Plenair verslag Tweede Kamer, 28e vergadering
Dinsdag 29 november 2016

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:08 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Elias

Aanwezig zijn 149 leden der Kamer, te weten:

Amhaouch, Arib, Van Ark, Asante, Azmani, Bashir, Beertema, Belhaj, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Brouwer, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Van der Ree, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Samsom, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van der Velde, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Kamp, minister van Economische Zaken, en mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.


Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Smaling

Vragen van het lid Smaling aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht "Eerste kunstgrasonderzoeken: relatief veel kankerverwekkende stoffen".

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van harte welkom. Ik geef graag het woord aan de heer Smaling.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Meestal is het leuk om over voetballen te praten, maar in dit geval helaas niet. Enkele weken geleden hebben we in een uitzending van ZEMBLA kunnen zien dat veel kunstgrasvelden met rubbergranulaat zijn bedekt en dat dat granulaat kankerverwekkende stoffen bevat. Het gaat om paks, polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Vanuit de bandenbranche werd onmiddellijk gezegd dat er niet veel aan de hand was. Het RIVM zei ook dat het zich niet onmiddellijk grote zorgen hierover maakte. Dit weekend kwamen echter de eerste onderzoeken die door de bandenindustrie in gang zijn gezet, naar buiten. Daaruit bleek dat 58 van de 60 onderzochte velden meerdere kankerverwekkende stoffen bevatten, waarbij de norm voor consumentenproducten tussen 1,5 en 3,7 keer wordt overschreden.

Toxicoloog Van den Berg zei dat dit hogere concentraties zijn dan je vanwege de gezondheid zou moeten willen. Een hematoloog — dat is een bloedkundige — professor Löwenberg zei zelfs: voetballen op rubbergranulaat is experimenteren met gezonde mensen. Dat is natuurlijk een pittige uitspraak. Ik wil die hier dan ook aan de staatssecretaris ter commentaar voorleggen.

Veel mensen thuis hebben kinderen die ieder weekend bij de D'tjes, E'tjes, F'jes op een kunstgrasveld staan. We hebben onderhand heel veel kunstgrasvelden in Nederland. Die mensen vragen zich af of ze hun kind dit weekend wel de kunstwei in kunnen sturen. Daar maken wij ons allemaal in deze Kamer zorgen over.

Ik wil de staatssecretaris de gelegenheid bieden om haar positie ten aanzien van deze kwestie te verwoorden. Ik wil specifiek weten hoe zij de uitspraak van professor Löwenberg beoordeelt. Is het terecht wat hij zegt of is het te vroeg om dat te zeggen? Kunnen ouders hun kindertjes dit weekend dus inderdaad het veld op sturen?

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Om te beginnen denk ik dat het goed is om vast te stellen dat ik de vragen van de heer Smaling heel goed begrijp. Een van al die kinderen die ook dit weekend weer op dat veld staan, is mijn kind. Het gaat daarbij ook om velden waar dit type rubbergranulaat in aanwezig is. De zorgen die ouders in Nederland hierover hebben, begrijp ik dus niet alleen als bestuurder, maar ook als moeder heel erg goed. Om die reden heeft de minister van Volksgezondheid nog niet zo heel lang geleden vastgesteld dat het nodig is om het RIVM om nader onderzoek te vragen waarin precies wordt gekeken naar de vraag die de hoogleraar, de heer Löwenberg stelt, namelijk: is er nu sprake van een verhoogd gezondheidsrisico?

Als ik het goed begrijp, heeft de heer Löwenberg gezegd dat er geen bewijs is dat het slecht is. Hij voegde daar echter aan toe dat er ook geen bewijs is dat er niets aan de hand is. Dat is exact de reden waarom we het RIVM gevraagd hebben: doe nu dit nader onderzoek, want dan kunnen ook zien welke consequenties dit voor de volksgezondheid heeft. Tegelijkertijd zijn we niet alleen in Nederland bezig met dit type onderzoek, maar is ook de Europese Commissie aan de slag. In januari verwachten we een onderzoek daarvan waarin deze vragen opnieuw aan de orde worden gesteld. We kunnen dan op basis van dat onderzoek vaststellen wat ons aan vervolgstappen te doen staat.

De heer Smaling (SP):
Een deel van de voorgeschiedenis van het probleem heeft te maken met Europese regelgeving. Mijn indruk is dat Nederland daarbij aan het goede eind van het touw getrokken heeft. De vraag was namelijk: is dit een consumentenproduct of is dit geen consumentenproduct? De meerderheid van de lidstaten heeft toen gezegd dat het geen consumentenproduct is, terwijl een keeper natuurlijk de helft van de tijd op de grond ligt. Hij kan die bolletjes dan in de mond krijgen of hij dan kan schaafwonden oplopen. Die discussie heeft zich daar blijkbaar afgespeeld. Dan vraag ik mij toch af waarom Nederland uiteindelijk heeft ingestemd met dit besluit. Het is toch een basistaak van de regering om op te komen voor de gezondheid van haar eigen mensen? Zij had er toch voor kunnen kiezen het wel als een consumentenproduct te beschouwen? Dan had je nu niet de situatie gehad dat deze materialen zijn toegestaan. Sterker nog, heel veel van dit spul komt uit China en ik kan me voorstellen dat dat van nog slechtere kwaliteit is dan wat nu al op die kunstgrasvelden ligt. Dat is mijn eerste vraag.

Dan mijn tweede vraag. Gaat het RIVM in zijn onderzoek ook in op blootstelling en op het verschil tussen incidentele en wekelijkse blootstelling? Het onderzoek dat wij tot nu toe hebben gezien, gaat meer in op de materialen die daar liggen en er is een incidenteel urineonderzoekje. Maar ja, dat brengt ons niet verder.

Staatssecretaris Dijksma:
Misschien kan ik de laatste vraag koppelen aan de eerste. Ja, het RIVM gaat kijken naar de blootstelling en kan daardoor, naar wij hopen, een reëler beeld geven van het precieze effect van het hele verhaal. Dat heeft ook een relatie met het eerste punt. Nederland heeft samen met Zweden geprobeerd om in Europa te bereiken dat dit rubbergranulaat werd gezien als een product zoals de tegels van rubbergranulaat die je soms bij speeltoestellen ziet om een eventuele val van kinderen te verzachten.

De Nederlandse regering vindt het volstrekt logisch dat de norm voor een product als die tegels gelijk wordt gesteld met de norm voor een "mengsel", in de termen van Europa, dat over kunstgrasvelden wordt uitgestrooid. Wij stonden daar echter alleen in. Dat is lastig. Wij hadden bovendien onvoldoende bewijslast om tot een andere conclusie te komen. Dit bewijs zijn wij dus nu aan het verzamelen. Dat gebeurt in Europa maar ook door het RIVM in Nederland. Het mooiste zou zijn als uit het onderzoek zou blijken dat het niet schadelijk is. Dan hebben wij ons, terecht, heel druk gemaakt en valt het mee. Als er echter wel aanleiding is om stappen te zetten, dan hebben wij voor het eerst ook het materiaal in handen om dat goed te doen.

De heer Smaling (SP):
Ik wil de hamvraag aan de staatssecretaris stellen. Wij hebben in de recente geschiedenis gezien, bijvoorbeeld bij Du Pont in Dordrecht, dat iets opkomt en potentieel dynamiet is. Je weet dat echter niet tot het onderzoek klaar is. In sommige gevallen hebben wij — ik denk aan asbest — heel lang gedacht "wat een geweldig product", maar uiteindelijk blijkt het dat niet te zijn. Ik wil niet onnodig paniek zaaien; dat is absoluut niet mijn bedoeling. Ik wil wel van de staatssecretaris weten wat zij nu adviseert. Adviseert de staatssecretaris nu totale voorzorg? Zal zij de voetbalclubs adviseren om iedereen even binnen te houden? Zal zij adviseren om het rubbergranulaat zo snel mogelijk door bijvoorbeeld kurk te vervangen? Of zegt zij: goed douchen is voorlopig goed genoeg? Ik denk dat de mensen die hun kinderen dit weekend weer naar het voetbalveld sturen, een zo concreet mogelijk advies willen dat past bij de kennis van nu op dit onderdeel.

Staatssecretaris Dijksma:
Vooropgesteld: de kinderen moeten gewoon kunnen voetballen. Overigens is goed douchen na het sporten sowieso een goed devies. Dit terzijde.

Op basis van de onderzoeken die tot nu toe zijn uitgevoerd, moet ik vaststellen dat de uitkomsten ruim onder de Europese norm zitten, maar ook dat ze wel voor een deel boven de consumentennorm uitgaan. Precies om die reden hebben wij de onderzoeken die nu worden gedaan, nodig om te kunnen vaststellen of wij nog een stap verder moeten zetten op weg naar het nog veiliger maken van die voetbalvelden. Overigens wijs ik erop dat kurk misschien ook biociden bevat. Daarmee los je dus niet per se het probleem op. Ik vraag om precisie en het voorkomen van onnodige angst. Die boodschap is belangrijk, maar ik spreek hier ook uit dat het kabinet niet denkt dat dit wel overwaait of dat dit niet zo ernstig is. Ik vind dat je hier in je bestuurlijke rol uit voorzorg bovenop moet zitten en zo veel mogelijk moet weten om te voorkomen dat je over een X aantal jaren zegt: wij hadden toen toch moeten ingrijpen. Dat mag ons niet gebeuren. Vandaar dat we zo scherp aan de wind varen. Ik denk dat het ook nodig is om te stellen dat er nu geen aanleiding is om te zeggen dat iedereen dit weekend maar thuis moet blijven, want dat gaat echt te ver.

Mevrouw Klever (PVV):
De PVV maakt zich ook grote zorgen over die rubberkorrels op de kunstgrasvelden. We hebben daarover Kamervragen gesteld. We kunnen heel lang discussiëren over normen, over de vraag of het een consumentenproduct is of niet, of over de blootstelling. Is het niet veel verstandiger als de staatssecretaris een praktijkonderzoek instelt? Kijk naar kinderen die in Nederland leukemie hebben. Er zijn er gemiddeld 135 per jaar die de diagnose leukemie krijgen. Kijk of daar een verband is met voetballen op een kunstgrasveld. Dan weten we toch veel sneller of het gevaarlijk is of niet? Als het gevaarlijk is, moeten die velden toch onmiddellijk gesloten worden?

Staatssecretaris Dijksma:
Om die reden heeft de minister voor Volksgezondheid een aantal weken geleden aan het RIVM gevraagd om nader onderzoek te doen naar het blootstellingsgevaar. Dan krijg je ook in beeld wat de invloed is op de gezondheid van mensen. Dat is de vraag die mevrouw Klever stelt en die wij allemaal beantwoord willen zien, maar het is wel aan wetenschappers om vast te stellen hoe zij dat onderzoek het beste kunnen doen. Daar wachten we op. Dat zal niet heel lang meer duren. Ik verwacht dat onderzoek nog in december.

Mevrouw Cegerek (PvdA):
Ik vind het ook een zorgwekkende situatie. Natuurlijk moeten onze kinderen gewoon kunnen voetballen, maar wel graag in een veilige en gezonde omgeving. Ik wil best het resultaat van het RIVM afwachten. Het moet ook duidelijk zijn wat het te maken heeft met de gezondheid van onze kinderen. Het blijkt hier wel te gaan om kankerverwekkende stoffen met hoge concentraties. In die zin denk ik dat er een stap nodig is voor de lange termijn. Als uit het onderzoek blijkt dat er groot gevaar is voor de gezondheid van onze kinderen, zou de staatssecretaris ook met maatregelen moeten komen, zoals een voorstel waarin ook een verbod ter sprake komt. Wil zij ook op korte termijn bekijken wat wij aan communicatie richting de ouders kunnen doen? Hoe kunnen we deze zo goed mogelijk informeren over hoe te handelen in deze situatie?

De voorzitter:
Nog even tussendoor: RIVM staat voor Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Laten we niet in afkortingen praten, want allerlei mensen op de publieke tribune kennen die afkortingen niet.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik zal dat zeker met mijn collega van VWS opnemen. Zodra we de uitkomsten van het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu hebben, moeten we deze goed communiceren, ook als de berichten goed blijken te zijn. We moeten dan ook in staat zijn om onrust weg te nemen. Als het nodig is om te handelen, zullen we dat ook doen, zowel op korte als op langere termijn. Daarvoor is ook bronbeleid belangrijk. Het zou mooi zijn als er steeds meer banden in omloop komen waar dit soort giftige stoffen niet in zitten. De rol van mijn departement is om dat aan te jagen. Het helpt ook als consumenten zich ervan bewust zijn dat zij, als zij voor goedkope banden uit China gaan, ook de rotzooi kopen die daarin zit. Als je voor een deugdelijk Nederlands merk gaat — ik maak geen reclame, dat mag ik ook niet — weet je dat in veel van die banden vaak al betere producten zitten. We moeten die fabrieken aanjagen, zodat zij dat gaan doen.

Uiteindelijk gelden er normen voor alle producten, waar zij ook vandaan komen, of dat nu van ver is of van dichtbij. De discussie is of de normen voor mengsels die gelden voor dit granulaat, die heel hoog zijn, in de zin dat er heel veel kan, bijgesteld moeten worden naar de consumentennorm die we ook voor andere producten kennen. Die positie had de Nederlandse regering al, dus daar wijken wij niet van af, maar ik hoop wel dat het ons lukt om daarvoor meer steun te verwerven, want dat zal hard nodig zijn.

De voorzitter:
Als u nog een vraag wilt stellen, heeft uw fractie daarna geen vervolgvragen meer. Dat mag van mij. Gaat uw gang.

Mevrouw Cegerek (PvdA):
Ik heb nog één aanvullende vraag, dan is die ook hier gesteld. We hebben het nu over de kunstgrasvelden gehad, maar ik zou het wel fijn vinden als wat breder wordt bekeken waar dit spul nog meer in voorkomt. In dit geval moeten we daarover duidelijke informatie hebben.

Staatssecretaris Dijksma:
Ja, zeker.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
De staatssecretaris verwijst naar het RIVM-onderzoek. Dat wordt inderdaad in december verwacht. December moet echter nog beginnen, ook al begint het al deze week. In januari komt de Europese Commissie met bevindingen. Wat moeten mensen in de tussentijd doen? Waar kunnen ze terecht voor informatie? Wij krijgen veel mails in onze inbox waarin mensen hun onrust en ongerustheid uitspreken. Is er een meldpunt of een andere plek waar mensen terechtkunnen voor informatie?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik kan me voorstellen dat de minister van VWS en ik u daarover heel snel iets doen toekomen. Ik heb het idee dat dit waarschijnlijk via hetzelfde instituut zal gaan. Op de site van dat instituut wordt vaak informatie gegeven die ook wel bekend is. De minister heeft zelf eerder, ook in haar media-uitingen, duidelijk gemaakt dat je nu niet meteen het idee moet hebben dat het niet veilig is om te voetballen. Ik heb net al gezegd dat de kinderen dit weekend echt kunnen voetballen. Vanuit een volksgezondheidsoptiek kan ik nu dus niet met nadere informatie komen. Ik ga ervan uit dat er allerlei informatiepunten zijn. Ik zeg toe dat we die nog in beeld brengen, zodat de Kamer ook weet waarnaar zij kan verwijzen als zij mails binnenkrijgt van bezorgde burgers. Dat lijkt mij logisch en goed om te doen.

De voorzitter:
U ging dat heel snel doen, zei u? Hoe snel is dat?

Staatssecretaris Dijksma:
Deze week. Het kan snel. Het is bestaande informatie, dus dat kunnen we zo voor u verzamelen.

De voorzitter:
Als het niet helemaal duidelijk is, vraag ik altijd precies wanneer.

Staatssecretaris Dijksma:
Nog duidelijker dan "deze week" wordt het niet, voorzitter.

De voorzitter:
Dat is prima.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat is best heel snel, namelijk.

De heer Van Nispen (SP):
Mijn eerste vraag is wat de rol is geweest van de lobby van de bandenfabrikanten. Nederland heeft zich in Europees verband in eerste instantie ingezet voor strengere normen. Nederland stond daarin alleen, met Zweden, en heeft de discussie verloren. Nederland heeft zich daarbij neergelegd. Als je er echt van overtuigd bent dat er meer aan de hand is, dat het riskant spul is, kun je je er toch niet bij neerleggen? Dan moet je je er toch tegen verzetten? Waarom is niet eerder onderzoek ingesteld? Waarom is dat pas gebeurd na de uitzending van ZEMBLA? Het gaat hier wel over de veiligheid van de sportende kinderen. De vraag die blijft hangen, is: is het veilig of is het niet veilig?

Staatssecretaris Dijksma:
Dat zijn heel veel veronderstellingen ineen en ik hoor ook een enkele insinuatie. Die wil ik heel graag ver van mij werpen. Nederland heeft zich uit voorzorg ingesteld op de gedachte dat het beter is om dit materiaal als een product te behandelen in plaats van als een mengsel, omdat je daarmee automatisch betere, strengere, normen krijgt. Wij zijn daar niet vanaf, maar wij hebben het wel verloren. Dat kan gebeuren. Dat gebeurt vaker. Wij wisten echter dat de Europese Commissie nader onderzoek ging doen. Er komt dus een nieuw wegingsmoment om dit opnieuw aan de orde te stellen.

Ondertussen zijn er twee dingen aan de hand. Er ligt al heel veel onderzoek. Uit veel van dat onderzoek blijkt tot nu toe niet dat er heel grote risico's zijn. Ik ben er wel blij mee dat ZEMBLA aandacht aan dit onderwerp heeft besteed. Dit geeft ons de gelegenheid — dat hebben we ook gedaan — om nogmaals aan het RIVM te vragen om ook te kijken naar blootstelling en het vanuit een andere hoek opnieuw aan te vliegen. Die bewijslast bij elkaar zou kunnen leiden tot een sterkere bewijslast, zodat we in Europees verband kunnen zeggen dat het anders moet. Het is echter ook mogelijk dat die eerdere onderzoeken toch gelijk blijken te hebben. Dan zal er een andere discussie ontstaan.

De inzet van Nederland is steeds als volgt geweest: waarom zou je iets wat in een product al een bepaalde consumentennorm heeft heel anders gaan behandelen als het plotseling wordt uitgestrooid over een veld? Het is een stukje techniek, maar het heeft niks te maken met lobby's. Daar ben ik persoonlijk sowieso nooit gevoelig voor. Bovendien hadden wij dit standpunt al. Wij hebben het niet verlaten, maar wij hebben het toen gewoon niet voor elkaar gebokst. Soms gebeurt dat.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dit is een belangrijk onderwerp. Het is goed dat meerdere partijen dit hebben aangesneden en er schriftelijke vragen over hebben gesteld. Ik ben wel erg benieuwd naar dat onderzoek. Ik denk dat we dat moeten afwachten; het moet in december komen. Ik hoop van ganser harte dat de uitkomst zwart-wit is: of het is veilig, of het is niet veilig. Zo niet, dan moeten er scenario's klaarliggen voor hoe daarmee om te gaan. Op dit moment huppelen tienduizenden kinderen ieder weekend op zo'n veld. We worden benaderd door mensen. Ouders zijn bezorgd. Ik hoop dus van ganser harte dat de uitkomst zwart-wit is. Is de staatssecretaris bereid om dit nogmaals aan te stippen als zij in december naar Brussel gaat voor de Milieuraad? Kan zij dit onderwerp daar nogmaals agenderen? Het kan niet zo zijn dat dit alleen in Nederland speelt. Dit speelt breder in Europa. Wij zijn misschien ineens voorloper, maar wij moeten de andere landen meekrijgen om een zwart-wituitkomst te krijgen.

Staatssecretaris Dijksma:
Zeker. Dat lijkt mij een heel goed idee. De Milieuraad is deze keer heel laat in december. Ik hoop dat het lukt om het RIVM-onderzoek, het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, nog voor die tijd te krijgen. Ik zal het los daarvan sowieso agenderen, omdat het goed is om mijn collega's op de hoogte te brengen van ons debat. Ik kan mij goed voorstellen dat dezelfde discussies in andere landen al spelen dan wel zullen ontbranden. Ik ben geen sportkenner, maar ik heb begrepen dat wij relatief veel kunstgrasvelden hebben. Dat is natuurlijk niet in heel Europa zo.

Ik heb nog een laatste punt. Zoals ik net heb beloofd, zal ik een en ander op schrift aan de Kamer doen toekomen, maar ik heb begrepen dat op de website van het RIVM een lijst met vragen en antwoorden staat, zo zeg ik tegen mevrouw Dijkstra. Bezorgde ouders en anderen kunnen zo te weten komen wat er op dit moment precies bekend is en wat zij kunnen doen. Op die lijst is deze informatie dus te vinden, maar ik zal die voor alle mensen die hier nu niet zijn of meeluisteren ook nog een keer opschrijven.


Vragen Van Veldhoven

Vragen van het lid Van Veldhoven aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij afwezigheid van de minister van Infrastructuur en Milieu, over het bericht "Toch groen licht voor trein met radioactief afval".

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Vorige week is er, eigenlijk op het allerlaatste moment, een vergunning aangepast voor een transport van radioactief afval van Petten in Noord-Holland naar de opslaglocatie COVRA — dat staat voor "Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval" — in Borssele. Van Petten helemaal naar Borssele.

Bij de inschatting van hoe gevaarlijk het vervoer was, is de aanwezigheid van gevaarlijke neutronenstraling over het hoofd gezien, door het bedrijf NRG en door COVRA zelf. Ook de toezichthouder merkte de fout niet op. Uiteindelijk trok COVRA deze maand zelf aan de bel toen men besefte dat er een fout werd gemaakt. Het bleek dat het afval dat vervoerd moest worden, maar liefst vier keer zo radioactief was als eerder werd aangenomen.

Dit afval is dus van Petten in Noord-Holland langs Amsterdam, dwars door de Randstad en langs Rotterdam helemaal naar Zeeland vervoerd. Hoe bestaat het dat de inspectie niet eerder heeft gesignaleerd dat die vergunning niet deugde? Hoe kan het dat die straling verkeerd is ingeschat? Is dat transport nu al geweest? Hoe kan het dat we eigenlijk niet precies weten wat er in Petten ligt en hoe dat vervoerd moet worden? En misschien wel het meest beangstigende: wat had het betekend als de vergunning niet op het laatste moment was aangepast? Welke risico's hadden we dan genomen? Welke veiligheidsprocedures waren er dan niet in acht genomen? Wat zegt het kabinet tegen al die mensen die wonen en werken langs de route van dit transport?

Nucleaire veiligheid moet vooropstaan. De mensen in Nederland moeten er echt op kunnen vertrouwen dat wanneer er afval van Petten naar Zeeland gaat, men heel goed weet wat men doet en dat alle veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen, want het gebeurt heel regelmatig en er wordt ook heel regelmatig gebruikgemaakt van een uitzonderingsclausule op de veiligheidsvoorschriften.

Ik heb de grote hoop dat de staatssecretaris al deze vragen goed kan beantwoorden om de mensen in Nederland gerust te stellen dat nucleaire veiligheid hier ook echt veilig is en dat alle procedures zorgvuldig worden nageleefd.

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Met dat laatste ben ik het zeer eens met mevrouw Van Veldhoven. Nucleaire veiligheid is van het grootste belang. Dat moeten we dus inderdaad zeer zorgvuldig doen. Misschien is het ook wel goed dat ik nu namens de minister in de gelegenheid ben om een aantal kwesties die gisteren in een regionale krant naar voren kwamen, te voorzien van een factcheck, zoals dat zo mooi heet, een feitenrelaas. Wat is er gebeurd? Er is geen sprake van dat er afgelopen woensdag een trein bij de COVRA is aangekomen met nucleair afval. Het ging sowieso om transport over de weg van twee overtollige radioactieve bronnen. Hoe is dat gegaan? De ANVS heeft op 20 juli een vergunning verleend voor het vervoer van deze twee bronnen van de Nuclear Research & consultancy Group (NRG) te Petten naar de COVRA, de verwerker, in Vlissingen. Op 10 november bleek bij een inspectie voorafgaand aan het transport door de ANVS en de ILT, onze eigen inspectiedienst, dat de transportindex van een van de bronnen na meting hoger was dan was aangevraagd. Het transport heeft toen dus ook niet plaatsgevonden.

Vervolgens is er een nieuw verzoek gedaan tot wijziging van de vergunning voor een hogere transportindex. Dat klinkt heel stevig, maar ook dat nieuwe transport viel nog steeds binnen de marge van de lichtste vorm van transport. Het was alleen niet goed aangevraagd. Men had een verkeerd cijfer ingevuld. De transportveiligheid blijft dus ook met die hogere transportindex gewaarborgd. Daarom is er ook geen weigeringsgrond geweest om de vergunning aan te passen. Op 15 november is de vervoersvergunning voor het afval gewijzigd. Vervolgens heeft het transport na een inspectie van ons op 23 november plaatsgevonden. Dat is er gebeurd. Dat is inderdaad wel vrij anders — laat ik mij maar voorzichtig uitdrukken — dan wat ik in het artikel heb kunnen lezen, want daaruit rijst een heel ander beeld op. Dat is overigens een beeld waarvan ik onmiddellijk begrijp dat iemand er vragen over stelt. Maar dit is wat er is gebeurd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Behalve dat er in het artikel wordt gesproken van een trein terwijl we weten dat dit soort transport over de weg gaat, lees ik helemaal niet dat er nou zo veel anders is gebeurd. Er is een aanvraag gedaan, waarbij de cijfers niet goed zijn ingevuld. Dat is niet de eerste keer. Mijn collega Sjoerdsma heeft een aantal malen schriftelijke vragen gesteld over de export van verarmd uranium naar Rusland. Ook daarbij werd eerst telkens gezegd dat er niets aan de hand was. Uiteindelijk, na twee sets vragen, werd gezegd dat er toch een fout was gemaakt bij de vergunningaanvraag en dat het nooit zo had mogen gebeuren. Ik heb er dan toch een beetje moeite mee om te horen dat het hier ging om een vrij lage categorie en dat het dus niet erg is dat er zo'n grote fout is gemaakt, een fout waarbij het afval vier keer zo radioactief bleek. We mogen blij zijn dat het aan het licht is gekomen op een plek waar het nog niet heel veel kwaad heeft kunnen doen. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat het systeem waterdicht is; ik neem aan dat de staatssecretaris dat met mij eens is. Of het nou licht of zwaar radioactief afval is, we moeten ervoor zorgen dat het systeem niet faalt. Het kan dan niet zo zijn dat er op 20 juli een aanvraag wordt gedaan en men er pas maanden later achter komt dat het vier keer zo radioactief is. Als het systeem zo in elkaar zit dat we dit soort fouten maken, is dat wel een zorg.

Ik noemde eerder al het voorbeeld van Rusland. Ook daar zijn die fouten gemaakt. Ik ben blij dat de staatssecretaris zei dat de nucleaire veiligheid buiten kijf moet staan. Dit soort fouten mag dan niet voorkomen. Hoe zorgen we nu voor een systeem waarin dit soort fouten met aanvragen niet kunnen worden gemaakt? In Rusland was de exportvergunning gewoon gegeven. Dat had achteraf niet mogen gebeuren. We zien dus dat dit vaker gebeurt. Hoe kunnen we dat met elkaar voorkomen?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik zeg hier twee dingen over. Ik begrijp dat de Kamer volgende week een uitgebreid debat heeft met minister Schultz over het bredere thema. Ik heb de casus van Rusland er nu gewoon niet bij. Dat moet u mij vergeven, want ik val in. Ik doe datgene wat u vraagt zo goed en zo kwaad als het kan, namelijk reageren op wat er in deze casus aan de orde was. In deze casus heeft het systeem niet gefaald. Hier heeft weliswaar degene die de aanvraag deed een fout gemaakt, maar het systeem heeft juist kunnen voorkomen dat het vervoer ook daadwerkelijk plaatsvond. Want na inspectie bleek dat er inderdaad geen overeenstemming was tussen de aanvraag voor het materiaal en de daadwerkelijke hoeveelheid radioactiviteit en dus heeft men gezegd: dit gaat zo niet door, u moet opnieuw een vergunning aanvragen. Dus heeft het systeem er eigenlijk voor gezorgd dat het vervoer niet volgens een foute vergunning kon plaatsvinden en dat het bedrijf opnieuw in de weer moest om een nieuwe vergunning aan te vragen. Die is verleend en vervolgens is pas na inspectie daadwerkelijk toestemming gegeven voor het vervoer. Ik begrijp de vraag van mevrouw Van Veldhoven, maar in deze casus zou ik juist denken dat het systeem zijn werk heeft gedaan. Over de andere casus moet u echt met de minister in debat.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat kan ik toch niet helemaal met de staatssecretaris eens zijn. Het bedrijf doet een aanvraag. Onze inspectie moet dan toetsen of die aanvraag goed is. Vervolgens moet de COVRA zeggen: dat is goed, ik accepteer dat spul. Pas bij de COVRA is men erachter gekomen dat het niet klopte. De inspectie heeft het vervoer in eerste instantie goedgekeurd. Pas daarna wordt er aan de noodrem getrokken: vlak voordat het transport plaatsvindt komt men tot de conclusie dat het niet klopt. Tussen 20 juli en 10 november had dit al aan het licht moeten komen. Het baart mij zorgen dat wij die stap dus hebben gemist. Ik begrijp helemaal dat de staatssecretaris de feiten daarover niet op een rij heeft. Dat kan ook niet. Er zijn echter al eerder fouten gemaakt en het gaat om materiaal waarmee wij ons gewoon geen fouten kunnen veroorloven. Daarom maak ik mij zorgen.

