Plenair verslag Tweede Kamer, 28e vergadering
Dinsdag 25 november 2014

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    23:54 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:

Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Ellemeet, Fokke, Fritsma, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leenders, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Koenders, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

De voorzitter:
Ik heet de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Smaling

Vragen van het lid Smaling aan de minister van Buitenlandse Zaken, bij afwezigheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over het bericht "SHO houdt kritisch rapport onder de pet".

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Dit is een leuk weerzien met de minister; laat ik daarmee beginnen. Het onderwerp is voor een deel wat minder leuk, maar dat is vaak de reden dat wij hier staan. Mijn vraag gaat over de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO). Het is een heel goede zaak dat hulporganisaties samenwerken. Als het aankomt op grote televisieacties waarbij een beroep wordt gedaan op de portemonnee van de vrijgevige burger, is het handiger als er niet tien verschillende labeltjes achter zitten. Tot zover het goede nieuws. Wat blijkt nu? Deze organisaties zijn elk op een verschillende manier geworteld in de landen waar zich een conflict voordoet of waar een natuurramp heeft plaatsgevonden. De verdeling van het opgehaalde geld is helemaal niet in lijn met de manier waarop de organisaties die het betreft actief zijn om hulp te bieden bij die ramp of dat conflict. Het rapport hierover is achtergehouden. Deze kwestie speelt al lang, want anderhalf jaar geleden heeft collega De Caluwé van de VVD hierover al vragen gesteld. Deze week is er een actie in het kader van de ebolabestrijding. Mijn zorg is dat het cynisme op de loer ligt. Veel mensen denken dat zij goeddoen. Als blijkt dat het achter de schermen, achter de façade van de SHO — zo zou je het kunnen noemen — niet goed gaat, geeft straks niemand meer wat. Dat willen wij allemaal niet. Is de minister van verbazing van zijn stoel gevallen door deze berichtgeving? Wat kan hij eraan doen? Is er voor de ebola-actie deze week weer zo'n brakke verdeelsleutel voorzien?

Minister Koenders:
Voorzitter. Ik dank de heer Smaling voor de zeer belangrijke vragen die hij heeft gesteld. Namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal ik proberen die te beantwoorden. Ik heb uiteraard naar het rapport over de Samenwerkende Hulporganisaties gekeken. Ik stel vast dat het rapport op zich positief is over de kwaliteit van de hulporganisaties die lid zijn van de SHO. Ook is het rapport positief over de besteding van hulpgelden. Dat is eigenlijk het belangrijkste, want mensen willen weten of hun geld goed terechtkomt en of het niet gaat naar andere dan de aangegeven doelen. Dat is goed nieuws, ook voor mij, aangezien een aantal leden van de SHO partnerorganisaties van de overheid zijn.

Naar ik begrepen heb, is de kritiek in het rapport gericht op de manier waarop hulporganisaties binnen de SHO samenwerken volgens een verdeelsleutel. De heer Smaling zei dat ook. In de verdeelsleutel wordt volgens de adviescommissie onvoldoende rekening gehouden met de context van een ramp en de mogelijkheden van hulporganisaties ter plekke. Ik begrijp die kritiek en deel de mening dat hulp zo veel mogelijk contextspecifiek moet zijn. Voor collega Ploumen is dat ook een belangrijk principe bij het toekennen van noodhulpbijdragen. Het is uiteraard aan het bestuur van de SHO — dat is een onafhankelijke organisatie — om te bepalen wat het met de aanbevelingen doet. Ik heb er vertrouwen in dat het goed omgaat met de aanbevelingen. Ik denk dat dat belangrijk is, maar daar kan ik als vertegenwoordiger van de overheid geen eigenstandig besluit over nemen. Dat is aan de onafhankelijke organisaties binnen het zelfstandig opererende samenwerkingsverband van de SHO. Op welke manier de stichting SHO omgaat met het door haar zelf gevraagde advies, is haar zaak. Het zou aan de voorzitter van het SHO-bestuur moeten worden voorgelegd.

Ik deel de mening van de heer Smaling over de noodzaak van transparantie en de noodzaak dat de bevolking het gevoel heeft dat het geld goed terechtkomt. Daar gaat het eigenlijk om, zeker bij een grote crisis als de ebola-uitbraak. Deze week is er een inzamelingsactie op Giro555. Naar ik begrepen heb, hebben alle organisaties die lid zijn van de SHO een belangrijke rol te spelen, gezien de omvang van de ramp. Bij de ebolacrisis gaat het bijvoorbeeld om het belangrijke werk van de Karel Doorman, de Nederlandse overheid of Artsen zonder Grenzen. Het gaat nu om een ramp die veel verder gaat en veel verstrekkender is. Het gaat dan bijvoorbeeld om de noodzaak van publieksvoorlichting, van hygiëne, van de bouw van isolatiecentra en van het drinkwater in isolatiecentra. Ik geloof dat de verschillende organisaties bij al dat soort zaken een goede rol kunnen spelen.

De heer Smaling (SP):
Ik hoor de minister toch zeggen dat het uiteindelijk hun eigen verantwoordelijkheid is. Ik vind dat toch wel problematisch. Het is niet eenvoudig om mensen te mobiliseren om te geven. Dat moet toch zeker wel gebeuren in een geval zoals ebola. Ik denk dat we het daarover wel eens zijn. Tegelijkertijd maakt de regering 570 miljoen euro vrij voor noodhulp de komende jaren, waarbij ook met deze organisaties, die lid zijn van onder andere de SHO, wordt gewerkt. Hoe zit het dan met de verantwoordelijkheid daarvoor? Is dat te scheiden? Zegt de minister dat het ministerie toeziet op de 570 miljoen, maar de handen aftrekt van wat zich op televisie afspeelt? Dat klinkt toch heel onlogisch.

Minister Koenders:
Dat is inderdaad ook niet het geval. Collega Ploumen besteedt die 570 miljoen aan noodhulp, aan die individuele organisaties die de meeste kennis en kunde hebben in een bepaald gebied. De overheid werkt als zodanig en geeft ook geen bijdrage aan de SHO. Dat is een duidelijk gescheiden verantwoordelijkheid. Nu gaat het om een publieksactie. Ik kan alleen maar zeggen dat een breed palet van interventies nodig is, gezien de omvang van de ramp. Het gaat dan niet alleen om het aantal doden maar vooral ook om de enorme destructie in West-Afrika. Ik heb dat de afgelopen maanden zelf kunnen zien toen ik daar nog werkzaam was. Die interventies kunnen door de organisaties van SHO worden gedeeld. Verder vind ik inderdaad dat uit het oogpunt van transparantie en effectiviteit natuurlijk goed moet worden gekeken naar de aanbevelingen, maar dat is in the end toch echt een verantwoordelijkheid van de SHO.

De heer Smaling (SP):
Ik zou er toch nog eens op willen hameren dat de overheid hier toch ook haar verantwoordelijkheid heeft. Het gaat om twee geldstromen. We kunnen wel alles via de belastingbetaler regelen, maar als mensen bij catastrofes van natuurlijke aard of politiek-militaire aard bereid zijn de portemonnee te trekken, is dat een heel belangrijke geldstroom. Die moeten wij niet ondermijnen door cynisme te voeden als blijkt dat de organisaties het toch niet goed verdelen. Daarbovenop vraag ik de minister hoe hij ervoor kan zorgen dat mensen met nog meer enthousiasme bijdragen aan dit soort acties. Ik doel dan niet alleen op het ad hoc geven bij een ramp, maar met name op preventie van rampen en de verbinding daarvan met het meer curatieve, dus met wat moet als ergens de nood aan de man is.

Minister Koenders:
Laat ik eerst nogmaals helderheid scheppen, namelijk dat dat cynisme er inderdaad niet komt. Cynisme is ongeveer het ergste wat er is. Dan zit je allemaal te kijken en zeg je: het geld komt toch niet goed terecht, dus waarom zouden we nu eigenlijk geven? Dat is een zeer begrijpelijke reactie. Het eerste is dat de rapportage van de SHO heel duidelijk gericht is op de verdeelsleutel. De consensus in het rapport door onafhankelijke experts is dat het geld op zich goed terechtkomt. Het wordt goed besteed en blijft niet aan de strijkstok hangen. Ik geloof dat dat heel belangrijk is. In mijn voorgaande positie als minister voor Ontwikkelingssamenwerking heb ik me ook altijd gericht op modernisering van de organisaties, op openbreken en op transparantie. Dat is nummer één. Het geld komt op zich dus goed terecht. Het tweede punt is wat de overheid doet met belastinggeld; nog belangrijker. Daar gaat het erom dat het geld wordt besteed volgens de organisatie en alleen gaat naar organisaties die in een bepaald land de meeste expertise en kennis hebben. Dat is essentieel. Het derde is gericht op de hulporganisaties: kijk goed naar dat rapport. Dat lijkt me wel een aanbeveling, die nog losstaat van deze ebolaramp. Daar gaat het om een breed palet aan interventies. Daar ligt dat probleem niet zo. Over het algemeen vind ik dat als er een goed rapport ligt, daarnaar moet worden gekeken. Het zijn onafhankelijke organisaties, maar ik kan die oproep wel doen. Het laatste punt is ten aanzien van ebola. Ik heb de afgelopen jaren door een zeker toeval gewerkt in die gebieden. Preventie bij ebola is ontzettend moeilijk. Het is een virus waarvan niet van tevoren bekend is waardoor het komt. Tegelijkertijd zie je dat er op het terrein van vaccins, op het terrein van …

De voorzitter:
Minister, de vraag gaat over de gelden van de SHO en u spreekt nu over een heel ingewikkelde crisis. Dat is begrijpelijk, maar dat was niet de context van deze vraag. Ik vraag u dus om u in uw antwoord te beperken. Dat hebt u ook gedaan; u hebt uitgebreid antwoord gegeven. Ik geef dus opnieuw het woord aan de heer Smaling voor een eventuele vervolgvraag.

De heer Smaling (SP):
Daar had ik niet op gerekend. Ik mag toch maar drie keer? Ik dacht dat ik al drie keer was geweest.

Het punt is duidelijk. Ik vind dat mensen met volle overgave moeten geven, voor wat voor ramp dan ook. Het is ook onze taak om ons daar druk over te maken.

De voorzitter:
Mevrouw De Caluwé heeft een vervolgvraag.

