schadevergoeding voor bevingsschade of letselschade niet te beschouwen als vermogen. Dat is trouwens heel gebruikelijk, zoals bij de ramp met de brand in Volendam en de mensen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik in de katholieke kerk. Dat wordt allemaal niet belast. Gaswinningschade wel. U stemt tegen. En u gaat het nu nog een keer vriendelijk aan de minister vragen? Hoe kan het?

De heer Jetten (D66):
Ik heb ook in het debat vorige week aangegeven dat ik het korten op kind- en huurtoeslagen echt onbegrijpelijk vind. De motie waar we net over hebben gestemd, is gister ingediend bij de Voorjaarsnota. Voor zover ik het begrepen heb, heeft de minister van Financiën aangegeven dat die motie op die manier niet uit te voeren is. Ik hoor wel graag van het kabinet op welke andere manieren we dan gaan voorkomen dat mensen gekort gaan worden op hun toeslagen.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dus u doet mee als ik vandaag een nieuwe motie indien om dit schandalige gegeven ... Ik heb voorbeelden van mensen die echt ziek zijn, die nog aan het afbetalen zijn en een betalingsregeling met de Belastingdienst hebben. U tekent mee als we vandaag met een motie komen om hier per direct mee te stoppen en de mensen die het getroffen heeft, weer compensatie daarvoor te geven?

De heer Jetten (D66):
Het maakt mij niet zoveel uit hoe we het gaan regelen. Ik hoor graag van het kabinet hoe we dit kunnen voorkomen, want ik ben het helemaal met u eens dat het niet zo kan zijn dat we mensen gaan korten op hun toeslagen als ze eindelijk hun langverwachte schadevergoeding hebben gekregen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Ik sprak net al over die 6.000 oude schadegevallen. We hebben net ook van mevrouw Beckerman gehoord wat er allemaal mis is gegaan. Gelukkig vallen nieuwe schadegevallen dan ook onder het nieuwe schadeprotocol, waarin de NAM geen enkele rol meer heeft. Maar hoe staat het met dat nieuwe schadeprotocol? Hoe staat het met de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade? Kan deze commissie haar werk onafhankelijk en goed uitvoeren? Daarnaast wil D66 dat ook boeren niet meer bij de NAM hoeven aan te kloppen om hun recht te halen. Vallen schades bij agrarische bedrijven ook onder het nieuwe schadeprotocol?

Zojuist in het interruptiedebat tussen mevrouw Agnes Mulder en de heer Nijboer ging het er ook al over. Het gaat er bij de afwikkeling van de schades niet alleen over of we alle schadegevallen een aanbod hebben gedaan en hoeveel procent dat heeft geaccepteerd. Het gaat ook over de vraag of dat op een fatsoenlijke manier is gebeurd. Zijn die mensen fatsoenlijk geholpen en voelen zij ook dat die schades ruimhartig zijn vergoed? Daarom wil ik de minister vragen of hij bereid is om de komende jaren te monitoren in hoeverre de afhandeling van schades volgens het nieuwe protocol ook echt op een manier verloopt dat mensen in Groningen zich geholpen voelen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ruiterlijk en ruimhartig, dat hebben we nog helemaal niet gezien van de NAM. Mij bereiken ook berichten dat mensen met schades, en dan gaat het om structurele schades, ook aan de constructie, te horen hebben gekregen: dat is geen schade, dat gaat over versterken; dan moet u een ander loket hebben. Nu hebben we gisteren, of deze week, de nieuwe berichten gehoord over de versterkingsoperatie, waarbij het aantal huizen drastisch afneemt. Wat gebeurt er nou met die structurele schade? Wie gaat dat nou oplossen?

De heer Jetten (D66):
Volgens mij is dit ook exact de reden waarom we die verantwoordelijkheid naar de Staat toe halen. Als Groninger hoef je niet meer continu bij al die verschillende NAM-loketten terecht voor schade of voor versterking. Wij gaan als overheid naast mensen staan om ze daarbij te helpen. Ik ben heel erg benieuwd hoeveel van dit soort voorbeelden, zoals de heer Van der Lee nu noemt, straks niet onder de maatregelen vallen zoals die nu door de Mijnraad zijn geadviseerd. Daar moeten we inderdaad heel erg goed naar kijken. Het kan niet zo zijn dat mensen die de afgelopen jaren zijn getraineerd in de afhandeling van hun schade, straks helemaal met lege handen achterblijven. Alle schades moeten gewoon worden vergoed of worden opgelost, en onveilige huizen moeten worden versterkt.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Ik ben eigenlijk aan het eind van mijn betoog gekomen. We hebben turbulente maanden gehad. We kunnen nu, kort voor het zomerreces, met elkaar concluderen dat dit kabinet heeft besloten om helemaal te stoppen met de gaswinning in Groningen. Staatstoezicht, de Mijnraad, andere experts hebben aangetoond dat het daardoor heel snel heel veel veiliger wordt in Groningen. Maar die omslag hadden we veel eerder moeten inzetten, want we hebben de afgelopen jaren veel kapotgemaakt in Groningen. Er zijn veel onnodige schades ontstaan. Er zijn veel mensen onnodig in onveiligheid geweest. Maar achteraf is het mooi wonen, zei de voorzitter van de Mijnraad, dus we moeten nu samen met de regio aan de slag.

De heer Nijboer (PvdA):
De getallen buitelden de afgelopen tijd over ons maar vooral over de Groningers heen. Het blijkt nu dat er ook nog heel veel onveilige huizen zijn buiten de huizen waar het eerst eigenlijk mee begonnen is. Vindt u ook dat alle mensen die zorgen hebben over de veiligheid van hun huis, een publiek gefinancierde inspecteur in huis zouden moeten kunnen krijgen om te kijken of het huis eigenlijk wel veilig is, om die zekerheid aan mensen te bieden? Daar zou de PvdA voor zijn. Ik ben benieuwd hoe D66 daartegenover staat.

De heer Jetten (D66):
Ik heb dat volgens mij al gezegd aan het begin van mijn betoog: alle onveilige huizen moeten wij zo snel mogelijk aanpakken, maar als Groningers zorgen hebben over hun huis terwijl ze niet in de onveilige batch zitten zoals die nu is aangewezen, dan moeten die mensen daar ook gewoon een gesprek over kunnen voeren en de zekerheid krijgen dat hun woning echt veilig is. Als bij nadere inspectie blijkt dat de woning toch onveilig is, moet die ook gewoon meteen worden aangepakt. Daar zijn de heer Nijboer en ik het helemaal over eens.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jetten. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder namens het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank. Afgelopen maandag kwam de Mijnraad met zijn advies over de versterkingsopgave in het door gaswinning getroffen Groningen. De Mijnraad heeft waardering voor het besluit van het kabinet om de gaswinning zo snel mogelijk terug te brengen naar nul. De onafhankelijke instanties, het Staatstoezicht op de Mijnen, het KNMI, TNO, NEN en onafhankelijke wetenschappers hebben elk afzonderlijk onafhankelijk de Mijnraad geadviseerd. Zij concluderen elk afzonderlijk dat het echt veilig gaat worden in Groningen door de gaswinning zo snel mogelijk te verlagen. Dat is de reden dat we dit allemaal doen.

De Mijnraad concludeert dat er door deze beslissing minder huizen hoeven te worden versterkt en dat de versterking ook minder ingrijpend kan worden gedaan dan tot nu toe aangenomen. In dat opzicht beoordeelt de Mijnraad de minister voor de pas op de plaats die hij heeft gemaakt na dit ingrijpende besluit. Tegelijkertijd geeft de Mijnraad aan dat er verwachtingen zijn gewekt, met name bij de groep inwoners in de zogenaamde 1.588 batch. Zij adviseren het kabinet om die inwoners de keuze te geven om wel hun huis te versterken ook als het niet strikt noodzakelijk is voor de veiligheid. De vraag aan de minister is of er heldere afspraken zijn gemaakt met de regio over wanneer deze mensen daarover geïnformeerd worden. En krijgen mensen in de 1.581-batch die al een versterkingsadvies hebben ontvangen en bij wie verwachtingen gewekt zijn, dan ook op korte termijn een nadere duiding? Want wij willen wel dat onze motie gestand wordt gedaan.

Voorzitter. Het is goed nieuws, maar in bepaalde media blijft de vraag hangen hoe het zit met de financiering van dit alles. Kan de minister dat vandaag nog eens helder uiteenzetten? Er is ook onduidelijkheid bij inwoners en sommige media over de aantallen gebouwen dan wel de adressen. Van het SodM ontvingen wij gisteren een A4'tje met daarop de aansluitende cijfers, maar ik stel vast dat die cijfers nog niet tot iedereen zijn doorgedrongen. Ik wil de minister vragen om daar vandaag nog eens helder op in te gaan.

Voorzitter. Het is echt goed nieuws dat, zoals het er nu naar uitziet, minder woningen hoeven te worden versterkt en ook minder ingrijpend. Met een aantal maatregelen zijn huizen snel veiliger te maken, hoorden wij gisteren wetenschapper Rots zeggen in de hoorzitting. Hij zei: neem no-regretmaatregelen, zoals ankers in de muren, en breng verstevigingen aan door verbindingen tussen draagbalken en draagmuren te zetten. Deze adviezen laat ik natuurlijk graag over aan de professionals, maar het spreekt me wel aan dat het allemaal wat sneller kan. Wanneer komt de minister met zijn aanpak daarvoor naar de Tweede Kamer?

Voorzitter. Daarnaast moet er zo snel mogelijk worden verdergegaan met de uitvoering van de versterking bij degenen die al adviezen hebben, ook als deze woningen misschien niet versterkt zouden hoeven worden vanwege de veiligheid. Hoe wordt de prioritering van de versterking van deze batch ingevuld? En stel dat je een inwoner bent van de eerste batch, van die 1.467, krijg je dan ook nog een alternatieve keus als je huis niet per se uit veiligheidsoogpunt versterkt hoeft te worden?

Voorzitter. 15% van de huizen van de 1.581-batch moet versterkt worden, lezen wij. We willen snel weten, vandaag, deze week, voor alle inwoners van die batch hoe het precies zit. Mevrouw Beckerman zegt terecht dat wij met z'n allen die motie hebben ondertekend. Laat die niet loos zijn geweest.

Voorzitter. Van onze mensen in Groningen hoor ik dat zij zorgen hebben over de inspecties. De Mijnraad geeft aan dat daar in principe mee gestopt kan worden. De zorg die ik terughoor, is: maar komen we dan niet in een papieren werkelijkheid terecht? Moeten de inspecties niet gewoon doorgaan? Over de wijze waarop de inspecties zouden moeten plaatsvinden is nog geen eensluidend beeld. Dat hoorden wij gisteren ook in de hoorzitting. Is de minister bereid om samen met de regio afspraken te maken over toekomstige inspecties? Want er zijn mensen in het gebied die graag een inspectie zouden ontvangen, omdat zij zich niet veilig voelen in hun huis, niet in een van deze batches zitten en toch graag de laatste nadere inzichten van de wetenschap voor zo'n inspectie zouden ontvangen. Waar moeten deze mensen zich straks melden? Is dat bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade?

Ik zie een vraag.

De voorzitter:
Ik ook.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb een korte vraag over uw motie. Daarin staat dat mensen in de eerste week van juli duidelijkheid moeten hebben. Ik vraag me af: staat u daar nog steeds achter? Want op dit moment heeft natuurlijk helemaal niemand duidelijkheid. Vindt u nog steeds, zoals in uw motie staat, dat iedereen in die twee batches deze week moet horen of zijn huis nu wordt gezien als veilig of als onveilig?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik vind dat die mensen moeten weten welke aanpak er komt voor hun huis. Die groep van 1.588 heeft deze week in die zin eigenlijk al duidelijkheid gekregen via alle media. Zij krijgen recht op versterking van hun huis, ook al is het misschien niet strikt noodzakelijk. Die duidelijkheid is er dus voor die volledige batch. Maar ik zou het wel waarderen als de minister dat hier vandaag ook nog eens een keer uitspreekt, en als ze vervolgens ook een brief krijgen over hoe het verdergaat met de procedure. Ik zie de minister knikken. Het lijkt mij terecht dat onze motie ook gewoon wordt uitgevoerd. Dat geldt natuurlijk ook voor die 1.581. Daar zitten een aantal mensen in die al een versterkingsadvies hebben ontvangen. Dat zijn mensen die onder andere hebben meegedaan aan een pilot. Die hebben al een versterkingsadvies thuis liggen. Dan lijkt mij dat die mensen hetzelfde traject in zouden gaan als de mensen in die 1.588-batch. Maar die duidelijkheid moet dan wel gegeven worden. Dat zijn allemaal vragen die ik hier vandaag heb voor de minister. Wat mij betreft komt die duidelijkheid er vandaag. Ik hoop dat mevrouw Beckerman dat ook graag wil vandaag.

Mevrouw Beckerman (SP):
Sorry, maar wat zegt mevrouw Mulder nu precies? Zegt u nu: die mensen moeten deze week weten of hun huis nu veilig is verklaard of nog steeds onveilig is? Of zegt u: nee, dat kan nog wel even wachten; ze moeten alleen weten dat we een nieuw rapport hebben en dat we iets gaan doen voor die 1.588?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Volgens mij is het voor heel veel mensen in die batches ... Ik vind het vreselijk om zo over "batches" te spreken; daar blijf ik echt heel veel moeite mee houden. Maar als jij een woning hebt die valt onder die 1.588, dan moet je deze week weten of jij nog versterking nodig hebt vanwege de veiligheid. Anders moet je deze week in ieder geval van de minister horen dat je die versterking wel door kan zetten, ook al is het misschien niet nodig voor de veiligheid. Jij maakt dan de keus over wat je exact wilt gaan doen. Stel dat het niet nodig is voor de veiligheid, maar je wel de mogelijkheid krijgt om je huis te versterken. Dan moet je daar toch nog even over na kunnen denken? Dan hoeven we niet deze week al van de mensen zelf te horen wat ze daarmee doen, maar ze moeten wel in een brief die duidelijkheid krijgen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wou collega Beckerman toch op één punt bijvallen. Dat is het punt van de communicatie. We doen heel veel, met veel haast, de minister voorop. Maar het is complex. Dat delen we ook met elkaar. In de communicatie wordt vaker benadrukt dat we helderheid hebben geboden. Maar dan bedoelen we misschien helderheid over het beleid dat we willen gaan voeren, maar niet voor mensen aan de keukentafel zelf. Ik denk dat het voor iedereen in dit debat, ook de minister, goed is dat we dat onderscheid voortdurend blijven benoemen. Want ook in die motie wordt toch de suggestie gewekt dat je in één dag iedereen kunt informeren, en we wisten van tevoren al dat dat niet kon. Is mevrouw Mulder het dus met mij eens dat we wat zorgvuldiger moeten zijn in de communicatie, juist om de verwachtingen goed te managen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Jawel, maar ik vind nog steeds dat die mensen op adresniveau gewoon een brief zouden moeten ontvangen deze week. Dat is de helderheid die u van mij vraagt, en dat is de helderheid die ik u geef. Dat is wat ik vind. Ik hoop dat de minister hier vandaag gaat zeggen dat hij dat ook gaat doen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. De schadeafhandeling. Onduidelijk blijft hoe er wordt omgegaan met bedrijfspanden, schuren en andere gebouwen die geen woonfunctie hebben, maar die wel onveilig zijn. Uit gesprekken in de regio en de hoorzitting over mentale versterking kwamen indringende verhalen hierover tot ons. Die staan onder andere ook in de bundel die we net hebben ontvangen van collega Beckerman, denk ik. Veel landbouwers kampen met schade door de mijnbouw. Dat heeft verstrekkende gevolgen. Oogsten mislukken omdat de drainage stuk is en er lekken mestkelders, waardoor minder koeien kunnen worden gehouden en je financiering ineens niet meer klopt. Is de minister bereid om te kijken of er voor deze gebouw- en omzetschades een apart programma kan komen, zodat ook onze vaak agrarische ondernemers in Groningen snel en adequaat geholpen kunnen worden?

Dan de schadeafhandeling, de oude schades. Ook ik hoor dat er te veel alleen maar cosmetische aanbiedingen zijn gedaan en dat het nog niet goed genoeg is geweest. Ook al zijn de percentages misschien hoopvol, dan nog zou ik graag willen weten hoe het echt zit achter de percentages. Daarom wil ik daarnaar graag onderzoek van de minister, zodat hij dit samen met de regio oppakt, zoals de heer Posthumus ook heeft aangegeven. Dat zouden we graag willen weten.

Voorzitter, tot slot. Het nieuwe schadeprotocol is net van start gegaan. Kan de minister aangeven hoe dat loopt en of het al lukt om schadegevallen in een redelijke termijn te behandelen?

Voorzitter. Ik heb nog heel veel meer, maar ik moest schrappen.

De voorzitter:
Ja.

De heer Nijboer (PvdA):
Misschien kan ik helpen. Ik vind het heel terecht dat mevrouw Mulder aandacht voor de boeren vraagt. Er zijn heel veel problemen. Ik zou haar willen verzoeken om die aandacht ook te geven aan scholen — daar is al een programma voor — maar ook aan verzorgingshuizen, verpleeghuizen, ouderenwoningen en ondernemingen. Dat zijn allemaal geen woningen en ook daarbij kan veiligheid natuurlijk ook een belangrijke rol spelen. Is zij dat met mij eens?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Volledig.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Is er niet nog een wat langere vraag over een ander onderwerp?

De voorzitter:
Nee, dank u wel. Mevrouw Sazias namens 50PLUS.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. De minister heeft de versterkingsoperatie op pauze gezet om de adviezen af te wachten van het SodM en de Mijnraad. Die adviezen zijn er nu, maar duidelijkheid is er voor veel mensen nog niet, behalve dan dat er door de verminderde gaswinning minder huizen versterkt zouden moeten worden. Batches en getallen lopen in de verschillende rapporten niet synchroon, waardoor iedere Groninger zich nu kan afvragen: "In welke groep hoor ik nou thuis? Eerst was mijn huis onveilig en nu ineens niet meer."

Met de mensen die al een toezegging hebben over versterking, wordt een dialoog aangegaan. Hoe gaan die dialogen vorm krijgen en wie voert die gesprekken met de mensen? Het doet mij erg denken aan het Wmo-keukentafelgesprek, waarvan de uitkomst lang niet altijd naar tevredenheid van de cliënten is. Mijn vraag is dus of deze mensen ook ondersteuning krijgen in deze dialoog. Zullen mensen zich vrij en gelijkwaardig voelen? En wat zullen volgens de minister de resultaten van deze dialogen zijn?

De Mijnraad vindt dat je ruimhartig met de mensen om moet gaan, maar dat betekent ook een ruimhartig budget. We hebben er eigenlijk nog helemaal geen idee van wat dat budget zal zijn. Dat de Staat een groter deel van de kosten van de versterkingsoperatie op zich neemt, dat is dan maar zo, want wij hebben met z'n allen ook jarenlang van de gasbaten geprofiteerd. Maar dan moeten wel de werkelijke kosten worden vergoed, voor 100%, en dan moet het aanbod van de NAM niet ver onder de reële kostprijs liggen, zoals wij regelmatig hoorden, ook weer in de verhalen van mevrouw Beckerman. Dat is niet de bedoeling.

De deskundigen die we gisteren tijdens een briefing spraken, drukten ons op het hart dat we vooral open en eerlijk moeten communiceren over de feitelijke risico's. Dat is de afgelopen tijd niet altijd gebeurd. Er was zelfs een krachtenveld, zo werd ons verteld, om de laatste nieuw berekende norm maar niet te publiceren. Ook de wetenschappers voelden zich soms geremd om eerlijk te communiceren tegen bestuurders en in het publieke debat. Dat moet niet. We weten dat het een enorme operatie is. We weten ook dat het heel veel geld gaat kosten, maar we moeten het doen; we. Dat zijn we aan Groningen verplicht.

Het apart per woonhuis inspecteren kost heel veel tijd. Daarom worden woningtypes volgens standaarden geïnspecteerd. Toch zegt de NEN dat de huizen ook afzonderlijk bekeken moeten worden. Wat 50PLUS betreft nemen we eerst zo snel mogelijk die generieke maatregelen voor de gebouwen die het meeste risico lopen, maar daarna, als het grootste gevaar geweken is, moet er toch ook afzonderlijk worden geïnspecteerd.

En hoe staat het met de boerenbedrijven? Mevrouw Mulder noemde het net al even: Groningen is voor 80% agrarisch en van de zogenoemde complexe schadegevallen hebben er veel betrekking op de boeren. Er wordt steeds gerekend met risico op overlijden van de mensen, maar in hoeverre worden stallen en schuren, lekkende mestkelders en de veiligheid van de dieren meegenomen? Graag een reactie. Ik ben het met meneer Nijboer eens dat de scholen en de andere gebouwen ook van groot belang zijn.

De Nederlandse praktijkrichtlijn is een norm waarlangs de veiligheid van een gebouw wordt gemeten. Die NPR kan op basis van nieuwe inzichten worden aangepast. Dat kan vrij snel, maar de NEN streeft naar stabiele versies. De NPR 2018 is gebaseerd op de aanname dat bij verminderde gaswinning de aardbevingen zullen verminderen, terwijl het aardbevingsrisico volgens de prognoses tot en met 2019 nog gaat toenemen.

Eigenlijk zijn alle vooruitzichten op die aannames gebaseerd, maar moeder natuur neigt haar eigen gang te gaan en laat zich aan aannames over het algemeen weinig gelegen liggen. Er wordt gerekend met een model waar ook nog eens kritiek op is, maar dit is het enige gevalideerde model dat er bestaat, dus we hebben niks anders. Uiteindelijk weet niemand echt wat de toekomst gaat brengen. Als we dit jaar een heel koude winter krijgen, dan wordt ineens alles anders.

Wat 50PLUS betreft, wij zeggen: maak voort met het geven van duidelijkheid en hoe dan ook, wat er ook gebeurt, wat u ook doet, begin morgen met het onder handen nemen van die 1.500 kwetsbare gebouwen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sazias. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wassenberg, namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst excuus dat ik iets later was, maar tegelijk met dit debat had ik een debat met de staatssecretaris van IenW. Normaal probeer ik dat te voorkomen, maar op deze laatste dag van het parlementaire jaar gebeuren er soms hele hectische dingen en is de agenda ietsje voller dan normaal, maar excuses daarvoor.

Voorzitter. De angst voor een echt zware aardbeving, de onzekerheid over je huis, de ellenlange procedures, dat beschadigt mensen in de kern van hun bestaan. De spanningen, de stress en de onrust in het gezin hebben ook een zeer negatieve uitwerking op de kinderen. De Kinderombudsman waarschuwde twee weken geleden tijdens een hoorzitting dat er nog geen voorzieningen en zorg gericht op de bescherming van kinderen zijn en dat de belangen van kinderen nog onvoldoende worden meegewogen in de beslissingen. Er moet meer aandacht komen voor kinderen en hun mentale weerbaarheid. Om die reden dient de Partij voor de Dieren samen met de heer Tom van der Lee en een aantal andere fracties dadelijk een motie in die vraagt om een onderzoek naar de gevolgen van de mijnbouwschade voor het welzijn van kinderen.

Tijdens diezelfde hoorzitting werd bevestigd dat door de voortdurende wijzigingen in de spelregels het vertrouwen in de rijksoverheid inmiddels een dieptepunt heeft bereikt. Wetenschappers, maatschappelijke organisaties en hulpverleners gaven een heel helder signaal: houdt het ministerie van EZK zo veel mogelijk op afstand. Daarover hoef ik overigens geen motie in te dienen, want daarover ligt al een aangenomen motie. Maak het ministerie van VWS hoofdverantwoordelijk voor de mentale versterking en geef zo veel mogelijk ruimte aan de regio zelf. Bewoners hebben behoefte aan regie van organisaties die ze kennen en vertrouwen. Ik kan u verzekeren dat de bewoners niet het ministerie van EZK vertrouwen, want dat is het ministerie van gaswinning en niet het ministerie van mentale versterking, Dat kan ook niet.

Gisteren hadden we een technische briefing om helderheid te verschaffen over de laatste versterkingsadviezen. Er heeft een bizarre verschuiving plaatsgevonden in het aantal huizen. De versterkingsoperatie betrof aanvankelijk meer dan 100.000 huizen, toen 22.000 en sinds deze week zijn er nog maar 1.500 acute en ernstige gevallen over. Dat betekent dat veel mensen jarenlang voor niets in onzekerheid, in angst en met stress hebben geleefd, en dat doen zij overigens nog steeds. Hoe kan dit allemaal, dat gerommel met cijfers? De commissie voor EZK hield gisteren een hoorzitting over de versterkingsoperatie. Van verschillende kanten kregen we te horen dat er in de discussie rond de versterking actief is gestuurd. De TNO-expert gaf aan dat het niet eenvoudig was om nuanceringen aan te brengen over bijvoorbeeld de risico's in het gasdossier. Ik citeer de TNO-expert: "rond ons waarden krachten die dat tegenhielden".

Het Nederlands normalisatie-instituut, NEN, was explicieter en zei dat een aangepaste en nauwkeuriger norm voor aardbevingsbestendig bouwen al in 2016 beschikbaar was, maar onder druk niet werd gepubliceerd en niet gebruikt kon worden. Daarbij zou druk zijn uitgeoefend door de NCG. De inschatting van de omvang van de versterkingsoperatie werd dus bewust gebaseerd op verouderde en achterhaalde informatie met een onnodig grote onzekerheidsmarge. Hoogleraar Helsloot van de Radboud Universiteit Nijmegen zei dat collega's zich niet vrij hadden gevoeld om zich vrij en onafhankelijk te uiten over de versterkingsoperatie.

Voorzitter. Ik vind dit schokkend. Het gevolg is dat er in de afgelopen jaren heel veel mist is gecreëerd over de versterkingsoperatie. Dit heeft geleid tot buitengewoon veel onzekerheid en frustratie. Sowieso is het heel zorgelijk dat wetenschappers en onafhankelijke adviesorganen zich kennelijk toch geremd voelen of soms zelfs geremd worden om in zo'n ongelofelijk belangrijk maatschappelijk dossier vrijuit te spreken en dat er ook geen transparantie is.

Voorzitter. De hoorzitting van gisteren was echt de druppel die de emmer deed overlopen. Er is zo veel misgegaan. Er is te veel misgegaan. In het begin van dit jaar noemde de minister het handelen rondom het Groningendossier trouwens zelf overheidsfalen van on-Nederlandse proporties. Dat vinden wij ook. Nu is wat ons betreft de tijd toch echt daar. Wij vinden echt dat dit schreeuwt om een parlementaire enquête. Ik dien straks opnieuw met de SP een motie in waarin wij daarom vragen. Er zijn nu te veel onopgehelderde zaken. Er zijn te veel vraagtekens overgebleven. De noodzaak voor een parlementaire enquête is alleen maar groter geworden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De gaswinning gaat naar nul. Het wordt snel veel veiliger en er komt steeds meer duidelijkheid over de versterkingsopgave. Afgelopen maandag is de Mijnraad met een helder advies gekomen: ga eerst de meest risicovolle gebouwen versterken, ga het gesprek aan als toezeggingen zijn gedaan en verwachtingen zijn gewekt, laat bewoners kiezen en bouw samen met de regio aan het toekomstperspectief. Tegelijkertijd ervaren veel bewoners die duidelijkheid nog niet in hun persoonlijke situatie. De onzekerheid is er nog steeds. "Eerst zien, dan geloven" hoor ik van hen en dat kan ik heel goed begrijpen. Wanneer verwacht de minister dat er voor bewoners duidelijkheid komt? Afgelopen maandag is gebleken dat 1.000 gebouwen die eerder nog niet in beeld waren, wel en met prioriteit moeten worden aangepakt. Wanneer is het actieplan klaar en worden de bewoners geïnformeerd?

Voorzitter. De pauze in de versterkingsopgave was heel moeilijk voor mensen die al een versterkingsadvies hadden of op korte termijn zouden krijgen. Tegelijkertijd is door het rapport van de Mijnraad boven tafel gekomen dat we bezig waren met het versterken van deels de verkeerde woningen. De minister spreekt terecht over een verwarrende boodschap. Eerst was de woning niet veilig, maar nu ineens wel. Binnen twee weken worden bewoners geïnformeerd. De Mijnraad heeft het ook over een dialoog met bewoners en eigenaren. Hoe en wanneer wordt deze dialoog gestart? Hoe worden mensen ondersteund bij de lastige keuze die zij moeten maken? Is een helder advies ook onderdeel van deze dialoog?

Voorzitter. Nu wij weten waar de grootste risico's voor de veiligheid zijn, moeten we zo snel mogelijk aan de slag. Ik heb nog wel vragen over de aanpak. Dit kwam gisteren ook in de technische briefing uitgebreid aan de orde. Er is aangedrongen op generieke versterkingsmaatregelen per woningtypologie omdat daarmee snel veel meer veiligheid bereikt kan worden. Tegelijkertijd zijn zorgen uitgesproken over het vaststellen van het veiligheidsniveau van woningen zonder dat een inspectie heeft plaatsgevonden. Er wordt nu gebruikgemaakt van informatie uit het Kadaster en andere bronnen, maar het onderhoud van de woningen en eventuele verbouwingen kunnen wel van invloed zijn. Hoe gaat de minister om met de onzekerheden die in deze generieke aanpak zitten?

In de brief van de minister staat dat mensen uit de batches een inspectie krijgen als zij zorgen hebben over hun veiligheid. Hoe gaat dat precies plaatsvinden? Kunnen de mensen in het aardbevingsgebied die zorgen hebben over hun veiligheid, ook een inspectie laten uitvoeren?

Het Staatstoezicht adviseert om bij de versterkingsopgave de P90-veiligheidsmarge te hanteren. Met de 5.700 bewoners wordt overleg over deze onzekerheidsmarge. Klopt het dat de afspraak is ook deze woningen te versterken, als bewoners dat willen?

Voorzitter. Ook heb ik begrepen dat er nog geen afspraken zijn gemaakt over 70 zorggebouwen, die wel al geïnspecteerd zijn. Wanneer verwacht de minister hierover afspraken te maken? En hoe zit het met boerderijen, monumenten en bedrijfsgebouwen? En hoe zit het met de pilots, zoals Overschild? Klopt het dat er nu snel wisselwoningen gebouwd moeten worden, als belangrijke randvoorwaarde om de versterking door te zetten? Op veel locaties staan geen wisselwoningen, omdat er onzekerheid is of en hoe huizen versterkt worden. Iedereen wacht op het volgende rapport en op elkaar.

Voorzitter. De Mijnraad kon gisteren geen antwoord geven op de vraag waarom nu pas duidelijk is geworden dat we de verkeerde woningen wilden versterken. Ik heb gisteren ook gehoord — anderen hebben daar ook aan gerefereerd — dat de NCG wetenschappers onder druk zou hebben gezet om geen nieuwe NPR te publiceren. Daardoor bleef de versterkingsopgave onnodig groot in aantallen woningen en in intensiteit. Daardoor is uiteindelijk ook het zicht verloren gegaan op de meest onveilige woningen. Ik vind dat buitengewoon zorgelijk en vraag de minister hierop in te gaan.

De ChristenUnie vindt het belangrijk om jaarlijks de afbouw van de gaswinning, en de versterking, tegen het licht te houden om te kunnen bijsturen, ook omdat de modellen waarschijnlijk verfijnd zullen worden. Gebeurt dit ook, vraag ik aan de minister.

Ik zie dat er een interruptie is.

De voorzitter:
Ja, dat zie ik ook. De heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ook indachtig wat collega Wassenberg voor u zei: ik heb ook met stijgende verbijstering gekeken en geluisterd naar wat de technici van de verschillende instellingen ons gisteren hebben gezegd. Maar ik vind het ook verbijsterend dat er gezwartepiet wordt. We hebben de NCG niet kunnen horen hierover. Maar is dat alleen niet al een reden dat we hier een parlementaire enquête over gaan houden: om dit soort dingen ook allemaal uit te zoeken?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb ook echt even geaarzeld of ik dit nu wel of niet in het debat zou moeten brengen, maar omdat het gister uitdrukkelijk onderdeel was van de hoorzitting, wilde ik het toch benoemen. Het is niet mijn bedoeling om te zwartepieten, maar wel om dit expliciet onderdeel te maken van het debat. Ik heb ook al eerder gezegd: natuurlijk zal er een parlementaire enquête komen en dan zal dit zeker ook voor het voetlicht moeten worden gebracht. De vraag is wel: wanneer moet die parlementaire enquête gehouden worden? Dan zeg ik: niet nu. Maar goed, na gisteren is ook wel duidelijk geworden dat de noodzaak ervan alleen maar groter is geworden.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Over het tijdstip daarvan. Ik ga straks in mijn termijn pleiten om de voorbereidingen in dit kalenderjaar te starten. Ik denk namelijk dat we in het najaar de meeste wetten die nog in deze Kamer behandeld moeten worden, behandeld hebben. Dan wordt het ook echt wel tijd om dit in gang te zetten. Bent u dat met mij eens?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In de vorige kabinetsperiode heb ik zelf ook aangedrongen op een parlementaire enquête, omdat ik zag dat er geen voortgang zat in het dossier. De enige die ervoor zorgde dat er een stap werd gezet, was de rechter: pas als de rechter een uitspraak deed, kwam het kabinet in actie. Dat was mijn reden om een parlementaire enquête te bepleiten: om zaken boven tafel te krijgen. Wat ik nu zie, is dat er een kabinet zit dat in enorm tempo zaken oppakt; soms zelfs een beetje sneller dan de oppositiepartijen lief is. Ik ben blij met de snelle aanpak van het kabinet en ik wil daar de ruimte voor geven. Ik denk dat als we nu gaan starten met een parlementaire enquête, de focus dan niet ligt op een snelle aanpak voor de mensen in Groningen, maar op de parlementaire enquête. En dat zou op dit moment echt de verkeerde focus zijn.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik vond het niet zo chic wat u in de richting van Hans Alders deed. Hij kan zich ook niet verdedigen. Maar goed, dat laat ik voor uw rekening.

Ik vroeg me af wat u bedoelde met "het kabinet gaat sneller dan sommige oppositiepartijen willen"? Ik kan geen enkel voorbeeld bedenken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij is vorige week door een aantal oppositiepartijen ervoor gepleit om het debat over het wetsvoorstel voor het minimaliseren van de gaswinning uit te stellen. Dat vond mijn fractie niet zo'n heel goed idee, omdat dat betekent dat er vertraging komt, het wetsvoorstel niet meer op tijd ingevoerd kan worden voor het nieuwe gaswinningsbesluit en we uiteindelijk meer gas zullen winnen dan nodig is.

De heer Nijboer (PvdA):
Dan is dat opgehelderd. Dat is het doordrukken van die Gaswet, terwijl alle Groningse maatschappelijke organisaties ons ertoe oproepen om het zorgvuldig te doen en beter te wegen. We hebben in de Kamer ook een heel debat en de minister heeft een hele brief geschreven. Dat bedoelt mevrouw Dik-Faber dus met "de oppositie wil soms langzamer". Nou, daar heeft ze groot gelijk in.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij hebben we een ontzettend zorgvuldig traject gehad, met een schriftelijke ronde, met technische briefings, met twee debattermijnen in de Kamer en vandaag zelfs nog een derde termijn. Er is nog veel informatie naar de Kamer toegekomen, dus hoe zorgvuldig zou de heer Nijboer het willen hebben?

Ik ga verder. Ik moest heel erg schrappen in mijn tekst. Ik kom bijna tot een afronding. Ik wil vooruitkijken, het toekomstperspectief. De eerste twee trajecten die de Mijnraad schetst, hebben prioriteit, maar ook het derde traject, toekomstperspectief bieden, is heel belangrijk. De Mijnraad schrijft: "We zien dat mensen in de regio bang zijn dat zij 'vergeten worden', nu er zicht is op het beëindigen van de gaswinning binnen afzienbare tijd." "Pacificeren" — dat kwam gisteren naar voren — en "helen" — een woord uit het rapport van de Mijnraad — zijn voor mijn fractie belangrijke woorden, die niet zonder gevolgen mogen blijven en die we ons ook in de politiek zouden moeten aantrekken. We moeten de krachten bundelen, met een belangrijke rol voor de regio. Er moet een gedeeld perspectief komen. Ik zie uit naar deze gezamenlijke aanpak.

Tot slot. We hebben een brief ontvangen over de oude schademeldingen. De cijfers zijn duidelijk, maar achter al deze cijfers zitten verhalen van mensen. We hebben daar ook een zwartboek van gekregen. Is de minister bereid om te onderzoeken of de schadeafhandeling naar tevredenheid heeft plaatsgevonden, zodat we daarvan kunnen leren voor de toekomst? De Mijnraad adviseert om dossiers te gaan sluiten door ruimhartig te handelen omdat er te veel geld is gaan zitten in transactiekosten. Ik krijg nog steeds mails over schadegevallen waarvan de afhandeling zich soms jarenlang voortsleept. Hoe wordt opvolging gegeven aan deze aanbeveling van de Mijnraad?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Lee namens GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. 55 jaar geleden pleitte de Groningse ingenieur Willem Meiborg al voor de inrichting van een schadefonds. Tientallen jaren lang hebben we waarschuwingen in de wind geslagen en de risico's voor de Groningers verwaarloosd. Dat alleen al is reden voor een parlementaire enquête. De afgelopen weken, sinds ik het woord voer op dit dossier, zijn er bij mij alleen maar veel meer vragen gerezen en redenen naar boven gekomen waarom die enquête snel moet worden ingesteld; maar wel aan het einde van dit kalenderjaar.

De publicatie van afgelopen zaterdag door Follow the Money is een genadeloze weergave van de schandalige, tekortschietende schadeafhandeling. De NAM trad nooit ruiterlijk en ruimhartig op, maar hebzuchtig en hardvochtig. Er ontstonden perverse prikkels die vooral allerhande adviseurs en juristen een superdikke boterham opleverden. Duizenden mensen zijn tot wanhoop gedreven. Ik heb dan ook veel scepsis over het finale bod van de NAM. Mensen zijn uitgeput en accepteren het bod uit moedeloosheid. Denkt de minister eigenlijk zelf dat het zogenaamde passende aanbod van de NAM een ruiterlijk en ruimhartig aanbod is? Is de minister bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de tevredenheid van de gedupeerden over het finale bod van de NAM en hen zelf ook te laten ondervragen?

Bij de schade die vergoed wordt, gaat het om cosmetische reparaties. Structurele schade aan constructies bestempelt de NAM als versterking en dat is weer een ander loket. Mensen worden daarmee bewust met een kluitje in het riet gestuurd. Dit is extra schrijnend nu op bizarre wijze de aantallen te versterken woningen worden teruggebracht van ooit 150.000, via een tussenstap van 22.000, naar een kerngroep van 1.500 gebouwen, en daarbovenop 5.700 dialooggebouwen; zo noem ik ze maar even. Daarvan zegt de Mijnraad nu eigenlijk: die zijn niet onveilig, maar vanwege gewekte verwachtingen en beloften, moeten bewoners zelf de keuze krijgen of versterking wenselijk is. GroenLinks vindt het uiteraard winst dat door het dichtdraaien van de gaskraan de veiligheid sneller kan worden gegarandeerd, ten minste als we nu echt tempo maken met het versterken van die 1.500 meest kwetsbare woningen.

Ronduit onthutsend — en ook dat is voer voor de enquête — is het feit dat de experts gisteren tijdens de briefing plotseling meldden dat er veel te lang met een te conservatieve bouwnorm is gewerkt. En dan werd er gezwartepiet. Dat is niet fraai om te zien, maar ook dat is op zich — ik zei het net al bij interruptie — echt een reden om dit allemaal in een enquête uit te zoeken. Al die instellingen zijn jaren betrokken, en zij hebben zelf een verantwoordelijkheid om als zij nieuwe feiten en nieuwe kennis hebben, die ook naar voren te brengen.

Daarnaast houd ik echt wel twijfels over de kwaliteit, de aannames en de onafhankelijkheid van het gebruikte model. Dat heb ik ook aan de kaak proberen te stellen tijdens de technische briefing. Daar kan ik omwille van de tijd nu helaas niet op ingaan. Maar cruciaal is dat dit model zo goed en zo snel mogelijk gevalideerd wordt, ook aan de praktijk, en dus ook aan fysieke inspecties. Wil de minister er bovendien op toezien dat er een real time digital tool — sorry voor het Engels — komt waarin alle te versterken gebouwen zichtbaar worden gemaakt? Dat zijn dus de 1.500 uit het model, alle gebouwen die wegens structurele schade na inspectie versterkt moeten worden en alle gebouwen die na een dialoog versterkt moeten worden, zodat we allemaal kunnen zien, in Groningen maar ook hier in het parlement, om welke gebouwen het gaat en die informatie ook weer teruggestopt kan worden in het model om de jaarlijkse berekeningen te verbeteren.

Ik heb nog diverse andere wensen. De veiligheidsmarge die het SodM en de Mijnraad bepleiten, moet serieus genomen worden. Bij de dialooggebouwen moet gegarandeerd worden dat mensen echt zeggenschap krijgen, want een dialoog is zelden machtsvrij. Wie gaat die dialoog voeren met de mensen, krijgen zij daar ondersteuning bij, kunnen ze in beroep en waarom worden die kosten allemaal bij de Staat gelegd? Dat is toch ook onderdeel van de mijnbouwschade? Ik begrijp dat niet.

Communicatie is belangrijk. Daar ging het ook al over tijdens de interruptie. Als wij duidelijkheid denken te hebben over het beleid dat we willen gaan voeren, betekent dat nog niet dat mensen thuis die duidelijkheid hebben. Ik denk ook dat het goed is als de minister dat onderscheid aanbrengt in de communicatie. Wil hij omwille van de transparantie ook een jaaragenda opstellen van de belangrijke momenten, ieder jaar opnieuw? Want we zullen ieder jaar opnieuw berekeningen krijgen, en een nieuw gasbesluit. We krijgen rapportages. Het zou voor alle betrokkenen fijn zijn om een inzichtelijk jaaroverzicht te hebben, zodat iedereen weet waar hij in de tijd aan toe is.

Ik lees en hoor niets meer over de gebiedsgerichte aanpak en een nieuw perspectief voor Groningen. Er komt een miljard. Dat weten we. Zou de minister de WRR willen verzoeken om de Groningers te ondersteunen bij de ontwikkeling van gebiedsgerichte aanpak en nieuw perspectief, zodat het duurzaam, sociaal en economisch vitaal wordt?

Ik kan daar nu niets meer over zeggen, maar er komt een motie over de impact op kinderen. Doe daar alsjeblieft onderzoek naar. En laten we met die enquête aan het eind van het jaar starten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kops namens de PVV.

De heer Kops (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Het zoveelste debat over Groningen, een debat dat gaat over de versterkingsoperatie en de schadeafhandeling. En het wordt tijd dat we het daar eens echt over gaan hebben en dat er ook echt vaart mee wordt gemaakt. Want is het eigenlijk niet heel treurig dat wij worden gedwongen om het te hebben over een halfbakken wetsvoorstel, over een slechte gasdeal, over Shell en Exxon die worden gematst, over een minister die staat te stuntelen en geheimzinnig doet en over alle andere ellende, en dat de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie zelf eigenlijk een beetje ondergesneeuwd zijn geraakt?

Voorzitter. Wat een zootje! Afgelopen maandag kwam de Mijnraad met zijn advies. Het resultaat daarvan: weer nieuwe getallen. In Overschild werd de vlag halfstok gehangen, omdat alles hierdoor nog onduidelijker is geworden. Volgens de Mijnraad moeten 1.500 woningen direct worden versterkt. En bij 2.200 bewoners zijn bepaalde verwachtingen gewekt en zijn ook vaak toezeggingen gedaan. De Mijnraad is van mening dat ook die gehonoreerd moeten worden onder het mom van "beloofd is beloofd; afspraken nakomen". En zo hoort het ook.

Zo zullen 1.588 woningen, waarvan de versterking onlangs door de minister werd stilgelegd, alsnog worden versterkt; hoewel de meeste hiervan volgens de Mijnraad veilig zijn. De vraag is nu dus wat het uitstellen van die versterking in hemelsnaam voor zin heeft gehad. Wat heeft de minister daarbij gewonnen? Wat hij daarbij verloren heeft, is in ieder geval wel duidelijk: dat is weer een stuk vertrouwen.

Na afloop van een extra ministerraad zei de minister aanvankelijk dat de kosten van het versterken van deze woningen worden gedragen door de Staat, de provincie, de gemeenten en de woningcorporaties. Dat was onder het mom van: alle portemonnees doen mee. Maar al gauw bleek dit niet te kloppen. Een uur later werd de uitspraak van de minister door zijn eigen woordvoerder gecorrigeerd. De kosten komen toch voor rekening van de Staat. Ondertussen heeft de minister zich wel al de woede van de Groningers op de hals gehaald. "Lekker handig", zou ik zeggen. En hoe kan dit? Het gaat om veel huizen, het gaat om veel geld, om veel gedupeerden, en dat in een tijd dat het vertrouwen onder die gedupeerden tot een dieptepunt is gedaald. En dan zo'n geblunder! Van een minister die onlangs nog stond te stuntelen met allerlei memo's over de dividendbelasting en die als staatssecretaris van Financiën verantwoordelijk was voor de enorme puinhoop bij de Belastingdienst, hadden we op dit dossier toch wel wat minder gestuntel mogen verwachten.

Een ontelbaar aantal keren heeft de minister gezegd dat de NAM betaalt. Maar blijkbaar gaat dat niet om de kosten van de 1.588 woningen, omdat die officieel als "veilig" zijn bestempeld. Zou de NAM niet gewoon alle kosten moeten dragen, ongeacht of een woning als gevolg van de schade veilig is of niet? Oftewel: wat doet het feit dat de schade niet tot onveilige situaties leidt eraan af? Het betreft nu eenmaal schade als gevolg van de gaswinning. Schade is schade!

Dan de garanties. Volgens hoogleraar Ondernemingsrecht, de heer Bartman, bieden de garanties van Shell en Exxon maar een beperkte zekerheid. De schade die verhaald kan worden, is thans beperkt tot de omvang van het eigen vermogen van de twee dochtermaatschappijen. Het eigen vermogen van Shell bedroeg aan het einde van boekjaar 2016 2,9 miljard. Dat is toch bij lange na niet genoeg? Hoe gaat de minister garanderen dat er voldoende geld zal zijn?

Zo blijft het rommelig en schimmig. De Groningse Commissaris van de Koning zei eergisteren: ik denk dat de minister een beetje moe is. Ik ga de minister niet eens vragen of dat klopt, maar ik ga hem wel vragen of hij zich realiseert hoe moe de gedupeerde Groningers ondertussen zijn. Moegestreden, moe van jarenlange ellende. Natuurlijk is het goed nieuws dat de versterking weer van start zal gaan. Natuurlijk! Laten we ons daarbij vooral niet blindstaren op de al zo vaak genoemde aantallen: 1.500, 2.200, 1.588. Het zijn allemaal maar getallen. We moeten oog hebben voor alle schadegevallen, dus ook voor oude schadegevallen. Die mogen we niet vergeten, want — mevrouw Beckerman zei het al — die mensen worden afgescheept met een fooi. Dat kan toch niet, voorzitter?

De PVV zegt dan ook tegen de minister: zorg ervoor dat er nu echt vorderingen worden gemaakt en dat we niet over een tijdje weer hier staan te debatteren omdat alle beloftes wéér niet zijn waargemaakt. Niet voor niets stelt de Mijnraad in zijn advies dat niet alleen huizen, maar ook het vertrouwen moet worden versterkt. Helaas, wat dat betreft heeft de minister nog een lange weg te gaan.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops. Dan ga ik nu naar de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Mevrouw Beckerman heeft al sprekende citaten gebruikt, maar ik heb een citaat dat doordrenkt is van moedeloosheid en uitzichtloosheid: "Overal zie je scheuren en je weet dat het onveilig is. Ze beloven dat het goed komt, maar ze houden zich niet aan hun beloften. Je ligt er wakker van, het sloopt je". Dat is een beetje de sfeer, de achtergrond waartegen deze discussie plaatsvindt.

De minister baseert zijn nieuwe versterkingsaanpak op de inschatting dat door daling van de gaswinning het aantal bevingen omlaag zal gaan. Het zal ongetwijfeld wetenschappelijk onderbouwd zijn, maar in de praktijk zal dat nog moeten blijken. Staatstoezicht constateert dat niet uitgesloten kan worden dat het aantal bevingen en de kans op zwaardere bevingen de komende jaren gelijk blijven. Is de kans niet reëel dat de toezegde afbouw van de gaswinning vertraging oploopt? Een strenge winter kan al roet in het eten gooien. Dat alles staat nog los van de veiligheidsbeleving. Daarom bepleiten wij een ruimhartige versterkingsaanpak. Doe de groep van 5.700 gebouwen niet af met de woorden "eigenlijk is versterking niet nodig". Pak het serieus op. Kies, zoals het Staatstoezicht adviseerde, voor een aanbod van vereiste maatregelen op basis van inspectie. TNO gaf aan dat je binnen één of twee maanden al deze huizen kort kunt bezoeken om een beeld te krijgen van de constructieve eigenschappen. Het maakt nogal wat uit of je bijvoorbeeld een houten of een betonnen tussenvloer hebt. Gaat de minister hier in deze zin ook werk van maken?

Kies ervoor om, als het even kan, zo veel mogelijk huizen fysiek te inspecteren als mensen dat graag willen, ook buiten de ruim 7.000 door de Mijnraad geselecteerde huizen. Scheep mensen niet af met een modelberekening die naar hun gevoel voor hun huis tekortschiet. De minister zegt dat de versterkingskosten voor de groep van 5.700 gebouwen niet op de NAM verhaald kunnen worden omdat er geen serieus veiligheidsprobleem zou zijn. Dat snap ik niet. Een deel woont nu gewoon nog in een onveilig huis. Ik heb net al de onzekerheden benoemd die niet in de modellen zitten, maar die er wel zijn. Het gaat gewoon om veiligheid, en niet om een zoethoudertje, een afkoopsom of iets van dien aard. Hoe kan het trouwens dat twee derde van de 1.500 gebouwen die met voorrang versterkt moeten worden, niet in de huidige drie batches zit en dus eerder over het hoofd is gezien? Ik wil daar graag een toelichting op.

Dan de problematiek van de landbouw. Ook mevrouw Mulder en mevrouw Sazias hebben daaraan gerefereerd. De agrarische sector wordt bijzonder zwaar getroffen. Boeren hebben problemen die tot nu toe onvoldoende geadresseerd kunnen worden: lekkende mestkelders, verzakkende silo's en betonpaden, drainageproblemen die het gevolg zijn van zowel aardbevingen als bodemdaling. In het debat van februari jongstleden heeft de minister toegezegd hier nog eens goed naar te zullen kijken. Het kan zijn dat het mij ontgaan is, maar ik heb daar tot nu toe weinig van teruggezien. Boeren geven aan dat ze nog steeds van het kastje naar de muur gestuurd worden. Met collega Nijboer vraag ik de minister om een apart programma op te zetten, net zoals dat voor scholen is gebeurd, en een regulier overleg tussen de landbouw en de betrokken instanties te organiseren.

Tot slot, voorzitter, de oude, slepende schadegevallen. Ze moeten het nog steeds met de oude NAM-aanpak doen. De minister had toegezegd dat de NAM met een ruimhartig aanbod zou komen. Maar wat ik terughoor — en ik ben echt niet de enige, merk ik aan de collega's — is dat daar in veel gevallen weinig van te merken is. Elke scheur wordt tegen het licht gehouden en reparaties worden zo beperkt mogelijk gehouden. Burgers voelen zich gemangeld. Is de minister bereid om alle nog niet afgehandelde gevallen de ruimte te geven om te kiezen voor een afhandeling via de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade?

Voorzitter, ik wil het hier even bij laten. Dank u zeer.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Tot slot mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken wij over de versterking en de schadeafhandeling in Groningen, een belangrijk onderwerp voor Groningers omdat het de kern raakt van veiligheid en zekerheid: weten dat je in een veilig huis slaapt, dat je kinderen veilig zijn, dat je niet dag en nacht bezig hoeft te zijn met angstige gevoelens, inspectie, formulieren, besluiten en meer. Het is dus enorm belangrijk dat de inwoners van Groningen hun schade ruimhartig vergoed krijgen en dat er duidelijkheid is over de versterking van hun woningen. Daarnaast wordt het een stuk eenvoudiger nu Groningers niets meer te maken hebben met de NAM.

Voordat ik verderga, moet mij iets anders van het hart. Wij hebben het van een aantal collega's ook gehoord. Gisteren waren wij aanwezig bij de technische briefing over de adviezen van onafhankelijke deskundigen en wetenschappers betreffende de veiligheidsrisico's en de versterkingsopgave. Ik moet u eerlijk zeggen dat mijn mond openviel toen diverse wetenschappers aangaven dat de risicoberekeningen gebaseerd waren op oude, conservatieve modellen uit 2014 en niet op de voortschrijdende kennis die al in 2017 beschikbaar was. De reden dat deze kennis ons nu pas bereikt, is gelegen in het feit dat deskundigen zich naar eigen zeggen niet vrij voelden om daarmee naar buiten te komen, mede onder druk van de Nationaal Coördinator Groningen. Het is niet om te zwartepieten, maar het is wel schokkend.

Het effect van dit alles was namelijk dat jarenlang het aantal woningen dat onveilig zou zijn enorm hoog is ingeschat. Zoals ons gisteren werd uitgelegd: een overschatting van het risico is ook een risico. Je pakt immers niet de meest onveilige woningen aan en je zorgt ervoor dat vele Groningers zich onnodig onveilig voelen en onnodig in onzekerheid zitten. Dit zijn niet mijn woorden; dit is wat ons gisteren keer op keer werd verteld door onafhankelijke onderzoekers.

Deze informatie alleen al is genoeg om te zeggen dat de versterkingsopgave echt volledig anders moet. Gelukkig gaan we dat ook doen. Daar gaat het vandaag over wat mij betreft. Uit alle onafhankelijke onderzoeken blijkt dat de geplande afbouw van de winning van Gronings gas Groningen in rap tempo veiliger maakt. Ik citeer de voorzitter van de Mijnraad: linksom of rechtsom, het wordt echt veel veiliger. We hebben nu de onderbouwing en wij hebben de meest actuele cijfers, dus we kunnen nu eindelijk duidelijkheid geven aan Groningers.

Even op een rij: laten we beginnen met de veiligheid. We weten nu dat 1.500 gebouwen niet veilig zijn en dat deze met urgentie opgepakt dienen te worden. Mede door het hanteren van oude normen is de pijnlijke conclusie dat maar een derde van deze 1.500 gebouwen in de eerste drie batches zat. Dat betekent dat 1.000 onveilige woningen met het huidige tempo voorlopig echt niet aan de beurt waren geweest. Dat is natuurlijk onbestaanbaar. De Mijnraad is hier ook heel helder over. We hoorden het gisteren allemaal. Als de minister niet op de pauzeknop had gedrukt, zou dat ten koste van de veiligheid zijn gegaan. Een keiharde conclusie, maar ook een die ons laat zien dat wij de afgelopen maanden wel het juiste hebben gedaan, hoe ingewikkeld dat voor sommigen ook is geweest. Daar heb ik ook alle begrip voor. Ik hoop echt dat wij in de toekomst die gevoelens van onzekerheid kunnen voorkomen. Het is ons allen een lief ding waard, denk ik en op de eerste plaats natuurlijk onze Groningers.

Alle onveilige huizen worden met prioriteit versterkt en de NAM betaalt de kosten. Kan de minister aangeven hoe dit verder in zijn werk zal gaan? De VVD gaat ervan uit dat deze bewoners op zeer korte termijn bericht krijgen en dat meteen begonnen kan worden met de versterking.

Daarnaast hebben we natuurlijk te maken met Groningers uit de zogenaamde tweede batch, de 1.588 adressen, die de onzekerheid voelden toenemen toen zij hoorden dat er even op de pauzeknop werd gedrukt. De VVD is er ook voor die mensen die nu horen dat het veilig is, maar die begrijpelijk nog steeds onzekerheid voelen omdat er verwachtingen waren gewekt. Het is heel goed dat de minister het advies van de Mijnraad overneemt en iedereen aanbiedt om samen te kijken wat er mogelijk is. Als iemand zich toch veiliger voelt bij versterking of nieuwbouw, doen we dat gewoon ook. Ook hierbij de vraag aan de minister: hoe gaat het nu verder? Wanneer horen die mensen meer?

Natuurlijk zijn er de mensen in de derde batch die wellicht graag ook extra zekerheid willen. Zij kunnen lichte inspectie krijgen als zij dat wensen. Wederom de vraag: hoe verder?

De voorzitter:
Mevrouw Agnes Mulder twijfelt of zij nu wel of geen vraag zal stellen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het kan ook straks nog.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. De versterkingsopgave moet anders worden ingericht, gebaseerd op actuele bevindingen, correcte cijfers en met de focus op veiligheid. Kan de minister hier nader op ingaan?

Dan de schadeafhandeling. Ik wil graag weten wat de stand van zaken is van de oude schades die de NAM ruimhartig zou bekijken. Wat de nieuwe schades betreft in het nieuwe tijdelijke schadeloket: kan de minister nader ingaan op de werkwijze en op de eerste resultaten daarvan? Ik ben zelf twee weken op bezoek geweest geleden bij het schadeloket. Ik was erg onder de indruk van de mensen, Groningers, die daar elke dag andere Groningers proberen te helpen. Ik ben erg benieuwd naar de ervaringen en de informatie die de minister daarover heeft.

Ik hoop dat onze Groningers niet alleen horen, maar ook zien, meemaken en gaan voelen dat wij gezamenlijk met de regio, met de corporaties en met eenieder knetterhard werken en zullen blijven werken om een einde te maken aan de periode van onzekerheid en onveiligheid.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Misschien nog op het gebied van die laatste kennis en de onveiligheid. Hoe ziet mevrouw Yeşilgöz dat voor zich? We hebben mensen in verschillende batches, die wordt straks van alles aangeboden. Kan zij mij iets vertellen over hoe zij dat graag zou willen zien?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik ben eigenlijk wel heel erg blij met deze vraag van mevrouw Mulder, want daar ben ik niet op ingegaan in mijn spreektekst. Ik had nog maar 7 seconden. Wij gaan natuurlijk jaarlijks monitoren hoe die onzekerheidsmarge er uitziet en die kan veranderen. Wat ons betreft moet er snel geacteerd worden zodra duidelijk wordt dat een woning onveilig is, ook al zit die nu misschien niet bij dat aantal adressen, maar dat verandert. Dat moet dan per definitie de NAM gaan betalen. Dus fijn dat deze vraag is gesteld en dat ik daar duidelijkheid over kan geven. Wat de VVD betreft, betaalt de NAM in geval van onveiligheid per definitie.

De voorzitter:
Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik mag nog maar één vraag stellen, geloof ik.

De voorzitter:
Dat heeft u heel goed gezien.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoop ook op een duidelijk antwoord.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Wat een eer dat uw laatste interruptie voor mij is.

Mevrouw Beckerman (SP):
U bent de laatste spreker.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
O, dat zal het zijn.

Mevrouw Beckerman (SP):
Maar ik heb hem speciaal voor u opgespaard. U heeft een heel positief verhaal. Ik ben echt geschokt door de verhalen in mijn zwartboek van al die mensen met oude schades. Ik noemde al Helma Tigelaar, die volgens de contraexpert €125.000 schade heeft en nog geen 5.000 krijgt. Ik heb de minister een voorstel gedaan. Kom nou met een generaal pardon, zodat die mensen niet ... Sommigen hebben het geaccepteerd en sommigen vechten door, maar die moeten dan misschien nog weer een jaar wachten. Bent u met mij van mening dat de minister nu zou moeten regelen dat al die mensen, die al zo lang aan het wachten zijn, nog deze zomer een eerlijk aanbod krijgen?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ook dank voor deze vraag. Elk schrijnend verhaal, elk verhaal waar zo'n leven achter zit en wat nog niet is opgepakt, is er één te veel. Dus ik ben blij dat die vraag gesteld is aan de minister en dat hij daarop kan reageren. Hoe ziet het eruit met die oude schades? Wij hebben dezelfde cijfers gezien. Het overgrote deel van de mensen heeft het aanbod van de NAM aangenomen. Er is een deel van 10% dat daar gewoon niet tevreden mee is en een deel van 17% heeft nog niets laten horen. Dat zijn percentages en ik vind het heel goed dat mevrouw Beckerman heeft gezegd: "ik ga inzoomen op de verhalen achter deze getallen" en dat zij de vraag aan de minister voorlegt hoe wij nu omgaan met de oude schades die nog niet correct zijn afgehandeld. Ik wacht dat antwoord graag even af.

De voorzitter:
Ja, maar dat nodigt uit tot dezelfde vraag herhalen, want de vraag is aan ú gesteld. Anders krijgt mevrouw Beckerman weer het woord en dat wil ik eigenlijk niet.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ja, dat delen we dan. Ik zou heel graag willen weten ... Wij hebben het over 17% die nog niets heeft laten horen en 10% die er niet tevreden mee is, wat ik ook heel goed kan begrijpen als ik de verhalen zo hoor. Ik wil toch echt van de minister horen hoe hij denkt dat we daar het beste mee om kunnen gaan. Mevrouw Beckerman vraagt hoe de VVD daar instaat. Zoals we dat altijd hebben gezegd: een ruimhartige vergoeding voor de mensen die al zo lang met schade lopen. Daar kan geen enkel misverstand over bestaan.

De voorzitter:
Dan heeft de heer Nijboer nog een vraag voor u.

De heer Nijboer (PvdA):
Ook mijn laatste, voorzitter. Mevrouw Yeşilgöz is geschokt over de heer Alders, die nog gewoon ambtenaar is, dus de minister is verantwoordelijk. Ze is dus ook geschokt over haar eigen minister. Ze is geschokt over onderzoeken. Ik zou het een keer zo mooi en belangrijk vinden om in zo'n debat — en ik zou dit ook wel het moment daartoe vinden — geschokt te zijn over wat de Groningers overkomt, om daar eens wat over te horen van de VVD. Over mensen die al jaren met schades zitten die slecht worden opgelost. Over mensen die niet weten waar ze aan toe zijn. Over mensen die niet worden ontvangen door de minister, die hiernaartoe zijn gekomen en die gewoon onverrichter zake weer naar huis moeten. Ik had de geschoktheid van een volksvertegenwoordiger van de VVD graag dáár gezien.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik wil de heer Nijboer om te beginnen uitnodigen om de expertmeeting, de briefing die we gisteren hadden en waar hij helaas niet bij kon zijn, omdat hij in een ander debat zat, even terug te kijken. Want het was nogal wat, wat we daar hoorden. Mensen zeiden, onafhankelijke wetenschappers: we hadden nieuwe informatie, we hebben ervoor gewaarschuwd, je houdt de Groningers langer in onzekerheid als je daar op deze manier mee doorgaat. Daar is bewust voor gekozen. Dat is natuurlijk schokkend. Maar het is een hele goede vraag van de heer Nijboer, uiteraard juist ook omdat de VVD zegt: de veiligheid van Groningers moet centraal staan. Dat is niet zo geweest de afgelopen tijd. Dat heeft u de minister ook duidelijk horen zeggen. Dus we stoppen met de gaswinning. We hebben de nieuwe schades bij de NAM weggehaald en er is een loket opgericht. Oude schades worden zo goed mogelijk en ruimhartig vergoed. De versterking wordt ook volledig bij de NAM weggehaald en zal volledig vergoed worden. Onveilige huizen gaan eerst. Met mensen die zeggen dat er verwachtingen zijn gewerkt, gaan we ook aan tafel en daar gaan we tegen zeggen: natuurlijk heb je gelijk. Het gaat niet alleen om woorden. Het gaat ook om daden. Volgens mij is deze minister de afgelopen acht tot negen maanden knetterhard aan het werk geweest om het daar goed te krijgen en ik hoop dat we dat gezamenlijk kunnen steunen.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering voor twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Wiebes:
Voorzitter. Schade en versterking. Ik wil eerst ingaan op de oude schadegevallen en dan op de TCMG, waar verschillende vragen over zijn gesteld. Ik wil het versterken zo aanpakken dat ik door het Mijnraadadvies loop aan de hand van de afspraken die ik daarover met de regio heb gemaakt. Dan blijven er allerlei vragen van de verschillende woordvoerders over, die ik dan nog even meeneem. Ik loop dan langs iedere vraag van iedere woordvoerder, voor zover nog niet beantwoord.