Staatssecretaris Dijksma:
Over dat laatste hebben wij geen enkele twijfel. Dit kan en mag niet. Het systeem van checks-and-balances rond de inspectie en de wijze waarop uiteindelijk feitelijk inspectie plaatsvindt als het vervoer gaat plaatvinden, moet gewoon functioneren. Wat ik aan feiten heb, is dat voordat het transport daadwerkelijk plaatsvond er op basis van metingen is gehandeld. Je moet uiteindelijk altijd letterlijk aan de bron meten. Dan pas weet je of het klopt. Dat kun je niet alleen op basis van papier doen. Als je een aanvraag krijgt voor een factor 2 en het blijkt uiteindelijk 6 of 8 te zijn — overigens valt het allemaal binnen de range van 10 — dan weet je dat op het moment dat je gaat meten. Dan kan je ook zeggen: het vervoer mag niet doorgaan. Dat is ook in dit geval gebeurd. Vervolgens heeft men opnieuw de papierwinkel op orde moeten maken. Er is vervolgens opnieuw gecheckt aan de bron of het klopte. Pas toen is toestemming verleend voor het feitelijk afvoeren van die bronnen.

Nogmaals, als mevrouw Van Veldhoven vindt dat er daarnaast in het hele systeem nog meer moet gebeuren of dat dingen anders moeten, zou ik haar graag willen verwijzen naar het debat met de minister van volgende week. Dit is hoe in deze casus de situatie was, zoals ik hem voorgelegd heb gekregen. Ik denk dat het goed is dat wij in ieder geval dat ook met elkaar wel helder hebben.

De voorzitter:
Formeel is de tijd op, maar wij zitten toevallig nogal ruim in de tijd, dus stelt u nog één vraag.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Wij moeten in Nederland met nucleair afval niet de situatie hebben dat wij, wanneer de vrachtwagen al met draaiende motor klaarstaat en wij nog meten of het allemaal klopt, er dan achter komen dat het niet klopt. Als het bedrijf een aanvraag doet, moet de ANVS op dat moment goed checken of de aanvraag klopt. Het kan dus niet zo zijn dat je pas bij het transport erachter komt dat de factor vier keer zo hoog is als de aanvraag aangeeft. Dan zijn wij toch eigenlijk net een stap te laat? Ik hoop dat de staatssecretaris met mij eens is dat het beter is dat de ANVS aan het begin de controle goed uitvoert en zorgvuldig werkt. Als het nodig is om het systeem daarvoor aan te scherpen, zal ik dat inderdaad in het debat met de minister nogmaals onder de aandacht brengen.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat moet ik dan echt afwachten, want ik kan mij voorstellen dat de minister in dat debat dan veel verder zal willen uitweiden over wat er aan de voorkant van het hele traject aan checks-and-balances plaatsvindt. Ik kan mij voorstellen dat die er ook zijn. Ik kan mij ook voorstellen dat er soms toch een fout wordt gemaakt. Dan is de kern cruciaal dat er geen transport plaatsvindt dan na controle. Dat is het laatste moment waarop je kunt ingrijpen. Ik moet vaststellen dat dat in dit geval goed gelukkig goed is gedaan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het CDA deelt de zorgen van de fractie van D66. Onze fractie is altijd positief over het feit dat wij kernenergie hebben en dat wij kennis over kernenergie hebben. Daarom is het juist zo belangrijk dat het veilig gebeurt. Ik hoor de staatssecretaris terecht zeggen dat zij niet in de hele procedure kan kijken, maar is zij bereid om met haar collega Schultz een brief te sturen over de manier waarop dit werkt? Als die vrachtwagen inderdaad klaarstaat om weg te gaan, dan hebben wij een aantal stappen gemist. Natuurlijk heb je die laatste checks, zodat die vrachtwagen kan blijven staan, maar zover moet het natuurlijk helemaal niet komen.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat kunnen wij doen. Ik denk dat het goed is als wij er voor het algemeen overleg van volgende week nog een keer in schrift op ingaan, ook op het voorafgaande. De vaststelling dat dit uiterste zorgvuldigheid vereist, wordt door ons allemaal gedeeld.

In relatie tot de opmerking over kernenergie maak ik de persoonlijke opmerking dat ik zo ver nog niet was. Kun je nagaan. Desalniettemin, wij hebben gewoon radioactief materiaal, ook voor de gezondheidszorg. Er wordt regelmatig het een en ander van ziekenhuizen afgevoerd. Dat is een vergelijkbaar type transport als wat in deze casus heeft plaatsgevonden. Het moet desalniettemin superzorgvuldig gebeuren. Er mag geen twijfel zijn over de vraag of procedures op orde zijn. Laten wij dat nog een keer helemaal uitschrijven voor de Kamer. Dan kan zij met de minister een debat voeren over de vraag of in alle gevallen alle veiligheidskleppen erop zitten. Wij hebben hier gezien dat het wel gewerkt heeft. Het vervoer vond namelijk niet plaats dan nadat de inspectie het helemaal had goedgekeurd en het klopte volgens de uiteindelijk afgegeven vergunning.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank voor de toezegging.

De voorzitter:
Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de beantwoording van de mondelinge vragen, met hartelijke dank aan de staatssecretaris. Ik zal de vergadering zo schorsen. Na de schorsing nemen wij afscheid van het lid Van Veen. Aansluitend daarop zullen wij stemmen. Voor diegenen die zich er zorgen over maken dat ik die stemming zou leiden, meld ik nog even dat mevrouw Arib vanaf dat moment de vergadering weer zal voorzitten.

De vergadering wordt van 14.35 uur tot 15.03 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Afscheid van het lid Van Veen

Afscheid van het lid Van Veen

Aan de orde is het afscheid van het lid Van Veen (VVD).

De voorzitter:
Ik begin met de afscheidsbrief van de heer Van Veen aan de Voorzitter.

"Voorzitter,

Vandaag is mijn laatste dag in de Tweede Kamer. Na meer dan vier jaar Kamerlidmaatschap mag ik doen waar mijn hart echt ligt. Het dienen van het lokaal openbaar bestuur. Ik word burgemeester in Gemert-Bakel, niet ver van Cuijk, de plek waar ik mijn hart aan heb verpand. Het leven is goed in het Brabantse land. Dat hoef ik de meeste mensen in deze Kamer niet te vertellen. De zachte g, het zeiken om niets in een regio waar het gewoon keigoed gaat.

Voorzitter,

Ik kijk terug op een fantastische tijd in deze Kamer. Ik ben op een aantal terreinen woordvoerder geweest. Sportwoordvoerder, economiewoordvoerder, cultuurwoordvoerder, over politiezaken heb ik kort het een en ander mogen zeggen en over een bijna vergeten, maar o zo belangrijke groep, de oorlogsgetroffenen en onze Nederlands-Indische geschiedenis.

Met ontzettend veel mensen uit verschillende sectoren heb ik dan ook contact gehad. Ik waardeer de inspanningen van mensen, vaak uit verschillende regio's, om hun sector, hun beroep, hun levensovertuiging, hun hobby onder de aandacht van mij als volksvertegenwoordiger te brengen. Ik heb deze mensen in lang niet alle gevallen tevreden kunnen stellen. Toch durf ik te zeggen dat de meesten wel blij waren met mijn openheid en duidelijkheid.

Voorzitter,

Ik kwam uit de regio en ik ga er met liefde weer naar terug. Ik hecht eraan ook hier te zeggen dat ik veel respect heb voor collega-Kamerleden die hier twee, drie nachten in de week moeten overnachten. Hoewel aanvaardbaar, het is een prijs die je betaalt om het op een na mooiste beroep in Nederland te kunnen uitoefenen.

Ik ben trots op de amendementen die ik bij de verschillende begrotingen heb mogen indienen, die steun vonden bij een brede meerderheid in de Kamer. Samen met de PvdA, voor innovatieve mkb'ers die maar moeilijk aansluiting konden vinden bij het topsectorenbeleid. Voor de Nederlandse maakindustrie die met fieldlabs een nieuwe dimensie kan geven aan samenwerking. Maar ook het vreemd tot stand gekomen cultuuramendement van 10 miljoen euro van vorig jaar.

Als voorzitter van de politieke voorbereidingsgroep IPC Energie voor het Nederlandse voorzitterschap van de EU heb ik mogen samenwerken met zowel de ambtelijke ondersteuning als Kamerleden uit de Eerste en Tweede Kamer. Het resultaat mocht er zijn, een vlekkeloos verlopen conferentie, waar we hebben laten zien dat we samen met de ambtelijke staf een topevenement kunnen neerzetten.

Voorzitter,

Het is een openbaar geheim dat het goed toeven is in de VVD-fractie in Den Haag. Gezelligheid en sfeer komen alleen tot stand wanneer mensen elkaar iets gunnen. Wanneer collega's schouder aan schouder gaan staan als lastige besluiten moeten worden genomen en wanneer collega's het glas heffen als succes gevierd kan worden. Ik ben onderdeel geweest van deze samenwerking en ik ben daar ontzettend trots op. Die samenwerking zal ik echt missen.

Als laatste, Voorzitter, wil ik dank zeggen aan de koks en bediening in het ledenrestaurant, die op rustige dagen de concurrentie met de Mac aangingen en een overheerlijke bananenmilkshake voor mij in elkaar draaiden. Aan de mannen van de Facilitaire Dienst waarmee ik, met mijn technische achtergrond, een jaar lang heb gediscussieerd over het defecte raam op ons kantoor. Aan Isabelle Kuivenhoven en mijn persoonlijke medewerksters Renée Konings en Felicitas van Alphen, die ervoor zorgden dat ik altijd goed voorbereid en op tijd was.

Tegen u en de rest van de Kamer zeg ik houdoe en bedankt. Tot ziens in Gemert-Bakel!

Met vriendelijke groet,

Michiel van Veen"

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de voorzitter van het centraal stembureau en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ik stel voor, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Geachte heer Van Veen, beste Michiel,

Bij je aantreden in de Kamer zei je dat het voelde alsof je van FC Groningen overstapte naar Manchester United. Al kwam je op dat moment niet uit Groningen, maar uit het Brabantse Cuijk, het was inderdaad de stap van lokale naar nationale politiek. En dat was even wennen, in je lekkende zolderkamertje in Den Haag. Je zei in 2012: "Ik was wethouder, zat aan het stuur. Ineens kom je dan in de Tweede Kamer en ben je 1 van de 41. Dat moet je opvangen voor jezelf, het moet zich ontwikkelen."

Die ontwikkeling ging snel. Met jouw achtergrond als manager bij Stork was de portefeuille Economische Zaken je op het lijf geschreven. Je zette je met name in voor innovatie, het Nederlandse vestigingsklimaat en de Nederlandse concurrentiepositie. Je deed inspiratie op tijdens werkbezoeken, bijvoorbeeld aan de World Expo in Milaan en de Grüne Woche in Berlijn. Aan het begin van dit jaar was je nog voorzitter van de politieke voorbereidingsgroep voor de Interparlementaire Conferentie over energie, innovatie en circulaire economie. Je kijkt daar met een positief gevoel op terug. Dat gaf je net aan in je brief.

Maar jouw belangstelling, jouw inzet, was breder. Je liet je uit over het aantal uren gymles op scholen, over het bewaren en archiveren van Nederlands erfgoed in het buitenland en over het terugbrengen van de subsidie aan het Rijksmuseum. Daar heb je geen vrienden mee gemaakt in het Rijksmuseum, heb ik gehoord. De commissie VWS benoemde jou, samen met Otwin van Dijk en Vera Bergkamp, als rapporteur om de uitvoering van het VN-Verdrag voor mensen met een handicap in de gaten te houden. Misschien is het toeval, misschien komt het doordat jullie hart uiteindelijk wat dichter bij de dagelijkse praktijk ligt, maar jij zet nu dezelfde stap als Otwin van Dijk. Je wordt burgemeester van de gemeente Gemert-Bakel.

Na 22 amendementen, 24 moties, 39 Kamervragen en 42 mondelinge bijdragen laat je de Tweede Kamer en je lekkende zolderkamer achter je. Niet langer 1 van de 41, maar de centrale, verbindende persoon. Terug naar Brabant, terug naar Cuijk. Ik zal je eigen beeldspraak, de vergelijking met de overstap van Manchester United terug naar FC Groningen, niet aanhalen. Ik volg voetbal niet echt heel intensief, maar één ding weet ik zeker en dat is dat FC Groningen er beroerd voor staat. Terwijl jij, volgens mij, een mooie toekomst tegemoet gaat en op een heel warm welkom kunt rekenen. De gemeenteraad van Gemert-Bakel omschreef jou als een gedreven en sterke bestuurder. Een krachtige persoonlijkheid, met een analytische blik en een groot netwerk.

Beste Michiel,

Voor jij het Kamerlidmaatschap echt verruilt voor het openbaar bestuur, heb ik de eer jou te laten weten dat het Zijne Majesteit de Koning heeft behaagd om jou te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, als dank voor je jarenlange inzet voor de publieke zaak, niet alleen als Kamerlid, maar ook als gemeenteraadslid. Volgens mij is dat een mooie manier om afscheid te nemen van de Kamer. Namens de hele Kamer wil ik je van harte met je benoeming feliciteren en je alle goeds toewensen.

(Applaus)

(Applaus)

De voorzitter:
Ik wil je vragen om naar voren te komen, zodat ik de versierselen die horen bij deze benoeming kan opspelden. Ik zal na de stemmingen — we gaan ook nog over een aantal moties van je stemmen — alle collega's de gelegenheid geven om je persoonlijk te feliciteren.

(De voorzitter speldt de heer Van Veen de versierselen op die behoren bij de benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.)

(Applaus)

De voorzitter:
Volgens mij kunnen we nu gaan stemmen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Agema, voor de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor, zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Wassenberg (28286, nr. 870) en over negen aangehouden moties van het lid Ouwehand en vijftien aangehouden moties van het lid Thieme. De moties zijn inmiddels op de stemmingslijst geplaatst.

Voordat we gaan stemmen, geef ik de heer Leenders het woord.

De heer Leenders (PvdA):
Voorzitter. Ik wil onder punt 13, de stemmingen over moties ingediend bij het onderdeel Landbouw en natuur van de begroting Economische Zaken, motie 34550-XIII, nr. 86 aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Leenders stel ik voor, zijn motie (34550-XIII, nr. 86) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Onder punt 5, de stemmingen over de moties ingediend bij het wetgevingsoverleg over het onderdeel Cultuur van de begroting OCW voor 2017, staat motie 34550-VIII, stuk nr. 67. Samen met mevrouw Dik-Faber wil ik die graag aanhouden. Er is namelijk een amendement ingediend waarover we volgende week gaan stemmen.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor, haar motie (34550-VIII, nr. 67) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen overige moties Mensenrechten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over mensenrechten,

te weten:

  • de motie-Ten Broeke over geen middelen uit het Mensenrechtenfonds besteden in OESO-landen (32735, nr. 156);
  • de motie-De Roon over erkennen dat de islam per definitie strijdt met mensenrechten (32735, nr. 157);
  • de motie-De Roon over terugroepen van de Nederlandse ambassadeur in Turkije (32735, nr. 158);
  • de motie-De Roon over stopzetten van de onderhandelingen over toetreding van Turkije tot de EU (32735, nr. 159);
  • de motie-Knops over innemen van het standpunt dat ISIS genocide pleegt (32735, nr. 161);
  • de motie-Knops over veroordelen van arrestaties van democratisch gekozen parlementariërs (32735, nr. 162);
  • de motie-Knops over veroordelen van het optreden van Turkse veiligheidstroepen in het zuidoosten van Turkije (32735, nr. 163);
  • de motie-Van Bommel over antiterrorismewetgeving als obstakel voor financiering van mensenrechtenorganisaties (32735, nr. 164);
  • de motie-Van Bommel over meer structurele steun aan de Internationale Commissie voor Vermiste Personen (32735, nr. 165).

(Zie notaoverleg van 16 november 2016.)

De voorzitter:
De motie-Ten Broeke (32735, nr. 156) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland nog altijd belastinggeld uitgeeft aan de bevordering van mensenrechten in OESO-landen;

overwegende dat deze OESO-landen tot de meest vrije en welvarende landen ter wereld behoren en geen Nederlandse steun nodig hebben bij het borgen van mensenrechten;

van mening dat meer focus moet worden aangebracht in het Nederlandse beleid ter bevordering van mensenrechten en dat het geld daarvoor moet worden uitgegeven in die landen waar dat het hardste nodig is, zoals momenteel de MENA-regio;

verzoekt de regering, geen middelen uit het Mensenrechtenfonds meer te besteden in OESO- en EU-landen;

verzoekt de regering tevens om de middelen uit het Mensenrechtenfonds die reeds voor OESO- en EU-landen zijn gereserveerd om te buigen naar de MENA-regio,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 166, was nr. 156 (32735).

De motie-Knops (32735, nr. 162) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Turkse autoriteiten terrorismewetgeving inzetten om democratisch gekozen parlementariërs en burgemeesters te vervolgen;

overwegende dat EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini de EU-lidstaten opgeroepen heeft om een duidelijk signaal af te geven richting Turkije;

verzoekt de regering, deze arrestaties te veroordelen en de vrijlating van deze democratisch gekozen volksvertegenwoordigers te bepleiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 167, was nr. 162 (32735).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ten Broeke (32735, nr. 166, was nr. 156).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (32735, nr. 157).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (32735, nr. 158).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (32735, nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Knops (32735, nr. 161).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, D66, Van Vliet, 50PLUS, Houwers, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Klein (Klein):
Ik was ook voor de motie die net is verworpen.

De voorzitter:
Deze opmerking wordt opgenomen in de Handelingen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Knops (32735, nr. 167, was nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Kuzu/Öztürk ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Knops (32735, nr. 163).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, Houwers, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (32735, nr. 164).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, Houwers, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (32735, nr. 165).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud bij de EU-voorstellen: Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (COM (2016) 465, 466, 467 en 468)(34585, nr. 2).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het advies van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten, onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Begroting OCW (onderdeel Cultuur)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het onderdeel Cultuur van de begroting OCW voor het jaar 2017,

te weten:

  • de motie-Van Veen over niet opnemen in de BIS van in de motie-Monasch c.s. ( (34550-VIII, nr. 61);
  • de motie-Van Veen over betere bewegwijzering naar cultureel erfgoed (34550-VIII, nr. 62);
  • de motie-Van Veen over de besteding vanuit het bestemmingsfonds OCW (34550-VIII, nr. 63);
  • de motie-Van Veen/Vermue over minimaal twaalf maanden voor de behandeling van de OCW-begroting advies ontvangen (34550-VIII, nr. 65);
  • de motie-Van Veen over beëindigen van cultuurprojecten in een aantal andere landen (34550-VIII, nr. 66);
  • de motie-Van Toorenburg/Dik-Faber over reizen naar culturele instellingen voor schoolklassen in het primair onderwijs (34550-VIII, nr. 68);
  • de motie-Van Toorenburg/Dik-Faber over een positieve beschikking voor het Orkest van het Oosten en Het Gelders Orkest (34550-VIII, nr. 69);
  • de motie-Vermue/Van Veen over €500.000 voor het Fonds Podiumkunsten (34550-VIII, nr. 70);
  • de motie-Vermue/Van Toorenburg over €50.000 vrijmaken voor activiteiten in het kader van BesteBuren (34550-VIII, nr. 71);
  • de motie-Vermue over voorrang voor initiatieven uit de regio bij de verdeling van 0,55 miljoen voor talentontwikkeling (34550-VIII, nr. 72);
  • de motie-Pechtold/Dik-Faber over de leegstandsontwikkeling binnen het religieus erfgoed (34550-VIII, nr. 73);
  • de motie-Dik-Faber/Pechtold over de mogelijkheid voor omwonenden om een plan in te dienen voor de herbestemming van hun monument (34550-VIII, nr. 74);
  • de motie-Dik-Faber/Pechtold over innovatieve verduurzamingsmogelijkheden bij behoud van religieus erfgoed (34550-VIII, nr. 75);
  • de motie-Dik-Faber over inzetten van de onderuitputting in de rode Brim/Sim voor groene monumenten (34550-VIII, nr. 76);
  • de motie-Grashoff/Pechtold over de invloed van de culturele infrastructuur op het algemene vestigingsklimaat (34550-VIII, nr. 77).

(Zie wetgevingsoverleg van 21 november 2016.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Veen (34550-VIII, nr. 61) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (34550-VIII, nr. 76) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Vermue stel ik voor, haar moties (34550-VIII, nrs. 71 en 72) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Dik-Faber/Pechtold (34550-VIII, nr. 74) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat herbestemming van een (religieus) monument direct effect heeft voor omwonenden en op de omgeving van het monument;

constaterende dat in het proces van herbestemmen samenwerking van alle betrokken actoren van fundamenteel belang is;

constaterende dat door middel van "the right to challenge" en "the right to take over" het initiatief tot herbestemmen bij de omgeving en omwonenden van het monument gelegd kan worden;

verzoekt de regering, in overleg met de partners van de Agenda Toekomst Religieus Erfgoed, eigenaren, provincies en gemeenten te kijken naar mogelijkheden om de omwonenden en omgeving van een monument een mogelijkheid te geven om een plan in te dienen bij de eigenaar en andere direct betrokkenen voor de herbestemming van hun monument,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89, was nr. 74 (34550-VIII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Veen (34550-VIII, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veen (34550-VIII, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veen/Vermue (34550-VIII, nr. 65).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veen (34550-VIII, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Dik-Faber (34550-VIII, nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Dik-Faber (34550-VIII, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, D66, Van Vliet, Klein, Houwers, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Vermue/Van Veen (34550-VIII, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pechtold/Dik-Faber (34550-VIII, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber/Pechtold (34550-VIII, nr. 89, was nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Pechtold (34550-VIII, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grashoff/Pechtold (34550-VIII, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, graag een kleine aantekening bij de motie op stuk nr. 65. Daar hebben we verkeerd gestemd. We wilden graag tegenstemmen.

De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen moties Water- en Hagelschade in Zuidoost-Nederland

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Water- en Hagelschade in Zuidoost-Nederland,

te weten:

  • de motie-Geurts/Graus over een onafhankelijke commissie die de schade inventariseert en taxeert (31710, nr. 66);
  • de motie-Geurts/Graus over een fonds voor onverzekerbare schade (31710, nr. 67).

(Zie vergadering van 22 november 2016.)

In stemming komt de motie-Geurts/Graus (31710, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts/Graus (31710, nr. 67).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties begroting VWS (onderdeel Sport en bewegen)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel het onderdeel Sport en bewegen van de begroting VWS voor het jaar 2017,

te weten:

  • de motie-Van Nispen over in stand houden van de btw-vrijstelling op sportcursussen (34550-XVI, nr. 101);
  • de motie-Rudmer Heerema over de besteding van de 10 miljoen euro extra voor topsport (34550-XVI, nr. 102);
  • de motie-Bruins Slot over een pilot voor topsportontwikkeling met de Sportzone Limburg (34550-XVI, nr. 103);
  • de motie-Van Dekken over het stimuleren van sportbeoefening door kinderen uit gezinnen met een laag inkomen (34550-XVI, nr. 104);
  • de motie-Pia Dijkstra over meer diversiteit in leidinggevende functies in de sport (34550-XVI, nr. 105).

(Zie wetgevingsoverleg van 21 november 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Nispen (34550-XVI, nr. 101) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Financiën een verkenning laat uitvoeren om de goedkeuring op de vrijstelling van btw op sportcursussen te laten vervallen;

constaterende dat deze maatregel zou kunnen leiden tot duurdere opleidingen en cursussen voor bijvoorbeeld trainers en scheidsrechters;

van mening dat het van belang is om de toegang tot en betaalbaarheid van sportverenigingen en sportcursussen zo laagdrempelig mogelijk te houden;

verzoekt de regering, de vrijstelling van btw op sportcursussen in stand te houden of te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114, was nr. 101 (34550-XVI).

De motie-Bruins Slot (34550-XVI, nr. 103) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de financiering van topsport al jaren onder druk staat en vernieuwende financiële modellen in de topsportontwikkeling hierin een oplossing kunnen bieden;

constaterende dat in Limburg op dit vlak private en publieke partijen succesvol samenwerken;

verzoekt de regering, in overleg met NOC*NSF te bekijken of een pilot gestart kan worden met de Sportzone Limburg, waarmee komende jaren de topsportinfrastructuur in de regio Limburg versterkt wordt als landelijk voorbeeld van nieuwe verdienmodellen in de topsportontwikkeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115, was nr. 103 (34550-XVI).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen (34550-XVI, nr. 114, was nr. 101).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rudmer Heerema (34550-XVI, nr. 102).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, Monasch, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bruins Slot (34550-XVI, nr. 115, was nr. 103).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Dekken (34550-XVI, nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra (34550-XVI, nr. 105).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding,

te weten:

  • de motie-Kuzu over intrekking van het wetsvoorstel (34349, nr. 13).

(Zie vergadering van 23 november 2016.)

De voorzitter:
Aangezien de motie vraagt om intrekking van het wetsvoorstel, zal er eerst worden gestemd over de motie op stuk nr. 13 alvorens er wordt gestemd over het wetsvoorstel.

In stemming komt de motie-Kuzu (34349, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding (34349).

(Zie vergadering van 23 november 2016.)

In stemming komt het amendement-Bisschop (stuk nr. 12, II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 12 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Voortman (stuk nr. 9, III).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Voortman (stuk nr. 10, III).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66 en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bisschop (stuk nr. 11) tot het invoegen van een artikel 2a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Verplichten van beschut werk

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute (34578).

(Zie vergadering van 23 november 2016.)

De voorzitter:
Het amendement-Karabulut (stuk nr. 11) is ingetrokken.

In stemming komen de gewijzigde amendementen-Karabulut (, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van deze gewijzigde amendementen de overige op stuk nr. 15 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Pieter Heerma c.s. (stuk nr. 16) tot het invoegen van een artikel IVB.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Pieter Heerma c.s. (stuk nr. 16) tot het invoegen van een artikel IVB.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Verplichten van beschut werk

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten,

te weten:

  • de motie-Karabulut over een cao beschut werk (34578, nr. 14).

(Zie vergadering van 23 november 2016.)

In stemming komt de motie-Karabulut (34578, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2017,

te weten:

  • de motie-Van Bommel over onderzoek naar de militaire strijd tegen het terrorisme (34550-V, nr. 19);
  • de motie-Van Bommel over de onderhandelingen over toetreding van Turkije tot de EU opschorten (34550-V, nr. 20);
  • de motie-Van Bommel over opschorting van wapenleveranties aan Turkije (34550-V, nr. 21);
  • de motie-Van Bommel c.s. over erkenning van de Palestijnse Staat (34550-V, nr. 22);
  • de motie-Knops over het CPT-rapport betrekken bij de voortgangsrapportage over Turkije (34550-V, nr. 23);
  • de motie-Servaes c.s. over het facultatief protocol bij het ESC-verdrag (34550-V, nr. 24);
  • de motie-Servaes/Kerstens over het WK voetbal in Qatar en de situatie van arbeidsmigranten (34550-V, nr. 25);
  • de motie-De Roon/Wilders over erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël (34550-V, nr. 26);
  • de motie-De Roon over het verbreken van de banden met de Palestijnse Autoriteit (34550-V, nr. 28);
  • de motie-De Roon over geen subsidie uit het Mensenrechtenfonds voor Radio Wereldomroep (34550-V, nr. 29);
  • de motie-Sjoerdsma over de Russische financiering van Nederlandse politieke partijen (34550-V, nr. 30);
  • de motie-Sjoerdsma over het aanstellen van een speciale havenambassadeur (34550-V, nr. 31);
  • de motie-Voordewind c.s. over een rapport over het gebruik van de term "genocide" door politici (34550-V, nr. 32);
  • de motie-Grashoff over een geostrategische herziening van het Nederlandse energiebeleid (34550-V, nr. 33);
  • de motie-Grashoff over gezamenlijke onderhandelingen over gasleveranties door EU-lidstaten (34550-V, nr. 34);
  • de motie-Grashoff over restricties op productie en inzet van autonome wapens (34550-V, nr. 35);
  • de motie-Van der Staaij over het bevorderen van de doelstellingen van het Nederlandse buitenlandbeleid als criterium voor financiering van organisaties (34550-V, nr. 36);
  • de motie-Kuzu over bescherming van mensenrechtenverdedigers van het Internationaal Strafhof (34550-V, nr. 37);
  • de motie-Kuzu over de positie van de Rohingya's (34550-V, nr. 38);
  • de motie-Kuzu over excuses voor het Nederlandse koloniale en slavernijverleden (34550-V, nr. 39);
  • de motie-Bontes over definitieve beëindiging van de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije (34550-V, nr. 40);
  • de motie-Bontes over zo snel mogelijk beëindigen van de subsidiëring van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (34550-V, nr. 41).

(Zie vergadering van 24 november 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Bommel c.s. (34550-V, nr. 22) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Bommel, Sjoerdsma en Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47, was nr. 22 (34550-V).

De motie-Grashoff (34550-V, nr. 35) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ontwikkeling en inzet van autonome wapens zonder betekenisvolle menselijke controle onwenselijk is;

verzoekt de regering, zich binnen de vijfde toetsingsconferentie van de Conventie over Conventionele Wapens (CCW) in Genève in te zetten voor een mandaat voor onderhandelingen over de beheersing van productie en inzet van autonome wapens,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48, was nr. 35 (34550-V).

De motie-Kuzu (34550-V, nr. 37) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland als gastland van het Internationaal Strafhof een speciale verantwoordelijkheid heeft voor organisaties die zich inzetten voor ondersteuning van het werk van dit hof;

constaterende dat mensenrechtenverdedigers die samenwerken met het Strafhof op Nederlandse bodem ernstig zijn bedreigd;

verzoekt de regering om mensenrechtenverdedigers in Nederland die ten aanzien van het Strafhof werkzaam zijn en die bedreigd en/of anderszins tegengewerkt worden passende bescherming en ondersteuning te blijven bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49, was nr. 37 (34550-V).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

De heer Van Bommel verzoekt om een hoofdelijke stemming over de motie-Van Bommel c.s. (34550-V, nr. 22).

In stemming komt de motie-Van Bommel (34550-V, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (34550-V, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (34550-V, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Klein, Monasch, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Bommel c.s. (34550-V, nr. 47, was nr. 22).