Mevrouw De Caluwé (VVD):
Ik kom nog even terug op de vraag over de verdeling en het rapport dat onder de pet is gehouden. De minister heeft natuurlijk volkomen gelijk als hij zegt: het is aan de SHO om te kijken hoe zij daarmee omgaan. De VVD is de eerste om te erkennen dat de verantwoordelijkheid daar moet liggen. Aan de andere kant heeft de Kamer aangedrongen op een snelle reactie in geval van ebola. De regering heeft ontzettend veel geld uitgegeven aan ebolabestrijding. De regering financiert de organisaties die zich daarmee bezighouden. De heer Smaling had het ook al over het cynisme. Als het cynisme toeslaat, betekent het dat het beroep op de regering groter wordt, omdat men niet wil geven aan deze organisaties.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

Mevrouw De Caluwé (VVD):
Graag wil ik hierop een reactie van de minister. Daar ligt dan toch ook een verantwoordelijkheid voor het kabinet?

Minister Koenders:
Ten eerste is cynisme nooit goed. Daar gaan we hier vanmiddag ook niet mee beginnen. We gaan kritisch bekijken of de mensen daar geholpen worden of niet. Ik deel de oproep van de heer Smaling voor een positieve insteek, want het is echt een gigantische ramp. Het gaat hier niet om de vraag of het geld wel of niet een goede bestemming heeft. Daar is geen vraag over gesteld.

Een ander punt is de SHO. Mevrouw De Caluwé heeft terecht gezegd dat het geen verantwoordelijkheid van de regering is. De regering werkt als zodanig niet met de SHO en geeft ook geen geld aan de SHO. Maar via de fondsen, via diverse kanten kijken wij naar de vraag of het geld goed terechtkomt en naar de effectiviteit. Dat gaat dus naar individuele organisaties, waaronder organisaties die deel uitmaken van de SHO. Ook daarbij hoeven we over geen enkel onderdeel cynisch te zijn. Het is vervolgens wel aan de SHO om te bekijken wat zij met de aanbevelingen doen. Dat lijkt mij een zinnige oproep.

De voorzitter:
Mevrouw De Caluwé, ik zie dat u nog iets wilt vragen, maar dat zou dan de tweede vraag van uw fractie worden. Die kan dan de rest van het vragenuur geen vervolgvraag meer stellen.

De heer Bosma (PVV):
Dan stel ik hem wel even. Ik begrijp de opwinding van de heer Smaling niet zo, want in die ontwikkelingshulpbusiness is het gebrek aan transparantie aan de orde van de dag. Dit is daar alleen maar een voorbeeld van. We hebben vorige week een debat gevoerd met de minister voor ontwikkelingshulp. De heer Van Ojik heeft toen hij nog ambtenaar was, een heel dik boek geschreven. Dat heb ik erbij gepakt en toen heb ik gevraagd: waar is dit geld gebleven; waar is dat geld gebleven? Eén voorbeeld ging over de periode tussen 2000 en 2006. 90 miljoen ging toen naar Zuid-Afrika. Dat zou goed zijn voor de aidsbestrijding, voor justitie, voor het onderwijs en voor het lokaal bestuur, maar op alle vier de punten is het een puinbak geworden in Zuid-Afrika.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Bosma (PVV):
Is het gebrek aan transparantie en het gebrek aan resultaten niet gewoon kenmerkend voor de ontwikkelingshulpbusiness?

Minister Koenders:
Ik wil het tegenovergestelde beweren. Ik denk dat het belangrijk is om te kijken naar de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking. Je moet immers weten dat het geld goed terechtkomt. Een van de meest geëvalueerde en misschien wel een van de meest transparante sectoren is de overheid. Het resultaat telt; daar gaat het om. Er worden resultaatsmetingen gedaan die zeer specifiek ingaan op de vraag of het echt werkt. Dan gaat het met name om de vermindering van de armoede en de verbetering van de gezondheidszorg. Over het algemeen zie je dat de resultaten veel positiever worden en veel positiever zijn, vergeleken met de opmerkingen van een aantal criticasters. Zij baseren hun opmerkingen meestal niet op gedegen onderzoek of gedegen statistieken, maar vanuit een zeker vooroordeel: dat geld zal wel niet goed terechtkomen. Het gaat erom dat cynisme te bestrijden en te kijken naar de goede resultaten. Als die niet goed genoeg zijn, moet het beter.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Klein

Vragen van het lid Klein aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitspraken van de minister over de aanpak van zetelroof.

De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Met verbazing heb ik afgelopen vrijdag kennisgenomen van de uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken dat hij welwillend zou staan tegenover het idee dat Kamerleden die geen lid meer zijn van een gekozen fractie en daarmee ook geen lid meer zijn van een politieke partij, uit de Kamer verwijderd zouden moeten worden en dat de zetel dan opgegeven zou moeten worden. Ik begrijp de emotionele reacties van mensen die op een bepaalde partij hebben gestemd en die zich afvragen waarom een Kamerlid opeens voor een andere fractie of als onafhankelijk lid in de Kamer zit. Echter, uitspraken als die van de bewindspersoon zijn volgens mij uitermate ongepast voor een minister van Binnenlandse Zaken.

De kern van de zaak is dat Kamerleden hun werk zonder last moeten kunnen doen; zij dienen op basis van eigen inzicht en overtuiging hun oordeel te kunnen vellen. Dit is een belangrijk recht, dat kan bijdragen aan het zelfcorrigerend vermogen van partijen. Een verbod op afsplitsing geeft een partijtop of een fractietop te veel macht om afwijkende meningen te negeren en discussies te smoren onder een deken van interne discipline. Een Kamerlid heeft dan geen stok meer achter de deur. Fractiediscipline op zichzelf kan heel nuttig zijn — ik heb in veel fracties met fractiediscipline gezeten — maar uiteindelijk weegt het gemak niet op tegen het fundamentele recht van volksvertegenwoordigers, of dat nu Tweede Kamerleden zijn, gemeenteraadsleden, Statenleden of Eerste Kamerleden, om de eigen mening te verkondigen.

Ik heb daarom een aantal vragen. Heeft de minister van Binnenlandse Zaken niet de taak om hoeder te zijn van ons staatsrecht? Kent de minister artikel 54, lid 1 van de Grondwet, waarin staat dat leden van de Staten-Generaal rechtstreeks gekozen zijn, dus niet via partijen? Kent de minister ook artikel 67, lid 3 van de Grondwet, waarin staat dat leden van de Kamer zonder last stemmen? Wil de minister zijn onbezonnen uitspraken terugnemen? Of is er slechts sprake van een misverstand, ontstaan in de pers?

Minister Plasterk:
Voorzitter. Terwijl de zittingsperiode van deze Kamer nog niet op de wettelijke helft is, zijn er nu al vier nieuwe fracties, fracties die niet gekend werden door de kiezers op het moment dat zij hun stem uitbrachten. De betrokken Kamerleden bezetten zes zetels, maar als je alle op hen uitgebrachte stemmen optelt, bemachtigen zij nog niet één zetel.

Je kunt dus de vraag opwerpen of dit de bedoeling van de kiezers is geweest. Of je het uiteindelijk bezwaarlijk vindt, en hoe je het afzet tegen alternatieven, is een kwestie van weging. Er zijn landen waar je je zetel verliest als je uit je fractie stapt, er zijn ook landen waar dat niet zo is. Hier in de Kamer zijn er politieke partijen die hun leden vragen om te tekenen dat zij hun zetel zullen opgeven indien zij uit de fractie stappen. Echter, die handtekening is niet meer dan een erezaak; het opgeven van de zetel is niet rechtens afdwingbaar.

Als je de regels wilt veranderen, moet je inderdaad de Grondwet veranderen. Dan zou bijvoorbeeld in de Grondwet het fenomeen "politieke partij" moeten worden opgenomen. Eerlijk gezegd is daar wel wat voor te zeggen, want de kieslijsten worden volgens de Kieswet door een politieke partij opgesteld, terwijl er in de Grondwet geen haakje is om te veronderstellen dat de grondwetgever dat zo bedoeld heeft.

Hoe dan ook, het aantal uittredingen is gedurende de afgelopen decennia toegenomen. Mocht de Kamer op enig moment vinden dat dit reden is om een wijziging te overwegen, dan moet zij nadenken over de consequenties daarvan. Ik heb eerder al gezegd dat ik bereid ben om daarbij een dienende rol te spelen. Ik heb geconstateerd dat nog niet zo lang geleden de heer Buma van het CDA, een partij die al lang meedraait en die veel oog heeft voor staatsrechtelijke consequenties, hiervoor heeft gepleit. Ik kan mij ook voorstellen dat de vraag wordt meegegeven aan de staatscommissie waar de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zich sowieso op beraden. Het is namelijk een complexe zaak. Die staatscommissie kan dan de voordelen en nadelen tegen elkaar afwegen.

De heer Klein (Klein):
Ja, er is discussie mogelijk. Ik denk ook dat er heel veel aanleiding is om te bekijken hoe we ons kiesstelsel kunnen verbeteren. Er zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar een idee van de heer Bolkestein uit het verleden, om te verkiezen op basis van het aantal stemmen. Ja, we gaan graag met elkaar in discussie hoe we dat gaan doen. Nee, echter, zeg ik tegen een aantal stellingen die de minister verkondigt, waarin hij het doet voorkomen dat de partijen lijsten maken. Nee, bijvoorbeeld de Lijst Pim Fortuyn was zonder partij. Dus nee: de partijen kunnen een functie hebben, maar in feiten worden kandidatenlijsten zelf ingevuld. "De partij" kennen we dus niet. De partijen moet je ook niet willen hebben. Zo is het systeem op dit moment. Ook het recht van Kamerleden om op een gegeven ogenblik verkozen te worden, is niet gekoppeld aan het aantal stemmen op de betrokken kandidaat op dit moment. Dat zou je dus anders moeten doen. Dat betekent dat op dit moment geen van de Kamerleden hier, geen van de gemeenteraadsleden elders in het land, geen van de Statenleden elders in het land die niet meer deel uitmaakt van een fractie, tegen de Kieswet en tegen ons staatsrecht handelt. De minister zou dat toch moeten erkennen. Hij zou toch moeten aangeven: we hebben op dit moment deze regels, die respecteren we, daarvoor dienen we ook te staan en de burger Plasterk kan van alles en nog wat vinden.