Ik begin bij de oude gevallen. Die oude gevallen moeten zo'n beetje zijn waar de dialoog tussen de Kamer en het kabinet op dit onderwerp begon, want we hebben in het begin van deze kabinetsperiode gestaan voor een situatie waarin de schades niet meer werden uitgekeerd. De schade-uitkeringen stonden stil, de hele schadeafhandeling stond stil. Ik heb toen uitgesproken dat ik het onbestaanbaar vond om wel schade te veroorzaken, maar die niet te vergoeden. Dat is niet aanvaardbaar. Dat waren we hier in deze Kamer volledig met elkaar eens. Vervolgens zijn er twee stappen gezet. We hebben de schadeafhandeling voor de nieuwe gevallen publiekrechtelijk ingeregeld, al is dat nog niet helemaal op de definitieve manier. Ik had het liever op een definitieve manier gedaan, maar daarover ligt nu een wetsvoorstel in consultatie. Daarnaast hebben we de oude gevallen noodgedwongen bij de NAM ondergebracht. Ik denk nog steeds — ik zal daar straks ook iets over zeggen — dat dat niet anders had gekund. Ook dat was meer omdat het alleen maar zo kon, en niet omdat we het allemaal zo wilden. Dat was allemaal heel helder. Daar hadden we geen verschil van opvatting over. Mijn ideaalbeeld was het niet.

De verschillende woordvoerders hebben het gezegd: 100% zou een aanbieding hebben gekregen. Er werd net een naam genoemd van iemand die wel een oude schade zou hebben, maar geen aanbieding zou hebben gehad. Dat kan nog worden nagekeken. Volgens de rapportage zou 100% een aanbieding hebben. Driekwart zou daarmee afgehandeld zijn. En of dat altijd is op een manier die mensen nog jarenlang bejubelen? Ik denk dat we dat allemaal niet denken. Een deel heeft geweigerd en een deel heeft nog niet gereageerd.

Ik heb hier verschillende keren met de commissaris van de Koning over gesproken, met de NAM, om de voortgang in de gaten te houden. We hebben om te beginnen vastgesteld dat er actie moet komen richting de mensen die nog niet gereageerd hebben. Daar is een termijn voor. De laatste mensen hebben in de laatste week van juni nog een aanbod gekregen. Zij hebben dan oorspronkelijk drie, maar inmiddels vier weken om daarop te reageren. Dat is vanaf nu nog een week of drie. We denken dat het nuttig is om die mensen na te bellen en de NAM heeft toegezegd om dat te doen. Ook is er in het kantoor in Loppersum iets ingericht zodat mensen die vragen hebben, daar terechtkunnen. Er is veel zorg gehoord over de beperkte tijd. Die hebben we nu opgerekt van drie naar vier weken. De termijn waarin je naar de arbiter kan, hebben we ook verruimd. Naast dat er mensen zijn die nog niet gereageerd hebben, zijn er ook mensen die het aanbod hebben afgewezen.

Wij zijn dankbaar voor het zwartboek van mevrouw Beckerman — ik zeg dat oprecht — maar ook wij hebben signalen ontvangen. Wij zitten niet stil. Bij de regio en op het departement komen signalen binnen. Naar aanleiding daarvan hebben de commissaris van de Koning en ik vorige week met de NAM besproken dat dit ons toch nog niet voldoende lekker zit. De NAM heeft toen aangegeven om zelf te gaan kijken wat de redenen zouden kunnen zijn voor mensen om het aanbod af te wijzen. De commissaris van de Koning en ik hebben toen met elkaar afgesproken dat wij daarnaast ook een eigen onderzoekje zouden doen naar wat de redenen zouden kunnen zijn om het aanbod af te wijzen. Ook wij hebben gehoord dat er te cosmetisch zou zijn gewerkt. Dat willen wij ook zelf bekijken. We hebben dat in gang gezet, omdat wij, als wij toezeggen dat we het in de gaten houden, bij de mensen die het aanbod niet goed genoeg vinden, ook zelf moeten kunnen vaststellen wat er speelt. Vragen mensen dingen die niet goed over de bühne komen? Is er onhelderheid? Worden er andere rekenmethoden gehanteerd? Wij dienen dat te begrijpen. Daarom heb ik met de commissaris van de Koning afgesproken om daar eigenstandig in te duiken en ons te buigen over de mensen die redenen hebben gevonden om het aanbod van de NAM af te wijzen. We hebben ...

De voorzitter:
Mevrouw ... Ja, misschien wilt u eerst uw zin afmaken, minister?

Minister Wiebes:
Er zijn ook nog andere zwartboeken dan dat van mevrouw Beckerman. We hebben ook overzichten gekregen van het Groninger Gasberaad. Daarop staan ook namen van mensen zijn die het wel geaccepteerd hebben, maar daar een verhaal bij hebben waarvan wij denken dat dat ook niet de manier is waarop dat zou moeten gaan. Je kunt er pas een oordeel over vormen als je alle feiten hebt. Die dossiers hebben niet alle feiten, dus we hebben gezegd dat we daar nog nader induiken. Dat dossier is dus nog niet afgerond.

Mevrouw Beckerman (SP):
De minister zei net terecht: dit was een van de eerste besluiten die ik als minister nam. Het is dan wel heel triest om te constateren dat het zo'n enorme puinbak is geworden. Mensen krijgen een aanbod van €5.000 van de NAM, terwijl een contraexpert zegt dat het €125.000 moet zijn. Dat is dan een fooi, terwijl mensen jarenlang aan het strijden zijn. Het is zo ongelooflijk onbestaanbaar. De heer Nijboer, mevrouw Van Tongeren en ik hebben meerdere keren gevraagd om onafhankelijk onderzoek. Het is heel mooi dat de minister dit nu toezegt, maar er is meer nodig. Is de minister bereid om te kijken naar een generaal pardon, waarbij de mensen alsnog een redelijk aanbod wordt gedaan? Dit zal ook moeten gelden voor de mensen die het wel hebben geaccepteerd nadat ze moe en murw gebeukt zijn en hebben gezegd: dit kan ik niet meer; ik moet wel accepteren.

Minister Wiebes:
Dit soort woorden passen echt niet. Ik wil best aannemen dat als er 6.200 gevallen zijn, er ook gevallen bij zijn die niet zijn gelopen zoals we ons dat hadden voorgesteld. Driekwart van de mensen heeft het geaccepteerd, er zijn 4.500 gevallen afgemeld en ik ben niet tot andere oordelen te bewegen voordat ik daar netjes onderzoek naar heb gedaan. Dat gaan we nu doen bij de paar mensen die het wel hebben geaccepteerd, maar er een verhaal bij hebben wat ons ongerust heeft gemaakt. We gaan het ook doen bij een aantal mensen die het hebben afgewezen. Daarna kom ik tot conclusies. Als ik meen dat het niet netjes is gedaan, is het op dat moment tijd om de NAM daarop aan te spreken. We hebben eerder ook niet gezegd dat we er geen onderzoek naar willen doen. We hebben gezegd dat we het eerst willen afronden en dan willen kijken hoe het ermee staat. Dat is nu dit moment en daarover hebben we vorige week dit besloten.

Mevrouw Beckerman (SP):
Een onderzoek onder een paar mensen die boos zijn en die wel geaccepteerd hebben en een paar mensen die niet geaccepteerd hebben. U zegt zelf dat u meerdere zwartboeken heeft ontvangen, niet alleen van mij maar ook van anderen, ook van de onafhankelijk raadsman. Dit zijn mensen die echt ziek zijn van ellende. Ik vind het heel mooi dat u onderzoek doet, maar ik wil wel weten wat u er daarna mee gaat doen. Met het woord "onderzoek" zijn de Groningers inmiddels wel klaar. Daar hebben ze er heel veel van en ze hebben daden nodig. Dit was uw eerste besluit. Kunt u niet alvast aangeven — ik zal daarover ook een motie indienen als u het niet doet — dat deze mensen een redelijk aanbod krijgen, dat iedereen een redelijk aanbod verdient?

Minister Wiebes:
We hebben al een halfjaar geleden met elkaar afgesproken dat iedereen een redelijk aanbod verdient. De vraag is even of dit redelijk is, of er andere dingen spelen, of er misschien dingen in het systeem hebben gezeten die onzorgvuldig waren, dan wel dat we hier te maken hebben met mensen die een andere inschatting hebben van wat redelijk is. Dat kan allemaal. Ik ga dat bekijken. Ik heb toegezegd eerst de NAM een kans te geven en daarna te beoordelen of dat goed is gegaan. Dat doe ik samen met de commissaris van de Koning. Dit is wat we hebben afgesproken.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben blij met de toezegging. In eerste termijn vroeg ik om een onderzoek en dat gaat de minister doen. Sterker nog, hij heeft het eigenlijk al afgesproken. Ik ga ervan uit dat wij het krijgen zodra het er is. Er zit één aspect aan waar de minister net ook iets over zei. Stel dat mensen te horen hebben gekregen: voor een cosmetische reparatie krijgt u geld, maar structurele schade is versterking. Dan vraag ik me even af: wordt dit voor de oude gevallen door de NAM gerepareerd, of moeten deze mensen straks toch naar de tijdelijke commissie als blijkt dat ze niet in de reguliere versterkingsoperatie geholpen gaan worden?

Minister Wiebes:
Als we menen dat het schade is, dan horen ze niet bij de TCMG terecht te komen maar gewoon door de NAM geholpen te worden. Dit is een van de dingen waar de commissaris van de Koning en ik op gaan letten, want deze verhalen hebben we meerdere keren gehoord. Dit is er een. Als er daadwerkelijk versterking is, ook dan moet, als het noodzakelijke versterking betreft, dat gewoon gedaan worden. Daar is geen twijfel over. Maar ik kom zo op de versterking.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Wiebes:
We hebben ook gesteld dat we tijdelijk een publiekrechtelijk loket krijgen voor de nieuwe schades. Ik heb destijds aangegeven dat dat nog een zware dobber zou zijn. We moesten binnen een paar weken een hele organisatie uit de grond stampen, inclusief een pand huren. We hadden een belvloer ingericht. We hebben een schadeprotocol gemaakt met de regio, maar dat hele proces moest nog worden ingericht. Er moesten experts worden aangetrokken, net als specialistisch personeel. We hebben ook gezegd dat we zo min mogelijk gebruik wilden maken van mensen die dat eerder voor NAM of CVW hebben gedaan. Laat ik zelf het oordeel geven: ik vind dat het gewoon onvoldoende uit de startblokken is gekomen. Ik ben daar nog niet tevreden over. Ik vind het een zorg. Dit moet echt beter. We hebben een analyse in gang gezet: hoe komt dit, waardoor hebben we het tempo nog niet gehaald? Dan speelt ten eerste dat, enigszins tot mijn zorg, de dossiers bepaald niet besluitrijp klaarlagen. Er waren veel dossiers waar in de tussentijd te weinig aan gedaan was, te summier om er een schadebeoordeling op te kunnen loslaten en in sommige gevallen waren het bijna blanco dossiers. Dan heb je naam, adres, woonplaats en dat is het. Dat betekent dat we een enorme achterstand in te halen hebben, en dat voor een organisatie die echt uit de startblokken moet komen. Ik vind dat een tegenvaller. Dat vind ik zorgelijk. Ten tweede hebben we in ons voornemen om zo min mogelijk mensen van NAM en CVW in te zetten, ons een te beperkte beschikbaarheid veroorloofd van hoogwaardige schade-experts.

Dat zijn al twee dingen waar we iets aan moeten veranderen. Er zijn er nog meer. Ik heb met de voorzitter van de commissie ook nog gesproken over ICT, over tools, over werkwijze. De Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen bereidt zich voor op versnellingsopties, is hiermee aan het werk en ik ben van plan om uw Kamer daarvan op de hoogte te houden. Maar ik ben nog niet gerustgesteld.

De heer Jetten (D66):
Het is heel fijn om te horen dat de minister die zorgen deelt en dat hij daar met de commissie bovenop zit. Een van de dingen die ik terughoor is dat er ook bij relatief kleine schades met relatief kleine bedragen een vrij ingewikkelde doorlooptijd is. Ziet de minister kans om kleine schades met kleine schadebedragen af te handelen zonder dat daar een hoop rompslomp bij komt kijken?

Minister Wiebes:
Dit is zonder meer de opzet van de tijdelijke commissie. Dat is een van de uitgangspunten bij het ontwerp. Het gegeven dat je onderscheid maakt tussen klein en groot is ook gebaseerd op hoe je met verzekeringen omgaat. Maar het punt is dat je bij heel veel dossiers op dit moment, tot mijn grote verdriet eigenlijk, niet eens kan beoordelen of het een kleine of een grote schade is, omdat het dossier te weinig uitgewerkt is. In de tussentijd, sinds de tijd dat het heeft stilgelegen, zijn de nieuwe schades achteraf bezien echt te weinig uitgewerkt om er meteen een vliegende start mee te kunnen maken. We werken nu een achterstand weg en dat valt de commissie zwaar, dat moet ik gewoon zeggen.

Voorzitter, tot zover schade. Ik kom daar nog op terug, zowel op de oude als de nieuwe schades, want we zijn hier gewoon nog niet mee klaar.

Ik wilde nu ook over versterking gaan praten. Ik wil daarbij zo veel mogelijk aan de hand van het Mijnraadadvies de afspraken langslopen die ik met de regio heb gemaakt deze week. Hier speelt wel een bepaalde achtergrond — ik denk dat dat belangrijk is om te weten; ik heb die ook meerdere keren met de Kamer gedeeld en ik denk dat vragen daarover ook vrij symmetrisch beantwoord zijn — en dat is dat het versterkingsdossier, de versterkingsoperatie wel echt een van de meest hoofdpijn bezorgende onderdelen is van de kwestie in Groningen. We lagen op het moment dat ik hier verantwoordelijk voor werd meer dan 90% achter op schema sinds 2015, ondanks alle goede bedoelingen, ondanks alle dingen waarbij het Rijk en alle overheden betrokken waren en ondanks een ongelofelijke inspanning, ook van de regio. Ik heb dat een "overheidsfalen" genoemd. Alle overheden zijn daarbij betrokken. Iedereen heeft dat geprobeerd. Daar hoort geen enkele naam in het bijzonder bij. Ik ben daar nu ook medeverantwoord voor. Iedereen heeft daar hard aan gewerkt, maar dit kan niet. Dat is ook de reden waarom we de gaswinning hebben stopgezet. En het was voor mij ook de reden om bij een veranderende situatie het Mijnraadadvies aan te vragen om echt opnieuw te kijken hoe dit moet, want de oude situatie — zeg maar, doorgaan met winnen en een buitengewoon intensieve en drastische versterkingsoperatie — is niet haalbaar gebleken.

De Mijnraad zegt twee dingen. Die zegt: het afbouwen van de gaswinning heeft een heel groot effect op de veiligheid. We gaan zeer drastisch terug in het aantal gebouwen. De heer Bisschop zegt: dat moet ik allemaal nog maar zien; vind je niet dat je veiliger moet zijn? Maar dat is nou juist wat ik aan de Mijnraad heb gevraagd. We hebben de beste aardbevingsdeskundigen en ondergronddeskundigen van Nederland bijeen gezet. We hebben een zwaar beroep op hen gedaan om in no time met een advies te komen. Dit, zo is mij ook opgebiecht, was het moeilijkste advies in de geschiedenis van de Mijnraad. Al die deskundigen die eraan hebben gewerkt hebben een fenomenale prestatie geleverd. Dan past het mij ook om niet daarbovenop af te gaan wijken van wat volgens deze experts de snelste weg naar veiligheid is en om daar niet een eigen lekenjudgment op los te laten en toch weer andere dingen te gaan doen. Ik ben systeemverantwoordelijk voor de veiligheid in het gebied. Ik heb de beste deskundigen gevraagd om hier een oordeel over te vellen. Ik dien dat advies heel serieus te nemen.

Het eerste is dus dat het een groot positief effect heeft op de veiligheid en het tweede is dat die operatie eigenlijk totaal anders moet. De Mijnraad zegt daar twee fundamentele dingen over. Ten eerste moet het risicogericht. Het is dus niet zo dat er geen gebiedszorgen meer zouden zijn. Die moeten ook aan bod komen, maar die moeten wel losgekoppeld worden van de veiligheidsoperatie. Het moet dus veel meer risicogericht. Dat gaat dus ook over dat verhaal van die 1.000 woningen. Maar ten tweede zegt de Mijnraad eigenlijk: we moeten dat ook niet door middel van een zeer intensieve versterking in een laag tempo doen; we moeten juist door een sneller proces, een snellere beoordeling, een lichtere versterking en minder huizen meer tempo maken om uiteindelijk datgene te brengen waar die operatie voor bedoeld is, namelijk gewoon veiligheid. Daar heb ik met de regio afspraken over gemaakt. We wisten dat wij in elk geval gehouden waren om afspraken te maken om de nieuwe aanpak uit te werken die ons echt voor een nieuwe opgave stelt. We wisten ook dat we voor 1.588 mensen duidelijkheid moesten bieden. Dat heeft een hele hoop huiswerk opgeleverd voor over de zomer, maar ook duidelijkheid nu, en daar zal ik zo iets over zeggen. Ik moet zeggen dat het in een buitengewoon plezierige en constructieve sfeer is gegaan, in dezelfde sfeer als waarin we schade en allerlei andere dingen samen hebben afgehandeld. Ik heb daar ook geformuleerd: het team is terug. Ik zie echt uit naar de samenwerking. We hebben een hoop met elkaar te doen.

Even een voor een; wat zijn de afspraken die gemaakt zijn? Ik wil even een passage uit de tekst van de heer Nijboer halen, want die kan wellicht verkeerd begrepen worden en die wordt ook steeds verkeerd begrepen. Misschien is het ons allemaal niet meer helder. De huizen waar we mee bezig waren, ruwweg 2.000, afhankelijk van hoe je ze telt, die zijn nooit gestopt. Daar is geen pauzeknop ingedrukt. Ik hoorde de heer Nijboer letterlijk spreken over niks doen, geen huizen versterken gedurende drie maanden. Nee, alle huizen die in het versterkingsproces zaten, daar is aan doorgewerkt. Er is geen versterking aan een concreet huis gestopt. Dat is er niet. Er is een Mijnraadadvies gevraagd en toen is besloten om voor de nieuwe huizen, naast die 2.000 die gewoon doorgingen, geen onomkeerbare stappen te nemen. Daar is de heer Nijboer het niet mee eens.

De heer Nijboer (PvdA):
We moeten elkaar niet voor de gek houden. De burgemeesters waren hartstikke boos. Waarom? Omdat er een aantal huizen waren waarmee begonnen zou worden. Men wist dat die onveilig waren. Er waren adviezen of die waren onderweg. En die zijn stilgezet. Dan is het proces toch stopgezet? Dan waren we toch anders begonnen met die huizen verstevigen? Daar ging toch het hele debat over, vorige keer, dat de minister dat niet wou en de hele oppositie wel? Dat ging toch over verdergaan met het verstevigen van huizen? Of ben ik bij een heel ander debat geweest dan de minister?

Minister Wiebes:
Dan moet ik u aan uw woorden herinneren. U zei zonet dat u vaststelt dat er drie maanden lang niets gedaan was aan het versterken van huizen.

De heer Nijboer (PvdA):
Van die groep huizen.

Minister Wiebes:
Kijk, dan zijn we er weer. Die 2.000 huizen zijn doorgegaan. Laat ik heel helder zeggen dat ik heb gezegd dat we met het toevoegen van nieuwe huizen aan wat een sloopmachine zou worden, even zouden wachten. Dat hebben we drie maanden uitgesteld. Zo zit het en dan denk ik dat de heer Nijboer en ik daar precies hetzelfde van zeggen.

Wat hebben wij afgesproken? We hebben afgesproken dat wij het advies van de Mijnraad leidend vinden om de veiligheid in het gebied terug te brengen. De Mijnraad noemt 1.500 gebouwen. Verschillende sprekers hebben dat genoemd. Wij hebben afgesproken dat er na de zomer een heel plan voor dient te liggen. Er zijn wel ferme waarschuwingen van de regio geweest die ik geheel onderschrijf, namelijk dat we ontzettend zorgvuldig moeten zijn met adressen. Als je een brief krijgt dat je in een risicovolle woning woont, terwijl je dat niet woont, of de brief wordt op een andere naam gesteld of is niet bedoeld voor dat adres, of wat dan ook, dan zaai je paniek. Als je die huizen mist, dan moet je later weer brieven gaan sturen en dat zorgt allemaal weer voor nieuwe verwarring. We hebben gezegd dat wij de uiterste zorgvuldigheid willen betrachten bij het op naam stellen van brieven en het identificeren van adressen.

Weet ook dat die 1.500 gebouwen niet 1.500 adressen zijn. Daar begint het al mee. Het zijn ruwweg 1.600 woningen, maar we weten nog niet heel precies welke. Dat is allemaal tot adres herleidbaar, maar dat moet allemaal drie keer gecheckt worden, want wij gaan het mensen niet aandoen dat we ze de verkeerde brief sturen.

Er is afgesproken om een heel plan te maken over wat de aanpak is, waar mensen recht op hebben, hoe die dialoog zal gaan, hoe je met mensen wil communiceren, en dan krijgen ze daarna de brief met die informatie erin. Dat is één. In dat plan komen ook de later nog te versterken woningen terug, maar daar kom ik zo op.

Ten tweede. We hebben een besluit genomen over de 1.588 woningen. Dit was de groep die de heer Nijboer net noemde, waaraan gevraagd is om tot juli te wachten en die nu recht heeft op zekerheid. Voor hen was de beëindiging van de gaswinning misschien in het begin een prettig bericht, maar leidde dat later ook tot verwarring. Voor die batch hebben we vastgesteld dat de mensen van de huizen die niet voldoen aan de norm, maar ook van de huizen die wel voldoen aan de norm, de keuze krijgen om door te gaan. De mensen van de huizen die strikt genomen geen versterking zouden behoeven, krijgen de kans om het oude versterkingsadvies uit te voeren, maar ze kunnen ook kiezen voor lichtere versterkingsmaatregelen. Ik kan me ook voorstellen dat het voor heel veel mensen een opluchting is dat hun huis niet versterkt hoeft te worden. Misschien zijn lichtere maatregelen dan voldoende. Dat willen wij aan die mensen zelf overlaten.

Dat is wel een andere situatie dan die daarvoor. Deze mensen zijn straks in elk geval geïnformeerd; zij weten dan of hun huis strikt genomen versterkt zou moeten worden. Zij hebben dus een meer geïnformeerde keuze. Maar er moeten ook nog vragen worden beantwoord over de volgorde, het tempo enzovoort. Maar deze mensen krijgen duidelijkheid. Met de regio is afgesproken dat aan deze mensen binnen twee weken wordt bericht waar ze recht op hebben. Maar we hebben ook gesteld dat zij eigenlijk al van tevoren op de maandagavond geïnformeerd zijn. Er komt een nette brief. Dat komt er allemaal; dat wordt met de regio voorbereid. Maar op maandag is voor deze mensen een stuk onzekerheid weggevallen. Zij krijgen in elk geval het recht om te kiezen.

Er zijn verschillende vragen gesteld over de betaling van deze batch. De heer Kops heeft daar zelfs een aantal kritische dingen over gezegd, maar ik geloof dat we daar nog niet helemaal aan toe zijn.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik begrijp van de minister dat die 1.500 nieuwe gevallen — zo noem ik het maar even — die in een keer naar voren kwamen als zijnde het meest risicovol, pas later een brief krijgen. Als ik het goed begrijp, gebeurt dat op uitdrukkelijk verzoek van de regio. De mensen in de 1.588-batch — er was natuurlijk al een zekere overlap met die 1.500, want daarvan zullen er een paar in die batch zitten — krijgen nu wel binnen twee weken een brief op de deurmat.

Minister Wiebes:
De batch-1.588, die we heel goed kennen, kunnen we heel snel informeren. Er moet nog wel even heel goed naar de adressenbestanden worden gekeken, want ook daarbij is natuurlijk de vertaling van gebouwen naar woningen te maken. Dat moet secuur, want deze mensen wil je niet een verkeerde brief sturen. De 1.500 mensen die we nog niet kennen, die geïdentificeerd zijn en echt als eersten aan de beurt moeten komen, krijgen na de zomer een goed voorbereide brief. Daar zal zo snel mogelijk mee moeten worden begonnen. Dat is afgesproken met de regio.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat dit is afgestemd met de regio vind ik wel heel belangrijk. Ik zou hopen dat we iets meer haast zouden kunnen maken, maar dat is mijn persoonlijke beleving.

Minister Wiebes:
Ja, dat is wenselijk. Maar we hebben ook gezegd — dit was echt een zwaar punt vanuit de regio — dat we moeten zorgen dat we niet overhaast brieven sturen en daardoor fouten maken met de adressen. Dat zou echt verkeerd zijn. Het wordt dus zorgvuldig voorbereid. Iedereen wil het liefst elke bewoner in het gebied een brief sturen waarin staat waar hij de komende jaren op kan rekenen, maar er zijn echt slechte ervaringen met verkeerde brieven naar de verkeerde mensen. Dus dit wordt ook op uitdrukkelijk verzoek van de regio gedaan, maar ik heb me daar volledig achter geschaard. Een check bij de NCG leverde op dat dit zeer verstandig is. We moeten wel zorgen dat de goede brief daar komt. Dus de 1.588 krijgen binnen twee weken bericht. De anderen krijgen na de zomer bericht, inclusief het plan, en vernemen dan wat de timing zou moeten zijn.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vind dat wel laat voor die 1.500. Er zijn natuurlijk nog veel meer mensen die in onzekerheid zitten. Ik sprak bijvoorbeeld mensen van Heft in eigen hand. Het waren drie gezinsleden die alle drie in een aparte woning wonen. Twee van hen weten al dat de versterking van hun woning doorgaat, maar een van hen weet dat nog niet. Ze zitten in hetzelfde programma. Dat doet heel veel met mensen. Natuurlijk moeten we geen verkeerde brieven versturen, maar heel veel mensen — ook mensen die denken dat uw rapporten wel zullen kloppen — willen weten of hun huis nou daadwerkelijk veilig is. Kunt u toch nog een tijdpad aan de Kamer kenbaar maken waaruit blijkt wanneer iedereen geïnformeerd gaat worden en welke informatie zij dan exact gaan krijgen?

Minister Wiebes:
Ja. Laat ik dat nu zeggen. Wij hadden allemaal de wens om zo snel mogelijk te beginnen met de 1.500 meest onveilige woningen. Dat moet echter zorgvuldiger. 500 daarvan komen trouwens gewoon aan bod in de batches die sowieso doorgaan. De 2.000 woningen, waarvan veel in de 1.467 en in de 1.588, gaan sowieso door. Die krijgen die mogelijkheid. Maar de 1.000 die we nog niet kennen en die ook zichzelf nog niet kennen — geen mensen die concreet op iets wachten, maar die we straks netjes moeten informeren — moeten we niet confronteren met een brief waarmee ze de stuipen op het lijf gejaagd worden, terwijl dat later niet nodig blijkt te zijn geweest. Dus daar hebben we de zomer even voor nodig. Dat is ook afgesproken met de regio. En de 1.588 moet meteen gebeuren.

Mevrouw Beckerman (SP):
Oké. En stel dat je in die 1.588 zit, je huis is onveilig, het versterkingsadvies is af en over twee weken krijg je die brief. Zou dat kunnen betekenen dat ze dan over drie weken ook gaan beginnen? Welke termijn moeten we ons daarbij voorstellen? Mevrouw Agnes Mulder heeft een motie ingediend, die is aangenomen, waarin stond dat mensen déze week een brief moeten krijgen. Dat gaat u weer uitstellen. Dat kennen we in Groningen, maar we willen nu natuurlijk wel een tijdpad hebben.

Minister Wiebes:
Laat ik zeggen dat deze mensen maandag helderheid is geboden, ook in de ogen van de regio. Dat is gezegd op allerlei persconferenties en ook door de commissaris. De regio hecht eraan dat er maandag helderheid is geschapen. Mensen in de 1.588-batch weten dat ze daarin zitten. Die helderheid is er, maar ze krijgen nu een nette brief. Maar het is wel zo, en daar heb ik nog steeds buikpijn van, dat onze bouwcapaciteit natuurlijk nog steeds beperkt is en dat wij goed moeten nadenken over wat wij precies beloven. Let wel — let wel! — wij hebben onszelf voor de afgelopen drie jaar, vanaf 2015, voorgenomen om 5.000 woningen per jaar te doen. Daar lopen we op dit moment, als ik het zo tel, 95% op achter. Dus wij moeten realistisch zijn. Wij moeten nooit weer mensen iets beloven wat wel leuk is om te beloven, maar wat we niet waarmaken. Dat is een ramp. Dat kunnen we niet. We hebben dit al die tijd serieus geprobeerd, met alle goede intenties en met een analyse dat dit kon. We weten nu dat dit niet heeft gekund.

Mevrouw Beckerman (SP):
U zegt dus ook dat we deze zomer nog niet eens kunnen beginnen met die huizen die al heel lang wachten en een versterkingsadvies hebben, terwijl we nu zeker weten dat ze onveilig zijn. Dat is natuurlijk wel een pijnlijke boodschap. U zegt dat u het secuur wilt doen. Kunt u deze zomer dan een langjarig plan maken met daarin opgenomen wanneer alles gereed is? Dan kunnen we het in de eerste week dat we hier weer terug zijn — van mij mag het ook veel eerder — in een nieuw debat hebben over wat dit nu gaat betekenen.

Minister Wiebes:
Daar heb ik met de regio net wat andere afspraken over gemaakt, want de regio heeft ook af en toe reces. Ik doe dit niet in mijn eentje. Ik doe dit echt met de regio. Ja, dat doe ik. Wij zitten hier samen in. Er waren ruwweg vijftien bestuurlijke vertegenwoordigers van de regio bij, dus het was toch een stevig bezochte vergadering. We hebben dat met elkaar gedaan en daar moet ik me ook aan houden. Dat betekent dat we nog niet in augustus helderheid kunnen geven aan die mensen met de goede brieven, want we hebben gezegd dat wij ernaar streven dat in september te doen.

We hebben ook het volgende tegen elkaar gezegd. Mensen in de 1.588-batch zouden een versterkingsadvies hebben gekregen. Dat krijgen ze nu ook. Maar ze zouden niet meteen aan de beurt zijn geweest, omdat het eenvoudigweg totaal onmogelijk was om die bouwcapaciteit daar zo snel voor te arrangeren. Dus er heeft al die tijd wel de gedachte geleefd van "als ik eenmaal een brief heb, dan heb ik daarna meteen een nieuwe huis", maar dat is ook onrealistisch. We moeten geen onrealistische dingen beloven.

Bovendien, en daar ga ik echt nog met de regio over praten, moeten ook nog de 1.500 meest urgente huizen worden gedaan. Dat moeten we recht doen. We hebben een Mijnraadadvies dat we recht moeten doen, omdat dat over veiligheid gaat. Dus we zouden allemaal dingen willen hier. Ik weet zeker dat op dit terrein — er zijn ook terreinen waar dat niet voor geldt — mevrouw Beckerman en ik hetzelfde willen. Dat geldt niet voor elk terrein, maar hier wel.

Maar ik zeg er ook even bij dat ik niet meer bereid ben om willens en wetens onrealistische verwachtingen te wekken in het gebied. Ik doe het niet meer. Dat moeten we niet meer doen. Alleen met realisme kom je er. Er zijn erg veel Groningers die mij zeggen: "Weet je? We snappen best dat iets niet kan. We balen er alleen zo van als jullie zeggen dat iets wel kan en het blijkt niet te kunnen". En dat is een waar woord.

De heer Jetten (D66):
Ik ben blij met de toezegging, of eigenlijk de benadrukking, van de minister dat de mensen uit die 1.588-batch binnen twee weken die brief krijgen en dat het voor die andere groep in overleg met de regio september wordt. Het is ook belangrijk dat het in overleg met de regio is vastgesteld.

Een deel van de huizen krijgt een keukentafelgesprek, een dialoog, waarbij mensen wellicht kunnen kiezen uit lichte versterkingsmaatregelen of andere aanpassingen. Bij de technische briefing werd gezegd: bij sommige huizen moet je in dat keukentafelgesprek ook een advies aan die mensen geven, omdat ze misschien niet kunnen overzien wat de tijdelijke onveiligheid betekent. Is de minister bereid om in die dialoogsessies ook een advies te geven als dat nodig is?

Minister Wiebes:
Ik kom straks op die groep, want dat gaat eigenlijk over een andere groep. Ik wil toch even proberen om er ordentelijk doorheen te komen. Ik ben nu bij de 1.588 woningen. Daarover is eerder een vraag gesteld over de financiering. Ook daar was weer onduidelijkheid over. Ik zal even uitleggen wat ik heb gezegd en hoe het zit.

De voorzitter:
U komt erop terug, goed.

Minister Wiebes:
De heer Kops creëert meer onduidelijkheid dan er misschien wel ooit is geweest hierover. Laat ik het zo zeggen. Voor een aanzienlijk deel van deze batch van 1.588 woningen wordt er natuurlijk betaald door de NAM, want een deel daarvan is onveilig dan wel ...

De voorzitter:
Gaat u nu een antwoord geven op de vraag van de heer Jetten, of komt u er later op terug? Want dan ga ik naar de heer Van der Lee.

Minister Wiebes:
Ik doe het groep voor groep. Er zijn drie groepen: de woningen met urgentie, de 1.588 woningen en de rest. De vraag van de heer Jetten heeft betrekking op de rest. Er zijn nog verschillende vragen gesteld over deze batch en die wil ik eerst beantwoorden, maar ik geloof dat de heer Van der Lee nog een vraag heeft over het vorige punt.

De voorzitter:
Meneer Van der Lee, over welke groep heeft u een vraag?

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb het over de groep van de 1.500, met name het deel dat we nog niet kennen, ongeveer 1.000 woningen. De minister heeft gesproken over het advies dat hij heeft gekregen en over zijn waardering voor de mensen die dat hebben gemaakt. Je kunt een discussie hebben over het model. Hij wil niet second guessen. Dat begrijp ik; dat ga ik nu dan ook maar niet doen. Maar er werd wel benadrukt, ook in de briefing, dat je zo'n model moet valideren in de praktijk. Je moet dus ook in de praktijk inspecties doen, waarschijnlijk ook bij die 1.000 woningen die we nog niet kennen. Hoe wordt dat dan gecommuniceerd? Is dat dan de eerste communicatie, of krijgt men op basis van het model een brief met de tekst "ja, u bent geïdentificeerd"? Hoe moet ik dat nou voor me zien?

Minister Wiebes:
Als een huis risicovol is, is de eerste stap om mensen te laten weten — dat is duidelijk — dat je met hen komt praten over versterking en dat daar een gesprek over mogelijk is. Ten eerste zijn er keuzemogelijkheden. Ten tweede is het ene huis onveiliger dan het andere en is het ene huis ook verschillend van het andere. Wat de Mijnraad met de keukentafelgesprekken bedoelt, slaat nog op een andere groep: dat slaat ook op die restgroep. Op basis van een model mensen een versterkingsadvies in de bus schuiven is uiteraard niet hoe het gaat. Dat kan ook niet. Dat kun je niet van een afstand doen. Daarin moet dus alsnog maatwerk worden geleverd, maar dan meer aan de hand van wat zij het catalogusmodel noemen.

De heer Nijboer (PvdA):
Normaal is een debat bedoeld om verheldering te krijgen, maar het wordt mij steeds minder helder. Het is toch wel duidelijk? De minister weet toch wel op adresniveau welke 1.000 huizen urgent versterkt moeten worden? Dat is toch wel bekend, hoop ik?

Minister Wiebes:
Zeker. Het gaat om 1.000 gebouwen. Die moeten vertaald worden naar adresniveau, maar dat moet gecheckt worden, want je wilt zeker weten dat je de goede huizen voor je hebt. Er kunnen fouten in zitten. Heus, die regio heeft mij terecht gevraagd om daar aandacht voor te hebben. We willen dat goed checken. We willen niet onbezonnen met 1.000 brieven in het rond gaan. Bovendien moet die mensen verteld worden via welke procedure het proces zal lopen en waar ze op kunnen rekenen. Dat vergt enige studie. Dit vergt zorgvuldigheid. Het gaat over mensen aan wie je gaat vertellen dat hun huis niet veilig is. Dat vergt goede voorbereiding.

De heer Nijboer (PvdA):
Ja, en dan vind ik het al een heel gek begin om mensen een brief te sturen. Van deze mensen is vastgesteld dat hun huis niet veilig is. Dan vind ik het sturen van een brief echt geen methode voor de overheid. Daar ga je dan toch langs? Daar bel je dan toch aan om te zeggen: we hebben onderzoek gedaan en daaruit blijkt precies welke huizen niet veilig zijn? Ik vind dat nog heel moeilijk te bepalen, want elk huis is anders. Soms is een huis verbouwd en elk huis heeft een andere staat van onderhoud. Maar blijkbaar is dat bekend. Dan stuur je toch geen brief, dan ga je toch bij mensen langs?

Minister Wiebes:
Precies daarvoor willen we nou een aanpak ontwikkelen tijdens de zomer. Lukraak aanbellen is al helemaal niks, je zult het mensen op een nette manier moeten laten weten, met een procedure. Je zult langs moeten. Je zult allemaal dingen moeten. En dat gaan we nou precies uitdenken, maar dat heeft even tijd nodig. We gaan niet in straat na straat aanbellen.

De heer Nijboer (PvdA):
Het spijt me wel, maar de minister en ook de coalitiepartijen hebben in het vorige debat gezegd: op 1 juli heeft u echt duidelijkheid. Dat is echt beloofd. Er moest dan nog een week bij, het werd 8 juli, maar dan zou er echt duidelijkheid zijn. Als nu nog niet eens bekend is op welke manier mensen worden geïnformeerd, waar die huizen staan en wat de aanpak is, als nu wordt gezegd dat ze gewoon een brief krijgen, en dan een procesvoorstel, dan kan dat toch niet zo!

Minister Wiebes:
Dat heb ik toegezegd voor de batch van de 1.588 woningen. Daar spreek ik nu over. Dit gaat over het vorige punt. Het punt van de heer Nijboer gaat over huizen die toen nog helemaal niet in beeld waren, die we nu in beeld moeten brengen. Dit gaat over andere huizen. Daar heb ik het nu over. Dat zijn de huizen — mijn tweede groep — waarover ik met de regio een akkoord heb bereikt.

Onder anderen de heer Kops heeft vragen gesteld over de kosten. Ik heb gesteld dat de NAM daar natuurlijk een aanzienlijk deel van betaalt, omdat het huizen betreft die in de risicogroep zitten. Die huizen zitten erbij. Er zitten ook huizen bij die volgens de gangbare berekening wel aan de normen voldoen, maar met de onzekerheidsmarge niet meer. Die huizen vallen gewoon onder de aansprakelijkheid van de NAM. Verder heb ik van de NAM de toezegging gekregen dat zij ook een bijdrage levert aan de woningen die overigens veilig blijken te zijn, ook met de aangescherpte normen.

Dan is er vanuit BZK een aantal maanden een hele inventarisatie gemaakt. Er zijn reguliere volkshuisvestingsregelingen beschikbaar om daar ook een bijdrage aan te leveren. Er zijn allerlei gesprekken met de woningcorporaties geweest, want het zijn voor het merendeel woningen van woningcorporaties. Verder heeft de heer Verdaas in dat kader nog benadrukt dat er ook een eigen bijdrage van de woningcorporaties in de regio in de rede ligt. Dan hebben we met de regio nog afgesproken dat de begrotingen van de provincie en de gemeenten inderdaad niet in beeld zijn voor deze batch. Die zijn trouwens überhaupt niet in beeld voor versterking. Daar is de gemeentelijke en provinciale begroting niet voor bedoeld. Maar door de regio wordt wel gekeken naar een bijdrage vanuit een fonds voor het toekomstperspectief. Dat hebben we zo afgesproken. Rijk en regio zijn nu in bespreking over dat fonds. Maar in die zin zal de regio — en zo heb ik het woord ook genoemd — wel een bijdrage leveren. Dus ja, ook de regio helpt, onder andere via de woningcorporaties en via dat toekomstfonds. Maar nee, dat komt niet in de begroting van provincie of gemeentes terecht. En zo is dat ook afgesproken.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat toekomstperspectief en het feit dat de regio daar ook gaat investeren, kan ik op zich nog wel volgen. Ik heb nog een vraag over de woningbouwcorporaties. Hoe worden die nu aangeslagen? Worden ze daarvoor gecompenseerd? Of gebeurt het op een manier die al eens eerder is gebruikt, dat men dan zogenaamd met een tegemoetkoming op de verhuurderheffing komt, dat die minder hoog wordt, maar dat er ook sprake is van een ophoging van de WOZ-waarde, waardoor het eigenlijk toch een sigaar uit eigen doos is?

Minister Wiebes:
De heer Van der Lee doet nu het reguliere volkshuisvestingsinstrumentarium van BZK een beetje tekort. Er zijn reguliere instrumenten waarbij je inderdaad dan wel via de verhuurderheffing dan wel op een andere manier — dat heeft te maken met gasloos, duurzaamheid of wat dan ook — een bijdrage kunt leveren, zoals elke corporatie dat kan aanvragen als zij een goed plan indient. Daarnaast is het gebruikelijk dat bij allerlei vormen van renovatie er ook een beroep wordt gedaan op de eigen financieringscapaciteit van corporaties. BZK heeft met die corporaties gesproken, heeft een inventarisatie gemaakt van de financieringscapaciteit en heeft daar passende berekeningen voor gemaakt. Die hebben de regio en ik betrokken bij deze opgave, ook omdat de heer Verdaas ons daartoe had opgeroepen. Zijn verhaal was eigenlijk: jongens, steek de koppen bij elkaar en los het samen op. Daarbij heeft hij met name gedoeld op deze batch. Daarbij heeft hij ook de woningcorporaties, het rijk en de regio genoemd en daar zijn we gewoon uitgekomen. Dat gebeurde in een prima gesprek. Wij waren het daar met elkaar eens.

Dan is er een derde groep. Dat zijn de huizen die volgens de gangbare berekening, zoals we die tot nu toe deden, veilig zijn, maar — en dit komt ook van SodM — die met een extra onzekerheidsmarge die SodM heeft toegevoegd, nu nog niet aan de veiligheidsnormen voldoen. Ook die huizen moeten we serieus nemen. Dus ook die huizen zouden we in de versterkingsopgave moeten meenemen. Die komen dus ook in die toekomstige plannen, waarbij de Mijnraad wel heel duidelijk zegt dat die niet als eerste aan de beurt moeten komen. Maar ook die worden in dat plan meegenomen.

Er is nog één speciale markering gemaakt door de regio, waar ik het overigens echt geheel mee eens was; we hebben er niet lang over gediscussieerd. In die batch 1.581 die bij dat toekomstverhaal hoort, is 85% veilig. Maar deze mensen zaten ook al een beetje in het proces. Er is nog geen versterkingsadvies beschikbaar, de meeste zijn nog niet af, maar die mensen hebben wel in dat proces gezeten en die kunnen daardoor zorgen hebben gekregen over de veiligheid. We hebben afgesproken dat deze mensen in elk geval de mogelijkheid krijgen om de veiligheid van hun woning opnieuw definitief te toetsen. Dat wordt meegenomen in de aanpak. We hebben ons daarbij — dat is ook een antwoord op de vraag van anderen — de vraag gesteld of we dat moeten doen voor de andere woningen, op welke manier en in welke mate. Want er zijn nog andere woningen. Die mensen krijgen straks geen brief, want die zijn veilig. Maar stel dat je in dat gebied woont en je hebt daar twijfels over. Hoe gaan we om met de mensen die zeggen: het zal allemaal wel, maar ik voel mij toch onveilig? We hebben met elkaar afgesproken dat dit onderdeel is van het hele nadenken en ontwikkelen in de zomer. Daar kom ik nog op terug. Ook de regio vond dat we daar eerst op een nette manier moesten nadenken.

Daarmee hebben wij dus onszelf beloofd om heel hard te werken in de zomer en met de NCG-organisaties samen te komen tot een aanpak voor die drie verschillende groepen, dus voor de meest urgente woningen en de woningen daarna. En over die 1.588 woningen moeten we gewoon meteen duidelijkheid scheppen en doorgaan. Dat is de afspraak die wij gemaakt hebben.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik weet niet of dit het juiste moment is voor deze vraag. Misschien heb ik zelfs het antwoord al gemist. Excuus daarvoor. Dit gaat over gebouwen en woningen. Wij krijgen ook berichten van mensen die vragen hoe het zit met bijvoorbeeld verpleeghuizen. Wordt er ook op dat niveau gekeken? Zit dat hier allemaal in? Als het niet het juiste moment is voor deze vraag, wil de minister er dan later op terugkomen?

Minister Wiebes:
Destijds zijn er voor scholen ook andere afspraken gemaakt, maar er zit ook een deel in de batches. Het is niet zo dat we niet aan de gang gaan met dingen die al liepen. We zijn al met 2.000 adressen bezig.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik maak me best wel zorgen over mensen die in het aardbevingsgebied wonen en die vermoeden dat hun huis onveilig is, daar geen zekerheid over hebben, maar die ook niet tot een bepaalde batch behoren. De minister gaf net aan dat hij de zorgen begrijpt en dat hij erover in gesprek is met de regio. Zou hij dat nog wat nader kunnen duiden? Hoe is daarover gesproken, wat zouden eventuele oplossingsrichtingen kunnen zijn? Ik kan me heel goed voorstellen dat we aan mensen die onveiligheidsgevoelens hebben, snel tegemoet kunnen komen met een lichte toets. Als dan blijkt dat er meer nodig is, dan moet dat gebeuren. Maar die lichte toets kan misschien heel veel goed doen en de mensen geruststellen.

Minister Wiebes:
Het grappige is dat het woord "lichte toets" inderdaad is gevallen. Maar laat ik daar niet op vooruitlopen. Ik heb een afspraak met de regio om dat uit te zoeken, dus daar wil ik niet op vooruitlopen. We hebben in elk geval met elkaar afgesproken dat als zou blijken dat er daadwerkelijk versterkingsmaatregelen nodig zijn, binnen de batch 1.588 of daarbuiten op basis van die eventuele toets, die maatregelen ook moeten worden genomen. Dat is glashelder, want je doet een toets niet voor niets.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zal nog even geduld moeten hebben. Ik laat het even bezinken.

Ik heb nog een andere vraag gesteld in het kader van de versterking. Hij komt rechtstreeks uit het gebied, dus ik leg hem graag even aan de minister voor. Mij is voorgehouden dat er een tekort aan wisselwoningen is. Er is aangegeven: we wachten allemaal op elkaar. Het zou goed zijn om, waar de versterkingsaanpak ook echt wordt doorgezet, te kijken naar het volgende. Stel dat mensen nou toch voor korte tijd hun huis uit moeten. Dan moet er worden gezorgd voor voldoende beschikbaarheid van wisselwoningen. Is dat ook iets waar de minister aan denkt?

Minister Wiebes:
Dat doe ik in elk geval vanaf nu. Ik heb dat signaal uit de regio niet gekregen, maar het is duidelijk dat de aanpak moet kloppen. Als er ergens een bottleneck zit, dan is dat een beperkende factor die het tempo omlaag brengt. En één ding is duidelijk: we moeten tempo maken. Dus ik zal het gewoon in de aanpak meenemen. Dus ik zal straks aan het kantoor van de NCG, dat hiermee bezig is, vragen om dit mee te nemen in de aanpak, zodat we ook kunnen zien wat voor tempo we kunnen maken. Eén ding is duidelijk: tempo is nodig.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het doet mij goed dat de minister samen met de regio wil kijken naar die inspecties en de vraag hoe dat op te pakken. Ik deel de zorg van mevrouw Dik-Faber. Volgens mij wordt die heel breed in deze Kamer gedeeld. De minister komt na de zomer met zijn aanpak over de totale versterking. Geeft hij dan per groep aan wat de richting is? Is dat de duidelijkheid die we direct in september van de minister mogen verwachten?

Minister Wiebes:
In elk geval moeten we het voor de groep 1.588 al wel eerder duidelijk hebben. Maar voor alle andere woningen, de urgente en de overige woningen, dus in die grote groep, moeten we dan een ruwe aanpak hebben. Er wordt gesproken van "de minister". Dat is allemaal aardig, maar ik doe dit echt samen met de regio. Dit is een project van tien gemeentes, de provincie en het Rijk. Op die manier praten we er ook over.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat waardeer ik. Ik denk dat het ook niet anders kan. Je moet het volgens mij ook niet anders willen. Het is fijn dat de minister het op deze manier oppakt. Krijgen we dan ook al meer inzage in hoe de versnelling van de versterking eruit kan zien? Ik heb me de afgelopen maanden oprecht zorgen gemaakt over het feit dat er maar 30 woningen zijn versterkt op de oude stijl. Er komen nu ook nog eens 1.500 woningen erbij. Dan denk ik: hoe gaan we dit op een goede manier doen? Kunnen we er dan in die plannen al wat meer over lezen? Of is dat te veel gevraagd?

Minister Wiebes:
Laat ik eerlijk zijn: ik maak mij hier vanaf november vreselijke zorgen over. Dit is een loodzwaar punt. We maken maar geen vaart met de versterkingsopgave. Het advies van de Mijnraad bevat al een heleboel elementen, zoals veel minder woningen en een veel snellere procedure. Inspectie en engineering worden echt op een heel andere manier ingericht. De vaststelling of het nodig is wordt echt heel anders gedaan. Het gaat ook vaak om lichtere versterkingsmaatregelen. Dat de NAM er nog uit gaat, zou ook kunnen helpen. We moeten echt vaart maken. We zullen de operationele uitwerking moeten realiseren, maar de ingrediënten zitten al in het Mijnraadadvies. Ze zitten er, eerlijk gezegd, nog steviger in dan ik had verwacht.

De voorzitter:
Goed. Gaat u verder.

Minister Wiebes:
Voordat ik op de vragen per spreker terugkom, zijn er een paar dingen waar meerdere mensen naar hebben gevraagd. Misschien is het niet eens compleet, maar ik ga straks langs het hele verhaal. Er wordt mij ook gevraagd om te reageren op de berichten dat er informatie zou zijn achtergehouden over de veiligheid. Ik heb dat ook gehoord en ik moet eerlijk zeggen dat ik onvoldoende basis heb om dat te kunnen beoordelen. Het gaat ook over mensen. Ik heb geen behoefte aan publieke functioneringsgesprekken. Het gaat over een organisatie die in mijn waarneming in de frontlinie heeft gestaan van een buitengewoon moeilijk proces. Ook de persoon die zijn naam hieraan verbonden heeft, heeft in elk geval in mijn waarneming en in mijn bijzijn de benen uit het lijf gerend. Hij heeft moeilijke boodschappen moeten geven aan mensen in moeilijke tijden. Ik ga geen oordeel vormen over dingen die ik niet helemaal weet.

Maar er bestaat ook nog een andere insteek waar ik op wil reageren. Ik had zorgen over de versterkingsoperatie. De beëindiging van de gaswinning heb ik aangegrepen als een moment om fundamenteel anders naar die versterking te kijken. Daar komt ook een fundamenteel andere aanpak uit. We moeten dat helemaal anders doen. Ik heb nu alle energie nodig om veiligheid te bereiken en voortgang te boeken. Ik begrijp de vragen die vanuit de controlefunctie van het parlement om beantwoording vragen, maar ik zeg zelf dat ik er nu voor kies om veiligheid in Groningen te gaan realiseren. Voortgang en duidelijkheid geven aan mensen: het is een zware klus. Het is niet makkelijk en het is niet ineens gedaan. Wij hebben nu alle energie nodig om voort te gaan. Zonder iets af te doen aan alle instrumenten die de leden hebben om hun terechte nieuwsgierigheid te bevredigen en hun terechte controletaak te kunnen uitvoeren, zou ik de leden hier in overweging willen geven om er niet nu een proces naast te starten waardoor dit mogelijk vertraging oplevert. U bent de Kamer en ik niet. U controleert mij en ik niet u, maar alles moet er wat mij betreft op gericht zijn om het advies van de Mijnraad tot uitvoering te brengen en veiligheid te creëren. Het wordt nog steeds niet makkelijk.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
De minister doelt volgens mij op de parlementaire enquête waar verschillende woordvoerders over hebben gesproken, onder wie ikzelf. Ik vraag mij af: ziet hij dat zo'n moment mogelijk is in deze kabinetsperiode?

Minister Wiebes:
Dat vind ik ingewikkeld, want ik praat over een situatie dat het plan nog niet af is. Ik stel de voorgang in Groningen en daarmee de veiligheid in Groningen nu even voorop. Ik dien enige afstand te houden tot de inzet van parlementaire middelen. Dat is aan het parlement. Mijn verhaal zou zijn: voortgang eerst. Dit is mijn overweging en verder bent u het parlement en ik niet.

De voorzitter:
Het is aan de Kamer.

Minister Wiebes:
Ik loop de vragen even langs, want ik heb zeker niet ieders vragen al helemaal beantwoord.

Tegen de heer Nijboer zeg ik dat ik erken dat er meer is dan alleen maar versterken en schalen. Dat zijn namelijk negatieve dingen. Dat zijn de dingen die je moet doen omdat er gevaar dan wel schade is. Dat is alleen het compenseren van negatieve dingen. Er zal een toekomstperspectief zijn. Ook daarover heb ik met de regio afspraken gemaakt. Na de zomer, in oktober, gaan wij daarover een sessie organiseren om met elkaar te bespreken wat wij gaan doen. Ja, er zullen middelen zijn en er zullen plannen zijn. Die zijn allemaal in ontwikkeling. Ik onderschrijf dat volledig.

Ik hoop enige helderheid te hebben gegeven op de vraag van de heer Jetten. Het fiscale punt heb ik nog niet behandeld. De heer Jetten heeft gevraagd wat het fiscaal betekent. Als iemand schade vergoed krijgt, kan hij daardoor, als gevolg van het hebben van vermogen, zijn toeslag verliezen. Laten we daar heel hard over zijn: ook het verliezen van een toeslag is vervolgschade en dient dus vergoed te worden. Het lijkt mij niet verstandig om dat vermogen niet mee te tellen, want dan ben je een schadelast aan het verschuiven van een private organisatie, de schadeveroorzaker, naar het Rijk. Dat moet niet. Het is vervolgschade. Ik weet dat die niet altijd makkelijk is vast te stellen, maar het is wel verstandig om dit zo te zien. Maar mensen hebben hier zonder meer recht op.

Ik heb al geantwoord dat scholen en zorggebouwen onder het schadeprotocol vallen.

De heer Jetten heeft verder gevraagd wat er gebeurt met de mensen die al een versterkingsadvies hebben en die in de latere batches zitten. Ik denk dat hij het heeft over de pilots. Ik kijk hem even aan ... Hij heeft het over de pilots. Hij heeft het in eigen hand; eigen initiatief. Overal waar het zo is dat in die batches gewerkt wordt en mensen hun versterkingsadvies al hebben, gaat het natuurlijk door. Er zijn ook allerlei gevallen die wel een versterkingsadvies hebben, maar waar nog niet aan is begonnen. Dan geldt de norm dat je meegaat als je een versterkingsadvies hebt. Dat geldt ook voor de pilots erfgoed en agro. Niets is verplicht, maar wie zo'n versterkingsadvies heeft, heeft daar recht op en de rest wordt meegenomen in de nieuwe aanpak. Maar dat zijn dus mensen die in een pilot zitten, maar nog niet echt, want ze hebben ook geen versterkingsadvies.

Op agrariërs kom ik straks terug, want daar heeft mevrouw Mulder nog uitgebreider vragen over gesteld. Verder ben ik, denk ik, ingegaan op de vragen van de heer Jetten.

De heer Jetten (D66):
Dank aan de minister. Die pilots stonden in een voetnoot van de brief, maar ik wilde dat graag even extra duidelijk hebben, omdat het niet in de hoofdtekst van de brief stond. Even terug naar de fiscale effecten. Nijboer en Beckerman hebben daar ook schriftelijke vragen over gesteld. Ik kreeg net een antwoord van de minister dat waarschijnlijk helemaal klopt, gezien zijn vorige functie in het kabinet, maar ik ben geen fiscalist. Wat betekent dit antwoord nou concreet voor Groningers die van de Belastingdienst te horen krijgen: vanwege een uitbetaling van schadevergoeding wordt u gekort op uw toeslag?

Minister Wiebes:
Dat is weer een heel operationele vraag. Het is een goede vraag. Ik zal kijken of ik daar in tweede termijn een antwoord op heb. Het is een heel concrete, procedurele vraag, maar ik snap wel dat dit voor heel veel mensen, ook mensen die nu luisteren, een punt is. Ik ga proberen daar een antwoord op te laten verzorgen.

Even kijken. Op een heleboel vragen van mevrouw Mulder ben ik ingegaan dan wel komen we erop terug bij de uitwerking. Met name haar vraag over de agrariërs was belangrijk. Er zitten bij de oude gevallen agrariërs. Ik heb een keer een petitie in ontvangst genomen en toen heb ik om meer informatie gevraagd. Ik heb kort geleden tot mijn spijt ontdekt dat dat was blijven liggen. Dat is een beetje gênant, want je vraagt niet voor niks om vervolginformatie, dus daar wordt nu naar gekeken. Bij de oude schades kijken we daar ook naar. Agrariërs kunnen natuurlijk gewoon terecht bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. Ze hoeven niet meer naar de NAM. Daar zitten ook de mestkelders enzovoorts in en er wordt gewerkt met de bestaande protocollen voor mestkelders. Dat is wat de TCMG heeft meegenomen.

Er zijn ook agrariërs die van de regeling gebruik willen maken. Dat is het Programma Groninger Schuren en Stallen, voor als je zelf uitbreidingsactiviteiten of wat voor activiteiten dan ook wilt koppelen aan de versterking. LTO Noord heeft bij de NAM bedongen dat het aanbod van NAM op tafel blijft voor zes maanden. Dat stelt hen in staat om de vergunningen te regelen en bankleningen aan te vragen voor hun eigen deel. Op die manier hopen we dat er een complete oplossing komt. Maar nogmaals, de mij aangeboden informatie over oude gevallen heeft tot mijn verdriet vertraging opgelopen. Daar moet ik dan ook wel weer het departement in bescherming nemen, want er zijn mensen op het departement die bijna omvallen. Dat ik daar zelf een van ben, heeft er niets mee te maken.

Even kijken. Ik geloof dat ik mevrouw Sazias een indruk heb gegeven van de verschillende soorten dialogen. Misschien nog niet zo duidelijk. Dat was ook eigenlijk een vraag van de heer Jetten die ook een beetje is blijven liggen, besef ik nu. Er zijn mensen die voldoen aan de gangbare normen qua veiligheid, maar met de verscherpte onzekerheidsmarge voldoen ze niet. Die mensen bied je een keuze, maar je kunt niet zomaar mensen een brief sturen met "u voldoet wel" of "u voldoet niet". Dat gaat niet. Dat is niet een gesprek wat je met mensen kan voeren. Dat is geen humane manier van mensen benaderen over veiligheid. Dus daar zijn die keukentafelgesprekken voor bedoeld en dan is het de bedoeling — zo schrijft de Mijnraad het ook op — dat er met hen gesproken wordt over de betekenis van het veiligheidsoordeel en het type maatregelen dat je zou kunnen nemen en de periode waarop die nog nuttig zouden kunnen zijn. Voor sommige mensen ligt de onveilige periode al snel achter de rug en voor anderen duurt dat langer. Afhankelijk daarvan moet je mensen gewoon een eerlijke afweging geven. Dat is de gedachte daarachter, waarbij natuurlijk nog steeds dat we de 1.500 adressen eerst moeten doen en dat deze gesprekken daarna aan de beurt komen. En dat is nog een hele uitdaging.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Er zijn ook mensen die al een toezegging hebben gehad voor versterking, terwijl nu eventueel blijkt dat het huis toch veilig is. Die toezegging wordt dan toch wel gestand gedaan?

Minister Wiebes:
Dank voor de vraag. Ja, zeker, dat zijn de batch van 1.588 en die van 1.467. In het ene geval betreft het een toezegging, in het andere geval een gewekte verwachting. Die mensen mogen doorgaan, maar je zou ook willen dat ze geïnformeerd doorgaan. Die mensen hebben immers de keuze om ervan af te zien. Als je weet dat je huis veilig is, zou je misschien ook wel de keuze willen hebben om te zeggen: aan mijn lijf geen polonaise; ik laat het liever zitten. Ook dat moeten geïnformeerde keuzes zijn. Als mensen zich bedenken, kunnen ze natuurlijk ook gewoon aan iemand vragen om daar nog eens op te reflecteren. Dat moet kunnen. Mensen kunnen zich bedenken.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ja, maar andersom kunnen mensen ook denken: u kunt wel zeggen dat mijn huis veilig is, maar ik voel dat niet zo en ik wil toch dat jij de versterkingsmaatregelen die je mij hebt beloofd, voor mijn zekerheidsgevoel uitvoert. In een dialoog, die altijd tweezijdig is, moet je daar ook gewoon goed over kunnen praten. Het is toch geen eenzijdig gesprek, mag ik aannemen?

Minister Wiebes:
De kern van mijn afspraken met de regio is nu juist dat de mensen voor wie dit geldt of voor wie dit een beetje geldt — dat zijn de eerste twee batches — daadwerkelijk die mogelijkheid krijgen. Ook als hun huis op papier veilig is, kunnen ze kiezen voor de hun toegezegde maatregelen. Dat zijn de 2.000 mensen die al in het proces zitten en de 1.588 die even hebben moeten wachten, maar die ook nog kunnen laten uitvoeren wat onder de oude normen was bedacht. Mijn antwoord is daar dus ja.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Nog even voor de zekerheid: het is dus niet de bedoeling om dat versterkingsidee in de dialoog tijdens het keukentafelgesprek bij die mensen uit hun hoofd te praten?

Minister Wiebes:
Nee. Sterker nog, die mensen worden niet automatisch benaderd voor een keukentafelgesprek, alleen als ze zich bedenken. Dat kunnen ze, en dan kunnen ze ook om een gesprek vragen. Maar er wordt bij die mensen van uitgegaan dat ze gebruik willen maken van. In de brief die naar de 1.588 gaat, zal natuurlijk gememoreerd worden dat ze er ook voor kunnen kiezen om het niet te doen en dat ze daar ook een gesprek voor kunnen aanvragen. Maar er wordt ze niks opgedrongen en er wordt ze ook niks afgeraden. Mensen hebben de keuze gekregen. Dat heb ik met de regio afgesproken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mensen hebben behoefte aan duidelijkheid. Gisteren hoorden we in de technische briefing dat een keuze krijgen nog niet duidelijk hoeft te zijn, omdat mensen dan nog de keuze hebben. Het pleidooi tijdens de briefing gisteren was dat niet iedereen goed in staat is om de keuze te maken en dus bij de hand zou moeten worden genomen. De minister had het over geïnformeerde keuzes, inhoudelijke gesprekken en adviezen. Dat zijn woorden die ik wat dat betreft heel belangrijk vind, want niet iedereen is in staat om heel autonoom met volledige regie die keuze zelf te maken. Krijgen mensen daar de goede hulp bij?

Minister Wiebes:
In de brief aan de 1.588 mensen die de gelegenheid krijgen om de gereedgekomen versterkingsadviezen geheel uit te voeren, zal komen te staan dat zij zelf een keuze hebben. Er zal ook in staan hoe zij verder kunnen als zij twijfelen, en hoe zij daarover kunnen praten.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Wiebes:
De heer Wassenberg had het over "gerommel met cijfers". Ik denk dat hij die term in de technische sessie heeft opgepikt, als dat tenminste is wat hij bedoelt. Daar heb ik net een antwoord op gegeven.

De vragen van mevrouw Dik-Faber heb ik ook allemaal langsgelopen.

Dan ben ik nu bij de heer Van der Lee. Ik heb hem gemeld dat ik juist ga kijken of ik de aanbiedingen van de NAM passend en ruimhartig vind. Dat hebben wij gedaan.

Dan de real-time digital tool. De wens is natuurlijk helder. Wij moeten permanent kunnen zien welke huizen versterkt moeten worden. De vraag is even of je dat op een site moet zetten. Ik weet niet of iedereen het prettig vindt dat zijn huis wel of niet op een site staat. Dat vraag ik me even af. Ik denk dat we de plicht hebben om naar alle kanten helderheid te geven, maar wel gepast. Dus we moeten de mensen zelf niet alleen duidelijk maken wat er met hun huis aan de hand is, maar ook welke keuzes ze hebben. Dan moet de Kamer — want dat heeft u ook gevraagd — ook informatie hebben. Ik heb aangekondigd dat ik over de afbouw van de gaswinning jaarlijks en in het begin zelf halfjaarlijks zal rapporteren. Er zijn uitgebreide kwartaalrapportages van de NCG. Ik denk dat we die eerlijk gezegd in halfjaarrapportages moeten gaan veranderen en uiteindelijk in jaarrapportages, want anders maken we elkaar helemaal gek. Dan heb ik verder gezegd dat ik met Prinsjesdag een integrale brief maak met alle financiële aspecten die met gaswinning samenhangen, omdat ze allemaal tegen elkaar in en op elkaar in werken. Dat lijkt mij de juiste duidelijkheid. Ik weet niet nog of er nou één document kan komen waar alles in staat. Dan denk ik dat wij opnieuw een document hebben dat zo groot is dat we er niks mee kunnen. Daar twijfel ik dus een beetje aan.

De voorzitter:
Heeft u alle vragen van de heer Van der Lee behandeld?

Minister Wiebes:
Nee, nog niet helemaal.

De voorzitter:
Dan zou ik dat eerst doen.