Vóór stemmen de leden: Nijboer, Van Nispen, Oosenbrug, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Van Raak, Recourt, Roemer, Samsom, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Swinkels, Tanamal, Thieme, Van Tongeren, Ulenbelt, Van der Velde, Van Veldhoven, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Volp, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Van Weyenberg, Wolbert, Ypma, Yücel, Arib, Asante, Bashir, Belhaj, Bergkamp, Van Bommel, Bouwmeester, Brouwer, Cegerek, Jasper van Dijk, Pia Dijkstra, Eijsink, Fokke, Van Gerven, Gesthuizen, Grashoff, Groot, Günal-Gezer, Hoogland, Jacobi, Karabulut, Kerstens, Klaver, Klein, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leenders, Leijten, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies en Mohandis.

Tegen stemmen de leden: Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijkerken-de Haan, Omtzigt, Van Oosten, Potters, Van der Ree, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Van der Staaij, Straus, Taverne, Teeven, Tellegen, Van Toorenburg, Van Veen, Veldman, Visser, Van Vliet, Voordewind, Aukje de Vries, Vuijk, Van Wijngaarden, Wilders, Van 't Wout, Ziengs, Zijlstra, Amhaouch, Van Ark, Azmani, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bisschop, De Boer, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Tony van Dijck, Dijkgraaf, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Duisenberg, Elias, Fritsma, Geurts, De Graaf, Graus, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Houwers, Keijzer, Van Klaveren, Klever, Knops, De Lange, Van der Linde, Lodders, Madlener, Van Miltenburg, Monasch en Moors.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 71 tegen 76 stemmen is verworpen.

In stemming komt de motie-Knops (34550-V, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Servaes c.s. (34550-V, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Servaes/Kerstens (34550-V, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Roon/Wilders (34550-V, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (34550-V, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon (34550-V, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (34550-V, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (34550-V, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (34550-V, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grashoff (34550-V, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grashoff (34550-V, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, 50PLUS en Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Grashoff (34550-V, nr. 48, was nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en Monasch voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij (34550-V, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kuzu (34550-V, nr. 49, was nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu (34550-V, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu (34550-V, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bontes (34550-V, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bontes (34550-V, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en natuur)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2017 (onderdeel Landbouw en Natuur),

te weten:

  • de motie-Van Gerven over opties voor een schadefonds voor Q-koortsgetroffenen (34550-XIII, nr. 75);
  • de motie-Van Gerven over uitgangspunten voor het beleid voor de toekomst van de agrarische sector (34550-XIII, nr. 76);
  • de motie-Lodders over een vrijstelling van CRISPR/Cas9 (34550-XIII, nr. 77);
  • de gewijzigde motie-Lodders over een systeem van vouchers in natuur (34550-XIII, nr. 110, was nr. 78);
  • de motie-Geurts c.s. over verduidelijking en verruiming van de mededingingsregels (34550-XIII, nr. 80);
  • de motie-Geurts c.s. over het stimuleren van beter bodembeheer door agrariërs (34550-XIII, nr. 81);
  • de motie-Van der Velde/Van Dekken over verbreding van het Beter Leven keurmerk (34550-XIII, nr. 82);
  • de motie-Leenders/Jacobi over maatschappelijke initiatieven uit de nota Groen en water in de stad (34550-XIII, nr. 83);
  • de motie-Leenders/Van Dekken over de overgang van gangbare naar natuurinclusieve landbouw (34550-XIII, nr. 84);
  • de motie-Leenders/Geurts over afspraken met de provincies over de financiering van activiteiten voor natuurvrijwilligers (34550-XIII, nr. 85);
  • de motie-Graus/Dijkgraaf over het belang van boeren, tuinders en vissers boven dat van de Europese Unie stellen (34550-XIII, nr. 87);
  • de motie-Graus over de aanpak van hondengevechten (34550-XIII, nr. 88);
  • de motie-Graus over een opleiding ten behoeve van veterinair forensisch onderzoek (34550-XIII, nr. 89);
  • de motie-Koşer Kaya over ziekteschade als gevolg van onveilig voedsel (34550-XIII, nr. 90);
  • de motie-Koşer Kaya over het correct uitvoeren van de Wet hergebruik overheidsinformatie (34550-XIII, nr. 91);
  • de motie-Koşer Kaya over een analyse van de huidige wet- en regelgeving voor landbouw, milieu en natuur (34550-XIII, nr. 92);
  • de motie-Koşer Kaya over meer inzicht in de besteding van landbouwsubsidies (34550-XIII, nr. 93);
  • de motie-Dik-Faber over het ondersteunen van convenanten op het boerenerf (34550-XIII, nr. 94);
  • de motie-Dik-Faber/Geurts over de JOLA beter laten aansluiten bij de behoeften van jonge landbouwers (34550-XIII, nr. 95);
  • de motie-Dik-Faber over het behoud van boerenlandvogels (34550-XIII, nr. 96);
  • de motie-Dik-Faber over het opnieuw in het leven roepen van de Taskforce Multifunctionele Landbouw (34550-XIII, nr. 97);
  • de motie-Grashoff/Leenders over een nationaal plan van aanpak voor weidevogels (34550-XIII, nr. 98);
  • de motie-Grashoff over middelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten goede laten komen van weidevogelbeheer (34550-XIII, nr. 99);
  • de motie-Grashoff/Dijkgraaf over onderzoek naar het loslaten van het melkquotum (34550-XIII, nr. 100);
  • de motie-Dijkgraaf c.s. over de voorgestelde afschaffing van de btw-landbouwregeling heroverwegen (34550-XIII, nr. 101);
  • de motie-Dijkgraaf c.s. over de beschikbaarheid van biologische gewasbeschermingsmiddelen voor de fruitteelt (34550-XIII, nr. 102);
  • de motie-Ouwehand/Thieme over het Kroondomein Het Loo gedurende het hele jaar openstellen voor het publiek (34550-XIII, nr. 103);
  • de motie-Ouwehand/Thieme over een verbod op afschot van zwanen met hagelpatronen (34550-XIII, nr. 104);
  • de motie-Ouwehand over een transitie naar een volledig natuurinclusieve landbouw (34550-XIII, nr. 105);
  • de motie-Ouwehand over het actualiseren van de vissenwelzijnsnota uit 2003 (34550-XIII, nr. 106);
  • de motie-Ouwehand/Thieme over de verantwoordelijkheid voor de aanpak van illegale hondenhandel onderbrengen bij het ministerie van V&J (34550-XIII, nr. 107);
  • de motie-Ouwehand over registratie van pups in aanwezigheid van het moederdier (34550-XIII, nr. 108);
  • de motie-Ouwehand over een significante verschuiving in de richting van klimaatactie in de EU-begroting (34550-XIII, nr. 109).

(Zie vergadering van 24 november 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (34550-XIII, nr. 95) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Lodders stel ik voor, haar motie (34550-XIII, nr. 77) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Leenders/Geurts (34550-XIII, nr. 85) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrijwilligers in de natuur en het landschap een onmisbare bijdrage leveren aan de realisatie van natuurdoelen;

van mening dat door de decentralisatie van het natuurbeleid de ondersteuning van het vrijwilligerswerk de verantwoordelijkheid van de provincies is;

van mening dat in het proces van decentralisatie de continuïteit gewaarborgd moet blijven;

verzoekt de regering, binnen drie maanden heldere afspraken te maken met de provincies en maatschappelijke partijen over de financiering van activiteiten voor natuurvrijwilligers, en daarover de Kamer in het voorjaar van 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113, was nr. 85 (34550-XIII).

De motie-Dik-Faber (34550-XIII, nr. 96) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van Alterra blijkt dat de huidige maatregelen ontoereikend zijn om de landelijke trend van de afname van boerenlandvogels te keren;

overwegende dat boeren meer budget nodig hebben voor agrarisch natuurbeheer om de negatieve trend te keren en boerenlandvogels te behouden, zoals de veldleeuwerik;

overwegende dat in 2015 onderbesteding was van het geld voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3-middelen);

verzoekt de regering om met provincies in overleg te gaan over besteding van POP3-middelen aan agrarisch natuurbeheer, gericht op behoud van boerenlandvogels,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114, was nr. 96 (34550-XIII).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Op de stemmingslijst staat de motie op stuk nr. 84 van de fractie van de Partij van de Arbeid. Die motie gaat over natuurinclusieve landbouw, maar wat is dat eigenlijk? Mijn fractie is van mening dat we daar een fundamentele discussie over voeren en dat je dat niet even bij motie kunt regelen. We vinden het van belang dat we niet alleen kijken naar de rol van de overheid, maar dat we ook kijken naar draagvlak in de sector en een eerlijk verdienmodel voor boeren. We willen niet alleen natuurinclusieve landbouw, maar ook boereninclusieve landbouw. Daarom zullen wij tegen deze motie stemmen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34550-XIII, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven (34550-XIII, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Lodders (34550-XIII, nr. 110, was nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. (34550-XIII, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. (34550-XIII, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Velde/Van Dekken (34550-XIII, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leenders/Jacobi (34550-XIII, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leenders/Van Dekken (34550-XIII, nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en Monasch voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Leenders/Geurts (34550-XIII, nr. 113, was nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus/Dijkgraaf (34550-XIII, nr. 87).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (34550-XIII, nr. 88).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus (34550-XIII, nr. 89).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, Klein, Houwers en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya (34550-XIII, nr. 90).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya (34550-XIII, nr. 91).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya (34550-XIII, nr. 92).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya (34550-XIII, nr. 93).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (34550-XIII, nr. 94).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber (34550-XIII, nr. 114, was nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (34550-XIII, nr. 97).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grashoff/Leenders (34550-XIII, nr. 98).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grashoff (34550-XIII, nr. 99).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grashoff/Dijkgraaf (34550-XIII, nr. 100).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dijkgraaf c.s. (34550-XIII, nr. 101).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dijkgraaf c.s. (34550-XIII, nr. 102).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Thieme (34550-XIII, nr. 103).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Thieme (34550-XIII, nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (34550-XIII, nr. 105).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (34550-XIII, nr. 106).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Thieme (34550-XIII, nr. 107).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (34550-XIII, nr. 108).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (34550-XIII, nr. 109).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. De motie op stuk nr. 102 is door de hele Kamer aangenomen, maar zij werd tijdens het debat nogal ontraden. Ik ontvang graag een brief van de staatssecretaris waarin hij toelicht hoe en wanneer hij de motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Sorry voor de kleine vertraging, maar ik ontvang graag een brief van het kabinet waarin uiteen wordt gezet hoe de motie op stuk nr. 98 over een nationaal plan van aanpak voor weidevogels wordt uitgevoerd.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Aanhangige ontwerpbesluiten inzake de Wet dieren

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het debat over aanhangige ontwerpbesluiten inzake de Wet dieren,

te weten:

  • de motie-Ouwehand/Van Dekken over een verbod op de verkoop van dieren buiten speciaalzaken (31389, nr. 107);
  • de motie-Ouwehand/Van Dekken over een verplichte identificatie en registratie (31389, nr. 108).

(Zie notaoverleg van 25 maart 2013.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand/Van Dekken (31389, nr. 107) is in die zin gewijzigd (nr. 149) en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een verbod in te stellen op de verkoop van dieren op internet, tentoonstellingen, beurzen, tuincentra en andere plaatsen dan gecertificeerde dierenspeciaalzaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150, was nr. 149 (31389).

De motie-Ouwehand/Van Dekken (31389, nr. 108) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in het Besluit gezelschapsdieren een verplichting op te nemen voor een algehele identificatie- en registratie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151, was nr. 108 (31389).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar gewijzigde motie (31389, nr. 151, was nr. 108) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Ouwehand/Van Dekken (31389, nr. 150, was nr. 149).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en de PvdD voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Dierenwelzijn

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het debat over dierenwelzijn,

te weten:

  • de motie-Thieme over schoon en droog stro in de veehouderij (28286, nr. 685);
  • de motie-Thieme over toegang tot open water voor vleeseenden (28286, nr. 686);
  • de motie-Ouwehand over een tijdpad voor beëindiging van fokken op extreme uiterlijke kenmerken (28286, nr. 690);
  • de motie-Ouwehand over verlaging van het btw-tarief op castratie en sterilisatie bij katten (28286, nr. 691);
  • de motie-Ouwehand over een verbod op verkoop van honden en katten in dierenwinkels (28286, nr. 692);
  • de motie-Ouwehand over beëindiging van de verkoop van ongeschikte huisvesting (28286, nr. 693).

(Zie notaoverleg van 2 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand (28286, nr. 693) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huisvesting van dieren uit het oogpunt van dierenwelzijn te allen tijde verantwoord dient te zijn, zoals opgenomen in het Besluit gezelschapsdieren;

verzoekt de regering, met een concreet tijdpad duidelijk te maken wanneer de verkoop van ongeschikte huisvesting in Nederland is beëindigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 890, was nr. 693 (28286).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 685).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 686).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28286, nr. 690).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28286, nr. 691).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28286, nr. 692).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (28286, nr. 890, was nr. 693).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en Klein voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Paardenhouderij

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het VAO Paardenhouderij,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over borging van de Gids voor Goede Praktijken (28286, nr. 785);
  • de motie-Ouwehand over het opleggen van een educatieve maatregel bij lichte overtredingen (28286, nr. 786).

(Zie vergadering van 26 februari 2015.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand (28286, nr. 786) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel gevallen van verwaarlozing of slechte verzorging van paarden te maken hebben met een gebrek aan kennis en dat deze gevallen nu niet goed kunnen worden opgevolgd;

verzoekt de regering, mogelijk te maken dat bij lichte overtredingen een educatieve maatregel kan worden opgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 889, was nr. 786 (28286).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28286, nr. 785).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (28286, nr. 889, was nr. 786).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Begroting Economische Zaken (Landbouw en natuur)

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over het terugdringen van impulsaankopen van dieren (33750-XIII, nr. 81).

(Zie vergadering van 7 november 2013.)

In stemming komt de motie-Ouwehand (33750-XIII, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en natuur)

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2016,

te weten:

  • de motie-Thieme over een einde maken aan paardenmarkten (34300-XIII, nr. 149).

(Zie vergadering van 3 december 2015.)

In stemming komt de motie-Thieme (34300-XIII, nr. 149).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Intensieve veehouderij in Nederland

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de intensieve veehouderij in Nederland,

te weten:

  • de motie-Thieme over een verbod op het castreren van varkens (28973, nr. 145).

(Zie vergadering van 14 januari 2015.)

De voorzitter:
De motie-Thieme (28973, nr. 145) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afspraak om uiterlijk 1 januari 2015 te stoppen met het castreren van varkens niet nagekomen wordt;

verzoekt de regering, het castreren van varkens per 1 januari 2018 te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 183, was nr. 145 (28973).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Thieme (28973, nr. 183, was nr. 145).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Ontwerpwijziging Besluit houders van dieren

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het VAO Ontwerpwijziging Besluit houders van dieren,

te weten:

  • de motie-Thieme over gezondheids- en welzijnsproblemen van vleeskuikens (28286, nr. 735);
  • de motie-Thieme over water en voer voor kuikens in de eerste 72 uur van hun leven (28286, nr. 736);
  • de motie-Thieme over transporteren van kalkoenen in kleine containers (28286, nr. 737);
  • de motie-Thieme over chronisch honger lijden van ouderdieren van vleeskuikens (28286, nr. 738);
  • de motie-Thieme over houden van konijnen in draadgazen kooien (28286, nr. 739).

(Zie vergadering van 11 juni 2014.)

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 735).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 736).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 737).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 738).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (28286, nr. 739).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties begroting Economische Zaken (Economie en innovatie)

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2014 ,

te weten:

  • de motie-Thieme/Van Gerven over subsidie voor megastallen (33400-XIII, nr. 106);
  • de motie-Thieme over hervorming van de veehouderij (33400-XIII, nr. 114);
  • de nader gewijzigde motie-Thieme over een verbod op de productie van snelgroeiende vleeskuikens (33400-XIII, nr. 133).

(Zie vergadering van 24 januari 2013.)

De voorzitter:
De nader gewijzigde motie-Thieme (33400-XIII, nr. 133) is in die zin nogmaals nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat snelgroeiende vleeskuikens in de intensieve veehouderij lijden aan ernstige gezondheids- en welzijnsproblemen;

verzoekt de regering, uiteen te zetten hoe zij gaat toewerken naar een verbod op de productie van snelgroeiende vleeskuikens in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152, was nr. 133 (33400-XIII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Thieme/Van Gerven (33400-XIII, nr. 106).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (33400-XIII, nr. 114).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de nogmaals nader gewijzigde motie-Thieme (33400-XIII, nr. 152, was nr. 133).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de PVV voor deze nogmaals nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Dierziekten en antibioticagebruik veehouderij

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Dierziekten en antibioticagebruik veehouderij,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Thieme over stoppen met SPF-stallen (29683, nr. 184, was nr. 154).

(Zie vergadering van 11 april 2013.)

In stemming komt de gewijzigde motie-Thieme (29683, nr. 184, was nr. 154).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Toezicht NVWA

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Toezicht NVWA,

te weten:

  • de motie-Thieme over frequentere controles op slachthuizen en diertransporten (26991, nr. 378).

(Zie vergadering van 6 november 2013.)

In stemming komt de motie-Thieme (26991, nr. 378).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Stijging van de Nederlandse melkproductie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het dertigledendebat over de gevolgen van de stijging van de Nederlandse melkproductie,

te weten:

  • de motie-Thieme over een verbod op antizuigmiddelen in de veehouderij (33979, nr. 105).

(Zie vergadering van 27 januari 2016.)

In stemming komt de motie-Thieme (33979, nr. 105).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Dierenwelzijn inclusief zeezoogdieren

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Dierenwelzijn inclusief zeezoogdieren,

te weten:

  • de motie-Wassenberg over niet meer fokken op hoge aantallen biggen en extra spenen bij zeugen (28286, nr. 870).

(Zie vergadering van 2 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Wassenberg (28286, nr. 870).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. De PVV is voor de motie op stuk nr. 105 (33979), genoemd onder het vorige punt.

De voorzitter:
Deze aantekening zal worden opgenomen in de Handelingen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Bij de stemmingen in verband met de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding willen wij geacht worden om voor het gewijzigd amendement-Voortman op stuk nr. 9, III (34349) te hebben gestemd.

De voorzitter:
Ook deze opmerking zal worden opgenomen in de Handelingen. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen. De collega's kunnen de heer Van Veen in het ledenrestaurant feliciteren met zijn benoeming en afscheid van hem nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvragers stel ik voor, de volgende debatten van de agenda af te voeren:

  • het debat over duurzaamheid en arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie;
  • het debat over de beprijzing van Europese emissierechten;
  • het debat over het onderzoek naar statiegeld door de Wageningen Universiteit.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het voorstel van wet van het lid Van Laar houdende de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen (Wet zorgplicht kinderarbeid) (34506).

Op verzoek van de VVD-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Bosman in plaats van het lid Van der Burg.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Pensioenonderwerpen, met als eerste spreker het lid De Graaf namens de PVV;
  • het VAO Energie, met als eerste spreker het lid Agnes Mulder namens het CDA.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Remco Bosma namens de VVD.

De heer Remco Bosma (VVD):
Voorzitter. Morgen voeren wij een algemeen overleg over de Telecomraad. Die Raad vindt deze week al plaats. Ik doe daarom graag een vooraankondiging voor een VAO inclusief stemmingen, nog deze week in te plannen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij steunen dit echt van harte. Wij hebben bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend waar de minister nog op zou ingaan. Dit is het moment om daarover te stemmen.

De voorzitter:
We gaan het VAO plannen.

Ik geef de heer Verhoeven namens D66 het woord.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Vorige week heeft president Erdogan van Turkije gedreigd om de grenzen open te zetten en daarmee per saldo dus om de vluchtelingendeal op te blazen die de Europese Unie met Turkije gesloten heeft. Dit is niet de eerste keer dat er dit soort geluiden komen, maar het wordt steeds dreigender en dwingender. Ik zou dus graag een debat willen hebben met de premier over de situatie en de toekomst van deze deal.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Steun voor het voorstel. Het zou ook goed zijn als we een brief konden krijgen als reactie op de laatste ontwikkelingen, met name het besluit van de Commissie om de preaccessiegelden te stoppen.

De heer Omtzigt (CDA):
Ook steun voor het voorstel. Wij zouden ook graag willen weten hoe de individuele landen en regeringen op dit moment denken over het opschorten van de onderhandelingen. Zonet hebben de VVD en de PvdA besloten dat we dat niet moeten doen, maar we willen graag weten hoe de andere 27 landen er een voor een over denken.

De heer Krol (50PLUS):
Steun voor de brief en voor het voorstel.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun voor beide.

De heer Fritsma (PVV):
Het is slecht dat Nederland zich afhankelijk heeft gemaakt van de EU en Turkije. We moeten de eigen grenzen sluiten. Vanuit die invalshoek steunen we het verzoek om een debat en een brief.

De heer Monasch (Monasch):
Steun voor het verzoek van de heer Verhoeven.

Mevrouw Karabulut (SP):
Van harte steun.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Geen steun. Morgen hebben we een AO en er staan nog allerlei debatten in de planning. Er is dus genoeg gelegenheid om over deze belangrijke zaak te spreken.

De heer Ten Broeke (VVD):
Geen steun. Morgen zijn er zelfs twee AO's waar het bij opgebracht kan worden. Ook is er nog het debat met de minister-president zodra de top gehouden wordt. Dat zijn de momenten om de regering aan de tand te voelen en dat doen we graag.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
Mijnheer Verhoeven, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.

De heer Verhoeven (D66):
Het is teleurstellend dat alleen de coalitie dit niet wil en dat zij zegt: we gaan morgen nog een debat voeren met de minister van Buitenlandse Zaken. Dit lijkt me nou echt iets om met de premier te bespreken. Het is duidelijk: PvdA en VVD vinden het niet belangrijk genoeg. Ik zal het dan morgen in het AO opbrengen, maar het is teleurstellend dat er hier niet over gesproken kan worden.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. De VVD heeft een mooi campagnefilmpje waarin de staatssecretaris van Financiën zegt dat de Wet DBA tot 1 januari 2018 is uitgesteld. Maar wij kunnen in het Staatsblad of in de Kamerbrieven geen enkel formeel beleidsbesluit of KB vinden waarin staat dat de wet is uitgesteld.

De voorzitter:
En uw verzoek is?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik zou graag weten of de wet is uitgesteld of niet, dus of wel klopt wat gezegd werd. Twee: er wordt niet gehandhaafd, maar de staatssecretaris geeft drie verschillende definities van handhaving, in antwoorden op vragen van collega Klein, in antwoorden op vragen van mij en collega Van Weyenberg en in het filmpje, dus waarop wordt nou niet gehandhaafd? Ook lijken de verschillende ministeries zelf geen zzp'ers meer in te huren. Ze vinden de maatregel van Wiebes dus volstrekt onvoldoende. Ik zou graag willen weten of het klopt dat die ministeries niet meer inhuren. Ik krijg daarover graag voor morgen 12.00 uur een brief van de premier. Daarna wil ik een debat met de premier over de vraag of deze communicatie wel klopt. We kunnen in Nederland toch niet hebben dat we niet weten of een wet geldig is of niet.

De heer Van Weyenberg (D66):
D66 steunt dit van harte. Ik heb samen met de heer Omtzigt vragen gesteld. Het is natuurlijk heel opmerkelijk dat het kabinet blijkbaar in plaats van zzp'ers te helpen, partijpolitieke propaganda en campagnefilmpjes maakt …

De voorzitter:
Deze opmerkingen bewaart u voor het debat.

De heer Van Weyenberg (D66):
… dus volle steun.

De heer Krol (50PLUS):
Ook volle steun.

De heer Bashir (SP):
De SP was als enige tegen dit wetsvoorstel. Helaas is het aangenomen. Wat ons betreft moet de premier snel duidelijkheid hierover geven. We steunen het voorstel dus.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Wij willen graag eerst een brief. Als we alle VVD-campagnefilmpjes moeten gaan checken, zijn we de komende weken daarmee zoet, want die kloppen meestal niet. Daar zijn wij als Kamer niet voor, maar het moet wel duidelijk zijn wat de wet is. Volgens mij is de handhaving opgeschort, maar ik lees dat graag in de brief. Dan kunnen we kijken of er nog een extra debat nodig is, naast de debatten die we al gepland hebben.

De voorzitter:
Dus voorlopig geen steun.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Wij willen ook precies weten hoe dit zit, dus van harte steun van GroenLinks voor het verzoek van de heer Omtzigt om een brief en daarna een debat.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Steun op alle punten.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Ondernemers hebben recht op snelle duidelijkheid en dan niet via campagnefilmpjes van de VVD, maar via onze minister. Ik steun het voorstel dus.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik steun het verzoek om de brief over de stand van zaken rondom onder andere de handhaving. Het debat staat volgens mij geagendeerd. Woensdag hebben we nog een hoorzitting. Ik wil het wel graag grondig voorbereiden, voordat we in dat probleem vervallen. Volgens mij moet het debat gewoon volgende week ingepland worden, maar dan wil ik de informatie wel graag voor het debat hebben.

De heer Ziengs (VVD):
De VVD heeft er alle belang bij dat er rust komt op dat front. Volgende week is er een debat ingepland, dus geen steun voor een versneld debat.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Ik sluit me aan bij de wijze woorden van de christelijke fracties van de SGP en de ChristenUnie: eerst een brief en dan volgende week het debat dat al gepland staat.

De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, er staat inderdaad een debat op de lijst …

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, voor volgende week, maar niet voor deze week.

De voorzitter:
… dat we volgende week gaan houden. Voor de rest stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik dank de collega's voor de steun om morgen een brief van de premier te krijgen over de vraag of dit geldig is. Het is van groot belang om te weten of een wet opgeschort is of niet en onder welke voorwaarden. Het viel mij op dat de collega's zeiden: het is in het belang van de VVD om te weten wat er gebeurt. Nee, het is in het belang van de zzp'ers om te weten wat er gebeurt.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Omtzigt (CDA):
Misschien kan de staatssecretaris de Kamervragen op dit onderwerp van de heer Van Weyenberg en mij, waarvan de deadline is verlopen, en passant ook voor morgen 12.00 uur beantwoorden.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Agnes Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. In de krant konden we lezen dat de kans op kernsmelting door brand één keer in de tien jaar is. We hebben het dan over kerncentrales vlak over de grens in België. Het lijkt vanaf 2015 een heel groot punt van zorg. Het lijkt ook alleen maar erger te worden. Er zijn gezamenlijke inspecties geweest. Gebeurt dat bij alle kerncentrales in het buitenland? Hoever staat het ermee? Wil de minister hier ook een Europese toezichthouder hebben? Ik wil daarover graag met de minister in debat.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
De VVD deelt de zorgen, zeker als ze terecht zijn. Vanmorgen heeft de minister een brief gestuurd met uitleg over het stuk waaraan mevrouw Mulder refereert. Volgende week woensdag hebben wij al een algemeen overleg Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Daar past dit volgens mij uitstekend bij. We behandelen het dan sneller, waarmee we recht doen aan alle zorgen.

De heer Madlener (PVV):
Naast dit nieuws was er ook nog ander nieuws, namelijk dat de veiligheidsplannen van Tihange te grabbel staan op internet. Ook daarover ontvang ik dan graag voor het AO van volgende week een brief van het kabinet.

De voorzitter:
Maar steunt u het verzoek om een debat of niet?

De heer Madlener (PVV):
Ik denk dat het AO van volgende week een prima gelegenheid is om het te bespreken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik sluit me aan bij de PVV. Ik denk dat volgende week het snelste moment is om het te bespreken. Ik zou het goed vinden om in de brief ook een antwoord te krijgen van de minister op de vraag of zij alsnog van plan is om zich aan te sluiten bij het verzoek van onder andere Duitsland om een snelle sluiting van die centrales. Eerder was zij daar niet toe geneigd, maar na deze nieuwe informatie wellicht wel. Ik krijg daarop graag voor het AO een reactie van de minister.

De heer Smaling (SP):
Het is belangrijk wat mevrouw Mulder aankaart, maar het lijkt mij goed om dit te bespreken tijdens het algemeen overleg van volgende week. Misschien moeten wij intern even bekijken of wij de spreektijd iets verlengen, want er komt wel steeds meer bij. Maar dit moet absoluut besproken worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik steun alle verzoeken van collega's om aanvullende informatie. Wij hebben volgende week een debat gepland staan, dus het lijkt mij het meest voor de hand liggend om het dan te agenderen.

De heer Van Dekken (PvdA):
Geen steun voor het debat, wel steun voor de brief.

De voorzitter:
Mevrouw Mulder, u hebt geen steun voor het houden van een debat, maar wel voor het verzoek om een brief.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij vinden het gewoon heel belangrijk om exact te weten welke communicatie er nu heeft plaatsgevonden met de Belgen over dit onderwerp. Iedere keer krijgen de inwoners maar informatie over zich heen. Zij moeten het lezen uit de krant. Dit is volstrekt onacceptabel. Wij willen graag exact en nauwkeurig weten wat er wel en niet is uitgewisseld tussen het Nederlandse kabinet en het Belgische kabinet. Dat willen wij graag verwoord zien in die brief. Ook willen wij weten wat het kabinet vindt van een Europese toezichthouder.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Vanochtend kwamen de cijfers van een onderzoek van de PO-Raad naar buiten waaruit blijkt dat duizenden leerlingen van basisscholen naar huis worden gestuurd omdat er geen invaller te krijgen is. Een kwart van de scholen heeft ten minste één keer een klas naar huis gestuurd. Meer dan de helft van de klassen wordt gedwongen samengevoegd. Wij willen hierover graag een debat. De minister heeft vandaag aangegeven dat hij een verkenner heeft aangesteld naar aanleiding van een motie van de Kamer. Hij stelt daarbij dat de verkenner de scholen gaat helpen de mogelijkheden die er bestaan beter te benutten. Dat is niet waarom in de motie wordt verzocht. In de motie wordt de regering verzocht, de verkenner knelpunten te laten inventariseren en oplossingen te formuleren. Ik wil dus graag een debat over de cijfers van de PO-Raad, maar ook een brief waarin de taakopdracht van de verkenner wordt meegestuurd. Ook wil ik uitleg van de minister over zijn uitspraak dat hij niets kan doen als de AOB en de PO-Raad het niet met elkaar eens worden. Volgens mij zijn wij nog altijd degenen die de wetten bepalen.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ben het er helemaal mee eens, dus steun voor een brief en voor een debat. Dit speelt al heel erg lang. Ik zou in de brief dus ook graag willen lezen welk tempo de minister nu zelf wil maken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit verzoek is mede ingediend door D66 en het CDA.