Minister Plasterk:
De kiesdeler is op dit moment 62.000. Wanneer iemand op eigen titel gekozen wil worden voor deze Kamer, moet hij ongeveer 62.000 stemmen binnenhalen. Ik constateer dat zeer veel leden dat aantal niet halen, omdat zij op de lijst van een politieke partij staan. Dat is prima, want de kiezer weet "ik stem op die politieke partij met dit programma, dit trackrecord, deze lijsttrekker en deze plannen" en betrekt dat bij zijn oordeel. Je kunt dus de vraag opwerpen of het wenselijk is, wanneer er zich nieuwe politieke stromingen in de Kamer voordoen die de kiezer niet kent of ooit gekend heeft. Ik ben het onmiddellijk met de heer Klein eens dat onze huidige Grondwet niet de ruimte biedt om dat te veranderen. Daarom heb ik meteen gezegd dat het een kwestie van lange termijn is. Je kunt dat niet van de ene dag op de andere dag veranderen. Dat vereist een grondwetswijziging en een zorgvuldig doordenken van voor- en nadelen. Ik zou mij inderdaad kunnen voorstellen dat je dat aan de staatscommissie meegeeft om daar nog eens goed naar te kijken.

De voorzitter:
Mijnheer Klein, u hebt nog een halve minuut.

De heer Klein (Klein):
Ik begrijp al dat de minister de Kieswet niet kent, want de voorkeurskiesdrempel is 25% van de kiesdeler. Dan praten wij toch over een aanzienlijk ander aantal, dat de heer Omtzigt destijds heeft gehaald. In het geval van het CDA was er een hele discussie over een kiesdrempel. Dat is een heel andere discussie, dus wil de minister de kiesdrempeldiscussie niet verwarren met het onafhankelijk Kamerlid zijn?

Minister Plasterk:
Dat doe ik ook niet. Wat ik zojuist zei, was correct. Wanneer een Kamerlid eigenstandig gekozen wil worden op basis van de op hem of haar uitgebrachte stemmen, moet hij of zij de kiesdeler halen. Dat is 62.000. Inderdaad hebben in meerdere gevallen, ook hier in de Kamer, mensen de lijstvolgorde doorbroken doordat zij een kwart van de kiesdeler haalden. De heer Klein noemde de heer Omtzigt. Die heeft inderdaad niet alleen de lijstvolgorde doorkruist, maar ook genoeg stemmen gehaald om — het is een gedachte-experiment — deze Kamer te halen als hij eigenstandig kandidaat was geweest. Hij zat boven de kiesdeler van 62.000. Er is inderdaad een verschil. Een kwart van de kiesdeler is nodig om hoger op de lijst te komen. De kiesdeler is nodig om eigenstandig gekozen te worden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik vind het wel boeiend om de heer Klein als door een horzel gestoken te zien reageren, maar ik zou toch graag van de minister horen of hij hiervoor een voorzet wil doen. Wil hij serieus bekijken wat de kansen en de bedreigingen zijn en hoe hij dit voor elkaar kan krijgen en vervolgens met een nota naar de Kamer komen, zodat wij serieus daarnaar kunnen kijken? De minister geeft terecht aan dat het CDA hier warme gevoelens voor heeft. Wij snappen dat het ingewikkeld is, maar zou de minister toch een voorzet richting de Kamer willen doen om eens serieus te bekijken hoe dit kan worden georganiseerd?

Minister Plasterk:
Als de Kamer daar behoefte aan heeft, wil ik dat met alle plezier doen. Wat mij betreft, zou het dan gaan om een technische exercitie waaruit nog niet eens een standpunt hoeft te volgen, maar waarmee de voor- en nadelen in kaart worden gebracht en misschien ook de praktijk in verschillende landen. Ik kan dat doen. Ik heb zelf als alternatief genoemd dat je het zou kunnen voorleggen aan de staatscommissie die er toch komt. In die zin laat ik dat aan de Kamer. Ik ben beschikbaar als een Kamermeerderheid dat van mij zou vragen. Nogmaals, je hebt uiteindelijk een tweederdemeerderheid nodig voor een grondwetswijziging. Anders heeft de exercitie niet zoveel zin.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik voel mij erg thuis bij mijn eigen fractie. Ik heb geen plannen om mij af te scheiden, zeg ik vooraf en ter zijde. Mijn vraag ter zake is waarom deze minister het debat begint, juist nu het zijn eigen partij betreft, nu het een afscheiding van de PvdA-fractie betreft. Is hij de meest aangewezen persoon om dit debat te entameren? Als hij zegt open te staan voor suggesties van de Kamer, gaat daar in ieder geval de suggestie van uit dat hij wil dat het debat gevoerd wordt. Maar is de minister van Binnenlandse Zaken de meest aangewezen persoon om dit debat te beginnen? Moet hij niet gewoon wachten totdat het debat inderdaad wordt aangezwengeld, maar dan wel vanuit de Kamer of vanuit de partij?

Minister Plasterk:
Dat zijn twee vragen. Laat ik de tweede eerst beantwoorden. Ik vind inderdaad dat de minister van Binnenlandse Zaken de aangewezen persoon is om voortdurend na te denken over onze constitutie, ons kiesstelsel en de consequenties daarvan en de ontwikkelingen daarin. Dat brengt mij tot het antwoord op de eerste vraag. De ontwikkeling die je nu ziet, is dat, over een langere periode, het aantal afsplitsingen duidelijk toeneemt. In deze kabinetsperiode, die nog niet op de helft is — althans, de wettelijke zittingsperiode van deze Kamer is nog niet op de helft — worden nu al 6 van de 150 zetels bezet door mensen die zijn afgesplitst van hun fractie. In de context van die trend heb ik geantwoord dat ik best bereid ben om hier nog eens reflectie op te plegen. Dat is echt niet gekoppeld aan de ene of de andere politieke partij.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Thieme

Vragen van het lid Thieme aan de staatssecretaris van Economische Zaken over nieuwe gevallen van vogelgriep.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Opnieuw is er een ernstige vogelgriepcrisis. Elf jaar na het "dit nooit meer" van 2003. Er lijkt weinig geleerd te zijn van eerdere dierziekten. Dat gaat ten koste van de dieren en uiteindelijk ook ten koste van de diersector zelf. We horen, net als in 2003, vrijwel elke boer of sectorvertegenwoordiger zeggen dat het komt door die "levensgevaarlijke" trekvogels, en de bio-industrie is dan het slachtoffer.

Het feit dat zes bedrijven in Noordwest-Europa die besmet zijn, hun dieren allemaal hermetisch opgehokt hadden zitten, tart alle statistische cijfers. Wetenschappers van de KNAW vinden het kwalijk dat de trekvogel als zondebok wordt gezien, omdat bewijs hiervoor ontbreekt. Nu komt er een zwaar opgetuigd onderzoek naar de rol van trekvogels, maar ik zou graag van de staatssecretaris willen weten of zij ook bereid is om een diepgaand onderzoek te doen naar de vraag hoe het komt dat een hoogpathogeen virus zich kan manifesteren in een hermetisch afgesloten stal.

De staatssecretaris gaat deze week beslissen wie de schade gaat betalen. Belangrijk is voor onze fractie daarbij de vraag of we dit virus hadden kunnen zien aankomen. Dit virus waart al sinds begin dit jaar rond in de wereld. Sterker nog, in 1983 was er al een grote uitbraak van dit virus in Ierland. Er had dus allang een vaccin kunnen zijn. Waarom is dat vaccin er nog niet op grote schaal? Waarom zijn de Nederlandse kippen niet gevaccineerd? Heeft dat te maken met de wensen van de buitenlandse afnemers, bijvoorbeeld in Duitsland? Als dat zo is, is er dan geen sprake van een door de sector welbewust genomen risico?

Tot slot. Wat zijn de geleerde lessen van de vogelpestcrisis in 2003? Professor Mark de Jong en professor Goldbach van de Universiteit Wageningen hebben bij de evaluatie gezegd dat de hoge concentraties dieren met een verzwakt immuunsysteem in een zo verknoopte veehouderij, iets is waar we op termijn wat aan moeten gaan doen. Wat is er tot nu toe gedaan? Zijn de stallen minder geconcentreerd geworden? Zijn er minder bedrijfscontacten? Wij krijgen graag een brief daarover.

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Vorige week zaterdag werd Nederland geconfronteerd met een nieuwe uitbraak van vogelgriep. Inmiddels zijn zes bedrijven direct getroffen als gevolg van ruimingen, waarbij er twee preventieve ruimingen hebben plaatsgevonden. Laat ik ook hier in dit huis zeggen dat dit voor de gehele pluimveesector, voor de getroffen ondernemers en voor hun dieren ronduit verschrikkelijk is. Families en gezinnen die vaak decennia lang aan hun bedrijf hebben gewerkt, zijn in een klap al hun dieren kwijt, met alle emoties van dien.

De gevolgen van deze uitbraak zijn zeer ernstig. Om die reden hebben we op basis van de evaluaties van eerdere uitbraken — dat zijn dus lessen die geleerd zijn — een ingrijpend pakket maatregelen ingesteld om verdere verspreiding van de vogelgriep in ons land tegen te gaan.