Minister Wiebes:
Dan de gebiedsgerichte aanpak. Daar heeft de heer Van der Lee een vraag over gesteld. Het Mijnraadadvies is er helder over. Dat zegt dat je veiligheid en gebiedsverbetering moet loskoppelen. Desondanks ben ik het met de regio eens dat daar waar mogelijkheden zijn om ze in elk geval elkaar niet te laten tegenwerken, maar ze elkaar te laten helpen, die mogelijkheid aangegrepen zouden kunnen worden. Ik vind — dat heb ik ook aan de regio duidelijk gemaakt — dat wij die afwegingen niet vanuit Den Haag moeten maken. Ik voel me ook slecht als ik de regio ga vertellen dat die daar een advies over nodig heeft. Dat wilde ik even bij de regio laten. De regio heeft zeer uitvoerige ideeën op basis van jaren ervaring met de afwegingen rond gebiedsgerichtheid. Ik heb duidelijk gemaakt dat ik bij het ontwerpen van de nieuwe aanpak voor dit aspect toch echt meer naar de regio kijk en probeer om, binnen de kaders van de veiligheid, ook te respecteren wat daar uitkomt, omdat zij daar meer van weten, meer belang bij hebben, meer bij betrokken zijn en daar zelf rollen in hebben. Ik wil niet vanuit Den Haag hier gaan zeggen dat zij daar advies voor nodig hebben. Dat vind ik echt raar. Ik wil dat in mijn dialoog met de regio gaan doen en daar vooral naar de regio luisteren. Als daar adviezen voor nodig zijn of andere dingen dan wil ik dat op allerlei manieren faciliteren, maar dit is echt even iets wat meer bij de regio ligt dan hier in Den Haag.

Voorzitter, dat was ik wel door de vragen van de heer Van der Lee heen.

De voorzitter:
Ja? Dan de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik kom nog even terug op het antwoord over dat digitale instrument. Het ging mij om de gebouwen, niet om de adressen. Ik denk dat het cruciaal is, voor de mensen daar en ook voor iedereen die betrokken is bij de hele operatie, dat volledig transparant is welke huizen —sorry, ik maak dezelfde fout — of welke gebouwen er versterkt moeten worden. Gebouwen staan al geregistreerd in kadasters. Ook als de gebouwen verkocht moeten worden en er iets is, moet je daar transparant over zijn. Ik vind dat heel belangrijk, omdat dat model gevalideerd moet worden. We moeten weten welke gebouwen versterkt moeten worden die niet voortkwamen uit het model. Dat moet voor iedereen die hierbij betrokken is transparant zijn. Ik denk dat we moeten waken voor privacyschendingen — dat zie ik wel — maar in dit geval is er toch echt een groot maatschappelijk belang en ik zou u willen oproepen om vanuit die insteek naar een zo transparant mogelijk instrument op zoek te gaan.

Minister Wiebes:
Maar nu komen we eigenlijk bij iets anders. Ik heb zelf benadrukt in mijn gesprekken met de regio dat wij moeten zorgen dat wij de modeluitkomsten ook toetsten door, steekproefsgewijs of hoe dan ook, dit soort toetsen ook uit te voeren. Maar of dat op een publieke website moet, is weer een ander verhaal. De kwaliteitsborging van de risicovaststelling moet transparant zijn, maar ik weet niet of dat op deze manier moet. Mag ik suggereren dat ik de kwaliteitsborging, maar ook de transparantie, probeer mee te nemen in de aanpak en dat we daar op een later moment over komen te spreken? Dan kan de heer Van der Lee terugkomen op zijn idee, en dan kijk ik of ik daar een beter idee tegenover kan stellen, dan wel dat er niks anders op zit dan dit idee van de heer Van der Lee aan boord te nemen, hoewel ik daar niet tegen opzie of zo. Maar daar hebben we het dan over.

Voorzitter. Ik heb wel behoefte om de Mijnraad, die hier nu niet is, enigszins te beschermen tegen de woorden van de heer Kops. Want hij heeft het nu over "weer nieuwe getallen". Inderdaad, de getallen waar de Mijnraad mee komt, zijn anders dan die van de SodM en zijn ook anders dan die van de NCG. De heer Kops noemt het "een zooitje". Maar kijk, ik vraag nou net een advies van de Mijnraad om de beste nieuwe getallen te krijgen. Die krijgen we, en die zijn anders dan nu, dus kennelijk was het een goed idee om een advies te vragen. En we kunnen blij zijn dat het veiliger wordt. Die vreugdedans heb ik de heer Kops niet zien maken, maar laat ik dan zeggen: dat is ook aan hem om vreugdedansen te overwegen. Maar het is aan mij om hier de Mijnraad even te beschermen tegen het woord "zooitje", want ik had de Mijnraad juist gevraagd om getallen op te leveren. En dat die anders zijn dan die van de andere organisaties: het zij zo, maar dat is dan het beste antwoord op de vraag die het Rijk gesteld had.

De heer Kops (PVV):
Eerst besluit de minister om de versterking van 1.588 woningen op te schorten omdat hij zo nodig een advies wil afwachten van inderdaad die Mijnraad. Vervolgens is de conclusie: nou, heel veel woningen zijn ook gewoon veilig, maar we gaan toch door met versterken, want beloofd is beloofd. En inderdaad, daar ben ik het helemaal mee eens: beloofd is beloofd. Maar wat heeft het dan in hemelsnaam voor nut gehad om die versterking op te schorten?

Minister Wiebes:
De Mijnraad heeft absoluut niet gezegd "beloofd is beloofd". En de regio en ik hebben dat ook niet gezegd. We hebben gezegd dat daar vanuit de verwekte verwachtingen goed over gesproken moest worden. De regio en ik hebben gemeend dat het het beste was om dat geheel over te nemen en geheel door te laten gaan, maar de situatie is écht wel anders dan wanneer we meteen waren doorgegaan. Hier kun je mensen geïnformeerd een keuze bieden. Nee, het is niet per se nodig om al die huizen te versterken. Dat betekent dat mensen een keuze hebben. En je hebt ook een belangrijke verantwoordelijkheid in het nadenken over de timing van deze woningen. En dat is echt anders; dat komt door het advies van de Mijnraad. Dat is een nuttig advies en wij gaan ermee aan de gang. Het is niet zo dat het "business as usual" is.

De heer Kops (PVV):
Er wordt dus eerst toegezegd om de woningen te gaan versterken. Vervolgens wordt die afspraak niet nagekomen: we schorten de versterking op. En nou komt de minister met het argument: ja, want dan hebben de mensen een keuze. Dus eerst ontneem je ze iets wat je ze hebt beloofd, en dan zeg je: ze hebben op deze manier een keuze. Sorry minister, maar ik geloof er echt geen snars van.

Minister Wiebes:
Wat deze mensen was beloofd, was niet een nieuwe woning of een versterking. Wat deze mensen was beloofd, was een advies in april. Ik heb een beroep op die mensen gedaan om dat drie maanden uit te stellen, om nieuwe inzichten te krijgen over de versterkingsoperatie. Dat advies is geen licht advies. Het gaat over de veiligheid in het gebied, en die waren we op dat moment niet aan het borgen! En we weten nu hoe het wél zou moeten. Dat is een buitengewoon belangrijk iets. En ik heb voor dat unieke moment inderdaad aan deze mensen meer geduld gevraagd. Nu hebben we gezegd: nee, we hebben geen toezegging gedaan, maar wel verwachtingen gewekt, dus we gaan ze nu de keuze geven om door te gaan. Ja, en daar sta ik voor en dat heb ik met de regio afgesproken.

Dan zegt de heer Kops: alles moet door de NAM betaald worden: schade is schade. Of hij hierbij de 1.588-batch of de 1.581-batch bedoelt, is overigens een beetje onhelder. Hier lopen echter wel héél veel dingen door elkaar. Schade is niet hetzelfde als versterking. Nee, niet alle woningen zijn onveilig. We moeten er natuurlijk zo veel mogelijk naar streven om woningen die niet onveilig zijn niet plat te gooien, tenzij er een reden is om ze te versterken met wat daar maar voor nodig is. Dit is een opmerking die ik van de heer Kops niet helemaal kan thuisbrengen.

Hoe wij kunnen garanderen dat er voldoende geld is bij de NAM voor de versterking is een debat wat wij hierna voeren. Ik kom er dan op terug.

Ik heb de heer Bisschop al gezegd dat ik echt ga proberen om niet eigenwijzig te doen tegenover de beste bodemdeskundigen en aardbevingsspecialisten van Nederland door hun advies in de wind te slaan. Als er onzekerheid is, moeten we zoeken hoe we mensen zekerheid kunnen bieden op basis van bijvoorbeeld een aanvullende toets. Dat is nou weer net wel wat ik met de regio heb afgesproken. Ik heb geen antwoord op zijn vraag waarom die 2.000 huizen niet in de batches zaten. Dat is in de technische sessie wel langsgekomen. Er zijn andere benaderingen gebruikt, maar dat is iets waar ik kennis van neem. Het is aan de experts om uit te leggen hoe ze dat hebben gedaan. Ik vind echt dat wij het kabinet geen eigenstandige oordelen moeten laten geven, los van experts, over welke huizen veilig zijn. Dan wordt het een rommeltje.

Dan heb ik ook de vragen van mevrouw Yeşilgöz behandeld en ben ik door deze termijn heen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Misschien nog een vraag over het afronden van de schades. Op een gegeven moment was de minister daar vrij vlot mee klaar en heb ik even mijn moment gemist. Ik grijp het nu. Een aantal mensen is het niet eens geworden met de NAM. Zij komen in het traject met de arbiter. Kunnen die zaken op een redelijke termijn door de arbiter worden behandeld? Kan de minister kijken of er versnelling in plaats kan vinden?

Minister Wiebes:
Ik ken de afhandelsnelheid van de arbiter niet. Ik heb daar geen actuele gegevens over, want dat is natuurlijk ook een punt. Ik zal kijken of die er zijn.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb nog een vraag over wie nou de versterking gaat financieren die niet per se geadviseerd is. Je kunt een hele juridische Angelsaksische redenering houden dat die bedrijven daartoe niet verplicht zijn. Aan de andere kant zijn al die discussies daarover direct gerelateerd aan aardbevingen, anders hadden we die versterkingsdiscussies niet gehad. Je kunt dus heel goed beargumenteren waarom Shell en Exxon of de NAM daarvoor bokje moeten staan. Is het nou echt zo dat het Rijk die kosten op zich neemt?

Minister Wiebes:
Ik heb net uitgelegd dat daar een heleboel portemonnees meedoen. Ik heb verder uitgelegd dat de NAM ook een bijdrage levert voor de woningen die veilig zijn. We hebben het daar net over gehad in het debat.

De heer Nijboer (PvdA):
Maar ik ben daar niet zo tevreden over. Zeker niet voor woningcorporaties, voor huurders. Bij kopers geldt dat dan niet, maar huurders moeten er wel aan bijdragen, want uiteindelijk moet de huurder betalen wat de woningcorporatie bezit. Gezien de afspraken die de minister heeft gemaakt, waar ik het niet mee eens ben want de afdracht van de Staat wordt al lager en de bijdrage van de Staat wordt al hoger, zeg ik dat we dat volledig voor rekening van de NAM moeten doen, dan betalen ze ook nog wat. Waarom is die afspraak niet zo gemaakt? Dat is toch alleszins redelijk na alle ellende die de NAM, Exxon en Shell Groningen hebben aangedaan?

Minister Wiebes:
Hier ben ik afgegaan op het Mijnraadadvies en de toelichting die de heer Verdaas daarover heeft gegeven. Hij heeft gezegd dat het in gevallen redelijk kan zijn om ook aan corporaties een bijdrage te vragen, namelijk in die gevallen waarin er op niet al te lange termijn sowieso inspanningen van hen nodig zouden zijn geweest om het bezit op waarde en kwaliteit te houden. Dat moet worden meegewogen en dat moeten we op een nette manier doen. Het is niet zo dat automatisch de corporatie voor dingen opdraait die anders niet nodig waren geweest. Ook dat moet in redelijkheid worden bekeken. Dat appel op redelijkheid en samenwerking van iedereen hebben de regio en ik goed gehoord in de presentatie van de Mijnraad. Daarmee hebben wij maandag iets gedaan.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank u wel dat ik alsnog een keer een vraag mag stellen.

De voorzitter:
Nee, het is de laatste vraag.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik moet hem goed uitkiezen. Ik merk dat de minister nog heel weinig antwoorden heeft op de vragen die heel erg leven over hoe het nu met de versterking gaat, want niemand weet nu waar hij aan toe is. Het heeft weinig zin om mijn laatste vraag daaraan te verspelen, want u geeft daar weinig antwoorden op. Ik doe het toch nog één keer op die oude schades, omdat het echt zo aan mijn hart gaat hoe erg dat is voor mensen. U heeft het nu over dat onderzoek gehad. Ik weet dat u niet mee wil in mijn optie voor een generaal pardon. Als uit uw onderzoek blijkt dat het in gevallen echt niet goed is gegaan, bent u dan bereid om mensen die wel hebben geaccepteerd omdat ze gewoon niet meer kunnen, omdat ze op zijn, omdat ze murw zijn, alsnog de keuze te geven om wel door te gaan met vechten?

Minister Wiebes:
Deze vraag loopt ver vooruit op een onderzoek dat nu net begonnen is. Het is duidelijk dat je een onderzoek niet voor niks doet. Je wil daar iets uit leren en als je iets hebt geleerd wil je er mogelijk iets mee doen. Ik ben niet doof voor redelijke verzoeken, maar we zijn nog niet halverwege. Het is net gestart. Laten we eerst kijken wat er uitkomt en daarna bepalen welke eventuele acties nog nodig zijn. Ik kan er echt niet goed antwoord op geven.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank, voorzitter, dank dat ik nog één keer mag. Ik maak me hier heel veel zorgen over, omdat dit echt mensen zijn die al heel lang aan het vechten zijn en die zich nu echt tekortgedaan voelen en maar opgeven. Zou u dan in ieder geval willen toezeggen dat u de onderzoeksopdracht naar ons toestuurt? Ik ben heel benieuwd wat voor onderzoek het is dat u gaat doen. U had het over een beperkt aantal mensen bevragen. Ik wil wel weten hoe het in elkaar zit, zodat wij er later eventueel op terug kunnen komen als we niet tevreden zijn. Wat is dit precies voor onderzoek? Wie voert het uit? Hoeveel mensen zijn erbij betrokken?

Minister Wiebes:
Hoeveel mensen zijn erbij betrokken? Laat ik zo zeggen, we doen een steekproef, de omvang ervan wordt bepaald. De methodes, hoe we aan de gegevens gaan komen wordt besproken. Er zijn ook privacyaspecten die even moeten worden uitgezocht. Ik heb geen idee hoeveel mensen daarmee bezig gaan. We zijn nu bezig met het opzetten van dit onderzoek om straks met redelijkheid te kunnen zeggen of wij vinden dat er overwegend te cosmetisch is gewerkt of dat er andere dingen zijn die niet zijn goed gegaan, dat het gesprek niet productief was of dat mensen onder druk zouden zijn gezet. Dat zijn allemaal dingen die je wil uitzoeken. Maar ik ga hier geen voorspellingen doen over hoeveel mensen bij het onderzoek betrokken zijn ...

De voorzitter:
Nee, de vraag was of de Kamer op de hoogte gesteld kan worden.

Minister Wiebes:
De onderzoeksopdracht heb ik ongeveer geformuleerd. Wij willen weten wat de redenen zijn en wij willen een indruk kunnen krijgen of het redelijke gronden zijn waarom deze mensen het eens zijn geworden of dat het onredelijke gronden zijn. Wij willen dus weten of het op een passende manier was — dit zijn de woorden van de heer Van der Lee, geloof ik; hij weet het uit zijn hoofd, ik niet — dus of het aanbod van de NAM passend was. Dat willen wij weten en daar zijn we nu mee bezig, met mensen op kantoor, bij de NAM en in de provincie.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik was om dezelfde reden als mevrouw Beckerman, die net haar vraag heeft gesteld, naar voren gelopen. Ik heb dus goed begrepen uit de beantwoording dat de minister de oude schadeafhandeling en de tevredenheid van mensen gaat onderzoeken?

Minister Wiebes:
Ja, op basis van een steekproef gaan we kijken of het op een naar ons oordeel nette manier is gebeurd, of dat er het een en ander op aan te merken zou zijn. Dan gaan we daarna nadenken over wat daarvan de conclusies zouden moeten zijn. Maar we gaan het eerst bekijken.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Laat ik niet te ver op de zaken vooruitlopen, maar heeft de minister in elk geval wel de intentie om het goed te maken met deze mensen waar het niet goed mee is gegaan?

Minister Wiebes:
Ik heb de NAM natuurlijk opgeroepen om het met deze mensen goed te maken en een fair aanbod te doen. Dat was het uitgangspunt. Maar laat ik ook niet op de zaken vooruitlopen. Laten we eerst eens kijken of we zelf tot de vaststelling kunnen komen of dat eigenlijk gelukt is. Dat is de eerste stap. Daarvoor doen we die steekproef, met de provincie. Daar krijgen we ook gegevens voor aangeleverd.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
En dat is wel voldoende onafhankelijk? Ik kan me voorstellen dat iedereen die "nee" heeft gezegd sowieso wordt geïnterviewd, want je wilt weten wat daarvoor de oorzaken zijn. Dan kun je misschien nog kijken of je in de andere groep van 76 een representatieve selectie maakt. Begrijp ik het zo goed?

Minister Wiebes:
Nou, of het iedereen is ... We moeten een steekproef doen. We hebben nu 1.500 gevallen nog niet gedaan. Een deel ervan gaat nog besluiten. Er zijn 600 gevallen die nu naar de arbiter zijn. We gaan daar op een passende manier naar kijken, maar ik kan nu niet vastleggen dat iedereen geïnterviewd wordt. We hebben ook capaciteit nodig voor de voortgang, onder andere voor de nieuwe schadegevallen. We gaan op een passende manier meten en vaststellen of we vinden dat dit ordentelijk is gebeurd. Ik ga me niet vastleggen op de precieze contouren van het onderzoek.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nog een laatste opmerking hierover. Het woord "passend" komt van de NAM. Zij vinden dat het aanbod passend is. Nou, dat wordt anders geïnterpreteerd, laat ik het zo zeggen. Volgens mij willen we dat het ruimhartig is, maar het wordt als hardvochtig ervaren. De minister gaat dit onderzoek doen omdat hij een oordeel wil kunnen vellen. Dat begrijp ik.

Minister Wiebes:
Samen met de CdK.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Maar ik wil ook weten wat het oordeel van de bewoners zelf is. Als dat onderzoek klaar is, verwacht ik dat wij dat krijgen, maar dan met inzicht in wat de bewoners zelf vinden van wat hun is aangeboden.

Minister Wiebes:
Dat is inmiddels wel duidelijk, want we kijken natuurlijk naar mensen die akkoord zijn gegaan maar daar onvrede over hadden — daar gaan we een aantal gevallen van bekijken — en we gaan die steekproef doen van mensen die het hebben afgewezen. Het is dus duidelijk wat ze ervan vinden: ze vinden het aanbod niet goed. Ze willen naar de arbiter. Dat was al helder. We zitten in de groep die ontevreden is. Wij willen nu kunnen beoordelen of zij terecht ontevreden zijn, of er voldoende aan is gedaan om door te dringen tot deze mensen, en of er een passend en ruimhartig aanbod is gedaan. Dat is het doel.

De voorzitter:
Heel kort, meneer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ervaar dat toch weer als een versmalling, want er zijn ook mensen die een bod aanvaard hebben met het verhaal "structurele schade, dat is versterking, dat hoort niet bij de schadeafhandeling". Die groep wil ik ook betrokken zien bij dit onderzoek.

Minister Wiebes:
Ja, maar ... 4.500 mensen hebben het geaccepteerd. We kunnen niet 4.500 interviews gaan doen. We moeten ons richten op de mensen die op een of andere manier, via het zwartboek van mevrouw Beckerman dan wel via allerlei andere kanalen, hebben laten weten dat ze zich niet op de beoogde manier behandeld voelen. En we moeten ons richten op de mensen die zelfs menen dat ze het aanbod niet moeten accepteren. Laten we daar nou even naar gaan kijken. Dat zijn de gevallen waarvan je zegt: daar is iets aan de hand. Aan de hand daarvan kunnen we gaan zien of daar patronen in te herkennen zijn of dat we zeggen: mensen hebben door de jaren heen misschien in sommige gevallen verwachtingen gekregen die niet meer te rechtvaardigen zijn. Misschien zijn er andere systematische dingen in het proces niet goed gegaan. Laten we dat nou gewoon even bekijken.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Wiebes:
Dat moet op een praktische manier, maar dat moet wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik begrijp dat er behoefte is aan een korte schorsing voordat we overgaan naar de tweede termijn. Klopt dat? Want anders gaan we gelijk door. Nee, er wordt gevraagd om een korte schorsing. Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 18.46 uur tot 18.55 uur geschorst.

De voorzitter:
We gaan verder met het debat over de versterkingsoperatie en schadeafhandeling in Groningen. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef de heer Nijboer namens de PvdA het woord.


Termijn inbreng

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Er is nog wel veel onduidelijkheid en onzekerheid, moet ik vaststellen. Pas in het najaar weten de mensen die echt in een onveilig huis zitten, waar zij aan toe zijn. Hoe zij worden geïnformeerd, is ook nog niet helemaal bekend. Pas in oktober gaan de gesprekken over het regiofonds van start. Als je nu ziet hoeveel aanvragen er al liggen bij de publieke organisatie en hoe weinig voortgang daarmee wordt gemaakt, maakt de PvdA-fractie zich daarover wel grote zorgen. Van duidelijkheid op 1 juli is helaas geen sprake.

Voorzitter, ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er Groningers zijn die onzeker zijn over de veiligheid van hun huis;

verzoekt het kabinet iedere Groninger die zorgen heeft over de veiligheid van de woning de mogelijkheid te bieden een publiek gefinancierde inspectie uit te laten voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Bisschop, Beckerman, Wassenberg en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 504 (33529).

Mevrouw Agnes Mulder, een korte vraag over de motie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Even tussen neus en lippen door zegt de PvdA dan dat er op 1 juli geen duidelijkheid was voor de mensen in de 1588-batch, maar die is er feitelijk wel. Zij kunnen gewoon de versterking oude stijl gaan krijgen. In het vorige debat is toegezegd dat die duidelijkheid wel zou komen, als dat nodig zou zijn, dus die duidelijkheid is er. Voor de andere mensen, in die 1581-batch, want ik kijk even naar mijn eigen motie, zou die duidelijkheid er ook komen, maar nu wordt dat even ontkend, dus dat snap ik eigenlijk niet van de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Als je in Overschild zit — ik weet niet of mevrouw Mulder daar contact heeft gehad — is echt niet iedereen bekend met hoe het zit en gaat. Dat geldt ook voor Ten Boer en Appingedam en Loppersum. Ze mogen in dialoog. Mevrouw Sazias heeft nog een motie over wat dat betekent, wat we kunnen doen en wat mensen kunnen verwachten. Ik vind dus niet dat er volledige duidelijkheid is. Als mevrouw Mulder zegt dat dat wel zo is, denk ik niet dat zij de waarheid spreekt.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik denk dat de heer Nijboer mijn woorden verdraait en het is een beetje jammer dat hij dat doet. Ik heb de vorige keer in een motie aangegeven dat ik duidelijkheid wilde hebben voor die beide batches en die duidelijkheid is er nu. Het is heel vervelend dat de heer Nijboer iedere keer net doet alsof dat niet zo is en daarmee de onduidelijkheid laat toenemen. Daar heeft hij dus zelf deel aan.

De heer Nijboer (PvdA):
Die batches interesseren mij eigenlijk heel weinig. Wat mij interesseert, zijn de mensen die er wonen. Er zijn nu duizend woningen die onveilig zijn; onveiliger zijn dan de woningen waar wij het steeds over hadden. Ik heb hier net gevraagd aan de minister of hij weet welke het zijn. Wanneer krijgen zij het? Krijgen zij een brief of komen er mensen langs? Dat leidt toch tot enorme onzekerheid? Dan kun je toch niet zeggen: we weten het allemaal precies en iedereen is zeker wanneer zijn huis wordt verstevigd en wat er moet gebeuren? Daar gaat het mij om. Het gaat er niet om wie er in een batch zit en wat er gebeurt. Het gaat mij erom dat mensen veilig zijn in hun huizen en weten wat er in hun eigen huis gaat gebeuren. De mensen weten zelf amper nog in welke batch zij zitten.

De voorzitter:
Dit is een tweede termijn. Er zijn heel veel debatten hierover gevoerd. Het debat begon heel goed, maar ik merk dat op de een of andere manier de emoties weer hoog opspelen. Ik doe een beroep op jullie allemaal om dit debat op een waardige manier af te ronden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, ik zou niets liever doen dan dat, maar ik heb er wel problemen mee dat de heer Nijboer suggereert dat mijn motie niet gestand wordt gedaan, want dat wordt zij wel. Natuurlijk is er voor heel veel mensen nog steeds onduidelijkheid. Ik zeg ook niet dat dat niet zo is bij die 1.500 mensen, maar zoals de heer Nijboer dat even tussendoor propt, dan voel ik mij toch wel een beetje aangevallen en dat geef ik heel eerlijk toe. Het is goed dat hij dat merkt. Ik voel ook dat de mensen daarmee ook tekort worden gedaan. Dat zijn dezelfde mensen waarvoor de heer Nijboer en ik hier in de Kamer opkomen. Ik vind dat zo jammer dat iedere keer die aanvalslinie wordt gekozen in plaats van te kijken hoe je elkaar tegemoet kunt komen.

De heer Nijboer (PvdA):
Mevrouw Mulder voelt zich duidelijk aangesproken, maar ik heb heel de motie-Mulder of welke motie ook niet in de mond genomen. Ik heb alleen gezegd: Groningers hebben niet allemaal duidelijkheid en zitten in onzekerheid. Dat is waar ik een punt van maak. 1 juli zou er duidelijkheid zijn en die is er niet. Heel veel mensen weten niet waar zij aan toe zijn. Dat is mijn punt en dat blijf ik ook maken. Dat heeft niks met moties in de Kamer te maken. Ik heb mevrouw Mulder er ook niet persoonlijk op aangesproken. Die voelt zich heel erg aangesproken, maar dat is niet mijn punt.

De voorzitter:
Prima, dat heeft u gezegd.

Nee, mevrouw Mulder. U wilt interrumperen, maar u bent al geweest. Mevrouw Yeşilgöz.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De heer Nijboer was niet bij de briefing.

De heer Nijboer (PvdA):
Nee, dat klopt.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De voorzitter van de Mijnraad zei toen tegen alle politieke partijen: ik snap dat er verwarring kan zijn over de cijfers, maar we zijn nu heel duidelijk; soms heb ik het idee dat sommige partijen het niet willen begrijpen. Ik breng die boodschap dus even over, want ik heb een beetje het idee dat de heer Nijboer het niet wil begrijpen op dit moment. Ik wil de heer Nijboer vragen hoe hij de antwoorden van de minister duidt. De minister zegt dat er duidelijkheid is per 1 juli en dat hij met de regio heel goed heeft afgesproken dat heel zorgvuldig uitgezocht moet worden over welke adressen het gaat zodat dit zorgvuldig wordt ingericht. Ik wil graag van de heer Nijboer horen wat hij nou vindt van deze afspraken tussen de regio en de minister ...

De voorzitter:
De heer Nijboer.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
... en de zorgvuldigheid daarbij.

De heer Nijboer (PvdA):
Allereerst: ik was niet bij de hoorzitting. Dat spijt mij zeer, maar toen voerden wij hier het debat over de Voorjaarsnota, waarin ik minister Hoekstra heb doorgezaagd over de deal met Shell en Exxon. Je kunt maar op één plek tegelijk zijn. Dus dat was de reden. Anders was ik er zeker geweest.

Voorzitter. Ten aanzien van de 1.000 mensen. Ik vind dat je daar langs moet gaan. Ik hoor de minister net zeggen dat mensen een brief krijgen. Ik vind dat die mensen eigenlijk volgende week of over twee weken al duidelijkheid moeten krijgen. En dat vind ik dus niet goed. Als je alles stokt, als je overal op laat wachten, dan duurt die onduidelijkheid langer. Dan duurt die onzekerheid langer en dat wordt Groningen hartstikke zat. Ik probeer daarvoor op te komen en ik probeer niet net te doen of alles goed gaat. Het gaat daar niet goed.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De mensen in de 1.588-batch krijgen allemaal een brief en dat gebeurt binnen twee weken. Nu wordt precies uitgezocht welke adressen bij de 1.500 onveilige gebouwen horen waarvan er 1.000 niet in een van de drie batches zitten. Dat is afgesproken met de regio opdat heel zorgvuldig wordt gecommuniceerd en die mensen precies weten wat er gebeurt. Dat wordt deze zomer allemaal uitgezocht. Dus laten we niet dingen door elkaar halen. We hebben net uren gedebatteerd, maar we hebben ook met elkaar gesproken over hoe het precies zit. Het is ingewikkeld genoeg, maar het is wel helder.

De voorzitter:
Dan heeft u uw punt gemaakt.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik wil het graag met de heer Nijboer doornemen als het voor hem verwarrend blijft, maar het is eigenlijk inmiddels aardig helder.

De heer Nijboer (PvdA):
Neem dan het punt van Ten Boer. Een aantal huizen zitten in een zogenaamde batch. Ik ken dat dorp goed. Ik ben daar opgegroeid. Een aantal huizen zitten ongetwijfeld bij die 1.000. En er zijn ook huizen die daar misschien niet in zitten, maar waarin de mensen zelf wel stutten hebben geplaatst omdat ze zich nog steeds onveilig voelen. Het is maar echt de vraag of die er dan bij horen, terwijl iedereen kan zien dat die dingen niet veilig zijn. Dus er is een enorme onrust. We kunnen hier wel praten over batches en programma's en over zus en zo, en we kunnen wel zes vakken maken en zeggen "die krijgt een dialoog en die niet" en dan denken dat het is opgelost, maar het is vandaag in Groningen echt nog niet opgelost.

De heer Jetten (D66):
Ik denk dat de heer Nijboer gelijk heeft als hij zegt dat er op individueel niveau nog onduidelijkheid en onrust is.

De heer Nijboer (PvdA):
En daar gaat het om.

De heer Jetten (D66):
Die is pas weg als die mensen hun gesprek hebben gehad en weten wat er echt met hun eigen huis gaat gebeuren. Dat ben ik helemaal met de heer Nijboer eens. Maar de minister heeft volgens mij net ook goed uitgelegd waarom het voor de groep van de 1.000 adressen nog even een aantal weken gaat duren, tot september. Die reden is dat de regio daar nadrukkelijk om heeft verzocht, want dan weten we echt zeker dat we met het juiste advies naar die mensen toegaan. Hoe beoordeelt de heer Nijboer dat verzoek van de regio en de afspraak die de minister daarmee heeft gemaakt?

De heer Nijboer (PvdA):
Dat je zorgvuldig moet zijn, snap ik wel. Maar als je zegt dat huizen onveilig zijn en het direct moet gebeuren, dan vind ik dit wel heel lang duren. Als je dan van plan bent om een brief te sturen en geen gesprek te voeren — misschien wil de minister dat alsnog wel doen — dan vind ik dat geen goede zaak.

De heer Jetten (D66):
We komen er langzaam. We zijn het dus met elkaar eens dat het zo zorgvuldig mogelijk moet gebeuren en dat de onrust bij mensen pas is weggenomen als zij het echt van hun eigen huis weten. Ik heb de minister net in de eerste termijn horen zeggen dat het niet alleen maar gaat om brieven, maar juist ook over het aangaan van het gesprek. Misschien is het goed als de minister dat in tweede termijn nogmaals benadrukt.

De voorzitter:
Dat lijkt mij ook.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. De coalitiepartijen proberen mij in de mond te leggen dat ik moet beamen dat het allemaal best wel goed gaat, maar ik vind dat het niet goed gaat.

De voorzitter:
Goed. Dan stel ik voor dat u verdergaat.

De heer Nijboer (PvdA):
Daar blijf ik bij. O, de heer Jetten wil nog een keer interrumperen.

De voorzitter:
Ik zie u staan, mevrouw Agnes Mulder, maar u bent geweest. De heer Jetten, tot slot.

De heer Jetten (D66):
Ik vind het toch jammer dat de heer Nijboer eindigt met die sneer, want ik heb hier echt geprobeerd om met open vragen nader tot elkaar te komen.

De voorzitter:
Goed. Dan heeft u ...

De heer Jetten (D66):
Volgens mij moeten wij het op die manier proberen te doen.

De voorzitter:
... ook dit punt duidelijk gemaakt. Ik stel voor dat u verdergaat, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik ga dat doen, voorzitter. Ik ga de motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er onder Groningers onverminderd grote onrust en zorg is over de onveiligheid veroorzaakt door gaswinning;

overwegende dat het wenselijk is dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid, in vervolg op het onderzoek van 2015 en de rapportage van 2017, onderzoekt en rapporteert hoe het met de opvolging van zijn aanbevelingen is gesteld;

verzoekt de regering te bevorderen dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid opnieuw onderzoekt of en in hoeverre zijn aanbevelingen zijn opgevolgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Wassenberg, Van der Lee en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 505 (33529).

Dank u wel.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik praat toch altijd liever over hoe het gaat in de dorpen en over de mensen zelf — dat blijf ik ook doen — dan over moties en batches en weet ik wat nog allemaal meer.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik nu naar mevrouw Beckerman namens de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Volgens mij is het inderdaad toch wel een treurig einde van zo'n debat als de coalitiepartijen echt stellen dat mensen nu duidelijkheid hebben. Het is namelijk echt een hele pijnlijke zaak. We zouden eigenlijk nu met z'n allen een dorp in moeten gaan en mensen simpelweg vragen: vindt u het duidelijk? Dan zal niemand dat beamen.

Ik heb twee moties. De eerste gaat over de afhandeling van oude schades. Ik vind dat echt triest. Wij hebben vooraf zó hard gewaarschuwd: doe het niet, minister. We hebben hier meerdere moties ingediend om te zeggen: de NAM kan dat niet.

De voorzitter:
Ik zou aan de moties beginnen, want anders komt u in tijdnood.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik weet het.

We hebben dat heel duidelijk gezegd en u heeft het toch gedaan. U heeft de NAM die schades laten afhandelen en dat loopt niet goed. Daarom deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een aanzienlijk deel van de gedupeerden na jarenlange strijd met de NAM moegestreden is;

van mening dat als gevolg hiervan velen een aanbod van de NAM hebben geaccepteerd dat veel te laag is gezien de geleden schade;

van mening dat deze mensen al te lang voor hun rechten hebben gestreden en een veilig thuis verdienen;

verzoekt de regering over te gaan tot een generaal pardon voor iedereen die het bod niet heeft geaccepteerd en iedereen die wel heeft geaccepteerd maar ontevreden is, waarbij de mensen voor 1 september 2018 een redelijk en rechtvaardig bod wordt gedaan door de Staat;

verzoekt de regering tevens deze kosten achteraf, volgens de oude verdeelsystematiek, op de NAM te verhalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 506 (33529).

Mevrouw Beckerman (SP):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onduidelijkheid blijft bestaan over de verantwoordelijkheid voor de financiële dekking van de versterkingsoperatie;

van mening dat de NAM hier haar verantwoordelijkheid dient te nemen;

van mening dat bewoners van de huizen die binnen de groepen 1588 en 1581 vallen duidelijkheid gegeven moet worden;

verzoekt de regering zo snel mogelijk tot versterking en/of verbetering van deze woningen over te gaan en hierbij de wensen van de bewoners leidend te laten zijn;

verzoekt de regering tevens er zorg voor te dragen dat de NAM haar deel van de kosten op zich neemt volgens de oude verdeelsleutel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 507 (33529).

Dank u wel.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan ga ik nu naar de heer Jetten namens D66.

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Ik begin met mijn moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eigenaren van woningen uit de batch 1588, die volgens de laatste inzichten veilig zijn, vanwege de gewekte verwachtingen ervoor kunnen kiezen om het versterkingsadvies alsnog te laten uitvoeren;

overwegende dat enkele woningen uit de batch 1581 ook al een versterkingsadvies hebben ontvangen;

verzoekt de regering eigenaren van woningen uit de batch 1581 die al een versterkingsadvies hebben ontvangen eveneens de mogelijkheid te bieden om het versterkingsadvies uit te laten voeren, ook als hun woning volgens de laatste inzichten veilig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jetten, Yeşilgöz-Zegerius, Agnes Mulder, Dik-Faber, Van der Lee, Wassenberg, Bisschop, Sazias en Nijboer.

Zij krijgt nr. 508 (33529).

Gaat u verder.

De heer Jetten (D66):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de afhandeling van schades vooral wordt gekeken naar kwantitatieve aspecten als het aantal geaccepteerde aanbiedingen en de looptijd van een schade;

overwegende dat fatsoenlijke schadeafhandeling ook gaat over kwalitatieve vragen, zoals de wijze waarop mensen worden behandeld en de mate waarin bewoners een vergoeding als ruimhartig ervaren;

overwegende dat inzicht in de mate waarin Groningers zich geholpen voelen door het nieuwe schadeprotocol belangrijk is voor het continu verbeteren van schadeafhandeling;

verzoekt de regering de afwikkeling van schades onafhankelijk en periodiek te evalueren op kwantitatieve en kwalitatieve aspecten en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jetten, Agnes Mulder, Dik-Faber en Yeşilgöz-Zegerius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 509 (33529).

De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Dan wil ik nog kort de minister bedanken voor de beantwoording. Ik denk dat hij in dit debat een aantal zaken heeft kunnen verduidelijken. Voor D66 staat voorop dat alle onveilige huizen worden versterkt en dat we dat zo snel mogelijk doen. We vinden het ook belangrijk dat woningen of gebouwen die al een versterkingsadvies hebben, ook allemaal dat advies kunnen laten uitvoeren. En richting een aantal collega's wil ik zeggen: ja, natuurlijk verdwijnt pas alle onduidelijkheid en onrust als mensen individueel, op adresniveau, voor hun eigen huis weten wat er gaat gebeuren. Maar ik denk wel dat we de afgelopen week voor de grote groepen duidelijkheid hebben kunnen scheppen over de richting die de versterkingsoperatie op gaat. En we hebben de duidelijkheid kunnen scheppen dat de versterkingsoperatie gewoon weer wordt opgepakt, door Rijk en regio samen, voor nieuw perspectief voor Groningen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder namens het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank. Eerst maar eens even de motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onduidelijk is of bedrijfsgebouwen boven het Groningenveld veilig zijn;

overwegende dat deze gebouwen, zoals karakteristieke boerenschuren, vaak langlopende schadeprocedures doorlopen;

verzoekt de regering te bekijken of een apart programma nodig is voor het inspecteren en versterken van bedrijfsgebouwen en het in beeld brengen van vervolgschade,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Jetten, Yeşilgöz-Zegerius, Dik-Faber, Bisschop, Sazias, Nijboer, Beckerman en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 510 (33529).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank aan de minister voor zijn toezeggingen van vandaag, voor de duidelijkheid deze week voor de 1.588-batch en voor de brief die deze mensen binnen twee weken zullen ontvangen. Fijn dat er ook duidelijkheid is voor de inwoners van de 1.581-batch, waarvoor de brieven op verzoek van de regio iets later de deur uit zullen gaan. Het is ook goed dat de inwoners die onder de 1.581-batch vallen en al wel een versterkingsadvies hebben, naar voren worden gehaald, zoals net door collega Jetten naar voren is gebracht in zijn motie. Die heb ik daarom ook ondersteund. Het is ook van belang dat er een onafhankelijk onderzoek komt. Wat mij betreft mag dat zo breed mogelijk van opzet zijn; dus niet een te krappe populatie interviewen, maar het liefst zo breed mogelijk, want we hebben echt duidelijkheid nodig over hoe het nou gaat.

Voorzitter. Ik snap wel dat vandaag nog niet iedereen op adresniveau weet waar hij aan toe is en dat dat bijdraagt aan het gevoel van onzekerheid dat mensen nog steeds hebben. Ik hoop dat we dat zo snel mogelijk kunnen wegnemen, samen met de regio. Ik hoop dat er goede, heldere, duidelijke afspraken over worden gemaakt en dat we met elkaar de positieve lijn naar boven vinden, ook door het verder naar beneden brengen van de gaswinning. Dat is uiteindelijk waarvoor wij hier strijden in het parlement. Ik hoop op zo veel mogelijk medestanders.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Sazias namens 50PLUS.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank, voorzitter. We vinden het heel goed dat er onderzoek komt naar de schadeafhandeling van de oude gevallen. Ik hoop echt dat het goedgemaakt kan worden met de mensen die met een verkeerd en te laag bod zijn afgescheept. Ook dat hoort bij herstel van het vertrouwen.

De dialoog waar we het over gehad hebben, moet echt op een open en eerlijke manier gevoerd worden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Mijnraad in zijn advies heeft aangegeven dat bij woningen die vallen onder het tweede traject geldt dat gedane toezeggingen niet eenzijdig kunnen worden opgezegd;

overwegende dat het de bedoeling is dat met deze bewoners een dialoog wordt aangegaan over het te volgen traject;

overwegende dat de regering aangegeven heeft het advies van de Mijnraad te volgen;

overwegende dat voor het herwinnen van vertrouwen gelijkwaardigheid van groot belang is;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat deze dialogen zodanig worden gevoerd, dat de betreffende bewoners zich op gelijkwaardige wijze gehoord voelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sazias, Nijboer, Bisschop, Van der Lee, Beckerman, Jetten, Yeşilgöz-Zegerius, Agnes Mulder, Dik-Faber, Kops en Wassenberg.

Zij krijgt nr. 511 (33529).

Dank u wel. De heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over het belang van de kinderen in Groningen. We hebben de afgelopen weken gehoord dat de belangen van de kinderen onvoldoende in het vizier waren van de rijksoverheid. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog geen zorg en voorzieningen zijn, gericht op de bescherming van kinderen tegen de spanningen en stress die de aardgaswinning en versterking met zich meebrengen;

constaterende dat volgens de Kinderombudsman de belangen van kinderen in het Groningse gaswinningsgebied onvoldoende worden meegenomen in beslissingen;

verzoekt de regering om meer aandacht te hebben voor kinderen in het Groningse gaswinningsgebied en hun mentale weerbaarheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Van der Lee, Beckerman, Dik-Faber, Jetten, Agnes Mulder, Yeşilgöz-Zegerius, Bisschop, Nijboer en Sazias.

Zij krijgt nr. 512 (33529).

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Afgelopen week zijn heel veel vragen beantwoord, maar het leek alsof elke beantwoorde vraag weer een nieuwe vraag opriep. Dat maakt, dat roept eigenlijk, dat smeekt toch om een parlementaire enquête. Ik ben bang dat we op een andere manier de onderste steen niet boven kunnen krijgen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat waarheidsvinding essentieel is met het oog op het werken aan herstel van vertrouwen voor de Groningers;

overwegende dat het hard nodig is dat de Tweede Kamer zich een diepgaand inzicht verwerft in de vraag hoe het gasgebouw vanaf 1963 heeft gefunctioneerd, hoe is omgegaan met risico's en veiligheid van burgers, hoe de politieke besluitvorming is verlopen en wat de invloed en belangen van particuliere bedrijven zijn;

overwegende dat dit inzicht onder andere nodig is om met het oog op de toekomst de juiste maatregelen te treffen en om daaruit lessen voor de toekomst te kunnen trekken;

van mening dat een parlementaire enquête niet mag leiden tot vertraging in schadeherstel of vertraging in het tegengaan van risico's op aardbevingen en mijnbouwschade;

spreekt uit dat een parlementaire enquête naar de gaswinning in Groningen plaats dient te vinden;

verzoekt het Presidium nog dit kalenderjaar voorstellen te doen over de opzet en de vorm van het onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Beckerman, Van der Lee en Kops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 513 (33529).

Mevrouw Dik-Faber, een korte vraag. Ik kan bijna raden wat u gaat vragen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Toch de vraag aan de heer Wassenberg. Vreest hij niet dat nu juist alle focus is gericht op het nemen van maatregelen die goed zijn voor Groningen — de gaswinning omlaag, de versterking op gang brengen, schadeafhandeling et cetera, et cetera — dit boven de markt gaat hangen en dat het de verkeerde focus neerlegt?

De voorzitter:
Goed, een korte reactie.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dat zou het geval zijn als er in de motie zou staan dat het à la minuut moet gebeuren. Daarom staat er in de motie dat er dit kalenderjaar voorstellen moeten worden gedaan. En dit kalenderjaar duurt nog bijna zes maanden.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat wisten we niet.

Dan ga ik naar mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de antwoorden die hij heeft gegeven. Volgens mij is er vandaag ook weer veel verduidelijkt. Ik wil hem danken voor een aantal toezeggingen, voor het onderzoek naar de afwikkeling van de oude schade en voor de wijze waarop de dialoog wordt gevoerd met de bewoners.

Ik heb twee moties. Vanwege de beperkte tijd zal ik die nu indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Mijnraad adviseert om binnen de P90-groep de mogelijkheid aan bewoners te geven voor een inspectie en risicoanalyse om vast te stellen of aan de veiligheidsnorm wordt voldaan;

overwegende dat conform het Mijnraadadvies een herijkte versterkingsaanpak omwille van de snelheid waarschijnlijk geen zware, individuele inspectie per woning meer bevat;

overwegende dat veel mensen in onzekerheid verkeren over de veiligheid van hun woning en dat onzekerheid zo snel mogelijk moet worden weggenomen;

verzoekt de regering om bewoners in de P90-groep de mogelijkheid te geven om via een inspectie en risicoanalyse met behulp van de NPER 9998:2018 vast te stellen of aan de veiligheidsnorm wordt voldaan én in het actieplan in september in samenspraak met de regio ook terug te komen op hoe er wordt omgegaan met bewoners die zich onveilig voelen in hun woning die niet in deze groep vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Agnes Mulder, Jetten, Yeşilgöz-Zegerius, Bisschop, Van der Lee, Nijboer, Beckerman, Sazias en Wassenberg.

Zij krijgt nr. 514 (33529).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De tweede motie is wat korter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ongeveer 70 zorginstellingen wel geïnspecteerd zijn, maar dat er nog geen concrete afspraken zijn over de versterking van de gebouwen;

verzoekt de regering op korte termijn afspraken te maken over de versterking van zorginstellingen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Agnes Mulder, Jetten, Yeşilgöz-Zegerius, Bisschop, Wassenberg, Van der Lee, Nijboer, Beckerman en Sazias.

Zij krijgt nr. 515 (33529).

Dan ga ik nu naar de heer Van der Lee namens GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil nog één opmerking maken over het onderzoek. Ik heb mijn wensen daarover kenbaar gemaakt, maar zou de minister nog één indringend verzoek willen doen, namelijk of hij het Gasberaad wil laten deelnemen in de begeleidingscommissie van dit onderzoek.

Dan heb ik twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de effecten van de mijnbouwschade in Groningen op kinderen;

overwegende dat ook de Kinderombudsman heeft geconstateerd dat er te weinig aandacht is voor de gevolgen van de aardbevingsproblematiek voor kinderen;

overwegende dat ook kinderen te maken hebben met de materiële en immateriële gevolgen van de mijnbouwschade voor henzelf en het gezin waarvan zij deel uitmaken;

verzoekt de regering een opdracht te verstrekken aan een wetenschappelijk instituut om onafhankelijk te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de mijnbouwschade voor het welzijn van kinderen, zoals het sociaal-emotioneel welbevinden van kinderen en mogelijke invloed op schoolprestaties;

verzoekt de regering tevens op basis daarvan ook mogelijke handelingsadviezen te laten opstellen, deze serieus te overwegen en te bezien welke daarvan tot uitvoering kunnen worden gebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Nijboer, Beckerman, Wassenberg, Jetten, Yeşilgöz-Zegerius, Agnes Mulder, Dik-Faber, Sazias en Stoffer.

Zij krijgt nr. 516 (33529).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het belangrijk is dat er goed wordt nagedacht over het ontwikkelen en uitvoeren van een gebiedsgerichte aanpak en van een nieuw toekomstperspectief voor Groningen;

overwegende dat hierbij ook nationale ondersteuning voor Groningen geboden is;

verzoekt de regering in overleg met de regionale bestuurders te bezien of het wenselijk is om vanuit het Rijk ondersteuning te bieden aan het ontwikkelen van gebiedsgerichte oplossingen en een nieuw perspectief dat duurzaam, sociaal en economisch vitaal is, bijvoorbeeld via de WRR,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 517 (33529).

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Als waarnemer van collega Stoffer vond ik het een goed debat en een goede gedachtewisseling, in mijn beleving hier en daar wel onnodige politisering van de vraagstukken. Mijn beleving is vooral dat iedereen in deze Kamer zoekt naar mogelijkheden om de problemen die in Groningen manifest zijn zo veel mogelijk aan te pakken. Dan zou je daarmee inderdaad een goede basis hebben om elkaar juist te vinden in plaats van elkaar vliegen af te vangen.

Dit gezegd hebbende — gezien mijn leeftijd mag ik dat doen, want ik ben al de oudste hier — heb ik één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat agrarische bedrijven als gevolg van aardbevingsschade en bodemdaling door de gaswinning te maken hebben met lekkende mestkelders, drainageproblemen, verzakkende silo's en andere sectorspecifieke problemen;

overwegende dat ondernemers regelmatig van het kastje naar de muur gestuurd worden en schadegevallen niet erkend krijgen, terwijl de bijbehorende financiële gevolgen groot zijn;

verzoekt de regering de problemen bij agrarische bedrijven als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld meer aandacht te geven, bijvoorbeeld door het opzetten van een apart programma en het organiseren van regulier overleg tussen vertegenwoordigers van agrarische bedrijven en betrokken instanties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Stoffer, Nijboer, Sazias, Agnes Mulder, Dik-Faber, Jetten en Yeşilgöz-Zegerius.

Zij krijgt nr. 518 (33529).

De heer Bisschop (SGP):
Met name ter wille van de voorzitter heb ik ervoor gezorgd dat er een uiterst evenwichtige ondertekening is door mannen en door vrouwen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Goed, dank u wel. Zo ken ik u. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Yeşilgöz namens de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veiligheid in Groningen wordt uitgedrukt in de veiligheidsnorm van 10-5;

overwegende dat zowel de Mijnraad als het SodM vaststelt dat de verwachtingswaarde de correcte maat is om risico's uit te drukken;

overwegende dat er nog onzekerheden in het model zijn en dat SodM vanwege deze onzekerheden stelt dat er boven op de verwachtingswaarde een tijdelijke onzekerheidsmarge (P90) gehanteerd moet worden;

overwegende dat deze onzekerheidsmarge jaarlijks wordt getoetst in het licht van voortschrijdende kennis en dus leidt tot vermindering van onzekerheden;

overwegende dat NAM te allen tijde dient te betalen voor de versterking;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de rekening voor alle huizen die versterkt worden op basis van verwachtingswaarde + onzekerheidsmarge betaald wordt door de NAM,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Yeşilgöz-Zegerius, Jetten, Agnes Mulder, Dik-Faber, Bisschop, Nijboer en Beckerman.

Zij krijgt nr. 519 (33529).

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. Ik zou eerst graag nog even de minister willen bedanken voor zijn uitvoerige beantwoording. Als je kijkt naar hoeveel moties er vandaag zijn ingediend met heel veel handtekeningen eronder van coalitie tot oppositie, laat dat ook zien dat wij elkaar steeds beter weten te vinden en dat we ook met elkaar steeds beter stappen weten te zetten in Groningen, waarbij we de veiligheid centraal stellen en heel zorgvuldig omgaan met het feit dat er ook verwachtingen zijn gewekt bij mensen. Ik ben ontzettend blij dat de regio en de minister gezamenlijk kijken hoe we daar nou het beste mee verder kunnen, hoe we ervoor kunnen zorgen dat die veiligheid centraal staat en dat mensen op een zorgvuldige wijze geïnformeerd worden.

Ten slotte. Helaas moeten we het hier hebben over beleid en batches en percentages, maar dat doen we, zodat we daarna de gezinnen, de huishoudens daar kunnen helpen. Ik denk namelijk dat eenieder van ons heel goed beseft dat het over mensenlevens gaat en dat we hier juist daarom met elkaar verstandige dingen proberen te doen, zodat de mensen daar er beter van worden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz. De minister heeft een paar minuten nodig.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.


Termijn antwoord

Minister Wiebes:
Voorzitter, dan eerst nog drie vragen. De heer Jetten had in eerste termijn gevraagd wat de boodschap was aan mensen die nu een bericht van de Belastingdienst hebben ontvangen. Dit is gewoon te claimen als schade bij de TCMG; in een enkel geval bij NAM, maar dan gaat het om oude schades en zal het een ander geval zijn. Als er nu een bericht komt van de Belastingdienst, zal dat vrijwel zeker, of naar waarschijnlijkheid, een TCMG-geval zijn. Ze weten daar ook van. Daar is een afspraak over.

Mevrouw Mulder stelde ook een heel zinvolle vraag, maar daar komen we nog niet aan toe, want er zijn nog vragen.

De voorzitter:
Ik zou eerst even die vraag beantwoorden.

Minister Wiebes:
Oké. Mevrouw Mulder heeft gevraagd: wat is de afhandeling van de termijn? In de huidige situatie komt 10% van de mensen nu juist bij de arbiter terecht. 4.500 mensen verdwijnen uit het bestand en zouden deels al bij de arbiter hebben kunnen zitten. We moeten de telling dus gewoon even opnieuw maken. Er is een heleboel gebeurd. Een heleboel gevallen zijn verdwenen en er zijn ook weer nieuwe gevallen bij gekomen. We maken de balans op. Dat weten we na de zomer pas.

De heer Van der Lee vraagt of we bij het onderzoek een begeleidingscommissie inrichten en wie daar dan in zit. Dat doen we niet, want een begeleidingscommissie heb je bij een advies of bij een beleidstraject. Dan heb je een begeleidingsgroep. Dat kan, het hoeft niet, maar het is daar nuttig. Dit gaat gewoon om waarheidsvinding: wat is hier aan de hand? Ik heb de toezegging van het Gasberaad dat ook zij mij gevallen aanleveren die wij kunnen identificeren en die we zouden kunnen benaderen. Dat is de rol van het Gasberaad, maar we hebben hier geen begeleidingscommissie. Het gaat hier om waarheidsvinding. Daarna moeten we bedenken wat we ermee moeten. Dat doe ik weer met de regio. Mogelijk is het Gasberaad daar ook bij betrokken, maar ik doe dit in elk geval samen met de regio. Mijn antwoord is dus dat het zo niet in elkaar zit.

Dan was ik aan de moties toe.

De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, een korte vraag.

Mevrouw Beckerman (SP):
Het gaat om die Belastingdienstaanslag. U zei: als mensen die in de toekomst krijgen, kunnen ze bij de TCMG terecht. Zei u dat nou? Ik begrijp daar namelijk helemaal niks van.

Minister Wiebes:
Ik was onduidelijk. Als mensen nu te horen krijgen dat ze een bepaalde toeslag niet krijgen, dan zou het kunnen zijn dat dit nieuwe schadegevallen zijn. Dan is het te claimen bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. Is het van daarvoor, dan is dat alsnog bij de NAM te claimen, want het hoort gewoon tot de aansprakelijkheid. Het is iets waar je recht op hebt.

De voorzitter:
Is het nu duidelijk, mevrouw Beckerman? Nee? Dan mag u hierover één vraag stellen.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, maar ik heb er wel meer. Ik heb hier ook schriftelijke vragen over gesteld die nog niet beantwoord zijn. Dat maakt het gewoon ingewikkeld omdat we acht weken met reces gaan. De vraag is: hoe zit het dan? Er zijn ook mensen die dit bijvoorbeeld bij de compensatie hebben gekregen. Die loopt via SNN. Dat gaat over de waardevermeerderingsregeling. Mensen weten dat niet en krijgen €4.000. Daarover kregen ze €1.500 belastingheffing. Dat konden ze simpelweg niet betalen. Kunnen ze dat alsnog verhalen bij SNN? Ik heb een voorbeeld in mijn zwartboek; dan kunt u het nalezen. Bent u bereid om die mensen hierbij te helpen? U kunt het nalezen op pagina 9, het geval van Koos en Aly Prak. Zij zitten wel echt in de ellende hierdoor. Dit zijn mensen ...

De voorzitter:
De minister.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, maar ik wil wel weten hoe dit zit.

Minister Wiebes:
Dat is echt een heel ander geval. Het wordt nu te veel een fiscaal spreekuur. Dit is weer echt een ander punt. Zal ik proberen dit in de schriftelijke behandeling mee te nemen, desnoods kunstmatig? Het gaat echt om iets anders. Maar ik zal proberen om deze vraag in die beantwoording mee te nemen.

De voorzitter:
Ja. Als u hierover schriftelijke vragen heeft gesteld, horen daar ook schriftelijke antwoorden op te komen, mevrouw Beckerman. Ik ga door naar de heer Jetten.

Minister Wiebes:
Ik zeg bovendien toe dat ik dit aan de schriftelijke antwoorden toevoeg.

De voorzitter:
Ja, en ook de bladzijde waar mevrouw Beckerman heeft verwezen. Volgens mij was het pagina 29.

Mevrouw Beckerman (SP):
Pagina 9.

De voorzitter:
Pagina 9. Zo. Dan staat dat ook in de Handelingen. Meneer Jetten.

De heer Jetten (D66):
Dank u wel, voorzitter. Om het even heel precies te snappen: als je toeslagen misloopt doordat je een schadeclaim uitbetaald hebt gekregen, is het mislopen eigenlijk een gevolgschade en die gevolgschade kan je dan weer claimen bij of de NAM of de tijdelijke commissie?

Minister Wiebes:
Ja.

De heer Jetten (D66):
Heel fijn. Ik denk dat dat een hele hoop mensen in Groningen geruststelt. Dank u wel.

De voorzitter:
Dan de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank. Geen begeleidingscommissie begrijp ik, maar kunt u dan op zijn minst toezeggen dat u het Gasberaad ook betrekt bij de opzet van het onderzoek en dan niet alleen voor het aanleveren van cases?

Minister Wiebes:
De commissaris en ik hebben al met hen gesproken en er is verder contact, niet alleen over het aanleveren van gegevens.

De voorzitter:
Goed. Dan gaat u nu naar de moties.

Minister Wiebes:
Ja, ik ga naar de moties. De motie op stuk nr. 504. De heer Nijboer en anderen vragen om iedere Groninger een mogelijkheid te bieden. Nee, dat gaat mij dan weer te ver. Het Mijnraadadvies is daar helder over. Iedereen die in die tussengroep zit, moet de gelegenheid krijgen om een toets te laten doen. Daar gaat de motie op stuk nr. 514 over. Maar "iedere" Groninger is te grof gesteld.

De heer Nijboer (PvdA):
Mensen gaan echt niet voor de lol hun huis laten inspecteren. Dit gaat over mensen die zorgen hebben over hun veiligheid. Juist uit de Mijnraadstukken kwam dat dat over de hele provincie het geval is. Dat is juist niet alleen dicht bij Loppersum, maar dat is overal verspreid. Ik zou daar toch een soort garantie willen, vanwege het veiligheidsgevoel van mensen. Door de onduidelijkheid die er is, is het toch geen heel gek verzoek aan de overheid om als mensen zich niet veilig voelen de mogelijkheid te bieden om die inspectie te doen? Ik verwacht echt niet dat honderden Groningers dat heel graag willen, maar er zijn heel veel mensen die zich heel erg zorgen maken.

Minister Wiebes:
Ik ga niet voordat ik met de regio heb gesproken over uitvoering van het Mijnraadadvies eenzijdig hier een motie naar mij toehalen die daar tegenin gaat. Ik kan de heer Nijboer wel in overweging geven om haar aan te houden en erop terug te komen bij de behandeling van de aanpak. Maar ik heb afspraken met de regio om dat samen uit te zoeken. Het moet ook nog allemaal kunnen. Er zitten er tussen de 6.000 en 7.000 mensen in de resterende groep die volgens het Mijnraadadvies dit recht zou moeten hebben, maar er staan zo 200.000 huizen in de provincie Groningen. Dat is dus een heel andere orde van grootte. Voordat we zoiets even makkelijk op een achternamiddag doen, ga ik er echt met de regio over praten. Ik onraad haar dus, tenzij de heer Nijboer bereid is om haar aan te houden. Dan kunnen we er op een later momenten over komen te spreken.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik houd haar niet aan, voorzitter. Ik vind echt dat mensen deze zekerheid geboden moet worden.

De voorzitter:
Goed. Dan komt de motie in stemming.

Minister Wiebes:
Dan de tweede motie, de motie op stuk nr. 505. Die moet ik ook ontraden. Ik heb nu een Mijnraadadvies gevraagd, van de beste specialisten van Nederland. Ik ga daarmee aan de slag en ik moet nog uitwerken hoe dat kan. Dat is nog ingewikkeld genoeg.

Dan de motie op stuk nr. 506. Over een generaal pardon hebben wij gesproken. Ik moet die motie ontraden. Daar is het eerder over gegaan in het debat.

De motie op stuk nr. 507 van mevrouw Beckerman vraagt om zo snel mogelijk over te gaan tot. Dat is nou net wat ik met de regio onderzoek. Daar zitten ook keuzemogelijkheden in. Die aanpak is in september bekend en niet nu. Die afwegingen moeten we nog kunnen maken, ook met de regio. De volgordekwestie is daar natuurlijk aan de orde. Overigens, als het gaat om versterking op basis van veiligheid moet de NAM altijd betalen.

De voorzitter:
Wat is uw oordeel?

Minister Wiebes:
Ik ontraad de motie daarmee.

Dan de motie op stuk nr. 508. Die gaat over de mensen uit de batch hierna, die al een versterkingsadvies hebben ontvangen. Het gaat om een zeer beperkt aantal, maar ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 509 van de heer Jetten en anderen vraagt om een periodieke evaluatie van de afwikkeling van schades. Dat is zinvol. Ik laat die motie aan het oordeel van de Kamer.

Dan een motie van mevrouw Mulder, de motie op stuk nr. 510, waarin wordt gevraagd om te bezien of een apart programma nodig is. Dat lijkt mij een relevante vraag. Ik laat deze motie oordeel Kamer.

Mevrouw Sazias wil een gelijkwaardige dialoog. Het is onmogelijk om daartegen te zijn. Het is een sympathieke oproep. Ik laat het oordeel over deze motie, de motie op stuk nr. 511, aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 512 staat een oproep om meer aandacht voor kinderen te hebben. Het oordeel over die motie, van de heer Wassenberg, laat ik ook aan de Kamer.

Over de motie op stuk nr. 513 hoef ik volgens mij niets te zeggen.

De motie op stuk nr. 514 is in lijn met het advies van de Mijnraad waar het gaat om de mogelijkheid van een inspectie. Ik wil wel vragen aan de indienster, mevrouw Dik-Faber, of ik in samenwerking met de regio eventueel kan komen tot een toets met een kortere doorlooptijd of een verstandiger opzet. Wij denken namelijk aan tafel aan een lichte toets die mensen zekerheid geeft, die toelichting geeft, maar die niet tot een administratief monstrum moet uitgroeien. Ik wil dus die ruimte graag hebben, maar mét die ruimte laat ik de motie over aan het oordeel van de Kamer. Zonder die ruimte ga ik er heel erg over zitten piekeren, want dan kom ik in de problemen met mijn afspraken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb snel gekeken naar mijn mede-indieners. Het zijn er wel heel veel, dus ik kon ze niet allemaal aankijken, maar volgens mij zaten we allemaal te knikken.

Minister Wiebes:
Oké. En als het precies zo moet, wordt het precies zo, maar daar moeten we nou net nog even naar kijken.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 515.

Minister Wiebes:
In de motie op stuk nr. 515 wordt de regering verzocht op korte termijn afspraken te maken over de versterking van zorginstellingen. Die motie van mevrouw Dik-Faber laat ik over aan het oordeel van de Kamer.

De indiener Van der Lee verzoekt in zijn motie op stuk nr. 516 de regering ook mogelijke handelingsadviezen te laten opstellen. Die motie laat ik ook over aan het oordeel van de Kamer.

In zijn motie op stuk nr. 517 vraagt de heer Van der Lee de regering in overleg met de regionale bestuurders te bezien of het wenselijk is om ondersteuning te bieden. Dat is iets anders dan de vraag die hij mij stelde. Dat "in overleg met regionale bestuurders bezien of" vind ik een oproep die ik goed begrijp. Die laat ik aan het oordeel van de Kamer.

De motie-Bisschop op stuk nr. 518 gaat over agrariërs. Ook die motie laat ik over aan het oordeel van de Kamer.

De laatste motie, op stuk nr. 519, van mevrouw Yeşilgöz, gaat over die tussengroep. Daarvan is het belangrijk dat daar een beroep wordt gedaan op aansprakelijkheid in het kader van veiligheid. Ik ondersteun deze motie en laat haar aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we aan het eind gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we vanavond, of vannacht, stemmen. Ik dank de Kamerleden en de staatssecretaris.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De minister!

De voorzitter:
Ja, de minister! Ik denk nog aan de oude situatie. De minister; zeker. Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz. We gaan straks, na de schorsing, verder met het debat over de Gaswet.