De heer Van 't Wout (VVD):
Een of twee weken geleden heb ik samen met mevrouw Schouten en nog enkele collega's een motie ingediend om een verkenner aan te stellen. Het kenmerk van een verkenner lijkt mij dat hij niet alleen gaat zenden, maar vooral ook gaat luisteren. Dat lijkt mij klip-en-klaar de opdracht. Ik steun dus het verzoek om een brief. Mijn suggestie zou zijn om die brief te vragen vóór de begrotingsbehandeling die wij volgende week hebben en deze meteen daarbij te bespreken. Op basis van het rapport van de verkenner kunnen wij bekijken of een debat noodzakelijk is. Laten wij dat gelijk volgende week bespreken, want als wij nu een debat op de rol zetten, zitten wij in het volgende schooljaar, vrees ik.

De heer Fritsma (PVV):
De PVV steunt beide verzoeken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik vraag mij af of het door de Wet werk en zekerheid komt of doordat scholen geen mensen willen aannemen, dat deze invallers niet aan het werk komen. Ik denk dus dat het beter is om eerst een brief te vragen en dan te bekijken of en, zo ja, hoe wij een debat willen voeren.

De voorzitter:
Dus voorlopig geen steun.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Een brief lijkt mij een prima idee. De suggestie om dat voor de begrotingsbehandeling van volgende week te doen ook. Geen steun voor een debat.

De heer Ulenbelt (SP):
Steun voor beide verzoeken.

De voorzitter:
Mevrouw Schouten, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Nee, maar de suggestie van de collega's lijkt mij wel goed, namelijk om het kabinet te vragen om een brief — waarom ik ook heb gevraagd — vóór de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Kamer te sturen. Daarin moet echt worden ingegaan op de twee genoemde punten, de taakopdracht van de verkenner en de uitspraken van de minister over zijn rol, zodat wij daarover het debat verder kunnen voeren.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Keijzer namens het CDA.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter, is het goed dat ik van achter de interruptiemicrofoon spreek?

De voorzitter:
Ja, dat is prima.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Vorige week is het bed-bad-broodoverleg geklapt. Al heel snel kwam het idee naar boven dat het leek alsof dit onderdeel was van een VVD-campagne. Nou zien wij dat wel vaker en daarom heb ik gevraagd om een feitenrelaas. Dat is door meerdere collega's ondersteund. Wij hebben drie brieven gehad waar veel in staat, maar geen feitenrelaas. Ik hecht eraan om dat relaas toch te krijgen voordat wij morgen de begroting behandelen. Ik wil precies weten welke afspraken in concept zijn gemaakt, wanneer partijen in de afgelopen anderhalf jaar daadwerkelijk bij elkaar zijn gekomen, wanneer de afspraak voor maandag 21 november is gemaakt en wanneer die is afgezegd en door wie. Ik hecht er echt aan om vóór morgen van de staatssecretaris te horen te krijgen wat uiteindelijk de tekst was waarover men blijkbaar op het allerlaatste moment een dispuut had. Daar zit volgens mij de essentie om te kunnen beoordelen of dit echt op de inhoud is gegaan of dat het onderdeel is geweest van een VVD-campagne.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ik geef het woord aan mevrouw Aukje de Vries namens de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Voorzitter. Ik wil graag een vooraankondiging doen van een VAO voor aanstaande donderdag, inclusief stemmingen, naar aanleiding van het algemeen overleg over belastingen.

De voorzitter:
Wij zullen daar in de planning rekening mee houden.

Tot slot is het woord aan de heer Jan Vos namens de PvdA.

De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Op steeds meer plaatsen worden wij geconfronteerd met de nadelen van de winning van fossiele energie. Een van die plaatsen is de Nederlandse Waddenzee. De bodem daalt daar veel sneller dan wij verwachtten. Mijn fractie maakt zich daar ernstig zorgen over. Er zijn al zo veel probleem in het noorden van het land als gevolg van de gaswinning. Dit kunnen wij er echt niet nog eens bij hebben. Daarom vraag ik hierover een debat aan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het is een onderwerp dat ons allemaal aan het hart gaat. Het is belangrijk dat wij hierover debatteren. Als energiewoordvoerders hebben wij geprobeerd een aantal debatten in elkaar te schuiven. Ik doe het voorstel om op dit punt een brief te vragen en die bij het debat over de mijnbouw te voegen. Ik doe dit verzoek mede namens de VVD.

De heer Krol (50PLUS):
Hoe sneller, hoe liever. De manier waarop het gebeurt, vind ik ondergeschikt. Ik steun het verzoek.

De heer Smaling (SP):
Het is een belangrijke zaak die ik bij voorkeur toevoeg aan het mijnbouwdebat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie wil hier ook over debatteren, maar ook wij geven er de voorkeur aan om het punt toe te voegen aan een al gepland debat.

De heer Jan Vos (PvdA):
De fractie van GroenLinks heeft mij gemeld dat zij de debataanvraag steunt. Ik stel voor dat wij de suggestie van mevrouw Van Veldhoven volgen. Ik vind dat een waardevolle aanvulling.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Elias

Zorgverzekeringswet

Zorgverzekeringswet

Aan de orde is het VAO Zorgverzekeringswet (AO d.d. 05/10).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet van harte welkom de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die trouwens eerder al hier was. Dat was bij onze stemmingen, als kabinetscorvee. Nu komt ze echt in actie. Ik mag bij dit verslag algemeen overleg Zorgverzekeringswet als eerste het woord geven aan mevrouw Bruins Slot. De spelregels zijn bekend: twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties, die bij voorkeur kort en helder zijn.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Met de minister hebben wij een uitgebreid debat gehad tijdens het algemeen overleg over de Zorgverzekeringswet. Daarin hebben wij het er onder andere over gehad dat zorgverzekeraars soms zorgverzekeringspolissen aanbieden die vooral mensen trekken die hun een positief resultaat opleveren. Daar heeft de Nederlandse Zorgautoriteit ook onderzoek naar gedaan. Zij heeft daarover een aantal stevige conclusies getrokken en gezegd: het is misschien verstandig om de wet aan te passen om ervoor te zorgen dat dit niet oneerlijk door zorgverzekeraars wordt toegepast. De minister zei aan de andere kant: ik ziet daar niet zo veel in; ik zie allerlei juridische beren op de weg. Haar opvatting is dat de wet niet aangepast kan worden.

Ik zou graag een nadere juridische analyse daarvan willen en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) concludeert dat premiedifferentiatie op concernniveau in strijd is met de geest van de Zorgverzekeringswet, dat de beoogde toegankelijkheid tegen solidaire premies hierdoor op polisniveau wordt ondermijnd en dergelijke situaties niet bijdragen aan de transparantie van het systeem;

constaterende dat de Nederlandse Zorgautoriteit voorstelt deze situatie op te lossen door artikel 17 van de Zorgverzekeringswet hierop aan te passen;

constaterende dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het algemeen overleg stelde dat aan het verbod op premiedifferentiatie op concernniveau allerlei juridische bezwaren kleven terwijl de NZa stelt dat het juridisch wel mogelijk is;

verzoekt de regering, een nadere juridische analyse te geven van de mogelijkheden en onmogelijkheden van een aanpassing van artikel 17 Zorgverzekeringswet, en de Tweede Kamer hierover uiterlijk april 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot en Volp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 784 (29689).

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. In het pas ontvangen rapport van het Centraal Planbureau over keuzevrijheid voor verzekerden en risicosolidariteit bij vrijwillig eigen risico komt duidelijk naar voren dat er een financieel voordeel is voor mensen die een vrijwillig eigen risico nemen. Als je jong bent, een spaarcentje hebt of gezond denkt te blijven, kun je een hoger eigen risico nemen. De groep die dat doet, krijgt gezamenlijk een korting van 162 miljoen op de premie. Dat moet worden betaald door degenen die geen vrijwillig eigen risico kunnen aangaan. Dat zijn chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. We zien ook dat boven de 87 jaar nog maar 1% kiest voor zo'n vrijwillig eigen risico, en dat is natuurlijk niet voor niets. €95 per verzekerde met een vrijwillig eigen risico moet worden betaald door diegenen die niet een vrijwillig eigen risico kunnen aangaan. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naast het verplichte eigen risico ook het vrijwillig eigen risico leidt tot ongewenste drempels om van noodzakelijke zorg af te zien waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd;

constaterende dat juist mensen die gezond denken te blijven, vermogen hebben en jonger zijn gemakkelijker de keuze maken om het eigen risico vrijwillig te verhogen en dat juist ouderen, gehandicapten en chronisch zieken zich dat niet kunnen permitteren;

constaterende dat het vrijwillig eigen risico de solidariteit ondergraaft, omdat verzekerden zonder vrijwillig eigen risico de premiekorting van verzekerden met vrijwillig eigen risico moeten opbrengen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het vrijwillig eigen risico verdwijnt per 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 785 (29689).

Ik heb begrepen dat mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie toch het woord wil voeren. Daartoe geef ik haar het woord.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb één punt meegenomen uit het algemeen overleg waar ik nog niet gerust op ben. Dat betreft het contracteerproces voor de wijkverpleging. Uit verschillende onderzoeken, zoals het onderzoek van de NZa, blijkt dat zorgverzekeraars verschillende inkoopvoorwaarden hanteren en dat bepaalde prestaties nauwelijks worden ingekocht. Waar het gaat om bijcontractering wijzen zorgverzekeraars en de zorgaanbieders naar elkaar, waardoor er geen oplossing komt voor de problemen met wachtlijsten en budgetplafonds. In het algemeen overleg kwam de minister niet verder dan het voeren van periodiek regionaal overleg tussen zorginkopers en zorgaanbieders. Dat is goed, maar mijn fractie vindt het niet voldoende. Het roer moet echt om in het contracteerproces. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit rapportages van de NZa blijkt dat zorgverzekeraars wijkverpleging op verschillende wijze inkopen, waardoor zorgaanbieders te maken krijgen met uiteenlopende inkoopvoorwaarden;

overwegende dat bepaalde zorgprestaties, zoals casemanagement dementie, ten onrechte nauwelijks door zorgverzekeraars worden ingekocht;

overwegende dat patiënten hierdoor niet altijd de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben;

van mening dat het roer om moet in de contractering van de wijkverpleging;

verzoekt de regering, te onderzoeken waar het contracteerproces wijkverpleging dient te worden verbeterd en hierover in overleg te treden met zorgverzekeraars en zorgaanbieders met als doel om het contracteerproces voor 2018 substantieel te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 786 (29689).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Tot mijn spijt heb ik nu een ander overleg. Het is iets later geworden dan ik had gewild. Ik moet dus helaas de vergadering verlaten, maar er wordt meegeluisterd op afstand.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik beperk me tot het indienen van twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat risicoselectie wettelijk verboden is;

overwegende dat prikkels voor risicoselectie moeten worden weggenomen;

roept de regering op, een verbod om premiedifferentiatie op concernniveau voor zorgverzekeraars te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 787 (29689).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de budgetpolis minder keuzevrijheid biedt;

overwegende dat de budgetpolis kan leiden tot hoge zorgkosten;

verzoekt de regering om zorgverzekeraars de budgetpolis te laten afschaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 788 (29689).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over de Zorgverzekeringswet is ook aan de orde geweest dat zorgverzekeraars vaak de verantwoordelijkheid voor de lange wachttijden van zich afschuiven en neerleggen bij de zorgaanbieders. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars zich onvoldoende bewust zijn van lange wachttijden en de verantwoordelijkheid hiervoor te vaak bij zorgaanbieders neerleggen;

constaterende dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt dat zorgverzekeraars een proactieve houding moeten aannemen ten aanzien van de wachttijden voor medisch-specialistische zorg en consequenties moeten hanteren voor aanbieders die zogeheten "treeknormen" overschrijden;

constaterende dat zorgverzekeraars een zorgplicht hebben om verzekerden te helpen als bepaalde zorgaanbieders langere wachttijden hanteren dan de norm;

overwegende dat er beter gemonitord kan worden hoe hier invulling aan wordt gegeven;

verzoekt de regering, in overleg met de NZa en Zorgverzekeraars Nederland te realiseren dat alle zorgverzekeraars inzichtelijk maken op welke manier ze actief invulling geven aan hun zorgplicht als het wachtlijsten betreft, en deze informatie structureel op te vragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 789 (29689).

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer. De minister geeft aan dat zij nog niet alle moties in haar bezit heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. Wat betreft de motie op stuk nr. 784 is er niet alleen sprake van een juridisch verschil van inzicht. We zien ook kruisbestuiving binnen een concern. De vraag is dus of hier feitelijk sprake is van een probleem. Verder kunnen de premieverschillen ook voortkomen uit bedrijfseconomische factoren, bijvoorbeeld de beheerskosten. Dit is dus meer dan alleen een juridisch verschil van inzicht. Overigens heb ik er geen enkel probleem mee als dit nader juridisch zou worden geanalyseerd. Daarom laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 785 wordt de regering verzocht, te bewerkstelligen dat het vrijwillig eigen risico verdwijnt per 2018. Deze motie ontraad ik. Het is ook geen advies van het Centraal Planbureau. Daar laat men namelijk zien dat er geen duidelijk bewijs is voor de aantasting van de solidariteit door het vrijwillig eigen risico. Mensen met een vrijwillig eigen risico krijgen een korting omdat ze meer risico lopen en dus ook een groter deel van de kosten zelf moeten dragen. Bovendien worden zij geremd in hun zorggebruik. Dat rechtvaardigt de korting.

Verder komt het voordeel op het vrijwillig eigen risico ten goede aan iedereen. Het Centraal Planbureau laat immers nou juist zien dat zorgverzekeraars de winsten op die polissen inzetten om de stijgingen van de premies van andere polissen te beperken. Tot slot is het vrijwillig eigen risico van belang voor het behoud van draagvlak voor ons solidaire zorgstelsel en voor de beheersing van de uitgaven voor de zorg.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik zei niet dat het een advies van het Centraal Planbureau was, maar ik had het over een rapport van het Centraal Planbureau. Dat zeg ik dus even ter correctie.

Het CPB stelt vast dat de gemiddelde premiekorting €165 is. De gemiddelde meerkosten bedragen €70. Iemand die een vrijwillig eigen risico heeft, hoeft dus €95 minder premie te betalen. Dat moet betaald worden door een ander. Dat wordt betaald door degenen die geen vrijwillig eigen risico hebben. Vindt de regering het nou wenselijk dat die korting van €95, die gezonde mensen krijgen, wordt omgeslagen over de mensen die geen polis met een extra eigen risico hebben? Bij de mensen die die korting krijgen, gaat het dus om gezonde mensen, mensen met spaargeld en jongeren.

Minister Schippers:
Ik stelde niet vast dat mevrouw Leijten zei dat het een advies was van het Centraal Planbureau, maar ik zei hier dat het Centraal Planbureau niet adviseert om het af te schaffen. Waarom adviseert men dat niet? Omdat men bij het bureau juist aantoont dat de zorgverzekeraars wat zij eventueel binnenhalen met deze polissen, gebruiken ter aanvulling van andere polissen. Het geld wordt dus ingezet ter voorkoming van premiestijgingen die anders bij andere polissen zouden moeten worden doorgevoerd. Dat doen de zorgverzekeraars. Voor de personen zelf die kiezen voor zo'n polis met een extra eigen risico betekent het gewoon dat zij geconfronteerd kunnen worden met kosten die een ander niet heeft, namelijk de kosten die zorgverzekeraars in dat vrijwillig eigen risico hebben gestopt. Personen met zo'n polis zullen dingen zelf moeten betalen, of misschien daardoor afzien van zorg omdat ze denken: nou ja, zo nodig is het niet. Dat is het hele idee achter het vrijwillig eigen risico.

De voorzitter:
U handhaaft dus het oordeel en blijft de motie ontraden?

Minister Schippers:
Ja.

In de motie op stuk nr. 786 wordt de regering verzocht, te onderzoeken waar het contracteerproces wijkverpleging dient te worden verbeterd en hierover in overleg te treden met zorgverzekeraars en zorgaanbieders, met als doel om het contracteerproces voor 2018 substantieel te verbeteren. Dit is precies wat de staatssecretaris momenteel doet. Hij heeft momenteel intensief overleg met zowel de verzekeraars als de zorgaanbieders. Deze motie is daarom echt overbodig. Derhalve ontraad ik haar.

In de vierde motie, op stuk nr. 787, wordt de regering opgeroepen, een verbod op premiedifferentiatie op concernniveau voor zorgverzekeraars te realiseren. Dit is een stap verder dan in de eerste motie wordt gezegd, van mevrouw Bruins Slot op stuk 784. Ik ontraad deze motie, ook omdat ik verwacht dat er juridische haken en ogen aan zitten. Dat heb ik tijdens het debat ook al gezegd. Bovendien zou dit me in de problemen brengen, omdat we het stelsel niet zodanig hebben ingericht dat we dit zo kunnen doen.

In de motie op stuk nr. 788 wordt de regering verzocht, zorgverzekeraars de budgetpolis te laten afschaffen. Ik ontraad deze motie. Nergens staat namelijk omschreven wat een budgetpolis is. Daarover staat geen bepaling in de wet. De budgetpolis is een naturapolis. Soms noemen we het ook een naturapolis. Soms noemen we het net een budgetpolis, omdat er een net wat lagere vergoeding zou zijn of omdat voor zo'n polis minder aanbieders zouden zijn gecontracteerd. Maar we weten niet precies waar die scheidslijn ligt. Dit zou dus niet kunnen, ook omdat onze wet stelt dat er geen contracteerplicht is. Als we hiermee de naturapolissen zouden afschaffen, zouden we een contracteerplicht invoeren? Dat druist in tegen de essentie van de wet. Ik ontraad de motie op stuk nr. 788 dus.

In de motie op stuk nr. 789 wordt mij verzocht om in overleg te gaan met de Nederlandse Zorgautoriteit en Zorgverzekeraars Nederland om "te realiseren dat alle zorgverzekeraars inzichtelijk maken op welke manier ze actief invulling geven aan hun zorgplicht". Dit moet plaatsvinden tussen de Nederlandse Zorgautoriteit en de zorgverzekeraars. Als de Nederlandse Zorgautoriteit nu constateert dat er wachttijden zijn en de zorgplicht in het geding kan zijn, dan vraagt zij om nader inzicht en een verbeterplan. Dat heeft ze ook recentelijk gedaan. Ik stuur nog een brief naar aanleiding van eerdere vragen over het NZa-rapport Rechtmatige uitvoering Zorgverzekeringswet. Ik denk dat ik bij dat overleg geen rol heb. Ik kan wel de NZa vragen om structureel deze informatie inzichtelijk te maken. Dan ga ik er dus tussenuit en vraag ik gewoon of de NZa dat inzichtelijk kan maken.

De voorzitter:
Klopt het dat ik nog geen oordeel over de motie heb gehoord?

Minister Schippers:
In de motie staat nu dat ik een rol ga spelen en daarom ontraad ik haar. Ik kan de vraag wel begrijpen. Als mevrouw Dijkstra mij ertussenuit haalt, kan ik dat aan de Nederlandse Zorgautoriteit vragen.

De voorzitter:
Zeker, maar ik wil het altijd ordentelijk doen: eerst het oordeel, daarna onderhandelen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik liep naar voren om dat voor te stellen. Dat ga ik dus doen.

De voorzitter:
Er komt dus een gewijzigde motie?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Er komt een gewijzigde motie.

De voorzitter:
En u hebt een indruk van het oordeel van de minister over die nog te wijzigen motie?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Zeker. En die indruk is …

Minister Schippers:
Oordeel Kamer.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ja.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik stel voor om volgende week dinsdag over de moties te stemmen.

Geschilbeslechting zorgcontractering

Geschilbeslechting zorgcontractering

Aan de orde is het VSO Geschilbeslechting zorgcontractering (29689, nr. 774).


Termijn inbreng

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Het is contracteertijd. Dan worden we altijd veelvuldig benaderd door zorgaanbieders omdat er iets niet goed gaat. Ze worden om onduidelijke redenen niet gecontracteerd of er worden eisen en voorwaarden opgelegd waar ze eigenlijk niet aan kunnen voldoen. Om aan deze irritatie en aan deze disbalans tussen grote zorgverzekeraars en kleine zorgaanbieders tegemoet te komen, is er nu afgesproken dat er geschilbeslechting gaat plaatsvinden. Wij steunen dat. Wij zijn er benieuwd naar hoe de minister de praktijk gaat volgen. Blijkt dat het veel voorkomt? Worden de procedures lang? Kan ze daar misschien wat meer over zeggen?

Wat er volgens ons niet goed gaat, is dat er in die geschilbeslechting toch weer nieuwe drempels worden opgeworpen. Kleine zorgaanbieders moeten namelijk hoge eigen bijdragen betalen. Dat kan op zichzelf weer een drempel zijn om de balans te herstellen. Wij willen dit graag repareren en dienen daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de eigen bijdrage in de arbitragekosten voor kleine zorgaanbieders op kan lopen tot meer dan €10.000;

overwegende dat dit voor kleine zorgaanbieders een onevenredig groot risico is en derhalve een drempel opwerpt voor onafhankelijke geschilbeslechting;

van mening, dat hiermee voorbij geschoten wordt aan het doel van dit voorstel om de balans tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders in het contracteerproces te herstellen;

roept de regering op, geen eigen bijdragen in de arbitragekosten te vragen voor zorgaanbieders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 790 (29689).

Ik kijk even naar de minister of zij behoefte heeft aan een korte schorsing. Dat is het geval.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. Wij evalueren over twee jaar, dus dan kunnen wij een beeld geven van hoe de geschillenbeslechting loopt. In de motie wordt de regering gevraagd om geen eigen bijdrage in de arbitragekosten te vragen voor zorgaanbieders. Deze regeling is niet door ons gemaakt. De regeling, de geschillenbeslechting, is afgesproken tussen de partijen zelf. Die partijen hebben zelf ook in goed overleg afspraken gemaakt over de kostenverdeling. De tegemoetkomingsregeling is overeengekomen om de betaalbaarheid te waarborgen. Partijen hebben zelf afgesproken om eventueel geschillen eerst onderling te proberen op te lossen, of met mediation; dat is goedkoper dan een arbitrageprocedure. Ik heb de regels niet gemaakt. Ik zie dus ook geen rol voor mijzelf om te bepalen hoe de financiering eruit moet zien. Ik ontraad dus de motie.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik heb alle begrip voor de minister, die zegt: de partijen hebben zelf de regels vastgesteld. Ik vraag mij alleen dit af. Stel dat er een kleine partij, een kleine zorgondernemer is die geen geld heeft. Is er dan via een hardheidsclausule toch nog een mogelijkheid om in een tegemoetkomingsregeling te komen?

Minister Schippers:
Doordat de partijen zelf hebben afgesproken om eerst naar mediation te gaan, krijgt zo'n kleine partij meteen al zonder kosten gehoor voor het probleem. Er zijn allerlei geschillencommissies ontstaan in het land. Die hebben daar zelf in onderling overleg afspraken over gemaakt. Ik heb daar zelf dus helemaal geen rol in gespeeld.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Het goede gesprek lijkt mij dé stap om de verbinding te herstellen. Dat vind ik een geruststelling. Stel je voor dat je er niet uitkomt. Tot wie kan zo'n kleine zorgondernemer zich wenden als mediation niet helpt? En nogmaals, mediation is echt een heel belangrijke eerste stap.

Minister Schippers:
Een heel belangrijke en goedkope stap. Dat is gewoon zo. Je moet niet juridiseren of tegenover elkaar gaan staan als dat niet hoeft. Als het echt niet anders kan, is er een procedure. Die is ingericht door de partijen zelf. Ik heb daar geen enkele betrokkenheid bij gehad. Er is ook niet één geschillencommissie. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg heeft ook geleid tot allerlei geschillencommissies. Die maken partijen zelf. Die maken zelf ook afspraken over hoe zij dingen doen. Wat wij bij deze geschillencommissie hebben afgesproken, is dat wij na twee jaar evalueren om te kijken of het een drempel is en of de afspraken goed zijn. Partijen kunnen tussentijds ook zelf bijstellen als ze denken dat het niet goed werkt. Nu dat van start moet gaan en ze zelf net de regels hebben gemaakt, zou ik het geen goede timing vinden om daar nu in te treden.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten. Nee, mevrouw Bouwmeester. U hebt twee keer een vraag gesteld. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Die geschilbeslechting is er wel degelijk gekomen door druk uit de politiek. Er is een disbalans tussen de zorgverzekeraars die de contracten sluiten en bepalen hoeveel geld daartegenover staat, en de zorgaanbieders die eigenlijk geen positie meer hebben als zij geen contract krijgen. Ik zei: het is goed dat het er is gekomen. De minister heeft ook gezegd dat het goed is dat het er is gekomen. Zij heeft meerdere malen in debatten gezegd dat dit een goed instrument is. Wat mij zo treft is dat er wel degelijk weer een barrière wordt opgeworpen. Kan de minister dan wellicht uitspreken dat zij vindt dat juist de kleinste partijen, die die disbalans het meest kunnen voelen, die drempel niet zouden moeten hebben? Een uitspraak van deze minister als autoriteit en uiteindelijk de eindbaas van de zorg zou belangrijk zijn.

De voorzitter:
De eindbaas.

Minister Schippers:
Je zou het soms willen.

Wat ik belangrijk vind, is dat zo'n geschillencommissie geen wassen neus is, dus dat er gebruik van wordt gemaakt. Als er hobbels opgeworpen worden waardoor er geen gebruik van wordt gemaakt, is zij mislukt. Soms kun je zeggen: o, wat erg; er komen zo veel zaken, dus het zal wel niet deugen. Ik denk: als er zo veel zaken komen, heb je het niet voor niks opgericht. Het is van belang dat partijen de weg daarnaartoe kunnen vinden. Ik hoop overigens wel dat de partijen die de weg ernaartoe vinden, veel zaken kunnen oplossen met mediation. Ik zal daar in de evaluatie ook expliciet naar vragen. Het zou mijn uiterste succes zijn als wij in de mediation bijna alles oplossen. Deze geschillencommissie kan alleen werken als er gebruik van wordt gemaakt door partijen die daarvan gebruik willen maken.

De voorzitter:
U blijft bij het oordeel?

Minister Schippers:
Ik blijf bij het oordeel dat ik het eerst van start wil laten gaan om daadwerkelijk te kunnen beoordelen of zij zelfstandig onterechte hobbels heeft opgeworpen. Ik wil daarbij aantekenen dat je betaalt als je verliest. Dus als een kleine zorgverlener in zijn recht staat, hoeft hij niks te betalen, want dan betaalt de zorgverzekeraar.

De voorzitter:
Ten slotte.

Mevrouw Leijten (SP):
Dat is als er een resultaat is. Om deel te nemen aan de geschilbeslechting moet je wel degelijk vooraf betalen. Daar zit hem de crux. Ik ben het met de minister eens: het zou het beste zijn als het veld er uitkomt en als het via mediation kan. Dat is goed om de disbalans op te heffen. Laten wij vooral veel zaken hebben, want dan leren wij ervan. Maar waar kan een partij naartoe die er niet doorheen komt bij de mediation en die zich door de financiële drempels niet tot de geschilbeslechting kan wenden, waardoor zij ook geen onderdeel meer wordt van de evaluatie? Kan diegene zich melden bij de minister?

Minister Schippers:
Diegene moet zich in ieder geval melden bij de NZa. Dan kan de NZa dat bijhouden en kunnen wij dat bij de evaluatie meenemen. Maar de kosten zijn €3.500 voor de zorgaanbieder. Bij bedragen van €3.500 tot €10.000 gaat het naar de verzekeraar. Wij hebben het dus over €3.500. Dat lijkt mij niet onoverkomelijk.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik stel voor, volgende week dinsdag te stemmen over de motie.

Percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag

Percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag

Aan de orde is het VSO het ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van berekeningsjaar 2017 (34550-XVI, nr. 17).


Termijn inbreng

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Het leek zo mooi: de zorgpremie zou met 3,5% stijgen, maar het werd 9%. Wij bespreken vandaag de regeling voor de zorgtoeslag, die er voor de laagste inkomens is. Een heel klein beetje is er voor de middeninkomens, maar daarna gaan mensen fors betalen. Best veel burgers treft dit. Tegelijkertijd weten wij dat de positie van de zorgverzekeraars voldoende sterk is om de premie volgend jaar wel degelijk terug te geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemiddelde zorgpremie tweemaal zo hard stijgt als de regering ons met Prinsjesdag heeft voorgespiegeld;

constaterende dat zorgverzekeraars niet 2 miljard inzetten, zoals de regering had aangenomen, maar slechts 1,5 miljard;

overwegende dat zorgverzekeraars zo'n €650 per verzekerde aan reserves op de plank hebben liggen;

overwegende dat zorgverzekeraars miljarden aan overreserves hebben waarmee de enorme premiestijging teniet kan worden gedaan;

verzoekt de regering, zorgverzekeraars te dwingen om alsnog 2 miljard van hun reserves in te zetten om de premiestijging te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112 (34550-XVI).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. De premies voor de zorgverzekeringen liggen fors hoger dan de minister eerder berekend heeft. Dat heeft niet alleen forse gevolgen voor de koopkrachtplaatjes van mensen met middeninkomens, maar ook voor de hoogte van de zorgtoeslag, zoals mevrouw Leijten al zei. Ik stel de minister daarom de volgende twee vragen. Is de minister allereerst bereid, gegeven de nieuwe informatie over de hoogte van de zorgpremies in 2017, om voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van volgende week de koopkrachtcijfers te vernieuwen en met de Kamer te delen? De achtergrond is dat wij in september van het kabinet rooskleurige koopkrachtplaatjes hebben ontvangen, terwijl inmiddels blijkt dat mensen fors meer moeten betalen voor hun zorgverzekering. Dat heeft zeker voor mensen met hogere middeninkomens gevolgen voor datgene wat ze al dan niet kunnen uitgeven.