Mevrouw Thieme vraagt mij nu hoe het kan dat dieren die in, in haar woorden, allemaal hermetisch opgesloten zitten toch geïnfecteerd zijn geraakt. Dat is inderdaad precies een van de zaken die wij op dit moment onderzoeken. Er wordt door onze mensen goed gekeken naar het virus en naar de wijze waarop er al dan niet contacten zijn met andere bedrijven. Daarnaast doen we samen met andere Europese lidstaten, waaronder Duitsland, onderzoek naar een mogelijke relatie met trekvogels. Mevrouw Thieme refereerde daaraan. Dat doen we juist omdat we een heleboel dingen nog niet kunnen verklaren. Mevrouw Thieme refereerde aan een vraag waarvan ik weet dat hij bij heel veel mensen leeft: waarom vaccineren we niet gewoon? Daar zijn drie antwoorden op. Allereerst is er voor dit type virus nog geen vaccin beschikbaar. Daarnaast is het, zelfs als dat er wel zou zijn, heel ingewikkeld om op zo'n grote schaal dieren in te enten. Het is een kwestie van verder onderzoek om dat ook praktisch goed voor elkaar te krijgen. De belangrijkste reden is echter dat je met een inenting de dieren misschien wel niet meer ziek laat worden, maar het virus als zodanig onderhuids door laat sluimeren als een veenbrand, met alle gevaren van dien, ook voor de volksgezondheid. We staan voor een heel ander gevaar als hoog pathogene vogelgriepvirussen op een gegeven moment gaan muteren. Dat bedreigt dan ook direct onze volksgezondheid. Dat moeten we volgens mij niet willen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik stelde al dat in 1983 deze vorm van het virus, de H5N8, al is voorgekomen. Inmiddels had er allang een vaccin klaar kunnen liggen. Ik stel dus nogmaals de vraag waarom daar niet op geanticipeerd is, ook omdat we begin dit jaar de ziekte zich al hebben zien manifesteren in het Verre Oosten. De staatssecretaris heeft gelijk dat je daarmee de dierziekte niet uit de wereld kunt krijgen. Daarom was ook een van de lessen die we hebben getrokken dat je een tikkende tijdbom hebt als je zo veel dieren op een kluitje houdt, met zo veel bedrijfscontacten. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wat zij in de afgelopen elf, twaalf jaar heeft gedaan om die tikkende tijdbom onklaar te maken, door ervoor te zorgen dat er niet zo veel bedrijfscontacten zijn en dat de dieren op een natuurlijke manier worden gehouden, waardoor virussen niet zo enorm kunnen uitdijen tot een pandemie.

Staatssecretaris Dijksma:
We werken er op dit moment met man en macht aan om een zeer ernstig virus, dat heel veel gevolgen heeft, zo snel mogelijk ons land uit te krijgen. Al die boerengezinnen die nu in angst leven en die ook getroffen zijn door dit virus, verdienen nu onze steun. Dat moet hier als eerste punt genoemd worden. Vervolgens heeft de Nederlandse pluimveesector in de afgelopen jaren bij uitstek heel veel vooruitgang geboekt, juist op het terrein van dierenwelzijn, op het terugdringen van het antibioticagebruik en op een diervriendelijkere manier van dieren houden waarbij het natuurlijk gedrag van kippen meer en meer aan de orde is. Mevrouw Thieme weet dat we bijvoorbeeld ook de ingrepen bij kippen verregaand willen terugdringen. Daar hebben we in de Kamer recent een discussie over gehad. Als we tegelijkertijd vaststellen dat mensen zich op dit moment aan hun keukentafel zorgen maken over de vraag of hun bedrijf er morgen nog is, vind ik dat we deze discussie elke dag opnieuw van harte kunnen voeren, maar zou ik, als u het mij niet kwalijk neemt, mijn energie vandaag en de komende weken willen steken in het stoppen van het verspreiden van het virus. Dat moet namelijk nu echt opgelost worden.

Mevrouw Thieme (PvdD):
In 2003 hield de toenmalige minister van Landbouw exact hetzelfde pleidooi als deze staatssecretaris. We moesten eerst meeleven met deze boerengezinnen. Deze boerengezinnen zijn in de afgelopen elf jaar van 10.000 kippen, naar 50.000 kippen, naar 150.000 kippen gegaan. Ondertussen hebben we te maken met een virus waar mensen ook doodziek van kunnen worden. Het is dus van groot belang dat wij ons huidige systeem, dat door en door verziekt is, nu echt aan gaan pakken, in plaats van te zeggen dat we eerst de brand weer gaan blussen om daarna maar weer verder te kijken hoe we het systeem wat kunnen verbeteren. Daar is het nu echt de tijd voor. We hebben er elf jaar de tijd voor gehad. Ik stel nogmaals de vraag aan de staatssecretaris of zij met een brief komt waarin zij uitlegt hoe ze ervoor gaat zorgen dat in deze sector bedrijven minder met elkaar vervlochten zijn, er minder bedrijfscontacten zijn en hoe we de dieren op een natuurlijkere manier gaan houden. De staatssecretaris kan toch niet volhouden dat je veel dierenwelzijn hebt en dat het gezonde dieren zijn, als je 150.000 kippen houdt in een hermetisch afgesloten stal?

Staatssecretaris Dijksma:
Mevrouw Thieme, die terecht altijd veel compassie toont voor de dieren — dat doe ik ook — mag nu ook compassie tonen voor de mensen die deze dieren houden. Die mensen hebben net zo goed heel veel verdriet van alles wat er nu gebeurt. Wij lopen voorop in Nederland en dat zullen wij blijven doen, maar ik ben het met mevrouw Thieme eens dat het altijd weer opnieuw aan de orde van de dag is om te bekijken hoe wij verdere stappen kunnen zetten om onze veehouderij te verbeteren. Heel veel boeren in ons land staan voorop om dat te doen. Die spreek ik dagelijks. Dus nogmaals, wij voeren die discussie al. Er is in de afgelopen jaren heel veel gebeurd. Ik vind het jammer dat het nu net lijkt alsof alle inspanningen die zijn gedaan, zoals het afschaffen van de legbatterijen en al die andere zaken, niet hebben plaatsgevonden. Wij staan echt voor een andere zaak dan in 2003. Er is ondertussen wel het een en ander gebeurd.

De heer Geurts (CDA):
Ik onderstreep en onderschrijf de woorden van de staatssecretaris over de getroffenen van de vogelgriep in Nederland. Dank daarvoor. Zij voert ook strak het draaiboek uit bij de bestrijding van de vogelgriep. Dit weekend heeft zij een vorm van een fokverbod afgekondigd, zeker nu België importen tegenhoudt. Dat is heftig. Wat gaat de staatssecretaris doen, en wanneer, aan de praktische problemen die nu worden ervaren bij de vleeskuikenhouders, bij de vermeerdering en bij de broederijen?

Staatssecretaris Dijksma:
Dit zijn twee zaken. De heer Geurts heeft gelijk dat de getroffen maatregelen zeer ingrijpend zijn. Dat is een van de lessen die wij hebben geleerd uit 2003: alleen als wij nu ingrijpende maatregelen nemen, voorkomen wij erger en voorkomen wij een rampscenario waarin bijvoorbeeld De Peel of de Gelders Vallei getroffen worden. Concreet zijn er dan een aantal praktische problemen, waar wij samen uit moeten komen. Over de problemen waar de vermeerderijen en broederijen tegen aanlopen, ben ik op dit moment met de sector in constructief overleg om te bezien of wij een regeling kunnen treffen om hun deels tegemoet te komen. Ik hoop morgenavond in het bestuurlijk overleg met de sector knopen te kunnen doorhakken.

Over het tweede punt zal ik de Kamer later vandaag een brief sturen. Dat betreft het probleem dat niet alle vleeskuikens, met name in het zuiden van het land, in die regio geslacht kunnen worden. Als dieren langer gehouden moeten worden dan waarop gerekend is, dan leidt dat ook tot dierenwelzijnsproblemen. Daarvoor maken wij nu een corridor mogelijk vanuit die regio in de richting van het westen. Dat betekent dat wij onder strakke begeleiding tegemoet proberen te komen aan de problemen waar de vleeskuikenhouders voor staan, want dat moet zonder risico worden georganiseerd.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het is heel belangrijk om in deze hele discussie oog te hebben voor het leed van boerenfamilies en voor het dierenleed, en om te kijken naar de systeemwijzigingen die nodig zijn. Wat is er sinds 2003 gebeurd om te voorkomen dat zo'n uitbraak kan plaatshebben? Wat er nu gebeurt, is verschrikkelijk maar wel een bedrijfsrisico. Ik zie niet in wat de rol van de overheid zou moeten zijn bij bedrijfsrisico's, in die zin dat zij tot compensatie over zou moeten gaan. Nu zegt de staatssecretaris dat zij met de sector beziet hoe de overheid kan bijdragen aan compensatie. Kan de staatssecretaris uitsluiten dat er financieel wordt bijgedragen aan de schade die boerenbedrijven op dit moment lijden, omdat we hier te maken hebben met bedrijfsrisico's?

Staatssecretaris Dijksma:
We moeten ook hier heel precies zijn. We hebben al sinds enige tijd een Diergezondheidsfonds. Van daaruit worden bijdragen geleverd op het moment dat er een uitbraak is van een te bestrijden dierziekte. Wij hebben wet- en regelgeving waarin staat dat moet worden ingegrepen om bijvoorbeeld volksgezondheidsredenen of om redenen die te maken hebben met het belang van de sector als geheel. Dus dat is iets wat moet vanuit de overheid. De middelen daarvoor worden door zowel de sector — die draagt ongeveer de helft bij — als door de overheid en de Europese Unie opgebracht. Daarbij gelden spelregels. Wij kunnen bijvoorbeeld niet zomaar economische vervolgschade financieren. Wanneer door overheidsingrijpen een productie initieel stilvalt, is er wel altijd aanleiding om te bekijken wat daar precies de betekenis van is. Wij zullen daarom, binnen de regelgeving die er is en samen met de vermeerderaars en de boerderijen, zoeken naar een oplossing. De heer Klaver weet echter met mij dat we niet alle ontstane schade kunnen vergoeden, hoe pijnlijk het ook is. Dat kan niet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De staatssecretaris leek een beetje verbaasd over het punt dat de Partij voor de Dieren maakt, namelijk dat er hier sprake is van een systeemcrisis. De staatssecretaris hecht eraan om mee te leven met de bedrijven die getroffen zijn. Dat mag en dat bestrijden we ook niet. De staatssecretaris zou zich echter moeten realiseren dat haar verhaal eenzijdig is. Mensen vragen zich thuis af of je niet een beetje vraagt om problemen als je 150.000 kippen in een stal zet en of dat vergassen van die dieren geen pijnlijke en lange doodsstrijd oplevert. Daar horen we de staatssecretaris niet over, maar daar willen we wel graag een reactie op.

Staatssecretaris Dijksma:
Daar wil ik graag een antwoord op geven. Het waren zes stallen, niet één. Dat is voor de beeldvorming goed om te zeggen. Daarnaast moeten we natuurlijk ook oog voor dierenwelzijn hebben. Daarom zitten we ook met de Dierenbescherming aan tafel. Die zit bij alle overleggen die we nu voeren. En daarom hebben we een dierenwelzijnscommissie in het leven geroepen, die ons als het ware van buitenaf een spiegel kan voorhouden. Die commissie houdt in de gaten of we de dingen zo doen dat we het leed bij het doden — het woord "ruimingen" is inderdaad een eufemisme — van de dieren tot een minimum terugbrengen. Dat vind ik heel belangrijk. Daar steunen we elkaar ook in en volgens mij is daar in het land ook geen discussie over. Ook de eigenaren van de bedrijven willen dat het op een diervriendelijke manier gebeurt.