De vergadering wordt van 19.44 uur tot 20.15 uur geschorst.

Minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld

Minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
en van:


    Termijn inbreng

    (Zie vergadering van 28 juni 2018.)

    De voorzitter:
    We gaan verder met de derde termijn van de wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld.

    De motie-Wassenberg/Beckerman (34957, nr. 40) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat we niet alleen de aardbevingen in Groningen moeten stoppen, maar ook de opwarming van de aarde;

    spreekt uit dat het klimaat niet geholpen is bij het vervangen van Gronings aardgas door aardgas van elders;

    verzoekt de regering zich maximaal in te spannen om het aardgasgebruik naar beneden te krijgen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 41, was nr. 40 (34957).

    De algemene beraadslaging wordt heropend.

    De voorzitter:
    Ik geef mevrouw Beckerman namens de SP-fractie het woord.

    Mevrouw Beckerman (SP):
    Dank u wel, voorzitter. Vorige week hebben wij stevige kritiek geuit op de wijziging van de Gaswet en de Mijnbouwwet. De wet bevat geen datum waarop de gaswinning naar 12 miljard m3 gaat, laat staan een datum waarop de gaswinning wordt beëindigd. De wet regelt niet dat de veiligheid van Groningers vooropstaat. De wet beperkt de mogelijkheden voor de toezichthouder en de wet schrapt het artikel over zorgplicht en het economisch delict, zoals dat in de rest van het land wel geldt. Na een rommelig debat bleek dat de minister hier niets aan wil veranderen. Na een rommelig debat bleef er heel veel onduidelijkheid over. Bij mijn fractie is op geen enkele manier duidelijk dat dit een wet is die goed zou zijn voor Groningen, zeker niet omdat in de deal met Shell en Exxon letterlijk staat dat deze wet ongeschonden door de Kamer moet komen.

    Vorige keer eindigde het debat ermee dat de minister nog heel veel brieven moest toezeggen. Ik vind dat er eigenlijk veel onduidelijk is gebleven. Ook over de deal met Shell en Exxon is veel onduidelijk. Het enige wat eigenlijk duidelijk is, is dat dit een goede deal was voor Shell en Exxon. Wat we nu weten, is dat het de Staatskas tot 2022 ruim 2,8 miljard gaat kosten, maar hoeveel het exact wordt, weten we niet. Deze deal is immers gesloten zonder de Tweede Kamer erbij te betrekken. Gisteren stelde het toezicht opnieuw: we weten niet wanneer de aardbevingen zullen stoppen. We weten niet wanneer de aardbevingen zullen stoppen: dat is een realiteit die extreem pijnlijk is voor de Groningers. Ze kunnen doorgaan na het stoppen van de gaswinning. Maar als de gaswinning stopt, stopt ook de garantie van Shell en Exxon dat ze blijven betalen. Is de minister met mij van mening dat dit echt een absurd deel van het akkoord is?

    Volgens artikel 6.8 van het akkoord worden de garanties geactualiseerd op 31 december 2019 of wanneer we onder de 12 miljard m3 zitten. Wat betekent dit? Wat staat hier?

    Hoe zit het met de betaling van de oude schades? Vorige week, om tien voor half één, zei de minister dat de nieuwe verdeelsleutel, waarbij de Staat meer moet betalen en Shell en Exxon minder, ook met terugwerkende kracht geldt tot 1 januari. Dat geldt dus ook voor de oude schades. Ik moest er heel lang op doorvragen om het eruit te krijgen. Vervolgens was iedereen redelijk verbolgen hierover. Nu staat er in de brief weer iets anders. Het is volstrekt onduidelijk wat er precies staat. Nu blijkt dat het niet geldt voor het opgebouwde fonds van 1,4 miljard. Wat is het nu precies, minister? Heeft u vorige week iets verkeerds gezegd in de Tweede Kamer? Zet u dat nu recht? Het is niet duidelijk in die brief te lezen. Welk deel van die 1,4 miljard is gebruikt? Wat is er uitgegeven aan de oude schades? Hoe zit dat precies?

    Over de versterking en de zorgplicht blijft alles ook onduidelijk. Wat wordt de juridische grondslag van de versterking, nu het artikel uit de Mijnbouwwet waarop dit is gebaseerd, wordt geschrapt? Wanneer leidt de schending van de zorgplicht tot afdwingbare maatregelen? De nieuwe brief lijkt zaken tegen te spreken op het gebied van aansprakelijkheid. Op pagina 4 staat dat burgers niet meer bij NAM maar bij het instituut aanspraak hebben op vergoeding van schade en dat NAM niet meer jegens hen aansprakelijk zal zijn. Lees ik het nu goed dat de NAM niet meer aansprakelijk is richting de Groningers, maar dat die draagplichtig is richting de Staat? Wordt hiermee artikel 6.177 uit het Burgerlijk Wetboek wel geheel of gedeeltelijk buiten werking gesteld en geldt dat ook met terugwerkende kracht? Hoe zit het precies?

    Op dat artikel is bijvoorbeeld de rechtszaak van de Groningers om hun immateriële schade vergoed te krijgen gebaseerd. Dat is een belangrijke zaak, want Groningers zijn psychisch behoorlijk geraakt. Veel mensen zijn echt murw en ziek.

    Voorzitter, ik rond af. De NAM gaat in hoger beroep tegen deze zaak, een zaak die ze hebben verloren. Waarom heeft de minister niet afgesproken dat de NAM afziet van dit hoger beroep nu zij zo'n deal heeft gesloten? Want juist ook het vergoeden van immateriële schade, de erkenning van het leed dat hun is aangedaan, is heel erg belangrijk voor de Groningers.

    Dank u wel, voorzitter.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kops namens de PVV.

    De heer Kops (PVV):
    Voorzitter, dank u wel. Een derde termijn. Dat krijg je er natuurlijk van. Het debat afgelopen donderdag was, op z'n zachtst gezegd, een rommeltje. Niet eerder hebben we de minister in zijn beantwoording zo vaak horen zeggen: daar kom ik later op terug, in de tweede termijn. Niet eerder hebben we deze minister zo veel brieven horen toezeggen. Het had eigenlijk wel wat weg van de tv-quiz 2 voor 12. Die kent u wel, voorzitter. Dan wordt er "dat zoeken we even op" gezegd, waarna de klok begint te tikken. Blijkbaar begint de klok ook te tikken voor deze minister, want alles wijst erop dat hij dit wetsvoorstel er snel doorheen wil jassen. Hup, stemmen. En hup, naar de Eerste Kamer.

    Voorzitter. Haastige spoed is zelden goed. Afgelopen donderdag is dat wel gebleken, want midden in de nacht, helemaal aan het einde van de beantwoording door de minister in tweede termijn — het was ondertussen 0.30 uur — maakte de minister nog even snel bekend dat Shell en Exxon minder zullen meebetalen dan wij allemaal hadden gedacht. Dat betekent dat het jarenlange getraineer van de NAM zijn vruchten afwerpt en dat de Staat, oftewel de belastingbetaler, meer moet gaan bijdragen. Kan de minister het eerlijk toegeven? Was het eigenlijk wel de bedoeling dat hij ons dit zou vertellen? Of heeft hij zich versproken? Mochten wij het wel weten? Het lijkt er niet op. Anders had hij het wel in een van zijn brieven aan ons medegedeeld. Zelfs de ambtenaren van de minister op de achterste rij werden er onrustig van toen hij het hier vertelde. Shell en Exxon gaan dus minder bijdragen. Dit alles als gevolg van de gasdeal die de minister in het geheim heeft gesloten. De Kamer is daar terecht over gevallen. Deelt de minister ondertussen de mening dat het veel te voorbarig is geweest om die deal zonder toestemming van de Kamer te sluiten? Hoe legt de minister dit eigenlijk uit aan de Groningse gedupeerden? Hoe legt hij aan de mensen met oude schadegevallen, die door de NAM momenteel worden afgewimpeld met een fooi, uit dat Shell en Exxon minder hoeven bij te dragen? Dat is gewoon niet uit te leggen.

    In dit wetsvoorstel stelt de minister de zogeheten operationele strategie vast. Dat wil zeggen dat de minister uiteindelijk bepaalt hoeveel gas er nog gewonnen zal worden. Maar met een tijdelijke maatregel kan hij die hoeveelheid tussentijds wijzigen als de vraag naar gas wijzigt, of ik kan beter zeggen: als de vraag toeneemt. Welke toename is dan voor de minister aanvaardbaar? Zit daar een bepaalde bovengrens aan vast? Waar moeten we dan aan denken? Is die 54 miljard kuub dan mogelijk, waar toenmalig minister Kamp in 2013 stiekem toe had besloten?

    Voorzitter. De gaswinning moet omlaag en uiteindelijk helemaal naar nul, maar — mevrouw Beckerman zei het ook al — nergens in het wetsvoorstel wordt dat vastgelegd. We zien geen enkele datum. We moeten de minister dus op zijn blauwe ogen geloven dat het ook echt gaat gebeuren. Helaas heeft de minister er zelf voor gezorgd dat wij hem niet op zijn blauwe ogen kunnen geloven. Als de gaswinning niet wettelijk wordt vastgelegd, moeten we maar afwachten wat toekomstige kabinetten gaan doen. En dat is niet heel geruststellend.

    Dank u wel, voorzitter.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jetten namens D66.

    De heer Jetten (D66):
    Voorzitter. We wijzigen de Gaswet om ervoor te zorgen dat minder vraag naar Gronings gas daadwerkelijk leidt tot minder gaswinning in Groningen. Daarmee is deze wetswijziging een extra waarborg voor de veiligheid. D66 wil dat bij de vaststelling van de operationele strategie de veiligheid van omwonenden zwaarder weegt dan de veiligheid in relatie tot leveringszekerheid. Daarvoor heb ik vorige week een motie ingediend.

    D66 wil ook dat de besluitvorming over de hoogte van de gaswinning transparant en navolgbaar is, zodat iedereen kan beoordelen hoe de minister de verschillende typen veiligheid tegen elkaar heeft afgewogen. Daarvoor hebben we vorige week met meerdere fracties een amendement ingediend. De minister heeft over beide voorstellen positief geadviseerd, waarvoor dank.

    Vorige week ontstond rond 00.20 uur enige ophef toen de indruk werd gewekt dat de kosten van de 6.000 oude schadegevallen al onder de nieuwe kostenverdeling tussen de Staat en Shell en Exxon zouden vallen. De NAM heeft, in mijn eigen woorden, jarenlang de schadeafhandeling getraineerd en zou vervolgens worden beloond met een lagere rekening. Dat leek mij onbestaanbaar. In het debat vorige week zocht ik even naar woorden en heb me toen heel netjes uitgedrukt met het woord "spijtig". In de brief van 3 juli over de financiële effecten van het akkoord op hoofdlijnen wordt niet heel expliciet antwoord gegeven op dit punt. Daarom heb ik de volgende checkvraag. Heb ik de brief goed begrepen als ik zeg dat de minister nu aangeeft dat de oude schades gewoon onder de oude verdeling vallen en dat deze betaald worden uit de 1,4 miljard die de NAM al eerder had gereserveerd?

    Het Financieele Dagblad berichtte op 2 juli dat de garanties van Shell en ExxonMobil in het akkoord op hoofdlijnen slechts beperkte zekerheid bieden voor de kosten van schade en versterking. De minister schrijft in zijn reactie op dit bericht dat de gegeven garanties pas aan de orde komen als de NAM niet meer aan haar financiële aansprakelijkheid kan voldoen. Ik begrijp dat hij dat zegt, maar die garanties zijn er juist ook om ervoor te zorgen dat er duidelijke afspraken liggen als het misgaat, zodat we dan niet opnieuw moeten gaan discussiëren over hoe we het gaan oplossen. Welke verplichting is er verbonden aan het "toezien op"?

    De minister schrijft ook dat hij zich ervan heeft verzekerd dat Shell en Exxon nu en in de toekomst de garanties kunnen dragen. Biedt dit harde garanties op het moment dat het nodig is, of moet hier dan weer opnieuw over worden onderhandeld? En wat betekent het dat de NAM voorzieningen treft? Kan daar concreter op worden ingegaan? De garanties tellen tot het einde van de gaswinning. Voor de periode daarna zal er opnieuw over gesproken moeten worden. Hoe en wanneer gaat de minister dat uitwerken en hoe wordt de Tweede Kamer hierbij betrokken?

    Voorzitter, ik zie een interruptie.

    De voorzitter:
    Meneer Van der Lee.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Dank u wel, voorzitter. De heer Jetten stelt allemaal heel terechte vragen over de garanties, maar heeft hij niet, net als ik, de indruk dat het akkoord juist zo is opgezet dat de winstgevendheid van de NAM voortdurend geborgd is, zodat de garanties nooit aangesproken hoeven te worden? Die insteek maakt het akkoord vrij dubieus.

    De heer Jetten (D66):
    Ik heb de minister vorige week toch wat anders horen antwoorden. Een deel van de nieuwe afspraken moet ervoor zorgen dat de NAM überhaupt gas kan blijven winnen, ook als we de gaswinning heel snel afbouwen. We willen natuurlijk zo snel mogelijk naar nul, maar we hebben ook nog een periode een beetje gaswinning in Groningen nodig als sluitstuk voor onze energiebehoefte. De minister heeft vorige week heel helder uitgelegd dat met dat snelle afbouwpad gaswinning op een gegeven moment niet meer rendabel is en dat een andere kosten- en opbrengstverdeling nodig is om überhaupt de gaswinning op een fatsoenlijke manier te kunnen afbouwen. Volgens mij heeft de minister dat vorige week helder uitgelegd.

    De voorzitter:
    Gaat u verder.

    De heer Jetten (D66):
    Ik ben al bij mijn laatste punt. De Tweede Kamer heeft gistermiddag uitgebreid met de minister van Financiën gesproken over de Voorjaarsnota. Daar kwam ook de financiële impact van het akkoord op hoofdlijnen ter sprake. Mijn fractie heeft er begrip voor dat het kabinet met zo'n historisch besluit niet van de een op de andere dag alle financiële consequenties volledig inzichtelijk kan maken. Het afbouwpad hangt daar natuurlijk mee samen. Er zijn veel verschillende factoren die dat kunnen beïnvloeden. Deze minister heeft in het debat van vorige week toegezegd om rond Prinsjesdag met een integraal kostenplaatje te komen. Ik wil hem de tijd gunnen tot dat moment om de gehele financiële situatie inzichtelijk en transparant te maken.

    Ik heb er één vraag over. Kan de minister toezeggen dat hij in die brief bij Prinsjesdag inzicht geeft in de financiële effecten die het oude afbouwpad had en de financiële effecten van het nieuwe afbouwpad? Dan kunnen we die twee goed met elkaar vergelijken. Ik denk dat de Kamer dan met Prinsjesdag tot een goede, integrale beoordeling van het akkoord op hoofdlijnen kan komen.

    De voorzitter:
    Er is een korte vraag van de heer Nijboer.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Ik vind het hele goede vragen van collega Jetten. Ik snapte alleen één punt niet, namelijk dat hij er begrip voor had dat de minister geen inzicht had in de financiële consequenties en hoe het allemaal zat. Ik zou zeggen: als je een handtekening zet onder zo'n akkoord, moet je dat toch wel allemaal weten? Het gaat om miljarden aan belastinggeld.

    De heer Jetten (D66):
    Laat het me dan iets preciezer formuleren. Het is, denk ik, wel goed dat de heer Nijboer mij dit vraagt. We hebben de afgelopen weken steeds meer duidelijkheid gekregen over de financiële impact. De brief die wij volgens mij voor de eerste termijn al ontvingen, laat daar ook een mooie eerste doorkijk op zien. Ik heb ook in de eerste en tweede termijn gezegd: ik wil wel nog meer weten, maar ik begrijp dat het niet zo snel kan, met alles wat er op dit moment in ontwikkeling is op het gasdossier. Maar ik vind Prinsjesdag wel echt het moment waarop wij als Kamer integraal het akkoord op hoofdlijnen en de financiële impact moeten kunnen beoordelen.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Ik blijf het toch gek vinden. Omdat het budgetrecht bij de Kamer ligt, had ik eerst gevraagd: geef het ons vooraf als parlement. Dat is weggestemd, dus de minister kon zijn gang gaan. Het is toch raar om het te sluiten als je het nog niet op orde hebt? Het is toch heel erg raar dat de minister tot Prinsjesdag tijd nodig heeft om de Kamer te informeren, en dat er stapsgewijs af en toe een flard aan informatie naar aanleiding van Kamervragen naar de Kamer komt?

    De heer Jetten (D66):
    Nogmaals, mijn fractie gunt het kabinet de tijd om dat bij Prinsjesdag goed in kaart te brengen. De heer Nijboer en ik hebben vorige week een kort interruptiedebat gehad waarin we samen constateerden dat we als Kamer bij Prinsjesdag het definitieve oordeel kunnen vellen.

    Voorzitter, tot slot, als u het mij toestaat, want ik ben nog één ding vergeten te zeggen. De heer Van der Lee heeft één amendement gewijzigd. Dat gaat over winning rondom het Waddengebied. Door die wijziging kan mijn fractie ook dat amendement steunen, naast de amendementen die we vorige week al bespraken.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Lee namens GroenLinks.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Ik gaf nog even het nummer door van het amendement, voorzitter.

    De voorzitter:
    Ja, dat klopt. Het gaat om het amendement op stuk nr. 44.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Dank u. Onder stoom en kokend water wordt deze wet erdoor gejast. In beginsel steun ik het doel van deze wet: snel de gaskraan van Slochteren dichtdraaien en daarom de komende jaren slechts zo veel gas winnen als strikt noodzakelijk is. Echter, ook na de aanvullende brieven over aansprakelijkheid, zorgplicht en de kosten van het hoofdlijnenakkoord, ben ik bepaald niet gerustgesteld. Er zijn nog steeds twee belangrijke bezwaren die in combinatie vrij funest zijn. Allereerst wordt ten onrechte het veiligheidsbelang, dat uit twee aspecten bestaat, niet zwaarder gewogen dan de leveringszekerheid.

    Mijn amendement op stuk nr. 7 in combinatie met een goed doordacht afschakelplan voor noodgevallen is beter dan deze wet. Vorige week kreeg dit amendement het oordeel "onaanvaardbaar". Daarna werd het ontraden. Ik hoop dat de minister, na enkele nachten slapen, nu alsnog bereid is om het oordeel over het amendement aan de Kamer te laten. Ik hamer hierop omdat er ook nog een andere zwakte zit in deze wet. Dan gaat het over de zorgplicht. Die wordt voor de NAM afgezwakt van het voorkomen van schade naar het beperken van schade. De Staat neemt de zorgplicht op zich om de veiligheid te borgen, maar het voorkomen van schade is daardoor, zeker op korte termijn, verweesd geraakt. De combinatie van het terugdraaien van de gaswinning en snelle versterking zal op langere termijn leiden tot meer veiligheid en minder schade, maar het duurt echt nog even voordat het zover is. In de tussentijd moeten we ons dus ook echt voorbereiden op een uitzonderlijk koude winter die alle nobele plannen lelijk kan doorkruisen. Dan is er echt een terugvaloptie nodig. Mijn amendement biedt de ruimte daarvoor.

    Naast mijn zorgen over de inhoudelijke tekortkomingen in de wet, heb ik het heel onaangename gevoel dat ik met een "ja" vandaag op deze wet ook het akkoord op hoofdlijnen met Shell en Exxon legitimeer. Pas met Prinsjesdag krijgen we inzicht in alle kosten en consequenties. Het gaat hierbij om een reactie op mijn verzoek, maar dit is echt laat, te laat, want er zijn nu al heel veel vragen, onder andere over de timing. Had het akkoord niet beter afgesloten kunnen worden nadat het advies van de Mijnraad bekend was geworden? Waarom draait de Staat nu exclusief op voor de kosten voor de zogenaamde "dialoogwoningen", die veilig schijnen te zijn?

    Alle vragen over de garanties die de heer Jetten stelde, had ik ook. Waarom bevat de nieuwe wet over het in te stellen instituut de bepaling dat vergoedingen die het instituut gaat geven op bevel of op dwingend voorschrift van de Staat niet op de NAM verhaald worden? Wat is daar de achtergrond van? Vallen daar ook de dialoogwoningen onder?

    Na de zomer volgt nog een besloten technische briefing over het akkoord. Voor nu in ieder geval nog de vraag aan de minister wanneer hij van plan is de meer gedetailleerde vervolgovereenkomst met Shell en Exxon te sluiten. Vorige week zei hij mij toe in het vervolgakkoord te verduidelijken dat de beperking tot het heffen van de vennootschapsbelasting alleen geldt voor het gebruik van Norg als opslag. Over het gas in de opslag zal wel de juiste afdracht worden betaald. Is er nog ruimte voor de Kamer om ook op andere punten input te leveren voor dat meer gedetailleerde vervolgakkoord? Wil hij zijn inzet voor dat akkoord ook eerst aan de Kamer voorleggen? Nu geldt het nieuwe akkoord slechts tot het einde van de gaswinning uit Slochteren. Wat er straks met de na-ijleffecten gebeurt en met de eraan gerelateerde kosten, is nog helemaal niet geregeld. Hoe zit het dan met de garanties van Exxon en Shell op dat moment in de tijd? Dat rechtvaardigt een debat in de Kamer, want wij willen de inzet kennen en daarover onze mening kunnen geven. Als deze vragen vandaag niet afdoende beantwoord worden, kan ik vandaag niet aan mijn fractie vragen om met deze wet in te stemmen.

    De voorzitter:
    Dank u wel.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Ik hoor nog wel graag de reactie van de minister op amendement op stuk nr. 44, dat gewijzigde amendement over het Waddengebied.

    De voorzitter:
    Precies. Dank u wel. De heer Nijboer namens de PvdA.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Voorzitter, ik sluit aan bij de woorden van collega Van der Lee dat deze wet echt haastwerk is. De kernkritiek van de PvdA over deze wet is dat er leveringsonveiligheid wordt gedefinieerd. Dat is iets wat niet bestaat en voor deze wet bedacht is. Het is gewoon een legitiem economisch belang, want niemand wil dat alle fabrieken stilstaan en iedereen werkloos wordt als morgen de gaskraan dicht is. Noem het dan ook zo. Geef dan in de wet voorrang aan de veiligheid van Groningen. Beide is niet gedaan. Dat maakt dat die wet dusdanig rammelt dat wij, hoewel wij het doel wel steunen, grote moeite zullen hebben om ermee in te stemmen. Sterker nog, ik neig ertoe mijn fractie te adviseren ertegen te stemmen. Maar goed, we geven de minister nog de kans om antwoorden te geven.

    Voorzitter, het andere hoofdpunt is, was en blijft de komende tijd het akkoord op hoofdlijnen. Het akkoord met minister Wiebes, Shell en Exxon, waar Shell en Exxon blij bij keken en de belastingbetaler het nakijken heeft. De afgelopen week komt druppelsgewijs steeds meer informatie naar boven. Dat zal de komende tijd blijven gebeuren, want we zijn als Kamer niet goed geïnformeerd. Eerst bleek het half miljard maar 135 miljoen te zijn. Gisteren ontvingen we een glasheldere brief van minister Hoekstra over hoe het in elkaar zit: er komt 1 miljard voor Groningen en er komt 135 miljoen van de Staat. Dat is een heel andere brief en zijn heel andere teksten dan wat er in het akkoord stond. Daar werd toch echt gezegd "een half miljard", maar dat bleek achteraf anders te zijn. Na aandringen van de Kamer bleek er bijna 3 miljard via de verdeelsleutel aan Shell en Exxon te worden gegund. Er komt dan in een keer het argument naar voren dat er een claim van die bedrijven dreigde.

    Gisteren heb ik bij de Voorjaarsnota, omdat het over groot geld van de belastingbetaler gaat, minister Hoekstra er uitgebreid op bevraagd. Hij heeft eigenlijk alle vragen doorverwezen naar minister Wiebes, dus ik stel ze nog een keer. Was er sprake van een potentiële claim tussen Shell en Exxon? Zo ja, wanneer hebben die bedrijven die bij de minister overgebracht? Zijn er berekeningen op basis waarvan die claim wordt gelegd? Minister Hoekstra sprak over 70 miljard, maar 90% van wat er in de grond zat, was toch eigendom van de Staat? Er zitten ook nog kosten aan vast om het op te halen. Waar komt zo'n bedrag ineens vandaan? Is er advies gevraagd aan de landsadvocaat over hoe kansrijk zo'n claim zou zijn? Zo ja, mogen we dat advies inzien? Dit zijn heel fundamentele vragen, want het gaat om 2,85 miljard, bijna 3 miljard, wat tot 2022 is gegeven. Waarom is het inzicht niet gegeven tot 2030? Het contract loopt toch tot 2030? Moeten wij als Kamer elk jaartalletje, elk jaarschijfje er weer bij vragen?

    De PvdA-fractie neemt het het kabinet kwalijk dat het zaken zo presenteert dat die het kabinet het beste uitkomen. Die 500 miljoen is daarvan een voorbeeld. Aan de andere kant, in deze 3 miljard werden in één keer de belastingen meegenomen. Het is toch niet zo dat bij deze deal ook nog de belastingafdrachten zijn betrokken? Kom bij mij niet aan met "we wouwen het transparant maken" en "de Kamer wou het weten", want dan was dat met die 500 miljoen ook wel gebeurd. We worden gewoon bewust op het verkeerde been gezet, en dat is ernstig, voorzitter, dat is ernstig.

    Tot slot. Gisteren heb ik er veel over gesproken met de minister van Financiën en daar heeft hij niet overtuigend op geantwoord. Het budgetrecht van de Kamer staat ernstig onder druk: de garanties, de garantstelling, de schadevergoedingen, de versterking — daarvoor moeten we nu al opdraaien als belastingbetaler, een week na het akkoord — en deze 3 miljard. Het kabinet had het gewoon aan de Kamer moeten voorleggen, dan hadden nu niet al die lijken uit de kast hoeven komen, en er zullen er nog veel meer volgen als je het contract gedetailleerd bekijkt.

    Mijn motie luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er een deal is gesloten door minister Wiebes met Shell en Exxon;

    overwegende dat daarmee miljarden belastinggeld en grote aansprakelijkheden gemoeid zijn;

    spreekt uit het akkoord niet te steunen;

    verzoekt het kabinet terug te sturen naar de onderhandelingstafel,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Van der Lee, Kops en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 45 (34957).

    De heer Nijboer (PvdA):
    Dank u wel, voorzitter. Dit akkoord had echt nooit gesloten mogen worden.

    De voorzitter:
    Dank u wel, meneer Nijboer. Mevrouw Agnes Mulder namens het CDA.

    Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
    Voorzitter, we hebben al een uitgebreide eerste en ook een tweede termijn gehad. Vanuit een gevoel dat er heel veel onduidelijkheid was bij een aantal partijen, vond ik het heel redelijk om vandaag een derde termijn te doen, maar ik heb zelf niet zo veel opmerkingen voor deze derde termijn. Het gaf me wel de gelegenheid om nog een amendement in te dienen. Dat heeft u vast al kunnen zien. Het is even een aanscherping. Stel dat er achter elkaar een aantal onverwachte zaken gebeuren in Groningen, kunnen we dan ook ingrijpen? Daar is dat amendement voor.

    Voorzitter. We hebben de brief over de aansprakelijkheid en de brief over de verdeling van de kosten ontvangen. Door de gaswinning strikt te reguleren ontstaan er andere verantwoordelijkheden en kosten. Het kabinet kiest ervoor om zo snel mogelijk geen gas meer te winnen uit het Groningenveld. Daarvoor is deze wet noodzakelijk. Met een nieuwe samenwerkingsovereenkomst komen er geen claims en blijft de NAM betalen voor schade en versterking en hebben we daar ook garanties voor. Op de korte termijn betekent dat minder opbrengsten en hogere kosten. Toch is dit de weg die we zullen moeten gaan om Groningen veilig te maken.

    Voorzitter. Een nieuwe verdeling van kosten voor de langslepende schades bij NAM voelde vorige week bijzonder slecht voor mij. Ik zei hier in de zaal: ik ben in shock. Gelukkig lijkt het allemaal wat minder ernstig te zijn dan het vorige week leek, maar misschien kan de minister het hier nog even toelichten; daar heb ik wel behoefte aan.

    Wat ik van het debat van vorige week ook heb onthouden — ik vond dat een terechte opmerking van de minister — is dat haast ook een vorm van zorgvuldigheid kan zijn. Ik hecht eraan dat we zo snel mogelijk naar beneden kunnen gaan met die gaswinning in Groningen. Daar doe ik alles voor.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD.

    Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
    Dank u wel, voorzitter. Wij spreken vandaag opnieuw over het wetsvoorstel om de gaswinning in Groningen te minimaliseren. Dit doen wij omdat er onder andere nadere vragen waren over de financiële effecten van de afspraken met Shell en Exxon. Het is goed dat wij de tijd nemen om hier nogmaals bij stil te staan. Voor mij een gelegenheid om nogmaals te benadrukken waarom de VVD van mening is dat deze afspraken de inwoners van Groningen ten goede komen. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: voor ons staat de veiligheid van Groningers centraal en naast die veiligheid de duidelijkheid waar zij al zo lang op wachten. Die duidelijkheid is er met deze afspraken. Het is een gebalanceerd pakket met punten waar we blij mee zijn en punten die minder gunstig zijn.

    Voorzitter. De gaswinning gaat naar nul. Dat leidt er logischerwijs toe dat er gas in de grond blijft dat niet wordt gewonnen. Gas met een waarde van ongeveer 70 miljard euro. Dat had tot grote claims kunnen leiden. Die zijn met deze afspraken afgewend. Daarnaast is verzekerd dat NAM het minimale benodigde gas mag blijven winnen zolang dat nodig is voor de leveringszekerheid. Met het akkoord wordt eveneens zekerheid verkregen over de financiële middelen voor schade en versterken en er komt een bijdrage beschikbaar voor de regio. Tegenover deze zaken staat dat de bestaande financiële afspraken worden vervangen. Er is een nieuwe verdeling.

    Voorzitter. Deze minister heeft cruciale stappen gezet om dat voor elkaar te krijgen. Met deze afspraken heeft Groningen de zekerheid dat de gaswinning stopt en het vooruitzicht dat hierdoor in elk geval 1 miljard in de regio wordt geïnvesteerd. Heel Nederland heeft de zekerheid dat wij niet in de kou komen te zitten en dat ons geen claim voor die 70 miljard boven het hoofd hangt. Een dergelijke claim had ons als belastingbetalers mogelijk nog veel meer gekost. Ik wil graag weten hoe dat bedrag van 1 miljard wordt ingezet. Hoe zorgen we ervoor dat dit direct zo snel mogelijk bij onze Groningers terechtkomt?

    Voorzitter. Vorige week is er onduidelijkheid ontstaan over de oude schades. Verschillende collega's hebben daar ook op gewezen. Het leek erop dat de Staat een hoger deel van de betalingen voor de oude schades op zich zou nemen, maar dat lijkt nu gelukkig anders te zijn. Ik zou het op prijs stellen als de minister nader zou willen ingaan op de vraag hoe dat precies zit zodat dat heel duidelijk kan zijn.

    Voorzitter. Je zou het bijna vergeten, maar deze wet is nodig om de gaswinning in een rap tempo naar nul af te bouwen, voor onze Groningers. De VVD vindt het belangrijk dat het geregeld wordt voordat het nieuwe gasjaar in oktober ingaat. Ik hoop daarom dat we vanavond voor deze wet kunnen stemmen en aan Groningen kunnen laten zien dat het ons menens is.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Tot slot mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen in eerste en tweede termijn. Het is een belangrijk wetsvoorstel, dit wetsvoorstel over het weer terugbrengen van de gaswinning naar nul. De komende jaren gaan we niet meer winnen dan nodig en gaan we de gaswinning minimaliseren. Het is belangrijk dat we het wetsvoorstel vandaag aannemen om al in het eerstvolgende gasjaar zo min mogelijk gas te winnen.

    Ik ben blij met de duidelijke toezegging van de minister over de zwaarwegende betekenis van de veiligheid van omwonenden bij de weging van belangen. Dit zwaarwegende belang moet ook goed worden gemotiveerd en daarom staat mijn naam onder het amendement van de heer Jetten.

    De ChristenUnie zal ook amendementen van de heer Van der Lee steunen die de wet verbeteren op het punt van het meet- en regelprotocol, de aanscherping van de wettelijke taak van GTS en de toezending van de rapportage van de toezichthouder, het Staatstoezicht. Datzelfde geldt voor het amendement van mevrouw Mulder over duidelijkheid over het opleggen van een tijdelijke maatregel, dat ik mede heb ingediend.

    Voorzitter. Vandaag komt ook de motie in stemming over geestelijke verzorging, die ik samen met D66, VVD en CDA heb ingediend. De motie vraagt om eigenlijk per direct geld beschikbaar te stellen voor geestelijke verzorging. Dat is hard nodig gezien de geestelijke nood in het gebied. De verhalen van onder anderen psychologen en het Plaform Kerk en Aardbeving raken mij diep. Ik spoor de minister daarom aan om deze motie snel uit te voeren. Er is een plan, de mensen staan klaar, het werkgeverschap kan worden ingevuld, dus morgen zouden de mensen aan de slag kunnen gaan.

    Dan het amendement over de Wadden. Ik heb het gewijzigde amendement van de heer Van der Lee meegetekend over het niet meer verlenen van opsporingsvergunningen onder de Waddeneilanden, de Waddenzee en aangrenzende Natura 2000-gebieden. In het regeerakkoord is al besloten om geen opsporingsvergunningen meer te verleden voor gaswinning op land. Het lijkt mij goed om dit ook expliciet vast te leggen voor ons mooie Waddengebied. Ik hoop op een positieve reactie van de minister en op brede steun van de Kamer.

    Voorzitter. De minister heeft in brieven duidelijkheid gegeven over de afspraken met Shell en ExxonMobil en over de aansprakelijkheid en de zorgplicht. Rond Prinsjesdag krijgen we meer zicht op de totale financiële impact. Voor nu kan mijn fractie zeker instemmen met het totaalpakket dat er nu ligt. Het is voor ons aanvaardbaar. Belangrijke onderdelen voor mijn fractie zijn: de leveringszekerheid van de gaswinning, een blijvende aansprakelijkheid voor schade en versterken, geen claim op het gas dat in de grond blijft zitten en de bijdrage die er komt voor het toekomstperspectief van de regio. Er zijn plussen en minnen — ik geloof dat mevrouw Yeşilgöz-Zegerius dat al zei — maar er ligt een totaalpakket en voor mijn fractie staan het belang van de mensen in Groningen, de veiligheid en het omlaag brengen van gaswinning voorop. In die context is deze afspraak zeker goed verdedigbaar.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. De heer Nijboer heeft nog één vraag.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Een punt van orde, voorzitter. Ik heb gisteren twee moties ingediend bij de Voorjaarsnota: 34960, nr. 9 en 10. De minister van Financiën heeft deze doorverwezen naar dit debat. Ik hoop dat de minister ook op die moties kan ingaan. Misschien kunnen ze even rondgedeeld worden, zodat de collega's ze ook bij de hand hebben, want ik kan mij voorstellen dat niet iedereen die moties zo beschikbaar heeft.

    De voorzitter:
    Er zijn andere woordvoerders, dat klopt. De minister weet ongeveer welke moties het zijn?

    Minister Wiebes:
    Ja.

    De voorzitter:
    Dan schors ik de vergadering tot 21.00 uur.

    De vergadering wordt van 20.51 uur tot 21.01 uur geschorst.

    De voorzitter:
    Ik geef de minister het woord.


    Termijn antwoord

    Minister Wiebes:
    Voorzitter. Ik zal proberen het antwoord op de vragen zo kort mogelijk te houden. Ik maak één opmerking in het algemeen over iets waar ik toch op in moet gaan. Het speelde ook een rol in het vorige debat of in de vorige termijnen.

    De heer Van der Lee, die de vorige keer terecht meldde dat er haast was, heeft het tempo nu zelfs opgevoerd tot het niveau van stoom en kokend water. Het gaat hard. Dat is waar. Dat maakt het voor het departement buitengewoon intensief. Dat maakt het voor de Kamer zwaar. Dat weet ik. Ik zie ook dat ik zelf inmiddels niet meer in olympische conditie ben. Dat is allemaal waar. Maar het tempo is wel mijn onvermijdelijke missie hier, en eerlijk gezegd ook een opdracht van deze Kamer. Wij wilden snel met de winning naar beneden. Wij wilden snel duidelijkheid hebben over 1.588. Wij wilden snel de schade publiekrechtelijk afhandelen. Wij wilden heel snel de NAM ertussenuit en wij wilden snel helderheid over de garanties voor de kosten van schade en versterking. Dat wilden wij allemaal snel.

    Ik weet dat niet ieder lid hier het met elk onderdeel van de wet of met het akkoord op hoofdlijnen eens is. Dat is waar. Maar — en hier kom ik even op voor de mensen die hiermee bezig zijn geweest — dit is ordentelijk werk dat zorgvuldig is gedaan. Daar is men maanden mee bezig geweest. Professionals hebben hier met veel zorg en met heel veel kennis aan gewerkt. Daar is niks slordigs aan. Wat betreft het akkoord op hoofdlijnen is dat gedaan in zeer nauwe samenwerking met het ministerie en de minister van Financiën.

    Maar het is complex. Dat is waar. We hebben het zonet gezien bij de versterkingsopgave. Het SodM en de Mijnraad tellen in gebouwen. De NCG telt in adressen. De een komt met andere getallen dan de ander. Alhoewel ze allebei in gebouwen rekenen hebben ze een ander ijkjaar. Dat is niet rommelig — de woorden van de heer Kops — dat is gewoon complex. We hebben twee onzekerheidsmarges die door elkaar heen lopen. Dat maakt het ingewikkeld, maar het is niet fout. Het is wat professionals ons vertellen. We hebben inkomsten, uitgaven en claims van de NAM die zich allemaal vertalen in zekere effecten voor de Staat. Dat is niks nieuws. Het is wel ingewikkeld. Dat is een feit. Bij de juridische waarborgen, waarover hier veel is gesproken, spelen privaatrecht, strafrecht en bestuursrecht door elkaar heen. Dat is niet rommelig. Dat is ingewikkeld. Dat is wat het is. Ik zeg het in de richting van de heer Kops. Als ik praat over "regio", dan denkt men in het noorden misschien meteen aan de provinciebegroting, maar dat zeg ik niet. Maar het is wel begrijpelijk dat men even denkt: o, heeft hij het daarover. Dat is niet fout, maar dat is wel ingewikkeld.

    Ik blijf gecommitteerd om het zo eenvoudig mogelijk te maken en om zo open mogelijk te zijn. Maar ik geef toe dat er inderdaad enige spoed is. Dat is waar. In een situatie die complex is en waarin alles met elkaar samenhangt, zorgt dat voor ingewikkelde situaties.

    Voorzitter. Ik wil een paar aspecten van het akkoord op hoofdlijnen snel doornemen. Voor het budgetrecht moet ik toch verwijzen naar de minister van Financiën, want wie zou pretenderen dat hij iets aan de minister van Financiën toe te voegen zou hebben? Ik ga in op de opbrengstverdeling, de claim, de garanties en de oude schadegevallen. Daarna loop ik de vragen van de verschillende woordvoerders langs. Ik probeer het zo snel mogelijk te doen.

    De heer Kops en de heer Nijboer hebben vragen gesteld over de opbrengstverdeling. Ik blijf stellen dat de uitgangssituatie een volstrekt onhoudbare was. We kunnen niet redelijkerwijs verwachten dat wij een akkoord op hoofdlijnen kunnen sluiten met een partij van wie wij alle nodige garanties vragen, van wie wij vragen om van een claim af te zien en om een winningsplicht te aanvaarden in ruil voor een verlies op de exploitatie. Dat is een basispad dat ik niet door een onderhandelingen krijg. Niemand. De verticale aanpassing van de begroting is er uitsluitend op gericht om rode cijfers van NAM om te zetten in zwarte, zonder dat wij ook maar pretenderen dat de winsten van het recente verleden ook maar in de verste verte terugkomen. Ik vind dit het nodige en niks overdrevens. Dan moet ik ook zeggen dat het geen 2,8 miljard is. In het verleden is het ook altijd zo gegaan dat wij de aardgasbaten en de effecten op de aardgasbaten berekenen inclusief de Vpb-effecten. Zo wordt het altijd gedaan en daar is ook de 73% op gebaseerd. Daar zijn al die percentages op gebaseerd. Ik hou dus staande dat het beslist niet gaat om het bedrag dat de heer Nijboer noemt.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Dan ben ik toch wel heel nieuwsgierig hoe dat dan werkt. De minister zegt net: we kunnen niet van een bedrijf vragen dat ze verlieslatend zijn, dus daar compenseren we ze voor. En dan staat er voor honderden miljoenen ... Sterker nog, er staat voor meer dan een miljard aan winstbelasting opgeschreven. Dat past toch niet bij elkaar?

    Minister Wiebes:
    Als je anders verlies maakt, dan verreken je die verliezen weer. Over het hele bedrag is er een Vpb-effect. Er is sprake van een verticale aanpassing, die er beslist niet voor zorgt dat de winsten van NAM uit het recente verleden terugkomen. Maar ook over een verschil tussen verlies en winst is er een Vpb-effect. Zo berekenen we het altijd. Dat hebben we altijd zo gedaan.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Ja, in het verleden wel, want toen maakte NAM enorme winsten. De minister beargumenteert hier net: anders gaan ze verlies draaien en dat moeten we niet hebben. Maar als je geen verlies draait, heb je nul winst of bijna geen winst, en dan draag je ook geen belastingen af. Dus het Rijk compenseert heel veel over, zeker als het langjarig duurt. Ik probeer alleen maar die deal te begrijpen. Ik heb maar één tabelletje gekregen en verder niks. Ik wilde veel meer voor de Kamer, maar dit is waar we het mee moeten doen, dus ik vraag erop door.

    Minister Wiebes:
    Er zijn nog andere activiteiten van NAM dan het Groningenveld. Het is een grotere onderneming dan alleen dit.

    Dan heeft de heer Nijboer gevraagd naar de claim, maar daar kan ik dan eigenlijk beter straks op ingaan, als ik zijn vragen nauwkeurig bij de hand heb. Ik neem dat straks bij hem mee.

    Dan de garanties. Daar heeft de heer Jetten twee vragen over gesteld en de heer Van der Lee één. De heer Jetten heeft gevraagd of de achterliggende draagkracht voldoende is: zijn dat zinvolle garanties? Hij heeft verder gevraagd: hoe doen we dat aan het eind van de winning? Die laatste vraag had de heer Van der Lee ook. Het blijft natuurlijk zo dat we allereerst proberen te zorgen dat NAM levensvatbaar blijft en op een nette manier solvabel blijft. Daar moet een accountantsverklaring over zijn. Maar het gaat hier om de situatie dat dat niet lukt, omdat er iets geweldigs groots gebeurt. Daarvoor hebben we dus de achterliggende aandeelhouders gevraagd een garantie af te geven. De minister van Financiën en ik hebben ons er op allerlei verschillende manieren van verzekerd dat die voldoende robuust zijn. Bedrijfsvertrouwelijke gegevens spelen daarin een rol, maar ik denk dat zo'n vertrouwelijke technische briefing er nou juist voor kan dienen om toe te lichten waarom wij dat zeer solide achten, en hoe wij tot de overtuiging zijn gekomen — overigens na enige tijd — dat die garanties staan en dat we er dus te allen tijde vanuit kunnen gaan dat de NAM in staat is om de schade- en de versterkingsoperatie te betalen.

    Ik ben nog niet bij de vragen van de heer Van der Lee, maar ik zie hem wel naar de interruptiemicrofoon lopen.

    De voorzitter:
    Ik zou willen voorstellen dat u de vragen van de heer Van der Lee beantwoordt.

    Minister Wiebes:
    Ik ga proberen de vragen van de heer Van der Lee te beantwoorden.

    Dan de garanties na het einde van de winning. Op een gegeven moment zal dat dus ophouden, maar ik zal nog wat zeggen over hoe dat er staat. Na afloop gaat het gesprek niet over óf er nog wel voldoende betalingszekerheden zijn, maar alleen over de vórm van die betalingszekerheden. En zolang daar geen overeenstemming over is, dient natuurlijk de betalingszekerheid in de huidige vorm te blijven bestaan. Maar wij komen door deze herbespreking dus niet met lege handen te staan, want ook de Staat heeft er tegen die tijd behoefte aan om opnieuw over de vorm te kunnen praten. Want misschien hebben we tegen die tijd wel een hele andere behoefte dan garanties van de achterliggende oliemaatschappijen of NAM en misschien hebben we tegen die tijd andere wensen over de manier waarop de verdere schade en versterking wordt vergoed. De zekerheden blijven, maar er komt een moment dat je de vorm wilt heroverwegen.

    Dan is er een vraag van de heer Jetten en mevrouw Beckerman die door de heer Jetten eigenlijk uitstekend is beantwoord. Ik heb vorige keer geantwoord op de vraag over de oude schades. Het antwoord deugt — dat is ook nu nog steeds mijn overtuiging — in de zin dat het betalingsmoment et cetera, et cetera. Inmiddels weet ik, door op de balans van NAM te kijken, dat er een reservering staat. Dat betekent dat de oude schadegevallen, zo is ons verteld door de partij die erover gaat, eerst uit die garantie worden betaald en dat voor die garantie de oude opbrengstverdeling en de oude kostenverdeling van toepassing was. Het antwoord dat er een nieuwe verdeling ingaat, klopt; het moment van betalen klopt; het moment van reserveren dan wel het moment van betalen is maatgevend, kan je zeggen. Maar hiervoor geldt dat er nog 1,4 miljard aan een of andere vorm van schade is — het zou waardedaling kunnen zijn, maar het zijn in dit geval oude schades — die uit de reservering wordt betaald. Dat deel gaat dus naar de oude opbrengstverdeling. Dat is het antwoord.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Ik heb een vraag. Misschien was ik te snel, maar mijn vraag gaat precies over het antwoord dat u daarna gaf. Dat is voor mij niet helder genoeg. U zei: de garanties blijven te allen tijde bestaan en op het moment dat de gaswinning gestopt is, gaan we nog eens praten over de vorm waarin dat plaatsvindt. Betekent dat dat de NAM is opgehouden te bestaan en dat het dan rechtstreeks uit de bedrijven moet komen? Ik hoor de minister nee zeggen, maar wat moet ik daar dan wel onder verstaan?

    Minister Wiebes:
    Nee, ik ga ervan uit dat de partijen nog steeds bestaan, dus de Nederlandse Staat en Groningen bestaan nog, maar we moeten tegen die tijd een gesprek hebben om te kijken of de garanties in deze vorm of in een andere vorm dienen te worden voortgezet. Dat kan. Daar kunnen wij ook baat bij hebben.

    De voorzitter:
    Goed. Dan gaat u verder.

    Minister Wiebes:
    Dan ga ik naar de verschillende woordvoerders. Eerst mevrouw Beckerman. Zij vroeg: waarom is in het akkoord niet afgesproken dat NAM afziet van hoger beroep? NAM gaat over zaken waar de NAM zelf over gaat. Hier ga ik niet over. We hadden het erbij kunnen betrekken, maar daar hebben we niet voor gekozen.

    De voorzitter:
    Ik zie mevrouw Beckerman bij de interruptiemicrofoon, maar ik wil toch voorstellen dat de minister eerst al haar vragen beantwoordt. Dan krijgt u de gelegenheid om daarop te reageren, mevrouw Beckerman.

    Minister Wiebes:
    Dan vraagt mevrouw Beckerman naar de juridische grondslag voor de versterking. Dat is precies de opzet: we wilden de NAM eruit. Vroeger moest de NAM dat betalen, nu staat de Staat daar garant voor. De minister van EZK moet voorkomen dat de veiligheid wordt geschaad en dient de uitvoering van de versterkingsoperatie aan te sturen. Dus: NAM ertussenuit.

    Dan vraagt mevrouw Beckerman of de NAM niet meer aansprakelijk is. Dat is zij juist wel. Dat artikel wordt buiten werking gesteld, juist om daarvoor te zorgen. Het wetsvoorstel verandert dus niets aan de regels voor risicoaansprakelijkheid. Die worden met dit wetsvoorstel niet buiten werking gesteld.

    De heer Kops vraagt of we naar 54 miljard kuub gaan. Hij weet het antwoord: dat is zeker niet zo. Het kan zijn dat de operationele strategie door een onvoorzien iets tekortschiet. Dan moet je kunnen ingrijpen. Dat gaat om gevallen die je niet voorziet, maar dat zal natuurlijk niet gaan om dit soort volumina, want ik zou niet weten waar we dat gas op korte termijn kwijt moesten.

    Mevrouw Beckerman (SP):
    Ik heb twee vragen. De eerste gaat over de immateriële schade. Dat was een belangrijke overwinning voor de Groningers: zij wonnen bij de rechtbank een zaak tegen de NAM over immateriële schade. Dat is heel belangrijk, want mensen hebben heel veel immateriële schade. De Rijksuniversiteit Groningen zegt dat 10.000 mensen ziek zijn gemaakt door alle ellende. Waarom zou je de NAM niet vragen om af te zien van dat hoger beroep? U weet hoe belangrijk dit is voor Groningen.

    Minister Wiebes:
    Er zijn een heleboel punten die we erbij hadden kunnen betrekken, maar dit is hoe het gedaan is. We hebben hier niet voor gekozen.

    Mevrouw Beckerman (SP):
    Die vraag is ook gericht op het feit dat de aansprakelijkheid verandert. De claim van de inwoners tegen de NAM is gebaseerd op het aansprakelijkheidsartikel. Als dat verandert, gaat u dat dan met terugwerkende kracht veranderen of blijft dat op die manier bestaan? Mensen kunnen geen aanspraak meer maken via de NAM maar via de Staat, wat natuurlijk een logische ontwikkeling is.

    Minister Wiebes:
    Ik kijk nog even voor de zekerheid, maar deze verandering leidt niet tot een verandering voor deze zaak. Dat klopt.

    Dan de heer Jetten. Heb ik eerder gezegd dat het in elkaar zetten van het geheel tot Prinsjesdag zou kunnen duren? Nee. Hij heeft voorts gevraagd of de brief ook de relatie legt met het oude afbouwpad. Bedoelt hij het oude afbouwpad of bedoelt hij schade en versterking? Ik heb even een verduidelijking nodig.

    De heer Jetten (D66):
    Ik geef even een verduidelijking. De minister heeft inderdaad al toegezegd om de financiële effecten van het afbouwpad inzichtelijk te maken. Maar ik zou graag zien dat dat afgezet wordt tegen de situatie waarin we niks zouden hebben gedaan, de situatie waarin we gewoon door waren gegaan op de oude voet, zodat we de nieuwe situatie gewoon kunnen vergelijken met de ...

    Minister Wiebes:
    Gaat het om de oude gaswinning of de oude opbrengstverdeling?

    De heer Jetten (D66):
    De oude opbrengstverdeling.

    Minister Wiebes:
    De oude opbrengstverdeling. Ja, dat zal ik proberen inzichtelijk te maken.

    De heer Van der Lee vraagt of er een gat ontstaat in de zorgplicht voor versterken. Nee, het verschuift. Er was een zorgplicht bij de NAM, maar die zit niet langer aan de gaskraan. Het komt nu bij het Rijk te liggen. Je kunt niet iemand die niet aan de gaskraan zit, een verantwoordelijkheid geven voor iets wat hij niet veroorzaakt. Maar er zit geen gat in, het verschuift.

    Eenzelfde soort vraag was: waarom betaalt de NAM niet als de schade uitsluitend door de operationele strategie wordt veroorzaakt? Dit is eigenlijk een vraag over het wetsvoorstel in consultatie. Moeten we dat niet daarbij behandelen? Het antwoord is natuurlijk dat het Rijk de strategie bepaalt en dat de NAM daar niet voor verantwoordelijk kan worden gehouden. De NAM gaat wel over de correcte uitvoering van de operationele strategie. Maar misschien moeten we de vragen over een wetsvoorstel dat net in consultatie is gegaan, maar even bewaren tot het moment waarop het is ingediend, en dat niet op de laatste parlementaire dag voor het reces behandelen.

    De voorzitter:
    En een wetsvoorstel wordt hier gewoon behandeld, mijnheer Van der Lee.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Zeker, maar mijn probleem is nou juist dat het akkoord leidt tot aanpassingen in deze wet en in een wet die in consultatie is. Laat ik dan een specifiekere vraag op dit punt stellen. Ik kijk naar artikel 5.7 van het akkoord. Daarin staat: de NAM vergoedt alle uitgaven die door het fonds worden gedaan voor de uitvoering van de versterkingsopgave, voor zover die uitgaven betrekking hebben op het verbeteren van de veiligheid op basis van feitelijke inspecties. Dat staat er. Dan hebben we die 1.500 woningen.

    Minister Wiebes:
    Haha, dit is wel een slim punt.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Ja, moeten die nou eerst feitelijk geïnspecteerd worden voordat de NAM daarover kan worden aangesproken?

    Minister Wiebes:
    Ik ga u nu vast zeggen dat wij, gezien het advies van de Mijnraad, ervan uit mogen gaan dat dit in de geest van dit artikel wordt uitgewerkt en dat het gaat om de feitelijke veiligheid. Ik vind het een heel goed punt. Wij nemen dit mee bij de uitwerking. Dank daarvoor.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Graag gedaan. Maar dit illustreert wel een beetje mijn probleem. Niet dat ik niet onderken dat er veel haast is. Ik wil ook die gaswinning omlaag hebben. Ik denk trouwens dat de bestaande Mijnbouwwet en de afspraken die al op vrijwillige basis zijn gemaakt, voldoende ruimte bieden om die gaswinning omlaag te helpen. Maar juist omdat het zo nauw luistert in wetgeving ten opzichte van het akkoord, heb ik het gevoel dat op meer punten het wat wiebelig is. Te wiebelig! Er staat ook een artikel in, bijvoorbeeld artikel artikel 5.4, dat spreekt over bestaande overeenkomsten. En die moeten zo veel mogelijk in stand blijven. Ik vind dat vaag. Welke overeenkomsten worden hier nu precies bedoeld? Wat verandert er nou en wat blijft hetzelfde? Dat roept veel vragen op.

    Minister Wiebes:
    Het is een akkoord op hoofdlijnen. Dat wordt nog uitgewerkt. Deze punten komen zo tegen september tot een juridische uitwerking. En deze punten zijn wat mij betreft vanzelfsprekende punten.

    De voorzitter:
    We gaan niet iets bespreken wat nog naar de Kamer komt, meneer Van der Lee.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Dat snap ik, maar ik had ook gevraagd of de Kamer dan de inzet van de minister voor die vervolgovereenkomst krijgt, zodat wij daar ook zeggenschap over hebben of in ieder geval inspraak in hebben.

    Minister Wiebes:
    Het is duidelijk dat de inzet voor de contracten "het contract op hoofdlijnen" heet. Dat is de inzet daarvoor en uiteraard moeten we daarin tussentijdse wijzigingen verwerken. Daarom is de wet de wet en dit alleen een akkoord op hoofdlijnen, dat nog wordt uitgewerkt. Het staat de heer Van der Lee vrij om alle mogelijke input aan mij mee te geven. Hij kan dat zelfs zien als een deel van zijn controlerende taak, maar ik ga het uiteindelijke contract hier niet voorleggen. Dat is een juridische uitwerking met medeneming van deze punten.

    Hij vraagt of het akkoord na het advies van de Mijnraad had moeten komen. Dat had ons niet per se geholpen, want het advies van de Mijnraad moet nu nog worden uitgewerkt. De vertaling daarvan in bijvoorbeeld kosten of doorlooptijden, moet dus nog komen. Maar naar mijn opvatting is dat ook onder dit akkoord op hoofdlijnen goed denkbaar.

    Ik meende hem al de garantie gegeven te hebben dat de Norg/Vpb-kwestie geen sluiproute was. Hij heeft mij daar nogmaals een verzekering over gevraagd. Ik geef hem die zekerheid nogmaals. Hij zegt daarbij dat de Staat zou opdraaien voor dialoogwoningen. We hebben nu met het advies van de Mijnraad nieuw jargon gecreëerd; alleen de kenners benen het nog bij! Maar als met die dialoogwoningen de P90-woningen worden bedoeld, dan zijn dat dus de woningen waarover wij de keukentafelgesprekken hebben. En dat zijn weer de woningen die volgens de conventionele berekeningswijze voldeden aan de norm, maar met een grotere onzekerheidsmarge nog niet voldoen aan de norm. Als die woningen versterkt worden, is dat niet voor rekening van de Staat maar voor rekening van de NAM.

    De voorzitter:
    Echt tot slot, meneer Van der Lee.

    De heer Van der Lee (GroenLinks):
    Ik heb het niet over die woningen maar over de woningen die versterkt worden omdat bewoners aangegeven die versterking voor de zekerheid te willen. Hun is die toezegging gedaan, ook als hun huis niet veilig is. Ik heb het zo begrepen dat dat voor kosten van de Staat moet komen. En dat raakt aan het punt in het in consultatie liggende wetsvoorstel waar wordt gezegd dat de NAM niet hoeft te betalen als de Staat het bevel geeft of een dwingende uitspraak doet dat er iets gebeuren moet.

    Minister Wiebes:
    Nee. Iedereen die een toezegging heeft over versterking, heeft een versterkingsadvies thuis. Zelfs als dat zonder toezegging is gedaan of zonder dat er een getekend contract voorligt, betaalt de NAM dat. Dat doet de NAM dus ook als die persoon ervoor kiest om zijn huis, ook al is dat huis veilig, te versterken.

    De voorzitter:
    Ik stel voor dat u verdergaat.

    Minister Wiebes:
    Voorzitter. De heer Nijboer zeg ik dat het wel degelijk zo is dat wij de bekende ... We hebben er uitgebreid over gediscussieerd en ik zal proberen om dat niet over te doen, maar wij geven in de weging de veiligheid wel degelijk voorrang. Wij doen dat dan in de vorm van een weging met de uitgebreide parlementaire behandeling van de vorige keer. Maar het woord "voorrang" kunnen we niet in wetsartikelen versleutelen.

    Hij vraagt mij ook naar de claim. Waarom ben ik tot nu toe over deze claim abstract geweest? De heer Nijboer heeft mij een keer aangesproken op de hoogte én op de kans. Ik vind dat allebei buitengewoon relevante vragen, zeg ik maar even. Daar is niks mee, maar ik kan daar niet in een Kamerbehandeling over spreken, want als op de een of andere manier de randvoorwaarden van het contract niet zouden worden ingevuld en het Rijk zou om de een of andere reden moeten besluiten om zich in een ingewikkeld geval niet aan bepaalde passages te houden en er zou alsnog een claim ter sprake kunnen komen, dan piekeren we er niet over om via deze weg informatie over onze inschatting ten aanzien van die claim te geven, want dat zou onze procespositie kunnen schaden.

    Toelichting in een vertrouwelijke technische briefing is dus mogelijk. Daar kan gespeculeerd of gefilosofeerd worden of met diepgang worden gesproken over zowel kansen als hoogten, maar hier kan dat niet. Het volgende mag ik er wel over zeggen. Hij had dacht ik een andere lezing, maar het is wel degelijk zo — en dat is anders dan bij veel andere mijnbouwsituaties — dat het gas in eigendom is van de oliemaatschappijen. Dat wil niet zeggen dat de claim die numerieke waarde heeft. Dat weet hij ook. Ten tweede geef ik aan dat de claim in de onderhandeling wel degelijk een heel wezenlijke rol heeft gespeeld. Die twee dingen kan ik er nog over zeggen, maar verder moet dat in een vertrouwelijke technische briefing.

    De voorzitter:
    Mevrouw Mulder, u was eerder, maar het zijn vragen van de heer Nijboer. Vindt u het goed dat ik de heer Nijboer eerst het woord geef? Ja? De heer Nijboer.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Ik steun deze deal niet, maar ik steun wel dat het kabinet de inschattingen niet publiek maakt. Dan geef je Shell en Exxon nog een juridische positie cadeau ook. Die vertrouwelijke briefing neem ik graag aan, want ik wil het heel precies weten: het gaat om groot geld.

    Minister Wiebes:
    Het is ook een relevante vraag.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Op de andere vraag kan de minister wel antwoord geven. Hebben Shell en Exxon dit echt expliciet op tafel gebracht? Naar buiten toe spelen zij toch wel schone schijn: wij zullen nooit een claim indienen.

    Minister Wiebes:
    Ik heb net gezegd dat dit punt in de onderhandelingen een wezenlijke rol heeft gespeeld. Daarnaast praten we erover in een andere setting.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Dan moeten we dus concluderen dat Shell en Exxon eigenlijk tegen iedereen buiten zeggen: nou ja, die claims gaan wij nooit doen als de Groningers de veiligheid nodig hebben. Wij zijn nette bedrijven en doen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. We hebben onze "principles" en weet ik wat al niet meer. Uiteindelijk, toen het erop aankwam en ze vertrouwelijk met het kabinet hebben gesproken, hebben ze gewoon keihard onderhandeld om hier zo veel mogelijk geld uit te slepen. Dat is echt wel nieuws en dat is ook echt ernstig.

    Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
    Er zijn dus mensen die nog op hun individuele rapport wachten. Kunnen ze dat nu al opvragen? Ik heb het over de versterkingsadviezen die zijn gegeven. Kunnen ze daar nu al inzage in krijgen?

    Minister Wiebes:
    Toen ik antwoord gaf aan de heer Van der Lee op zijn vraag over mensen die al versterkingsadviezen hebben gekregen, had ik het natuurlijk over de versterkingsadviezen die in het kader van de lopende operatie zijn verstrekt. Het geldt natuurlijk niet voor mensen die dat ding gewobd hebben of vrijwillig ter inzage hebben gekregen met een ontlastende brief. Daar gaat die brief precies over. De vraag van mevrouw Mulder is of mensen hun versterkingsadvies kunnen krijgen. Ik denk dat er geen bezwaar tegen bestaat om aan de mensen die in de batches zitten die nu doorgaan de versterkingsadviezen te geven, zij het dat de versterkingsadviezen beduidend alarmerender zijn dan nodig, zoals we nu weten. Ik vraag me af of het erg verstandig is om het te doen. We hebben gezegd dat iedereen het op verzoek kan krijgen. Niks is geheim, maar ik zou mensen niet de stuipen op het lijf willen jagen met een versterkingsadvies dat gewoon niet meer actueel is, punt. Zonder enige kwade opzet, maar het is wel verkeerd. Ik vind dat wij mensen geen verkeerde informatie moeten sturen. Als ze die per se willen hebben, mag dat. Maar ik zou het niet willen doen. Ik wil mensen goede informatie geven. Dat is mijn antwoord.

    Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
    Als mensen zeggen "dat advies ligt er ook voor mij en ik zou het gewoon willen inzien", snap ik wel dat ze het graag willen inzien, dus ik ben blij met deze toezegging.

    Minister Wiebes:
    Ik zou zeggen: op verzoek was het al mogelijk. Ik zou het niet automatisch willen toesturen, maar er is niets op tegen als mensen dat graag willen. Maar er dient dan wel bij gezegd te worden dat die situatie niet meer actueel is.

    De voorzitter:
    Mag ik weten hoever u bent?

    Minister Wiebes:
    Ik ga heel hard en ik ben er bijna. De heer Nijboer heeft ook gevraagd waarom je nu niet een precies getal krijgt. Waarom kan het niet allemaal worden doorgerekend? Dat is nogal logisch, want de effecten van een veranderde opbrengstverdeling — ik kijk naar de heer Nijboer — worden natuurlijk beïnvloed door bijvoorbeeld de kosten van een versterkingsoperatie en de precieze loop van de gaswinning. Dat zijn allemaal dingen waar we tegen Prinsjesdag meer over weten dan nu, althans hopelijk.

    De vragen en opmerkingen van mevrouw Mulder heb ik denk ik ter harte genomen.

    Mevrouw Yeşilgöz vraagt nog hoe het miljard ingezet gaat worden waar sprake van is. Dat is een vraag waar de Groningers over gaan. Nu kijk ik mevrouw Yeşilgöz even recht aan. De Groningers hebben daar verschillende doelen. Er is een sociale poot van het programma, een dorps- en stadsvernieuwingspoot en een economische poot. Dit is echt iets waar de Groningers mee aan de gang moeten. Het Rijk heeft zich daarmee niet alleen solidair verklaart, maar voelt ook de druk op zijn schouders om daar een succes van te maken en voelt zich daar ook aan verbonden. Het wordt een nationaal programma. We zijn daar allebei enthousiast over, maar we moeten het nog even een vliegende start geven. Uiteindelijk zit het in die drie pijlers.

    Voorzitter. Dan ben ik door de vragen heen. Ik heb nog wel de moties. Nu ben ik administratief niet meer zo sterk.

    De voorzitter:
    Welke?

    Minister Wiebes:
    Er zijn twee amendementen bij gekomen.

    De voorzitter:
    En één motie.

    Minister Wiebes:
    Twee dacht ik. Nummers 43 en 44?

    De voorzitter:
    Ja, dat klopt.