Ik kom op mijn tweede vraag. Wat is het budgettaire gevolg van de hogere zorgpremies op de uitgaven voor de zorgtoeslag? Gaan we hiervoor een nota van wijziging op de begroting ontvangen of schuift de minister het door naar de Voorjaarsnota?

De voorzitter:
De minister geeft aan dat zij onmiddellijk kan antwoorden. Ik verleen haar daartoe graag het woord.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. De premieraming was een aantal jaren achterelkaar hoger dan de door de zorgverzekeraars daadwerkelijk vastgestelde premie. Een aantal jaren achterelkaar is de koopkracht feitelijk te negatief berekend, waardoor de burger een koopkrachtmeevaller had. Ik heb dat altijd liever dan hetgeen we dit jaar zien. Dit jaar is het een beetje andersom vergeleken met vorig jaar. We zaten er net onder, terwijl we er vorig jaar met ongeveer een gelijk bedrag boven zaten. Onze raming was een stijging van 3,5%, maar dat is een stijging van 7,5% geworden, dus geen 9% maar 7,5%.

Het goede nieuws is dat verschillende polissen op of onder de raming van VWS zitten. Als een burger zijn koopkracht het belangrijkste vindt, kan hij die wel degelijk zelf bepalen door actief te kiezen voor een polis die op of onder de raming van VWS zit. Dat is het goede nieuws. De zorgtoeslag wordt daarnaast verhoogd voor de mensen met de laagste inkomens, zodat zij hiervan geen last hebben.

In haar motie op stuk nr. 112 verzoekt mevrouw Leijten de regering om zorgverzekeraars te dwingen. Dat kan niet. Wij kunnen verzekeraars niet dwingen. Zo zit ons systeem niet in elkaar. Sterker nog, we hebben vanuit deze Kamer jaar na jaar tegen zorgverzekeraars gezegd: jullie hebben te weinig reserves; jullie moeten meer reserves hebben. Dit hebben de zorgverzekeraars dus mede op verzoek van de politiek gedaan. De zorgverzekeraars hebben een deel van hun reserves ingezet, gedeeltelijk minder dan we hadden geraamd. Maar ze hadden ook gedeeltelijk een andere kostenraming. Gelukkig kan iedereen zelf nog wat doen aan zijn eigen koopkracht door een polis te kiezen die op of onder de raming van VWS zit. Ik ontraad de motie.

Ik kom op de vragen van mevrouw Bruins Slot. Zij vroeg of ik bereid ben om nieuwe koopkrachtplaatjes te maken. De koopkrachtplaatjes worden vastgesteld op basis van een heleboel parameters, zoals de zorgverzekeringen, de pensioenpremies, de loonontwikkeling en de inflatie. Het gaat om een heleboel elementen. We passen de koopkrachtcijfers niet steeds aan op basis van nieuwe deelinformatie, want anders krijg je een regen van koopkrachtcijfers en weet uiteindelijk niemand meer waar hij aan toe is. We maken ze één keer en we bekijken later hoe ze precies hebben uitgepakt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter ...

De voorzitter:
Op het vorige punt?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ja.

De voorzitter:
Ga uw gang.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
In dit geval geeft dat geen eerlijk beeld meer van de koopkracht, want de cijfers gingen ervan uit dat de premies zouden meevallen, terwijl de hoogte van de premies nu blijkt tegen te vallen voor de gemiddelde Nederlander. Ik verzoek de minister om ervoor te zorgen dat die nieuwe koopkrachtcijfers er liggen voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dan weten we tenminste over welke cijfers we het hebben.

Minister Schippers:
Nee, dat weten we dan niet, want er zijn een heleboel andere factoren van invloed op de koopkracht, en die weet u dan ook niet. Dat is ieder jaar hetzelfde, want ieder jaar maken wij een heleboel ramingen van een heleboel verschillende dingen. Op bepaalde momenten kennen we telkens deelaspecten daarvan. Daarom hebben we met elkaar een ordentelijke procedure afgesproken over de momenten waarop we dat uitrekenen en de momenten waarop we dat bijstellen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb het kabinet in september heel blij horen zeggen dat iedereen erop vooruitgaat. Dat loopt wel heel erg uit de pas met de nieuwste cijfers over de stijging van de zorgpremie. Is het dan toch niet wenselijk om een eerlijk beeld te schetsen van de koopkrachtcijfers voor de gemiddelde Nederlander, vooral voor hen die rond modaal, dus €30.000 tot €40.000, verdienen?

Minister Schippers:
Dat kunnen we toch helemaal niet zeggen. Er lopen immers ook tal van cao-besprekingen, niet alleen in de zorgsector maar ook in allerlei andere sectoren. De loonontwikkeling is dus ook een raming en kan dus ook heel anders uitpakken dan wij hadden bedacht. Die koopkrachtplaatjes zijn dus een optel- en aftreksom van een heleboel ontwikkelingen die we op een paar momenten in het jaar samennemen, en op basis waarvan we beleid maken dat we later eventueel bijstellen.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u hebt nog een vraag over het oordeel over uw motie?

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb nog een andere vraag, als u het mij toestaat, want het oordeel over mijn motie had ik wel verwacht. We voeren dit debat al eindeloos en ik denk dat we het ook nog wel zullen blijven voeren. Ik heb een vraag over de raming die de minister samen met het Centraal Planbureau en het ministerie van Financiën heeft gemaakt. Daarvan zegt de minister: soms zitten we te hoog en soms zitten we te laag. Overigens: als het te hoog is, voeren we daar ook het debat over. Hoe komt dat precies? Waarin zit het verschil tussen de raming die de minister samen met Financiën en het CPB heeft gemaakt en die van de zorgverzekeraars? Kan de minister daarvan een helder overzicht naar de Kamer sturen?

Minister Schippers:
Ik heb al in het vragenuurtje in grove streken aangegeven waarin het verschil zit. Vorig jaar was het zo'n beetje omgekeerd. Toen hadden wij geschat dat de verzekeraars 1,5 miljard van hun reserves zouden inzetten om de premies te matigen. Dat werd toen 1,9 miljard. Dit jaar dachten we dat de verzekeraars 2 miljard zouden inzetten. Daar zit een groot verschil, maar het verschilt wel tussen verzekeraars. De ene verzekeraar heeft de kostenontwikkeling sterker ingeschat dan de ander en wij hebben die ontwikkeling lager ingeschat. Dat is een beetje het probleem waar VWS altijd mee te maken heeft: de informatie wordt vrij laat definitief vastgesteld. Wij hebben geprobeerd de informatievoorziening te versnellen, maar dat gat in kennis blijven wij altijd houden. Het CPB raamt overigens apart van VWS. Soms zitten we behoorlijk uit elkaar. Toevallig was het verschil dit jaar €1. Dat is uniek, want meestal is dat verschil groter.

De voorzitter:
Dat debat gaan we nu niet voeren, mevrouw Leijten. We zitten hier met een VSO'tje.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter ...

De voorzitter:
Wat wilt u?

Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou de minister graag nog om één nadere toelichting willen vragen.

De voorzitter:
Ga uw gang!

Mevrouw Leijten (SP):
Als het alleen zou zitten in de teruggave van reserves, dan zou ik deze vraag niet stellen. Mij komt echter ter ore dat het ook ligt aan de verwachte ontwikkeling van de geneesmiddelenkosten en aan een hogere stijging van de zorgkosten, omdat zorgverzekeraars bijvoorbeeld in de zomer al zagen aankomen dat de budgetten die zij aan ziekenhuizen geven, op zouden raakten. Ziekenhuizen trokken toen al aan de bel dat zij met patiëntenstops zouden komen. Zou de minister een en ander op een rijtje kunnen zetten en ons die informatie kunnen toesturen? Ik ben namelijk wel benieuwd naar de inhoudelijke verschillen die mij ter ore komen.

Minister Schippers:
Ik had het over twee dingen. Ik had het niet alleen over het verschil in de reserves; ik had het ook over het verschil in de kostenramingen. Een en ander is afhankelijk van de vraag om welke zorgverzekeraar het gaat. Bij sommige verzekeraars zijn die kostenramingen weer lager en de reserves weer hoger en bij andere is dat weer andersom, want iedere verzekeraar doet dat op zijn eigen manier en bepaalt zelf zijn premie.

Ik krijg nu een briefje, dat ik zo snel niet kan lezen. Ik kan best in zijn algemeenheid zeggen — ik heb het al een paar keer in de Kamer gezegd, dus het is voor mij weinig moeite om het op te tikken — dat die verschillen daarin zitten. Als de Kamer daar prijs op stelt, dan vind ik het helemaal niet erg om dat te doen. Het zit in de ramingen van wat verzekeraars inzetten vanuit hun reserves en het zit in de kostenramingen. Om die mix gaat het. Die verschilt van verzekeraar tot verzekeraar. Er zijn verzekeraars die meer uit hun reserves hebben ingezet. Er is ook een verzekeraar — dat is VGZ — die een veel lagere stijging had. Die stijging zat veel dichter in de buurt van de stijging waar wij van uitgingen. Dus zo verschilt dat.

We hebben overigens aan de Eerste Kamer de toezegging gedaan om dat samen met de minister van Financiën te doen. Misschien kunnen we dat samenvoegen en kunnen we die informatie tegelijkertijd aan de Tweede Kamer sturen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Er wordt hier een mooie toezegging gedaan. Ik heb nog één vraag.

De voorzitter:
Waarover?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Die vraag ga ik nu stellen, als u mij dat toestaat.

De voorzitter:
Het hangt ervan af waar het over gaat. Als het over iets gaat wat buiten de orde is, dan gaan we dat niet doen. Waar gaat uw vraag over?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Wij hebben nu een VSO. In dat kader wil ik de minister een vraag stellen, als u mij dat toestaat.

De voorzitter:
Waarover?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik heb een motie … Ik begrijp even niet wat er hier aan de hand is. Kamerleden mogen vragen stellen over moties en u bent op een bijzondere manier aan het voorzitten nu.

De voorzitter:
Ik ben op een heel normale manier aan het voorzitten. Ik ben namelijk de orde aan het bewaken; dat doet een voorzitter weleens. Er vinden hier hele debatten plaats die buiten de orde zijn. Vandaar dat ik daar een beetje op let. Maar stelt u uw vraag, want dat gaat waarschijnlijk sneller.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Als u mij dat meteen had laten doen, dan had ik hem allang gesteld. Ik wil graag een vraag stellen over de motie van mevrouw Leijten over de reserves, zodat ik kan beoordelen of ik die motie wil steunen of niet. De minister heeft gezegd dat zij teleurgesteld is in de zorgverzekeraars omdat zij minder uit reserves hebben teruggegeven dan had gekund. Mijn vraag aan de minister is: welke consequenties verbindt zij daaraan?

Minister Schippers:
Ik vind "teleurgesteld" niet het goede woord. We hebben een raming gemaakt van wat wij dachten dat verzekeraars zouden inzetten. Zij hebben dit jaar minder ingezet dan wij hadden verwacht, terwijl zij vorig jaar meer hebben ingezet dan wij hadden verwacht. Iedere verzekeraar is echter vrij om dat voor zichzelf te beslissen. Het kan zo zijn dat een verzekeraar besluit om minder in te zetten en dat dat misschien niet eens zo'n verkeerd besluit is, gezien zijn reservepositie. Bij een andere verzekeraar had je het misschien meer verwacht dan die gedaan heeft. Dat wisselt dus heel erg per verzekeraar. Ik kan daar geen algemeen verhaal over vertellen. Wij hebben in ieder geval geraamd dat zij meer zouden inzetten dan zij hebben gedaan. Ik verbind daar verder geen consequenties aan, want in het stelsel zoals wij dat nu hebben, bepaalt de verzekeraar zijn eigen financiële huishouding en hoeveel hij daarvoor inzet.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Maar dan begrijp ik dus dat de minister de woorden die we in de media hebben gelezen, terugneemt en dat zij er niet teleurgesteld over is dat zij niet alles hebben terugbetaald, want dan hoeft zij er ook geen consequenties aan te verbinden.

Minister Schippers:
Ik vind het lastig om dat over iedere verzekeraar individueel te zeggen, want er zijn ook verzekeraars waarvan je je goed kunt voorstellen dat ze gedaan hebben wat ze gedaan hebben — dat kunt u ook zien — terwijl ik bij andere verzekeraars meer had verwacht. Dat is logisch, want daarom kwamen wij tot een andere optelsom. Ik kan het echter niet over alle verzekeraars zeggen, omdat er ook verzekeraars zijn waarvan ik gelet op de cijfers begrijp wat ze hebben gedaan. Maar wij hadden verwacht dat die andere verzekeraars meer zouden inzetten. Dat vind ik jammer. Daarmee hadden zij de premie meer kunnen drukken. Ik heb ook aangegeven dat geen sprake is van een positie die steeds slechter wordt waar een verzekeraar op een gegeven moment mee moet ophouden, omdat zij ieder jaar nog gewoon hun reserves aanvullen. Over dat verhaal ben ik het niet met verzekeraars eens, maar dat heb ik in de media al een keer aangegeven.

De voorzitter:
Ik sluit de beraadslaging. Ik stel voor volgende week dinsdag over de ingediende …

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik had nog gevraagd wat het budgettaire gevolg van de hogere zorgpremies is voor de uitgaven voor de zorgtoeslag. Gaan we hierover een nota van wijziging op de begroting ontvangen of schuift de minister het door naar de Voorjaarsnota?

Minister Schippers:
Het budgettaire gevolg is 250 miljoen euro en dat wordt bij de Voorjaarsnota betrokken.

De voorzitter:
Hebben we nu écht alles gehad?

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik stel voor om volgende week dinsdag over de moties te stemmen.

Wijziging Zorgverzekeringswet

Wijziging Zorgverzekeringswet

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg (34333).


Termijn antwoord

(Zie vergadering van 14 juni 2016.)

De voorzitter:
Wij zijn aanbeland bij het antwoord in eerste termijn van de zijde van het kabinet, nadat wij de plenaire wetsbehandeling op 14 juni 2016 op verzoek van de minister van VWS na de eerste termijn van de Kamer hebben geschorst.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister.

Minister Schippers:
Voorzitter. Wij behandelen vandaag een wet die wel hetzelfde heet, maar er heel anders uitziet. Dat heeft de Kamer gezien, zo neem ik aan. Wij spreken vandaag over het wetsvoorstel tot wijziging van de Zorgverzekeringswet voor zorg in het buitenland. Dat wetsvoorstel bevat verschillende onderwerpen. Die onderwerpen hebben gemeenschappelijk dat ze betrekking hebben op grensoverschrijdende zorg.

In de eerste plaats bevat dit wetsvoorstel de beperking van de werelddekking in de Zorgverzekeringswet. Na de eerste termijn van uw Kamer, op 14 juni jongstleden, heb ik besloten om dit onderdeel uit het wetsvoorstel te halen. Ik zal dat straks nader toelichten. In het wetsvoorstel wordt ook de instelling van een nationaal contactpunt geregeld. Dit nationaal contactpunt geeft voorlichting als verzekerden in een ander EU-land zorg inroepen. Ten slotte bevat dit wetsvoorstel een aantal voorzieningen die de uitvoering van de Zorgverzekeringswet in grensoverschrijdende situaties verbeteren. De uitvoering wordt daarmee efficiënter en klantvriendelijker.

Ik begin met de wettelijke instelling van het Nationaal Contactpunt grensoverschrijdende zorg, ook wel het NCP genoemd. Over de grens zorg ontvangen kan ingewikkeld zijn. Want hoe weet je als patiënt hoe het zit met de kwaliteit van zorg in het buitenland? En hoe zit het met de vergoeding van zorg in het buitenland? Goede voorlichting over deze onderwerpen is belangrijk. Om ervoor te zorgen dat patiënten goed geïnformeerd hun recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie kunnen uitoefenen, moeten de lidstaten een of meer nationale contactpunten oprichten. Dit is een verplichting uit de Patiëntenrichtlijn. Al deze nationale contactpunten geven patiënten voorlichting over grensoverschrijdende zorg. Mensen die naar het buitenland gaan voor zorg, krijgen informatie over de vergoedingsregels. Mensen die naar een land toe komen om zorg te ontvangen, krijgen onder andere informatie over de kwaliteit van zorgaanbieders en over de patiëntenrechten. Met de Patiëntenrichtlijn is binnen de EU een heel netwerk van nationale contactpunten ontstaan die patiënten naar elkaar doorverwijzen. Deze ontwikkeling is belangrijk.

In Nederland oefent het Zorginstituut al sinds de uiterste implementatiedatum van de Patiëntenrichtlijn de taken van het nationaal contactpunt uit. In het wetsvoorstel waar wij vandaag over spreken, wordt deze taak van het Zorginstituut wettelijk verankerd. Overigens gaat die taak vanaf 1 januari 2017 over naar het CAK, maar dat heeft de Kamer al behandeld. Hiermee implementeert Nederland de Patiëntenrichtlijn. Het wetsvoorstel heeft terugwerkende kracht tot en met de uiterste implementatiedatum van de richtlijn: oktober 2013.

Zoals bekend heb ik een nota van wijziging ingediend waarmee ik de beperking van de werelddekking uit het wetsvoorstel heb gehaald. Ik ga hier zo op in. Ik wil eerst nog benadrukken dat het belangrijk is dat de behandeling van dit onderdeel van het wetsvoorstel met de nodige spoed wordt voortgezet. Het nationaal contactpunt is in Nederland al een aantal jaren geleden belegd bij het Zorginstituut. Daarmee handelde Nederland al conform de Patiëntenrichtlijn, maar de Europese Commissie heeft bij alle lidstaten gecheckt of zij alle bepalingen uit de Patiëntenrichtlijn inderdaad in wetgeving hebben omgezet. In het kader van deze check heeft de Europese Commissie te kennen gegeven dat Nederland alsnog een wettelijke basis moet geven aan de instelling van het nationaal contactpunt. Nu dit nog niet bij wet is geregeld, heeft de Europese Commissie een infractieprocedure tegen Nederland opgestart. De schriftelijke fase van de infractieprocedure is afgerond. De volgende fase is dat de Commissie officieel beslist of ze Nederland voor het Europese Hof van Justitie daagt. Ik wil graag de gang naar het Hof voorkomen, dus ik hoop dat het nu voorliggende wetsvoorstel spoedig in werking kan treden.

Dan kom ik op de werelddekking in de Zorgverzekeringswet. Toen in 2006 de Zorgverzekeringswet werd ingevoerd, werd de werelddekking geïntroduceerd. Dat was nieuw. Aanvankelijk was de dekking van de Ziekenfondswet beperkt tot Nederland, maar onder invloed van Europese regelgeving moest deze worden uitgebreid tot Europa. Voor zorg buiten Europa moesten mensen in het ziekenfondstijdperk een particuliere verzekering afsluiten of een beroep doen op een bilateraal verdrag. Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet hebben mensen bij niet-gecontracteerde zorg recht op een vergoeding tot maximaal het Nederlandse tarief. Omdat het dan niet uitmaakt waar de zorg wordt ingeroepen, is in de Zorgverzekeringswet geen territoriale beperking opgenomen en daarmee was de werelddekking in 2006 een feit.

In het regeerakkoord van VVD en CDA en het gedoogakkoord met de PVV voor Rutte I is aangekondigd de werelddekking te beperken tot Europa. In de formatie van Rutte II tussen de Partij van de Arbeid en de VVD is deze maatregel overgenomen. De beperking van de werelddekking was een maatregel in het kader van een stringent pakketbeheer en zou ongeveer 60 miljoen euro per jaar opleveren. Zo zou een bijdrage worden geleverd aan het toegankelijk en betaalbaar houden van de zorg voor iedereen.

Zoals u hoort, gebruik ik de verleden tijd, omdat ik een nota van wijziging bij het wetsvoorstel heb ingediend. Met die nota van wijziging heb ik de beperking van de werelddekking uit het wetsvoorstel gehaald. Ik zal dat toelichten. In de eerste termijn van de Kamer, op 14 juni, hebben veel fracties zorgen geuit over de positie van chronisch zieken en gehandicapten. Er werd gevreesd dat deze mensen geen aanvullende verzekering of reisverzekering zouden kunnen afsluiten wegens het ontbreken van een acceptatieplicht voor deze verzekeringen. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft een amendement ingediend om chronisch zieken en gehandicapten, en daarnaast mensen die palliatieve zorg nodig hebben, uit te zonderen van de werking van het wetsvoorstel.

Ik heb na de eerste termijn van de Kamer uitstel gevraagd om mij te kunnen beraden over dit amendement. Ik heb er alle vertrouwen in dat chronisch zieken en gehandicapten ook gebruik zouden kunnen maken van aanvullende en reisverzekeringen, want verzekeraars moeten zich houden aan de Wet gelijke behandeling chronisch zieken en gehandicapten. Ik moet ook concluderen dat dit wetsvoorstel het zonder een uitzonderingspositie voor deze groep, gelet op de gedeelde bezorgdheid in de Kamer, waarschijnlijk niet zou halen. Het amendement van de Partij van de Arbeid zou de uitvoering van het wetsvoorstel heel complex maken. Hoe definieer je een handicap of een chronische ziekte? Hoe baken je deze groep af?

Tijdens de eerste termijn van de Kamer bleek dat met dit amendement een heel ruime reikwijdte werd beoogd. Niet alleen zorg in verband met de ziekte of handicap zou van het wetsvoorstel worden uitgezonderd, maar alle zorg die een chronisch zieke of gehandicapte tijdens zijn verblijf in het buitenland nodig heeft, dus ook zorg voor een gebroken been door een val op de skipiste. Chronisch zieken en gehandicapten zijn dan wereldwijd voor alle zorg gedekt, zelfs als de zorg niets met de ziekte of handicap te maken heeft, maar mensen zonder een handicap of ziekte niet. Dat zou een vreemde situatie opleveren. Volgens het RIVM zijn er meer dan vijf miljoen chronisch zieken in Nederland. Als al deze mensen voor alle noodzakelijke zorg in het buitenland onder het amendement zouden vallen, zouden de opbrengsten van het wetsvoorstel substantieel dalen. Het gaat dus enerzijds om de complexiteit en anderzijds om de substantiële daling van de opbrengst, waar het bij die formatie allemaal om te doen was.

In eerste termijn is mij verzocht om dit amendement te laten toetsen op uitvoerbaarheid door middel van een uitvoeringstoets. Ik heb dat niet gedaan. In plaats daarvan heb ik op grond van de overwegingen die ik net noemde, over de werelddekking maar ook over de infractieprocedure van de Europese Unie, besloten om het onderdeel "beperken werelddekking" uit het wetsvoorstel te halen.

Dit alles betekent dat de werelddekking in de Zorgverzekeringswet blijft. Daar verandert niets. Verzekerden houden recht op vergoeding van zorg buiten de Europese Unie op grond van de Zorgverzekeringswet. Er wordt vergoed tot maximaal het Nederlandse tarief. Hierdoor treedt een aanvullend besparingsverlies op van 45 miljoen euro per jaar. De 15 miljoen euro per jaar die verband hield met zorg in verdragslanden, was al financieel gedekt. De dekking voor de resterende 45 miljoen euro voor 2017 en de jaren daarna zal in het voorjaar van 2017 in de begroting moeten worden gevonden.

Ik rond af. In eerste termijn zijn veel vragen gesteld over de beperking van de werelddekking …

De voorzitter:
Voordat u afrondt, geef ik mevrouw Leijten het woord. En voor zover u eraan twijfelt of ik wel luister, ik luister, zoals minister Gruijters altijd zei, niet met mijn ogen.

Mevrouw Leijten (SP):
We luisteren allemaal met onze oren, hoop ik. De minister heeft een nota van wijziging gestuurd. Ze had ook het wetsvoorstel verder kunnen laten behandelen en een positief oordeel kunnen geven over amendement-Leijten op stuk nr. 9, dat vooral de noeste arbeid was van Bureau Wetgeving, om het schrappen van de werelddekking ongedaan te maken. Waarom heeft de minister daar niet voor gekozen?

Minister Schippers:
Dat is geen bewust besluit geweest. Ik wilde die infractieprocedure niet. Ik heb gezegd: jongens, we moeten zo snel mogelijk door. Als met het amendement hetzelfde resultaat zou zijn bereikt, wat best zou kunnen, hadden we daar blijkbaar ook voor kunnen kiezen. Uiteindelijk gaat het mij om het resultaat. Het resultaat is dat ik hier een wetsvoorstel heb waarmee een aantal dingen worden geregeld die we moeten regelen en waar het vervallen van de werelddekking niet in zit.

Mevrouw Leijten (SP):
Het was misschien een beetje een technisch vraagje. Amendementen van de oppositie worden vaak afgewezen omdat er geen dekking voor is. De minister zegt nu eigenlijk dat ze het amendement-Leijten overneemt. Ze heeft het op een andere manier gedaan, met een nota van wijziging. Het resultaat is hetzelfde, maar de minister heeft feitelijk geen dekking. Kunnen we dan niet met elkaar vaststellen dat je in de toekomst altijd dekking kunt vinden als er politieke wil is? Je hoeft oppositiepartijen dus niet om de oren te rammen met de opmerking dat er geen financiële dekking is als je het eigenlijk principieel wel met hen eens bent.

Minister Schippers:
We hebben gezien dat een afspraak uit het regeerakkoord blijkbaar niet gerealiseerd kan worden en dat er een gat overblijft. Dat zal gedekt moeten worden bij de Voorjaarsnota. Ik hoop dat het op een onzichtbare manier gedekt kan worden, zodat we er geen last van hebben. Maar het zal wel gedekt moeten worden. Gratis bier is er niet, ook hier niet.

Mevrouw Leijten (SP):
Straks is het carnaval en dan zullen er vast weer veel gratis rondjes gegeven worden, maar daar debatteren we hier niet over. Dit brengt me op een vraag over die 45 miljoen. De minister zegt dat ze geen antwoord meer hoeft te geven op al die vragen over de werelddekking, omdat ze de beperking van de werelddekking schrapt. Ik heb echter meerdere vragen gesteld over die 45 miljoen. Waar komt dat bedrag vandaan? Aanvankelijk was het 60 miljoen, nu is het nog 45 miljoen. Dit werd ter discussie gesteld door zorgverzekeraars en de Raad van State. Is de minister bereid om ons toch nog de objectieve onderbouwing van die 45 miljoen te geven?

Minister Schippers:
Het is heel helder: dit is een afspraak uit het regeerakkoord. Toen is becijferd dat dit 60 miljoen zou moeten opleveren. Die 15 miljoen is niet zomaar verdampt. Die is vervallen, omdat die ging over de verdragslanden. Er was al uitstel georganiseerd voor die verdragslanden, omdat de verdragen aangepast moesten worden. Daarbij heeft VWS meegelift met Sociale Zaken, die de verdragen aan het aanpassen was. Dat is die 15 miljoen, waarin wij die financiële dekking al eerder moesten regelen. Dat bedrag van 45 miljoen euro is zo berekend door het Ministerie van Financiën en, net als het hele regeerakkoord, doorgerekend door het Centraal Planbureau. Daar heb ik mij gewoon aan te houden. Ik ben aangesteld om het regeerakkoord uit te voeren en ik probeer dat op een goede manier te doen. Ik zie dat er hier onvoldoende steun is, of dat er steun is met een amendement waarmee het heel complex wordt gemaakt en waarmee de opbrengsten heel erg uitgehold worden, met vijf miljoen mensen. Dan vind ik het sop de kool niet waard om zo'n ingewikkelde operatie te doen.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het een wijs besluit van de minister, ook gezien de spoed die wij moeten betrachten op het andere onderdeel van het wetsvoorstel. Het blijft echter toch nog een beetje onduidelijk. We kregen dus een regeerakkoord waarin een besparingsbedrag werd genoemd dat zogenaamd onafhankelijk was getoetst door een zogenaamd onafhankelijk Centraal Planbureau. Dat blijkt al niet te kloppen, want het is 45 miljoen. Vervolgens vraag ik de minister om ons de opbouw van dat bedrag te sturen. De zorgverzekeraars en de Raad van State betwijfelen dat namelijk. Ik heb het in de eerste termijn ook gevraagd, maar ik krijg er geen antwoord op. Wij moeten tot op de komma verantwoorden wat wij willen wijzigen aan regeringsbeleid, maar de ramingen voor regeringsbeleid blijken boterzacht. Kan de minister die berekening dus gewoon even naar de Kamer sturen?

Minister Schippers:
Die conclusie kan mevrouw Leijten toch helemaal niet trekken? Die kan zij pas trekken als ik de werelddekking eruit haal en dat dit bedrag al of niet oplevert. Die 15 miljoen is niet zomaar verdampt. Dat was de opbrengst vanwege de verdragslanden, die hier al eerder als onderdeel uit zijn gehaald omdat de verdragen aangepast moesten worden en dat tijd kostte. Daar komt die 15 miljoen vandaan. Ik heb deze 60 miljoen niet even in mijn eigen kantoortje ingetikt. Deze ramingen zijn tijdens de formatie doorgerekend door het Centraal Planbureau en het ministerie van Financiën. Dat zijn niet de minsten. Mevrouw Leijten kan wel zeggen dat ze "zogenaamd onafhankelijk" zijn, maar het Centraal Planbureau is ook de onafhankelijke organisatie die naar de verkiezingsprogramma's kijkt en daar berekeningen aan koppelt.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik wil de minister bedanken. Ik heb haar goed gehoord: zij heeft gezegd dat ze heeft geluisterd naar de zorgen van de Kamer. De PvdA heeft een amendement ingediend omdat we willen voorkomen dat mensen met een chronische ziekte of een handicap of mensen die palliatieve zorg moeten krijgen, geen zorg meer krijgen door het afschaffen van de werelddekking. Dank daarvoor; ik vind het namelijk belangrijk dat de minister zaken overneemt als de Kamer grote zorgen heeft. Ik weet niet helemaal hoe het technisch zit, maar ik heb officieel een amendement ingediend. Volgens mij moet ik dan ergens op enig moment nog officieel zeggen dat ik het intrek. De minister heeft dat deel van de wet ook al ingetrokken, maar ik wil hier nog even benadrukt hebben dat het niet afhankelijk is van je portemonnee of je zorg krijgt buiten Europa. Dat doel is bereikt, en daarvoor dank ik de minister.