De voorzitter:
Hebt u een tweede vraag, mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja. Het verhaal dat de staatssecretaris hier houdt, zou aan geloofwaardigheid winnen als zij ingaat op de vraag of er ook camera's kunnen komen bij die ruimingen. We weten uit de wetenschappelijke literatuur dat dat voor die dieren een drama is en dat het een gruwelijke doodsstrijd is. Mij lijkt dat je dat niet moet willen verbergen. Als er camera's zijn, kunnen we dat ook volgen en kunnen we daar in de samenleving de discussie over voeren. De staatssecretaris loopt het risico dat ze te eenzijdig blijft, als ze zo'n maatregel niet in dit pakket wil meenemen.

Staatssecretaris Dijksma:
Laat ik daar duidelijk over zijn: ik voel daar niets voor. Dit proces is al pijnlijk genoeg. We proberen het leed voor de dieren zelf echt zo beperkt mogelijk te houden. Bij dat proces zijn er ook allerlei mensen die daarop letten, zoals dierenartsen, die vanuit hun beroepseer daar goed naar zullen kijken. Het is inderdaad vreselijk dat het moet. We hebben geprobeerd om deze situatie zo beperkt mogelijk te houden en om bij zo min mogelijk bedrijven te moeten ruimen, in tegenstelling tot die eerdere grote crisis. Er zijn echter ook een aantal andere zaken waar we rekening mee moeten houden, zoals bijvoorbeeld de gevoelens van de mensen op de bedrijven zelf.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Tellegen

Vragen van het lid Tellegen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over orgaandonatie bij euthanasie.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. Afgelopen zaterdagochtend had NPO Radio 1 een boeiende uitzending over het complexe onderwerp "orgaandonatie na euthanasie". In de uitzending kwam een transplantatiecoördinator aan het woord, die aangaf dat het Erasmus MC en het Maastricht UMC+ een protocol hebben opgesteld over het omgaan met orgaandonatie na euthanasie. In Nederland hebben tot nu toe slechts zes personen na euthanasie hun organen gedoneerd. De initiatiefnemers hopen dat orgaandonatie na euthanasie in de toekomst vaker zal kunnen plaatsvinden door het opstellen van een duidelijk protocol, en daarmee zal bijdragen aan het aantal beschikbare organen.

De VVD is onder de indruk van dit mooie initiatief uit het veld. We willen immers allemaal dat de wachtlijst voor mensen die een orgaan nodig hebben, korter wordt. Dit initiatief kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Ik heb dan ook de volgende vragen aan de minister. Wat vindt de minister van het initiatief om meer te gaan inzetten op orgaandonatie na euthanasie? Erkent zij dat er met orgaandonatie na euthanasie een toename van het aantal beschikbare organen mogelijk is? In hoeverre zijn ziekenhuizen maar ook huisartsen bereid en toegerust om meer werk te maken van orgaandonatie na euthanasie? En heeft de minister zicht op de planning rond de inwerkingtreding van dit protocol?

Minister Schippers:
Voorzitter. De handreiking die momenteel wordt opgesteld, heeft als doel de wens tot euthanasie en de wens tot het doneren van organen zo goed mogelijk te combineren. Zij is nadrukkelijk niet bedoeld om het donorpotentieel te vergroten. Ik vind het belangrijk om daarmee te beginnen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen extra organen ter beschikking komen als dit gebeurt, en dat is positief. De insteek is echter om, als mensen beide wensen hebben en die willen combineren, dit combineren beter te laten verlopen. Zoals mevrouw Tellegen al zei, ging het in het verleden om een aantal mensen. Ook zijn er momenteel twee verzoeken die nog "hangen".

Ik vind het van groot belang dat beide procedures strikt gescheiden van elkaar verlopen. Eerst moet aan alle zorgvuldigheidscriteria van de euthanasiewet worden voldaan voordat een eventuele orgaandonatie kan worden uitgewerkt. Daar mag niets aan worden afgedaan. De combinatie betekent wel iets. Die betekent dat de patiënt in het ziekenhuis moet overlijden en niet thuis, omdat de organen kort na overlijden uitgenomen moeten worden. Patiënt en familie moeten vooraf goed geïnformeerd worden over de procedures, en de familie ook achteraf. De arts die de euthanasie uitvoert, vaak de huisarts van de patiënt, moet dat doen in het ziekenhuis. Dan moet er duidelijkheid bestaan over de rol- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen huisarts en ziekenhuis. Dat is ook de reden waarom we niet willen dat het wiel iedere keer apart wordt uitgevonden, en er nu een handreiking wordt opgesteld. Men is daar nu mee bezig.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik dank de minister voor deze antwoorden. Zij zegt dat het doel niet is om meer organen vrij te krijgen, om het oneerbiedig te zeggen, maar dat lijkt mij nu net wél het doel van het beter afstemmen. Ieder donororgaan kan namelijk een mensenleven redden. Als slechts enkele tientallen van de 4.800 mensen die jaarlijks euthanasie krijgen, hun organen afstaan, is dat in de ogen van de VVD al winst. De VVD vindt dat dit initiatief daarom waar mogelijk moet worden ondersteund.

De minister heeft vorige week tijdens de begrotingsbehandeling in de Kamer aangegeven dat zij binnenkort de evaluatie naar de Tweede Kamer stuurt van de pilots die in het kader van het Masterplan Orgaandonatie zijn ingesteld. Ook komen de resultaten van de effectmeting van de voorlichtingscampagne rondom de Donorweek naar de Tweede Kamer. Orgaandonatie na euthanasie maakt vooralsnog geen onderdeel uit van dit masterplan. De VVD vindt de verdere ontwikkeling van de mogelijkheid van orgaandonatie na euthanasie van belang. Daarom verzoek ik de minister om in haar beleidsreactie op de evaluatie, die nog naar de Kamer moet komen, deze ontwikkeling mee te nemen.

Minister Schippers:
Ik ben mevrouw Tellegen nog een antwoord schuldig over de tijdsplanning van deze handreiking. De handreiking ligt nu ter consultatie bij de betrokken beroepsgroepen. Ik verwacht dat zij over een paar weken gereed is. Voor de planning en het beleid is het heel moeilijk dat het gaat over zes patiënten, want daar hebben we het over, en twee zaken die nog lopen. Dan heb je het over acht patiënten en dan kun je niet evalueren. Professionals zijn zelf tot de conclusie gekomen dat dit heel ingewikkeld en precair is, want het zijn twee zware procedures die ze echt uit elkaar willen houden. Om te voorkomen dat ieder ziekenhuis het wiel gaat uitvinden, gaan zij een handreiking maken. Ik vind dat positief. Natuurlijk is die handreiking erop gericht dat mensen die het echt willen, ook de gelegenheid hebben en op die manier bijdragen aan het aantal organen dat je kunt gebruiken en transplanteren; organen waarmee je mensen weer een nieuw leven kunt schenken. Het enige wat ik kan doen, is dit nog eens op schrift zetten en misschien nog iets meer uitwerken, en dat meesturen met de evaluatie. Ik kan echter niet iets evalueren wat zo sporadisch is voorgekomen, want de ervaringen ermee zijn dan te beperkt.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
De minister verwacht dat de beroepsgroep er over enkele weken mee komt. Heeft zij nog ideeën hoe zij de beroepsgroep kan ondersteunen in het ontwikkelen van die richtlijnen? Is zij ook van plan om daarna te monitoren hoe die uitpakken?

Minister Schippers:
Het is een handreiking op verzoek van professionals zelf. Dat is dus wat anders dan een richtlijn. Het is een handreiking omdat er allerlei dingen bij elkaar komen. Euthanasie vindt vaak thuis plaats met de huisarts, terwijl een orgaandonatie juist in het ziekenhuis gebeurt met behulp van andere professionals. Laten we dus eerst eens afwachten wat er in de handreiking staat. Misschien staat er helemaal niets in wat ik kan ondersteunen. Over het algemeen zijn het namelijk gewoon praktische uitwerkingen van wetten die we al hebben gemaakt. Ik zie mijn rol vooralsnog niet, maar er kan natuurlijk iets uitkomen waardoor ik ineens wel een rol zou moeten hebben.

De voorzitter:
Mevrouw Dijkstra, wilt u gebruikmaken van de tweede interruptiemogelijkheid van uw fractie?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ja. In de radio-uitzending waarover mevrouw Tellegen het had, was ook de voorzitter van de intensivisten te horen. Hij verwacht dat het ondanks zo'n handreiking toch een zeldzaamheid zal blijven dat euthanasie en orgaandonatie samengaan. Ik heb de minister ook horen zeggen dat dit niet het doel is. Mevrouw Tellegen is vrij optimistisch over het resultaat hiervan, maar hoe kijkt de minister hiertegen aan?

Minister Schippers:
Ik vind dat moeilijk te beantwoorden. Mensen die om euthanasie vragen, hebben vaak heel veel aan hun hoofd rond hun eigen leven. Het orgaandonatievraagstuk is nog weer een heel zwaar vraagstuk daarnaast. Ik vind het heel positief dat professionals constateren dat deze zware procedures, die ze allemaal heel goed en zorgvuldig willen doen, soms stroef verlopen en dat zij die dat met een handreiking voor ziekenhuizen beter willen laten verlopen. Ik vind dat heel erg goed. Als dat nieuwe organen oplevert, vind ik dat ook heel erg goed. Wij willen immers dat er niets verloren gaat als mensen zelf die wens hebben. Ik kan echter niet inschatten hoeveel mensen met de wens tot euthanasie ook daadwerkelijk willen participeren in orgaandonatie. Om misverstanden te voorkomen: ik vind het heel goed dat die handreiking er komt. Het is wel belangrijk om beide trajecten zorgvuldig te laten verlopen. Het moet geen jacht op organen worden; dat is het wat mij betreft ook echt niet. Het zijn twee zorgvuldige trajecten die we aan elkaar willen verbinden op verzoek van de patiënt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb een punt van orde. Het gaat hier om twee zware procedures, zoals de minister al heeft gezegd.