    Minister Wiebes:
    Nummers 43 en 44, want nummer 44 vervangt nummer 42, die ook weer 24 verving. Ja, dat spel hebben we vorige keer gedaan.

    De voorzitter:
    Ja nee, dat heb ik gevolgd. Dat ging helemaal mis.

    Minister Wiebes:
    Toen kreeg ik de schuld ook nog!

    De voorzitter:
    Het was ook laat op de avond.

    Minister Wiebes:
    Die heb ik maar geïncasseerd.

    Het amendement op stuk nr. 43, een tijdelijke maatregel. Dit is een versterking van het artikel 52e. Dit laat ik oordeel Kamer.

    Dan hebben we het amendement op stuk nr. 44. Tegen het amendement op stuk nr. 24 had ik bezwaar, maar dit laat ik ook oordeel Kamer.

    Dan is nog mijn aandacht gevraagd voor moties die ook ingediend zijn, maar waar ik nog niets over had gezegd. Er is een motie op stuk nr. 45 van de heer Nijboer c.s. Daarin wordt mij volgens mij niet om een oordeel gevraagd. Alleen aan de leden wordt er een mening gevraagd.

    Dan is er van de heer Nijboer het verzoek om alle adviezen te delen. Daar heb ik net op geantwoord, denk ik. Dus deze moet ik ontraden, maar ik heb er een toezegging tegenover staan om daar in een vertrouwelijke technische briefing op in te gaan.

    Dan ligt er een motie van de heer Nijboer om de gevolgen van alle aspecten van de gaswinning in Groningen te bundelen in één begrotingsartikel. Dat maakt het de heer Nijboer makkelijker om zijn democratische controle op dat begrotingsartikel te botvieren. Dat is zijn goed recht en ik begrijp hem ook. Ik vind het verzoek niet onzindelijk, maar ik ga iets ontboezemen, en wel dat ik zelf al sinds 29 maart probeer om de twee soorten gasbaten, kleine velden en Groningen, van elkaar te scheiden en de aspecten van Groningen bij elkaar te brengen in één overzicht. Nu ga ik iets raars zeggen, maar het is wel eerlijk. Het is ook waar. Ik zou zeggen dat dat moet kunnen, want we hebben in het verleden naar verschillende percentages die twee dingen uitgesplitst, dus het moet mogelijk zijn om de gasbaten van de kleine velden te splitsen van die van Groningen. Dat zou moeten kunnen. De waarheid is echter dat het volgens alle specialisten die ik spreek, en ik ben hier nu sinds 29 maart mee bezig, toch niet kan en niet uitvoerbaar is. Dus laat ik het zo zeggen: omdat ik er zelf ook erg veel voor voel, niet vanwege de blokkerende invloeden van de heer Nijboer, maar het is wel zijn goed recht, maar omdat ik er zelf gewoon vanuit een oogpunt van hygiëne voor voel, ben ik bereid dat wel te onderzoeken. Mocht het niet lukken, dan is het wel mogelijk om de gasbaten over te hevelen van artikel 5 naar artikel 4 — of is het juist andersom? — maar dan heb je dus de kleine velden, de niet-Groninger gasbaten erbij. Ik geloof niet dat de heer Nijboer dat beoogt. Dus ik wilde toezeggen om dit te onderzoeken. Misschien kan hij de motie aanhouden. Ik kan haar nu niet oordeel Kamer laten, maar ik kan er wel serieus naar kijken.

    De heer Nijboer (PvdA):
    Als ik akkoord ga met deze toelichting, kan de motie prima oordeel Kamer krijgen.

    Minister Wiebes:
    Ja, maar mag ik 'm dan lezen als "verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe ..."? Dan leggen we dit vast en dan geef ik 'm oordeel Kamer. Dan ga ik dit onderzoeken, want ondanks de boze bedoelingen van de heer Nijboer ben ik het inhoudelijk wel met hem eens.

    De voorzitter:
    Dit is een motie die alleen de heer Nijboer en de minister kennen, blijkbaar, maar dat vindt iedereen prima.

    De heer Jetten (D66):
    Het gaat dus over de motie op stuk nr. 10 die ingediend is bij de Voorjaarsnota.

    De voorzitter:
    Nee, 7 en 8.

    Minister Wiebes:
    Ja, 7 en 8.

    De heer Jetten (D66):
    Inmiddels zijn die doorgenummerd, maar oké.

    Minister Wiebes:
    De zevende en de achtste.

    Volgens mij ben ik er nu doorheen.

    De voorzitter:
    Ja? Nou, dan zijn we hiermee gekomen aan het einde van de derde termijn van de behandeling van de Gaswet.

    De algemene beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel zullen we vanavond stemmen. Ik dank de minister.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Voorzitter: Martin Bosma

    Myanmar

    Myanmar

    Aan de orde is het VAO Myanmar (AO d.d. 27/6).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Aan de orde is het VAO Myanmar. Niet weglopen, mevrouw Ploumen! Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Buitenlandse Zaken. Fijn dat u bij ons zit.

    De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Ploumen van de Partij van de Arbeid, die de verkeerde kant op loopt! Zo wordt het nachtwerk! U herneemt zich, zie ik? Het was een lange dag voor u, zal ik maar zeggen. U heeft net als alle deelnemers aan dit debat twee minuten spreektijd. Uw tijd gaat nu in.

    Mevrouw Ploumen (PvdA):
    Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie, die ik zo ga voorlezen. Ik wil de minister graag bedanken voor alle inzet die ook hij doet om de Rohingya die gevlucht zijn uit Myanmar een menswaardig en rechtvaardig bestaan te geven. Dat is een moeilijke strijd die wij met elkaar aangaan. Dank ook aan de minister voor zijn toezeggingen.

    Ik heb één motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat in Myanmar honderdduizenden Rohingya zijn getroffen door geweld en van huis en haard zijn verdreven;

    overwegende dat met inzet van de Verenigde Naties bescherming, een veilige terugkeer en nieuw perspectief voor de Rohingya mogelijk kan worden gemaakt;

    verzoekt de regering in internationaal verband te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om tot een VN-missie in Myanmar te komen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 200 (32735).

    Dan mevrouw Karabulut van de fractie van de SP, die afziet van haar spreektijd. De heer Sjoersdma spreekt wel. Het woord is aan hem.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter, heel kort. Alles wat wij kunnen doen tegen de grootschalige mensenrechtenschendingen in Myanmar moeten we ook doen. Vandaar deze motie, mede namens mevrouw Luca Schmidt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in Myanmar op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden;

    constaterende dat hiertoe zeven Myanmarese legerofficieren op de EU-sanctielijst zijn geplaatst;

    overwegende dat de straffeloosheid van dergelijke mensenrechtenschendingen op alle mogelijke manieren tegengegaan dient te worden;

    verzoekt de regering om in Europees verband te pleiten voor uitbreiding van de EU-sanctielijst,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Ten Broeke, Van Helvert en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 201 (32735).

    Dan de heer Kuzu van de fractie van DENK.

    De heer Kuzu (DENK):
    Voorzitter, mijn eerste motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Myanmarese overheid weigert om de Rohingyabevolking te beschouwen als volledige staatsburgers en hun daarmee geen staatsburgerschap toekent;

    van mening dat dit een duurzame oplossing voor de situatie ten aanzien van de Rohingya in Myanmar bemoeilijkt;

    verzoekt de regering om in de VN-Veiligheidsraad steun te vergaren voor het in VN-verband oproepen van de Myanmarese overheid om het grootste deel van de Rohingyabevolking volledige en gelijkwaardige burgerrechten toe te kennen en daartoe een plan van aanpak met gerichte VN-maatregelen op te laten stellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 202 (32735).

    Was dat uw bijdrage, meneer Kuzu?

    De heer Kuzu (DENK):
    Nee, ik corrigeerde een klein spelfoutje. Mijn tweede motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het Amnesty-rapport wordt gewezen op een stapel aan bewijs van de georganiseerde en systematische aanval op de Rohingyabevolking;

    constaterende dat specifieke personen binnen de Myanmarese veiligheidstroepen als verantwoordelijken zijn aangewezen voor negen van de elf typen misdaden tegen de menselijkheid zoals vastgelegd in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof;

    verzoekt de regering om in alle relevante bilaterale contacten en via internationale gremia diplomatieke actie te ondernemen om de Myanmarese regering lidmaatschap te laten verkrijgen van het Internationaal Strafhof;

    verzoekt de regering tevens de nodige voorbereidingen te treffen om de situatie in Myanmar voor te leggen aan het Internationale Strafhof voor onderzoek en vervolging, zodra zij lid zijn geworden van het ICC,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 203 (32735).

    De heer Kuzu (DENK):
    Voorzitter, de laatste motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Israëlische regering blijft doorgaan met het bewapenen en trainen van Myanmarese soldaten in hun geweldsuitbarsting tegen de totale Rohingyabevolking;

    constaterende dat de VN het geweld tegen de Rohingya aanduidt als een "schoolvoorbeeld van etnische zuivering";

    overwegende dat de Israëlische regering hiermee financiële belangen boven mensenlevens zet;

    verzoekt het kabinet om de Israëlische regering in bilaterale contacten aan te sporen om de wapenexport naar Myanmar te stoppen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 204 (32735).

    De heer Kuzu (DENK):
    Dank u wel, voorzitter.

    De voorzitter:
    De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Helvert van het CDA, die afziet zijn spreektijd. Dan was dit de termijn van de Kamer. Kan de minister reeds de moties becommentariëren? Hij heeft ze nog niet allemaal. Ik schors een enkel minuutje.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    De voorzitter:
    Het woord is aan de minister.


    Termijn antwoord

    Minister Blok:
    Dank u wel, voorzitter. Ik kom eerst op de motie van mevrouw Ploumen, op stuk nr. 200, waarin de regering wordt verzocht om in internationaal verband te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om tot een VN-missie in Myanmar te komen. Ik ben het met mevrouw Ploumen eens dat dat zeer wenselijk zou zijn. Mevrouw Ploumen weet ook dat het niet mee zal vallen, maar ik span me er graag voor in. Dus ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer.

    In de motie van de heren Sjoerdsma, Ten Broeke, Van Helvert en Voordewind, op stuk nr. 201, wordt de regering verzocht om in Europees verband te pleiten voor uitbreiding van de EU-sanctielijst. Ik vind het een belangrijke verworvenheid dat we vorige week een aantal Myanmarese regeringsverantwoordelijken op de sanctielijst hebben gekregen, en ik ben het met de indieners eens dat het wenselijk is om nog meer mensen aan die lijst toe te voegen zodra daar voldoende onderbouwing voor is. Dus ook deze motie laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.

    In hun motie op stuk nr. 202 verzoeken de heer Kuzu en mevrouw Ploumen de regering om in de VN-Veiligheidsraad steun te vergaren voor het in VN-verband oproepen van de Myanmarese overheid om het grootste deel van de Rohingyabevolking volledige en gelijkwaardige burgerrechten toe te kennen en daartoe een plan van aanpak op te laten stellen. De wenselijkheid van het toekennen van burgerrechten maakt onderdeel uit van het rapport van de heer Annan en wordt ook door de Nederlandse regering volledig onderschreven. De motie roept op om in de Veiligheidsraad steun te verwerven. Dat is niet reëel. Een aantal permanente leden zullen dat sowieso niet steunen. De namen ervan zijn hier ook welbekend. Dat maakt het dictum van de motie niet reëel. Daarom moet ik deze motie ontraden.

    De motie op stuk nr. 203 verzoekt de regering in bilaterale contacten en via internationale gremia de Myanmarese regering lidmaatschap te laten verkrijgen van het Internationaal Strafhof, en verzoekt de regering tevens de nodige voorbereiding te treffen om de situatie in Myanmar voor te leggen aan het Internationaal Strafhof. Ik zou het zeer wenselijk vinden dat Myanmar lid wordt van het Internationaal Strafhof, maar precies vanwege datgene wat de motie zegt, zal de Myanmarese regering dat niet doen, omdat men zich zal realiseren dat men dan onmiddellijk voor het Strafhof komt. Dus ook hier geldt dat ik wel de wens deel, maar dat de oproep in de motie niet reëel is. Daarom moet ik ook deze ontraden.

    In de laatste motie, op stuk nr. 204, wordt het kabinet verzocht om de Israëlische regering in bilaterale contacten aan te sporen om de wapenexport naar Myanmar te stoppen. Ik heb ook in het AO aangegeven dat ik het ermee eens ben dat het onwenselijk is om het regime in Myanmar van wapens te voorzien. Ik heb ook aangegeven dat als ik leden van de Israëlische regering spreek, ik ook hen daarop aan wil spreken. Maar deze motie suggereert dat alleen de Israëlische overheid betrokken is bij wapenleveranties. Dat is een onjuist beeld van de zaken. Dus omdat deze motie op één land focust, moet ik ook deze ontraden.

    De voorzitter:
    Eén vraag van de heer Ten Broeke. Houdt u het kort, want ik wil door naar het volgende debat.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Dank u wel, voorzitter. Mijn vraag gaat over de allereerste motie, van mevrouw Ploumen. Het verzoek dat zij daarin doet, is ook in het debat uitgebreid aan de orde geweest en werd ook door mijzelf positief benaderd. En ik meende uit de beantwoording van de minister af te leiden dat hij die poging al had ondernomen. Maar ik begrijp dat ik de volgende keer gewoon een motie moet indienen als ik niet helemaal zeker ben of er een toezegging is gedaan?

    Minister Blok:
    Dit is eigenlijk geen vraag aan mij. De reden dat ik de motie graag aan het oordeel van de Kamer overlaat, is omdat ik over de situatie in Myanmar, en helaas ook over een aantal andere situaties, heb gezegd dat we weliswaar nog geen succes hebben behaald, maar dat het wel mijn volle inzet blijft om dat succes uiteindelijk te behalen. Zo lees ik de motie ook en die inspanning zal ik graag leveren.

    De voorzitter:
    Ik zie dat u hier weer op wilt reageren, maar we gaan nu door met het volgende debat, meneer Ten Broeke, sorry.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    NAVO

    NAVO

    Aan de orde is het VAO NAVO (AO d.d. 27/6).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Het volgende debat is het VAO NAVO. U heeft daarover een algemeen overleg gehad op 27 juni. Inmiddels is aangeschoven de minister van Defensie. Fijn dat u bij ons bent. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Helvert van de fractie van het CDA. Het woord is aan hem.

    De heer Van Helvert (CDA):
    Voorzitter, dank u wel. Het was een mooi algemeen overleg waarin we gesproken hebben over de uitdagingen van de NAVO en ook even over de inspanningen van de regering om tot vermindering van het aantal kernwapens te komen. Ik wil over kernwapens en over Turkije een motie indienen. Met de motie over kernwapens wil ik de minister uitdagen om er internationaal mee te shinen en er iets mee te doen. In de procedurevergadering hebben we een nog mooiere optie voorgelegd gekregen van D66: laten we daar een AO over doen, dus dan hoeven we daarover nu geen motie in te dienen. Die komt dan vlak na het AO bij het reces. Wel een motie over Turkije, voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat NAVO-lidstaat Turkije openlijk toenadering zoekt tot Rusland, onder meer door de voorgenomen aanschaf van Russische S-400-luchtverdedigingssystemen;

    overwegende dat er een reëel risico is dat het S-400-systeem, indien operationeel bij Turkije, gevoelige technologie binnen de NAVO bloot kan stellen aan Rusland, onder meer van de F-35;

    constaterende dat meerdere bondgenoten hun zorgen hebben uitgesproken en de VS dreigen met sancties, maar dat de NAVO-Raad officieel nog niet geïnformeerd is door Turkije;

    van mening dat de Turkse toenadering tot Rusland en de aanschaf van de S-400 verontrustend zijn en het bondgenootschap raken, in een tijd van oplopende spanningen tussen de NAVO en Rusland;

    verzoekt de regering de toenadering van Turkije tot Rusland en de aanschaf van het S-400-systeem door Turkije in het kader van de NAVO aan de orde te stellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert, Ten Broeke, Sjoerdsma en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 294 (28676).

    Dan gaan we luisteren naar mevrouw Karabulut van de fractie van de SP.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de grens tussen Oost en West, tussen Rusland en NAVO-landen de afgelopen jaren steeds verder is gemilitariseerd;

    van mening dat met name tegen de achtergrond van de hoogopgelopen spanningen die doen denken aan een nieuwe Koude Oorlog, het risico op een incident tussen met duizenden kernwapens bewapende grootmachten in het grensgebied toeneemt;

    verzoekt de regering zich in NAVO-verband in te spannen om te komen tot het terugdringen van de militaire aanwezigheid in het grensgebied, aan beide zijden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 295 (28676).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    van mening dat uitbreiding van de NAVO met Georgië en Oekraïne niet leidt tot meer veiligheid voor leden van het bondgenootschap en geen significant militair voordeel oplevert;

    verzoekt de regering zich tijdens de NAVO-top volgende week in te spannen om de belofte van toekomstig NAVO-lidmaatschap voor Georgië en Oekraïne van tafel te krijgen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 296 (38676).

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Dan de laatste motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de Amerikaanse tactische kernwapens die in Europa gestationeerd zijn gemoderniseerd worden;

    constaterende dat de gemoderniseerde kernbom, de B61-12, navigatieapparatuur krijgt die het mogelijk maakt nauwkeuriger een doelwit te raken en dat het tonnage van dit kernwapen instelbaar is;

    overwegende dat de VS het noodzakelijk vinden om testen te doen met deze nieuwe kernwapens;

    verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre de geplande modernisering van Amerikaanse tactische kernwapens de ontwikkeling van kernwapens met nieuwe capaciteiten betekent,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 297 (28676).

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voorzitter, tot slot zou ik onze bewindspersonen willen oproepen om volgende week tijdens de NAVO-top van de gelegenheid gebruik te maken om de Amerikanen duidelijk te maken dat wij de kernwapens in Nederland niet gemoderniseerd willen zien en dat ze die mogen houden. Dank u wel, voorzitter.

    De voorzitter:
    U bedankt. Dan de heer Van Ojik van de fractie van GroenLinks.

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    Dank u wel, voorzitter. Ik moet u zeggen, ik had me verheugd op de motie van de heer Van Helvert waarvoor hij dit VAO eigenlijk had aangevraagd en waarin hij aan het kabinet vraagt om transparant te zijn over de vraag of er al of niet Amerikaanse kernwapens op Nederlandse bodem aanwezig zijn. Ik moet mij nog even over de teleurstelling heen zetten. Gelukkig heb ik zelf ook een motie, dus dat maakt weer een hoop goed. Die gaat over de situatie die volgende week gaat ontstaan tijdens de NAVO-raad. De Amerikaanse president gaat dan natuurlijk tegen Nederland en allerlei andere landen zeggen: 2%, waarom niet de 2%? Ik wil de bewindslieden oproepen om dan te zeggen dat het niet alleen gaat om hoeveel geld je aan defensie uitgeeft, maar ook om wat je ermee doet. Daarover gaat de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de VS voor 1.000 miljard dollar kernwapens willen moderniseren, waaronder de kernwapens die zich op Europees grondgebied bevinden;

    constaterende dat de VS in hun nieuwe nucleaire strategie het voornemen uitspreken om nieuwe types laagdrempelige kernkoppen te gaan ontwikkelen;

    overwegende dat deze voornemens op gespannen voet staan met de nucleaire ontwapeningsbelofte die is opgenomen in het non-proliferatieverdrag;

    verzoekt de regering tijdens de NAVO-top de nieuwe nucleaire strategie van de VS aan de orde te stellen en ervoor te pleiten dat de drempel voor de inzet van kernwapens niet wordt verlaagd,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 298 (28676).

    Dan de heer Sjoerdsma van de fractie van D66. Die ziet af van zijn spreektijd. De heer Van Rooijen van 50PLUS. U staat ook op mijn lijstje, maar ook u ziet af van uw spreektijd. Dan zijn we door de sprekers heen. Ik schors twee minuten. Dan gaan we naar beide ministers luisteren.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    De voorzitter:
    Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.


    Termijn antwoord

    Minister Blok:
    Dank u wel, voorzitter. Ik zal de eerste drie moties doen en collega Bijleveld de overige. De eerste motie, op stuk nr. 294 van de heren Van Helvert, Ten Broeke, Sjoerdsma en Voordewind verzoekt de regering de toenadering van Turkije tot Rusland en de aanschaf van het S-400 systeem door Turkije in het kader van de NAVO aan de orde te stellen. Met de indieners is de regering van mening dat het ongewenst is dat een NAVO-lid overweegt Russische luchtafweer te kopen, omdat dat inderdaad zeer bedreigend kan zijn voor de veiligheid van het type vliegtuig dat andere NAVO-landen, waaronder Nederland, gaan gebruiken. Gisteren heeft de premier al een voorbereidend telefoongesprek gehad met secretaris-generaal Stoltenberg. Daar is de zorg binnen de NAVO over de Turkse houding al besproken. In lijn met de motie zal de regering de komende tijd contact hebben met andere NAVO-leden en deze zorg overbrengen om te proberen Turkije mede langs die route tot andere gedachten te brengen. Deze motie kan ik dus aan het oordeel van de Kamer laten.

    Dan de motie van mevrouw Karabulut. Zij verzoekt de regering om zich in NAVO-verband in te spannen om te komen tot het terugdringen van militaire aanwezigheid in het grensgebied aan beide zijden. Daarvoor zijn natuurlijk wel twee kanten nodig. De oproep richt zich aan de NAVO. Het is niet zo dat de NAVO naar de grens is gegaan en dat daarna opeens Russische troepen zijn verschenen, het was andersom. Omdat de motie zo eenzijdig gericht is, moet ik haar ontraden.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    De minister hoeft toch helemaal niet zo in het defensief te schieten? Deze motie is juist een oproep om als NAVO het contact te zoeken om te demilitariseren. Dat doel zou de minister toch ook moeten onderschrijven? Hierin wordt de schuld niet bij de NAVO gelegd. Hierin wordt niets gezegd over wie waar het eerst was. Het lijkt me voor onze veiligheid toch echt het allerbeste om wat meer ontspanning te zoeken in de relatie.

    Minister Blok:
    Ik moet het doen met de motie zoals die voor me ligt. Ik ken ook de bijdrage van mevrouw Karabulut in het debat hierover. Daarin gaf zij toch zeer scherp aan dat het de opstelling van de NAVO was die tot een Russische reactie heeft geleid. Ik kan me nog goed herinneren dat ik de voorbeelden noemde van de Russische bezetting van de Krim, de Russische rol in Syrië en de Russische rol in Oost-Oekraïne. Dat zijn allemaal acties die bepaald niet door de NAVO zijn uitgelokt. Dus zowel de tekst van de motie als de discussie tijdens het AO waarover we nu een VAO voeren leidt tot mijn conclusie dat ik deze motie moet ontraden.

    De voorzitter:
    We gaan door naar de volgende motie. Dat is ook een motie van mevrouw Karabulut.

    Minister Blok:
    De motie op stuk nr. 296 verzoekt de regering zich tijdens de NAVO-top volgende week in te spannen om de belofte van toekomstig NAVO-lidmaatschap van Georgië en Oekraïne van tafel te krijgen. Ik heb aangegeven dat het tot de kern van de Nederlandse politiek en cultuur hoort dat je je aan je afspraken houdt. Daar hoort ook bij dat de andere partij dat doet en daarvoor moeten er dus nog een aantal belangrijke stappen worden genomen, rond de rechtsstaat, maar ook als het gaat om het leveren van een wezenlijke bijdrage aan de veiligheid. Maar het is niet de keuze van het kabinet om terug te komen op gemaakte afspraken. Ook deze motie ontraad ik daarom.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik zou de minister willen vragen welke andere mogelijkheden hij dan ziet om toch die gesprekken vanuit NAVO-verband met de Russen aan te gaan om een nog grotere spanning en een nieuwe Koude Oorlog te voorkomen.

    Minister Blok:
    Zeker. Er is een NAVO-Ruslandberaad. Daar ben ik ook tijdens het AO uitgebreid op ingegaan. Ik vind het van groot belang dat dat overleg gevoerd wordt. Daarnaast zoek ik zelf ook dat overleg, zoals de Kamer weet. Een van mijn eerste reizen was naar Rusland. Ik heb daar zaken besproken waar we het niet over eens waren, maar ook zaken waar we het wel over eens waren. Mijn inzet blijft om zowel in Nederlands-Russische contacten als via de NAVO de lijn met Rusland open te houden, met onder meer als belangrijke inzet van beide kanten om te komen tot ontspanning en ontwapening.

    De voorzitter:
    Helder. Voor de volgende motie geef ik het woord aan de minister van Defensie.

    Minister Bijleveld:
    Dank u wel, voorzitter. En bedankt voor het iets verlagen van het spreekgestoelte. De volgende motie is de motie op stuk nr. 297 van mevrouw Karabult. Daarin staat het verzoek aan de regering om te onderzoeken in hoeverre de geplande modernisering van Amerikaanse tactische kernwapens de ontwikkeling van kernwapens met nieuwe capaciteiten betekent. Het is helder — dat is in het algemeen en dat is voor een deel ook mijn reactie op de motie op stuk nr. 298 — dat Nederland op zich geen eigenaar van kernwapens is. We hebben daar ook met elkaar over gesproken. Wij zetten ons altijd in voor een wederzijdse ontwapening op dat terrein. Op basis van wat hier staat, ontraad ik de motie. Zoals u weet, hebben we AIV-advies gevraagd op het terrein van nucleair. Ik zou u dus op z'n minst willen vragen om de motie tot die tijd aan te houden.

    Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 298 van de heer Van Ojik over het aan de orde stellen van de nucleaire strategie van de VS tijdens de NAVO-top. Dat is dan in algemene zin. We zullen daarvoor de termen gebruiken die ik net gebruikte, maar anderszins ontraad ik ook deze motie, omdat we eerst willen wachten op het AIV-advies dat we hebben gevraagd. U weet daar in die zin van.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Is de minister dan bereid om de vraag zoals die in de motie staat mee te nemen in haar reactie op het AIV-onderzoek dat naar de Kamer toe komt? Dan kan ik de motie aanhouden en desnoods ...

    Minister Bijleveld:
    Ja. We zullen kijken in hoeverre we dat dan kunnen meenemen in de reactie. Als u de motie aanhoudt, kunt u haar tenslotte altijd weer activeren.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Goed. Voorzitter, dan houd ik de motie aan.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Karabulut stel ik voor haar motie (28676, nr. 297) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    Ik zou mijn motie ook wel willen aanhouden, maar dat is een beetje lastig want de NAVO-top is volgende week. De motie vraagt alleen maar aan de minister om aan de orde te stellen de Amerikaanse nucleaire strategie en de intensivering of modernisering die door de Amerikanen zelf is aangekondigd. Zoals de Amerikaanse president ook meepraat over onze begrotingsmiddelen, als hij zegt dat wij 2% hadden beloofd, dus dat we dat ook moeten doen, kunnen wij ook meepraten, wellicht, over kernwapens.

    Minister Bijleveld:
    De heer Van Ojik weet dat wij ook lid zijn van de Nuclear Planning Group en dat wij daar ook met elkaar over spreken. Wij kunnen daar niet in de openbaarheid met elkaar over spreken, maar de invalshoek dat wij zijn voor wederzijds kijken naar die ontwapening, breng ik steeds in. Dat heb ik toegezegd en dat breng ik ook regulier in. Op dit moment zou ik dat niet willen doen, ook kijkend naar de overwegingen die er staan. Wij willen dat ontraden. Ik snap wel dat uw oproep gericht is op de NATO Summit. Dat zie ik, maar wij zouden toch eerst het advies van de AIV willen afwachten. Dan kijken we verder en dan spreken we ongetwijfeld ook met de Kamer verder over dit punt.

    De voorzitter:
    Helder. Dan stel ik vast dat de heer Van Ojik zijn motie niet aanhoudt en dat deze gewoon ingediend blijft. Tot zover dit debat. Dank aan beide ministers.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Vannacht stemmen wij over de moties. Ik schors voor een enkel ogenblik en dan gaan we verder met Afghanistan.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Voorzitter: Arib

    Nederlandse inzet in Afghanistan

    Nederlandse inzet in Afghanistan

    Aan de orde is het debat over de Nederlandse inzet in Afghanistan.


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Aan de orde is het debat over de Nederlandse inzet in Afghanistan. Vanavond is de plenaire afronding in één termijn. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom en geef de heer Ten Broeke namens de VVD het woord.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Voorzitter. Nederlandse militairen hebben de afgelopen jaren bijgedragen aan een veiliger Afghanistan, in ons belang, om ons in Nederland te behoeden voor internationaal terrorisme, door de inzet van commando's tijdens Enduring Freedom, F-16's boven en een pantserhouwitser richting Chora, infanterie in Uruzgan en politietrainers in Kunduz. En nu, tijdens de NAVO-missie Resolute Support is ons doel: de taliban eronder en Al Qaida eruit, grotendeels bereikt. Afghanistan is niet langer een uitvalsbasis voor wereldwijde terreur en het land staat er veel beter voor dan in 2001. Afghaanse strijdkrachten hebben enorme vooruitgang geboekt, maar zijn simpelweg nog niet in staat om zelfstandig de veiligheidssituatie op een acceptabel niveau te garanderen. Er ligt nu een heldere Afghanistanstrategie, gebaseerd op de terechte constatering dat we Afghanistan niet in de steek kunnen laten. Het betreft een plek waar we met bondgenoten optreden om stabiliteit te bewaren, om een land dat dit duidelijk echt wil, in staat te stellen om nu op eigen benen te gaan staan.

    Het kabinet heeft onze zorgen over luchtsteun, medische afvoer en de gevolgen voor basisgereedheid in de briefing, een brief van 17 pagina's, een slide deck, een kleine 200 vragen en een vier uur durende eerste termijn weggenomen. De inzet is verantwoord. Dat staat niet in de weg aan ons doel om de basisgereedheid van de krijgsmacht in 2021 op orde te krijgen. Dat was de heldere uitspraak van de minister van Defensie.

    Een zorg die echter nog niet geheel is weggenomen, betreft de mannen en vrouwen die het werk moeten gaan verrichten. Zijn we eerlijk over en naar onze militairen? Het doel is immers niet om Afghanistan democratisch te maken, maar om Afghanistan veiliger te maken. Te vaak heeft Den Haag militairen in onduidelijkheid laten verkeren.

    De voorzitter:
    In verband met onrust op de publieke tribune schors ik de vergadering enkele minuten.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    De voorzitter:
    We gaan verder met het debat. Ik geef het woord aan de heer Ten Broeke.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Dank u wel, voorzitter. Onze militairen brengen dus veiligheid en vechten daarbij soms in het hoogste geweldsspectrum. Daar moeten we eerlijk over zijn. We moeten ook helder zijn over de wijze waarop we naar zo'n missie kijken. We hebben daar een mooi toetsingskader voor. Ik ben blij met de afspraken die wij daarover met het kabinet hebben kunnen maken.

    Voorzitter. Het was mijn boodschap in de eerste termijn. Het echte werk zal nu moeten worden verricht door 160 mannen en vrouwen. Zij zullen in vaak zeer moeilijke omstandigheden belangrijk werk gaan doen. Belangrijk werk, in het belang van Nederland. De fractie van de VVD kan dus instemmen met de nieuwe Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie Resolute Support. We zijn trots op al die militairen, op hun bijdrage. We zijn ervan overtuigd dat zij ook deze klus kunnen klaren. Wij wensen onze mannen en vrouwen veel succes en een behouden thuiskomst.

    De heer Öztürk (DENK):
    Ik weet dat de VVD en de heer Han ten Broeke heel graag bijna alles of alle missies steunen, maar vindt de heer Ten Broeke dat een missie ook draagvlak in de Kamer moet hebben en draagvlak in de samenleving? We hebben net gezien dat het draagvlak in de samenleving steeds minder en minder en nog minder wordt.

    De voorzitter:
    Wat is de vraag, meneer Öztürk?

    De heer Öztürk (DENK):
    Mijn vraag aan de heer Han ten Broeke is de volgende. Vindt u dat u alsnog hiervoor moet kiezen op het moment dat het draagvlak minder wordt?

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Het draagvlak in de samenleving, zo bleek tijdens de afgelopen vijftien jaar waarin we missies hebben gedaan, was vaak veel groter dan men in Den Haag had vermoed. Toen hier verzachtend en verhullend werd gesproken over een "opbouwmissie" en het een keiharde vechtmissie bleek te zijn — niet zo onlogisch gegeven het feit dat we daar een gevechtsbataljon hadden — en een harde slag om Chora is gevoerd, toen 24 Nederlanders en uiteindelijk ook een chirurg het leven hebben gelaten, bleek de Nederlandse bevolking daar toch mee te kunnen omgaan. Misschien wel beter dan wij hier hadden vermoed. De steun voor missies en de steun voor militairen nemen ook steeds meer toe. Dat zagen we afgelopen zaterdag nog op de Veteranendag. Ik ben heel erg blij en heel erg tevreden dat de bescherming van de internationale rechtsorde — die hebben wij in de Grondwet staan, wat vrij uniek is — en dat wat we met de NAVO-partners delen, namelijk artikel 5, in Afghanistan tot uitdrukking komen. Ik weet ook dat de steun van de Nederlandse samenleving daarvoor heel behoorlijk is. Ik hoorde u die vraag al eerder stellen in uw eerste termijn. Ik zal u straks een klein grafiekje doen toekomen. Hier wordt ook onderzoek naar gedaan, meneer Öztürk, en dat onderzoek bewijst dat u er gewoon naast zit. Sinds 2010 wordt dat onderzoek heel consequent gedaan en het blijkt dat de cijfers u ongelijk geven.

    De voorzitter:
    Tot slot, meneer Öztürk.

    De heer Öztürk (DENK):
    Ik kan mij voorstellen dat er op de Veteranendag heel veel draagvlak is. Maar wij zien toch dat het draagvlak in de Kamer en in de samenleving afneemt. Dat komt omdat heel veel mensen zien dat niet het brengen van vrede en veiligheid, maar andere belangen de beweegreden van een aantal landen is. Houdt u er ook rekening mee dat de vuile-oorlogsstrategie van grote landen aan het afbrokkelen is en dat wij toch iets aan het steunen zijn wat ook in de Nederlandse samenleving weinig draagvlak heeft?

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Wij hebben in de eerste termijn vrij uitgebreid stilgestaan bij de vraag of er nu vooruitgang is geboekt of niet in de afgelopen zeventien jaar — als je het goed bekijkt, zijn het vijftien jaar — waarin ook Nederland een bijdrage heeft geleverd, samen met nu 39 andere landen. Op het hoogtepunt zijn dat er bijna 60 geweest. Ik vind het vooruitgang op het moment dat een land onder de taliban slechts 900.000 jongens naar school kon laten gaan — dat waren geen echte scholen: dat waren Afghaanse versies van een madrassa — en dat er nu 9 miljoen kinderen naar school gaan. Dat is een vertienvoudiging, meneer Öztürk. Daarvan is 37% meisje. Er waren 500 EHBO-posten met amper verbandmiddelen. Nu zijn er 2.500 gezondheidscentra. Als het gaat om kindersterfte stond Afghanistan onder de taliban op plek 200 en nu is dat plek 70. De elektriciteit bereikte 1% van de bevolking en nu 43%. Er waren nul parlementariërs en nu is 27% van de parlementariërs vrouw. Nou, voorzitter, dat moet ook u uit het hart gegrepen zijn. Ook aan die zaken hebben wij een bijdrage geleverd. Maar het meest trots ben ik op onze militairen, die daar een geweldige bijdrage hebben geleverd aan een toegenomen veiligheid in Afghanistan.

    De voorzitter:
    Dit is een plenaire afronding. Ik begreep dat er een algemeen overleg heeft plaatsgevonden van ongeveer vijf uur. Mevrouw Karabulut.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Dan terug naar de kern van de missie, waar de heer Ten Broeke inderdaad eerlijk over is, in tegenstelling tot vele anderen. Het doel is meer veiligheid, minder terrorisme en minder migratie. Het resultaat is precies het tegenovergestelde. Waarom steunt de VVD-fractie dan toch deze permanente oorlog, die ons niet minder maar meer terrorisme brengt, ons niet minder maar meer vluchtelingen brengt en ons niet meer maar minder veiligheid brengt?

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Ik denk dat ik ook u een plezier doe, als ik probeer deze vraag maar eens heel kort te beantwoorden.

    De voorzitter:
    Kort, ja.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    In 2001 had de taliban de beheersing over 100% — 100%! — van het grondgebied. Er was een uitvalsbasis met verschillende trainingskampen voor terreur, die het Westen in het hart heeft geraakt met de aanslagen op 9/11. Nogmaals, 100% van het grondgebied. Nu heeft de taliban nog slechts zeggenschap over 4% van het grondgebied. Inderdaad is het zo dat ze in een x-aantal districten — ik heb ze genoemd, het zijn er volgens mij elf of zo — vechten en praten met de Afghaanse regering, maar dat is heel gewoon. Dat is Afghanistan. Ook daar ben ik vanaf dag een eerlijk over geweest. En ik dank u voor uw compliment.

    De voorzitter:
    Tot slot.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik constateer dat de heer Ten Broeke voorbijgaat aan het feit dat deze permanente oorlog meer terrorisme, meer onveiligheid en meer vluchtelingen heeft gebracht, in tegenstelling tot alle beloftes van dit kabinet en van de VVD aan de Nederlandse bevolking en aan de Afghanen. Dat is zeer te betreuren.

    De voorzitter:
    Dit is een constatering.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik constateer ook dat de VVD carte blanche geeft voor misschien nog wel twintig jaar oorlog in Afghanistan, met nul resultaat.

    De voorzitter:
    Dat is geen vraag. Mevrouw Van Kooten-Arissen.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Ik hoor de heer Ten Broeke heel veel cijfertjes noemen. Ik heb ook drie cijfers voor de heer Ten Broeke en ik zou graag willen dat hij daar even op reageert. Volgens UNICEF, in een rapport van juni 2018, is het aantal kinderen dat niet naar school gaat sinds 2002 niet zo hoog geweest. Dan een nieuwsbericht van 30 april 2018: een prominente Afghaanse fotograaf is vermoord. Hij deed vanaf 1998 verslag over de taliban en Afghanistan, en hij ...

    De voorzitter:
    Mevrouw, ik moet u onderbreken. Een interruptie is echt een korte vraag.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Dan ga ik door naar ...

    De voorzitter:
    ... naar de vraag.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Wat vindt de heer Ten Broeke ervan dat er in 2017 21 journalisten werden vermoord en 169 mishandeld of bedreigd? Dat zijn ook cijfers.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Als een collega een dergelijke vraag stelt, zou ik bijna zeggen: wat denkt ze wat voor een antwoord ze hier kan verwachten? Denkt ze dat ik daarmee zou kunnen instemmen? Of dat ik dat fraai zou vinden? Nee, natuurlijk niet! Ik denk daar net zo over als, naar ik hoop, iedereen hier: ik vind dat afschuwelijk. Maar ik constateer wel dat in het jaartal dat u noemt, 2017, het aantal burgerslachtoffers met bijna 27% is afgenomen ten opzichte van de jaren daarvoor, en daarna nog een keer met 9%.

    We kunnen elkaar eindeloos met cijfers om de oren slaan, maar het verschil is het volgende. Mijn partij heeft vanaf dag een helderheid geboden over wat deze missie was, wat het doel ervan was en wat het moest zijn. En dat is het nog steeds: de taliban eronder en Al Qaida eruit. Al Qaida is er grotendeels uit en speelt geen rol van betekenis meer, zoals dat in 2001 nog wel het geval was. En met de taliban is het kwaad kersen eten, maar er wordt wel mee gesproken. Af en toe wordt er ook een vredesdeal mee gesloten, maar dan wordt er weer oorlog gevoerd. Dat is Afghanistan. Dat is de werkelijkheid van Afghanistan. Wat heel veel partijen, inclusief de uwe, hier proberen te doen, is een Nederlandse werkelijkheid, een Europese werkelijkheid, op te dringen aan een land dat zeer is achtergebleven en dat helaas vijftien en zeventien jaar geleden in staat was ons in het hart te raken. Dat land is daar niet meer toe in staat. Daarvoor zaten we daar.

    De voorzitter:
    Mevrouw Van Kooten-Arissen, tot slot.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    De Afghaanse werkelijkheid is dat er niet meer veiligheid is; het is onveiliger geworden en er zijn meer burgerslachtoffers gevallen. Het wordt er niet veiliger op. Er zijn meer dan twintig terroristische groepen en de taliban hebben een flinke vinger in de pap.

    De heer Ten Broeke (VVD):
    Het verlangen naar 2001 begrijp ik niet goed. Dat was een situatie waarin iedereen zwaar te lijden had, niet alleen in Afghanistan zelf, maar ook in de rest van de wereld. Dat laatste is nu niet meer het geval en dat eerste is rap aan het veranderen.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Karabulut namens de SP.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voorzitter. De politiek zet pas militairen in in een oorlog als er niks anders meer mogelijk is. De politiek besluit mensen uit te zenden wanneer politiek met wapens zin heeft en een oplossing zal brengen. Het voorliggende besluit van het kabinet om naast de 100 soldaten die al in Afghanistan zitten, nog 60 commando's uit te zenden, zal deze oplossing niet brengen. Al zeventien jaar lang wordt er oorlog gevoerd door de NAVO en de Verenigde Staten in Afghanistan, met de belofte het terrorisme te verslaan en veiligheid en een klein beetje democratie te brengen. Daar zijn miljarden in geïnvesteerd. Er is geïnvesteerd in het veiligheidsapparaat. Biljoenen zijn in de oorlog tegen terrorisme geïnvesteerd en het resultaat is dat onze wereld onveiliger wordt. De oorlog in Afghanistan heeft niet minder, maar meer terrorisme opgeleverd. De oorlog in Afghanistan heeft Afghanen niet meer, maar minder veiligheid gebracht. De oorlog in Afghanistan heeft, in tegenstelling tot wat de minister beweert, niet minder, maar meer vluchtelingen gebracht. Oorlog, een permanente oorlog of een oorlog van misschien nog wel twintig jaar, is geen oplossing. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering haar besluit conform artikel 100 van de Grondwet inzake een militaire missie tot en met 2021 in Afghanistan in te trekken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 634 (27925).

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voorzitter. Dat de SP geen steun uitspreekt voor het sturen van 160 militairen naar Afghanistan laat natuurlijk onverlet dat wij hun een behouden thuiskomst wensen en de familie heel veel sterkte.

    Voorzitter. Ik zou tot slot één oproep willen doen aan onze bewindspersonen. Wees nu eerlijk, kijk naar de resultaten van de war on terror sinds 2001. In Afghanistan, Irak en Libië heeft die oorlog chaos gecreëerd, een chaos waarin terrorisme en jihadisten kunnen gedijen. Tegen de heer Ten Broeke wil ik zeggen: Al Qaida is niet weg. De taliban zijn nog steeds heel erg sterk. En weet u wat, voorzitter? IS zit ook in Afghanistan. Stop met deze strategie, zet in op diplomatie en ondersteuning. Iedereen in deze zaal weet dat wij in Afghanistan niet de democratie kunnen brengen. We kunnen hoogstens de Afghanen ondersteunen en voorkomen dat er nog meer burgerslachtoffers vallen en vluchtelingen komen.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Roon namens de PVV.

    De heer De Roon (PVV):
    Voorzitter. De minister heeft in het algemeen overleg een gepassioneerd betoog gehouden. Daarin gaf hij aan dat hij een aantal jaren geleden in Afghanistan was en dat hij er recent weer was. En hij legde uit hoeveel de situatie in zijn ogen wel niet verbeterd was. Er waren inmiddels veel minder buitenlandse militairen. In Kabul zag hij overal gezinnen winkelen. En met dat soort voorbeelden werd het beeld geschapen dat het een stuk beter met Afghanistan gaat.

    Ik heb hier een rapport waaruit blijkt dat van de districten van Afghanistan in november 2015 nog 72% onder controle was van de centrale overheid, terwijl dat twee jaar later in oktober nog maar 56% was. En het percentage districten dat onder controle was van de opstandelingen, was in die periode verdubbeld. Daarnaast is er ook nog een aantal districten dat betwist is, en ook dat is toegenomen. Dus dat beeld dat het zo'n stuk beter met Afghanistan gaat, wordt weersproken door dit soort onderzoeken. Ik vind dat ik die kanttekening hier even moest maken.

    In het rapport van het Overseas Development Institute dat in juni is verschenen, wordt op basis van een veldonderzoek ook uitgelegd dat de taliban in grote delen van Afghanistan een soort schaduwsysteem heeft ingericht. Weliswaar staan die delen nog formeel onder het bestuur van de centrale overheid, maar in werkelijkheid is de taliban daar overal binnengekomen in de publieke diensten, bestuurt die mede of neemt die volledig over, int gewoon de belastinggelden, int de elektriciteitsrekeningen enzovoorts. Het beeld dat de taliban dus eerst een gebied verovert en daarna daar gaat besturen, dat ligt precies andersom. Ze dringen eerst overal binnen in het bestuur en daarna nemen ze het gebied pas formeel over. Ik vind dat het goed is dat we ons dat realiseren en dat dus dat positieve beeld van de minister toch wel een beetje bijgesteld moet worden.

    Verder heb ik geconstateerd dat als het gaat om de missie Resolute Support in de afgelopen jaren er eigenlijk geen meetmogelijkheid is om de effectiviteit van die missie, van die trainingen te meten. De regering kan ons niet vertellen hoeveel van die opgeleide militairen in Resolute Support nou nog steeds actief zijn bij de Afghaanse strijdkrachten. Dus we weten het effect gewoon niet.

    Voorzitter. Ik ga afronden. Het idee dat het intensiveren van een Nederlandse militaire bijdrage en het stug doorzetten van het inmiddels vastgeroeste Afghanistanbeleid nu wel een nuttige bijdrage gaan leveren aan een veilig en stabiel Afghanistan, spreekt de PVV in ieder geval niet aan. Wij vinden het niet acceptabel dat het Afghanistanbeleid tot in den treuren wordt doorgezet. Die 336 miljoen euro die de regering in de komende drie jaar wil besteden aan Afghanistan, kunnen we beter besteden in Nederland en voor de Nederlanders.

    De PVV steunt dus deze missie niet, maar we wensen wel alle militairen die eventueel toch moeten gaan, succes en een veilige terugkeer. En we wensen hun relaties in Nederland uiteraard veel sterkte.

    Dank u zeer.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Ik zou willen beginnen met de drie bewindspersonen te danken voor hun uitvoerige beantwoording, en ook voor het uitvoerige voorbereidingsproces dat we hebben mogen doorlopen met een hoorzitting, een technische briefing, met vele feitelijke vragen en uiteindelijk het debat. Dat wordt zeer gewaardeerd, zeker omdat de Nederlandse betrokkenheid bij Afghanistan de afgelopen jaren onwaarschijnlijk groot is geweest, in Baghlan, in Uruzgan, in Kunduz, in Mazar. In onze aanwezigheid is Afghanistan van veel ver gekomen, op het gebied van onderwijs, op het gebied van gezondheidszorg, op het gebied van democratie, de positie van de vrouw.

    Maar zijn we er, mevrouw de voorzitter? Nee, we zijn er nog lang niet, zou ik willen zeggen. Op het gebied van de veiligheid, op het gebied van onderwijs, op het gebied van de gezondheidszorg, op het gebied van de democratie valt er nog onwaarschijnlijk veel werk te verzetten.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voorzitter, mag ik de heer Sjoerdsma erop wijzen dat dit een militaire missie is? Wat vindt hij van de militaire resultaten, namelijk: meer onveiligheid, meer terroristische groepen, meer vluchtelingen?

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ja, ik ben mij ervan bewust dat dit een militaire missie is. Daar hebben we net een uitvoerig debat over gehad. Ik kom daar zeker nog op terug. De interruptie van mevrouw Karabulut laat ik even voor wat ze is, want ik kom bijna bij haar vraag. Wat ik wilde zeggen is: wil je geen militaire missies in Afghanistan meer nodig hebben, dan is er een vredesproces nodig dat uiteindelijk in veiligheid ontwikkeling mogelijk maakt. De voorwaarde voor zo'n vredesproces en voor die ontwikkeling is veiligheid, mevrouw Karabulut. Zonder veiligheid geen vredesproces. Zonder veiligheid geen ontwikkeling. Ik gun iedereen zijn gerede twijfels, zijn gerede zorgen en zijn gerede dilemma's. Die heeft mijn fractie ook. Maar als partijen zeggen "wij willen enkel ontwikkeling, en dat kan zonder militaire inzet", dan zeg ik tegen ze: was er met mij bij geweest in 2011 in Afghanistan, toen er zes oogartsen werden vermoord door de taliban. Dat gebeurde ergens in het hooggebergte. Wat wilden die oogartsen doen? Ze wilden enkel de lokale bevolking afhelpen van staar. Door wie werden ze vermoord? Door de taliban. Was er met mij bij geweest toen er in het noorden van Afghanistan, in Mazar-e-Sharif, waar nu onze militairen gaan werken, VN-medewerkers werden onthoofd. Door wie? Door de taliban. En weet u hoe dat kwam, mevrouw Karabulut? Dat kwam niet door een overdaad aan westerse militairen. Dat kwam door een tekort.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik krijg er tranen van in mijn ogen ...

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Mooi.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    ... zou ik bijna zeggen. Alleen het feit is dat er nog meer mensen zijn vermoord, dat er nu nog meer kinderen niet naar school kunnen, dat er meisjes doodgaan, mede door westerse bommen. Die militaire aanwezigheid an sich is een reden voor terroristen om zich te nestelen. IS is nieuw in Afghanistan. Die militaire aanwezigheid is een beletsel. Reageert u daar dan op? Ik begrijp de goede bedoelingen van de heer Sjoerdsma. Maar ook al zouden we het willen, wij kunnen Afghanistan niet de democratie in bombarderen. Zo werkt het gewoon niet. Wanneer komt dat inzicht, na biljoenen investeren in deze oorlog, honderdduizenden doden en miljoenen vluchtelingen?

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Wij hoeven Afghanistan ook niet de democratie in te bombarderen, omdat Afghanistan zich de democratie in knokt. Elke democratische centimeter voor centimeter voor centimeter moeten ze bevechten om de democratische cultuur een beetje te leren kennen. Voor een land dat feitelijk nog verkeert in de middeleeuwen, met kalasjnikovs, waar de tribale samenleving overheersend is, is dat een onwaarschijnlijke prestatie. Dat het land überhaupt een parlement heeft, dat het land überhaupt verkiezingen kan houden op een manier die wij als enigszins vrij en relatief eerlijk beschouwen, is een onwaarschijnlijke prestatie als je bekijkt hoe het land er in 2001 uitzag. Als mevrouw Karabulut terug wil naar 2001, terug wil naar de taliban, terug wil naar vrouwenonderdrukking, terug wil naar een volledig gebrek aan democratie, dan mag dat, maar dan is dat haar verhaal. Als u zorgen heeft over de militaire inzet — dat kan ik mij voorstellen — dan ben ik uw man. Die zorgen heb ik ook, maar voor dit verhaal heb ik geen enkele sympathie.

    De voorzitter:
    Ik stel voor dat u verdergaat.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Absoluut, voorzitter. Het kabinet heeft op vragen van mijn fractie maar ook op vragen van andere fracties uitdrukkelijk bevestigd — ik hecht eraan om dat opnieuw te benadrukken — dat deze missie geen nadelige gevolgen zal hebben voor de ambitie om voor 2021 de basisgereedheid van de krijgsmacht op orde te krijgen. Het kabinet heeft benadrukt dat, als het nodig mocht zijn, de luchtsteun aanwezig zal zijn óf dat de man- en vrouwschappen niet de poorten zullen verlaten. Het heeft benadrukt dat de medische voorzieningen aanwezig zijn. In die context, gezien onze betrokkenheid, gezien de doelstelling van deze missie, kan D66 instemmen met deze missie. Mijn fractie wenst alle mannen en vrouwen niet alleen een succesvolle missie maar vooral ook een behouden thuiskomst.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Krol namens 50PLUS.

    De heer Krol (50PLUS):
    Mevrouw de voorzitter. De afgelopen uren hebben wij intensief met drie ministers en met elkaar gesproken over de vraag of wij het kabinetsbesluit kunnen steunen om 60 extra militairen naar Afghanistan te sturen. Het gaat in dit debat over de vraag in hoeverre een Nederlandse deelname aan de militaire missie kan bijdragen aan veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. Er komen allerlei argumenten over tafel. Veel van mijn collega's zijn daar ten volle van doordrongen. Ook de zware kabinetsdelegatie doet haar best. Dank daarvoor. Het is duidelijk dat weggaan uit Afghanistan negatieve gevolgen kan hebben. Het land kan duidelijk nog niet op eigen benen staan. Maar voor mijn fractie blijft de vraag overeind of op dit moment 60 extra Nederlandse militairen sturen daaraan een wezenlijke bijdrage kan leveren. Nog belangrijker is de vraag of die bijdrage, als wij naar de totale situatie kijken waarin de krijgsmacht verkeert, wel verantwoord is.

    Meerdere partijen hebben willens en wetens vele jaren fors bezuinigd op onze krijgsmacht, met alle gevolgen van dien. De Defensienota is daar ook duidelijk over en geeft aan welke inspanningen er nodig zijn om de krijgsmacht weer op orde te krijgen. Het rapport van de Algemene Rekenkamer spreekt boekdelen. Missies zijn meer dan een optelsom van de vrouwen en de mannen die ervoor worden ingezet. Ook in Nederland zelf gaat er veel tijd en energie zitten in het aansturen en begeleiden van die missies. Die tijd en die energie kan de krijgsmacht volgens 50PLUS ook anders gebruiken. Mijn fractie begrijpt het belang van een positie voor Nederland als betrouwbare NAVO-partner, maar we moeten niet blijven proberen ijzer met handen te breken. Wat 50PLUS betreft zetten we een tandje bij als het erom gaat de afspraak over de 2% van het bnp na te komen. Wat betreft deze missie zeggen we als 50PLUS met nog steeds enige aarzeling: nu en voor deze missie even niet.

    Ik wil echter met nadruk zeggen dat onze fractie heel veel waardering heeft voor wat de vrouwen en mannen van de krijgsmacht in het kader van de buitenlandse missies doen en gaan doen. We wensen ze daarbij ... Sorry, ik word er werkelijk wat emotioneel van. Want ik vind dit echt altijd een heel moeilijk moment waarop wij besluiten om jonge mensen naar een dergelijk missiegebied te sturen. Daarom wens ik ze daarbij heel veel sterkte, succes en bovenal een behouden thuiskomst.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de fractie van de SGP.

    De heer Stoffer (SGP):
    Voorzitter. Allereerst dank ik de drie ministers voor hun heldere antwoorden tijdens het algemeen overleg dat wij eerder vandaag hebben gevoerd. De SGP-fractie heeft haar steun uitgesproken voor de verschillende doelen van de Nederlandse bijdrage aan operatie Resolute Support. Het is goed om veiligheid te helpen versterken, reguliere migratie tegen te gaan en een solidaire bondgenoot te zijn. De SGP voegt daaraan toe dat er waar nodig en mogelijk ook oog moet zijn voor versterking van de godsdienstvrijheid in het land.

    De ministers zijn ook ingegaan op onze vragen over de effectiviteit, veiligheid en draagkracht. De SGP heeft er vertrouwen in dat uitbreiding en verlenging van onze bijdrage effectief kan bijdragen aan het doel van een sterk Afghaans veiligheidsapparaat. De zorgelijke veiligheidssituatie is weliswaar een risico, maar onderstreept ook dat Afghanistan nog niet is waar het moet zijn en dat blijvende betrokkenheid nodig is. Juist vanwege de relatief kleinschalige intensivering kan onze krijgsmacht deze inzet ook goed aan, met inachtneming van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

    Voorzitter. In de aanloop naar dit debat bleef één opmerking van generaal De Kruif bij mij hangen. Ik parafraseer: "Het gaat in de Afghaanse cultuur niet om ratio maar om eer. Status gaat boven logica. En als we de Afghanen nu in de steek laten, dan treffen we hen diep in hun eer en creëren we een vijand voor het leven." Dat laatste is wat de SGP-fractie betreft zeer onwenselijk.

    Alles overwegende kan de SGP-fractie instemmen met de beslissing van het kabinet en ook wij zijn trots op de militairen. We wensen dan ook de regering, de Defensiestaf, onze militairen op de grond en ook hun thuisgrond van harte Gods zegen toe voor een veilige en effectieve uitvoering van hun taken.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.

    De heer Van Helvert (CDA):
    Dank u wel, voorzitter. Nederland is gebaat bij wereldvrede en daarom hebben we de verantwoordelijkheid om missies af te wegen. Dat hebben we in de afgelopen periode en ook vandaag uitvoerig gedaan.

    Door de taliban lag Afghanistan in puin. Dansen, muziek maken en vliegeren werden verboden. Cultureel erfgoed werd verwoest, vrouwen werden gestenigd, miljoenen Afghanen waren gevlucht en Al Qaida had een vrijhaven. Het Westen greep zeventien jaar geleden in en de vooruitgang is enorm. Het aantal schoolgaande kinderen is gestegen van 900.000, vrijwel alleen jongens, in 2001 naar bijna 9 miljoen in 2018, onder wie veel meisjes. De kindersterfte tot vijf jaar is teruggebracht met 60% en het aantal functionerende gezondheidscentra is bijna vervijfvoudigd. Meer dan 55% van de Afghaanse bevolking heeft toegang tot schoon drinkwater.

    Maar, voorzitter, de vooruitgang is zeer kwetsbaar. Zeer kwetsbaar! De World Health Organization zei het treffend: we kunnen ons maatschappelijk werk, die vooruitgang, alleen maar doen als we de zekerheid en de veiligheid hebben die militairen ons kunnen bieden. Afghanistan kan nog niet op eigen benen staan en de vraag die we ons moeten stellen, is: willen we met de staart tussen de benen wegvluchten en de taliban en ISIS laten winnen, met als gevolg een exodus van miljoenen Afghanen, of willen we Afghanistan veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling bieden? Dat is de hamvraag.

    Voorzitter. Wij hadden nog twee vragen aan het kabinet over de basisgereedheid van ons leger. Dat was voor onze fractie heel belangrijk. En daar heeft het kabinet een duidelijke garantie op gegeven. Die komt niet in gevaar door deze missie of door de samenhang van missies. Daarnaast hadden we ook duidelijke vragen over de garantie van luchtsteun. Onze vrouwen en mannen mogen de poort niet verlaten als luchtsteun niet gegarandeerd is. En ook dat heeft het kabinet gegarandeerd.

    Tot slot, voorzitter. Het CDA is positief over de extra inzet om de mensen die er wonen te helpen en om de voedingsbodem voor terrorisme weg te nemen, zodat de vele Afghanen hun eigen land niet hoeven te ontvluchten. We wensen onze vrouwen en mannen heel veel succes toe en we danken hen voor hun dienst aan het vaderland. En we wensen hun ook een behouden thuiskomst.

    De heer Öztürk (DENK):
    De CDA-woordvoerder, de heer Van Helvert, heeft een aantal positieve punten genoemd van de missies van de afgelopen zeventien jaar. Ik neem aan dat hij ook heel kritisch is en ook een aantal negatieve punten weet te noemen, ook voor zijn eigen achterban. Kan hij ook vertellen waarom het in zeventien jaar met zo veel landen en met zo veel macht nog steeds niet is gelukt? Er zijn nog steeds twintig verschillende terreurorganisaties in Afghanistan actief!

    De heer Van Helvert (CDA):
    Dat is ook het grote probleem. We zitten in en oorlogssituatie met vele terroristische groepen. Het liefste wil ook het CDA dat we met een knip van de vingers konden zeggen: het is vrede! Die situatie beschrijft ook iedereen. Iedereen zegt ook: kijk uit, het is onveilig daar. Het is nog steeds onveilig en moeten we onze vrouwen en mannen dan wel daarheen sturen? Maar juist omdat het onveilig is, moeten we onze mannen en vrouwen sturen. Als het veilig was, dan was de aanwezigheid van ons leger niet nodig. Net als vele anderen heeft ook de CDA-fractie de wens geuit om juist dat maatschappelijke en dat diplomatieke de voorrang te geven om ervoor te zorgen dat mensen naar school kunnen, dat meisjes naar school kunnen, dat ziekenhuizen functioneren en dat er drinkwater is voor zo veel mogelijk mensen. Natuurlijk moet dat voorrang hebben. In het rondetafelgesprek werd er duidelijk gezegd: die balans moet er zijn, maar er werd ook gezegd dat we die balans alleen kunnen vinden als we de veiligheid en de zekerheid hebben, en daarvoor is de militaire missie heel hard nodig.

    De heer Öztürk (DENK):
    De heer Van Helvert zegt zelf: het is niet veilig in Afghanistan. Ik vraag hem: hoe komt dat? Hoe kan het nou zijn dat we al 17 jaar voor miljarden met al die landen daar zitten, en het er nog steeds niet veilig is? Wat doen wij niet goed? Durf ook op dat soort kritische punten vragen te stellen aan de eigen minister! Wat doen wij niet goed, waardoor we er nu weer voor twee, drie jaar, voor miljoenen euro's, heen moeten om daar zogenaamd veiligheid te brengen?

    De voorzitter:
    De heer Van Helvert. Korte reactie graag.

    De heer Van Helvert (CDA):
    Ook dat is heel duidelijk in de technische briefing naar voren gekomen, maar ook in het rondetafelgesprek. Daarom herstellen we dat nu. Want wat is gezegd? Sinds de NAVO de gevechtsmissie ISAF terugtrok, zijn de taliban weer in het offensief en is er ook ruimte gekomen voor andere groeperingen. Een aantal deskundigen hebben in het rondetafelgesprek gezegd: achteraf gezien hadden wij het misschien niet zo snel aan Afghanistan zelf moeten overlaten. Dus zijn er meer mensen nodig. Dat is wat we nu doen.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook graag de bewindslieden voor de beantwoording van de vele vragen in het algemeen overleg dat we hadden. In dat algemeen overleg heb ik eigenlijk op twee punten kritische vragen gesteld over het besluit dat vandaag voorligt, de verlenging en uitbreiding van de trainingsmissie in Afghanistan. De samenhang van de aanpak binnen Afghanistan is het eerste punt, en de relatie tussen deze missie en wat we verder nog aan missies doen, is het tweede. Eerst over het eerste, de samenhang van de aanpak. De militaire trainingsmissie gericht op veiligheid en de strijd tegen de taliban moet ingebed zijn in een geïntegreerde aanpak, zowel instrumenten van ontwikkelingssamenwerking als een politieke strategie zijn noodzakelijk om elke militaire inzet, van welke omvang en aard dan ook, überhaupt effectief te kunnen laten zijn.

    Bij de politieke strategie zijn kritische kanttekeningen te plaatsen. De minister van Buitenlandse Zaken is uitgebreid ingegaan op de goede wil van de Afghaanse president Ghani, maar de situatie is complex en onoverzichtelijk. Eigenlijk weten we niet of de combinatie van intensiever geweld en een uitgestoken hand naar de taliban succesvol zal zijn en ook is er onzekerheid over de vraag of de strategie van de regering Trump, de Amerikaanse regering, consistent en constructief zal zijn. Ondanks positieve ontwikkelingen die er gelukkig ook zijn, wekt Afghanistan de indruk van een eindeloze oorlog. Het is een complexe situatie, waarin de internationale gemeenschap met drie grote internationale operaties aanwezig is. Resolute Support, waar we vandaag over spreken; UNAMA, de VN-missie en dan heb je ook nog Freedom's Sentinel, de antiterrorismemissie onder leiding van de Verenigde Staten.

    Ik zou de regering willen vragen om voorafgaand aan de vergadering van de contactgroep Afghanistan in november, tezamen met de bondgenoten nog eens te bezien hoe de samenhang in de aanpak en de helderheid over de nagestreefde doelen versterkt kunnen worden en de Kamer hierover te informeren. Dit biedt ons wellicht ook in de toekomst een kader om de voortgang van onze betrokkenheid bij Afghanistan te kunnen beoordelen.

    Dan mijn tweede punt, mevrouw de voorzitter. Ik zie dat ik moet opschieten. Ook over de samenhang met de andere missiebesluiten ben ik in het algemeen overleg kritisch geweest. De missiedruk is te hoog, zegt de Rekenkamer, en Nederland heeft qua missies eigenlijk boven zijn stand geleefd. Dus moeten we in de toekomst scherpere keuzes maken. Daarom ware het des te belangrijker geweest dat wij de artikel 100-brieven met ingrijpende beslissingen over de strijd tegen ISIS, de afbouw van de missie in Mali, Afghanistan en een eventuele uitbreiding in Irak naast elkaar hadden kunnen leggen. Om dit in de tweede helft van 2018 beter te kunnen doen, verzoek ik de regering om de in die periode te nemen besluiten in samenhang aan de Kamer voor te leggen, zodat we de tussen de missies gemaakte keuze politiek kunnen wegen. Nederland, en ik sluit af, blijft betrokken bij de ontwikkeling van Afghanistan en GroenLinks steunt dat. Voortgaande sociale ontwikkelingen en versterking van de rechtsstaat zijn gebaat bij veiligheid. De training van soldaten en politieagenten levert daar een bescheiden bijdrage aan. Daarom zal GroenLinks, alles afwegende, instemmen met dit besluit en wens ik onze militairen veel succes. Zij doen belangrijk werk, ver van huis, onder moeilijke omstandigheden. Ik wens hun een behouden terugkeer.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Mevrouw Karabulut, dit is een plenaire afronding. Het is niet onbeperkt interrumperen. U mag een korte vraag stellen, maar ik ga er echt op toezien dat het beperkt blijft, want anders wordt het te gek.