De voorzitter:
Als ik het goed begrijp, wil mevrouw Bouwmeester haar amendement op stuk nr. 11, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 5, bij dezen intrekken.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ja, want het is overbodig geworden.

Het amendement-Bouwmeester (stuk nr. 11) is ingetrokken.

Minister Schippers:
Dat stuk is ook uit de wet gehaald.

De voorzitter:
Beter dubbelop dan niet.

Minister Schippers:
Daarom; het kan maar helder zijn.

Tegen mevrouw Leijten wil ik nog even zeggen dat voor de onderbouwing destijds is gebruikgemaakt van de beschikbare macrogegevens over grensoverschrijdende zorg in het kader van de Zorgverzekeringswet. Deze macrokosten lagen de afgelopen zeven jaar op jaarbasis gemiddeld rond de 400 miljoen. Op basis van eerdere cijfers van twee verzekeraars is geraamd dat ongeveer 15% van deze grensoverschrijdende zorg buiten Europa plaatsvindt. Daarmee komt de met het wetsvoorstel beoogde besparing uit op circa 60 miljoen per jaar.

Voorzitter, dit was het.

De voorzitter:
Ik kijk even rond of de Kamer dat met u eens is. Dat is namelijk niet altijd zo, maar nu wel. Ik dank u zeer.

Is er behoefte aan een tweede termijn? Ja. Is er behoefte aan een schorsing voorafgaand aan de tweede termijn? Nee. Ik geef dan graag als eerste het woord aan mevrouw Leijten namens de fractie van de SP.

U maakt het wel spannend zo.


Termijn inbreng

Mevrouw Leijten (SP):
Soms tik je tijdens een debat een motie en moet je nog bekijken of je die zorgvuldig hebt geformuleerd.

Voorzitter. Ik denk dat de minister een wijs besluit heeft genomen door het afschaffen van de werelddekking geen onderdeel van dit wetsvoorstel meer te laten zijn. Het andere onderdeel was allesbehalve controversieel in de Kamer en was waarschijnlijk zonder debat gepasseerd. Laten we hopen dat de ingebrekestelling niet leidt tot boetes.

Ik wil toch nog ingaan op de berekeningen. We hebben net een ander debatje met de minister gehad over de raming van de premie. De minister legde het omstandig uit en zei: wij ramen en zorgverzekeraars doen dat anders; ze hebben zelf ook een andere inschatting van de kosten die ze maken, want zorgverzekeraars verschillen. Vervolgens zegt ze dat het macrobeslag van de zorgkosten die in het buitenland zijn gemaakt, 400 miljoen is, dat ze het met twee zorgverzekeraars hierover heeft gehad en dat het bij hen 15% was, waarmee ze tot de berekening van 60 miljoen is gekomen. Dat was al niet helemaal valide, omdat daarin ook de verdragslanden waren meegenomen. Daarmee kom ik terug op de basis: hoe vast is die berekening nu op basis van twee zorgverzekeraars? De minister heeft net namelijk zelf nog omstandig aangegeven dat zorgverzekeraars wezenlijk van elkaar verschillen. Het verschilt nogal of je een populatie verzekerden hebt die reislustig is en de wereld in kan, of een populatie die dat niet is of kan vanwege fysieke of financiële beperkingen of die misschien niet zo'n zin heeft om te reizen. Daar kan natuurlijk best een groot verschil in zitten.

Ik heb dus nog altijd problemen met de dekking. Ik verbaas me erover dat we er tijdens dit debat zomaar achter komen dat ook het Centraal Planbureau het oordeel van twee zorgverzekeraars, de 15%, als algemene maatstaf gebruikt. Dat is helemaal interessant in het licht van de discussies die onze politieke fracties nu voeren met het Centraal Planbureau over hun visie op de werkelijkheid voor de verkiezingsprogramma's. Ik wil toch van de minister weten of zij met haar ministerie nog eens nader naar de dekking wil kijken. Dit kan namelijk ook heel veel pijn voorkomen, want stel dat blijkt dat het uitvragen bij die twee verzekeraars een heel ander beeld geeft dan het uitvragen bij alle verzekeraars. Wat voor moeite moet dat zijn? Er zijn 9 verzekeringsholdings, 25 zorgverzekeraars en 61 polissen. Er wordt heel veel informatie bij hen uitgevraagd, dus je kunt de NZa gewoon vragen om dat te onderzoeken of je kunt het direct vragen. Dan krijg je een reëel bedrag dat je redelijkerwijs zou kunnen inboeken. Ik realiseer me dat dit hoger kan zijn, maar het kan ook aanzienlijk lager zijn. Dan hoef je bij de Voorjaarsnota misschien een heel pijnlijke maatregel niet te nemen. Ik vind het eigenlijk wel wijs als de minister dat zou doen, net als het intrekken van de beperking van de werelddekking.

Dit moet dan toch maar per motie, want dan ligt het er. Ik heb het net al bij interruptie geprobeerd. Ik kan me ook voorstellen dat de minister zegt dat het niet nodig is om de motie in stemming te brengen, omdat ze het gaat doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gesteld wordt dat de inperking van de werelddekking tot landen van de Europese Unie 45 miljoen euro oplevert;

constaterende dat het besparingsverlies in het voorjaar van 2017 wordt verwerkt in de begroting van VWS;

overwegende dat er grote twijfel bestaat over de juistheid en haalbaarheid van de ingeboekte besparing;

verzoekt de regering, een objectieve onderbouwing aan te leveren van de besparing die het inperken van de werelddekking zou opleveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (34333).

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter.

De voorzitter:
Eén moment. Ik zie dat mevrouw Leijten niet wil interrumperen bij mevrouw Klever, maar toch iets wil zeggen.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik vergat mijn slotopmerking, voorzitter. Het amendement waarmee ik beoogde de werelddekking te behouden, is ingehaald door de nota van wijziging van de minister en kan daardoor vervallen.

De voorzitter:
Het amendement-Leijten (stuk nr. 9) is ingetrokken.

Het woord is aan mevrouw Klever.

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. De minister heeft goed naar de Kamer geluisterd, waarvoor mijn dank. Behalve de onduidelijke opbrengst was de maatregel complex en werden met name ouderen en chronisch zieken benadeeld. De PVV-fractie is dan ook blij dat de werelddekking voor de zorgverzekering niet wordt geschrapt of ingeperkt, maar gewoon blijft bestaan. Wat ons betreft is het wetsvoorstel daarmee overbodig geworden. Het regelt weliswaar ook nog een nationaal contactpunt voor grensoverschrijdende zorg, maar behalve Brussel zit niemand daarop te wachten. Het is een extra bureaucratische laag die niet meer doet dan je weer doorverwijzen naar je zorgverzekeraar of een andere instantie. Stop daarmee en maak het niet ingewikkelder dan nodig, zou ik de minister nog willen meegeven.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. De minister is overstag. De beperking van de werelddekking is van de baan en het CDA is daar blij mee. Soms blijkt een voornemen in de uitvoering simpelweg tot onoverkomelijke bezwaren te leiden. Het is dan goed om niet halsstarrig door te zetten. Zoals in de eerste termijn aangegeven, had het CDA kopzorgen bij het wetsvoorstel zoals het er lag. Het beperken van de werelddekking bleek onuitvoerbaar te zijn en het was zeer de vraag of de besparing van 45 miljoen euro zou worden gehaald. Nog belangrijker waren de zorgen die wij hadden over de positie van chronisch zieken en gehandicapten die buiten Europa willen reizen of verblijven. Het is goed dat de onzekerheid hierover nu is weggenomen.

Het CDA kan instemmen met het wetsvoorstel dat er nu nog ligt.

De voorzitter:
Dan mag ik nu het woord geven aan de heer Rutte namens de fractie van de VVD, maar ik constateer dat hij daarvan afziet. Dan is het woord aan mevrouw Dijkstra namens D66.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik de zorgen van de fractie van D66 geuit over het afschaffen van de werelddekking. Wij hadden onze twijfels over de kostenbesparing, waar het nu ook weer over ging, over de mogelijkheden die voor chronisch zieken zouden blijven bestaan en over de afbakeningsvraagstukken en de onduidelijkheid voor verzekerden die deze maatregelen met zich zouden brengen. Ik zou willen aansluiten bij de opmerkingen die gemaakt zijn over de dekking. Ik heb daar in de eerste termijn ook al naar gevraagd. Toen heb ik ook gevraagd aan de minister hoe wij nu weten wat wij echt kunnen besparen, ook als wij dat afzetten tegen de extra kosten die gemoeid zijn met de voorlichting om alle uitzonderingsgronden uit te leggen. Er moesten bilaterale verdragen worden opgezegd. Kortom, ik vraag de minister om toch nog eens goed te kijken naar wat wij eigenlijk moeten dekken en of dat nu zo veel is. In die zin sluit ik mij aan bij de vragen van mevrouw Leijten en bij haar motie.

Ik ben blij dat de minister van gedachten is veranderd wat betreft de werelddekking, en dat die van de baan is. Het Nationale Contactpunt grensoverschrijdende zorg heb ik in mijn eerste termijn al bestempeld als een mooi initiatief. Ik vind het heel goed dat wij hier nu op deze manier mee verder gaan.

De voorzitter:
Dan mag ik nu het woord geven aan mevrouw Bouwmeester van de Partij van de Arbeid, maar ik stel vast dat zij daarvan geen gebruikmaakt.

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Mij is gebleken dat de minister meteen kan antwoorden. Ik geef haar daartoe graag het woord.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. Deze berekening is gemaakt bij de formatie. Het is overigens onjuist om te zeggen dat de 15 miljoen er is afgehaald en dat daarmee de dekking niet valide was. Dat is juist een onderdeel dat vertraging opliep en dat wij in die jaren ook moesten afdekken, omdat de afschaffing van de werelddekking ook voor deze verdragslanden geldt.

Maatregelen worden bij een formatie van een dekking voorzien. Soms gaan die maatregelen over iets wat op dat moment juist niet bekend is, wat niet eerder is gedaan of wat ontvlecht moet worden, omdat het op dat moment vervlochten is geraakt. Als er dan niet meer gegevens zijn, ga je kijken hoe je dat dan plausibel kunt maken. Verzekeraars registreren de zorgkosten niet per land. Het is plausibel gemaakt door niet over een jaartje te kijken, maar over zeven jaar. Dan kijk je al over een langere termijn naar cijfers. Je zult dus altijd een manier moeten vinden die tegemoetkomt aan het volgende. Je maakt een plausibele inschatting. Is dat dan een reële inschatting? Hoe kun je die inschatting onderbouwen? Dan kijken de rekenmeesters ernaar en die zeggen: dat is iets wat wij doen of wat wij niet doen. Later heb je altijd, als iets is uitgevoerd, dat het soms meevalt en soms tegenvalt.

De motie-Leijten op stuk nr. 14, waarin de regering wordt verzocht om nu een objectieve onderbouwing aan te geven, wil ik echt ontraden. De mensen hebben wel iets anders te doen, zou ik willen zeggen, dan zich hierover te buigen. Ik hoop dat iedereen die ooit aan de formatietafel zit, het zelf beter doet en dat wij dan geen tegenvallers en meevallers meer hebben in de besluiten die daar vallen. Ik vind het echt verloren tijd en wil deze motie ontraden.

Mevrouw Klever zegt: het wetsvoorstel is nu eigenlijk overbodig, want wat heb je aan zo'n nationaal contactpunt? Dat contactpunt is bedoeld om informatie te geven aan verzekerden die naar een buitenland willen, en aan mensen die in Nederland zorg willen krijgen. Dat hebben wij in Europa met elkaar afgesproken. Wij hebben het punt ook al opgericht. Het is er al, maar het moet alleen nog wettelijk verankerd worden. Ik vind het belangrijk om dat te doen. Ik vind het ook inhoudelijk belangrijk dat wij afspraken maken over zo'n contactpunt als wij ook met elkaar afspreken dat je gewoon zorg kunt halen over de grens.

Mevrouw Klever (PVV):
Als iemand naar het buitenland gaat en wat wil weten over de vergoeding, dan belt hij toch zijn zorgverzekeraar? En dat geldt toch ook voor mensen die al in het buitenland verblijven? Wat voegt zo'n contactpunt nog toe?

Minister Schippers:
Zo'n verzekeraar hoeft niet alles te weten van zorg in een bepaald land. Bij zo'n contactpunt kun je informatie bundelen en op een efficiënte manier verzekerden helpen die met vragen zitten. Dat lijkt mij heel goed. Nogmaals, het punt is er al. Het is dus helemaal niet iets nieuws wat wij gaan doen. Het is er al en bij dezen verankeren wij het wettelijk.

De voorzitter:
Daarmee is de minister gekomen aan het einde van haar tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over het wetsvoorstel en de ingediende motie zullen wij volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 17.42 uur tot 19.16 uur geschorst.

Voorzitter: Knops

Ontwerp-Rijksstructuurvisie windenergie op zee

Ontwerp-Rijksstructuurvisie windenergie op zee

Aan de orde is het VAO Ontwerp-Rijksstructuurvisie windenergie op zee (AO d.d. 17/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet van harte welkom de minister van Economische Zaken en geef graag als eerste het woord aan mevrouw Mulder namens de fractie van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Uit het debat over de locaties voor wind op zee werd volstrekt helder dat de manier waarop je kosten toerekent ook bepaalt welke locatiekeuze waarschijnlijk het meest geschikt is. Zoals de Tweede Kamerleden evenals inwoners weten is wind op zee belangrijk voor onze toekomst, waarin wij minder afhankelijk moeten worden van fossiele energie. Bij het overleg moest de minister toegeven dat de kosten voor IJmuiden-Ver aanzienlijk lager zijn dan eerst aan de Tweede Kamer aangegeven. De doorrekening van de kosten van de kabel naar IJmuiden-Ver bleek alleen berekend op basis van 2.100 MW, terwijl het drievoudige daar mogelijk is. Met een beetje gezond boerenverstand kun je bedenken dat het uitsmeren van de kosten over het drievoudige aantal MW waarschijnlijk een andere businesscase zal opleveren. Ondanks dat wij die cijfers nu niet hebben, wil het merendeel van de Tweede Kamer de windmolens binnen de twaalfmijlszone. Het CDA is daar altijd kritisch op geweest.

Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het debat duidelijk werd dat de kostenvergelijking tussen de locatiekeuze Hollandse Kust en IJmuiden-Ver niet goed vergelijkbaar is en daarmee de kosten voor IJmuiden-Ver vermoedelijk aanzienlijk lager liggen dan tot nu toe berekend en dat dus mogelijk op basis van verkeerde aannames nu gekozen wordt voor windparken binnen de twaalfmijlszone;

verzoekt de regering, af te zien van het plaatsen van windmolens voor de Hollandse kust binnen de twaalfmijlszone,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33561).

De heer Bosman (VVD):
Voor alle duidelijkheid, voorzitter ...

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, mijn tijd loopt al een tijdje door. Ik geef het maar even aan.

De voorzitter:
Het komt goed. Mijnheer Bosman.

De heer Bosman (VVD):
Anders mag mevrouw Mulder mijn minuten hebben. Ik hoor duidelijk zeggen dat mevrouw Mulder het alleen binnen de twaalfmijlszone een probleem vindt. Zoals wij allemaal weten, ligt het grootste deel van de windparken buiten de twaalfmijlszone. Het gaat om maar een heel klein stukje tussen de tien- en twaalfmijlszone. Dat is dus het enige stukje waarmee het CDA moeite heeft? Begrijp ik het goed dat de rest, de heel grote windmolenparken buiten de twaalfmijlszone, geen probleem vormt voor het CDA?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat is helemaal correct, mijnheer Bosman van de VVD.

Ik kom op mijn tweede motie, gericht op de toekomstige planning van windenergie op zee.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kader van de Nederlandse bijdrage aan de doelstellingen van het klimaatakkoord zeer waarschijnlijk meer investeringen in wind op zee nodig zullen zijn;

verzoekt de regering, ten behoeve van een optimale uitrolstrategie voor windenergie op zee voor de periode tot en met 2030 in het eerste kwartaal van 2017 een overzicht in megawatts, locaties en aansluitkosten te geven voor de mogelijkheden van wind op zee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33561).

De heer Bosman (VVD):
Ik mis een beetje de afbakening. Bij wind op zee kan het heel groot zijn. We praten ook over de Doggersbank, over alle mogelijkheden. Mevrouw Mulder lijkt te vragen dat wij alle scenario's doorrekenen voor alle mogelijkheden die er zijn. Dat sprak ook uit de vorige motie. Het kan 2.100 MW zijn, maar het kan misschien ook wel 3.000 MW of 8.000 MW of veel meer zijn. Als wij allerlei rekenmethodes loslaten op allerlei mogelijkheden, krijgen wij een excel-spreadsheet met allerlei mogelijkheden, maar blijft het de vraag wat mogelijk is. Wat is de afbakening door het CDA ten aanzien van deze motie?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb deze motie ingediend omdat tijdens het debat een beetje de suggestie werd gewekt dat wij het klimaatakkoord alleen zouden kunnen halen als wij werkelijk de hele Noordzee vol gaan zetten met windmolens. Ik vraag me echt af of dat zo is. Ik zou dus graag een reëel overzicht willen hebben voor de komende jaren, tot 2030, van wat wij met elkaar zouden kunnen gaan doen. In het debat werd namelijk echt de suggestie gewekt dat wij de doelstellingen van het klimaatakkoord allemaal niet zouden halen als wij nu niet binnen de twaalfmijlszone windmolens gaan neerzetten. Ik vond dat een heel rare redenering. Daarom heb ik gedacht: wij moeten eens helder krijgen hoe het zit met het aantal megawatts dat wij aan wind op zee zouden kunnen neerzetten in onze Noordzee. Anders heeft iedereen het idee dat wij iedere plek ook nodig zullen hebben. Ik vraag me dat daadwerkelijk af.

De heer Bosman (VVD):
Ik heb in het debat toch iets anders gehoord. In het debat dat ik heb gevolgd, ging het over het energieakkoord. Volgens dat energieakkoord hebben we de volledige Hollandse kust nodig, qua tijd en qua hoeveelheid megawatts. Dat is de afspraak. Voor de energievoorziening van de toekomst, in 2030, 2050, zal er nog veel meer moeten gebeuren. Over twintig jaar hebben we misschien wel heel veel energie uit waterstof of uit andere zaken. Is het dus wel realistisch om het kabinet te vragen of er in 2050 alleen maar windenergie nodig is? Misschien hebben we dan ook wel energie uit waterstof. Of misschien gebruiken we dan diepe geothermie. Al die zaken komen daarbij kijken. Ik vind dat de Kamer er wel een beetje op moet letten dat wat zij vraagt aan het kabinet, ook realistisch is. En gaat wat zij vraagt, ook tot een punt leiden?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De vraag is wat er mogelijk is tot 2030. Een aantal zaken zal dus misschien afvallen. Het is uiteindelijk aan de minister om hierop te reageren. Bij mij is uit dat debat de vraag naar voren gekomen of we al die plaatsen voor windenergie richting 2030 zo nodig hebben. Dat werd namelijk gesuggereerd, ook omdat het klimaatakkoord om de hoek komt kijken. Daar wil ik graag een realistisch beeld van krijgen. Ik heb dat beeld nu niet.

Tot slot roep ik de minister op om er bij kavelbesluiten met betrekking tot windmolens voor de kust, in ieder geval voor te kiezen om zo ver mogelijk van de kustlijn weg te blijven. Is de minister daartoe bereid?

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mulder. Op mijn lijst staat dat nu mevrouw Dik-Faber nog zou spreken, maar zij is op dit moment niet aanwezig in de zaal. Ik vraag daarom nu de minister om de moties van commentaar te voorzien.


Termijn antwoord

Minister Kamp:
Voorzitter. Mevrouw Mulder benadert de bespreking die wij hebben gevoerd tijdens het algemeen overleg op een wat wonderlijke manier. Zij zegt dat ik "moest toegeven" dat de kosten voor IJmuiden-Ver veel lager uitpakken. Er is geen sprake van dat ik iets "moest toegeven". Het feit dat de kosten lager uitpakken, is het resultaat van mijn inspanning. Ik heb ervoor gezorgd … Nee, beter gezegd, mijn medewerkers hebben er samen met mij voor gezorgd dat we de zaak op zo'n manier hebben georganiseerd voor windenergie op zee dat we kosten hebben kunnen reduceren. Eerst dachten we dat we in een periode van tien jaar tot een kostenreductie van 40% zouden kunnen komen. Maar doordat we de zaak op een bepaalde manier hebben georganiseerd, kunnen we die kostenreductie in één jaar realiseren in plaats van in tien jaar. Als gevolg van een snelle kostenreductie lopen de kosten van windmolens op zee meer in het algemeen dus terug. Die kosten lopen daardoor natuurlijk ook terug voor de molens van het project IJmuiden-Ver. Ik heb tegen de Kamer gezegd — ik heb dat uit mezelf gezegd — dat als gevolg van wat wij zelf hebben gedaan, dus als gevolg van die algemene kostendaling, wij de meerkosten van IJmuiden-Ver nu ramen op 1,6 miljard, terwijl die meerkosten eerst op 3 miljard werden geraamd. Er is dus geen sprake van iets "moeten toegeven" of zo. Dit is het resultaat van ons eigen beleid dat ik zelf bij de Kamer heb gepresenteerd.

Mevrouw Mulder zegt dat het drievoudige aan windmolens bij IJmuiden-Ver kan worden gerealiseerd. Dat gaat een beetje voorbij aan de werkelijkheid. Je kunt niet per maand of per kwartaal zeggen: laten we hier maar eens 6.000 MW neerzetten en elders een paar duizend MW minder. Dit is een zeer omvangrijk proces. Daarbij willen we in een periode van een jaar of zes de vijf grootste windmolenparken van de hele wereld voor de Nederlandse kust realiseren. Daardoor komen die windmolens dus niet in Drenthe te staan, niet in Groningen, niet in Friesland. Nee, zij komen op 18,5 km van de kust in zee te staan. Daar zijn we mee bezig. Dat is een heel groot proces, waar een enorme hoeveelheid subsidiegeld mee gemoeid is. Er ligt een aparte wettelijke regeling aan ten grondslag. Er is een routekaart voor gemaakt. Er zijn allerlei onderzoeken voor gedaan. De eerste tender is succesvol geweest. Ik hoop binnenkort te komen met de uitkomst van de tweede tender. Daarna willen we meteen doorgaan met de derde tender, en de vierde, en de vijfde. Dat doen we omdat we allemaal de doelstellingen voor de jaren 2020 en 2023 willen halen.

Stel nu dat ik zeg: laten we daar maar eens mee stoppen en laten we maar eens gaan bekijken of we ergens anders 6.000 MW kunnen realiseren. Ik zou daarmee dit proces helemaal doorkruisen. Dat zou betekenen dat ik de doelstellingen niet zou halen. Bovendien zou het gevolg daarvan zijn dat een grote capaciteit op minstens 18,5 km van de kust, niet zal worden gebruikt. Ik heb in het debat gezegd dat ik het niet verantwoord vind om nu al capaciteit te gaan uitsluiten. Ik denk dat het heel goed voorstelbaar is dat we de windmolens op zee nog hard nodig zullen hebben in de toekomst, als we nog veel verder moeten gaan met duurzame energie. Ik heb gezegd dat ik graag wil vasthouden aan wat we in gang hebben gezet omdat ik de doelstellingen van 14% en 16% wil halen, omdat ik het tempo in het proces wil houden, omdat ik graag de bereikte kostenreductie wil vasthouden en omdat ik geen capaciteit voor de kust wil verliezen. Daarom wil ik die windmolens op een afstand van meer dan 18,5 kilometer van de Noord- en Zuid-Hollandse kust realiseren.

Mevrouw Mulder zei bovendien in het debat dat het een stuk goedkoper is om bij IJmuiden-Ver 6.000 MW te gaan realiseren met één kabel. Ook dat is ver van de werkelijkheid. Het hele plan van TenneT ziet erop dat je dat met wisselstroomverbindingen gaat realiseren. Als je op die afstand 6.000 MW in IJmuiden-Ver met wisselstroom wilt gaan realiseren, heb je niet één kabel maar zestien kabels nodig. Ik heb in het algemeen overleg gezegd dat het op afstand van de werkelijkheid staat om zomaar een beetje beweringen te doen over wat er allemaal zou kunnen in IJmuiden-Ver. Bovendien is het niet in het belang van Nederland, dat graag de doelstellingen voor duurzame energie wil halen en dat ook graag niet meer windmolens op land wil hebben dan absoluut noodzakelijk is.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het probleem is nou juist dat de berekeningen over de hoeveelheid megawatt bij IJmuiden-Ver niet zijn gemaakt. Die kon de minister ook niet overhandigen tijdens het debat. De minister kan nu wel zeggen dat het allemaal meer kost, maar dat weet hij dus niet. Je kunt in IJmuiden-Ver gewoon met dezelfde vormen van stroom werken die nu voor de Hollandse kust worden gebruikt. Je mag dan aannemen dat je die kabel op een betere manier kunt verschmerzen over een groter aantal megawatt. Dat hadden we graag gezien. Maar ja, we weten het niet. Daarmee wordt dus automatisch de optie van windmolens dichter bij de kust aantrekkelijker voor de minister. Ik heb daar gewoon moeite mee.

Minister Kamp:
Het is heel precies bij de Kamer bekend wat de opbouw van die 3 miljard is geweest en het is nu ook heel precies bekend wat de opbouw van die 1,6 miljard is. Dat hebben we allemaal met de Kamer gewisseld. Mevrouw Mulder kwam in het algemeen overleg met het idee om in plaats van vijf parken voor de kust — we zijn al een paar jaar bezig om die te plannen en de eerste twee tenders daarvoor zijn al uitgegaan — 6.000 MW in IJmuiden-Ver te realiseren en dat met één kabel te verbinden omdat dat veel gemakkelijker zou zijn. Ik heb net aangegeven dat we daarvoor zestien kabels nodig hebben. Dat was nog verkeerd: we hebben daarvoor zeventien kabels nodig. We hebben zeventien kabels nodig om IJmuiden-Ver met wisselstroom te kunnen verbinden met het land. Mevrouw Mulder is met een alternatief gekomen en suggereerde dat daarmee een kostenbesparing zou kunnen worden gerealiseerd. Ik zeg dat het helemaal niet juist is wat zij zegt, omdat die 6.000 MW nog helemaal niet in beeld gebracht zijn. Zo ver zijn we nog niet. Als we daaraan zouden gaan beginnen, levert dat een vertraging van enkele jaren op.

Mevrouw Mulder zag een besparing omdat het met één kabel zou kunnen, maar de werkelijkheid is dat er zeventien kabels nodig zijn. Met zulke dingen komen we niet verder. We zijn hier bezig met een heel verantwoord proces om binnen een korte periode de vijf grootste windparken ter wereld op 18,5 kilometer afstand voor onze kust te realiseren. Als we dat doen, bereiken we daar twee dingen mee. Ten eerste halen we onze doelstellingen. Ten tweede hoeven we bij de mensen in Drenthe, Groningen, Friesland en op al die andere plekken niet meer windmolens neer te zetten dan noodzakelijk is.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik vind het toch een heel wonderlijke gang van zaken dat de minister dit nu op deze manier voorstelt. In het algemeen overleg vorige week kwam hij helemaal niet met deze informatie. Het werd absoluut duidelijk dat het niet op die manier is berekend. Dat hadden we nou juist graag gezien. We zien dat het waarschijnlijk heel veel werkgelegenheid bij de kustgemeenten gaat kosten, ook in een haven zoals Den Helder. Dat doet ons pijn. Dat willen we liever niet. We hebben liever én die windmolens op zee én dat we nog een mooi uitzicht houden, zodat de werkgelegenheid in de kustgemeenten goed blijft. Het zou zo mooi zijn als de minister daar ook echt knetterhard zijn best voor zou doen.

Minister Kamp:
Ik ben met de precieze specificatie gekomen van alle voorstellen die ik heb gedaan. Alle opties die ik in beeld heb gebracht, heb ik naar de Kamer toe heel specifiek overgebracht. U weet precies welke kosten eraan verbonden zijn. U komt met de stelling: kom maar in plaats van met wat je zelf bedacht hebt in IJmuiden-Ver, met 6.000 MW en profiteer maar van het feit dat je daar één kabel voor nodig hebt. U zegt dat bij zo'n overleg. Vervolgens laat ik uitzoeken hoe het zit met de kabels en blijkt dat er niet één kabel nodig is, maar dat er zeventien kabels nodig zijn. Dan moet u zulke dingen ook niet zeggen in zo'n overleg, alsof dat een wijsheid is, terwijl het gewoon niet blijkt te kloppen.

Voor wat betreft de werkgelegenheid zijn er twee dingen die spelen. De meest waarschijnlijke inschatting is dat het helemaal geen werkgelegenheid kost. Als het al werkgelegenheid kost, is dat in bescheiden mate het geval en dan staat daartegenover dat er weer andere werkgelegenheid komt. Immers, die windmolens moeten gemaakt worden en die windmolenparken moeten aangelegd en onderhouden worden. Een deel van de kustgemeenten heeft tegen mij gezegd dat ze dat zien en daar graag ook gebruik van willen maken.