De voorzitter:
Een punt van orde gaat over de orde van de vergadering. Dat kunt u niet aan de minister voorleggen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat ga ik ook niet aan de minister voorleggen. De minister schetste zojuist dat zij met een brief wil komen. Mijn fractie heeft er behoefte aan dat die brief komt nadat de handreiking door de artsen beschikbaar is gesteld. We zouden het dus heel fijn vinden als het gebaar van de minister om een brief te schrijven op die manier in werking wordt gezet.

Minister Schippers:
Er is mij gevraagd of ik bij de evaluatie aandacht wil schenken aan wat ik in de toekomst wil. Ik zal bekijken wanneer die evaluatie af is. Zolang de handreiking niet af is, is het ook logisch dat ik daar niets over kan zeggen. Dan zal ik later met een brief komen. Als het echter bij de evaluatie kan, dan zal dat weliswaar geen onderdeel van de evaluatie zijn, maar wel een stukje visie op de handreiking en op de verdere dilemma's die meespelen.

De voorzitter:
Dank voor deze toelichting op dit punt van orde. U mag nog even blijven, want ook de volgende vraag wordt aan u gesteld.


Vragen Leijten

Vragen van het lid Leijten aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de analyse dat bestuurders signalen over problemen met kwaliteit en veiligheid negeren.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Vorige week heeft de Tweede Kamer de zorgbegroting behandeld. De minister maakte van de gelegenheid gebruik om uit te spreken dat zij trots is op de zorgsector. Wij zijn daar natuurlijk allemaal trots op. Dag in, dag uit werken artsen, verpleegkundigen, kraamverzorgsters en mensen op de ambulance met hart en ziel voor andere mensen. Daar moeten we heel erg trots op zijn. Wat in het debat echter ontbrak, was de analyse die wij van de top van het ministerie kregen over de bestuurders in de zorg. Door veranderingen, bezuinigingen en ook een gebrek aan toezicht zijn de bestuurders in de zorg niet in control. Dat zegt niet de SP, maar een hoge ambtenaar van het ministerie. Als mensen het niet goed doen, horen ze het veld te ruimen. Als je geen goede bestuurder bent, hoor je dus de laan uit te worden gestuurd, juist omdat je werkt met mensen die zorgen voor andere mensen in een sector waar heel veel publiek geld naartoe gaat. Hoe kan het toch dat de minister daar geen voorstellen voor heeft gedaan? Een hoge ambtenaar zegt dat veel bestuurders geen overzicht hebben over de kwaliteit, de financiën en de veiligheid van de zorg. Hoe kan het zijn dat de minister daar niets over zegt en niet met een voorstel komt? Ik vraag de minister om een einde te maken aan de incest van bestuurders die elkaar benoemen. Staat de minister achter het uitgangspunt dat je, als je hebt gefaald, niet meer in de zorg terugkomt? Kan zij toezeggen dat de fusies die nu plaatsvinden gestopt worden totdat het toezicht op de zorg op orde is? Kan de minister toezeggen dat zij geen enkel faillissement zal toestaan dat wordt veroorzaakt door de veranderingen en de grote bezuinigingen die nu plaatsvinden? Dat betekent dus geen faillissementen van ziekenhuizen en jeugdzorginstellingen, niet nu!

Minister Schippers:
Voorzitter. De top van het ministerie spreekt namens mij en houdt vaak presentaties. Ik zal dus wel vaker in de Kamer uitgenodigd worden, omdat het gehoor van een presentatie soms wordt uitgedaagd of een spiegel wordt voorgehouden. Dat is in dit geval ook gebeurd. Wij spreken heel vaak over corporate governance in de zorg. Wij spreken dan over vragen als: moet er niet een bestuurslid in de raad van bestuur verantwoordelijk worden voor kwaliteit? Moeten wij er niet voor zorgen dat er bijvoorbeeld registers komen voor bestuurders waaruit blijkt dat zij bekwaam zijn om te besturen? Moeten we het interne toezicht op het bestuur, de raad van toezicht, niet versterken door middel van bijvoorbeeld bij- of nascholingen of registers? We hebben daar veel debatten over gevoerd in de Kamer. Soms is het echter goed om niet alleen over, maar ook met mensen te spreken. Allerlei ambtenaren doen dat voor ons. Zij gaan met presentaties het land in. Het voorbeeld dat mevrouw Leijten noemde, is daar een van. Die ambtenaren maken daarin gebruik van stellingen. Dat zijn geen stellingen om vast te leggen wat er in het veld aan de hand is, maar om te prikkelen en om het gehoor een beetje uit te dagen om te reflecteren. Dat is hier gebeurd. De sg is naar de Vereniging van bestuurders in de zorg gegaan, zoals wij ook naar toezichthouders in de zorg gaan, en heeft daar stellingen voorgelegd in de trant van: vindt u ook niet dat bestuurders, als zij verantwoordelijk zijn, ook een zekere aansprakelijkheid hebben? Vindt u niet dat met de hervormingen in de zorg een ander type bestuurder nodig is? Misschien is dat een bestuurder die zich wat meer op de werkvloer laat zien in plaats van alles vanuit de bestuurskamers te doen. Dat is hier aan de orde. De sg doet dat niet op eigen houtje, maar in opdracht. Hij geeft enigszins prikkelende presentaties. Als mevrouw Leijten alleen de powerpointpresentatie ziet zonder de presentatie te horen, kan ik begrijpen dat zij zich afvraagt: wat staat daar? Wat daar staat, is bedoeld om uit te dagen en om mensen met ons te laten meedenken over wat beter kan.

Mevrouw Leijten (SP):
Nu breekt mijn klomp. We hebben een presentatie gezien die begint met de veranderingen en bezuinigingen in de zorg. Daar staat: dit heeft gevolgen voor instellingen en bestuurders. De gevolgen voor bestuurders zijn heel legitiem: mogelijke push tot fusies, focus op organisatieverandering en bedrijfsvoering ten koste van kwaliteit en veiligheid. En dan komt de laatste: veel bestuurders zijn niet "in control". Ik verzin die term niet zelf. Zij hebben in ieder geval geen zicht op kwaliteit, veiligheid en bedrijfsvoering. Als het ministerie bij de bestuurders zelf zegt dat het om veel bestuurders gaat, waarom komt de minister dan niet met maatregelen? We zien dat er nu veel fusies gaande zijn waarvan we eigenlijk niet weten of die leiden tot kwaliteitsverbetering. We zien ook dat er faillissementen van jeugdzorginstellingen worden aangekondigd, omdat gemeenten te beroerd zijn om een contract af te sluiten. Gaat de minister daarom voor de zorgsector, voor de jeugdhulpverlener en voor de artsen in het ziekenhuis staan? Dan zet je even de bestuurders aan de kant en kies je voor de inhoud van de zorg. De minister komt echter met geen enkel voorstel en dat vind ik nou zo jammer. Ik doe drie voorstellen: een fusiestop, bestuurders niet van plek naar plek naar plek laten hoppen en geen faillissementen accepteren. Ga daar nu eens op in, minister!

Minister Schippers:
Dat zouden de voorstellen zijn als de minister van Volksgezondheid van de SP zou zijn. Die zou zeggen: we regelen het allemaal vanuit Den Haag en we hebben een nationale gezondheidszorg. Die hebben wij echter niet. Wij hebben het anders geregeld. Het is onzin om te zeggen dat ik helemaal geen voorstellen doe om de besturen in de zorg te verbeteren. Ik heb namelijk een brief geschreven over corporate governance. Jawel, mevrouw Leijten, dat bent u wellicht vergeten. De Kamer heeft mij daar ook weer vragen over gesteld. Ik zou daar antwoord op geven, maar in het laatste AO heeft een aantal Kamerleden gezegd: wacht daar nog even mee, want wij hebben een aantal extra vragen en wij willen dat u ook die beantwoordt. Die beantwoording komt voor de kerst. U zult zien dat het een dik pak papier is. U stelt namelijk veel vragen en wij geven daar zo goed mogelijk antwoord op. Dat zijn de reacties op onze voorstellen om besturen in de zorg te verstevigen, om ervoor te zorgen dat het besturen in de zorg meegaat met zijn tijd, want dat moet het geval zijn. Er is dus een regiment aan voorstellen over gedaan. Wij zijn nu in de schriftelijke fase van het debat met de Kamer daarover. Ik verwacht ook dat ik weer uitgenodigd word om daar mondeling over te spreken.

Het is niet zo dat wij vinden dat alles goed gaat. Nee, er moet wel degelijk wat veranderen in bestuurders-Nederland. Er zijn ambtenaren die het land in gaan om dat te bespreken met bestuurders en om daar dingen op te halen van bestuurders. Zij prikkelen de bestuurders om daar een reactie op te geven. Dan ontstaat er ook een debat. Bestuurders zijn het ook niet altijd eens met onze voorstellen. Zij zien het vaak anders. Maar het is ook goed om dat gesprek met bestuurders te voeren in plaats van dat gesprek alleen in Den Haag over bestuurders te voeren.

Mevrouw Leijten (SP):
Met mensen praten is altijd heel zinvol. Wat ik alleen zo treurig vind, is dat de minister bagatelliseert wat hier is gebeurd. Een hoge ambtenaar van het ministerie zegt dat veel bestuurders de controle kwijt zijn over de kwaliteit, de veiligheid en de financiën. Dat is een behoorlijke stelling. Daar hoort de minister dan een toelichting op te geven. Als de enige toelichting is dat het een prikkelende stelling is, dan vind ik dat tekortschieten, want ik denk namelijk dat die analyse juist is. Ik had nu juist van de minister verwacht dat zij opstond voor al die zorgverleners waar we trots op zijn, want die zijn de dupe van slechte bestuurders, faillissementen en fusies. Maar dan geeft de minister niet thuis en dat is erg jammer.