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    U kijkt naar mij, voorzitter, maar ik wacht de vraag van mevrouw Karabulut af!

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik wil een vraag stellen omdat de heer Van Ojik net zijn steun uitspreekt, terwijl dat in eerste en tweede termijn nog niet duidelijk was. Staat u mij dat toe?

    De voorzitter:
    Ja, natuurlijk. Kort graag.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    De GroenLinks-fractie is altijd heel erg kritisch geweest, ook omdat een exitstrategie voor de militaire aanpak ontbreekt. De heer Van Ojik gaf zelf ook aan dat de Amerikanen daar ook zitten en ontzettend veel bombarderen. De veiligheid verslechtert. Wat zijn uw verwachtingen van deze militaire strategie, die inderdaad oneindig, permanent is geworden?

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    Mevrouw Karabulut heeft gelijk: dit is voor mijn fractie altijd een lastige afweging geweest. De steun die de fractie van GroenLinks uiteindelijk altijd aan deze missie heeft gegeven, is uiteindelijk ingegeven door de overtuiging dat door het trainen van in dit geval militairen een bijdrage kan worden geleverd, hoe bescheiden misschien ook, aan sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de rechtsstaat in Afghanistan. Misschien is dat een verschil tussen mevrouw Karabulut en mij, zoals ik hier nu namens mijn fractie sta: de tegenstelling tussen veiligheid en ontwikkeling is in het geval van Afghanistan buitengewoon theoretisch. Meisjes naar school, gezondheidszorg en de toegang tot schoon drinkwater staan of vallen met het feit dat er een veilige omgeving is waarin die sociale ontwikkeling kan plaatsvinden. Daarvoor is een leger nodig. En als je dan toch een leger nodig hebt, heb je baat bij goed getrainde soldaten.

    De voorzitter:
    Goed. Ja. Mevrouw Karabulut.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Maar juist omdat die politieke strategie en de exitstrategie ontbreken, omdat het met 140.000 militairen ook niet is gelukt om de veiligheid zoals GroenLinks die wenst, vorm te geven, en omdat de onveiligheid groeit, verbaast het mij — of laat ik het zo zeggen: vind ik het teleurstellend — dat GroenLinks eigenlijk instemt met een oorlog zonder einde. Want dat is het. Dat is ook wat de minister heel duidelijk heeft aangegeven. Dat vind ik jammer. Ik ben het met hem eens: sociale ontwikkeling zouden we op andere manieren kunnen en moeten blijven doen.

    De voorzitter:
    Mevrouw Karabulut, dat was dus gewoon een conclusie. Dank u wel, meneer Van Ojik.

    De heer Van Ojik (GroenLinks):
    En als ik het nou eens niet met die conclusie eens ben, mevrouw de voorzitter?

    De voorzitter:
    Dat mag u zeggen, en dan mag u weer gaan zitten.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen namens de Partij voor de Dieren.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Voorzitter, dank u wel. "Met militaire interventies kun je geen democratie of emancipatie opleggen. Het werkt slechts vernietigend en geweld is in onze wereld slechts een middel tot het bereiken van politieke en economische macht." Dit schreef de Duits-Joodse Hannah Arendt in haar boek On Violence al in de jaren zeventig en met dit citaat eindigde ik mijn bijdrage vorig jaar tijdens het artikel 100-debat over de missie in Afghanistan. Nu begin ik er maar mee, want het is nog steeds niet tot de ministers doorgedrongen.

    Voorzitter. Sommige mensen trekken lessen uit de geschiedenis vol oorlogen en mensenleed, bijvoorbeeld dat je met een vicieuze cirkel van geweld geen oplossingen biedt voor een land waarin juist droogte, honger, armoede, een zwakke rechtsstaat en geen hoop op de toekomst de grootste dreiging van radicalisering en terrorisme doen ontstaan. Dit kabinet trekt geen lessen uit de geschiedenis. Zeventien jaar oorlog! Met deze verlenging wordt dat zo'n twintig jaar. Waar gaat dit heen? Waar gaat dit eindigen? De minister wist het vorig jaar niet en de minister weet het nu niet. Het is een eindeloze oorlog zonder winnaars met een alles behalve eenduidige vijand. Er zijn inmiddels meer dan twintig verschillende terroristische groeperingen, waardoor Afghanistan de zeer twijfelachtige eer heeft om de grootste concentratie van terroristische en extremistische organisaties van de wereld te herbergen. Zie het nieuwste Pentagonrapport, op pagina 25. En vergeet niet de zeer tegengestelde geopolitieke belangen, waarbij onder andere Rusland aan de touwtjes trekt en Nederland de VS zo ongeveer kritiekloos volgt in hun heilloze war on terror. In Afghanistan is er nog lang geen vrede: honderdduizenden doden, miljoenen vluchtelingen, meer terrorisme en een onveiliger Afghanistan. Vrouwen kunnen niet meer veilig over straat in Kabul en diplomaten gaan met een helikopter naar hun afspraken. Ik zie de heer Ten Broeke lachen, maar ik vind dat alles behalve om te lachen.

    UNICEF stelt dat Afghanistan het op een na gevaarlijkste land is voor kinderen. Er vallen duizenden kinderslachtoffers per jaar. Het aantal kinderen dat niet naar school gaat, is sinds 2002 niet zo hoog geweest. Kinderrechten, maar ook vrouwenrechten en mensenrechten in het algemeen zijn ver te zoeken. De Partij voor de Dieren vindt het nog steeds onbegrijpelijk dat we niet alle beschikbare gelden, kennis en energie gestoken hebben in opbouw van de rechterlijke macht, vrije pers, democratisering en onderwijs en in alles waarvan wij vinden dat het hoort bij beschaving, inclusief het opkomen voor de allerzwaksten.

    Daarom kan mijn fractie niet anders dan wederom tot de conclusie komen dat de Partij voor de Dieren de voortzetting en uitbreiding van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support in Afghanistan niet zal steunen. Wel wensen wij de militairen heel veel sterkte, veel succes en een veilige thuisreis.

    Dank u wel.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ik heb een kort vraag. Ik wil niet het interruptiedebatje met mevrouw Karabulut van net overdoen, maar ik wil toch iets aan mevrouw Arissen vragen als zij zegt dat wij alles, alles moeten doen om democratie, rechtsstaat en onderwijs tot stand te brengen. Hoeveel hebben wij dan de afgelopen jaren gedaan? Hoeveel ontwikkelingsgeld hebben wij aan Afghanistan gegeven om dat voor elkaar te krijgen?

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Dan krijgt u ook hetzelfde antwoord. Dit is een militaire missie. Het is onveiliger geworden. Er gaan minder kinderen naar school dan ooit sinds 2002.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ik vroeg naar de bijdrage.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Mag ik even een antwoord geven?

    De voorzitter:
    Ja, gaat u verder.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Oké. Ook de persvrijheid staat onder druk: 21 journalisten vermoord in 2017 en 169 mishandeld en bedreigd. Wat wil D66 met deze missie?

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Wat ik in ieder geval niet wil, is willekeurige staatjes voorlezen zonder enige context. Wat ik in ieder geval niet wil, is doen alsof het in 2016 heel slecht was zonder het te vergelijken met hoe het in 2001 was. Mijn vraag aan mevrouw Arissen — het was natuurlijk flauw om een feitelijke vraag te stellen — ging over hoeveel ontwikkelingsgeld wij hebben gegeven aan Afghanistan de afgelopen jaren. Dat is 1,3 miljard, 1,3 miljard euro, en dat was samen met onze militaire inspanning niet voldoende om Afghanistan tot het Zwitserland van Centraal-Azië te maken. Dus mijn vraag aan mevrouw Arissen is waarom haar strategie, terwijl we al zoveel geld uitgeven aan ontwikkeling, wel zou werken. Want het enige dat zij doet, is de militaire kant daar onderuit zagen en ik vind dat simpelweg onuitlegbaar.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Ja, een wedervraag: hoeveel hebben we uitgegeven aan militaire missies de afgelopen jaren, hoeveel burgerslachtoffers zijn er gevallen en hoeveel onveiligheid heeft dat opgeleverd voor de kinderen die naar school zijn gegaan, terwijl dat er minder zijn dan in 2002? Ik vind dat een schande.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Ja, meneer Sjoerdsma.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ik dank u wel voor uw coulance, mevrouw de voorzitter. Ik wil één ding toch wel rechtzetten. Ik heb dit debat nu al heel erg vaak gehoord, met het woord "burgerslachtoffers". Er wordt geen onderscheid gemaakt. Er wordt gedaan alsof de burgerslachtoffers — dat zijn inderdaad nog steeds schrikwekkende aantallen, maar ze nemen af — alleen zouden worden veroorzaakt door de NAVO-aanwezigheid daar, terwijl de werkelijkheid is dat meer dan twee derde wordt veroorzaakt door laffe, lafhartige aanslagen van de taliban en daar moet u zich ook rekenschap van geven.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Voorzitter. Mag ik hier nog even op reageren? Er zijn op dit moment meer dan twintig terroristische groeperingen in Afghanistan, de taliban is alleen maar weer opgekomen, en ISIS is daar op dit moment. Dus ik begrijp werkelijk niet hoe D66 en de VVD kunnen betogen dat het er zo veel veiliger op is geworden.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Weet mevrouw Arissen-Van Kooten ook waarom er minder kinderen naar school gaan op dit moment?

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Ja. Ik citeer UNICEF. Het gaat om "3,7 miljoen kinderen die niet naar school kunnen door de verslechterde veiligheidssituatie, de grote armoede en de discriminatie van meisjes". UNICEF geeft daar een aantal redenen voor en zegt dat het er dus onveiliger op is geworden in de afgelopen jaren, ondanks onze militaire missie en alle ontwikkelingssamenwerking, die de militaire missie dus tegenwerkt.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Dan moet de geachte afgevaardigde erbij zeggen dat die onveiligheid niet zozeer veroorzaakt wordt door de internationale troepen, maar doordat de taliban zijn grip heeft vergroot, waardoor de meisjes inderdaad niet meer naar school gaan en waardoor er minder kinderen naar school gaan. En als mevrouw Van Kooten werkelijk wil dat die kinderen wél naar school gaan, dan moet zij toch erkennen dat Afghanistan nog steeds die internationale troepen nodig heeft? Dat is de werkelijke oorzaak.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    De Partij voor de Dieren is van mening dat we de voedingsbodem voor terrorisme, voor oorlog en voor geweld weg moeten nemen. En dat doe je niet met wapens, maar dat doe je door mensen daadwerkelijk een toekomst te geven, en die niet uit handen te slaan met de zoveelste bom.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

    De heer Öztürk (DENK):
    Voorzitter. We hebben vanmiddag de uitbreiding van de NAVO-missie besproken. Daarbij hebben wij onze zorgen uitgebreid aan de orde gebracht. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om een laatste oproep te doen, een oproep om niet altijd maar weer mee te gaan met de oorlogszucht van de VS, een oproep om de wereld niet verder te ontwrichten, een oproep om onze militairen niet onnodig in gevaar te brengen, een oproep om deze eindeloze missie te stoppen. We hebben al genoeg gedaan. Het ging mis in Mali, het ging mis in Srebrenica en het gaat al zeventien jaar mis in Afghanistan. Er zijn 3.000 oorlogsslachtoffers, 7.000 gewonden, ondanks al die militairen, al die bommen, al die miljarden. Het gaat maar door. We boeken geen vooruitgang. Hoelang gaan we tegen beter weten in, onze militairen inzetten voor een kansloze missie? Wanneer durven we de conclusie te trekken die eerlijk en pijnlijk is?

    Voorzitter. Onze militairen mogen niet onnodig gevaarlopen. Daarom benoem ik nogmaals onze drie criteria om een missie aan te toetsen. Ten eerste willen wij dat onze militairen worden voorzien van basisbehoeften, goede uitrusting en veilige munitie. We hebben gezien dat dat in de afgelopen jaren niet het geval was. Ten tweede moet onze bijdragen in Afghanistan om de juiste redenen worden geleverd. We moeten niet meegaan in de oorlogszucht van landen die hun wil om de verkeerde redenen aan anderen willen opleggen. Ons derde criterium is dat de missie transparant moet zijn. Neem een oorlogsombudsman mee om te rapporteren. Bovendien zijn er vanuit de samenleving alleen maar kritische geluiden over deze missie te horen. We hebben net de aanwezigheid van een actiegroep kunnen meemaken. Het volk wil geen oorlog. Zonder maatschappelijk draagvlak mogen wij onze militairen niet in gevaar brengen.

    Tot slot, voorzitter. DENK gaat niet akkoord met de uitbreiding. Ik zie dat er toch een Kamermeerderheid voor is bij de establishmentpartijen, die al jarenlang meedoen als er een vraag komt om mee te doen met de missie. Mocht er dus toch een Kamermeerderheid blijken te zijn, dan wenst DENK onze militairen uiteraard een behouden thuiskomst.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

    De heer Voordewind (ChristenUnie):
    Voorzitter, we danken de drie ministers voor de beantwoording en de verheldering van onze vragen. We hebben als fractie inmiddels voldoende informatie om een afweging te kunnen maken. We hebben van de minister van Buitenlandse Zaken begrepen dat er nog een notificatiebrief komt — voor de kijkers thuis: dat is een aankondigingsbrief — over de maritieme missie. Dat kan, zo heb ik begrepen, óf de NAVO zijn óf de EU. We hebben in de samenhangbrief moeten zien dat er ook een vooraankondiging is van de missie in Irak en de VN-missie in Mali. Dat is duidelijk. Die artikel 100-brief wachten we dan ook af.

    Andere collega's hebben het al een paar keer gezegd: we constateren dat er na 2001 meer schoolgaande kinderen zijn, namelijk 9 miljoen. Daar waar de taliban grip heeft gekregen op gebieden, gaat het aantal schoolgaande kinderen naar beneden. De positie van vrouwen en meisjes is substantieel verbeterd. Toegang tot schoon drinkwater? Verbeterd. Meer vrouwen hebben toegang tot het rechtssysteem. Deze positieve ontwikkelingen zijn alleen mogelijk geweest doordat de veiligheid in die met name stedelijke gebieden gegarandeerd was. Indien de NAVO-missie zou verzwakken, zou dit direct gevolgen hebben voor de sociale ontwikkeling en voor de versterking van de rechtsstaat.

    Voorzitter. We weten ook dat een duurzame oplossing alleen kan via de onderhandelingstafel, maar tegelijkertijd constateren wij dat de uitbreiding nu helaas nodig is. Die uitbreiding met 60 militairen kunnen wij als ChristenUnie dan ook steunen. Want de ministers hebben ook duidelijk gemaakt dat luchtsteun verzekerd is door de Amerikanen, dat er Bushmasters aanwezig zullen zijn om het veilige vervoer over de grond te garanderen en dat medische evacuatie mogelijk is door de Duitsers indien er gewonden vallen; de 10.1.2 regel is gegarandeerd, hebben wij begrepen van de ministers. Omdat dit gegarandeerd is kunnen wij ook instemmen met deze missie. We wensen het thuisfront, de familie van de militairen, sterkte toe en de militairen zelf een succesvolle missie, Gods zegen en een behouden thuiskomst.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

    Mevrouw Ploumen (PvdA):
    Dank u wel, voorzitter. De afweging voor de Partij van de Arbeidfractie om wel of niet in te stemmen met deze missie begon met de vraag die we onszelf stelden: als wij daar nou zouden wonen? Als wij nou in Kabul of in een van de provincies zouden wonen en we het afgelopen jaar zouden hebben gezien dat inderdaad meer meisjes naar school kunnen maar ook dat er nog steeds bomaanslagen zijn. Als we zouden hebben gezien dat er hier en daar wat economische bedrijvigheid begint maar ook dat sommigen wegtrekken omdat ze geen enkele toekomst zien. Wat zouden we dan willen van de internationale gemeenschap? We zouden willen dat we niet in de steek worden gelaten. Dat is ook waarom Nederland de afgelopen jaren op verschillende manieren heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van Afghanistan, om mensen niet in de steek te laten. In onze Grondwet staat het geloof ik verwoord als de opdracht om bij te dragen aan een internationale rechtsorde.

    Voorzitter. Tegen die achtergrond hebben wij wel een aantal vragen gesteld over het voorgenomen besluit om de missie uit te breiden en te verlengen. Daarbij hebben we met name vragen gesteld als: is de uitrusting van onze militairen en is het materieel waarover ze kunnen beschikken afdoende, kunnen ze rekenen op adequate medische zorg, ook nu het geweldspectrum eigenlijk een treetje hoger gaat, en op welke manier kunnen we diplomatiek en met ontwikkelingssamenwerking bijdragen aan een Afghanistan waar mannen, vrouwen en jongens en meisjes veilig kunnen zijn?

    Voorzitter. We vroegen ook: hoe hangt deze missie samen met andere missiebesluiten? Vandaag hebben we met de ministers daarover gesproken. We hebben kennis kunnen nemen van briefings en we hebben de Kamerbrieven gelezen. Op basis daarvan kan onze fractie instemmen met het kabinetsbesluit.

    Voorzitter. We wensen de mannen en de vrouwen daarom heel veel succes met hun missie. We denken aan hun thuisfront in de periode dat ze hun geliefden moeten missen en we hopen bovenal op een behouden thuiskomst.

    Dank u wel.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik heb een vraag. De Partij van de Arbeid heeft in het verleden wel en niet missies in Afghanistan gesteund. Zij heeft die wel gesteund daar waar het zou gaan om opbouw, wat later overigens anders bleek te zijn. Zij heeft die ook niet gesteund. Ik heb hier in dat kader een quote van de heer Timmersmans uit 2011, die sprak van "een sterke militaire missie vanwege de strategie van de NAVO". Mevrouw Ploumen zei het zelf ook al: dit zijn commando's en die moeten in het hoger geweldsspectrum meevechten. Wat zijn de overwegingen voor de fractie van de Partij van de Arbeid om hoewel een exitstrategie ontbreekt en de boel in Afghanistan onveiliger wordt, deze missie toch te steunen ...

    De voorzitter:
    Mevrouw Ploumen.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    ... wetende dat president Trump ook de boel flink aan het bombarderen is in Afghanistan?

    Mevrouw Ploumen (PvdA):
    Een aantal jaren geleden heeft Afghanistan mede met hulp van de internationale gemeenschap gezegd: wij willen zelf voor onze veiligheid gaan zorgen. Dat heeft ertoe geleid dat Nederland, maar ook andere landen bijgedragen hebben aan het trainen van Afghaanse veiligheidstroepen, van bijvoorbeeld de politie, maar ook van militairen. In dat kader, namelijk de wens van Afghanistan om zelf voor de eigen veiligheid te kunnen zorgen, kunnen wij deze missie steunen. Want het is nadrukkelijk de bedoeling om ervoor te zorgen dat de veiligheidstroepen van Afghanistan in alle omstandigheden goed geoutilleerd en goed getraind zijn om de eigen bevolking te beschermen. Helaas hoort daar soms ook een hoger geweldsspectrum bij.

    De voorzitter:
    Tot slot.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voorzitter, tot slot. Kan mevrouw Ploumen dan uitleggen waarom iets wat een aantal jaren geleden met 140.000 militairen niet gelukt is, nu zou lukken met 20.000 militairen, wetende dat er nu meer terroristische groepen zijn? Ziet mevrouw Ploumen niet dat juist deze militaire strategie een belemmering vormt voor het vredesproces en dat de onveiligheid groeit?

    Mevrouw Ploumen (PvdA):
    Ik vind het spijtig dat mevrouw Karabulut zo weinig vertrouwen heeft in de Afghaanse veiligheidstroepen zelf. Ik zal niet zeggen dat die alles volledig onder controle hebben en dat alles state of the art is, maar men heeft daar het voornemen om zelf voor de veiligheid te zorgen en om de eigen bevolking te kunnen beschermen. Daardoor kunnen er inderdaad ook minder internationale bijdragen zijn. Deze is wat ons betreft heel specifiek gericht op een capaciteit die nog ontwikkeld moet worden bij het Afghaanse veiligheidsapparaat.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Ik kijk even of de minister van Buitenlandse Zaken al kan antwoorden. Ik wil eigenlijk nu een afspraak maken over het aantal interrupties. Ik laat twee interrupties toe. Het is aan jullie om te bepalen aan welke bewindspersoon jullie die richten. Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.


    Termijn antwoord

    Minister Blok:
    Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst alle Kamerleden bedanken die ongeacht de vraag of ze de artikel 100-vraag van het kabinet steunen of niet, hun grote steun hebben uitgesproken voor de mannen en vrouwen die — mag ik nu concluderen — met steun van de meerderheid van de Kamer namens ons allemaal worden uitgezonden. Het is zeer terecht dat u allemaal op die manier ook uw waardering uitspreekt voor het moeilijke werk dat zij namens ons doen. Ik zal nu ingaan op de door ieder van de sprekers nog aan de orde gestelde vragen op mijn terrein, zoals de collega's dat op hun terrein zullen doen.

    De heer Ten Broeke constateert dat Afghanistan een complex land zal blijven, maar dat er dankzij de inzet, ook van onze mannen en vrouwen, veel bereikt is en dat er om het uiteindelijk tot een succes te kunnen brengen, een voortgezette inzet nodig is. Ik dank hem dus voor zijn steun.

    Mevrouw Karabulut heeft de twijfel die zij al tijdens het AO uitsprak over de inzet vastgelegd in een motie, waarmee zij verzoekt om het besluit conform artikel 100 van de Grondwet inzake een militaire missie tot en met 2021 in Afghanistan in te trekken. Het verzoek aan de Nederlandse regering is gedaan door de democratisch gekozen president van Afghanistan, zoals ik ook heb gezegd in het overleg. Hij heeft duidelijk gemaakt dat hij aan een vredesproces wil werken en daar ook een concreet voorstel voor gedaan. Daarbij heeft hij onze steun nodig om een eigen troepenmacht te kunnen opbouwen, om daarmee te zorgen voor stabiliteit, waardoor er sprake kan zijn van een rechtsstaat en veiligheid, zodat kinderen naar school kunnen gaan en een samenleving opgebouwd kan worden.

    Als je zo'n verzoek krijgt, dat bovendien wordt ondersteund door de Verenigde Naties, die ook aanwezig is met een missie in dat land, dan moet je een heel goede reden hebben om zo'n verzoek af te wijzen. Dan moet je je ook realiseren wat het betekent wanneer er geen militaire aanwezigheid zou zijn. Mevrouw Karabulut was de eerste, en anderen gingen daar ook later op in, om de vergelijking met het verleden te trekken. Dan moet je ook wel een complete vergelijking met het verleden trekken. We weten hoe de situatie was voor 2002. Mevrouw Karabulut ging terug naar 2002. Dat was het jaar van de massale Amerikaanse inzet. Daarvoor, dus zonder westerse militaire inzet, was de taliban aan de macht, verkeerde het land in de donkere middeleeuwen, was er een islamitisch-fundamentalistisch bewind, dat daar verschrikkelijk heeft huisgehouden, en was de situatie voor vrouwen en meisjes een hel, zoals ik het ook in het overleg heb genoemd.

    Het terugtrekken van militairen, zoals mevrouw Karabulut voorstelt, zou dus dramatisch zijn voor de bevolking van Afghanistan. Het zal duidelijk zijn dat ik deze motie dus ook ontraad.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Voor de volledigheid: dit verzoek is niet alleen door de president van Afghanistan gedaan, maar ook door de NAVO, waar de Verenigde Staten en president Trump de grote drijvende kracht achter zijn. Maar nu even deze windowdressing voorbij en terug naar de motivatie en de argumenten die de minister geeft om deze missie met drie jaar, maar als het nodig is met nog twintig jaar, dus echt oneindig te verlengen. Dat is: veiligheid, terroristische groepen eruit en minder vluchtelingen. Op alle drie de punten verslechtert de situatie. We hebben meer terroristische groepen in Afghanistan. Er zijn meer vluchtelingen. Ook wij worden door deze inzet meer bedreigd. Dat schrijft de minister ook in de beantwoording.

    De voorzitter:
    De minister.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Wat is dan het doel van deze minister? Kan hij daar nu, want dat deed hij in het debat niet, inhoudelijk op ingaan?

    Minister Blok:
    Mevrouw Karabulut noemt drie aspecten, maar zij noemt bewust niet het aspect dat ik noemde. Ik zal op haar aspecten ingaan, maar ik vind dat veelzeggend. Ik schets de situatie waarin Afghanistan terecht zal komen als we doen wat mevrouw Karabulut vraagt, namelijk volledige militaire terugtrekking. Dat worden de donkere middeleeuwen. En inderdaad, dat heeft ook effecten op de punten die mevrouw Karabulut noemt. Dan zal het ook, nog veel meer dan nu, een uitvalsbasis zijn voor terrorisme. De reden voor het ingrijpen was de aanslag op de Twin Towers, echt een verschrikkelijke aanslag, georganiseerd vanuit Afghanistan. Er waren toen enorme vluchtelingenstromen, die ook op geen enkele manier terug konden naar hun land, want Afghanistan was de donkere middeleeuwen. Die situatie krijg je dan ook weer terug. En je krijgt een situatie waar voor de totale bevolking geen enkele sprake is van veiligheid. Er komen weer stenigingen. Er worden handen afgehakt voor diefstal. Islamitisch fundamentalisme heeft weer de macht. Dat kunnen we met z'n allen toch niet laten gebeuren?

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik constateer dat deze minister blijkbaar de mensen, de gewone Afghanen voor 2001 allemaal als achterlijk afschildert. Ik neem afstand van hoe hij daarover spreekt. Twee. Ik constateer dat de minister niet ingaat op de feiten zoals die nu zijn. Laat ik even helder wezen: natuurlijk vrouwenrechten en ondersteuning waar we kunnen, zeker. Maar kan de minister dan ook voor één keer eerlijk zijn dat die interventies, de permanente oorlog in Afghanistan, Irak en Libië niet die veiligheid brengen die deze minister en andere grootmachten ons beloven?

    De voorzitter:
    De minister.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Er zijn meer terroristische groepen en meer aanslagen. Dat is de motivatie die de minister gebruikt om ons deze eindeloze oorlog verder in te zuigen.

    Minister Blok:
    Mevrouw Karabulut noemt nu weer een heleboel dingen. Zij noemt toch onder meer dat zij wel voor de rechten van vrouwen en meisjes is. Hoe kun je voor de rechten van vrouwen en meisjes zijn en tegelijkertijd zeggen: trek de westerse troepen maar terug? Je weet toch wat er dan gaat gebeuren?

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Ik constateer wederom dat de minister dus geen antwoord heeft op de door hem aangedragen punten als reden voor deze interventie en dat hij dus instemt met het feit dat het onveiliger is geworden en dat er meer terrorisme is. Twee. Die vrouwen en meisjes worden ook kapotgebombardeerd door de VS. Er zijn ook droneaanvallen. Drie. De ngo's die wij hebben gesproken willen allemaal weg uit Afghanistan. Waarom? Omdat het er onveilig is. De Amerikaanse diplomaten ...

    De voorzitter:
    Nee, mevrouw Karabulut. Het is genoeg.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    ... kunnen niet zonder helikopter op reis.

    De voorzitter:
    Mevrouw Karabulut.

    Mevrouw Karabulut (SP):
    Zou de minister daarop kunnen reflecteren?

    De voorzitter:
    Mevrouw Karabulut. Ik wil voorstellen dat de minister gewoon ingaat op de vragen en dan gaan we verder met de andere Kamerleden. Ook zij hebben vragen gesteld.

    Minister Blok:
    Mevrouw Karabulut zegt dat ngo's Afghanistan willen verlaten. Als mevrouw Karabulut haar zin krijgt, zullen ze dat moeten omdat de taliban ze niet toe zullen laten.

    Voorzitter. Dan kom ik bij de heer De Roon, die ook inging op cijfers over toenemend geweld en op het effect dat niet te meten zou zijn. Ik heb aangegeven dat er acht jaar geleden 130.000 buitenlandse troepen nodig waren om te kunnen zorgen voor stabiliteit in Afghanistan. Dat aantal is inmiddels teruggebracht tot 16.000, maar de Afghaanse regering, die democratisch is gekozen, vraagt wel onze steun om die troepen te leren, te ondersteunen, om de orde in het land te kunnen handhaven. Om de redenen die ik net met mevrouw Karabulut heb gewisseld, vind ik het juist om dat verzoek in samenwerking met bondgenoten en ingebed in een verdere ontwikkelingsstrategie te honoreren.

    De heer Sjoerdsma had nog een aantal punten die specifiek betrekking hadden op de collega van Defensie. Zij zal daarop ingaan, maar ik dank hem voor zijn uitgesproken steun.

    De heer Krol gaf aan hoe lastig de afweging voor zijn fractie was. Dat hij in ieder geval op dit moment geen steun uit kon spreken, betreur ik natuurlijk.

    De heer Stoffer sprak zijn steun uit. Verwijzend naar de woorden van generaal De Kruif gaf hij aan hoe complex de inzet in Afghanistan is en hoe waardevol de bijdrage van onze mannen en vrouwen daar is. Ook hem dank ik voor zijn steun.

    De heer Van Helvert ging ook in op het vele dat we gelukkig hebben kunnen bereiken. Ik dank hem voor zijn steun.

    De heer Van Ojik had twee aanvullende vragen over de informatie en de samenhang in komende militaire missies. Daar zal collega Bijleveld op ingaan. Ook hem dank ik voor zijn steun.

    Mevrouw Van Kooten koos ook voor de optie van het helemaal terugtrekken van militairen. Ik meen die optie in het debat met mevrouw Karabulut al voldoende toegelicht te hebben.

    De heer Öztürk is ook voor het volledige terugtrekken van militairen. Ook hem wijs ik op de gevolgen die dat zou hebben. Ik heb ze al richting mevrouw Karabulut genoemd.

    De heer Voordewind vroeg nogmaals naar een notificatie over een eventuele marinemissie. Als zo'n marinemissie er komt en het een artikel 100-missie is, dan zullen we die inderdaad tijdig notificeren. Ook hem dank ik voor de uitgesproken steun.

    Mevrouw Ploumen eindigde met de zin waarmee ze vanmiddag ook begon en die wel heel treffend een belangrijke vraag illustreert waar wij vandaag voor stonden: wat zouden wij nou willen als wij in Afghanistan zouden wonen? Ook haar dank ik voor het feit dat zij het antwoord op die vraag invult door steun uit te spreken aan het voornemen van het kabinet.

    Voorzitter. Ik hoop hiermee de vragen afdoende beantwoord te hebben.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Defensie.

    Minister Bijleveld:
    Dank u wel, voorzitter. Ik wil mij ook aansluiten bij de woorden die de collega van Buitenlandse Zaken heeft uitgesproken. Hij zei dat hij blij was met de brede steun die er in de Kamer is voor deze missie in Afghanistan, en uiteindelijk voor onze mannen en vrouwen die daar het werk doen. Dat doen ze uiteindelijk ook altijd met gevaar voor eigen leven. Daar zijn we ons meer dan bewust van. Wat wij kunnen doen om ze behouden naar huis te laten komen, zullen wij doen.

    Er zijn nog een paar vragen in mijn richting overgebleven. De heer Ten Broeke heeft nog eens nadrukkelijk gezegd dat het heel belangrijk is dat we meer in de "end state"-gedachte gaan denken als het gaat om missies. Dat is ook de reden waarom we een langere termijn voor dit mandaat hebben gevraagd dan misschien gebruikelijk is, met een tussentijdse toets op die gedachte. We zullen daar ieder jaar evaluatief naar kijken. Dat hebben we afgesproken.

    Dan de andere vragen. De heer Sjoerdsma heeft nog eens de punten waar wij voor staan, benadrukt. Ik denk dat hij goed heeft aangegeven waarom het heel erg van belang is dat we uiteindelijk met z'n allen inzetten op die veilige situatie in Afghanistan. Die missie heeft daar ook nadrukkelijk effect op, als wij de zaken goed regelen: het goede materiaal, een goede medische voorziening en luchtsteun. Als er geen luchtsteun is, zullen onze mannen niet naar buiten gaan. Dat heb ik vanmiddag in het debat ook tegen de heer Van Helvert gezegd. Die zaken zijn geregeld. Ik heb de Kamer ook verzekerd dat deze missie geen effect heeft op het uiteindelijke tijdpad naar de basisgereedheid van de krijgsmacht, die onze grootste zorg is.

    Op andere punten is collega Blok ingegaan, dus ik ga in op die van de heer Van Ojik. Hij zei: "Ik heb vanmiddag twee punten ingebracht. Eén. De samenhang binnen Afghanistan. Hoe zit dat nou? En twee. De samenhang onderling aan de missiekant." Hij vroeg aan ons: wilt u in de contactgroep voor Afghanistan nog eens nadrukkelijk bespreken hoe de doelen met elkaar te versterken zijn? Het antwoord daarop is ja. Ik heb zelf bij de NAVO-ministeriële ook met de Afghaanse minister van Defensie gesproken, maar ook met de force commander in Afghanistan, generaal John Nicholson. Het is namelijk inderdaad een complexe en ingewikkelde situatie. Mevrouw Ploumen heeft dat aangegeven en u heeft dat vanmiddag ook gedaan. We moeten proberen om dat goed met elkaar in verband te brengen. Dus ik zal dat punt oppakken. We zullen dat bespreken.

    Dan had u nog een tweede punt: de Rekenkamer, waar we twee weken geleden ook met elkaar over hebben gesproken, en de hoge missiedruk. U zei, en dat heeft u vanmiddag ook gezegd: "Het liefst zou ik alle besluiten rondom artikel 100-brieven, voor zover ze nodig zijn, in samenhang bespreken". Dat is natuurlijk de reden waarom we die samenhangbrief over wat eraan komt naar voren hebben gehaald. Normaal komt die in het najaar. Maar ook op de vraag "als het dan komt, kunt u het dan nog eens goed naast elkaar zetten?", is het antwoord ja. Wij zullen voor zover we dat kunnen dat in samenhang proberen aan te geven, ook indachtig wat de Algemene Rekenkamer in onze richting heeft aangegeven. We zullen dat gewoon successievelijk aflopen en ook in verband met elkaar brengen. Dus op beide vragen is het antwoord ja.

    Ik denk dat het heel erg van belang is dat u nog eens hebt aangegeven — zo zie ik het echt en ook mevrouw Ploumen zei dat — dat uiteindelijk datgene wat onze militairen daar doen, echt bijdraagt aan de ontwikkeling van de rechtsstaat. Hoe wankel die ook is, want dat gaat met vallen en opstaan. Daar hebben we ook in de ene termijn in het algemeen overleg over gesproken. De capaciteit die wij leveren — dat zei mevrouw Ploumen ook nog, bijna bij het weglopen — oftewel de special forces, daar zijn wij ook goed in. Dat is uniek en dat is een capaciteit die daar nog echt moet worden ontwikkeld. In die zin is het, denk ik, heel erg van belang dat wij die capaciteit desgevraagd kunnen leveren.

    Ten slotte wil ik nog zeggen dat de benadering die mevrouw Ploumen koos — hoe zouden wij ernaar kijken? — mij in het overleg al aansprak en nu weer. Uiteindelijk is dat ook de weging waar we voor staan met z'n allen. Ik wil u dus bedanken voor uw steun. In z'n totaliteit gaat het erom dat we beschermen wat ons dierbaar is, of dat nu hier in het Koninkrijk is of samen met bondgenoten elders in de wereld. Dat is waar wij dagdagelijks voor op pad zijn.

    Daar wil ik het bij laten, omdat ik de vragen heb beantwoord.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit debat. Ik dank de Kamerleden en de bewindspersonen.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Over de ingediende motie zullen we vannacht stemmen.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Voorzitter: Martin Bosma

    Water

    Water

    Aan de orde is het VAO Water (AO d.d. 28/06).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    We moeten er met z'n allen even zeven VAO'tjes respectievelijk VSO'tjes doorheen persen voordat we naar huis kunnen. Dat gaan we dus met een redelijke snelheid doen. Ik ben door de voorzitter ingezet als pinchhitter. Alle verloven zijn ingetrokken.

    Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Fijn dat u bij ons bent. Alle sprekers hebben twee minuten spreektijd. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van Brenk van 50PLUS.

    Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
    Dank u wel, voorzitter. De minister gaf mij een compliment dat ik een goede ambassadeur ben van SDG 6 Water en Sanitatie. Dank daarvoor, maar ik heb haar inzet als verantwoordelijk minister voor waterbeleid hierbij keihard nodig. Tot mijn grote vreugde heeft u inmiddels in deze commissie niet één maar twee ambassadeurs voor water. Ook de heer Stoffer is tot dit goede gezelschap getreden. Dus u bent gewaarschuwd. Daarom de volgende motie van de twee SDG 6-ambassadeurs Van Brenk en Stoffer.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het High-level Political Forum in New York het podium is om de 5 SDG's die centraal staan naar voren te brengen;

    overwegende dat Nederland zich gecommitteerd heeft aan de SDG-doelen, waaronder SDG 6 inzake water en sanitatie;

    overwegende dat dit betekent dat het te bereiken doel, te weten 50 miljoen mensen van sanitatie en 30 miljoen mensen van schoon drinkwater te voorzien, een grote uitdaging is;

    verzoekt de regering voor dit doel het podium op het High-level Political Forum optimaal te benutten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 435 (27625).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat in het regeerakkoord een bestuurlijk akkoord klimaatadaptatie is aangekondigd;

    overwegende dat de medeoverheden hebben aangegeven dat de komende jaren 230 miljoen nodig is voor klimaatadaptatiemaatregelen;

    overwegende dat er tot dusver slechts 10 miljoen voor 2019 en 2020 beschikbaar is;

    overwegende dat de potentiële schadelast bij het niet of onvoldoende nemen van maatregelen enorm is, te weten 71 miljard;

    overwegende dat de Waterwet mogelijk gewijzigd wordt om extra middelen beschikbaar te krijgen;

    overwegende dat bij een substantieel te lage investering van het Rijk het sluiten van het bestuursakkoord ook in gevaar komt, en dat dit in niemands belang is;

    verzoekt de regering alles op alles te zetten om meer middelen voor klimaatadaptatie te vinden, en ervoor zorg te dragen dat het bestuurlijk akkoord klimaatadaptatie gesloten kan worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 436 (27625).

    Als u nog even blijft staan, want er is een vraag aan uw adres van de heer Sienot.

    De heer Sienot (D66):
    Ik zal het heel kort houden. Die SDG's zijn fantastisch belangrijk, en die zijn ook heel erg gebaat bij concrete voorstellen. Ik vraag me even af wat het optimaal benutten van dat podium in New York betekent. Hoe moet ik dat zien?

    Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
    Dank u wel, meneer Sienot. U was bij de bijeenkomst en u heeft gezien dat ik aan de minister een brief heb overhandigd met daarin zes voorstellen wat daar te behandelen in New York. Die heb ik niet alleen aan deze minister gegeven, die heb ik ook aan minister Kaag gegeven. Die heb ik uitgeschreven. Die kan ik zo aan u doen toekomen. Er zijn dus hele concrete maatregelen waarvan wij hopen dat onze staatssecretaris die gaat inbrengen.

    De voorzitter:
    Prima, hartstikke goed. Dank u wel. De heer Geurts van de fractie van het CDA.

    De heer Geurts (CDA):
    Voorzitter. Een lange motie, maar die gaat in twee minuten.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat:

    • de bestrijding van wateroverlast vooral een taak is van gemeenten en waterschappen en zij daarvoor zelf bekostigingsinstrumenten zoals de rioolheffing en de watersysteemheffing hebben;
    • de intensiteit en frequentie van extreme neerslag toenemen en dat dit (ook bovenregionale) overlast en schade veroorzaakt;
    • dit grote impact heeft op de samenleving en maatregelen tegen wateroverlast noodzakelijk zijn;

    overwegende dat:

    • de urgentie om maatregelen versneld uit te voeren toeneemt en het Rijk met cofinanciering een belangrijke impuls kan geven om de aanpak gedurende vijf jaar te versnellen;
    • het Deltafonds als waterfonds bedoeld is voor het bekostigen van maatregelen in het kader van waterbeheer en één van de doelen van het Deltafonds het beperken van wateroverlast is;
    • het Rijk uit het Deltafonds alleen maatregelen kan bekostigen ter bestrijding van wateroverlast en dat het verstrekken van subsidies uit het Deltafonds aan decentrale overheden nu niet mogelijk is;

    verzoekt de regering de Waterwet aan te passen om subsidiëring van maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van wateroverlast en daarmee samenhangende onderzoeken uit het Deltafonds mogelijk te maken, zonder dat dit ten koste gaat van noodzakelijke investeringen in de waterveiligheid;

    verzoekt de regering tevens de Kamer bij de begrotingsbehandeling 2019 over het tijdspad te informeren met als doel zo snel mogelijk gestalte te geven aan de aanpassing Waterwet,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Sienot, Remco Dijkstra, Stoffer, Van Brenk en Dik-Faber.

    Zij krijgt nr. 437 (27625).

    De heer Van Aalst van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

    De heer Van Aalst (PVV):
    Dank u wel, voorzitter. We hebben een mooi, emotioneel AO gehad. Helaas zonder excuses. Helaas zonder de benodigde toezegging. Vandaar dien ik vandaag de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de vergunning voor het lozen van GenX nog steeds te ruim is;

    overwegende dat diverse bevoegde gezagen betrokken zijn bij het dossier GenX, die allemaal een eigen rol en verantwoordelijkheid hebben;

    overwegende dat deze versnippering van de bevoegdheden tot extra onduidelijkheid kan leiden voor omwonenden over hun drinkwater en leefomgeving;

    verzoekt de regering om de regie te pakken in het dossier GenX, en te bevorderen dat er meer duidelijkheid ontstaat voor zowel de omwonenden als de chemiesector,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 438 (27625).

    De heer Van Aalst (PVV):
    Ik ga ervan uit dat de minister hier blij van wordt en haar regierol neemt. Zo niet, dan is ook zij degene die GenX aan haar handen zal hebben.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dan de heer Remco Dijkstra van de fractie van de VVD.

    De heer Remco Dijkstra (VVD):
    Voorzitter. Ik wil drie punten benoemen. Allereerst de motie op stuk nr. 437 die de heer Geurts indiende. Die ondersteunen wij natuurlijk, aangezien er voor die mogelijkheid om schade door water te voorkomen een wijziging van de wet moet plaatsvinden. Ik denk dat het verstandig is om het Deltafonds hier ook voor te kunnen gebruiken.

    Mijn tweede punt is dat het goed is dat de minister in Limburg was. Ze is ook bereid om twee keer 10 miljoen in totaal voor heel Nederland ter beschikking te stellen om alvast een soort overflow te hebben, letterlijk en figuurlijk. Ik zou zeggen: besteed het dan met name aan de mensen, bijvoorbeeld in Meerssen, in Limburg, die inderdaad als eerste schade hebben.

    Ten slotte, voorzitter. De VVD is erg verheugd dat de nevengeul bij Varik-Heesselt van de baan is. De veiligheid kunnen we garanderen. We gaan de uiterwaarden uitbaggeren en de dijken versterken. Dat moeten we sowieso doen. En we nemen geen risico's met de mensen daar, die ook langs de rivier wonen. Ik wens de minister en Rijkswaterstaat succes met de uitvoering. Ik hoop dat ze ook spoedig van start gaan. Ik denk dat het nodig is dat in de toekomst dit soort waterprojecten kunnen worden getoetst aan zo'n langetermijnvisie voor de rivieren, die ook aangekondigd is.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan de heer Sienot van D66.

    De heer Sienot (D66):
    Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Wat we nu "extreem weer" noemen, kunnen we straks weleens vrij normaal gaan vinden: enorme hoosbuien die worden afgewisseld door lange perioden van hitte en droogte. D66 wil dat we ons hier nu op voorbereiden door van gemeenten sponzen te maken die het water opvangen bij plensbuien en weer teruggeven in periodes van droogte. Die sponzen ontstaan helaas niet vanzelf. Daarom waarderen we het plan van de minister om in 2019 en 2020 al te investeren in oplossingen die ons beschermen tegen wolkbreuken. Bovendien hebben we haar verzoek om steun gehoord voor de wetswijziging waarmee we het Deltafonds ook kunnen inzetten voor bescherming tegen wateroverlast. Daarom staat onze naam ook onder de motie hierover op stuk nr. 437, die de heer Geurts zojuist heeft ingediend.

    Voorzitter. Met veel plezier denk ik terug aan de fietstocht door Varik-Heesselt. Zelfs de heer Remco Dijkstra fietste! Na alle gesprekken met betrokkenen begrijp ik nu de keuze om de dijken te versterken. Tegelijkertijd vind ik het verstandig om de reservering voor de nevengeul te behouden. We houden daarmee de ruimte om in te spelen op de toekomstige ontwikkelingen, terwijl er nu in het gebied ook nog veel mogelijk is.

    Ten slotte, voorzitter. Het is vandaag 5 juli. Dat zeg ik niet zomaar, want het is de dag na 4 juli. Gisteren werd, als het goed is, een klap gegeven op de afspraken met de provincies, waterschappen en andere partners voor het Bestuursakkoord Water. Was de klap raak? Graag een reactie van de minister.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Dan mevrouw Kröger van GroenLinks.

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties, dus ik ga snel van start.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het tegengaan van klimaatverandering, klimaatadaptatie en de bouwopgave een grote opgave voor Rijk, provincies en gemeenten betekenen;

    overwegende dat er grote voordelen te behalen zijn voor milieu, veiligheid en leefbaarheid als deze opgaven gecombineerd en reeds vanaf de planfase als een geheel worden opgepakt;

    verzoekt de regering om te onderzoeken hoe provincies en gemeenten met grootschalige bouw-, sanerings- en uitbreidingsplannen het beste ondersteund kunnen worden in het combineren van deze nieuwe uitdagingen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 439 (27625).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er steeds meer persistente, mobiele en toxische stoffen, zogenaamde PMT-stoffen, bij komen;

    overwegende dat deze moeilijk uit het drinkwater te zuiveren zijn;

    overwegende dat deze stoffen een negatieve impact op de gezondheid kunnen hebben;

    verzoekt de regering zich in Europa in te zetten voor het toevoegen van de persistente, mobiele en toxische stoffen aan de lijst van zeer zorgwekkende stoffen binnen de REACH-regelgeving,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 440 (27625).

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Tot slot een motie over de ramp in de haven van Rotterdam.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat bij de olieramp in de Rotterdamse haven grote hoeveelheden scheepsstookolie van onbekende samenstelling zijn vrijgekomen;

    overwegende dat het daardoor lastig is in te schatten wat de daadwerkelijke ecologische schade voor het getroffen gebied is en of er gezondheidsschade dreigt voor de hulpverleners en vrijwilligers die met de olie in aanraking zijn gekomen;

    verzoekt de regering om de ecologische gezondheid van het getroffen gebied en de medische gezondheid van de blootgestelde mensen goed te monitoren en zo nodig maatregelen te treffen om verdere schade te voorkomen;

    verzoekt de regering tevens te onderzoeken of de processen en procedures in de haven met betrekking tot de dagelijkse veiligheid van schepen en installaties en de procedures bij een ongeluk of ramp nog steeds voldoen of dat verbetering nodig is,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 441 (27625).

    Dan is het woord aan mevrouw Van Kooten-Arissen van de Partij voor de Dieren.

    Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
    Voorzitter, dank u wel. Ik heb ook drie moties, dus ik ga ook snel van start.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat weerextremen reeds heftiger zijn dan voorspeld werd in de klimaatmodellen;

    constaterende dat waterberging van groot belang is bij het voorkomen van wateroverlast en droogte;

    constaterende dat er internationaal breed enthousiasme is over het recent afgesloten project Ruimte voor de Rivier;

    constaterende dat de watermanagement-drietrapsstrategie "vasthouden, bergen, afvoeren" een kernonderdeel is van Ruimte voor de Rivier;

    verzoekt de regering, gegeven de huidige en toekomstige klimaatverandering, te bevorderen dat zowel in de bebouwde omgeving als bij de waterveiligheidsprojecten deze drietrapsstrategie wordt aangehouden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 442 (27625).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat uit rapportage van de ILT blijkt dat GenX-stoffen op verschillende plekken in de keten, van Chemours tot aan afvalverwerking, via afval in de lucht, de grond en het water terechtkomen;

    constaterende dat door de toename van de verspreiding van GenX-stoffen steeds meer gemeenten en provincies betrokken zullen zijn als bevoegd gezag;

    overwegende dat het een omslachtig en zeer tijdrovend proces is om de kennis van de verschillende bevoegde gezagen te vergroten en onderlinge afstemming te stimuleren;

    verzoekt de regering om de regie op zich te nemen als het enige bevoegde gezag als het gaat om GenX-stoffen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kooten-Arissen en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 443 (27625).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er niet voldoende middelen op voorraad waren om alle dieren adequaat te helpen bij het recente stookolielek in Rotterdam;

    van mening dat dit met enkele simpele voorzorgsmaatregelen, zoals het aanschaffen van een voorraad zwanenzakken, verholpen kan worden;

    verzoekt de regering in de evaluatie van het ongeval specifiek aandacht te besteden aan de beschikbaarheid van getrainde mensen en materialen bij vogelopvangcentra,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 444 (27625).

    De voorzitter:
    De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Laçin van de fractie van de SP. Terwijl hij hiernaartoe komt, gaat de heer Geurts iets bij de microfoon zeggen. Komt u maar, meneer Laçin!

    De heer Geurts (CDA):
    Dank, voorzitter. Ik zou graag bij mijn motie op stuk nr. 437 de ondertekening aanvullen met de persoon van mevrouw Dik-Faber van de ChristenUniefractie.

    De voorzitter:
    U wordt steeds populairder. Het woord is aan de heer Laçin.

    De heer Laçin (SP):
    Dank je wel, voorzitter. Ik denk dat we een goed AO hebben gehad met veel punten die we delen met de minister. Ik ben benieuwd naar het onderzoeksrapport over de milieuramp in Rotterdam. We zijn benieuwd naar wat er allemaal met die stookolie was vermengd, want we weten dat dat op grote schaal gebeurt. Honderden zwanen zijn er de dupe van geworden.

    We zijn blij met de beslissing over de dijkversterking bij Varik-Heesselt. Ik mag alleen nog een keer een kanttekening bij het Barro, omdat dat blijft staan. De minister heeft gezegd dat ze in gesprek blijft met de bewoners over hun zorgen als dat nodig is, zodat zij niet voor verrassingen komen te staan.

    Nu dan toch het hoofdpijndossier bij water: Chemours en GenX. Kamerbreed zijn er zorgen geuit over de lozingen, de risico's en de regierol. Wat ons betreft moeten die lozingen gewoon zo snel mogelijk stoppen. Daarom zijn we blij met de inzet van de minister en de staatssecretaris om GenX op de zeerzorgwekkendestoffenlijst te krijgen, hopelijk zo snel mogelijk.

    De voorzitter:
    Maar dat vraag ook om een motie.

    De heer Laçin (SP):
    De motie komt zo.

    De voorzitter:
    Let u ook op uw tijd?

    De heer Laçin (SP):
    Jaja, ik let zeker op mijn tijd.

    Ik wacht ook nog steeds met smart op de brief over de inzet om het drinkwatercriterium in REACH op te nemen. Die brief zie ik graag snel komen.

    Mijn motie gaat over de bevindingen van de ILT. Er is heel weinig bekend over GenX bij afvalverwerkers en dat wil ik toch anders geregeld zien. Daarom deze motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de ILT concludeert dat bij bezochte afvalverwerkers geen specifieke eisen met betrekking tot GenX staan in de milieu- of lozingsvergunningen;

    constaterende dat GenX in veel delen van ons land opduikt zonder dat duidelijk is dat daar met GenX gewerkt wordt;

    constaterende dat GenX op de lijst met potentieel zeer zorgwekkende stoffen staat en er initiatieven lopen om het op de lijst met zeer zorgwekkende stoffen te krijgen;

    overwegende dat we GenX zo veel mogelijk moeten minimaliseren in ons milieu, oppervlaktewater en drinkwater;

    overwegende dat het duidelijk moet zijn welke bedrijven met GenX werken;

    verzoekt de regering te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het verwerken van GenX door afvalverwerkers verplicht te registreren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 445 (27625).

    De heer Laçin (SP):
    Precies op tijd!

    De voorzitter:
    Ongelooflijk. De feestvreugde wordt nog extra opgevoerd doordat de heer Stoffer zich ook heeft aangemeld als spreker. Hij is de echte laatste spreker van de zijde van de Kamer. Het woord is aan hem.

    De heer Stoffer (SGP):
    Voorzitter, nu mevrouw Van Brenk melding had gemaakt van ons geregistreerd partnerschap als ambassadeur voor SDG 6, kan het natuurlijk niet zo zijn dat ik niet bij het VAO Water aan de orde kom. Dank, dat ik toch nog even mag. Ik denk dat er iets mis is gegaan met de aanmelding.

    Ik heb één motie en die ga ik gauw voorlezen om de tijd zo veel mogelijk te beperken.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat tuinders die investeren in collectieve zuivering van afvalwater hun MIA/VAMIL-voordeel dreigen mis te lopen, in verband met de voorwaarde dat de installatie binnen drie jaar gerealiseerd moet zijn;

    verzoekt de regering, gelet op de verplichting voor de glastuinbouw om per 2021 het afvalwater te zuiveren, te bezien of de genoemde voorwaarde voor dit geval geschrapt of verruimd kan worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 446 (27625).

    Kan de minister de moties reeds becommentariëren? Dat is niet het geval, maar ik denk dat de voorbereiding in twee of drie minuten moet lukken. U doet uw best en dat waardeer ik. Ik schors voor twee à drie minuten.

    De vergadering wordt van 23.48 uur tot 23.52 uur geschorst.

    De voorzitter:
    Het woord is aan de minister. De becommentariëring mag kort en puntig. Het woord is aan haar.


    Termijn antwoord

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Voorzitter, dank u wel. Ik zal proberen de moties zo snel mogelijk te behandelen. De motie op stuk nr. 435 van mevrouw Van Brenk gaat over de SDG. We hebben dat daar al vaker over gehad. U weet dat ik dat deel. De heer Stoffer weet dat ook. De motie is eigenlijk overbodig in die zin dat ik het verzochte graag al doe en we daar ook mee bezig zijn. Daarom zou ik de motie willen overnemen.

    De voorzitter:
    Is daar bezwaar tegen, vraag ik aan de leden. Ja, daar is bezwaar tegen bij de fractie van de PVV. Dan moet er dus gewoon gestemd worden en dan wil ik even een oordeel van de minister horen.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Dan zeg ik ontraden, omdat de motie eigenlijk overbodig is. We doen het immers allemaal al wel.

    Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
    Ik heb deze motie echt specifiek ingediend omdat de minister heeft gezegd: de staatssecretaris kan dat in de zijlijn wel even meenemen. Het punt is dat dit niet in de zijlijn moet, maar echt fundamenteel aan de orde gesteld moet worden. Ik vind echt dat de minister ons onrecht aandoet.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Ik heb gezegd dat de staatssecretaris alles wat er extra in de brief stond en marge mee zou kunnen nemen. Hier gaat het natuurlijk ook over wat u voorstelt over het High Level Panel zelf. Het High Level Panel on Water, waar onze minister-president in zit, heeft dit in het verleden al meerdere keren ingebracht. Maar goed, als u er echt heel erg op aan zou dringen, dan zou u met elkaar toch kunnen beslissen om mevrouw Van Brenk te steunen en dan gaat u erover stemmen. Maar het blijft dan bij ontraden.

    De voorzitter:
    Het oordeel blijft ontraden.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Dan de motie-Van Brenk op stuk nr. 436, die de regering verzoekt om alles op alles te zetten om meer middelen voor klimaatadaptatie te vinden. Zelfde argumentatie: dat doen we al. Ik zet me daar tot het uiterste voor in. Dus is de motie overbodig en dus ontraad ik haar.

    De motie op stuk nr. 437 van de heer Geurts is nou precies een teken van wat wij allemaal al doen en dat wij ons tot het uiterste inspannen om financiële middelen voor klimaatadaptatie ook te regelen. Dus deze motie kan ik van harte aanbevelen aan het oordeel van de Kamer.

    De motie op stuk nr. 438 van de heer Van Aalst wil ik ontraden. Ze verzoekt mij om een regierol te pakken. Daar hebben we het al vaker over gehad. Ik wil heel graag de bevoegde gezagen ondersteunen. Dat doen we ook. We brengen ze bij elkaar, we delen kennis, maar ik wil niet treden in de bevoegdheden van die bevoegde gezagen, die ook allemaal gewoon heel serieus hun taken oppakken.

    De voorzitter:
    Ik beperk de vragen tot de eerste indiener per motie, en dan slechts één vraag. Het woord is aan de heer Van Aalst.

    De heer Van Aalst (PVV):
    Ja, heel kort, voorzitter. Hier hebben we het inderdaad vaker over gehad. Het ging niet over het overnemen van het bevoegd gezag. Daar vraag ik niet om. Ik vraag om het overnemen van een regierol om dit op te lossen. Die motie vraagt niet meer dan dat de minister laat zien dat zij dit wil oplossen. Dus ik begrijp niet waarom ze in dezen niet gewoon de regierol neemt en zegt: ik ga dit oplossen voor zowel Chemours in Dordrecht als alle omwonenden als alle mensen die hier overlast van ondervinden.

    De voorzitter:
    Duidelijk.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Ik zie daar nog steeds geen aanleiding toe, want de bevoegde gezagen doen goed hun werk en wij ondersteunen ze daarbij.

    De motie op stuk nr. 439 van mevrouw Kröger verzoekt om provincies en gemeenten erbij te betrekken. Hetzelfde advies: is overbodig, doen we al volop. Ik ben goed in contact met de collega van BZK, onder andere hierover. Dus ook deze motie ontraad ik.

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Ik ben op de hoogte dat provincies en gemeenten al betrokken zijn. De vraag is hoe we ze het beste kunnen ondersteunen, vooral als er grote bouw- en saneringsplannen zijn. Dus ik ben ook heel erg blij als er een brief komt waarin de minister uitlegt hoe zij dat vorm gaat geven, samen met haar collega Ollongren en de anderen.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Ik stel me dan voor dat u dat aan collega Ollongren vraagt, want dat gaat echt over bouwen en dat moet niet in dit VAO Water terechtkomen.

    Dan de motie op stuk nr. 440 van mevrouw Kröger. Daar wordt het advies hetzelfde: ontraden, omdat de motie overbodig is. We doen het al en dat is ook al eerder aan de Tweede Kamer gemeld. We zetten flink in op dat Brusselse traject en daar is tijd voor nodig.

    De motie op stuk nr. 441, ook van mevrouw Kröger. Deze ...

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Dat zou ik heel goed nieuws vinden, maar volgens mij is ons nog niet toegezegd om deze specifieke categorie stoffen, de persistente mobiele toxische stoffen, toe te voegen aan REACH. Daar zet Nederland zich al hard voor in?

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Het gaat over de potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Daar zetten we ons hard voor in. Als u er nu een nieuwe categorie stoffen bij betrekt, gaat het binnen die categorie alleen om de stoffen die ook potentieel zeer zorgwekkend zijn. Dan doen we dat al, maar we gaan stoffen natuurlijk niet alleen hiervoor aanmelden omdat ze toxisch zijn, want dat kan in principe alles zijn. Maar ik heb het zo opgevat dat het gaat om de potentieel zeer zorgwekkende stoffen, zoals GenX, waar we het voortdurend over hebben. Ik deel zeer wat uw Kamer van ons vraagt: probeer dat zo snel mogelijk op de REACH-lijst te krijgen. Daar zijn we dus volop mee bezig.

    De voorzitter:
    Helder. De motie op stuk nr. 441. Ik doe één vraag per motie, mevrouw Kröger.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Voor de zogenaamde PMT-stoffen, zoals mevrouw Kröger het omschrijft, is het advies ontraden.

    Over de motie over de olieramp met Odfjell geef ik hetzelfde advies. Daar zijn we ook volop mee bezig. De OVV doet onderzoek, het OM doet onderzoek en er wordt aan alle kanten bekeken hoe het zit. Ik kan u nog melden dat inmiddels bekend is dat een Saudische maatschappij de eigenaar is van het schip, dus niet Odfjell, en dat die Saudische eigenaar van het schip de aansprakelijkheid ook niet ontkent en inmiddels de verzekeraar heeft ingeschakeld. Ik heb goeie hoop dat wij daarbij in ieder geval in financiële zin gecompenseerd gaan worden voor alle kosten. U heeft helemaal gelijk dat daarvoor onderzoek van de OVV en alle anderen nodig is, maar dat ga ik afwachten. Ik zie niet in dat we dat als regering zelf ook nog moeten gaan doen als daar betere instanties voor zijn aangewezen.

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Los van het feit dat het toch erg lijkt alsof de minister zo vlak voor het reces niet zo veel zin in oppositiemoties heeft, heb ik een vraag over het monitoren van de blootgestelde vrijwilligers. De minister heeft in het debat laten weten dat ze naar de vogelopvang geweest is. Het gaat ons erom dat die mensen in aanraking komen met potentieel toxische stoffen. Worden die mensen gemonitord? Als de minister de motie ontraadt omdat het staand beleid is, ben ik blij dat die mensen inderdaad gemonitord worden. Kan de minister dat toezeggen?

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Voor zover mij daarover nu gegevens bekend zijn, is de gezondheid van mensen niet in gevaar geweest. Ik wil u best toezeggen om dat nog even te checken. Als daar risico's zouden zijn, vind ik het uiteraard ook goed om dat te monitoren. Dan verzoek ik u om deze aan te houden tot ik u laat weten of er ergens risico's voor de menselijke gezondheid zijn geweest.

    De voorzitter:
    Betekent dat jaknikken dat u die motie aanhoudt, mevrouw Kröger? Mij blijkt dat dit het geval is.

    Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (27625, nr. 441) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    De motie van mevrouw Van Kooten op stuk nr. 442 gaat over het belang van waterberging voor klimaatadaptatie. Volgens haar moeten we vasthouden, bergen en afvoeren als trits in stand houden. Tijdens het algemeen overleg heb ik u al gezegd dat ik dat juist wil veranderen door daar ook "bevaarbaar" aan toe te voegen, omdat ik een integrale afweging wil. Ik ga die motie dus ook ontraden.

    De motie op stuk nr. 443 is eigenlijk een beetje een kopie van de motie van de heer Van Aalst van de PVV. Met dezelfde argumentatie ga ik die ook ontraden.

    De motie op stuk nr. 444 ziet een beetje op hetzelfde als waar ik net een gesprek over had met mevrouw Kröger. We zullen het ongeval uiteraard goed evalueren. De OVV doet dat onderzoek. Ik zal binnen dat lopende onderzoek zeker aandacht besteden aan de beschikbaarheid van mensen en materialen voor vogelopvang; dat zeg ik u dan bij dezen toe. Maar de motie kan ik dus ontraden.

    De heer Laçin verzoekt de regering om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om gebruik van GenX door afvalverwerkers verplicht te registreren. Het wordt een beetje eentonig, maar ook deze motie is overbodig, want als een stof zeer zorgwekkend is, moet er al verplicht worden geregistreerd. Als het nog geen zeer zorgwekkende stof is, zoals in het geval van GenX, kan het bevoegd gezag dit als eis opnemen. Dat kan nu dus al. Wat verplicht geregistreerd wordt is aan het bevoegd gezag. Ik wil u wel toezeggen om met de uitkomsten van het ILT-rapport contact op te nemen met de bevoegde gezagen, in dit verband bijvoorbeeld met de provincie Zuid-Holland. Die kan dit dus al doen. Ik wil u dus toezeggen dat ik hen zal verzoeken om het te doen. Maar ik hoef geen mogelijkheden te onderzoeken, want die zijn er gewoon al.

    De voorzitter:
    En wat betekent dat voor de motie?

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Ontraden, want die is overbodig.

    De voorzitter:
    De heer Laçin, één vraag.

    De heer Laçin (SP):
    In het AO Externe Veiligheid in januari hebben wij andere informatie gekregen van de staatssecretaris en dat was dat als GenX wordt getransporteerd door Chemours naar willekeurige bedrijven daar geen vergunning voor hoeft te zijn en dat dat ook niet geregistreerd hoeft te worden, omdat ze het niet gebruiken in hun productieproces. Vandaar deze motie, om dus die bedrijven wel te verplichten om GenX te registeren. U zegt dat het al kan.

    De voorzitter:
    Helder.

    De heer Laçin (SP):
    Maar de informatie die wij eerder hebben gekregen, zegt dat dat niet kan.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Het verschil zit 'm erin dat het niet moet, maar dat het wel kan. U moet me even de kans geven om het uit te leggen. De provincie Zuid-Holland gaat deze vergunning reviseren. Als zij in de vergunning opnemen "wij willen dat u deze stof, ook de hele afvangketen daarvan, registreert en iedereen informeert", hebben zij de mogelijkheid om dat te doen. Dat ze dat tot nog toe niet gedaan hebben, is denk ik heel begrijpelijk gezien het voortraject. Wat ik u toezeg, is dat ik aan de provincie Zuid-Holland laat weten dat zij deze mogelijkheid hebben en dan zal ik ze ook adviseren om dat te doen bij de revisie van de vergunning.