Ik heb dus afgesproken dat we twee dingen doen. Daar waar gemeenten verwachten dat er mogelijke problemen zijn, gaan we met de gemeenten eraan werken om die mogelijke problemen, waarvan ik niet verwacht dat ze zich voordoen, te pareren. Daar waar gemeenten kansen zien, gaan we samen met die gemeenten proberen om die kansen te benutten. Ik denk dat wij ons op het punt van de werkgelegenheid absoluut geen zorgen hoeven te maken, omdat het gaat om windmolens die in plaats van op 22 kilometer op 18,5 kilometer van de kust komen. Dat is geen groot verschil. In de komende tientallen jaren dat iedereen bezig zal zijn met de overgang naar duurzame energie, zullen heel veel mensen blij zijn dat wij voor lage kosten op grote afstand voor de kust met windmolens duurzame energie kunnen opwekken. Ik denk dus niet dat de sfeer rondom die windmolens en de kust negatief is. Vandaar dat ik ook zelfs denk dat het "branden" van de Nederlandse kust als een duurzame kust goed mogelijk is. Ik zal daar ook graag met de kustgemeenten aan werken.

Ik heb twee moties van mevrouw Mulder. In de motie op stuk nr. 34 verzoekt zij de regering om af te zien van het plaatsen van windmolens voor de Hollandse kust binnen de twaalfmijlszone. Dat was ik dus niet van plan. Om die reden ontraad ik die motie.

Dan de tweede motie van mevrouw Mulder, op stuk nr. 35. In het eerste kwartaal 2017 moet ik komen met een overzicht van wat er in de periode tot en met 2030 mogelijk is voor wind op zee. Dat was ik ook niet van plan om te gaan doen, mevrouw Mulder. Kijk, het is nu 2016. Ik heb nu een gedetailleerde planning gemaakt voor het jaar 2020. Ik heb een gedetailleerde planning gemaakt voor het jaar 2023. In deze maand kom ik met een energieagenda voor de periode tot 2050. Toen ik hier kwam, op deze plek, lag er op dit punt nog helemaal niets. Dit kabinet heeft die omslag gemaakt, die onomkeerbare omslag naar duurzame energie. We hebben gezorgd dat er een breed maatschappelijk draagvlak voor is. We hebben een heel specifieke doelstelling voor 2020 en die gaan we realiseren. Hetzelfde geldt voor het jaar 2023. We komen met een routekaart, een energieagenda tot 2050. Dan laat ik me echt door u niet opdringen dat ik in het eerste kwartaal van 2027 alweer met een specificatie moet komen van wat er allemaal voor wind op zee in het jaar 2030 mogelijk is. Dat ga ik dus niet doen. Om die reden ontraad ik ook uw tweede motie.

De voorzitter:
Mijnheer Bosman, u hebt geen motie ingediend. U hebt niet gesproken. U bent ontevreden met het oordeel van de minister over beide moties?

De heer Bosman (VVD):
Ik heb even wat hulp nodig met de eerste motie. De uitleg van de minister zou een en ander kunnen verduidelijken. Ik heb dus een verduidelijkende vraag. Het CDA heeft geen moeite met windmolens buiten de twaalfmijlszone. Kan de minister ongeveer schetsen wat voor verschil die 3,5 kilometer uitmaakt, tussen de tien- en twaalfmijlszone, voor het zicht?

Minister Kamp:
Grofweg kun je zeggen dat als je de molens op 22 kilometer hebt staan, je ze 25% van het jaar in de verte kunt zien. Als je de molens op 18,5 kilometer hebt staan, kun je op grofweg 35% van de dagen van het jaar in de verte die molens zien. Dat is het verschil waar wij over spreken.

De laatste vraag van mevrouw Mulder was of ik wil proberen om die molens zo ver mogelijk van de kustlijn af te krijgen als eenmaal de wijziging is doorgevoerd die nu aan de orde is. Ik ga proberen om de planologische ruimte zo verantwoord mogelijk in te vullen. Dat zal ik gaan doen door ervoor te zorgen dat binnen dat gebied rekening gehouden wordt met de ecologische belangen, met de belangen van goed onderhoud en met het goed kunnen opvangen van de wind. Daarbij zullen ze niet dichter bij de kust komen dan nodig is. Met alles wat er speelt om de planologische ruimte goed in te vullen, zal ik graag rekening houden.

De voorzitter:
Daarmee is er een einde gekomen aan dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten

Elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten) (34413).


Termijn inbreng

De voorzitter:
De minister van Economische Zaken was al aanwezig, maar ik heet hem nogmaals van harte welkom. Wij hebben vier sprekers. Wij beginnen met de heer Remco Bosma van de fractie van de VVD.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Remco Bosma (VVD):
Voorzitter. Als je net online kleding hebt gekocht en je op de volgende website je persoonsgegevens al vermeld ziet staan, dan is dat schrikken. Je wilt niet dat een ander aan de haal gaat met deze strikt persoonlijke gegevens. We willen profiteren van het gemak van e-commerce, maar 's nachts niet wakker liggen van de vraag of een ander hier misbruik van maakt. Daarvoor werd al in 1995 gewaarschuwd via de film The Net. In die film werd al gewaarschuwd voor identiteitsfraude voordat e-commerce was uitgevonden. Het risico bestond dat je ongemerkt een soort digitale katvanger zou worden. Gelukkig komt niet elke voorspelling uit.

Soms ontstaat een soort wake-upcall en worden passende maatregelen getroffen. Zo werd in 1997 DigiNotar opgericht, een vertrouwensdienst voor de virtuele wereld. Mooi, hoor ik u denken, dan kunnen wij nu veilig gaan slapen. De ontwikkelingen in de virtuele wereld zijn echter doorgegaan. Er is een breed scala aan mogelijkheden bij gekomen. Sociale netwerken verschenen maar ook de mogelijkheid om gemakkelijk overzeese handel te drijven en online betalingen te doen. Internationale bankzaken regelen we nu massaal in een paar kliks.

Met de toegenomen mogelijkheden om transacties op het internet te verrichten is ook de interesse van criminelen gewekt. Dat betekent dat het zeer belangrijk is dat je weet met wie je te doen hebt en dat je met de juiste persoon te maken hebt. Niet alleen het internet is mondiaal, cybercrime ook. De competitie vindt plaats met de beste criminelen. Wij hebben te maken met een internationaal speelveld en mondiale tegenstanders. Continue waakzaamheid is derhalve geboden. Daar ging het helaas mis, want DigiNotar uit Beverwijk werd in 2011 gehackt. DigiNotar verloor per direct het vertrouwen en ging failliet.

Op dit moment zijn er verschillende nationale richtlijnen en eisen binnen de EU waaraan lidstaten moeten voldoen. Dit zorgt voor een kakofonie en helpt niet om te komen tot een eengeworden digitale Europese markt, want wij weten niet of het allemaal even betrouwbaar is. De Europese verordening biedt uitkomst en stelt kwaliteitseisen aan de vertrouwensdiensten. Wij passen de Telecomwet daar vandaag aan aan. De VVD is daar positief over. Beveiliging is echter zo sterk als de zwakste schakel. Continue waakzaamheid is vereist, want je bent zo outdated. Vandaar dat ik graag van de minister wil weten hoe er goed bij de les gebleven wordt, want de laatste stand der techniek moet de norm zijn en blijven.

Is de taakafbakening tussen BZK en EZ als het gaat om het toelaten van authenticatiemiddelen al opgelost? BZK heeft het voortouw wat betreft eID, maar er zit weinig schot in deze zaak. Hoe hangt dit samen met de eidas-verordening? Wordt het doel van deze verordening wel bereikt als BZK achterloopt met het eID-proces? De taakverdeling gaat over van de ACM naar het Agentschap Telecom. Krijgt het Agentschap Telecom afdoende mogelijkheden om de voor deze taak benodigde specifieke kennis en middelen te verwerven? En zijn de audits die gehouden gaan worden afdoende diepgaand?

Over de waarborgen en de Europese erkenning van vertrouwensdiensten uit derde landen rest nog een laatste vraag. Het is nu niet duidelijk of het toezicht in die derde landen op de vertrouwensdiensten ook wordt meegenomen, terwijl dat in de verordening wel expliciet staat beschreven voor de lidstaten zelf. De vertrouwensdiensten die via derde landen geboden worden, mogen geen veiligheidsrisico vormen voor onze slechts deels eengemaakte digitale markt. Zou de minister hierop willen ingaan?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Het CDA staat achter het doel van dit wetsvoorstel, namelijk het vertrouwen vergroten in elektronische transacties. De doeltreffendheid van publieke en private onlinediensten en -handel in de interne markt van de Europese Unie moet goed geregeld zijn. Mijn fractie heeft nog een paar vragen over het borgen van de veiligheid en de privacy, over de uitvoering en toezichtslasten van het wetsvoorstel, en over de toegankelijkheid voor mensen met een handicap.

Ik begin met de vragen over de veiligheid, de privacy en de uitvoering van het wetsvoorstel. Met het wetsvoorstel wordt een knooppunt geïntroduceerd dat moet gaan dienen voor grensoverschrijdende acceptatie van elektronische identificatiemiddelen, het eidas-knooppunt. Kan de minister aangeven in hoeverre dit systeem kinderziektes heeft gekend? Hebben zich in de afgelopen periode nog technische problemen voorgedaan?

Bij de inrichting van het knooppunt hebben de lidstaten gekozen voor een gedecentraliseerde structuur, waarbij ieder land één of maximaal enkele knooppunten heeft. Kan de minister aangeven waarom de keuze hierop is gevallen? Kan deze inrichting eventueel leiden tot risico's op het gebied van de veiligheid? En zo ja, welke zijn dat dan? Zijn die risico's lager dan wanneer men had gekozen voor een gecentraliseerde structuur?

Klopt het dat het knooppunt uitsluitend de voornaam, de achternaam, de geboorteplaats en de geboortedatum uitwisselt? Zullen deze gegevens altijd worden versleuteld?

Kan de minister daarnaast wat verder ingaan op de situatie dat bij niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten minder strenge technische beveiligingseisen worden toegepast in verband met het gebruiksgemak en de kosten? Volgens de minister hebben de gebruikers aangegeven het acceptabel te vinden als de waarborgen minder groot zijn voor sommige doeleinden. Dat stond op pagina 10 van de nota naar aanleiding van het verslag. Kan de minister aangeven over welke doeleinden gesproken wordt? Bij welk onderzoek hebben gebruikers dit aangegeven?

Het CDA heeft ook vragen over het opslaan van gegevens.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik vind dit heel interessant, want dit gaat om de versleuteling van gegevens. Ik weet dat het CDA een groot pleitbezorger is van het stoppen met encryptie. Het CDA geeft hier duidelijk aan waarom het belangrijk is dat deze gegevens versleuteld worden, maar in een ander debat gaf het CDA juist aan van die versleuteling af te willen. Hoe verhoudt dat zich met elkaar? Ik hoor graag waarom versleuteling in dit geval wel belangrijk is, terwijl het CDA er in andere discussies vanaf wil.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dit gaat over je voornaam, je achternaam, je geboorteplaats en je geboortedatum. Stel dat ik als inwoner van Nederland bij een buitenlandse overheid terechtkom. Hoe werkt het dan met mijn gegevens? Als je als inwoner van Nederland in Griekenland naar de politie moet omdat je portemonnee gejat is of wat dan ook, wordt er dan op een goede manier met je gegevens omgegaan? Die vraag leg ik hier voor aan de minister. Er zijn daarnaast nog een aantal andere typen diensten. Hoe wordt daartegen aangekeken? Hoe zit het dan met de toezichtslasten en de administratieve rompslomp? Die vragen stellen wij aan de minister en ik ben heel benieuwd hoe hij dat ziet. Maar misschien kan mevrouw Oosenbrug verduidelijken over welke situaties zij het heeft. Ik kan daar ook in de tweede termijn op terugkomen. Het zal vast te maken hebben met wat mijn collega Van Toorenburg heeft gezegd over veiligheid, maar dat heeft misschien wel een andere achtergrond.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Dat klopt; vandaar de verhelderende vraag. Je ziet heel duidelijk waarom encryptie belangrijk is. Ik denk dat de minister straks ook gaat uitleggen waarom het belangrijk is dat deze gegevens versleuteld verstuurd worden. Als je in debatten over andere wetgeving zegt dat je alle versleuteling wilt weghalen, heeft dat direct gevolgen voor deze wetgeving. Maar ik wil er best later verder over discussiëren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het lijkt mij heel goed als de minister daar straks op ingaat. Dan kunnen we in tweede termijn altijd nog bekijken waar ruimte zit om elkaar te vinden.

Het CDA heeft ook vragen over het opslaan van de gegevens. De minister geeft aan dat het eidas-knooppunt geen identiteitsgegevens mag opslaan. Hij stelt echter ook dat identiteitsgegevens wel kortstondig mogen worden opgeslagen om, bij een incident, de uitwisseling van berichten in de juiste volgorde te kunnen reconstrueren, zodat plaats en aard van het incident kunnen worden vastgesteld. Maar hoe lang is "kortstondig"?

Het CDA is ook benieuwd hoe storingen voorkomen kunnen worden. De minister heeft op vragen van de Kamer aangegeven dat inwoners en bedrijven niet de dupe mogen worden van een mogelijke storing. Hoe gaat de minister daarvoor zorgen?

He College bescherming persoonsgegevens heeft gepleit voor een aanvullend privacy impact assessment, zodat er een zorgvuldige uitwerking van het knooppunt komt. Hoe staat het met dat aanvullende privacy impact assessment? Gaat de minister dat ook doen?

Dan kom ik bij de toegankelijkheid voor personen met een handicap. De verordening bevat geen criteria voor de toegankelijkheid voor personen met een handicap. Die zijn volgens de minister niet nodig, omdat er in Nederland geen praktijksituaties bekend zijn waarbij personen met een handicap die een vertrouwensdienst wilden gebruiken, dat vanwege hun beperking niet konden doen. Als dat zo is, vraagt het CDA zich af waarom het kabinet dan wel verwacht dat de verplichting van Webrichtlijnen kan leiden tot een disproportionele toename van de kosten en de administratieve lasten. Als vertrouwensdiensten al geheel toegankelijk zijn, zou een verplichting van Webrichtlijnen toch niet leiden tot een disproportionele toename van de administratieve lasten? We krijgen graag een toelichting van de minister hierop. Kan de minister aangeven hoe hij ervoor gaat zorgen dat de wijziging geen negatieve effecten heeft op de toegankelijkheid van de telecomdienst en/of de identiteitscheck, mede in het licht van het VN-verdrag?

De minister geeft verder aan dat onder het Nederlandse voorzitterschap is onderhandeld over een richtlijn van de Europese Unie die de toegankelijkheid van websites, met name overheidswebsites, verplicht stelt. De vraag is in hoeverre deze standaard niet alleen voor overheden maar ook voor bepaalde bedrijven zou moeten gaan gelden. Kan de minister aangeven hoever de onderhandelingen gevorderd zijn? En aan welke bedrijven wordt dan gedacht? We vernemen graag het standpunt van de Nederlandse regering.

Dan kom ik bij het toezicht. Kan de minister nader toelichten waarom het wetsvoorstel een overgang van het toezicht van de Autoriteit Consument & Markt naar het Agentschap Telecom regelt? Verwacht de minister hierbij ook overgangsproblemen?

Ik sluit af met een wat technischere vraag. In de beantwoording lezen we dat voor het toezicht op de verordening 7 extra fte wordt ingezet. Kan de minister nader toelichten waaruit de kosten — ruim 1 miljoen euro — bestaan? In hoeverre kunnen de kosten nog verder omlaag? Wegen de kosten wel op tegen de baten?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Voorzitter. Nederland heeft een open economie met een uitstekende ICT-infrastructuur. Wij willen onze transacties elektronisch door heel Europa kunnen afhandelen. De Europese Commissie stimuleert de ontwikkeling van één Europese digitale markt, waarin de nationale eID-systemen gebruikt kunnen worden voor grensoverschrijdende, veilige transacties.

Deze verordening biedt nieuwe kansen voor bedrijven en burgers. Daarom is de Partij van de Arbeid voorstander van deze verordening. Wel moet er rekening worden gehouden met een aantal risico's op het gebied van veiligheid en privacy. Bij de ontwikkeling van gebruiksvriendelijke en innovatieve diensten moet men erop kunnen vertrouwen dat die dienst vervolgens ook zorgvuldig en betrouwbaar kan worden geleverd. Dat betekent dat er zekerheid nodig is over de identiteit van een burger, consument en werknemer, maar ook van de overheid, het bedrijf of de organisatie waarmee je zaken wilt doen. Nu de overheid/het bedrijf en de burger/de consument elkaar online en niet altijd meer face to face ontmoeten, is er behoefte aan een vergelijkbaar niveau van zekerheid over de identiteit van degene met wie je zaken doet.

De PvdA heeft in de schriftelijke ronde al veel kritische vragen gesteld. Ik bedank de minister en zijn ambtenaren voor de uitgebreide beantwoording. Toch blijven er nog wel een paar vragen over, die ik graag aan de minister voorleg. Wanneer burgers en bedrijven gebruikmaken van onlinedienstverlening, moet er sprake zijn van een veilige omgeving. Nu ligt de verantwoordelijkheid voor het melden van een lek bij de lidstaten, zo lezen wij in de beantwoording. De PvdA maakt zich zorgen over de eventuele gevolgen van zo'n lek. Het toezicht op de lidstaten kan wat mijn fractie betreft een heel stuk beter. Welke concrete plannen heeft de minister voor ons in petto om deze zorg toch wat weg te nemen?

Ook vragen wij ons af waarom de minister het Nationaal Cyber Security Centrum niet vooraf een meer controlerende functie verleent, in plaats van achteraf correctief. De PvdA hecht veel waarde aan privacy bij onlinedienstverlening. Binnen de wetswijziging bestaat nog enige onduidelijkheid over de verschillende niveaus van diensten die gebruikmaken van onze digitale handtekeningen en andere onlinegegevens. In de beantwoording lezen we dat er gestreefd wordt naar een "voldoende mate van vertrouwelijkheid". De PvdA-fractie vindt deze zinsnede echt te vaag en wil dan ook een helderdere specificatie van de minister.

Ook zijn wij net als de collega van het CDA benieuwd naar de resultaten van het aanvullende privacy-assessment, dat volgens de beantwoording uitgevoerd moet zijn. Ik hoor graag een reactie van de minister hierop.

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Het doel van dit wetsvoorstel is veilige elektronische identificatie tussen burgers, bedrijven en overheden in de EU. In de kern moet het de betrouwbaarheid van elektronische identificaties vergroten, zodat deze identificaties Europabreed gebruikt kunnen worden. Je kunt je straks als Nederlander met je DigiD identificeren als je je inschrijft aan een Spaanse universiteit, of als je btw terugvraagt van de overheid van Letland als je daar zaken doet.

Het grootste bezwaar van de PVV tegen dit wetsvoorstel is dat er te gemakkelijk van uit wordt gegaan dat elektronische identificatie veilig is mits je aan een aantal randvoorwaarden voldoet. Die aanname is wat ons betreft onjuist. Zo lazen we afgelopen week in Het FD dat er sprake was van een verdubbeling van schade door zakelijke identiteitsfraude. Dat was pas het topje van de ijsberg, want veel bedrijven melden het niet eens, uit angst voor imagoschade. Ook van banken is bekend dat ze regelmatig het slachtoffer worden van elektronische fraude. Omdat banken veel waarde hechten aan internetbankieren, worden particulieren zeer coulant behandeld als ze schade oplopen als gevolg van identiteitsfraude. Burgers worden inmiddels via de bekende reclameslogan "hang op, klik weg, bel uw bank" actief gewaarschuwd voor digitale fraude in Nederland. Enig wantrouwen over wat er met je digitale gegevens gebeurt, lijkt dus wel op zijn plaats.

Dit wetsvoorstel vergroot de mogelijkheden om digitale persoonsgegevens uit te wisselen. Daarmee vergroot het ook de mogelijkheid dat je persoonsgegevens ergens in het buitenland door criminelen worden opgepikt. Als Oost-Europese bendes zich bijvoorbeeld in Bulgarije toegang verschaffen tot het Bulgaarse elektronische identificatiesysteem, staan daar straks ook persoonsgegevens in van Nederlandse burgers. Dat lijkt ons onwenselijk. De waarborgen en meldingsplicht die in dit wetsvoorstel zijn opgenomen, zullen dit misbruik niet verhinderen, zo verwachten wij. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat wij meenden dat wij met DigiD de zaken in Nederland digitaal goed voor elkaar hadden. Toch bleken criminelen beslag te kunnen leggen op DigiD-codes van mensen, om hiermee uitkeringen, toeslagen en studiefinanciering weg te sluizen. Het lijkt ons dus zaak om ieders digitale gegevens juist zo veel mogelijk af te schermen in plaats van deze door heel Europa te verspreiden.

Je kunt bij een bank geen rekening openen zonder je uitgebreid fysiek te identificeren. Een notaris passeert geen onroerend goed als partijen zich niet fysiek hebben gelegitimeerd. Maar wij vrezen dat deze verordening het op Europees niveau straks mogelijk maakt om allerlei belangrijke zaken te regelen zonder dit soort fysieke waarborgen. De PVV onderschrijft dat elektronisch zakendoen steeds belangrijker wordt en dus gefaciliteerd moet worden, maar zo'n ontwikkeling moet wel op een evenwichtige wijze plaatsvinden, waarbij burgers en bedrijven worden beschermd tegen oneigenlijk gebruik. Dat evenwicht missen wij. Het was juist de achteloosheid op het gebied van digitale veiligheid waar toenmalig Ombudsman Brenninkmeijer al voor waarschuwde. De PVV wil onze digitale veiligheid niet te grabbel gooien en zal daarom tegen de uitvoering van deze EU-verordening stemmen.

De heer Remco Bosma (VVD):
Volgens mij is deze verordening juist bedoeld om kwaliteitseisen te stellen. Dat betekent dat de huidige praktijk wordt verbeterd. Ik snap daarom de uitspraak van mevrouw Klever dat zij tegen deze verordening of in ieder geval tegen deze wetsaanpassingen wil stemmen, niet. Daar komt nog bij dat het ook geen zin heeft. We passen de wet alleen op een rechtstreeks geldende verordening aan; het heeft dus eigenlijk ook geen zin om ertegen te stemmen.

Mevrouw Klever (PVV):
Zoals bekend hebben wij geen boodschap aan EU-verordeningen. Wij gaan hier in Nederland over onze eigen Nederlandse zaken; dat is punt één. Punt twee is dat een andere instantie straks gaat beoordelen of bijvoorbeeld het Bulgaarse DigiD-systeem, het elektronische identificatiesysteem, voldoet aan een aantal randvoorwaarden. Zo ja, dan mogen de Bulgaren via identificatie zakendoen met de Nederlandse overheid. Andersom mogen Nederlanders dan ook zakendoen in Bulgarije. Het punt is dat je je persoonsgegevens natuurlijk moet beschermen. Door deze verordening wordt de identificatie met andere landen straks automatisch geregeld. Wij denken juist: als je het in Nederland nog niet eens kunt regelen — kijk naar de schandalen met de DigiD — moet je het dan Europees gaan regelen? Laten we er eerst voor zorgen dat we het hier in Nederland kunnen regelen; dat is al moeilijk genoeg.

De voorzitter:
Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 19.57 uur tot 20.26 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Kamp:
Voorzitter. Mevrouw Klever sloeg de spijker op de kop toen zij zei dat er natuurlijk sprake is van een digitale ontwikkeling. We zien allemaal wat er gebeurt, digitaal en op internet. Mevrouw Klever zegt dat die zaken gefaciliteerd moeten worden. Alleen, vervolgens trok zij de conclusie dat zij tegen de uitwerking is van deze richtlijn van de Europese Unie. Er is echter helemaal geen EU-richtlijn aan de orde. Het gaat om een verordening. Het verschil tussen een verordening en een richtlijn is dat een richtlijn door ons in een wet moet worden omgezet, waarna deze rechtskracht krijgt, terwijl een verordening uit zichzelf in een keer rechtskracht heeft. Nu is sprake van een EU-verordening waarin het gaat om elektronische identificatie en vertrouwensdiensten. Voor vertrouwensdiensten is de verordening al in werking getreden in juli dit jaar. Voor de elektronische identificatie moet dit geregeld zijn in de lidstaten in 2018. Het is onontkoombaar dat dit moet gebeuren in alle lidstaten. Wij gaan nu stemmen over aanpassing van onze regels en uitwerking van de verordening op de punten dat dit nog nodig is. Maar dit is dus allemaal al een feit omdat de verordening rechtstreekse werking heeft.

Mevrouw Klever had groot gelijk toen zij zei dat dit iets is wat gefaciliteerd moet worden omdat het een gegeven is. We zijn al sinds de jaren negentig bezig met dit onderwerp. We hadden ook al de richtlijn elektronische handtekeningen, die stamt uit 1999. Deze richtlijn wordt door de verordening vervangen. Deze was er niet voor niks, omdat we ook in Nederland al heel veel doen met vertrouwensdiensten, elektronische handtekeningen en elektronische identificatie. Ik noem een paar voorbeelden. Mensen doen bijna allemaal hun belastingaangifte digitaal. Dan ben je dus met dit onderwerp bezig. Studenten zijn een ander voorbeeld. Zij werken met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) via een digitaal portaal. Zij doen dat allemaal en vinden dat heel logisch. Zij werken vrijwel niet op een andere manier met DUO. Mensen zonder werk, die met het UWV te maken hebben, zijn een ander voorbeeld. Zij werken met uwv.nl. Dat is ook zo'n digitale dienstverlening. Het is allemaal al gaande.

Je merkt dat het niet alleen binnen Nederland gaande is, maar ook al over de grenzen heen. In Nederland zijn daarvan twee voorbeelden. Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) kunnen Belgische boeren met hun Belgische elektronische identificatie al ontheffingen en vergunningen aanvragen voor het vervoer van mest en voor import en export van planten. Dat is al op die manier met de Belgen gaande. Een ander iets wat we met de Belgen al hebben lopen, is dat een Belg in geval van een verkeersboete sinds kort met zijn Belgische elektronische identificatiemiddel kan inloggen op de website van het Nederlandse Centraal Justitieel Incassobureau. Hij kan dan de foto bekijken waaruit blijkt dat hij inderdaad gedaan heeft waarvoor hij de boete gekregen heeft. Dus ook over de grenzen hebben we dit al lopen. Het is ook heel gewenst dat dit gaat lopen.

Als een Pool heeft gewerkt in de tuinbouw en hij digitaal belasting wil terugvragen, dan kan hij dat vanuit Polen doen. Hij hoeft daarvoor niet naar Nederland om daar handelingen te verrichten. Nee, dit kan gewoon vanuit Polen geregeld worden. Maar een Nederlander die bijvoorbeeld een bedrijf wil beginnen in Estland en die zich bij de Kamer van Koophandel in Estland wil inschrijven, kan dat dan ook vanuit Nederland doen. Hij hoeft daarvoor niet apart naar Estland. Als je wilt meedoen met een Europese aanbesteding, kun je dat ook vanuit Nederland doen met de elektronische handtekening van KPN, bijvoorbeeld bij een Frans digitaal inschrijfformulier voor een aanbesteding. Het geldt ook voor een Nederlandse student die in Lissabon wil werken. Hij solliciteert en stuurt als bijlage bij een e-mail zijn diploma. In Nederland kan hij dat elektronisch laten waarmerken. Hij kan dat vervolgens op die manier opsturen en hoeft daar niet voor naar Portugal. Ik kan nog een heleboel van dit soort voorbeelden geven. Iedereen snapt dat eigenlijk, omdat we steeds meer samen doen in Europa. Dat willen wij graag en ook de Nederlandse bedrijven willen dit, omdat 70% tot 80% van hun export naar landen in de Europese Unie gaat. Zij willen dat dit graag soepel, makkelijk en zo verantwoord mogelijk verloopt. Daarom ondersteunt Nederland deze ontwikkeling.

Wij hebben al onze eigen ervaring met vertrouwensdiensten en elektronische identificatie. Wij hebben er belang bij dat dit nu ook Europees geregeld is en daarom hebben wij zeer bijgedragen aan deze ontwikkeling. Zo zijn bijvoorbeeld de ervaringen die wij hebben opgedaan bij de DigiNotar-zaak en het advies dat wij daarover gekregen hebben van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid, betrokken bij het opstellen van deze verordening. De lessen die in Nederland en in andere landen zijn geleerd op dit punt, zijn verwerkt in deze verordening. Het is de bedoeling dat wij daar nu allemaal in Europa ons voordeel mee gaan doen.

Straks heb je dus de situatie dat er in alle Europese landen datasystemen zijn en dat er ook een toegangsmogelijkheid is gecreëerd voor burgers uit andere Europese landen. Zij kunnen dan naar een bepaald land toe gaan en daar toegang krijgen tot de diensten waartoe ze graag toegang willen hebben. Wij hadden dit kunnen regelen met één Europees systeem, maar dat hebben wij niet gedaan, omdat wij van mening zijn dat landen daar zelf verantwoordelijk voor zijn. Bovendien is het een groter risico als je één centraal Europees systeem hebt. Als het gedecentraliseerd op een goede manier geregeld is en goed gecontroleerd wordt en als je elkaar daar ook op aanspreekt, dan is dat veiliger dan als je één groot systeem hebt. Bovendien wordt dan ook recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid van landen. Op die manier hebben wij het geregeld en in deze verordening is dat verder uitgewerkt.

Ik ga nu naar de diverse punten die de woordvoerders aan de orde hebben gesteld. Ik zal op die manier ook wat meer de details in gaan. De heer Bosma vroeg zich af hoe het zit met de toekomstbestendigheid van wat wij nu aan het doen zijn. De techniek ontwikkelt zich voortdurend en hij vroeg zich af of wij de laatste stand van de techniek steeds erbij betrekken en daar steeds gebruik van maken. De heer Bosma had het in dat verband over elektronische identificatie. De eisen die aan elektronische handtekeningen zijn gesteld, zijn in zekere mate technologieneutraal. Dat betekent dat die eisen met de ontwikkeling van de techniek meebewegen. De eisen zijn zo geformuleerd dat, als er technische ontwikkelingen zijn, van die mogelijkheden gebruikgemaakt moet worden.