Minister Schippers:
Dat is compleet onterecht. We zijn schriftelijk, en straks mondeling, in debat met de Kamer over voorstellen om bestuurders en het toezicht op bestuurders te verbeteren. Daar zijn wij heel druk mee bezig. Misschien kent u dat niet, ironie of spiegelen, maar wij doen dat vaker in presentaties. Bij de begroting heb ik nog een beeld teruggegeven dat de Kamer heeft geschetst. Ik kan u vertellen dat ik het met dat beeld helemaal niet eens ben, maar ik doe dat om te kijken of we daar een debat uit kunnen krijgen. Dat heeft deze ambtenaar ook gedaan. Hij heeft een aantal dingen opgeschreven en naar aanleiding van zijn stellingen heeft hij ook een debat gekregen. Dat is goed, want we moeten meer met elkaar praten dan over elkaar. Ik hecht er zeer aan dat wij niet alleen hier in Den Haag regels maken voor het land, maar dat het land zich ook nog een beetje kan vinden in de regels en daarmee uit de voeten kan. Uiteindelijk gaat het om één doel: dat zorginstellingen goed bestuurd worden. Daar doen wij voorstellen voor. Ik hoop ook dat die voorstellen snel door de Kamer geaccepteerd worden.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De Partij van de Arbeid vindt het hartstikke goed dat het ministerie van VWS, onder verantwoordelijkheid van deze minister, het veld een heel kritische spiegel voorhoudt. We zijn wel benieuwd wat de reactie van de bestuurders was. Werd het herkend? We willen ook graag weten in hoeverre deze analyse straks terugkomt in de antwoorden op de vragen van de Kamer over governance in de zorg.

Minister Schippers:
Reacties op dit soort stellingen zijn altijd divers. Sommige bestuurders zeggen: ja, het is tijd om te veranderen. Veel van die dingen gebeuren buiten de vergaderingen. Dat is bekend, als het moeilijk is. Er zijn ook bestuurders die vinden dat zij het prima doen en dat er niets hoeft te veranderen. Uiteindelijk vind ik het belangrijk om bestuurders in Nederland mee te nemen in het gedachtegoed dat in de Kamer wordt gewisseld; over het nieuwe besturen, de moderne bestuurder die veel op de werkvloer is, die zich verantwoordelijk voelt voor kwaliteit en voor wat er in de organisatie gebeurt, met goed toezicht van mensen die verstand van zaken hebben en goed toezicht houden. Bij toezicht houden moet het niet een kwestie zijn van een leuk gezelschap waar je nog een vriendje bij vraagt, maar er moeten deskundige mensen zitten. Daar zijn wij mee bezig.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dank voor het antwoord. Ik heb nog een nadere vraag over het toezicht. Er zou soms wat meer afstand kunnen komen tussen de raad van bestuur en de raad van toezicht. Op welke manier zien we straks terug in de voorstellen over governance dat gegarandeerd is dat scherp toezicht niet wordt voorkomen doordat er goedbedoelde, maar toch te nauwe banden zijn?

Minister Schippers:
Het is van groot belang dat intern toezicht onafhankelijk is. De interne toezichthouder kan immers ook de bestuurder naar huis sturen? Ik heb wel een aantal voorstellen in mijn hoofd om dat toezicht te versterken. Een ervan is dat de raden van toezicht niet alleen worden gevraagd omdat iemand ze kent, maar dat we een register krijgen van mensen die in raden van toezicht zitten, waaruit blijkt dat zij verstand van zaken hebben. Dat is een van de voorstellen om de situatie te verbeteren ten opzichte van nu.

Mevrouw Siderius (SP):
Het is natuurlijk van de gekke dat we in presentaties van ambtenaren zetten dat door de bezuinigingen faillissementen worden veroorzaakt en dat dit een prikkel, een uitdaging moet zijn. De minister zegt dan: dit is niet wat er in het veld gebeurt. Laat ik de minister dan een spiegel voorhouden; dit is daadwerkelijk wat er in het veld gebeurt. Wat vindt de minister ervan dat de Mutsaersstichting, een jeugdzorginstelling, in haar voortbestaan wordt bedreigd, waardoor duizend gezinnen en kwetsbare kinderen straks op straat staan en 430 jeugdhulpverleners straks werkloos worden door dit beleid van deze minister en niet door falende bestuurders?

Minister Schippers:
Ik vind het van belang dat als je naar een ander systeem gaat — de jeugdzorginstellingen vallen nu onder de provincies en straks onder gemeenten — je die transitie goed begeleidt. De staatssecretaris ziet er dag in, dag uit op dat er op tijd gecontracteerd wordt en dat er geen instellingen failliet gaan of nadeel ondervinden omdat die transitie te langzaam gaat. Ik vind het dan ook heel vergezocht om deze presentatie nu daarop van toepassing te verklaren. Daar is die in ieder geval niet voor bedoeld.

De voorzitter:
Mevrouw Siderius, u mag een tweede vraag stellen maar die moet dan wel gaan over de aard van de mondelinge vragen waarop nu vervolgvragen worden gesteld.

Mevrouw Siderius (SP):
In de presentatie wordt gesproken over faillissementen in de zorg en dat is wat hier gebeurt. De minister zegt dat het allemaal goed wordt begeleid door de staatssecretaris. Dat is niet het geval want de Transitie Autoriteit Jeugd is hier geweest en heeft gezegd: u zoekt het maar zelf uit, wij kunnen geen oordeel geven. Is dat wat de minister bedoelt met goede begeleiding en gaat de minister garanderen dat er geen kind op straat staat per 1 januari?

Minister Schippers:
Je kunt een systeem uit angst voor het nieuwe natuurlijk in stand houden, ook al weet je dat het niet een goed systeem is en dat kinderen nu verschillende hulpverleners over de vloer krijgen die langs elkaar heen werken, wat helemaal ten koste gaat van de kinderen en waarvan we ook de gruwelijke resultaten hebben gezien. Op een gegeven moment heb je dan als Kamer een zware commissie ingesteld die advies geeft aan achtereenvolgende kabinetten en die aangeeft dat het anders moet en dat de jeugdhulpverlening dichter bij de mensen moet worden georganiseerd, namelijk de gemeenten. Als een kabinet dat ook daadwerkelijk doet, dan moet je zorgen dat die transitie zo zorgvuldig mogelijk gebeurt. Dat is precies waar de staatssecretaris mee bezig is.

De heer Krol (50PLUS):
We hebben deze discussie naar aanleiding van een powerpointpresentatie van de heer Leon van Halder. Ik hoor de minister net zeggen dat het gaat om een aanzet tot een discussie en dat daar ambtenaren voor zijn, van wie dit er een is. Mag ik aan de minister vragen wie deze ambtenaar precies is? Is dat zomaar een ambtenaar?

Minister Schippers:
Nee, dat is de hoogste ambtenaar van mijn departement, maar ik kan u vertellen dat hij niet de enige is die deze presentaties geeft. Ik verwacht ook van mijn dg's op mijn departement dat ze deze presentaties geven. Ik wil namelijk dat we een beter bestuur krijgen in de zorg in Nederland. Daar wil ik voorstellen voor doen. Daarover ben ik druk in debat met de Kamer. Ik wil graag bestuurlijk Nederland daarin meenemen, in de zin van: jongens, zoals jullie het nu doen, gaat het niet altijd goed en ik wil maatregelen nemen waardoor het beter gaat. Ik wil ze meenemen in die verbeterslag. Dat kan ik niet in mijn eentje; daar heb ik ook ambtenaren voor nodig om die presentaties in het land te geven.

De voorzitter:
Ik dank u voor uw komst naar de Kamer en voor de beantwoording van de gestelde vragen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Agema en Van Gerven.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

  • maandag 15 december van 10.00 uur tot 17.00 uur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs) (33948).

Ik stel voor, hedenmiddag ook te stemmen over de aangehouden motie-Ellemeet (19637, nr. 1923) en de aangehouden moties-Thieme (33400-V, nrs. 43 en 159, en 33750-XVII, nr. 44).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de heer Klaver om een verzoek te doen, deel ik mede dat er een spreker aan de lijst wordt toegevoegd. Mevrouw Schouten wil namelijk nog rappelleren in verband met een brief die te maken heeft met de begrotingsbehandeling die voor morgen gepland is. Dat mag zij doen aan het einde van de regeling van werkzaamheden.

Het woord is aan de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Mede namens de collega's van D66 en de Partij voor de Dieren wil ik een debat aanvragen over de uitbraak van de vogelgriep. Wij hebben vorige week gezien dat die helaas niet beperkt bleef tot één bedrijf, maar zich lijkt te verspreiden. Straks zal zich een aantal actuele vraagstukken voordoen. Hoe gaat het met de compensatie van de getroffen boeren? Welke systeemwijzigingen hebben plaatsgevonden? Wat kunnen wij van deze crisis leren? Welke andere lessen moeten wij nog trekken om ervoor te zorgen dat de vogelgriep zich niet verder uitbreidt? Morgen wordt er ook nog een technische briefing gehouden. Ik zou het fijn vinden als wij daarna op korte termijn een debat over dit onderwerp kunnen voeren.

De voorzitter:
U vraagt om steun voor het houden van een debat over de nieuwe uitbraak van vogelgriep.

De heer Geurts (CDA):
Gezien de volle agenda voor de plenaire vergadering, kunnen wij dit onderwerp volgens mij beter behandelen in het AO Dierziekten en antibioticagebruik van volgende week.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat lijkt mij een terechte opmerking. De snelste manier om dit onderwerp te bespreken, is om het bij het AO Dierziekten en antibioticagebruik te betrekken. Misschien moet het AO dan met een uurtje verlengd worden.

Mevrouw Lodders (VVD):
Het is belangrijk om over dit onderwerp te spreken. Volgens ons past dit het best in het AO Dierziekten en antibioticagebruik. Er ligt inmiddels een verzoek van de VVD om dat AO te verlengen. Ik hoop dat wij daar met elkaar afspraken over kunnen maken in de komende procedurevergadering.

De voorzitter:
Dat kunt u inderdaad via de procedurevergadering doen.

De heer Smaling (SP):
Het is heel erg nodig en relevant om hierover te spreken, maar de snelste weg is volgens ons ook via een verlenging van dat AO.

De heer Van Dekken (PvdA):
Ook wij bespreken dit graag in het AO Dierziekten en antibioticagebruik, met een uurtje erbij.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Het wordt saai: wij steunen het verzoek niet en — u raadt het al, voorzitter — wij willen het onderwerp graag bespreken in het AO van volgende week.