    De voorzitter:
    Prima. Dan de motie op stuk nr. 446, de laatste motie. Meneer Laçin?

    De heer Laçin (SP):
    Dan wil ik de motie aanhouden tot we de informatie hebben. Dan kan ik kijken wat ik met deze motie doe.

    De voorzitter:
    Heel goed.

    Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (27625, nr. 445) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 446 van de heer Stoffer over de verplichting voor de glastuinbouw om per 2021 het afvalwater te zuiveren en met het verzoek om die voorwaarde te schrappen. Ik begrijp heel erg de zorgen van de tuinders om op tijd die zuivering van afvalwater geregeld te krijgen. Ik heb ook heel veel waardering voor de inzet van de sector, maar de wettelijke verplichting was al geruime tijd bekend en ik kan er ook weinig meer aan veranderen. Dus uw verzoek voor een jaar uitstel kan ik helaas niet honoreren, met alle begrip dat ik toch ook heb voor de sector.

    De heer Stoffer (SGP):
    Mag ik de motie aanhouden?

    De voorzitter:
    Dat mag altijd.

    Op verzoek van de heer Stoffer stel ik voor zijn motie (27625, nr. 446) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Dank aan de minister voor aanwezigheid. Tot zover dit debat.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Vannacht gaan we stemmen over deze moties. Het is inmiddels 6 juli geworden. Ik weet niet of we die stemmingen nog voor 2.00 uur gaan halen, maar dat is maar een kleine guess. Meneer Sienot, zegt u het maar.

    De heer Sienot (D66):
    Ik had nog een vraag gesteld.

    De voorzitter:
    Daar krijgt u wellicht nog even antwoord op. Het woord is aan de minister.

    Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
    Het antwoord is heel kort: ik ben nog steeds in overleg, dus er is nog geen akkoord. Het overleg wordt voortgezet.

    De voorzitter:
    Helder. Tot zover dit debat. Ik schors voor een enkel ogenblik.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Moties en toezeggingen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen

    Moties en toezeggingen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen

    Aan de orde is het VSO Moties en toezeggingen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen inzake de passage over de werkzame stoffen thiram en diquat (27858, nr. 429).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    We gaan door met het volgende debat en dat is het VSO over moties en toezeggingen op het gebied van gewasbeschermingmiddelen inzake de passage over de werkzame stoffen thiram en diquat. We hebben twee sprekers van de zijde van de Kamer. 50% daarvan staat nu al achter het spreekgestoelte en dat is de heer Von Martels van het CDA. Het woord is aan hem.

    De heer Von Martels (CDA):
    Voorzitter, dank u wel. Het is inmiddels niet vijf voor twaalf, maar vijf over twaalf. Ik heb de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het Ctgb in het kader van de REFIT van de gewasbeschermingsmiddelenverordening in zijn jaarverslag 2017 aangeeft dat voor de herbeoordeling van een werkzame stof de verordening in overeenstemming dient te worden gebracht met de praktijk voor wat betreft de tijdslijnen;

    verzoekt de regering een inspanning te verrichten om in aansluiting met het advies van het Ctgb voor lopende en toekomstige beoordelingen een inspanning te verrichten dat informatie, waarvan het ontbreken niet eerder naar voren kwam, kan worden aangeleverd bij de beoordeling door EFSA,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 431 (27858).

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Om welke informatie gaat het dan? Gaat het om informatie van de bedrijven zelf die dan ad hoc nog met allerlei veldproeven beginnen? Of gaat het om álle informatie, die ook door onafhankelijke wetenschappers kan worden aangedragen? Waar doelt het CDA op met deze motie?

    De heer Von Martels (CDA):
    De vraag is duidelijk, maar u geeft er zelf ook al het antwoord bij. Het gaat om alle studies die extra informatie kunnen verschaffen, dus nieuwe studies die op dit moment nog niet beschikbaar zijn maar op een bepaald moment wel naar voren komen. Het gaat dus, zeg maar, om nieuwe inzichten waarvan we in ieder geval willen dat het Ctgb die aandraagt voor de EFSA.

    De voorzitter:
    Perfect. Dank voor uw bijdrage. Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de fractie van de Partij voor de Dieren.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Voorzitter, dank u wel. In Europa gaat de EFSA over de beoordeling van bestrijdingsmiddelen, van landbouwgif. Die middelen moeten af en toe opnieuw beoordeeld worden. En nu blijkt dat eerder toegelaten middelen diquat en thiram toch grotere gevaren voor mens en dier opleveren dan eerder gedacht. En dus zegt de minister, in lijn met wat de meerderheid hier in de Kamer altijd zegt: als de EFSA tot die conclusie komt en het Ctgb ook, dan steunen we een voorstel voor het niet vernieuwen van de toelating. Dank daarvoor.

    Ik begrijp uit de beantwoording van de minister dat de betreffende bedrijven zich daar niet bij neerleggen en zeggen: nou, maar wij gaan nieuwe veldproeven doen. Dan komt er dus nieuwe informatie vrij. De minister heeft gezegd: daar kunnen we niet voortdurend rekening mee houden. Mijn vraag zou zijn: houdt de minister die lijn vast? Want als ik de motie van het CDA zo hoor, dan lijkt het erop dat het CDA probeert om oneindig de deur open te houden voor nieuwe informatie die van de bedrijven zelf moet komen. Als dat zo is, hoelang zou de minister dat dan voor zich zien? Ik zou haar willen steunen in de lijn die ze tot nu toe heeft ingezet en haar willen oproepen om de deur niet open te zetten voor bedrijven die met eigen veldproeven oneindig lang de deur open kunnen laten door te zeggen: er komt misschien nog meer informatie aan, dus dit besluit kan nu nog niet vallen.

    Voorzitter, en dan heb ik niet eens een motie. Dat scheelt er weer een voor de stemmingen vanavond.

    De voorzitter:
    U haalt me wel een beetje uit mijn ritme op deze manier, want dat zijn we niet van u gewend.

    Mevrouw Ouwehand (PvdD):
    Ik zie het; u bent helemaal van slag. Dank u wel.

    De voorzitter:
    En dat na twaalven. Het woord is aan de minister, die meteen antwoord kan geven, de motie kan becommentariëren en de vraag van mevrouw Ouwehand kan beantwoorden. Het woord is aan haar.


    Termijn antwoord

    Minister Schouten:
    Dank u wel, voorzitter. Staat u mij ook toe om de leden van de commissie te bedanken voor dit parlementaire jaar. Want wij zijn natuurlijk bijna klaar, of u bent bijna klaar. Het was een mooi en bijzonder jaar.

    Dan de motie van de heer Von Martels en mevrouw Lodders. Die vraagt om voor lopende en toekomstige beoordelingen een inspanning te verrichten over het aanleveren van informatie. Op dit moment is het niet mogelijk om gedurende het beoordelings- en het besluitvormingsproces aanvullende informatie in te dienen, tenzij de rapporterende lidstaat of de Europese Commissie daar expliciet om vraagt. Dat staat in de verordening en dat ligt daarin vast. Dus voor lopende beoordelingen kan ik dat niet doen, want zo is het gewoon vastgelegd in de verordening. Wat betreft de toekomstige informatie zeg ik: we hebben gewoon een proces daarin afgesproken.

    Tegen mevrouw Ouwehand zeg ik gelijk ook maar: op het moment dat er een beoordeling van een werkzame stof plaatsvindt, pakt ook de EFSA dat op, en ook het Ctgb gaat er daarna weer naar kijken. Dat zijn de momenten waarop er ook elke keer weer nieuwe inzichten bij betrokken worden en waarop er ook besluitvorming plaatsvindt. Dat heeft nu ook plaatsgevonden rondom thiram en diquat, of daar zij we op dit moment mee bezig. Dus dat hangt ook gewoon samen met de hele beoordelingssystematiek. Toekomstige onderzoeken worden daar weer bij betrokken. Als er weer een beoordelingsproces loopt, worden daar de nieuwste inzichten bij betrokken.

    Dus voor de toekomstige beoordeling kan ik het wel doen, maar voor de lopende niet. Want dan moet ik de verordening gaan aanpassen, en dat gaat niet zomaar lukken. Als de heer Von Martels dus bereid is om zijn motie aan te passen zodanig dat het daarin gaat over toekomstige beoordelingen, dan kan het wel. Maar bij de lopende beoordelingen kan dat op dit moment niet. Dus dan is het: ontraden.

    De heer Von Martels (CDA):
    Het enige wat ik in die motie vraag, is om een inspanning te verrichten om dat wel te doen. Daar gaat het eigenlijk om, om die inspanning. Hoe u die inspanning invult laat ik geheel aan u over. Maar als u de motie goed leest, ziet u dat het woord "inspanning" het enige is waar wij een verschil van mening over hebben. Als u moeite zou willen doen om die te getroosten, zou ons dat verder helpen.

    Minister Schouten:
    Maar dan is het een inspanning die nergens op gericht is. Want op het moment dat er een beoordeling loopt, mag die informatie niet meer betrokken worden. Dan is er een beoordelingsproces en heb ik heel veel inspanningen gedaan om informatie aan te leveren, maar dan wordt het toch niet betrokken. Dus dat is niet zo zinvol. Het enige wat de heer Von Martels wel kan vragen is het volgende. Op het moment dat er nieuwe inzichten zijn en er een toekomstige beoordeling is, wordt die informatie weer betrokken en dan kan ik ook wel kijken of ik die bij elkaar kan zetten en er een nietje doorheen kan doen. Maar voor lopende zaken heeft het echt geen zin, want die informatie kan er niet bij betrokken worden.

    De voorzitter:
    Maar de vraag was, meneer Von Martels, of u bereid bent uw motie aan te passen. Ik begrijp dat dat niet het geval is.

    De heer Von Martels (CDA):
    Dat wil ik even overleggen met de mede-indiener. Dan zullen we er iets over zeggen.

    De voorzitter:
    Maar u weet dat we vannacht nog over die motie moeten gaan stemmen, dus u gaat de Griffie heel nerveus maken ...

    De heer Von Martels (CDA):
    Nee, dat kunnen we binnen twintig seconden beslissen.

    De voorzitter:
    Dat moet u dan wel communiceren met de Griffie, want een en ander moet dan weer worden rondgestuurd et cetera.

    Minister Schouten:
    Als de motie wordt aangepast in de zin van "over toekomstig", dan kan ik haar aan het oordeel van de Kamer laten. Zoals het er nu staat moet ik de motie ontraden.

    De voorzitter:
    Meneer Von Martels, hom of kuit?

    De heer Von Martels (CDA):
    Gezien de beantwoording van de minister is het, denk ik, toch wijs om de motie nog even aan te houden en haar op een later moment misschien alsnog in te dienen. Voortschrijdend inzicht zal dan misschien blijk geven ...

    De voorzitter:
    U heeft een heel reces om erover na te denken.

    Op verzoek van de heer Von Martels stel ik voor zijn motie (27858, nr. 431) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Tot zover dit debat. We gaan er vannacht nog over stemmen.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Inburgering en integratie

    Inburgering en integratie

    Aan de orde is het VAO Inburgering en integratie (AO d.d. 4/7).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Aan de orde is het VAO Inburgering en integratie. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Paternotte van de fractie van D66. Het woord is aan hem. Ik vraag de deelnemers om beknopt te zijn en als het even kan kort en puntig. Dat geldt straks ook voor de minister. Het woord is aan de heer Paternotte.

    De heer Paternotte (D66):
    Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad over inburgering van nieuwkomers. Vandaag is het VAO over het flink op de schop nemen van dat stelsel voor nieuwkomers. Daarbij denk ik gek genoeg vooral aan een vertrekker. D66 heeft namelijk vier integratiewoordvoerders in drie jaar gehad, maar er was één stabiele factor die in die jaren honderden moties, vragen en speeches heeft geschreven over het oude inburgeringsstelsel en die, dat vinden wij tenminste, er echt aan heeft bijgedragen dat er een politiek draagvlak voor een nieuw stelsel ligt, en dat is Maaike Zeeuw. Ik weet niet zo goed hoe ik het straks zonder haar moet doen, dus ik wil de collega's vragen om daar na het reces geen misbruik van te maken. Haar standaardfrase "ja, maar de Grondwet dan?" gaan we inlijsten. Maaike, dank je wel!

    Voorzitter, dan de motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het huidige inburgeringsstelsel te ingewikkeld en niet effectief is gebleken;

    van mening dat er ook voldoende aandacht moet zijn voor de groep inburgeraars die hier niet van profiteren omdat zij nog onder het oude stelsel vallen;

    overwegende dat gemeenten verschillende elementen van het nieuwe stelsel al in de praktijk kunnen brengen, en sommigen dat ook doen, zoals met het ontzorgen van statushouders en het maken van persoonlijke plannen voor zo snel mogelijke integratie;

    verzoekt de regering in gesprek te gaan met gemeenten om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk beleidsvoornemens al binnen de kaders van de huidige wet uitgevoerd kunnen worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 224 (32824).

    De heer Paternotte (D66):
    We denken hierbij bijvoorbeeld aan een gemeente als Rotterdam, die reeds het ontzorgen in de praktijk brengt, of Amsterdam, waar al bij het begin wordt gewerkt met een persoonlijk plan voor iedere vluchteling om te zorgen dat zij zo snel mogelijk meedoen aan het werk of naar school gaan.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Prima. De heer Özdil van GroenLinks.

    De heer Özdil (GroenLinks):
    Dank, voorzitter. Allereerst wil ik mijn collega's bedanken voor het constructieve debat dat we hebben gehad. Ook wil ik de minister namens mijn fractie nogmaals bedanken voor zijn mooie ambities om het publieke belang weer terug te brengen in het inburgeringsstelsel. Om die ambities verder vorm te geven dien ik twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de minister in 2020 een nieuw inburgeringsstelsel introduceert;

    constaterende dat in het nieuwe stelsel gemeenten zeggenschap krijgen betreffende het selecteren van taalaanbieders;

    overwegende dat het huidige stelsel gemeenten verbiedt om taaltrajecten voor inburgeraars in te kopen;

    verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier gemeenten inburgeringsplichtigen die nog niet aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan kunnen ondersteunen bij het vinden van een passende taalaanbieder,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Özdil en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 225 (32824).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    accepterende dat mbo-niveau 1 in tegenstelling tot de hogere mbo-niveaus niet leidt tot het voldoen aan de hele inburgeringsplicht;

    constaterende dat inburgeraars die een mbo-1-niveau-opleiding volgen verplicht het onderdeel loopbaan en burgerschap succesvol moeten afronden;

    constaterende dat het onderdeel "loopbaan en burgerschap" studenten op een "volwaardige deelname aan de maatschappij" voorbereidt en inhoudelijk identiek is aan het verplichte onderdeel van de inburgering "Kennis Nederlandse Maatschappij";

    constaterende dat inburgeraars die een mbo-niveau-1-opleiding volgen al een vakrichting gekozen hebben, zich met behulp van een leerwerkbaan of verplichte stage al voluit oriënteren op de arbeidsmarkt in dat vak, en loopbaanbegeleiding onderdeel is van "loopbaan en burgerschap";

    constaterende dat dit tezamen het inburgeringsonderdeel "Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt" overbodig maakt;

    overwegende dat inburgeraars erbij gebaat zijn om zo snel mogelijk de inburgering af te ronden zodat zij kunnen participeren in de maatschappij;

    verzoekt de regering inburgeraars die een mbo-1-niveau-traject succesvol afronden vrij te stellen van examinering betreffende KNM en ONA,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 226 (32824).

    De heer Gijs van Dijk van de fractie van de Partij van de Arbeid.

    De heer Gijs van Dijk (PvdA):
    Voorzitter, dank u wel. We hebben gisteren een goed algemeen overleg gehad over het inburgeringsbeleid, dat nu een nieuwe weg in en de goede kant op gaat. Het leren kennen van de Nederlandse kernwaarden en de verzorgingsstaat is cruciaal. Ik steun daarom van harte de motie die straks wordt ingediend door de heer Segers en de heer Heerma. Ik heb ook een eigen motie en die gaat erover dat werk de beste vorm van integratie is.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat iedereen zeker moet kunnen zijn van een kans op werk;

    constaterende dat aan het werk gaan de beste vorm van integratie is;

    overwegende dat werkgevers aangeven niet altijd voldoende te worden ondersteund bij het aan het werk helpen van statushouders;

    verzoekt de regering om met werkgevers, inclusief uitzendbranche en sociale werkbedrijven, in gesprek te gaan hoe zij beter ondersteund kunnen worden door gemeenten en rijksoverheid om statushouders aan het werk te helpen, met oog voor een goede begeleiding van deze statushouders en het ontzorgen van werkgevers en hierover de Kamer te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 227 (32824).

    Dan mevrouw Becker van de VVD.

    Mevrouw Becker (VVD):
    Dank u wel, voorzitter. Met het oog op de tijd begin ik meteen met mijn motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het kabinet voorstelt gemeenten meer regie te geven over de uitvoering van het inburgeringstraject;

    van mening dat gemeentelijke regie niet vrijblijvend mag zijn;

    verzoekt de regering er via prestatiebekostiging voor te zorgen dat gemeenten van iedere inburgeraar vragen tijdig de taal te leren, aan het werk te gaan en onze vrije waarden te omarmen;

    verzoekt de regering tevens er via niet vrijblijvende afspraken voor te zorgen dat gemeenten voor iedere inburgeraar:

    • ontzorging by default aanbieden;
    • consequenties aan verwijtbaar niet-inburgeren verbinden, zoals korten op de uitkering;

    verzoekt de regering voorts daarbij afspraken te maken over de taaleis en tegenprestatie, met bijzondere aandacht voor voormalig inburgeraars die nu in de Participatiewet zitten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Becker en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 228 (32824).

    De heer De Graaf van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

    De heer De Graaf (PVV):
    Dank u wel, voorzitter. Een korte opmerking vooraf, naar aanleiding van het AO van gisteren. Wat we zien, is dat we in een soort transitie zitten en dat deze minister die transitie wil gaan volbrengen. In Rutte I, van VVD, CDA en PVV, hadden we nog een heel mooie wet, waarin de bescherming van de Nederlandse superieure waarden en cultuur centraal stond. Waar we nu naartoe gaan, is Nederland als doorgangshuis, een sociaal plan voor half Afrika en het halve Midden-Oosten en ongeveer een generaal pardon voor iedereen die hier al is en eigenlijk hier niet had mogen zijn. Daarom de volgende motie, om de minister een klein zetje in de goede richting te geven.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog steeds geen effectieve plannen heeft gemaakt voor een grote groep inburgeraars die analfabeet zijn, analfabetisme voorwenden of om andere redenen het inburgeringstraject niet binnen de door de wet gestelde tijd afronden;

    overwegende dat Nederland geen enkel belang heeft bij het hier houden van talloze falende inburgeringsklanten;

    verzoekt de regering handhaving van inburgerfalen ter hand te nemen, geen generaal inburgeringspardon in te stellen en alle inburgerfalers het land uit te zetten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 229 (32824).

    Dank u wel. Dan de heer Jasper van Dijk van de fractie van de SP.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Voorzitter. Ik heb drie moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat nieuw inburgeringsbeleid in de maak is, maar dat de bestaande gevallen nog altijd te maken hebben met het huidige inburgeringsbeleid;

    overwegende dat een aantal inburgeraars niet-verwijtbaar met schulden en boetes is geconfronteerd, terwijl dit beleid wordt afgeschaft;

    verzoekt de regering mensen die niet-verwijtbaar met schulden en boetes te maken hebben, opnieuw te beoordelen op basis van het nieuwe beleid en waar mogelijk deze kwijt te schelden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 230 (32824).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat op het gebied van inburgering en taalonderwijs geen eisen worden gesteld aan arbeidsmigranten uit EU-landen;

    van mening dat integratie en participatie voor deze groep lastig worden bereikt en dat het in een werkomgeving zelfs tot gevaarlijke situaties kan leiden vanwege taalproblemen;

    verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze taalonderwijs aan arbeidsmigranten uit EU-lidstaten kan worden aangeboden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 231 (32824).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het roer omgaat in het beleid rond inburgering;

    van mening dat goede arbeidsvoorwaarden van docenten inburgering daarbij cruciaal zijn;

    verzoekt de regering een stevige positie en goede arbeidsvoorwaarden van docenten inburgering als inzet te nemen bij de uitwerking van het nieuwe beleid,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 232 (32824).

    Dan de heer Öztürk van DENK.

    De heer Öztürk (DENK):
    Dank u wel, voorzitter. Voor een goede integratie en participatie heb je ook wederzijdse acceptatie nodig. Om dat te bewerkstelligen heb ik een motie om dat in beleid vast te leggen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de commissie-Blok al in 2004 stelde dat "veel mensen met een migratieachtergrond zich wel geïntegreerd voelen, maar niet geaccepteerd";

    overwegende dat participatie onmogelijk is zonder acceptatie;

    verzoekt de regering om wederzijdse acceptatie een onlosmakelijk en integraal onderdeel te laten uitmaken van het integratiebeleid,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 233 (32824).

    De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Segers van de fractie van de ChristenUnie.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Dank, meneer de voorzitter. Ik heb een motie op het belangwekkende punt van culturele integratie en inburgering.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er grote verschillen bestaan in de wijze waarop gemeenten nieuwkomers voorbereiden op het ondertekenen van de participatieverklaring;

    constaterende dat er gemeenten zijn, zoals de gemeente Leiden, die hier serieus werk van maken en een uitgebreid programma hebben ontwikkeld om nieuwkomers te introduceren in de Nederlandse samenleving en haar normen en waarden;

    overwegende dat het cruciaal is dat nieuwkomers niet alleen in economisch en sociaal, maar ook in mentaal opzicht inburgeren waarbij onze rechtsstaat en haar vrijheden omarmd worden;

    overwegende dat het voor de culturele inburgering van nieuwkomers niet wenselijk is dat er grote (kwaliteits)verschillen bestaan en dat gemeenten in staat moeten worden gesteld om een zo optimaal mogelijk inburgeringstraject aan te bieden;

    verzoekt de regering om in overleg met de VNG te zorgen voor de best mogelijke culturele inburgering in alle gemeenten en voor een adequaat aanbod van materiaal voor gemeenten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 234 (32824).

    Tot zover de termijn van de Kamer. Kan de minister de moties reeds becommentariëren? Kan hij alvast beginnen? Ja, we proberen we het gewoon. Gaat uw gang. Terwijl u praat komen de moties die u nog niet heeft, uw kant op.


    Termijn antwoord

    Minister Koolmees:
    Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de Kamer voor het uitstekende debat van gisteren en voor de vele complimenten. Nogmaals dank daarvoor. Ik ga er snel doorheen.

    De motie op stuk nr. 224 van de heer Paternotte verzoekt de regering om in gesprek te gaan met gemeenten om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk beleidsvoornemens al binnen de kaders van de huidige wet kunnen worden uitgevoerd. Dan ben ik inderdaad van plan. Deze motie geef ik graag oordeel Kamer.

    De motie op stuk nr. 225 van de heren Özdil en Gijs van Dijk verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier gemeenten inburgeringsplichtigen die nog niet aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan, kunnen ondersteunen bij het vinden van een passende taalaanbieder. Deze motie geef ik graag oordeel Kamer.

    Over de motie op stuk nr. 226 van de heer Özdil heb ik wat minder positief nieuws. Dat heb ik gisteren ook al in het AO gewisseld. We hebben nu een onderscheid tussen mbo-1-niveau en mbo-2-niveau. Door experts is daar goed naar gekeken. Dat is al tot stand gekomen en daarom moet ik deze motie ontraden.

    De heer Özdil (GroenLinks):
    Voorzitter, mijn motie op stuk nr. 226 houd ik graag aan.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Özdil stel ik voor zijn motie (32824, nr. 226) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Minister Koolmees:
    De motie op stuk nr. 227 is van de heer Gijs van Dijk en gaat over het ondersteunen van werkgevers. Als ik haar zo mag interpreteren dat ik haar ook breder mag inzetten als het gaat om de verdere integratie en de arbeidsmarktaanpak, dan geef ik haar graag oordeel Kamer.

    De motie op stuk nr. 228 van mevrouw Becker en de heer Heerma verzoekt de regering om afspraken te maken met de gemeente. Ik ga inderdaad gesprekken aan met de gemeenten om te komen tot het implementeren van de nieuwe inburgeringsplannen. Deze uitgangspunten zijn zeer zeker belangrijke uitgangspunten. Daarom geef ik haar oordeel Kamer.

    De motie op stuk nr. 229 van de heer De Graaf verzoekt de regering handhaving ter hand te nemen, geen generaal inburgeringspardon in te stellen en inburgerfalers het land uit te zetten. Deze motie moet ik ontraden. De derde afweging kan ook niet. Dat heb ik ook laten weten bij mijn toelichting op de motie-Heerma.

    De motie op stuk nr. 230 van de heer Jasper van Dijk verzoekt de regering mensen die niet-verwijtbaar met schulden en boetes te maken hebben, opnieuw te beoordelen op basis het nieuwe beleid en waar mogelijk deze schulden en boetes kwijt te schelden. Deze motie moet ik ontraden. Ik heb in het AO aangegeven dat we ook naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraken van de Raad van State samen met DUO aan het kijken zijn naar niet-verwijtbare effecten. Er bestaan ook procedures voor bezwaar en beroep. Die worden ook gevolgd, maar deze algemene lijn kan ik helaas niet uitvoeren. Daarom moet ik haar ontraden.

    De motie op stuk nr. 231 van de heer Jasper van Dijk verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze taalonderwijs aan arbeidsmigranten uit EU-lidstaten kan worden aangeboden. Dit is al staand beleid. Dit kan al. Daar is ook geld voor beschikbaar. Daardoor is het overbodig om dit te onderzoeken, want het geld is er al. Het beleid bestaat ook al.

    De voorzitter:
    "Overbodig" wil zeggen?

    Minister Koolmees:
    Ontraden. Sorry, "overbodig" mag niet, meer geloof ik.

    De voorzitter:
    Het mag wel, maar er moet altijd iets achteraan.

    Minister Koolmees:
    Ja. De motie op stuk nr. 232 van Jasper van Dijk verzoekt de regering een stevige positie en goede arbeidsvoorwaarden van docenten inburgering als inzet te nemen bij de uitwerking van het nieuwe beleid. In zijn algemeenheid vind ik goede arbeidsvoorwaarden altijd belangrijk, maar het gaat natuurlijk ook over onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers. Daarbij zie ik geen rol voor de minister van Sociale Zaken. Daarom moet ik deze motie ook ontraden.

    De motie op stuk nr. 233 van de heer Öztürk verzoekt de regering om wederzijdse acceptatie een onlosmakelijk en integraal onderdeel te laten uitmaken van het integratiebeleid. Dat vind ik een ingewikkelde motie, want daar voer ik geen beleid op. Daarom moet ik deze motie ontraden, alhoewel ik het wel met de algemene lijn eens ben. Dat heb ik ook al tegenover de heer Kuzu aangegeven. Ik heb hier geen beleid op te voeren.

    De laatste motie is de motie op stuk nr. 234 van de heer Segers. Ik zie dat de heer Öztürk naar voren komt lopen. Dan moeten we altijd even wachten.

    De voorzitter:
    Dan wachten we altijd even. De heer Öztürk.

    De heer Öztürk (DENK):
    Ik begrijp dat de minister daar nog geen beleid op voert, maar de bedoeling is dat wij of de Kamer u zover krijgen om daar wel beleid op te kunnen voeren. Als u daar positief tegenover staat, bent u dan bereid om een onderzoek te doen of een notitie te maken inzake wederzijdse acceptatie?

    Minister Koolmees:
    Ik vind het ingewikkeld om het concept "wederzijdse acceptatie" te vangen in beleid. Daarom blijf ik toch bij mijn oordeel: ontraden.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 234.

    Minister Koolmees:
    De motie op stuk nr. 234 is van de heren Segers en Heerma. Zij verzoekt de regering om in overleg met de VNG te zorgen voor de best mogelijke culturele inburgering. Dat ben ik zeer met de indieners eens. Dat ga ik doen. Oordeel Kamer.

    Dat was het voorzitter, in een razend tempo.

    De voorzitter:
    Ja, dank u wel. Dat waardeer ik enorm. De complimenten voor uw beknoptheid. De heer Van Dijk wil nog terugkomen op moties die we al enige tijd geleden hebben besproken.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Waarvoor mijn dank, voorzitter. Nog heel even over de motie op stuk nr. 231. Als ik het dictum wijzig in "taalonderwijs aan arbeidsmigranten uit EU-lidstaten te stimuleren", kan de minister daar dan mee leven?

    Minister Koolmees:
    Ik waardeer de poging van de heer Van Dijk. Er is dus budget beschikbaar. De mogelijkheden zijn er al, zoals taalbuddy's en taalcursussen. Wat ik voor u kan doen — dat zeg ik u toe en dan zou ik u willen vragen om de motie aan te houden — is op schrift zetten wat daar precies gebeurt en of er inderdaad behoefte is om dat breder bij gemeenten te verspreiden. Als u de motie aanhoudt, dan geef ik de toezegging dat ik na de zomer een kort briefje daarover stuur.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Op dit tijdstip ben ik in een schappelijke bui.

    Minister Koolmees:
    Ik ook.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Ik houd de motie aan.

    De voorzitter:
    We moeten de vergaderingen vaker zo laat houden!

    Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor zijn motie (32824, nr. 231) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    Tot zover dit debat. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Ik schors een enkel ogenblik en dan gaan wij verder met het volgende VAO.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Krimp in het onderwijs (AO d.d. 27/6)

    Krimp in het onderwijs (AO d.d. 27/6)

    Aan de orde is het VAO Krimp in het onderwijs (AO d.d. 27/6).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Wij gaan door met het volgende VAO. Dat is het VAO Krimp in het onderwijs. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van den Hul van de fractie van de Partij van de Arbeid. Het woord is aan haar.

    Mevrouw Van den Hul (PvdA):
    Dank, voorzitter. Allereerst een motie over het uitbreiden van de experimenteerruimte.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat iedereen er zeker van moet zijn dat goed onderwijs in kleine kernen belangrijk is en dat verbinding en samenwerking daarbij een sleutel tot de beschikbaarheid van goed onderwijs in kleine kernen kan zijn;

    constaterende dat er op dit moment een experiment voor de Jan Ligthartschool in Westbroek loopt vanuit het initiatief van de Verenigde Zelfstandige Dorpsscholen, maar dat het experiment zich tot één school beperkt;

    constaterende dat het experiment oorspronkelijk groter opgezet was door de initiatiefnemers en dat er door verschillende gemeentebesturen in het land is aangegeven deel te willen nemen met scholen in hun gemeente;

    verzoekt de regering ruimte te bieden voor uitbreiding van experimentruimte, op basis van de Experimentenwet onderwijs, zodat meer gemeenten en scholen de verbinding kunnen zoeken om goed onderwijs in de nabijheid te helpen borgen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Westerveld en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 397 (31293).

    Mevrouw Van den Hul (PvdA):
    Tot slot is op verzoek van de minister een motie aangehouden, die ik samen met collega Westerveld heb ingediend bij het wetgevingsoverleg over het jaarverslag. Die wilde de minister graag betrekken bij het debat over krimp. Deze motie wil ik graag in stemming brengen. Die staat al op de stemmingslijst, maar ik vond het wel zo volledig om dat in dit verband ook even te melden.

    De voorzitter:
    Die motie staat op de stemmingslijst, dus dat zou goed moeten gaan. Dank u wel.

    Dan de heer Kwint van de fractie van de SP.

    De heer Kwint (SP):
    Dank. Er is iets raars aan de hand, behalve dan dat we op dit tijdstip nog staan te debatteren. Dit kabinet wil de fusietoets afschaffen. Dat is op zich al raar. Maar het kabinet wil in aanloop daarnaartoe alvast de inhoudelijke fusietoets — het verschil zal ik u besparen — afschaffen, nog voordat wij het wetsvoorstel gaan bespreken. Dat is een buitengewoon slecht idee. We hebben de afgelopen tijd kunnen zien wat er mis kan gaan met schaalvergroting in het onderwijs. Daarom de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering voornemens is de fusietoets voor primair en voortgezet onderwijs af te schaffen en daarom alle fusies per 1 augustus 2018 al gaan vallen onder de lichte (procedurele) toets;

    overwegende dat voor grote en risicovolle fusies die kunnen leiden tot schaalvergroting van onderwijsinstellingen een inhoudelijke toets nodig blijft;

    overwegende dat de wetsbehandeling over het schrappen van de fusietoets in p.o. en vo pas in 2019 behandeld gaat worden en dan het moment is om te spreken over de fusietoets an sich;

    verzoekt de regering de inhoudelijke fusietoets per 1 augustus 2018 niet te schrappen en het geëigende moment hiervoor — de wetsbehandeling over het afschaffen van de fusietoets — netjes af te wachten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 398 (31293).

    Dan de heer Rudmer Heerema van de fractie van de VVD.

    De heer Rudmer Heerema (VVD):
    Voorzitter, dank u wel. Twee Kamerleden, namelijk de heer Rog en ikzelf, verschilden met de minister op één punt van mening. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het aantal leerlingen in het Nederlandse onderwijs daalt als gevolg van demografische ontwikkelingen;

    constaterende dat een daling van leerlingenaantallen leidt tot lagere budgetten voor scholen en dat scholen in krimpgebieden zich op het dalende leerlingenaantal voor moeten bereiden;

    overwegende dat onderlinge concurrentie tussen scholen geen structurele oplossing biedt en een risico vormt voor de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs in een regio;

    constaterende dat de Inspectie van het Onderwijs in haar rapport de Staat van het Onderwijs aangeeft dat de krimpproblematiek nog te vaak leidt tot onderlinge concurrentie;

    overwegende dat scholen rond open dagen geld dat bedoeld is voor het onderwijs uitgeven aan leerlingenwervingsacties;

    verzoekt de regering door middel van een steekproef uit te zoeken hoeveel onderwijsgeld besteed wordt aan concurrentie, reclame en marketing tussen vo-scholen, en de Kamer daar voor de begrotingsbehandeling van 2019 over te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 399 (31293).

    Dan mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

    Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
    Ik heb drie moties, voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het aantal leerlingen flink afneemt en er alleen in het voortgezet onderwijs komend schooljaar al 10.000 leerlingen minder zijn;

    constaterende dat scholen buiten de Randstad hier hard door worden geraakt;

    constaterende dat veranderende wet- en regelgeving, zoals de onderwijsbekostiging, voor scholen in krimpgebieden vaak anders uitpakt dan voor scholen in de Randstad;

    verzoekt de regering om bij nieuwe wet- en regelgeving te toetsen of dit nadelige gevolgen heeft voor scholen in krimpgebieden;

    verzoekt de regering ook om de Kamer op de hoogte te stellen wanneer uit deze "krimpcheck" blijkt dat scholen in krimpgebieden worden benadeeld,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 400 (31293).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de regering heeft besloten de Commissie Fusietoets Onderwijs af te schaffen;

    constaterende dat de commissie in haar afscheidsbrief stelt dat de positie van de medezeggenschap bij voorgenomen fusies versterking nodig heeft;

    overwegende dat fusies op draagvlak onder ouders, leraren en leerlingen moeten kunnen rekenen;

    verzoekt de regering om bij voorgenomen fusies in het primair en voortgezet onderwijs wettelijk te regelen dat het bevoegd gezag een overleg organiseert met de verschillende geledingen van de medezeggenschapsraad, zoals ook bedoeld in artikel 8a.1.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 401 (31293).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er in krimpgebieden scholen zijn met een kleine bovenbouw;

    overwegende dat een fusie tussen twee scholen vanwege een kleine bovenbouw een erg rigoureuze ingreep is;

    constaterende dat twee scholen geen volledig gezamenlijke bovenbouw aan mogen bieden vanwege de regel dat een school altijd minimaal één havo- en vwo-profiel zelfstandig aan moet bieden;

    verzoekt de regering te onderzoeken of deze belemmering weggenomen kan worden, zodat een gezamenlijke bovenbouw van twee scholen voor één of twee afdelingen mogelijk wordt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 402 (31293).

    Dank u wel. Dan de heer Beertema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

    De heer Beertema (PVV):
    Voorzitter. Ik heb één motie. Die lijkt een beetje op de motie van de linkse oppositie, maar kennelijk zijn er twee opposities. Dit is dan een motie van de gezond rechtse oppositie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de in 2011 opgerichte CFTO, die toeziet op het verloop van fusies, juist in het leven is geroepen om te waken over nut en noodzaak van voorgenomen fusies;

    overwegende dat de CFTO als stok achter de deur dient om onverantwoorde fusies te voorkomen;

    constaterende dat de argumentatie die ten grondslag ligt aan het voornemen om de fusietoets af te schaffen en de CFTO op te heffen, onvoldoende onderbouwd is;

    van mening dat het opheffen van de fusietoets in het kader van krimpproblematiek vroegtijdig is, zolang alle vormen van samenwerking van krimpscholen niet voldoende zijn verkend;

    verzoekt de regering om af te zien van het voornemen om de CFTO op te heffen en de fusietoets af te schaffen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 403 (31293).

    Dank u wel. Dan de heer Bisschop van de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

    De heer Bisschop (SGP):
    Voorzitter. Ik denk dat ook in krimpgebieden niet zozeer fusies het probleem zijn, maar allerlei vage alternatieve bestuurlijke samenwerkingsconstructies. Daarom heb ik daar een motie over.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat inmiddels in alle onderwijssectoren alternatieve bestuurlijke samenwerkingsconstructies voorkomen die het karakter van pseudofusies hebben;

    overwegende dat deze samenwerkingsconstructies het bestuur van onderwijsinstellingen ondoorzichtiger maken en op gespannen voet staan met wettelijke normen inzake goed bestuur, zoals de onverenigbaarheid van functies;

    verzoekt de regering te verkennen welke wettelijke waarborgen nodig zijn om onwenselijke alternatieve samenwerkingsconstructies te verhinderen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 404 (31293).

    De heer Bisschop (SGP):
    Dank u zeer, voorzitter.

    De voorzitter:
    Tot zover. Dan de heer Rog van de fractie van het CDA. Hij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

    De heer Rog (CDA):
    Voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er op steeds meer plekken in Nederland witte vlekken ontstaan waar onvoldoende aanbod is van profielen en opleidingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs;

    overwegende dat de gevolgen van krimp ook in deze onderwijssectoren de komende jaren voelbaar zullen zijn, en dat daarmee een breed aanbod van opleidingen en profielen in toenemende mate onder druk zal komen te staan in krimpregio's;

    tevens overwegende dat scholen in de huidige situatie eigenstandig de beslissing kunnen nemen dat het niet doelmatig is een profiel of opleiding in stand te houden zonder daarbij rekening te hoeven houden met de gevolgen hiervan voor het regionale aanbod;

    verzoekt het kabinet samen met het onderwijsveld te onderzoeken op welke wijze een omgekeerde doelmatigheidstoets kan worden ingericht waarbij scholen samen de verantwoordelijkheid krijgen een minimaal dekkend aanbod in de regio in stand te houden en de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Kuik en Amhaouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 405 (31293).

    Heeft de minister alle moties? Dat zal niet het geval zijn. Kan zij toch alvast beginnen met het becommentariëren van de moties? Dan komen de ontbrekende moties haar kant wel op. We proberen het allemaal kort en puntig te doen, dus als de minister daaraan wil meedoen, dan waarderen wij dat bijzonder.

    Het woord is aan haar.


    Termijn antwoord

    Minister Van Engelshoven:
    Voorzitter. Dank u wel. Ik zal proberen om het zo kort mogelijk te doen. De motie op stuk nr. 397 van mevrouw Van den Hul gaat over de uitbreiding van de Experimentenwet. Het doel van het experiment is niet het openhouden van de kleine school, het gaat in het experiment om de participatie van dorpsbewoners. Het experiment is pas gestart in augustus 2017 en is dus nog geen jaar bezig. Het experiment wordt onderzocht door de Erasmus Universiteit. Het lijkt ons op dit moment niet dienstig om dat experiment lopende het experiment ook weer uit te breiden. Overigens zouden scholen die zich gemeld hebben, die mee zouden doen, ook weer opgericht moeten worden, want een aantal daarvan bestaat ook niet meer. De motie wordt dus ontraden.

    Ik kom op de motie die al op de stemmingslijst stond, over de druk op de brede scholengemeenschappen en de vwo-afdelingen. Leerlingdaling beperkt zich niet tot alleen de vwo-afdelingen, maar ook tot andere kleine vo-afdelingen. Ik noem in het praktijkonderwijs de vmbo basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg. Het is van belang dat leerlingen in alle regio's voortgezet onderwijs kunnen volgen dat bij hen past en dat ook leerlingen met verschillende achtergronden dat kunnen blijven doen. Collega Slob heeft aangekondigd dat hij de commissie-Dijkgraaf onderzoek zal laten doen naar de gevolgen van krimp voor het aanbod. De commissie zal zich over dit soort uitdagingen buigen. Deze motie is voorbarig; ik zou die nu dus willen ontraden.

    Dan de motie op stuk nr. 398 van de heer Kwint over de fusietoets. De leerlingdaling in het voortgezet onderwijs is landelijk al ingezet. Het onderwijsveld wacht eigenlijk al lang op het afschaffen van de fusietoets, omdat ze ook ruimte hebben om oplossingen te vinden om met die krimp om te gaan. Het is ook nodig dat schoolbesturen daar proactief bij kunnen handelen. Een fusie is soms nodig om het onderwijsaanbod in de regio in stand te houden. Met de eerste stap die nu wordt gezet in de wijziging van de ministeriële regeling, wordt uitvoering gegeven aan het voornemen in het regeerakkoord om voorlopig nog slechts een lichte toets in te zetten. Dus deze motie ontraden wij.

    De voorzitter:
    Meneer Kwint, één vraag.

    De heer Kwint (SP):
    Wij hebben een wat chaotisch debat gehad met mensen die voortdurend heen en weer liepen vanwege het gedoe in Maastricht. Wij hebben nu een extreem kort VAO, want het is laat, het is bijna reces en er komen nog veel VAO's. Wij krijgen na de zomer uiteindelijk nog een keer het debat over de fusietoets. Wij zijn het inhoudelijk misschien niet eens over de rol van die fusietoets, maar dan is dat toch het geëigende moment om daar een goed debat over te voeren, daar met elkaar van gedachten over te wisselen en wijzigingen aan te brengen in de fusietoets, in plaats van nu, voordat de wetswijziging er is, alvast wat te rommelen aan die regeling? Los van wat je van de inhoud vindt, qua proces zou dat toch de nette weg zijn?

    Minister Van Engelshoven:
    We zullen bij het wetsvoorstel over de fusietoets nog in volle omvang praten over de fusietoets. Maar gelet op hoe de krimp zich in vele gebieden inzet, is het ook nodig om mogelijk te maken dat schoolbesturen daar ook nu proactief hun verantwoordelijkheid nemen. Met dit voornemen blijft er een lichte fusietoets in stand. Het wordt alleen minder omslachtig gemaakt. Dus er is nog ruimte voor voldoende inhoudelijke toetsing, maar het kabinet wil nu al wel scholen de ruimte geven om dat op een goede manier te doen. Het wil ook de ruimte geven voor proactief handelen.

    Dan de motie op stuk nr. 399 van de heer Rudmer Heerema en de heer Rog over gelden die besteed worden aan concurrentie. We zien inderdaad dat sommige scholen helaas nog zo reageren op krimp dat ze vooral de concurrentie met elkaar aangaan en dat daar ook af en toe behoorlijke middelen worden ingezet om de school te promoten. Onze accountmanagers voeren dan al een goed gesprek met de school, waarbij ze de vraag neerleggen: is dat nou zo verstandig? Het is soms ook moeilijk om vast te stellen waar de grens ligt tussen goede voorlichting en concurrerende reclame. Het lijkt mij inderdaad een goed idee om daar steekproefsgewijs onderzoek naar te laten doen en de Kamer daarover te rapporteren in het voorjaar van 2019 ... O nee, u vraagt om het voor de begrotingsbehandeling te doen. We zullen proberen om dat te halen. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.

    Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 400 van mevrouw Westerveld en mevrouw Van den Hul over de "krimpcheck", als ik het zo mag noemen. Daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. Zeker nu we zien dat krimp zich heel breed voordoet, denk ik dat het de verantwoordelijkheid van het departement is om altijd goed na te denken over wat de gevolgen zijn van allerlei onderwijsregelgeving voor die krimp. Dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    Dan de motie van mevrouw Westerveld op stuk nr. 401 over het overleg bij voorgenomen fusies. Eigenlijk is dit punt al wettelijk geregeld, want de medezeggenschap heeft instemmingsrecht bij fusie. Dat is ook een voorwaarde voor de fusie. Omdat er bij de medezeggenschap instemmingsrecht is, is het natuurlijk verstandig als het schoolbestuur in een vroeg stadium met de medezeggenschap daarover in gesprek gaat. Dat moedigen wij ook aan. Daarnaast legt het bestuur ook in de fusie-effectrapportage vast hoe onder andere de medezeggenschap maar ook ouders, leerlingen en personeel zijn en worden betrokken bij de fusie. Deze motie is overbodig en wordt daarom ontraden.

    De voorzitter:
    Eén vraag, mevrouw Westerveld.

    Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
    Je hebt meer aan een goed gesprek dan aan een wettelijk recht. Dat is precies wat de motie vraagt: faciliteer nou dat goede gesprek. Daarom begrijp ik niet zo goed dat de minister deze motie ontraadt. Zou u daar nog een keer over willen nadenken?

    Minister Van Engelshoven:
    Dat heb ik inmiddels gedaan en het advies over de motie blijft hetzelfde. Soms kunnen we heel snel nadenken, zeker als de voorzitter tempo wil houden in de vergadering.

    Dan de motie-Westerveld op stuk nr. 402, over het wegnemen van belemmeringen bij een gezamenlijke bovenbouw van twee scholen. Ik zou willen vragen: houd deze motie nu aan totdat de commissie-Dijkgraaf de kans heeft gehad om te adviseren. Dit is nu precies een van de dingen waarvan wij zeggen: laat die commissie nu goed kijken naar manieren die misschien nu nog niet voor de hand liggen, maar waarmee we wel de goede oplossingen voor krimp kunnen vinden. Ik zou zeggen: houd de motie even aan totdat we dat advies hebben.

    De voorzitter:
    Mevrouw Westerveld.

    Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
    Dat begrijp ik wel. Het is prima, ik houd de motie aan.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (31293, nr. 402) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Minister Van Engelshoven:
    Dan kom ik op de motie-Beertema op stuk nr. 403. Ik begrijp dat de heer Beertema het wenselijk vindt om de fusietoets te handhaven. Het wetsvoorstel om de fusietoets af te schaffen ligt inmiddels voor internetconsultatie voor en zal te zijner tijd bij de Kamer worden ingediend en behandeld. Ik geloof dat ik de heer Beertema niet op zijn parlementaire recht hoef te wijzen dat hij dan dat wetsvoorstel kan amenderen dan wel daartegen stemmen. Op dit moment ontraad ik deze motie, want we gaan het wetsvoorstel wel indienen.

    De motie-Bisschop op stuk nr. 404 gaat over het verkennen van wettelijke waarborgen om onwenselijke alternatieve samenwerkingsconstructies te verhinderen. Ik roep de heer Bisschop in herinnering dat voormalig staatssecretaris Dekker u in november 2016 heeft geïnformeerd over bestuurlijke samenwerkingsvormen in het funderend onderwijs. In de brief die hij toen stuurde heeft hij toegezegd om in 2018 vervolgonderzoek te doen naar die samenwerkingsconstructies. De resultaten van dat onderzoek verwacht ik eind 2018. Dat lijkt mij een goed moment om te bepalen of aanvullende maatregelen nodig zijn of niet. De motie wordt dus ontraden, want ik vind haar op dit moment overbodig.

    Dan tot slot de motie-Rog op stuk nr. 405 over de omgekeerde doelmatigheidstoets, als ik het zo mag noemen. Zo noemt hij hem zelf ook. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het geen wettelijke verplichting hoeft te zijn, maar ook een afspraak mag zijn in de sectorale codes die wij afspreken met de sectoren, laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Vannacht stemmen wij over de moties. Wij gaan in één vloeiende beweging door naar het volgende debat.

    Ontwikkelingen rondom examens VMBO Maastricht (AO d.d. 05/07)

    Ontwikkelingen rondom examens VMBO Maastricht (AO d.d. 05/07)

    Aan de orde is het VAO Ontwikkelingen rondom examens VMBO Maastricht (AO d.d. 05/07).


    Termijn inbreng

    De heer Van Meenen (D66):
    Voorzitter. Dank aan de minister voor het goede algemeen overleg dat wij over de problematiek van het VMBO Maastricht hebben gehad. Ik dank haar daarvoor, maar natuurlijk ook haar collega, die helaas ziek is. Ik wens hem van deze plek het allerbeste.

    Gelukkig konden we constateren dat er heel veel goede maatregelen worden genomen om deze leerlingen weer een toekomst te bezorgen. Resteert nog wel een ander punt en daarover gaat deze motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat 354 examenleerlingen van het VMBO Maastricht door bestuurlijk falen zeer ernstig zijn gedupeerd;

    overwegende dat de voorzitter van het college van bestuur van LVO hiervoor verantwoordelijk is;

    overwegende dat zijn aanblijven tot heden de maximaal benodigde aandacht voor het herkansingstraject van de leerlingen en de toekomst van het voortgezet onderwijs in Limburg onnodig in gevaar kan brengen;

    spreekt uit dat het gewenst is dat na het ernstig bestuurlijk falen bij het Limburgs Voortgezet Onderwijs de verantwoordelijke bestuurder daar consequenties aan verbindt met betrekking tot zijn positie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Rudmer Heerema, Rog, Bruins, Kwint, Westerveld, Beertema, Azarkan, Bisschop, Krol en Van Raan.

    Zij krijgt nr. 76 (30079).

    Dan de heer Kwint van de SP.

    De heer Kwint (SP):
    Een lang debat gehad. Wat rest zijn nog heel veel vragen over hoe het er in de toekomst uit gaat zien. Over twee punten werden wij het in het debat niet eens, namelijk de geldigheidstermijn van de examens en de toekomst van de onderwijskoepel LVO.

    Over dat eerste.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er duizenden tekortkomingen zijn geconstateerd in de schoolexamens op het VMBO Maastricht en er leerlingen zijn die daardoor tientallen schoolexamens in moeten halen binnen korte tijd;

    overwegende dat de termijn voor geldigheid van de cijfers voor de centrale examens tot 1 januari 2019, zoals vastgesteld door de minister, mogelijk voor sommige leerlingen te kort zal zijn, maar ook zij een eerlijke kans verdienen om alsnog hun diploma te halen;

    verzoekt de regering de termijn van 1 januari 2019 voor geldigheid van de cijfers voor de centrale examens indien noodzakelijk te verlengen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 77 (30079).

    De heer Kwint (SP):
    En dan het LVO, de koepel waar het allemaal zo fout ging, de koepel waartoe zo ongeveer heel schoolgaand Limburg veroordeeld is, de koepel die de reden is dat ouders tegenwoordig in het weekend massaal open dagen in België bezoeken om hun kinderen daar naar de middelbare school te sturen. Wil je het vertrouwen in het onderwijs in Zuid-Limburg herstellen, dan moet je behalve van de bestuurder ook van LVO af. En daarom de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat ouders en leerlingen in grote delen van Limburg veroordeeld zijn tot de Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs;

    overwegende dat schaalvergroting met koepelbesturen op grote afstand van de onderwijspraktijk, kan leiden tot problemen zoals bij LVO;

    overwegende dat het vertrouwen van de inwoners van Limburg, en in het bijzonder Maastricht, in het onderwijs hersteld dient te worden;

    verzoekt de regering een start te maken met de ontmanteling van de onderwijskoepel LVO,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 78 (30079).

    Dan de heer Rudmer Heerema van de fractie van de VVD. Maar hij heeft eerst nog een vraag voor de heer ...

    De heer Rudmer Heerema (VVD):
    Ik doe het hier even.

    De voorzitter:
    U doet het even bij de interruptiemicrofoon. Maar dan heeft u de heer Kwint niet meer nodig.

    De heer Rudmer Heerema (VVD):
    Nee.

    De heer Kwint (SP):
    Dan ga ik naar mijn plek.

    De voorzitter:
    Bedankt, hè. Meneer Heerema, wat kan ik voor u betekenen?

    De heer Rudmer Heerema (VVD):
    Voorzitter. Heel simpel, de irritatie die ik in het algemeen overleg had, is uitstekend verwoord in de motie die de heer Van Meenen heeft opgesteld. Daarom staat mijn handtekening daaronder. Dat is mijn bijdrage.

    De voorzitter:
    Heel goed. Mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

    Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
    Dank u, voorzitter. Wij staan ook onder de motie van de heer Van Meenen, maar het is natuurlijk niet zo dat je met het wegsturen van een bestuurder alle problemen oplost. Daarom hebben we nog twee moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat bij het VMBO Maastricht de toezichthouder niet heeft ingegrepen;

    constaterende dat er al jarenlang onvrede was onder leerlingen, leraren en ouders;

    overwegende dat raden van toezicht door hun samenstelling vaak ver afstaan van het primaire proces en daardoor signalen van leerlingen, leraren en ouders niet altijd zien;

    overwegende dat raden van toezicht gebaat zijn bij een diverse samenstelling;

    verzoekt de regering de samenstelling van raden van toezicht in het onderwijs te onderzoeken en hierbij na te gaan in hoeverre men binding heeft met het primaire proces op scholen;

    verzoekt de regering tevens om zo nodig aanbevelingen te doen hoe deze samenstelling kan worden geoptimaliseerd,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint, Van den Hul, Azarkan en Beertema.

    Zij krijgt nr. 79 (30079).

    Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
    Dan nog een motie, die gaat over het onderzoek van de inspectie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de onderwijsinspectie onderzoek gaat doen naar de situatie bij onderwijskoepel LVO;

    constaterende dat de inspectie niet naar eerdere signalen heeft gehandeld en dat dit tot negatieve publiciteit heeft geleid;

    overwegende dat hiermee de schijn van botsende belangen is gewekt;

    verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de gang van zaken bij onderwijskoepel LVO en de bestuurscultuur,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Hul, Azarkan en Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 80 (30079).

    Dan de heer Beertema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

    De heer Beertema (PVV):
    Voorzitter. Drie moties. Ik steek meteen van wal.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er in het onderwijs sprake is van twee soorten van vertrouwen die niet beschaamd mogen worden: enerzijds het vertrouwen in het civiel effect van diploma's en anderzijds het vertrouwen dat ouders, leerlingen en de samenleving als geheel mogen hebben dat als leerlingen de aanwijzingen van het onderwijs volgen én slagen voor het landelijk examen, zij in het bezit worden gesteld van een diploma;

    van mening dat in deze casus van LVO het verlies van vertrouwen van ouders, leerlingen en samenleving in de integriteit van het onderwijs tot grotere maatschappelijke schade en onrust leidt dan de eenmalige schade aan het civiel effect als leerlingen zonder compleet PTA toch in het bezit worden gesteld van hun diploma;

    constaterende dat de chaos bij de schoolexamens slechts te wijten is aan het desastreus onzorgvuldig handelen van leraren, teamleiders, directeuren, het college van bestuur en de raad van toezicht en niet aan de leerlingen;

    constaterende dat de chaos dermate groot is, dat die tot op vandaag niet door de minister geïnventariseerd kan worden;

    van mening dat met een reparatietraject dat mogelijk zes maanden zal duren, zonder garantie dat leerlingen dan alsnog in het bezit komen van het diploma, de gevolgen van deze onderwijsramp eenzijdig bij de leerlingen worden belegd;

    verzoekt de minister om álle leerlingen die voor het landelijk examen zijn geslaagd, geen enkele uitgezonderd, hoe dan ook binnen twee weken van hun diploma te voorzien,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 81 (30079).

    De heer Beertema (PVV):
    Dan mijn tweede motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het LVO opereert als een bijna-onderwijsmonopolist;

    overwegende dat het gebrek aan concurrentie en profilering leidt tot gebrek aan keuzevrijheid van ouders en bovendien leidt tot een cultuur van gemakzucht, slordigheid, nonchalance en laat maar waaien;

    verzoekt de regering de scholenkoepel LVO te sluiten en alle gebouwen, personeel en leerlingen over te hevelen naar nieuw in te richten onderwijsinstellingen, bij voorkeur een openbare, een bijzondere en een algemeen bijzondere,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 82 (30079).

    De heer Beertema (PVV):
    En mijn laatste motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de chaos bij de schoolexamens bij de onderwijskoepel LVO slechts te wijten is aan het desastreus onzorgvuldig handelen van leraren, teamleiders, directeuren, het college van bestuur en de raad van toezicht en niet aan de leerlingen;

    verzoekt de regering de voltallige raad van toezicht en het college van bestuur persoonlijk aansprakelijk te stellen voor alle gevolgen van aantoonbaar structureel en bestuurlijk falen die ouders en leerlingen van het LVO eventueel kunnen ondervinden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 83 (30079).

    Dank u wel. De heer Beertema was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de minister direct kan beginnen met het becommentariëren van de moties. Dan geef ik het woord aan haar.


    Termijn antwoord

    Minister Van Engelshoven:
    Voorzitter, dank u wel. We hebben vanmiddag een goed en uitvoerig debat gevoerd. Ik zal de appreciatie van de moties kort houden en het daar gewisselde hier niet nog een keer herhalen.

    De motie op stuk nr. 76 van de heer Van Meenen cum suis is niet een oproep aan het kabinet. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer de behoefte voelt om deze uitspraak te doen, maar hierover is het oordeel uiteraard aan de Kamer. Het staat de Kamer vrij uit te spreken wat de Kamer zelf vindt.

    Dan de motie op stuk nr. 77 van de heer Kwint over het verlengen van de geldigheid van de cijfers voor het centraal examen. Met alle leerlingen is inmiddels besproken dat zij moeten inhalen. Ik heb u ook uitgelegd dat de externe examencommissie een programma heeft ingericht dat het voor de meeste leerlingen haalbaar moet maken om nog deze zomer hun diploma te halen. Ook in oktober is er nog een herstelperiode. Leerlingen krijgen ook nog een herkansing voor die hersteltoetsen. Door de cijfers voor het centraal examen tot 1 januari te laten staan, creëren we een duidelijk perspectief. Je moet ook duidelijk kunnen zeggen dat aan dit proces een eind komt. We zetten er ook een streep achter. Ik heb u vanmiddag uitgelegd dat er voor die leerlingen voor wie het onverhoopt niet mogelijk zou zijn, voor wie die termijn te kort zou zijn, een mogelijkheid is om alsnog het vmbo voort te zetten, dus ik ontraad deze motie.

    De motie op stuk nr. 78 van de heer Kwint vraagt om de ontmanteling van onderwijskoepel LVO. Ik heb u vanmiddag gezegd dat er een grondig onderzoek gaat geschieden naar het bestuurlijk handelen bij deze onderwijskoepel. Ik vind het nu te vroeg om dit soort vergaande conclusies te trekken. Overigens zouden wij, als we een bestuur gaan ontmantelen, ook treden in de inrichtingsvrijheid van het bestuur. Op basis van een onderzoek naar bestuurlijk handelen kunnen wij wel aanwijzingen geven, maar als je het bestuur ontmantelt, treed je echt in de inrichtingsvrijheid. Dat zou weleens een stap te ver kunnen zijn. Die bevoegdheid hebben wij ook niet.

    De voorzitter:
    En dus?

    Minister Van Engelshoven:
    De motie is ontraden.

    De motie op stuk nr. 79 gaat over de samenstelling van de raden van toezicht en de binding van die raden van toezicht met het primaire proces. Natuurlijk is het van belang dat raden van toezicht een binding hebben met het primaire proces. Als u naar de advertenties kijkt die er vaak staan, ziet u dat dat in de meeste profielschetsen ook een vereiste is. Maar voor een goed toezicht is er meer nodig dan dat. Soms is het ook goed als een raad van toezicht een zekere distantie kan houden, en toezicht houden is ook een vak. Maar dat er binding is met het primaire proces is een voorwaarde die eigenlijk al wordt gesteld. In die zin vind ik de motie overbodig en is die ontraden.

    De voorzitter:
    Eén vraag, mevrouw Westerveld.

    Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
    Zou de minister het geen goed idee vinden als we eens keken of raden van toezicht niet versterkt kunnen worden met bijvoorbeeld oud-docenten, oud-leerlingen en andere mensen die veel meer weten van de sfeer op de werkvloer?

    Minister Van Engelshoven:
    Het is maar de vraag of oud-leerlingen of ouders altijd de beste toezichthouders voor precies die school zijn. Ik ben het geheel met u eens dat binding met het primaire proces, en de bereidheid om je daartoe te verhouden, een vereiste is. In de meeste gevallen gebeurt dat ook. Het hoeft niet per se ervaring op die school te zijn; het kan ook heel goed op een andere school zijn. En dan komen we op het punt dat we uiteindelijk allemaal oud-leerling zijn. Of dat nou uitmaakt of je een goed toezichthouder bent? Ik waag te betwijfelen of dat echt het criterium is.

    Dan de motie op stuk nr. 80, die vraagt om een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken bij onderwijskoepel LVO en de bestuurscultuur. Ik heb u vanmiddag uitvoerig uitgelegd dat er een uitgebreid onderzoek komt naar het bestuurlijk handelen bij deze koepel door de inspectie, en de inspectie is onafhankelijk toezicht. Ik zou hier de suggestie dat het onderzoek niet onafhankelijk zou zijn als de inspectie dat doet, verre van mij willen werpen. De inspectie is onafhankelijk en doet dat onderzoek.

    De voorzitter:
    En dus?

    Minister Van Engelshoven:
    De motie is ontraden.

    Dan de motie op stuk nr. 81 van de heer Beertema. Het is een beetje een vreemde figuur dat de heer Beertema hier pleit voor een generaal pardon, zoals hij dat vanmiddag ook noemde. Ik heb u vanmiddag ook gezegd dat het juist voor deze leerlingen zo ontzettend van belang is dat zij een diploma krijgen in de volle betekenis van dat diploma. We stellen die leerlingen ook maximaal in de gelegenheid om dat te doen. Om die reden ontraad ik deze motie.

    Dan de motie van de heer Beertema op stuk nr. 82. Daarover kom ik eigenlijk tot hetzelfde oordeel als over de motie van de heer Kwint, waarvan ik niet meer weet welk nummer die had. Ook hier zouden we dan wel treden in die inrichtingsvrijheid. Nogmaals, laten we nou eerst eens zorgvuldig onderzoek doen naar het bestuurlijk handelen voordat we conclusies trekken over wat daar de stappen moeten zijn.

    De voorzitter:
    En dus?

    Minister Van Engelshoven:
    Ontraden.

    Voor de motie op stuk nr. 83 van de heer Beertema geldt eigenlijk hetzelfde. Op dit moment wordt gewerkt aan een onderzoek naar het bestuurlijk handelen door de inspectie. Pas als dat onderzoek gereed is, kun je conclusies trekken over wat daar de consequenties van moeten zijn. Dus ik ontraad deze motie.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid op dit nachtelijke uur.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    We gaan later vannacht hier nog over stemmen. Dat gaat echt niet meer voor 2.00 uur gebeuren. Ik schors voor een enkel ogenblik.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor het jaar 2019

    Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor het jaar 2019

    Aan de orde is het VSO Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor het jaar 2019 (31322, nr. 367).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Aan de orde is het VSO Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor het jaar 2019. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Kwint van de fractie van de SP. Het woord is aan hem. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd.

    De heer Kwint (SP):
    Voorzitter. Die ga ik hard nodig hebben vrees ik, want er staat me toch een partij getallen in deze motie. Maar de strekking zal het kabinet bekend voorkomen, dus de staatssecretaris kan vast goed reageren. Deze motie is medeondertekend door de heer Van Dijk.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de intensivering van 248 miljoen in de kinderopvangtoeslag voor 1 januari 2019 per Besluit kinderopvangtoeslag wordt geregeld;

    overwegende dat het terugbetalen van kinderopvangtoeslag vooral voor de lagere inkomens kan leiden tot schuldenproblematiek;

    van mening dat onnodige bureaucratie kan worden verminderd door het gratis maken van de kinderopvang voor de lagere inkomens;

    verzoekt de regering, om de 42.000 gezinnen die een toetsingsinkomen van minder dan €24.611 hebben de kinderopvang gratis te maken en de dekking te vinden in het niet doorvoeren van de inkomensgrens naar €123.920 en het restant van 5 miljoen te vinden in de investering voor drie keer modaal,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 368 (31322).

    U weet dat we meerdere Van Dijken hebben hier in de zaal, hè?

    De heer Kwint (SP):
    Deze motie is meeondertekend door de heer Gijs van Dijk.

    De voorzitter:
    Het is toch even handig om dat te melden. Ik dacht dat het uw fractiegenoot was, namelijk.

    De heer Kwint (SP):
    Die wil er misschien ook wel onder. Ik zal even kijken waar hij is.