Bovendien hebben wij drie lagen in de elektronische identificatie aangebracht. Er is een hoge betrouwbaarheid, een substantiële betrouwbaarheid en een lage betrouwbaarheid. Soms kun je met een lage betrouwbaarheid volstaan. Stel dat de heer Bosma informatie wil hebben over iets wat in Slowakije speelt en hij zich daar aanmeldt om die informatie op te vragen, dan kun je met een lage betrouwbaarheid voor wat betreft de elektronische handtekening volstaan. Er zijn namelijk verder geen grote belangen mee verbonden. Je kunt bijvoorbeeld ook meedoen aan een aanbesteding. Daarvoor wil je een aanbestedingsformulier opvragen en vervolgens met een reactie komen. Dan zou je misschien kunnen volstaan met een substantiële hoogte van de betrouwbaarheid. Maar er zijn ook dingen waarbij het heel belangrijk is dat de identiteit heel precies duidelijk is. Dan zijn er hoge eisen aan de betrouwbaarheid. Die verschillende gradaties zijn er dus in aangebracht. Maar de eisen zijn zo veel mogelijk technologieneutraal geformuleerd, zodat wij in die eisen steeds mee kunnen gaan met de ontwikkelingen die zich in de techniek voordoen.

De heer Bosma heeft gezegd dat er weinig schot zit in het eID-traject bij BZK. Hij vraagt zich af op welke wijze dat samenhangt met wat wij hier met eIDAS aan het doen zijn. BZK is daarmee bezig, maar dat is niet een proces dat je zomaar even uit je mouw schudt. We krijgen straks een identificatiestelsel waarin verschillende mogelijkheden zijn ingebracht. Een mogelijkheid is om een chip in te bouwen in de kaart van ons paspoort of rijbewijs, zodat je daar op die manier gebruik van kunt maken. Dat is iets wat technisch ontwikkeld moet worden en vervolgens in een periode van tien jaar ingevoerd zal worden, omdat die documenten die uitgegeven zijn, tien jaar geldig zijn en daarna vervangen worden. De laatste documenten gaan er over tien jaar uit en dan is er een flinke tijd nodig om dat voor iedereen beschikbaar te hebben.

Een tweede mogelijkheid die we hebben, is DigiD. DigiD is een eindige regeling. Er zal nog een verfijning komen, maar op een gegeven moment gaat DigiD eruit. Daar komt iets voor in de plaats als wat wij aan het doen zijn met eHerkenning. Dat wordt verder uitgewerkt en dat wordt dan Idensys. Daar zullen niet alleen bedrijven maar ook burgers gebruik van kunnen maken. BZK is bezig om uit te werken hoe dat hele stelsel er straks uit komt te zien, met verschillende mogelijkheden om op een verantwoorde manier met elektronische identificatie te werken. Dat wordt in een wet afgedekt en vastgelegd. De bedoeling is dat op korte termijn de eerste tranche daarvan in procedure wordt gebracht en dan zijn we daarmee dus verder gekomen.

Wat daar gebeurt, is belangrijk, maar het heeft geen directe invloed op wat wij nu met eIDAS aan het doen zijn. De verordening is voor een deel al in werking, zoals ik al zei, en voor een ander deel moet die in werking gaan treden in 2018. Onafhankelijk van de voortgang van eID en de wetgeving bij BZK zal dit toch gewoon doorgaan.

Zodra wij ons stelsel klaar hebben, waar nu aan gewerkt wordt, kunnen we het aanmelden bij de Europese Commissie. Vervolgens kunnen andere landen ons daarop bevragen. Dan kunnen we erover praten hoe we het opgezet hebben en wat andere landen van de kwaliteit denken. Er is dan een wisselwerking. Vervolgens kunnen we op grond daarvan nog verbeteringen doorvoeren.

Gelijktijdig met het klaar hebben van het stelsel hebben wij ons digitale knooppunt in Nederland dan beschikbaar. Dan kunnen we ook van andere landen gegevens ontvangen. We kunnen ook onze gegevens naar andere landen brengen. Dan begint het proces te lopen. Dat proces van aanmelden, met elkaar erover spreken en het gaan benutten, gaat dus voor alle landen gelden. Op die manier wordt dat stelsel langzamerhand in heel Europa opgebouwd.

De heer Remco Bosma (VVD):
Ik heb toch even een vraag over het actueel houden. Aanvankelijk zei de minister dat er eisen zijn geformuleerd die technisch neutraal zijn. Met dat antwoord ben ik heel tevreden, maar over het traject bij BZK zegt de minister: als paspoorten zijn uitgefaseerd, worden zij eventueel voorzien van mogelijkheden om daar iets aan te koppelen. Zo'n paspoort gaat vijf jaar mee. Als er wordt gekozen voor een apart traject via BZK, hoe houden we dan in het snotje dat het veilig blijft, als een paspoort vijf jaar meegaat en de techniek er voor vijf jaar aan vastzit? Ik ben ook bang dat we uiteindelijk een systeem krijgen dat in de commerciële wereld snel navolging krijgt en wordt uitgerold. Vervolgens willen we bij BZK misschien een hoger niveau hebben, maar dan loopt dat achter bij het traject dat in het maatschappelijk verkeer al veel meer gebruikt wordt. Ik zie daar toch nog wel wat risico's in. Kunt u dat specifiek nader duiden?

Minister Kamp:
Mijn opmerking over techniekneutraal was geclausuleerd. Er is een bepaalde mate van techniekneutraliteit. Ik denk dat het verstandig is dat we dat gedaan hebben, omdat de ontwikkelingen op die manier verwerkt kunnen worden en er rekening mee gehouden kan worden. Als je een stelsel opbouwt, maak je een publiek middel om iets in te brengen in paspoorten en rijbewijzen waardoor we een hooggekwalificeerd identificatiemiddel hebben. Dan is dat iets wat een bepaalde periode meegaat. Dat gaat zo lang mee als het document geldig is. Als wij het vijf jaar laten gelden, gaat het vijf jaar mee. Als wij het tien jaar laten gelden, gaat het tien jaar mee.

Maar dat is niet de enige mogelijkheid. Private handtekeningen die aan de eisen voldoen, kunnen ook meedoen. Ik heb al aangegeven dat DigiD nog een keer opgewaardeerd kan worden. Ik heb ook aangegeven dat eHerkenning verder uitgewerkt zal worden tot Idensys, en dat het dan ook mee gaat doen. BZK probeert dit stelsel op dit moment op te zetten. Zodra het stelsel opgezet en wettelijk ingekaderd is met de wet die daarvoor in voorbereiding is, kunnen we het aanmelden. Vervolgens kan het gaan werken vanuit Nederland, zoals het ook vanuit andere landen naar Nederland toe kan gaan werken. Als wij in Nederland de zaak op orde hebben, is het de bedoeling dat het gebruikt kan worden door onze burgers in andere landen van de Europese Unie. Burgers en bedrijven in andere landen van de Europese Unie kunnen ook naar Nederland gaan. Daar hebben we een knooppunt voor in het leven geroepen, dat door mij bij Economische Zaken beheerd zal worden. Op die manier hebben we een gedecentraliseerd stelsel opgezet. Daarbij is ook peer pressure, onderlinge controle, aanwezig, om te zorgen dat de landen waarin zich zwakheden voordoen, die ook oplossen. Op die manier dragen ze bij aan de kwaliteit van het geheel.

De heer Bosma en mevrouw Mulder vroegen hoe het zit met het gegeven dat als toezichthouder in Nederland het Agentschap Telecom wordt ingesteld in plaats van de ACM. Laten we elektronische identificatie en vertrouwensdiensten weer even uit elkaar halen. Over de elektronische identificatie heb ik al gezegd dat de landen elkaar onderling scherp houden. Over de vertrouwensdiensten is in de verordening vastgelegd aan welke eisen ze moeten voldoen, dat er toezicht moet zijn en hoe dat toezicht moet werken. Wij hebben bekeken hoe dat toezicht moet werken en hebben vastgesteld dat de ACM daar niet het beste op toegerust was. Het toezicht is vooral technisch van aard. De meeste deskundigheid over techniek zit bij het Agentschap Telecom. We hebben de know-how bij de ACM overgebracht naar het Agentschap Telecom en gebundeld met de know-how die daar al aanwezig was. Dat hebben we versterkt met extra formatieplaatsen en daar is extra kwaliteit bij ingebracht. Het Agentschap Telecom heeft zich er grondig op voorbereid. Op dit moment is men er klaar voor om de toezichthoudende rol te vervullen. Ik denk dat we dat zo op een goede manier georganiseerd hebben.

De heer Bosma vroeg ook naar de audits die gehouden worden om de vertrouwensdiensten te controleren. Vertrouwensdiensten moeten voldoen aan de eisen die in de verordening zijn vastgesteld. Om te kunnen nagaan of ze daaraan ook voldoen, vindt bij de gekwalificeerde vertrouwensdienstverlener ieder jaar een audit plaats. In Nederland wordt die gedaan door de conformiteitsbeoordelingsinstanties. Dat zijn private bedrijven. Zij maken een extern auditrapport, dat vervolgens naar het Agentschap Telecom gaat. Die zal het bestuderen en bekijken of er nog aanvullende informatie nodig is, dan wel dat de zaak op orde is. Dat gaat jaarlijks gebeuren. Het zijn serieuze audits; er wordt een dag of tien aan gewerkt. In de andere landen moet het op een even serieuze manier gebeuren. De toezichthouder ziet daarop toe. De systematiek daarvoor is in de verordening vastgelegd.

De heer Bosma vroeg ook naar derde landen, landen buiten de Europese Unie. Op dit moment is dat nog niet aan de orde, want er hebben zich nog geen derde landen aangemeld bij de Europese Unie om met hun elektronische identificatie mee te doen, waarmee hun burgers en bedrijven ook elektronisch toegang kunnen krijgen tot diensten in de landen van de Europese Unie. Er is nog geen land geweest dat dit heeft gedaan. Als een land zich ervoor aanmeldt, zal de Europese Commissie beoordelen of de kwaliteit van de organisatie in dat land op dit punt voldoende is. Als dat zo is, kan er met dat land worden gewerkt. Als dat niet zo is, krijgt dat land geen toegang en doet zich daar dan ook geen probleem voor.

Mevrouw Mulder vroeg zich af of er zich bij het eIDAS-knooppunt in Nederland kinderziekten hebben voorgedaan. Dat is niet het geval. Met het eIDAS-knooppunt, dat bij Economische Zaken komt, hebben we al wat ervaring opgedaan. Sinds vorig jaar gebruiken we het al voor pilots met Belgische en Nederlandse grensboeren; ik heb de voorbeelden net genoemd. Ook is de nieuwste programmatuur die we hiervoor gebruiken al actief getest en akkoord bevonden. We hebben er ook al een wisselwerking met de Europese Commissie over gehad, dus wij hebben wat het eIDAS-knooppunt betreft de zaken op orde. Daar doen zich op dit moment geen verdere problemen voor die ik nu met de Kamer heb te bespreken.

Ik ben al ingegaan op de gedecentraliseerde structuur waarvoor gekozen is. We kunnen praten over de vraag of het beter was geweest om het wel gecentraliseerd te doen. Ik denk van niet, maar in ieder geval is die discussie achter de rug, want de verordening is er nu en is voor de vertrouwensdiensten ook al in werking getreden. Ik geloof dus dat dit op een adequate manier is geregeld.

Mevrouw Mulder vroeg mij om te bevestigen dat de gegevens van burgers die in het knooppunt terechtkomen, uitsluitend de voornaam, achternaam, geboorteplaats en geboortedatum betreffen. Ik kan dat bevestigen. Bovendien komen de gegevens er alleen versleuteld in en blijven ze daar maar zeer korte tijd.

Tot mevrouw Klever zeg ik dat die gegevens daar niet twee jaar of een halfjaar blijven staan. Ze blijven er zelfs geen minuten staan. Het gaat om seconden, fracties van seconden die even nodig zijn om in zo'n systeem te checken of het klopt. Als het klopt, wordt er toegang gegeven. De persoonsgegevens zijn dan meteen weer weg uit het knooppunt. Er blijven dus geen persooonsgegevens bewaard in de knooppunten. Het knooppunt heeft ze even vast om te bekijken of het klopt. Als de conclusie wordt getrokken dat dit het geval is, wordt er toegang gegeven en zijn de gegevens meteen weer weg.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik had een aanvullende vraag gesteld. Die data worden opgeslagen, ook al is dat kortstondig. Hoe zorg je ervoor dat ze goed versleuteld worden? Is dat een eis die wordt gesteld? Is er een preventieve bescherming aan de voorkant, zodat de gegevens in ieder geval versleuteld zijn als er op welke manier dan ook een lek is? Hoe belangrijk vindt de minister dat?

Minister Kamp:
Ik ben het met mevrouw Oosenbrug eens. Hier zijn drie dingen van belang. Het gaat om beperkte gegevens. Het gaat bovendien om persoonsgegevens die versleuteld zijn. Ten slotte gaat het om gegevens die in de orde van grootte van fracties van seconden bewaard blijven. Dat met elkaar geeft optimale zekerheid.

Mevrouw Mulder sprak over derde landen. Ik ben daar al op ingegaan. Ik heb aangegeven dat zich nog geen derde landen hebben gemeld. Ik ben ingegaan op de overgang van de ACM naar Agentschap Telecom.

Mevrouw Mulder vroeg ook hoe het zit met de kosten en de baten en hoe die zich verhouden. De verordening vereist dat wij toezicht gaan uitvoeren. Agentschap Telecom heeft daartoe inspecteurs beschikbaar. De kosten bestaan uit de personele kosten van het agentschap; de inspecteurs die het toezicht uitvoeren en de inspecteurs die de audits uitvoeren. De baten bestaan daaruit dat wij daar een zeker stelsel voor terugkrijgen. Wij krijgen zekerheid als gevolg van het toezicht dat wordt uitgeoefend. De kosten die voor dat toezicht worden gemaakt, zijn een fractie van de baten die het uiteindelijk oplevert voor honderdduizenden, zo niet miljoenen burgers en voor honderdduizenden bedrijven die hier gebruik van kunnen gaan maken. Als ergens kosten en baten in goede verhouding staan met elkaar, is dat hier wel het geval.

Mevrouw Mulder vroeg ook naar het tweede impactassessment. Zij zegt dat het College bescherming persoonsgegevens duidelijk heeft gemaakt dat het een tweede impactassessment wil hebben. Dat tweede impactassessment is bijna klaar. Het gaat om de mogelijke aansluiting van het eIDAS-knooppunt op het toekomstige nationale stelsel van elektronische identificatie en authenticatie van burgers en bedrijven. Dat is het stelsel dat op dit moment bij BZK wordt ontwikkeld. Als dat er eenmaal is, moet het eIDAS-knooppunt daarop worden aangesloten. De vraag is dan of dat nu voldoende voor elkaar is wat betreft de privacybescherming. Er is een tweede assessment op losgelaten, ook naar aanleiding van wat er door het College bescherming persoonsgegevens naar voren is gebracht. Dat assessment is bijna klaar. Het is vooral bedoeld voor de situatie dat het stelsel, dat er nu nog niet is, er dan wel is. Dat moet dan worden aangesloten op het knooppunt. Wij praten dus nog over de toekomst, maar toch schat ik in dat wij het assessment nog dit jaar in de maand december bij de Kamer krijgen, zodat u daar ook kennis van kunt nemen. Voor de verordening en voor het wetsvoorstel dat nu aan de orde is, heeft dat geen directe betekenis.

Mevrouw Mulder vroeg ook wanneer de niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten gebruikt kunnen worden. Er zijn twee soorten vertrouwensdiensten. Ze zijn gekwalificeerd of ze zijn niet gekwalificeerd. Mevrouw Mulder vroeg specifiek wanneer de niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten kunnen worden gebruikt en verwees naar bladzijde 10 van de memorie van toelichting. Je moet er dan bijvoorbeeld aan denken dat je een vergunning nodig hebt voor een evenement, of een kapvergunning; in die orde van grootte. Als zich op dat terrein iets afspeelt, is het niet nodig dat je aan de hoogste eisen voldoet en dat het gekwalificeerde vertrouwensdiensten zijn. Dan moet je het ook op een wat eenvoudiger manier kunnen doen. Daarvoor hebben wij die categorie, die daarvoor benut kan worden. Ik denk dat dit een heel praktische manier is om daarmee om te gaan.

Mevrouw Mulder sprak over storingen. Alle lidstaten hebben een eigen eIDAS-knooppunt. Die knooppunten moeten aan de laatste beveiligingseisen voldoen. Als er een storing is, moeten zij dat melden bij de Europese Commissie en aan de andere lidstaten. Dit betekent dat het land vervolgens zelf ervoor moet zorgen dat daar waar er een probleem is, het systeem wordt afgesloten, zodat het probleem meteen geïsoleerd is en zich niet kan verplaatsen. Vervolgens moet men met de andere lidstaten erover spreken wat er moet worden gedaan om dit op te lossen. Dat is de peer pressure waar ik het al eerder over had. Op zo'n manier kan het probleem vervolgens door het desbetreffende land worden opgelost. Elk van de lidstaten heeft groot belang bij het goed functioneren van het hele systeem en bij het goed functioneren van het eigen onderdeel van het totale systeem. Als er een probleem is, moet men dat melden. Vervolgens wordt er gezamenlijk aan een oplossing gewerkt. In het land dat het betreft kan men al meteen de belangrijke eerste stap zetten door af te sluiten wat afgesloten moet worden. Wij zullen dit vanuit Nederland natuurlijk kritisch volgen.

Mevrouw Klever zegt: daar kan mee geknoeid worden. Ja, er kan met alles geknoeid worden. Er kan met bankbiljetten geknoeid worden. Er kan met formulieren geknoeid worden. Je kunt ergens met een paspoort komen waarop een foto van je zus of je broer staat. Alles is denkbaar. Het gaat erom dat wij proberen onze samenleving zo goed mogelijk te organiseren, ook onze digitale samenleving, met het inbouwen van maximale waarborgen. Wij moeten fraude en geknoei zo veel mogelijk tegengaan. Het systeem moet daartegen bestand worden gemaakt. Als zich dan toch problemen voordoen, moeten wij er adequaat op reageren. Het kan niet zo zijn dat we, vanwege het gegeven dat er geknoeid kan worden, zeggen dat we internet maar niet gebruiken of dat we de digitale mogelijkheden maar niet gebruiken. Dat is een onbegaanbare weg. We moeten het wél doen, maar we moeten ook grote aandacht hebben voor de risico's. Alles wat we nu aan het doen zijn, is daar in de eerste plaats op gericht. Wij willen die risico's beperken.

Mevrouw Mulder sprak over de toegankelijkheid van alles voor mensen met een handicap. In al het werk dat we tot dusver hebben gedaan, hebben we niet gemerkt dat zich specifieke problemen voordoen voor mensen met een handicap, anders dan in individuele situaties. Als er in individuele situaties iets aan de orde is, bijvoorbeeld een blinde advocaat die een bepaalde vertrouwensdienst moet gebruiken, dan moet voor haar of hem een persoonlijke oplossing worden gevonden. We zijn beschikbaar om dat te doen. Net als je bankbiljetten en formulieren en paspoorten hebt, heb je ook dit. Je moet dit zo maken dat het door zo veel mogelijk mensen zo goed mogelijk gebruikt kan worden. Daar waar zich individuele problemen voordoen en waar wij daaraan tegemoet kunnen komen, dan moeten wij die bereidheid ook hebben. En die bereidheid hebben wij ook.

Mevrouw Mulder vroeg hoe wij andere dan overheidswebsites toegankelijk laten zijn voor mensen met een handicap. Daar heb ik zo geen antwoord op. Daar gaat dit wetsvoorstel ook niet over. Ik ben ook niet de minister die gaat over andere websites dan overheidswebsites en over de toegankelijkheid daarvan voor mensen met een handicap. Ik stel mevrouw Mulder voor om haar gedachten hierover te wisselen met mijn collega van BZK.

Ik kom op de punten die mevrouw Oosenbrug naar voren heeft gebracht. Als zich ergens bij de elektronische identificatie een lek voordoet, dan moet de desbetreffende lidstaat zelf maatregelen nemen. Die lidstaat moet dat melden en openstaan voor wisselwerking met andere landen om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Vervolgens moet de lidstaat die oplossing ook realiseren. Zo is de verordening opgezet.

Waarom krijgt het Nationaal Cyber Security Centrum niet vooraf een controlerende functie in plaats van achteraf? Het is niet zo dat het centrum een controlerende functie heeft. Het toezicht wordt door Agentschap Telecom verricht. Dat is daar exclusief verantwoordelijk voor. Het Nationaal Cyber Security Centrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie is vooral bedoeld om te helpen als er problemen zijn. Dat biedt hulpverlening en geeft advies in geval van incidenten. Agentschap Telecom zorgt ervoor dat iedereen zich aan de regels houdt en dat er in de sfeer van het voorkomen van problemen gedaan wordt wat er volgens de verordening gedaan moet worden. Mochten er vervolgens problemen zijn waar advies of hulpverlening bij nodig is, dan is dat Nationaal Cyber Security Centrum daarvoor beschikbaar. Dat is de opzet die wij gekozen hebben.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Het Nationaal Cyber Security Centrum heeft ook een andere functie, namelijk dat van een Computer Emergency Rescue Team (CERT), dat in elk land zit. Het zou mij een lief ding waard zijn als dat gewoon wat meer met elkaar gaat samenwerken. Wij hadden het net over Estland. Volgens mij komt er een X-Road voor Europa. Daar kunnen wij op aansluiten. Als daar iets misgaat, is snel ingrijpen wel een vereiste. Dat doe je het beste door vooraf de boel te monitoren. Daarover ging mijn vraag. Waarom zorgen we er niet voor dat het Cyber Security Centrum dat netwerk ook kan monitoren en het vooraf al kan zien als er iets misgaat, in plaats van achteraf te moeten zeggen: er is iets misgegaan en wij gaan jullie helpen? Juist in het vooraf controleren ligt de sleutel tot het vertrouwen hebben in dit systeem. Als je echt het gevoel krijgt dat het van tevoren goed in de gaten wordt gehouden, durf je misschien wat meer je elektronische identiteit te gaan gebruiken. Dat was de strekking van mijn vraag. Ik hoop dat ik die zo wat helderder heb gemaakt.

Minister Kamp:
Dit is een Europese verordening. Er zijn regels die nu gelden. Er is ook gezegd dat daar toezicht op moet zijn. Het toezicht moet per land georganiseerd worden en moet aan bepaalde eisen voldoen. Daarin hadden wij zoiets als het Nationaal Cyber Security Centrum ook een rol kunnen geven, maar dat is niet gebeurd. Er is gezegd: er moet in een land een toezichthouder worden aangewezen. Bij ons was dat ACM. Wij hebben de conclusie getrokken dat het het beste is om de toezichthouder Agentschap Telecom te laten zijn. Los van dat toezicht op het systeem en op het handelen dat het agentschap zal uitvoeren, is het nodig om ondersteuning te geven. Voor die ondersteuning is in Nederland het Cyber Security Centrum beschikbaar.

Mevrouw Oosenbrug zei dat het nuttig is om dat ook meer Europees te bezien en te bekijken hoe er tussen de Cyber Security Centra in de verschillende landen kan worden samengewerkt en hoe zij gezamenlijk een goede bijdrage aan het geheel kunnen leveren. Ik denk dat ik op dit punt apart bij de Kamer zal terugkomen, samen met mijn collega van Veiligheid en Justitie. Het is natuurlijk waar dat in al die landen vergelijkbare dingen in de sfeer van hulpverlening en advies worden gedaan. Ik kan me evenals mevrouw Oosenbrug heel goed voorstellen dat dat iets is waarvoor je gezamenlijk dingen zou kunnen doen, wat je gezamenlijk zou kunnen organiseren. Ik ga daar bij een volgende gelegenheid apart op in naar aanleiding van wat mevrouw Oosenbrug naar voren heeft gebracht.

Mevrouw Oosenbrug zei dat er sprake is van het streven naar een voldoende mate van vertrouwelijkheid, maar zij vindt dat vaag. Zij zegt dat zij daarvoor graag een nadere specificatie wil hebben, een nadere toelichting daarop. Voor ondertekening met een elektronische handtekening is vereist dat die voldoende betrouwbaar is voor het doel waarvoor ze wordt gebruikt. Wij zorgen er dus voor dat de veiligheid ten minste even groot is als in de situatie dat er niet elektronisch gewerkt zou worden maar er gewoon, conventioneel verkeer zou plaatsvinden, zoals wij tot dusver hebben gedaan, toen de zaak nog niet gedigitaliseerd was. Het Forum Standaardisatie, het expertisecentrum op dit vlak, heeft een handreiking ontwikkeld om te bepalen welke handtekening in de praktijk voldoende betrouwbaar is voor de verschillende soorten van transacties. Ik heb al aangegeven dat er verschillende varianten mogelijk zijn. De ene keer is het echt noodzakelijk dat de zaak helemaal duidelijk is. Dan moet er een gekwalificeerde elektronische handtekening zijn. Bijvoorbeeld voor het aanvragen van informatie kan het ook mogelijk zijn om met een minder geavanceerde elektronische handtekening te werken. Dat is dan een niet-gekwalificeerde handtekening. Afhankelijk van het gebruik kan een van de twee in aanmerking komen. Ik denk dat dat heel goed is. Het is heel goed om aan bepaalde activiteiten, bepaalde handelingen, standaard de gekwalificeerde elektronische handtekening te koppelen en het voor andere mogelijk te maken om het op een andere manier te doen. Ik geloof dat wij met het gemaakte onderscheid een adequate werkwijze hebben opgezet.

Mevrouw Klever, met wie ik ben begonnen, heeft aangegeven welke problemen zij ziet die zich zouden kunnen voordoen. Aan haar heb ik aangegeven dat zich inderdaad problemen kunnen voordoen. Nu doen zich problemen voor en ook in de toekomst kunnen zich problemen voordoen. Maar het is wel van belang dat we de digitale ontwikkeling faciliteren, zoals mevrouw Mulder ook al zei. Hiermee faciliteren we die ontwikkeling. Hiermee maken we het mogelijk voor Nederlandse burgers om, als zij in andere landen van Europa iets moeten doen, dat op een gemakkelijke manier digitaal te doen. We maken het voor burgers en bedrijven uit andere landen van Europa mogelijk om, als zij in Nederland iets moeten doen, op een gemakkelijke manier toegang te krijgen en hun zaken in Nederland af te werken. Volgens mij is het goed dat we dat doen. Volgens mij hebben we dit nu ook op een verantwoorde manier opgezet. De verantwoorde faciliteit die mevrouw Klever zou willen zien, is dus volgens mij hiermee ingesteld.

Ik zei al dat het een verordening is. Die heeft dus een directe werking. Voor een deel heeft zij die al gekregen per juli van dit jaar. Voor wat betreft de elektronische identificatie moet de verordening haar uitwerking uiterlijk in 2018 krijgen. Wij zijn middels deze wet nu bezig om dat uit te werken, zodat Nederland aan die verordening zal voldoen en Nederlandse burgers daarvan kunnen profiteren. Ik meen dat het in het belang is van die Nederlandse burgers en bedrijven dat er op dit vlak op een verantwoorde manier vooruitgang wordt gerealiseerd. Ik hoop dat ik op deze wijze die overtuiging ook bij mevrouw Klever heb kunnen creëren. Ik wacht daarvoor de tweede termijn van de Kamer af.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik vraag de leden of er behoefte is aan het houden van een tweede termijn.

De heer Remco Bosma (VVD):
Als ik één vraag mag stellen, voorzitter, heb ik geen tweede termijn meer nodig.

De voorzitter:
Gaat u uw gang.

De heer Remco Bosma (VVD):
De minister zei dat de audits door commerciële bedrijven worden gedaan en dat daar publiek toezicht op wordt gehouden. Ik wil toch wat lessen trekken uit de Fyra-enquête. Zijn er in het publieke toezicht op de bedrijven die die audits uitvoeren, ook reality checks in de praktijk? Daarbij wordt echt gekeken hoe het in de praktijk gaat en wordt dus niet alleen maar een vinklijstje gevolgd. Kan de minister dus verzekeren dat dit echt diepgaand genoeg is?

Minister Kamp:
Ik ken de expertise van de heer Bosma op dit punt. Ik zal mij daarom hier verder in verdiepen naar aanleiding van de aandacht die hij hiervoor vraag. De verantwoordelijkheid ligt bij Agentschap Telecom. Private organisaties doen dit werk. Zij maken die audits en leveren die aan. De heer Bosma zegt: daarbij moet het niet zo zijn dat er alleen maar een lijstje wordt afgevinkt, waarna de zaak wordt goedgekeurd. Hij zegt: er moet ook voldoende diepgang zijn op de momenten dat die nodig is. Dit aandachtspunt van hem heb ik begrepen. Ik zal mij daarin verdiepen op de wijze die de heer Bosma heeft gevraagd.

De heer Remco Bosma (VVD):
Ik dank de minister. Als ik het heb over reality checks bedoel ik in dit verband eigenlijk ook te zeggen dat Agentschap Telecom soms net even voorbij de auditorganisatie gaat en in de praktijk bekijkt wat de auditorganisatie op papier heeft staan. Komt die rapportage overeen met wat de mensen van het agentschap zien als ze zelf gaan kijken? Dat is eigenlijk mijn vraag.

Minister Kamp:
Ik heb dat goed begrepen. De opmerking van de heer Bosma lijkt mij een reële opmerking die voortkomt uit de praktijk. Hij schetst de manier waarop het agentschap op dit punt zou moeten functioneren. Het lijkt mij logisch dat het zo gebeurt. Ik zal mij hierin verdiepen en zal bekijken hoe dat in de praktijk ingevuld gaat worden.

De heer Remco Bosma (VVD):
Dank u wel. Ik ben helemaal tevreden.

De voorzitter:
Voor de volledigheid herhaal ik mijn vraag of er bij de andere leden behoefte is aan het houden van een tweede termijn. Ik zie dat dat niet het geval is. Daaruit trek ik de conclusie dat de minister in de eerste termijn de gestelde vragen naar tevredenheid heeft beantwoord. Dat komt niet zo heel vaak voor in de Kamer. Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting

Sluiting 21.08 uur.