    De voorzitter:
    Zijn naam staat er niet onder, valt me op.

    De heer Kwint (SP):
    Nee, u heeft gelijk, voorzitter. We kunnen een moment schorsing aanvragen, maar ik weet niet of we dat echt willen.

    De voorzitter:
    Nee, laten we dat niet doen.

    Het woord is aan mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

    Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
    Dank, voorzitter. Ik heb ook twee moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat ouders die twee keer tot drie keer modaal verdienen er het meest op vooruitgaan volgens het ontwerpbesluit kinderopvangtoeslag;

    overwegende dat juist voor minimagezinnen de toegankelijkheid van de kinderopvang verder verhoogd moet worden;

    verzoekt de regering de extra middelen voor de kinderopvangtoeslag zo te verdelen dat deze het meest ten goede komt aan gezinnen die minder dan modaal verdienen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 369 (31322).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het ontwerpbesluit kinderopvangtoeslag wordt uitgegaan van een kostenstijging van 4,9%;

    overwegende dat uit het rapport van Buitenhek blijkt dat de kostenstijging door de nieuwe beroepskracht-kindratio van een op drie bij de babygroepen hoger zal uitkomen;

    overwegende dat dit resulteert in een hogere uurprijs van de kinderopvang;

    overwegende dat dit relatief nadeliger is voor gezinnen onder een modaal inkomen;

    voorts overwegende dat er grote onrust is in het veld over de gevolgen van de nieuwe beroepskracht-kindratio;

    verzoekt de regering de maximumuurprijs van de kinderopvangtoeslag te verhogen en dit te dekken door een andere verdeling van de 248 miljoen euro die extra wordt uitgegeven aan de kinderopvangtoeslag,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 370 (31322).

    Dank u wel. Dan komen we uit bij de heer Raemakers van D66. Dat is meteen de laatste spreker van de zijde van de Kamer. En hij heeft geen moties bij zich, stel ik vast. Ik hoor dat hij alleen maar een korte vraag wil stellen. Dat kan altijd.

    De heer Raemakers (D66):
    Voorzitter, dank u wel. Ik vind de motie van mevrouw Westerveld heel interessant. Er wordt inderdaad door partijen in het veld gezegd dat het extra geld dat er komt voor de kinderopvang niet genoeg zou zijn. Het ministerie heeft SEO gevraagd om onderzoek te doen. Daar komt die 4,7% uit. De kinderopvangsector heeft een eigen onderzoek gevraagd, via Buitenhek. Daar komt de 7% uit. Daarover gaat de tweede motie van mevrouw Westerveld. Ik zou eigenlijk aan de staatssecretaris willen vragen: hoe zit het nou precies met die twee onderzoeken? We hebben een onderzoek van SEO dat is gedaan in opdracht van het ministerie, we hebben een onderzoek van Buitenhek dat is gedaan in opdracht van de sector. Er zijn verschillende meetcriteria gebruikt en verschillende dagdelen onderzocht. Het is daardoor voor ons in de Kamer heel lastig om nou te bepalen welk onderzoek wij moeten geloven. Ik vraag de staatssecretaris daarom of zij die twee onderzoeken met elkaar kan vergelijken en de Kamer kan informeren welk onderzoek wij nou moeten geloven.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Heel goed. Er zijn een vraag en drie moties. Het woord is aan de staatssecretaris.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Van Ark:
    Voorzitter, dank u wel. De motie van de heren Kwint en Gijs van Dijk, op stuk nr. 368, moet ik ontraden. Het is op dit moment het geval dat kinderopvangtoeslag in principe over drie partijen wordt verdeeld, namelijk overheid, werkgever en werknemer, en dat voor de laagste inkomens geldt dat zo'n 96% van de kosten van de kinderopvang door anderen dan de ouders zelf wordt gedragen. Dat komt neer op zo'n €0,32 per uur. Dus we hebben al een goede voorziening voor mensen met een laag inkomen. Daarom ontraad ik de motie.

    De motie van mevrouw Westerveld op stuk nr. 369 gaat over kinderopvangtoeslag voor gezinnen die minder dan modaal verdienen. Die motie ontraad ik. De kinderopvangtoeslag die inkomensafhankelijk is, wordt verhoogd. Op die manier gaan bijna alle ouders erop vooruit en wordt werken lonender. Hiermee wordt ook de combinatie van arbeid en zorg verder gestimuleerd. Hierbij is er ook rekening mee gehouden dat in het verleden de bezuinigingen met name zijn neergeslagen bij de midden- en hogere inkomens. En het sluit ook aan op het advies van de WRR om kinderopvang goedkoper te maken voor middeninkomens. Daarnaast krijgen ouders met een minimuminkomen straks 96% van de kosten vergoed. Dat is nu 94%. Daarmee daalt ook hun eigen bijdrage voor tarieven binnen de maximum uurprijs.

    Dan heeft mevrouw Westerveld een motie ingediend op stuk nr. 370, waar ook de heer Raemakers een vraag over heeft gesteld. Deze motie moet ik ontraden, maar ik kan mogelijk wel in het antwoord op de vraag van de heer Raemakers nog wat duidelijkheid geven. Op dit moment heb ik nog geen verklaring voor de verschillen in de cijfers uit enerzijds het onderzoek van Buitenhek en anderzijds het onderzoek van SEO. In afstemming met veldpartijen is afgesproken dat SEO een aanvullend onderzoek zal doen, om te proberen ook de cijfers en de verschillen daarin te verklaren. De uitkomsten van het aanvullend onderzoek zal ik meenemen bij een eventuele discussie over de verhoging van de maximumuurprijs in de kinderdagopvang. Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de uitkomsten van het aanvullend onderzoek en daarom vind ik het op dit moment ook niet wenselijk om de maximumuurprijs verder te verhogen, omdat er nog geen zekerheid over is. Ik vind het wel van belang dat er snel duidelijkheid komt over de uitkomsten van het aanvullend SEO-onderzoek en eventuele consequenties voor de maximumuurprijs. Ik streef ernaar uw Kamer in september te informeren. Daarbij teken ik aan dat een eventuele aanpassing van het ontwerpbesluit in potentie mogelijk is, waarbij natuurlijk wel rekening moet worden gehouden met de rol van de Afdeling advisering van de Raad van State en de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan is de vraag beantwoord en zijn alle drie de moties becommentarieerd.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid. We gaan straks nog stemmen. We hebben nog één VAO'tje te gaan. Daarna ga ik voor drie kwartier schorsen. Dat zeg ik ook even voor de fractiesecretarissen, de ambtelijk secretarissen, vicevoorzitters die nu met het zweet op hun rug bezig zijn om stemmingslijsten, stemmingssets en stemmingsadviezen te verzamelen. Nu schors ik even voor een changement.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Luchtkwaliteit

    Luchtkwaliteit

    Aan de orde is het VAO Luchtkwaliteit (AO d.d. 05/07).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Aan de orde is het VAO Luchtkwaliteit. Een hartelijk woord van welkom. We hebben vijf sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Van Eijs van de fractie van D66. Zij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd.

    Mevrouw Van Eijs (D66):
    Voorzitter. Allereerst zou ik graag willen benoemen dat de fractie van D66 erg blij is dat de staatssecretaris gekomen is met een aanpak van de knelpunten van luchtkwaliteit in de binnensteden, zodat die als het goed is voor het einde van het jaar allemaal verholpen zijn. Dat is hartstikke mooi nieuws voor de mensen in de binnenstad die de lucht moeten inademen. Om hun gezondheid gaat het.

    Maar naast een nationale aanpak hebben we natuurlijk ook een internationale aanpak nodig, aangezien lucht zich niet aan de grenzen van ons land houdt, vandaar deze motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat luchtvervuiling niet ophoudt bij de grens en de luchtkwaliteit van Nederland mede wordt bepaald door de omringende landen;

    constaterende dat Nederland voor een goede luchtkwaliteit en daarmee de gezondheid van zijn inwoners mede afhankelijk is van de maatregelen die worden genomen in omringende landen;

    overwegende dat daarmee een gezamenlijke aanpak in binnen- en buitenland om de luchtkwaliteit te verbeteren noodzakelijk is;

    verzoekt de regering om een internationale schoneluchtsamenwerking op te zetten met omringende landen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 300 (30175).

    Dank u wel. Dan de heer Von Martels van de fractie van het CDA.

    De heer Von Martels (CDA):
    Dank u wel, voorzitter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat op basis van de resultaten van onderzoek de geurreductiepercentages van combiwassers in de Regeling geurhinder en veehouderij worden aangepast;

    verzoekt de regering in overleg te treden met IPO en VNG over de consequenties voor lopende vergunningprocedures en bestaande bedrijven met een combiluchtwasser, en oplossingen in kaart te brengen;

    verzoekt voorts de Kamer voor de begrotingsbehandeling 2019 te informeren over de uitkomsten van het overleg,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels, Geurts en Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 301 (30175).

    Er is een korte vraag van de heer Futselaar.

    De heer Futselaar (SP):
    Had de staatssecretaris dit niet al toegezegd in het AO en is deze motie daarmee niet overbodig?

    De heer Von Martels (CDA):
    Ik heb dat niet gehoord, maar de staatssecretaris zal dat ongetwijfeld zelf aangeven als dat zo is.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dan de heer Wassenberg van de fractie van de Partij voor de Dieren.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Dank u wel, voorzitter. Vijf heel korte moties.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering om in het Schone Lucht Akkoord afrekenbare doelen op te nemen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 302 (30175).

    Dat is nog eens snel.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Voorzitter, de klok loopt door, zie ik.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat houtstook slecht is voor zowel het milieu als de gezondheid, omdat er bij de verbranding een verscheidenheid aan schadelijke en/of kankerverwekkende stoffen vrijkomt, waaronder roet, koolmonoxide, fijnstof, benzeen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen;

    constaterende dat er geen regels of criteria zijn voor de installatie en het gebruik van hout- en pelletkachels;

    verzoekt de regering om deze criteria te ontwikkelen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 303 (30175).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de luchtkwaliteit in gebieden met veel intensieve veehouderij achterblijft bij de rest van Nederland;

    overwegende het belang van de gezondheid van omwonenden van intensieve veehouderijbedrijven;

    constaterende dat het kabinet de knelpunten in luchtkwaliteit in steden in 2018 wil laten voldoen aan de NSL-normen, maar dat dit voor het buitengebied pas in 2023 het geval zal zijn;

    verzoekt de regering om te bekijken hoe de knelpunten in de luchtkwaliteit in het buitengebied eerder kunnen worden opgelost, bij voorkeur in de huidige kabinetsperiode,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 304 (30175).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat PM2,5-fijnstofdeeltjes vele malen kleiner zijn dan PM10 en dat deze daardoor veel dieper doordringen in de longen en zelfs de long-bloedbarrière kunnen passeren;

    verzoekt de regering om meer aandacht te besteden aan de negatieve gezondheidseffecten van PM2,5 en dit mee te nemen in het Schone Lucht Akkoord,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 305 (30175).

    De heer Wassenberg (PvdD):
    En de laatste, voorzitter. Ruim binnen de tijd.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat houtstook slecht is voor zowel het milieu als de gezondheid, omdat er uit de verbranding een verscheidenheid aan schadelijke en/of kankerverwekkende stoffen vrijkomt;

    spreekt uit dat het daarom onwenselijk is om houtstook te scharen onder duurzame energie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 306 (30175).

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Netjes gedaan. Dan mevrouw Kröger van de fractie van GroenLinks. Op mijn lijstje staat ook nog mevrouw Van Brenk, maar die is er niet. Dat zou betekenen dat mevrouw Kröger de laatste spreker is van het parlementaire jaar.

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Dan krijg ik er twee minuten bij.

    De voorzitter:
    Nee, dan krijgt u veel minder tijd!

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Dank u wel, voorzitter. Twee moties op dit late uur.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat veel potentiële beleidsmaatregelen voor verbetering van de luchtkwaliteit op meerdere manieren gezondheidsbaten kunnen realiseren, maar ook positieve effecten zouden kunnen hebben op het klimaat, geluidsoverlast, leefbaarheid, verkeerveiligheid, natuur, innovatie, ruimtelijke ontwikkeling en andere beleidsterreinen;

    verzoekt de regering om bij het inventariseren van mogelijke luchtkwaliteitsmaatregelen over de departementale grenzen heen te kijken, deze extra baten en effecten te onderzoeken en zo mogelijk gezamenlijk uit te voeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 307 (30175).

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    En een tweede motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat milieuzones een effectief beleidsinstrument zijn in de verbetering van de luchtkwaliteit;

    overwegende dat zero-emissiezones een belangrijke rol in het stimuleren van duurzame mobiliteit kunnen zijn;

    verzoekt de regering om aan het systeem van milieuzones ook een zero-emissiemilieuzone als mogelijkheid toe te voegen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 308 (30175).

    Mevrouw Kröger (GroenLinks):
    Ik wil de staatssecretaris graag bedanken voor het debat over alle maatregelen met betrekking tot luchtkwaliteit. We zien echt uit naar een ambitieus plan in het SLA dat vooral ook kijkt naar al die terreinen waar de luchtkwaliteitseffecten en vooral de gezondheidseffecten nu onvoldoende in kaart zijn gebracht. Daar zit wat ons betreft echt de uitdaging.

    Dank u wel.

    De voorzitter:
    U was inderdaad de laatste spreker van dit parlementaire jaar. Tot zover de termijn van de Kamer. Kan de staatssecretaris nu reeds antwoorden? Dat is het geval. Het woord is aan haar.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Voorzitter, ik heb de laatste twee moties van GroenLinks nog niet. Ik zal mogelijk nog een momentje nemen om naar de beantwoording te kijken.

    Ik begin met de eerste motie, van mevrouw Van Eijs op stuk nr. 300. Deze vraagt om ook samen te werken met omliggende landen. Ik ben daar voorstander van, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 301 van de heren Von Martels, Geurts en Ziengs over de combiwassers, om te kijken naar de lopende procedures en met IPO en VNG te overleggen. Wat er specifiek wordt toegevoegd, is om voor de begrotingsbehandeling 2019 te informeren over de uitkomsten van dat overleg en niet alleen naar de lopende vergunningsprocedures te kijken, maar ook de oplossingen in kaart te brengen. Dat maakt het toch allemaal wat explicieter, dus ik kan deze motie overlaten aan het oordeel van de Kamer.

    Dan de moties van de heer Wassenberg. De motie-Wassenberg op stuk nr. 302 vraagt om afrekenbare doelen. Ik heb in het AO toegezegd dat we daarnaar zullen kijken. Daarvoor moeten we wel als eerste stap het ontwikkelen van de gezondheidsindicator hebben, naar aanleiding van de motie van mevrouw Kröger. Ik vind deze motie daar niet zoveel aan toevoegen, dus daarom ontraad ik de motie.

    De motie-Wassenberg op stuk nr. 303 verzoekt de regering om te komen tot criteria voor de installatie en het gebruik van houtstook- of pelletkachels. Ik stel voor dat de heer Wassenberg deze motie aanhoudt tot het gereedkomen van het Schone Lucht Akkoord, want daarin heb ik al aangegeven dat ik naar verschillende opties zal kijken, anders loopt het erop vooruit en zou ik de motie moeten ontraden.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Dan houd ik deze vooralsnog aan.

    De voorzitter:
    Meneer Wassenberg, dit is een vraag aan u.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (30175, nr. 303) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Dan de vraag in de motie van de heer Wassenberg op stuk nr. 304 om knelpunten in het buitengebied eerder op te lossen. Mijn aanpak die ik net aan de Kamer heb gestuurd, is om zo snel mogelijk, want dat was ook de opdracht, de resterende knelpunten weg te nemen. Dat gaat al uit van zo snel mogelijk realiseren. Uiterlijk 2023 hopen we die laatste knelpunten te hebben opgelost. Nog sneller dan zo snel mogelijk gaat niet. Daarom moet ik deze motie ontraden.

    Dan de voorlaatste motie van de heer Wassenberg, op stuk nr. 305, die gaat over PM2,5. Als ik zijn motie zo mag interpreteren dat we dit meenemen in het Schone Lucht Akkoord, dan kan ik het oordeel over deze motie overlaten aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Dat is een vraag aan de heer Wassenberg. Ik zie hem knikken, dus dat is bij dezen bevestigd. Hij wil het ook nog even zeggen.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Er staat expliciet in om dit mee te nemen in het Schone Lucht Akkoord, dus het staat er zo in.

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Prima, dan zullen we er in die context op terugkomen.

    De voorzitter:
    En dan is deze oordeel Kamer.

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Dan is deze oordeel Kamer.

    En dan de laatste motie van de heer Wassenberg, op stuk nr. 306, waarin hij zegt dat het onwenselijk is om houtstook te scharen onder duurzame energie. Dat kan zijn mening zijn, maar op dit moment valt houtstook onder de richtlijn voor duurzame energie. Daarom zou deze motie daarmee in strijd zijn, dus ik moet deze motie ontraden.

    Dan ben ik zo snel gegaan dat ik even kijk naar de twee laatste moties van mevrouw Kröger.

    De voorzitter:
    Traditie is dat de laatste moties van het jaar altijd oordeel Kamer zijn.

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Is dat waar?

    De voorzitter:
    Nee.

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Ik zal mijn best doen. Ik ga ze in omgekeerde volgorde doen. Als eerste behandel ik de motie-Kröger op stuk nr. 308, om nu al een bord voor zero-emissiezones voor personenauto's op te nemen. Daar hebben we uitgebreid over gewisseld in het debat. Ik vind dat te vroeg en daarom ontraad ik de motie.

    Dan de motie van mevrouw Kröger op stuk nr. 307, de laatste motie van dit parlementaire jaar, om de gezondheidsbaten van andere beleidsterreinen ook over de grenzen heen te bekijken. In het kader van het SLA kijk ik breed naar welke maatregelen effectief zijn. Ik betrek hierbij ook andere departementen. Als ik die motie zo mag interpreteren, dan kan ik deze overlaten aan het oordeel van de Kamer.

    De voorzitter:
    Dank u wel dat u deze eeuwenoude traditie in stand heeft gehouden.

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Als ik u daarmee een plezier kan doen, doe ik dat natuurlijk graag.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Fijn dat u bij ons was, zeg ik tegen u als laatste bewindspersoon. Doet u ook de stemmingen voor ons?

    Staatssecretaris Van Veldhoven:
    Jazeker.

    De voorzitter:
    Boft u even! Ik hoop dat u een oppas heeft geregeld voor de kinderen. Ik ga drie kwartier schorsen. Om 2.15 uur gaan we stemmen. Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid bij het debat en ook alvast voor haar aanwezigheid bij het stemmen.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Om 2.15 uur gaan we over alle moties tot dusverre stemmen.

    De vergadering wordt van 01.32 uur tot 02.19 uur geschorst.

    Voorzitter: Arib

    Stemmingen

    Stemmingen


    Stemmingen Minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld (34957).

    (Zie vergadering van 28 juni 2018.)

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Lee (stuk nr. 21).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van der Lee c.s. (stuk nr. 44, I) tot het invoegen van de onderdelen aA tot en met bA.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 44 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Beckerman (stuk nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Beckerman (stuk nr. 15).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Beckerman (stuk nr. 23, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 23 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Van der Lee (stuk nr. 7).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, de SGP en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Jetten c.s. (stuk nr. 25).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Van der Lee (stuk nr. 12).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Agnes Mulder c.s. (stuk nr. 43).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Beckerman (stuk nr. 19).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Van der Lee c.s. (stuk nr. 27).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Van der Lee (stuk nr. 13).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Beckerman/Wassenberg (stuk nr. 26).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Van der Lee (stuk nr. 16).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Van der Lee (stuk nr. 21), de nader gewijzigde amendementen-Van der Lee c.s. (stuk nrs. 44, I en II), het amendement-Jetten c.s. (stuk nr. 25), het amendement-Agnes Mulder c.s. (stuk nr. 43), het amendement-Van der Lee c.s. (stuk nr. 27) en het amendement-Van der Lee (stuk nr. 13).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen moties Minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld,

    te weten:

    • de motie-Beckerman c.s. over preventieve maatregelen ter voorkoming van schade (34957, nr. 28);
    • de motie-Beckerman c.s. over duidelijkheid over aansprakelijkheid NAM voor schades in de toekomst (34957, nr. 29);
    • de motie-Beckerman c.s. over een tijdpad richting nul gaswinning (34957, nr. 30);
    • de motie-Beckerman c.s. over toezicht van het SodM op het voorkomen van schade (34957, nr. 31);
    • de motie-Beckerman c.s. over een afbouwplan dat toewerkt naar nul gaswinning (34957, nr. 32);
    • de motie-Kops over afzien van verhoging van het aandeel door de NAM te ontvangen gasbaten (34957, nr. 33);
    • de motie-Jetten c.s. over het zwaarwegende veiligheidsbelang van omwonenden in Groningen (34957, nr. 34);
    • de motie-Van der Lee c.s. over een integraal totaaloverzicht van alle verwachte kosten (34957, nr. 36);
    • de motie-Sazias c.s. over een extra juridische toets (34957, nr. 37);
    • de motie-Dik-Faber c.s. over middelen uit het regiofonds beschikbaar stellen voor geestelijke verzorging (34957, nr. 38);
    • de motie-Wassenberg/Beckerman over aardgasbelasting inzetten om grootverbruikers snel van het aardgas te krijgen (34957, nr. 39);
    • de gewijzigde motie-Wassenberg/Beckerman over een maximale inspanning om het aardgasgebruik te verminderen (34957, nr. 41, was nr. 40);
    • de motie-Nijboer c.s. over het kabinet terugsturen naar de onderhandelingstafel (34957, nr. 45).

    (Zie vergadering van 28 juni 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-Nijboer c.s. (34957, nr. 45) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er een deal is gesloten door minister Wiebes met Shell en Exxon;

    overwegende dat daarmee miljarden belastinggeld en grote aansprakelijkheden gemoeid zijn;

    spreekt uit het akkoord niet te steunen;

    verzoekt het kabinet terug te gaan naar de onderhandelingstafel,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 46, was nr. 45 (34957).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (34957, nr. 28).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (34957, nr. 29).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (34957, nr. 30).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (34957, nr. 31).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (34957, nr. 32).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kops (34957, nr. 33).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Jetten c.s. (34957, nr. 34).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van der Lee c.s. (34957, nr. 36).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Sazias c.s. (34957, nr. 37).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (34957, nr. 38).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Wassenberg/Beckerman (34957, nr. 39).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Wassenberg/Beckerman (34957, nr. 41, was nr. 40).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Nijboer c.s. (34957, nr. 46, was nr. 45).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Tbs

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Tbs,

    te weten:

    • de motie-Markuszower over de verloven van alle tbs'ers intrekken (29452, nr. 225);
    • de motie-Van Nispen/Kuiken over een sectorbreed convenant voor de forensische zorgsector (29452, nr. 226);
    • de motie-Buitenweg c.s. over geen lagere tarieven dan door de Nederlandse Zorgautoriteit zijn vastgesteld (29452, nr. 227).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Buitenweg stel ik voor haar motie (29452, nr. 227) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Markuszower (29452, nr. 225).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Nispen/Kuiken (29452, nr. 226).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Personen- en familierecht

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Personen- en familierecht,

    te weten:

    • de motie-Van Nispen c.s. over ouders dwingen om zich aan omgangsregelingen te houden (33836, nr. 27);
    • de motie-Ploumen/Kuiken over internationale kinderontvoering (33836, nr. 28);
    • de motie-Markuszower over een overzicht van acties om ontvoerde kinderen terug te halen (33836, nr. 29);
    • de motie-Van der Graaf over het onder de aandacht brengen van de richtlijn over de omgangsregeling (33836, nr. 30);
    • de motie-Van der Graaf c.s. over een wettelijk startpunt voor het verdelen van zorgplichten over beide ouders (33836, nr. 31);
    • de motie-Buitenweg c.s. over financiële ondersteuning voor initiatieven van adoptiebelangenorganisaties (33836, nr. 32).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (33836, nr. 27).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Ploumen/Kuiken (33836, nr. 28).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Markuszower (33836, nr. 29).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van der Graaf (33836, nr. 30).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van der Graaf c.s. (33836, nr. 31).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Buitenweg c.s. (33836, nr. 32).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Materieel Defensie

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Materieel Defensie,

    te weten:

    • de motie-Karabulut over de procedure voor de opdracht inzake de Apache (27830, nr. 251);
    • de motie-Karabulut over afzien van de aanschaf van de MQ-9 Reaper (27830, nr. 252);
    • de motie-Karabulut over de procedure voor VOSS openstellen voor meerdere producenten (27830, nr. 253);
    • de motie-Diks over de A-brieven aan de Kamer voorleggen (27830, nr. 254);
    • de motie-Emiel van Dijk over geen materieel verkopen aan landen die lid zijn van de OIC (27830, nr. 255);
    • de motie-Kerstens/Karabulut over de voorgenomen verhuizing van de marinierskazerne naar Vlissingen (27830, nr. 256).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Karabulut (27830, nr. 251).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (27830, nr. 252).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (27830, nr. 253).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Diks (27830, nr. 254).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Emiel van Dijk (27830, nr. 255).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kerstens/Karabulut (27830, nr. 256).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemming Verlenging geldigheidstermijn aanwijzingen van militaire luchtvaartterreinen

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden (34932).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Verlenging geldigheidstermijn aanwijzingen van militaire luchtvaartterreinen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden,

    te weten:

    • de motie-Van Raan/Kerstens over de opstelling van militaire luchthavens als goede buur (34932, nr. 6);
    • de motie-Van Raan over vliegbewegingen onderdeel maken van de handhaving van geluidszones (34932, nr. 7);
    • de motie-Van Raan/Diks over het aantal militaire luchthavens (34932, nr. 8);
    • de motie-Kerstens c.s. over een gedragen luchthavenbesluit Gilze-Rijen (34932, nr. 9).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Van Raan (34932, nr. 7) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

    De motie-Van Raan/Kerstens (34932, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering de militaire luchthavens nadrukkelijk aan te sporen zich op te stellen als goede buur,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 10, was nr. 6 (34932).

    De motie-Kerstens c.s. (34932, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Kerstens, Bruins Slot, Bosman, Belhaj en Diks, en luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat door de gemeente Gilze-Rijen, de provincie-Noord Brabant en veel omwonenden bezwaren (en alternatieven) zijn aangedragen ten aanzien van het voorgenomen luchthavenbesluit met betrekking tot de vliegbasis Gilze-Rijen;

    constaterende dat de door het kabinet voorgestelde verlenging van de termijn waarbinnen de noodzakelijke luchthavenbesluiten ten aanzien van een aantal militaire vliegvelden moeten worden genomen ruimte biedt voor zorgvuldige procedures dien aangaande;

    van mening dat dit in het belang van zowel Defensie als overige genoemde partijen is;

    verzoekt het kabinet in het kader van bedoelde zorgvuldigheid in overleg met betrokkenen zoals hiervoor genoemd te bezien op welke wijze tot een gedragen besluit kan worden gekomen en de Kamer hierover te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Zij krijgt nr. 11, was nr. 9 (34932).

    Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Van Raan/Kerstens (34932, nr. 10, was nr. 6).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van Raan/Diks (34932, nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Kerstens c.s. (34932, nr. 11, was nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Staat van de Volkshuisvesting/Woningcorporaties

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Staat van de Volkshuisvesting/Woningcorporaties,

    te weten:

    • de motie-Beckerman over de gevolgen van ATAD voor de ambities van corporaties (32847, nr. 411);
    • de motie-Smeulders over het voorkómen van nieuwe achterstandswijken (32847, nr. 412);
    • de motie-Smeulders/Van Eijs over toegankelijk wonen (32847, nr. 413);
    • de motie-Kops/Wilders over geen enkele woning meer weggeven aan statushouders (32847, nr. 414);
    • de motie-Koerhuis over een terugbetalingsplan voor corporaties (32847, nr. 415).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Smeulders (32847, nr. 412) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat bewoners, gemeenten en woningbouwcorporaties hun zorgen hebben geuit over het gebrek aan diversiteit in de samenstelling van woningen in stadswijken;

    overwegende dat door het gebrek aan diversiteit van soorten woningen er nieuwe kwetsbare wijken kunnen ontstaan;

    overwegende dat gemeenten en corporaties aangeven dat zij door de huidige Woningwet onvoldoende mogelijkheden hebben om problemen te voorkomen;

    verzoekt de regering om bij de evaluatie van de Woningwet, die komend najaar naar de Kamer zal worden gestuurd, expliciet aandacht te besteden aan de wettelijke mogelijkheden voor gemeenten en corporaties bij het voorkomen van het ontstaan van nieuwe kwetsbare wijken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 418, was nr. 412 (32847).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Beckerman (32847, nr. 411).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Smeulders (32847, nr. 418, was nr. 412).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Smeulders/Van Eijs (32847, nr. 413).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kops/Wilders (32847, nr. 414).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Koerhuis (32847, nr. 415).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemming motie Berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog

    Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VSO Stand van zaken toezegging inzake het beleid van de gemeenten bij verzoeken tot berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog,

    te weten:

    • de motie-Van der Graaf c.s. over een nationaal bergingsprogramma (32156, nr. 93).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Van der Graaf c.s. (32156, nr. 93) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de inzichten van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 erop wijzen dat er zich in Nederland en zijn territoriale wateren 30 tot 50 vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog bevinden waarin zich mogelijk stoffelijke resten bevinden van vermiste piloten en bemanningsleden;

    overwegende dat in 2020 75 jaar bevrijding zal worden gevierd en dat voor deze bevrijding een hevige strijd is geleverd;

    voorts overwegende dat het een erezaak is om vermiste piloten en bemanningsleden de laatste eer te bewijzen en recht te doen aan de wens van nabestaanden om hen te kunnen identificeren en te begraven;

    verzoekt de regering in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Stafdienst Vliegtuigberging en de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 te komen tot een nationaal bergingsprogramma;

    verzoekt de regering tevens de bijdrage in de kosten aan gemeenten voor de berging van deze 30 tot 50 vliegtuigwrakken voortaan volledig aan te vullen vanuit het Gemeentefonds, waarin voor de berging van vliegtuigwrakken nu al een reservering is opgenomen;

    verzoekt de regering voorts de Kamer voor de begrotingsbehandeling BZK te informeren over de nadere uitwerking,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 94, was nr. 93 (32156).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Graaf c.s. (32156, nr. 94, was nr. 93).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Maatschappelijke diensttijd

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Maatschappelijke diensttijd,

    te weten:

    • de motie-El Yassini c.s. over inzicht in aspecten van de maatschappelijke diensttijd bij de evaluatie van de pilots (34775-XVI, nr. 135);
    • de motie-Westerveld c.s. over praktisch geschoolde jongeren bereiken voor maatschappelijke diensttijd (34775-XVI, nr. 136);
    • de motie-Westerveld over meer steun voor jongerenorganisaties (34775-XVI, nr. 137);
    • de motie-Diertens over het inclusief inrichten van de maatschappelijke diensttijd (34775-XVI, nr. 138);
    • de motie-Hijink/Westerveld over een "go/no go"-moment voor de maatschappelijke diensttijd (34775-XVI, nr. 139);
    • de motie-Hijink over de optie van  versterking van de maatschappelijke stage openhouden (34775-XVI, nr. 140);
    • de motie-Segers/Diertens over ambassadeurs voor maatschappelijke diensttijd (34775-XVI, nr. 141);
    • de motie-Kerstens over verwezenlijking van de doelen van de maatschappelijke diensttijd (34775-XVI, nr. 142);
    • de motie-de motie Kerstens c.s. over de risico's op verdringing van betaald werk (34775-XVI, nr. 143).

    (Zie vergadering van 4 juli 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-El Yassini c.s. (34775-XVI, nr. 135) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden El Yassini, Segers, Rog, Diertens, Kerstens en Agema.

    Zij krijgt nr. 145, was nr. 135 (34775-XVI).

    De motie-Diertens (34775-XVI, nr. 138) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst staat opgenomen dat de mogelijkheid van een maatschappelijke diensttijd wordt ingevoerd om jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan onze samenleving;

    van mening dat de maatschappelijke diensttijd enkel een succesvol project wordt als alle jongeren hierbij betrokken worden, ook jongeren die nu al moeilijk een baan of stageplek kunnen krijgen, zoals jongeren met een beperking of jongeren met een (niet-westerse) migratieachtergrond;

    verzoekt de regering om, samen met de betrokken jongerenorganisaties, bij de verdere uitwerking van de maatschappelijke diensttijd in gesprek te gaan met Ieder(in) en migrantenjongerenorganisaties, zoals bijvoorbeeld de Gamechangers Academy, om te bezien hoe de maatschappelijke diensttijd inclusief ingericht kan worden en de Kamer hierover bij de evaluatie van de pilots te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 146, was nr. 138 (34775-XVI).

    De motie-Hijink/Westerveld (34775-XVI, nr. 139) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er nog veel onduidelijkheid is over de uiteindelijke invulling van de maatschappelijke diensttijd en over de bereidheid tot deelname aan de maatschappelijke diensttijd onder jongeren, maar dat verschillende onderzoeksprojecten hierin meer duidelijkheid zullen verschaffen;

    constaterende dat de kosten voor de uitvoering van de maatschappelijke diensttijd uiteindelijk structureel 100 miljoen euro zullen bedragen;

    van mening dat voor een structurele besteding van 100 miljoen euro een serieuze afweging nodig is op basis van heldere informatie;

    verzoekt de regering in het voorjaar van 2019 een "go/no-go"-moment in te bouwen met betrekking tot de invoering van de maatschappelijke diensttijd,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 147, was nr. 139 (34775-XVI).

    Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-El Yassini c.s. (34775-XVI, nr. 145, was nr. 135).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (34775-XVI, nr. 136).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Westerveld (34775-XVI, nr. 137).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Diertens (34775-XVI, nr. 146, was nr. 138).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Hijink/Westerveld (34775-XVI, nr. 147, was nr. 139).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Hijink (34775-XVI, nr. 140).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Segers/Diertens (34775-XVI, nr. 141).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kerstens (34775-XVI, nr. 142).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-de motie Kerstens c.s. (34775-XVI, nr. 143).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Versterkingsoperatie en schadeafhandeling in Groningen

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de versterkingsoperatie en schadeafhandeling in Groningen,

    te weten:

    • de motie-Nijboer c.s. een publiek gefinancierde veiligheidsinspectie over een publiek gefinancierde veiligheidsinspectie (33529, nr. 504);
    • de motie-Nijboer c.s. over onderzoek van de OVV naar de opvolging van de aanbevelingen (33529, nr. 505);
    • de motie-Beckerman c.s. over een "generaal pardon" (33529, nr. 506);
    • de motie-Beckerman c.s. over zo snel mogelijk overgaan tot versterking van woningen (33529, nr. 507);
    • de motie-Jetten c.s. over de eigenaren van woningen uit batch 1581; (33529, nr. 508);
    • de motie-Jetten c.s. over een evaluatie van de afwikkeling van schades (33529, nr. 509);
    • de motie-Agnes Mulder c.s. over de veiligheid van bedrijfsgebouwen (33529, nr. 510);
    • de motie-Sazias c.s. over de dialoog met bewoners (33529, nr. 511);
    • de motie-Wassenberg c.s. over aandacht voor kinderen in het gaswinningsgebied (33529, nr. 512);
    • de motie-Wassenberg c.s. over een parlementaire enquête (33529, nr. 513);
    • de motie-Dik-Faber c.s. over bewoners in de P90-groep (33529, nr. 514);
    • de motie-Dik-Faber c.s. over versterking van zorginstellingen (33529, nr. 515);
    • de motie-Van der Lee c.s. over de gevolgen van mijnbouwschade op het welzijn van kinderen (33529, nr. 516);
    • de motie-Van der Lee over een gebiedsgerichte aanpak (33529, nr. 517);
    • de motie-Bisschop c.s. over de problemen bij agrarische bedrijven (33529, nr. 518);
    • de motie-Yesilgöz-Zegerius c.s. over de rekening voor versterking op basis van verwachtingswaarde naar de NAM (33529, nr. 519).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    De motie-Yesilgöz-Zegerius c.s. (33529, nr. 519) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Yeşilgöz-Zegerius, Jetten, Agnes Mulder, Dik-Faber, Bisschop, Nijboer, Beckerman en Wassenberg.

    Zij krijgt nr. 520, was nr. 519 (33529).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (33529, nr. 504).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (33529, nr. 505).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (33529, nr. 506).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (33529, nr. 507).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Jetten c.s. (33529, nr. 508).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Jetten c.s. (33529, nr. 509).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Agnes Mulder c.s. (33529, nr. 510).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Sazias c.s. (33529, nr. 511).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Wassenberg c.s. (33529, nr. 512).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Wassenberg c.s. (33529, nr. 513).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (33529, nr. 514).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (33529, nr. 515).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van der Lee c.s. (33529, nr. 516).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van der Lee (33529, nr. 517).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Bisschop c.s. (33529, nr. 518).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Yeşilgöz-Zegerius c.s. (33529, nr. 520, was nr. 519).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Myanmar

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Myanmar,

    te weten:

    • de motie-Ploumen over een VN-missie in Myanmar (32735, nr. 200);
    • de motie-Sjoerdsma c.s. over pleiten voor uitbreiding van de EU-sanctielijst (32735, nr. 201);
    • de motie-Kuzu/Ploumen over het grootste deel van de Rohingya-bevolking volledige en gelijkwaardige burgerrechten toekennen (32735, nr. 202);
    • de motie-Kuzu/Ploumen over lidmaatschap van de Myanmarese regering van het Internationaal Strafhof (32735, nr. 203);
    • de motie-Kuzu over de Israëlische regering aansporen de wapenexport naar Myanmar te stoppen (32735, nr. 204).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Ploumen (32735, nr. 200).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (32735, nr. 201).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kuzu/Ploumen (32735, nr. 202).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kuzu/Ploumen (32735, nr. 203).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kuzu (32735, nr. 204).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties NAVO

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO NAVO,

    te weten:

    • de motie-Van Helvert c.s. over de Turkse toenadering tot Rusland en de aanschaf van de S-400 aan de orde stellen (28676, nr. 294);
    • de motie-Karabulut over terugdringen van militaire aanwezigheid in het grensgebied tussen Rusland en de NAVO-landen (28676, nr. 295);
    • de motie-Karabulut over de belofte van toekomstig NAVO-lidmaatschap voor Georgië en Oekraïne van tafel krijgen (28676, nr. 296);
    • de motie-Van Ojik over de nieuwe nucleaire strategie van de VS aan de orde stellen (28676, nr. 298).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van Helvert c.s. (28676, nr. 294).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (28676, nr. 295).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut (28676, nr. 296).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Ojik (28676, nr. 298).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie De Nederlandse inzet in Afghanistan

    Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over Nederlandse inzet in Afghanistan,

    te weten:

    • de motie-Karabulut over intrekken van het besluit inzake een militaire missie tot en met 2021 in Afghanistan (27925, nr. 634).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Karabulut (27925, nr. 634).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Water

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Water,

    te weten:

    • de motie-Van Brenk/Stoffer over het HLPF als podium voor het SDG-doel inzake sanitatie en schoon drinkwater (27625, nr. 435);
    • de motie-Van Brenk over meer middelen voor klimaatadaptatie (27625, nr. 436);
    • de motie-Geurts c.s. over aanpassing van de Waterwet (27625, nr. 437);
    • de motie-Van Aalst over de regie pakken in het dossier GenX (27625, nr. 438);
    • de motie-Kröger over ondersteuning van provincies en gemeenten met grootschalige bouw-, sanerings- en uitbreidingsplannen (27625, nr. 439);
    • de motie-Kröger over toevoegen van PMT-stoffen aan de lijst van zeer zorgwekkende stoffen binnen de REACH-regelgeving (27625, nr. 440);
    • de motie-Van Kooten-Arissen over de watermanagement drietrapsstrategie aanhouden in bebouwde omgeving en bij waterveiligheidsprojecten (27625, nr. 442);
    • de motie-Van Kooten-Arissen/Wassenberg over de regering als enig bevoegd gezag als het gaat om GenX-stoffen (27625, nr. 443);
    • de motie-Van Kooten-Arissen over specifieke aandacht voor beschikbaarheid van getrainde mensen en materialen bij vogelopvangcentra (27625, nr. 444).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (27625, nr. 440) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Van Brenk/Stoffer (27625, nr. 435).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Brenk (27625, nr. 436).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Geurts c.s. (27625, nr. 437).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van Aalst (27625, nr. 438).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kröger (27625, nr. 439).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen (27625, nr. 442).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen/Wassenberg (27625, nr. 443).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Kooten-Arissen (27625, nr. 444).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Inburgering en integratie

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Inburgering en integratie,

    te weten:

    • de motie-Paternotte/Segers over in gesprek gaan met gemeenten om beleidsvoornemens al binnen de kaders van de huidige wet uit te voeren (32824, nr. 224);
    • de motie-Özdil/Gijs van Dijk over ondersteuning van gemeenten aan inburgeringsplichtigen bij het vinden van een passende taalaanbieder (32824, nr. 225);
    • de motie-Gijs van Dijk over betere ondersteuning van werkgevers om statushouders aan het werk te helpen (32824, nr. 227);
    • de motie-Becker/Pieter Heerma over prestatiebekostiging bij regie van gemeenten bij uitvoering van inburgeringstrajecten (32824, nr. 228);
    • de motie-De Graaf over handhaving van inburgerfalen ter hand nemen (32824, nr. 229);
    • de motie-Jasper van Dijk over opnieuw beoordelen van mensen die niet-verwijtbaar met schulden en boetes te maken hebben (32824, nr. 230);
    • de motie-Jasper van Dijk over een stevige positie en goede arbeidsvoorwaarden van docenten inburgering als inzet bij de uitwerking van nieuw beleid (32824, nr. 232);
    • de motie-Öztürk over wederzijdse acceptatie een onlosmakelijk en integraal onderdeel laten uitmaken van het integratiebeleid (32824, nr. 233);
    • de motie-Segers/Pieter Heerma over de best mogelijke culturele inburgering in alle gemeenten (32824, nr. 234).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Paternotte/Segers (32824, nr. 224).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Özdil/Gijs van Dijk (32824, nr. 225).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Gijs van Dijk (32824, nr. 227).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Becker/Pieter Heerma (32824, nr. 228).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-De Graaf (32824, nr. 229).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (32824, nr. 230).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (32824, nr. 232).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Öztürk (32824, nr. 233).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fractie van DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Segers/Pieter Heerma (32824, nr. 234).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Krimp in het onderwijs

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Krimp in het onderwijs,

    te weten:

    • de motie-Van den Hul c.s. over ruimte bieden voor uitbreiding van experimentruimte (31293, nr. 397);
    • de motie-Kwint c.s. over de inhoudelijke fusietoets per 1 augustus 2018 niet schrappen (31293, nr. 398);
    • de motie-Rudmer Heerema/Rog over een steekproef over de besteding van onderwijsgeld (31293, nr. 399);
    • de motie-Westerveld/Van den Hul over een "krimpcheck" (31293, nr. 400);
    • de motie-Westerveld over een overleg met de medezeggenschapsraad bij voorgenomen fusies in het primair en voortgezet onderwijs (31293, nr. 401);
    • de motie-Beertema over afzien van het voornemen om de CFTO op te heffen en de fusietoets af te schaffen (31293, nr. 403);
    • de motie-Bisschop over wettelijke waarborgen om onwenselijke alternatieve samenwerkingsconstructies te verhinderen (31293, nr. 404);
    • de motie-Rog c.s. over een omgekeerde doelmatigheidstoets (31293, nr. 405).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van den Hul c.s. (31293, nr. 397).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kwint c.s. (31293, nr. 398).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Rudmer Heerema/Rog (31293, nr. 399).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Westerveld/Van den Hul (31293, nr. 400).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Westerveld (31293, nr. 401).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beertema (31293, nr. 403).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Bisschop (31293, nr. 404).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Rog c.s. (31293, nr. 405).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor het jaar 2019

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag voor het jaar 2019,

    te weten:

    • de motie-Kwint/Gijs van Dijk over gratis kinderopvang voor de lagere inkomens (31322, nr. 368);
    • de motie-Westerveld over extra middelen voor kinderopvangtoeslag (31322, nr. 369);
    • de motie-Westerveld over de maximumuurprijs van de kinderopvangtoeslag verhogen (31322, nr. 370).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Kwint/Gijs van Dijk (31322, nr. 368).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Westerveld (31322, nr. 369).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Westerveld (31322, nr. 370).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemmingen moties Voorjaarsnota 2018

    Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het debat over de Voorjaarsnota,

    te weten:

    • de motie-Nijboer/Snels over de mogelijke claim van Shell en Exxon (34960, nr. 9);
    • de motie-Nijboer over een apart begrotingsartikel voor de gaswinning in Groningen (34960, nr. 10).

    (Zie vergadering van 4 juli 2018.)

    In stemming komt de motie-Nijboer/Snels (34960, nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Nijboer (34960, nr. 10).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Europese Raad en eurozonetop van 28 en 29 juni

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de uitkomsten van de Europese Raad en eurozonetop van 28 en 29 juni,

    te weten:

    • de motie-Fritsma c.s. over het vreemdelingenbeleid en grensbewaking in eigen hand nemen (21501-20, nr. 1350);
    • de motie-Omtzigt c.s. over de draaiboeken voor het no-deal scenario (21501-20, nr. 1351);
    • de motie-Omtzigt/Van Toorenburg over aanpassen van regelgeving om het migratiepakket juridisch houdbaar te laten zijn (21501-20, nr. 1352).

    (Zie notaoverleg van 4 juli 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-Omtzigt/Van Toorenburg (21501-20, nr. 1352) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de voorzitter van de Commissie heeft uitgesproken dat de migratievoorstellen, waaronder het in opvang plaatsen van migranten, verenigbaar zijn met Europese wet- en regelgeving;

    overwegende dat vrijheidsbeneming met veel juridische waarborgen omkleed is;

    overwegende dat een groot deel van de migratievoorstellen gerealiseerd zal worden middels gedelegeerde wetgeving door de Europese Commissie;

    verzoekt de regering in kaart te brengen of en zo ja op welke punten welke (Europese) regelgeving moet worden aangepast om het migratiepakket zoals vastgesteld tijdens de top daadwerkelijk juridisch houdbaar te laten zijn en het resultaat van deze studie op hoofdlijnen voor 1 december met de Kamer te delen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 1353, was nr. 1352 (21501-20).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor zijn gewijzigde motie (21501-20, nr. 1353, was nr. 1352) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Fritsma c.s. (21501-20, nr. 1350).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Omtzigt c.s. (21501-20, nr. 1351).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij

    Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het VSO Voortgang Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij,

    te weten:

    • de motie-Ouwehand/Futselaar over actief handhaven van het uitbreidingsverbod (30826, nr. 52);
    • de motie-Ouwehand/Futselaar over de nulmeting van het aantal gehouden nertsen (30826, nr. 53);
    • de motie-Ouwehand/Futselaar over dierenwelzijn in nertsenfokkerijen (30826, nr. 54).

    (Zie vergadering van 20 februari 2018.)

    In stemming komt de motie-Ouwehand/Futselaar (30826, nr. 52).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand/Futselaar (30826, nr. 53).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ouwehand/Futselaar (30826, nr. 54).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie Problemen bij innen belastingen

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over problemen bij het innen van de belastingen,

    te weten:

    • de motie-Van Rooijen over een tweede staatssecretaris van Financiën uitsluitend voor de Belastingdienst (31066, nr. 413).

    (Zie vergadering van 21 juni 2018.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Van Rooijen stel ik voor zijn motie (31066, nr. 413) opnieuw aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.


    Stemming motie Restricties aan het gebruik van drie neonicotinoïden

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Commissievoorstellen om restricties op te leggen aan het gebruik van drie neonicotinoïden,

    te weten:

    • de motie-Von Martels over faciliteren en ondersteunen van telers bij aanpassing van hun teeltstrategie (27858, nr. 424).

    (Zie vergadering van 26 april 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-Von Martels (27858, nr. 424) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het wenselijk is om op korte termijn duurzame alternatieven te ontwikkelen voor neonicotinoïden;

    overwegende dat het toepassen van potentiële alternatieven kennis, vertrouwen en investeringen van telers vereist;

    overwegende dat het topsectorenbeleid vooral gericht is op innovaties en veel minder op grootschalige toepasbaarheid in de praktijk;

    verzoekt de regering om, naast de ontwikkeling van praktijkklare alternatieven ook in te zetten op het faciliteren en ondersteunen van telers bij het aanpassen van hun teeltstrategie, door stimuleringsinstrumenten, experimenteerruimte op bedrijfsniveau, monitoring, advies en demonstratie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 432, was nr. 424 (27858).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Von Martels (27858, nr. 432, was nr. 424).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemming motie Vierde anti-witwasrichtlijn

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn,

    te weten:

    • de motie-Van der Lee c.s. over meer transparantie over lidstaatopties (34808, nr. 11).

    (Zie vergadering van 21 februari 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-Van der Lee c.s. (34808, nr. 11) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat bij de implementatie van Europese richtlijnen in Nederlandse wetgeving vaak geen volledig overzicht voorhanden is van de wijze waarop andere EU-lidstaten omgaan met lidstaatopties;

    overwegende dat het voor de informatiepositie van de Kamer belangrijk is om te weten hoe landen omgaan met lidstaatopties bij de implementatie van Europese wetgeving;

    verzoekt de regering om zich in Europees verband in te zetten dat de Europese Commissie zorgt voor het transparant maken van door lidstaten gekozen lidstaatopties;

    verzoekt de regering om bij implementatie van toekomstige Europese regelgeving te beargumenteren waarom wordt gekozen voor welke lidstaatoptie en te beschrijven wat de gevolgen van deze keuze zijn in relatie tot het Europese speelveld,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Zij krijgt nr. 19, was nr. 11 (34808).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Lee (34808, nr. 19, was nr. 11).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemming motie Politie

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Politie,

    te weten:

    • de motie-Krol over invoering van een medaille voor de nationale politie (29628, nr. 796).

    (Zie vergadering van 4 juli 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-Krol (29628, nr. 796) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Krol, Helder en Baudet, en luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er een eremedaille is voor uitzonderlijke prestaties van eenheid overstijgend of landelijk belang, dan wel het op uitzonderlijke wijze verdienstelijk maken voor de politie;

    overwegende dat een politieagent die grote moed toont bij de inzet dicht bij huis, in onze wijken en straten, eveneens bijzondere waardering verdient;

    overwegende dat expliciete erkenning en waardering uiting geeft aan de dankbaarheid en het respect van de samenleving voor getoonde bijzondere inzet;

    overwegende dat expliciete erkenning en waardering tevens bijdraagt aan de bevordering van de beroepstrots;

    verzoekt de regering een medaille in te voeren bij de nationale politie voor daden van bijzondere moed, zelfopoffering en toewijding, en/of zeer bijzondere dienstverlening aan burgers,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 802, was nr. 801 (29628).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de nader gewijzigde motie-Krol c.s. (29628, nr. 802, was nr. 801).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stand van zaken fosfaatrechten

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Stand van zaken fosfaatrechten,

    te weten:

    • de motie-Bisschop over tegemoetkomen van melkveegezinsbedrijven (33037, nr. 291).

    (Zie vergadering van 4 juli 2018.)

    In stemming komt de motie-Bisschop (33037, nr. 291).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
    Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie wordt geacht voor de motie van de heer Krol met nummer 796 te hebben gestemd (29628, nr. 802, was nr. 801).

    De voorzitter:
    Dan zal deze aantekening in de Handelingen worden opgenomen.


    Stemmingen moties Ontwikkelingen rondom examens VMBO Maastricht

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ontwikkelingen rondom examens VMBO Maastricht,

    te weten:

    • de motie-Van Meenen c.s. over consequenties verbinden aan zijn positie door de verantwoordelijk bestuurder na het ernstig bestuurlijk falen bij het LVO (30079, nr. 76);
    • de motie-Kwint c.s. over verlengen van de termijn van 1 januari 2019 voor geldigheid van de cijfers voor de centraal examens (30079, nr. 77);
    • de motie-Kwint over een start maken met de ontmanteling van de onderwijskoepel LVO (30079, nr. 78);
    • de motie-Westerveld c.s. over de samenstelling van raden van toezicht in het onderwijs (30079, nr. 79);
    • de motie-Westerveld c.s. over een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken bij onderwijskoepel LVO en de bestuurscultuur (30079, nr. 80);
    • de motie-Beertema over alle leerlingen die voor het landelijk examen zijn geslaagd binnen twee weken van hun diploma voorzien (30079, nr. 81);
    • de motie-Beertema over sluiten van de scholenkoepel LVO (30079, nr. 82);
    • de motie-Beertema over de Raad van Toezicht en het College van Bestuur persoonlijk aansprakelijk stellen voor gevolgen van aantoonbaar structureel en bestuurlijk falen (30079, nr. 83).

    (Zie vergadering van heden.)

    In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. (30079, nr. 76).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kwint c.s. (30079, nr. 77).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kwint (30079, nr. 78).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (30079, nr. 79).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (30079, nr. 80).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beertema (30079, nr. 81).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beertema (30079, nr. 82).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Beertema (30079, nr. 83).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie NVWA

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO NVWA,

    te weten:

    • de motie-Lodders/Geurts over een toets door de Audit Dienst Rijk op de tarieven (33835, nr. 93).

    (Zie vergadering van 4 juli 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-Lodders/Geurts (33835, nr. 93) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de NVWA te kampen heeft met diverse kostenoverschrijdingen (ICT 59 miljoen, organisatorische risico's en structurele effecten van de fusie van twee laboratoria);

    overwegende dat de structurele effecten van de fusie van twee laboratoria niet worden doorberekend aan het bedrijfsleven;

    constaterende dat de vaststelling van de tarieven niet erg transparant zijn en onduidelijk is hoe geborgd wordt dat deze kosten niet worden doorberekend aan het bedrijfsleven;

    verzoekt de regering bij de vaststelling van de tarieven een toets te laten uitvoeren door de Audit Dienst Rijk (ADR) waarbij inzichtelijk gemaakt wordt dat deze kosten niet worden doorbelast aan het bedrijfsleven en de uitkomsten hiervan te delen met de Kamer,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 95, was nr. 93 (33835).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Lodders/Geurts (33835, nr. 95, was nr. 93).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen moties Luchtkwaliteit

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Luchtkwaliteit,

    te weten:

    • de motie-Van Eijs/Dik-Faber over een internationale schone lucht samenwerking opzetten met omringende landen (30175, nr. 300);
    • de motie-Von Martels c.s. over in overleg treden met IPO en VNG over de consequenties voor lopende vergunningprocedures (30175, nr. 301);
    • de motie-Wassenberg over afrekenbare doelen in het Schone Lucht Akkoord (30175, nr. 302);
    • de motie-Wassenberg over eerder oplossen van knelpunten in de luchtkwaliteit in het buitengebied (30175, nr. 304);
    • de motie-Wassenberg over meer aandacht voor de negatieve gezondheidseffecten van PM 2,5 (30175, nr. 305);
    • de motie-Wassenberg over houtstook niet scharen onder duurzame energie (30175, nr. 306);
    • de motie-Kröger over departementale grenzen heen kijken bij het inventariseren van luchtkwaliteitsmaatregelen (30175, nr. 307);
    • de motie-Kröger over een zero-emissie milieuzone (30175, nr. 308).

    (Zie vergadering van heden.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (30175, nr. 308) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    In stemming komt de motie-Van Eijs/Dik-Faber (30175, nr. 300).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Von Martels c.s. (30175, nr. 301).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Wassenberg (30175, nr. 302).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Wassenberg (30175, nr. 304).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Wassenberg (30175, nr. 305).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Wassenberg (30175, nr. 306).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Kröger (30175, nr. 307).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemming motie Frauduleus handelen van afvalinzamelbedrijven

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het dertigledendebat over frauduleus handelen van afvalinzamelbedrijven,

    te weten:

    • de motie-Van Brenk c.s. over heroverwegen van de strafmaat voor milieudelicten (29862, nr. 51).

    (Zie vergadering van 31 mei 2018.)

    De voorzitter:
    De motie-Van Brenk c.s. (29862, nr. 51) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat grote milieudelicten veel schade kunnen toebrengen aan mens en milieu;

    overwegende dat het wenselijk is dat de vervuiler betaalt;

    overwegende dat straffen afschrikwekkend moeten zijn;

    overwegende dat een milieudelict potentieel maatschappijontwrichtend is;

    verzoekt de regering de strafmaat voor milieudelicten te heroverwegen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 55, was nr. 51 (29862).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Van Brenk c.s. (29862, nr. 55, was nr. 51).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


    Stemming motie de Slotwet 2017, het Jaarverslag 2017 en de Staat van het Onderwijs 2016-2017

    Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over Jaarverslag en Slotwet van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor het jaar 2017 en de Staat van het Onderwijs 2016-2017,

    te weten:

    • de motie-Van den Hul/Westerveld over de druk op brede scholengemeenschappen (34950-VIII, nr. 11).

    (Zie wetgevingsoverleg van 25 juni 2018.)

    In stemming komt de motie-Van den Hul/Westerveld (34950-VIII, nr. 11).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de stemmingen en zoals gebruikelijk, meneer Anne Mulder, gaan jullie niet zomaar weg.

    Mededelingen

    Mededelingen

    Mededelingen

    De voorzitter:
    Beste collega's.

    Het zit er weer op. Het is een goede traditie om u voor het zomerreces toe te spreken en zoals altijd komt deze toespraak laat op de avond. Het is net de publieke omroep: precies op het moment dat je naar bed wil, worden de mooiste buitenlandse series en de meest interessante documentaires uitgezonden. Ik zal mijn best doen om u nog een beetje wakker te houden, om te beginnen met een paar momenten uit het afgelopen jaar.

    Onlangs presenteerden wij hervonden topstukken uit de Handelingenkamer en van de boekenzolder. Het boek van Adam Smith, dat tonnen waard is, lag lang onaangeraakt in de Handelingenkamer. Een bijzonder stuk. Misschien is het een goed idee om uw werkkamer in het reces eens flink uit te mesten. Wie weet komt u iets waardevols tegen. Diezelfde middag werd nog een boek gepresenteerd, dat helaas wat minder aandacht kreeg. Volgens de Handelingen was dit het eerste boek dat de toen piepjonge Tweede Kamer in 1816 opnam in haar bibliotheek. Speciaal voor de heer Graus en mevrouw Ouwehand: dat boek heet "Nieuwe ondervindingen en leeringen aengaende de biën en de konst van biën te houden". Kennelijk is het een oude traditie dat Kamerleden zich om bijen bekommeren.

    Hier in de binnentuin van de Tweede Kamer hebben we een eigen bijenvolk, dankzij de heer Graus. Soms lijkt de Tweede Kamer zelf op een bijenvolk.

    Kamerleden ploeteren wat af, werken in hun celletjes, gaan op zoek naar politieke voeding, zijn soms wat stekelig en ze kunnen gaan zwermen.

    De heer Pechtold (D66):
    En er is een koningin.

    De voorzitter:
    Zo heet het als bijen uitvliegen en niet meer terugkeren naar de bijenkorf. Van sommigen weten we waar ze naartoe zijn gevlogen. De gemeente Amsterdam, de gemeente Den Haag, de gemeente Utrecht, of gewoon naar huis. Van sommigen weten we het niet. Zo waren we ineens, midden in een debat, mevrouw Joba van den Berg kwijt. We hebben haar overal gezocht; niemand wist waar ze was, behalve de luisteraars van Radio 1.

    (Hilariteit)

    De voorzitter:
    Er waren voor sommigen van u mooie persoonlijke momenten. Mevrouw Popken kreeg dochter Fee. De heer Kwint kreeg dochter Féline. De heer Van Nispen verwelkomde kleine Jonas in zijn leven. Mevrouw Van Kooten-Arissen is in blijde verwachting. Ook trad zij in het huwelijk. Precies op de dag dat haar naamswijziging in onze boeken was verwerkt, hadden we een hoofdelijke stemming. Nadat de griffier de naam "mevrouw Van Kooten-Arissen" had geroepen, bleef het stil. U wist niet dat het om u ging, mevrouw Arissen.

    We hebben het afgelopen jaar veel moties, veel schriftelijke vragen en veel stemmingen gehad. We gaan het reces in met een enorme waslijst aan debatten die we nog niet hebben gevoerd. Kleine troost: mijn voorgangers oud-Kamervoorzitters hadden hier ook mee te maken. Zij ergerden zich soms, net als ik, aan de lange debatten en de ellenlange interrupties. Van Dick Dolman mocht er nooit een seconde langer dan 23.00 uur vergaderd worden. In die tijd waren er geen microfoons die konden worden uitgezet. Onder zijn strenge voorzittershamer hamerde hij Flip Buurmeijer midden in een zin af. De volgende dag mocht hij zijn zin afmaken.

    Ook hadden mijn voorgangers, net als ik, een beetje last van de manier waarop sommige Kamerleden zich met de vergaderorde bemoeiden en de voorzitter duidelijk probeerden te maken dat de voorzitter te streng is, te terughoudend, de spreker moet afkappen of juist meer spreektijd moet geven. Ook ik heb daar last van. Zo probeert een Kamerlid dat pal in mijn gezichtsveld zit, mij met mimiek en lichaamstaal van alles duidelijk te maken. En dat met van die overdreven weidse gebaren, alsof hij de achtste symfonie van Mahler staat te dirigeren. Het is best lastig om je met zo'n Kamerlid dat tegenover je zit, te concentreren. Ik moest heel goed nadenken hoe ik hiermee moest omgaan. En toen dacht ik: ik maak hem voorzitter van de Kunstcommissie.

    (Hilariteit)

    De voorzitter:
    Ik geloof dat deze commissie meer spoedzittingen heeft gehad dan de Verenigde Naties.

    Beste collega's. U hebt hard gewerkt en heftige, belangrijke debatten gevoerd, zoals het gasdebat, het debat over de dividendbelasting en het debat over het raadgevend referendum. U hield algemeen overleggen en organiseerde rondetafelgesprekken. Er waren vlammende debatten bij, met overvolle publieke tribunes. Het werk van de Tweede Kamer blijft mensen raken. Ondanks onze tegengestelde meningen in de debatten zijn we het over één ding eens: we werken voor hen en voor niemand anders. Iedereen volgt ons. Nederland zit bovenop het publieke debat, op de tribunes, via onze eigen website, via de pers en via de sociale media. We maken dag en nacht Tweede Kamer-tv. Alles is terug te zien of te luisteren via de website, de app Debat Direct en sociale media. We zijn de grootste publieke omroep van Nederland.

    Ons werk is mooi, maar ons werk heeft ook nare kanten. Soms is het werk te zwaar. Sommige Kamerleden worden bedreigd in hun persoonlijke veiligheid. Ik vraag me wel eens af: kunnen Kamerleden hun werk nog blijven doen, maken we elkaar het werk soms niet te moeilijk omdat we te hard zijn voor elkaar, omdat er geprobeerd wordt tegenstanders met allerlei middelen uit te schakelen en er soms methodes worden gebruikt die niet thuishoren in onze parlementaire democratie? Stevige debatten horen thuis in deze zaal. Het hoeft er ook niet altijd vriendelijk aan toe te gaan. Het mag keihard zijn op de inhoud, maar zacht op de persoon achter de mening.

    Ik kijk even naar de publieke tribune om te zien of er journalisten zijn. Ik zie ze niet. Wel? Ja! Ik zie Niels Rigter, en nog twee anderen. Ik denk dat andere journalisten die er niet zijn zeker online dit debat volgen. Hoewel journalisten het ons soms knap lastig maken, ze zijn onmisbaar in het democratisch proces. Ze zijn en blijven ons kritisch geweten en daar moeten we zuinig en trots op zijn. Nederland staat weliswaar op een hoge plaats in de index voor wereldwijde persvrijheid, maar toch zie ik dat journalisten onder druk staan. Onlangs was er een gerichte actie tegen De Telegraaf. Dat heeft een enorme impact gehad op de journalisten van De Telegraaf maar ook op hun collega-journalisten. De actie tegen De Telegraaf raakt ons allemaal. Onze vrije pers is een groot goed.

    Neemt u deze overdenking mee naar uw vakantieadres of de werkbezoeken die u gaat afleggen deze zomer, of wanneer u een lekker sappige meloen in de zon eet. Snijd deze alstublieft wel in behapbare stukken en eet hem zonder schil. Slik 'm trouwens niet in één keer door. Ik wens u, de Kamer, de fracties, medewerkers, journalisten een goed reces toe. In het bijzonder wil ik mijn twee ondervoorzitters Ockje Tellegen en mijn collega Martin Bosma ontzettend bedanken voor hun kordate voorzitten deze week; dank jullie wel.

    (Applaus)

    De voorzitter:
    Ik ben nog niet klaar. Ik hoop dat u in september in goede gezondheid hier weer te zien bent. Ik weet dat het laat is, maar ik heb nog één mededeling. Op de tafel van de Griffier ligt een lijst waarop leden zich kunnen inschrijven voor een lift naar Amsterdam.

    (Hilariteit)

    De voorzitter:
    Als u op tijd bent, kunt u meerijden, vooral meneer Bosma.

    Dank jullie wel!

    (Geroffel op de bankjes)

    Sluiting

    Sluiting 03.15 uur.