De voorzitter:
Mijnheer Klaver, u hebt niet de steun van de meerderheid voor het houden van een plenair debat. Er is wel breed een oproep gedaan om dit onderwerp te bespreken in het AO van volgende week. In de procedurevergadering mag u met elkaar bespreken hoeveel tijd u daarvoor wilt uittrekken.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik ben in ieder geval blij dat iedereen er de urgentie van inziet en dat wij het op korte termijn zullen bespreken.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Afgelopen zaterdag lazen wij een bericht in de Volkskrant waarin werd gesteld dat de publicatie van het rapport van Motivaction over de positie van Nederlands-Turkse jongeren bewust getimed was: het rapport werd gepresenteerd een dag voor een algemeen overleg in de Kamer over integratie om op die manier de lijn van het ministerie over het monitoren van vier Turkse organisaties extra kracht bij te zetten. Dat roept natuurlijk vragen op over de wijze waarop de Kamer wordt geïnformeerd. Volgens mij mogen die vragen niet boven de markt blijven hangen. Daarom heeft mijn fractie behoefte aan een feitenrelaas van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de totstandkoming van zowel het rapport van Motivaction als het rapport over de parallelle samenleving en de timing van die publicaties. In hoeverre was de minister of zijn departement betrokken bij de keuzes betreffende die publicaties? Was de minister er van tevoren van op de hoogte dat het rapport een dag voor het algemeen overleg naar buiten zou worden gebracht?

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Wij steunen het verzoek om een brief. In die brief zou ik ook graag lezen wat de rol van FORUM is geweest en met welke organisaties het departement contact heeft gehad voordat het onderzoek van Motivaction werd gepresenteerd.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Albert de Vries.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. Ik vraag om uitstel van de stemming van vandaag over de moties ingediend bij het wetgevingsoverleg over het onderdeel Energie van de begroting van EZ voor 2015. Wij hebben behoefte aan wat meer tijd voor nader overleg.

De voorzitter:
Omdat het gaat om een stemming die al is aangekondigd, hebt u de steun van de meerderheid nodig voor dit verzoek.

De heer Leegte (VVD):
Wij steunen dat verzoek graag.

De voorzitter:
Ik begrijp dat u de stemmingen wilt doorschuiven naar donderdag, mijnheer De Vries?

De heer Albert de Vries (PvdA):
Ja. Ik begrijp dat het maximaal tot donderdag kan worden uitgesteld, dus die tijd willen we graag gebruiken.

De voorzitter:
Donderdag stemmen we namelijk over de begrotingen. U hebt de steun van de meerderheid van de Kamer. Ik zal uw verzoek uitvoeren.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Raak van de SP.

De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Tijdens eerdere debatten over de Amerikaanse spionageactiviteiten is gebleken dat de Nederlandse regering helemaal niet weet wat de Amerikanen uitspoken, ook niet met onze burgers. Dit weekend werd wel iets meer bekend, omdat een aantal internationale beveiligingsbedrijven zeer geavanceerde spionagesoftware zegt te hebben gevonden in Rusland, Saudi-Arabië, Mexico, Oostenrijk, Ierland en België, onder andere voor de Amerikaanse spionage bij Belgacom in België. Ik wil daarom een debat met de minister van Binnenlandse Zaken en Spionagediensten. Dat debat moet gaan over het feit dat Nederland nu wegkijkt en de kop in het zand steekt. Ik vind dat Nederland om opheldering moet vragen bij de Amerikanen en onderzoek moet doen naar wat de Amerikanen uitspoken, ook met onze burgers.

De voorzitter:
Vraagt u nu alleen om een brief of ook om een debat?

De heer Van Raak (SP):
Een debat!

De voorzitter:
Sorry! Een debat met de minister van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Van harte steun.

De heer Schouw (D66):
Ik krijg graag een uitgebreide brief, die ik voor volgende week dinsdag zou willen hebben. Daarmee steun ik ook het debat.

De voorzitter:
"Dinsdag 12.00 uur", schrijf ik dan op voor de brief.

De heer Recourt (PvdA):
Steun voor de brief; vooralsnog geen steun voor het debat.

De heer Bosma (PVV):
Geen steun.

De heer Dijkhoff (VVD):
De debataanvraag gaat volgens mij meer over de interpretaties en meningen van de heer Van Raak dan over de feiten. Over het feit dat er een zeer geavanceerd virus is gevonden waarvan veel mensen denken dat het alleen maar van geheime diensten kan komen, ontvang ik graag een brief van de minister. Die ga ik dan eerst lezen voordat ik iets over een debat vind.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik krijg graag eerst een brief. Dan vorm ik me een oordeel of we erover moeten debatteren.

De heer Bisschop (SGP):
Een brief lijkt mij in dit stadium ruim voldoende.

De voorzitter:
Mijnheer Van Raak, u hebt de steun van de meerderheid voor een brief over deze zaak, te ontvangen voor volgende week dinsdag 12.00 uur.

De heer Van Raak (SP):
Dan ziet u mij volgende week dinsdag weer, voorzitter.

De voorzitter:
Dank voor deze vooraankondiging. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Ik geef het woord aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Inwoners, medici, zorgverleners en verwijzers in Dokkum werden gisteren opgeschrikt door de opnamestop per vandaag van het ziekenhuis De Sionsberg. Een faillissement dreigt, terwijl het gaat om noodzakelijke zorg voor de inwoners van Dokkum, maar zeker ook voor het achterland. Daarom zou ik op korte termijn een debat willen houden met de minister over de toekomst van De Sionsberg.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over de toekomst van De Sionsberg.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik steun het verzoek. Ik krijg ook graag een reactie van de minister over de wijze waarop de opvang van de patiënten nu is geregeld. Ik wil eigenlijk het verzoek doen om het debat iets uit te breiden met de situaties van het Gemini Ziekenhuis in Den Helder en het ZorgSaam ziekenhuis in Zeeland. Zij hebben problemen met het voortzetten van de spoedeisende hulp en de acute geboortezorg. De minister stuurt daarover deze week nog een brief naar de Tweede Kamer. Dan kunnen we het volgende week direct daarover hebben. Ik verleen dus steun.

De voorzitter:
Waar gaat u het volgende week dan over hebben?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Over het onderwerp van het debat van mevrouw Leijten. Goed dat u het zegt, voorzitter: ik doe het verzoek aan mevrouw Leijten om het debat nog iets uit te breiden met twee andere ziekenhuizen die in een zeer lastige situatie zitten en waarop de minister deze week nog terugkomt.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik verleen geen steun voor het debat. Wel willen wij graag een oplossing voor deze mensen zodat acute zorg en spoedzorg gegarandeerd zijn. Die krijgen wij graag in een brief van de minister. Dan hebben we geen debat nodig, want dan is er gewoon een oplossing.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Op dit moment geef ik geen steun voor het debat. Ik zou wel graag een brief van de minister zien. Daarna kunnen we oordelen of een debat nodig is.

De heer Rutte (VVD):
Een debat brengt het garanderen van goede zorg in Noord-Friesland niet dichterbij. Er moeten goede gesprekken plaatsvinden met zorgverzekeraars en met de zorgaanbieders ter plekke. Er moet rekening worden gehouden met de zorgplicht, de aanrijtijden en alles wat daarbij hoort. Wellicht kan de minister daar in een brief haar licht op laten schijnen, maar ik steun zeker geen debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik steun het verzoek om een debat. Ik steun ook het voorstel van de CDA-fractie. Mijn vraag is of de Kamervragen die de ChristenUnie heeft gesteld over De Sionsberg, dan ook beantwoord kunnen zijn, opdat die antwoorden bij het debat betrokken kunnen worden.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Steun voor het debat en steun voor de brief.

De heer Van der Staaij (SGP):
Steun voor een brief, maar niet voor een debat in dit stadium.

Mevrouw Klever (PVV):
Wij willen er graag op korte termijn over debatteren. Ik weet niet of dat, nu er geen meerderheid voor is, via een plenair debat kan. Anders kan het in een AO. Wij steunen ook het verzoek om een brief.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u hebt niet de steun van de meerderheid voor het houden van een plenair debat. Er is wel de behoefte om de brief die al voor deze week was toegezegd, uit te breiden. Daarnaast heeft mevrouw Dik-Faber gevraagd om een zo snel mogelijke beantwoording van de schriftelijke vragen.

Mevrouw Leijten (SP):
Die brief lijkt mij goed. Het lijkt mij ook goed als die er vrijdag is. Gezien het feit dat er meerdere partijen zijn die hier wel snel over willen praten, zullen we via de procedurevergadering bekijken of we snel een algemeen overleg kunnen plannen. Het uitbreiden naar andere noodlijdende ziekenhuizen lijkt mij zeer op zijn plaats, maar laten we dat dan via de procedurevergadering met elkaar afstemmen.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Dan is nu het woord aan mevrouw Schouten voor een rappel.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit is niet het eerste rappel. Ik heb hier al een paar keer gevraagd om een onderzoek dat ik een jaar geleden heb aangevraagd. Vorige week heb ik gevraagd of het onderzoek voor 12.00 uur vandaag hiernaartoe zou kunnen komen. Het betreft het onderzoek over het omzetten van de kinderkorting op de BES-eilanden naar de kinderbijslag. Er komt nog niet eens een uitstelbriefje. Ik vind het echt minachting van de Kamer. Morgen bij de behandeling van de begroting moet ik dat onderzoek hebben. Ik verwijs naar de motie op stuk 33750-XV, nr. 56. Mijn vraag is of er voor vanmiddag 17.00 uur wat gaat komen.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering met spoed doorgeleiden naar het kabinet en zal vragen of er voor 17.00 uur een reactie op dit verzoek kan komen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen stemmingen

Mededelingen stemmingen

Mededelingen stemmingen

De voorzitter:
Ik verzoek de leden, hun plaatsen in te nemen, zodat wij zo meteen kunnen gaan stemmen.

Voordat wij gaan stemmen, wil ik graag heel kort iets zeggen. Afgelopen weekend organiseerden de Staten-Generaal de NAVO Parlementaire Assemblee. Daar is veel werk voor verzet, onder meer door de delegatie van de NAVO Parlementaire Assemblee onder leiding van de heer Han ten Broeke. Er is ook veel werk verzet door heel veel medewerkers van de Kamer, zowel door Griffiemedewerkers als door medewerkers van de Beveiligingsdienst. Ik heb veel complimenten ontvangen van verschillende deelnemers aan deze Assemblee. Hun dank wil ik graag hierbij overbrengen aan de delegatie.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Voordat we gaan stemmen, zijn er nog twee mensen die iets willen zeggen over de stemmingslijst. Allereerst geef ik daartoe het woord aan de heer Smaling.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Onder punt 3 van de stemmingslijst, de moties over het onderdeel Water van de begroting van I en M, wil ik graag de motie-Smaling/Bisschop op stuk nr. 12 aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn motie (34000-J, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik wil graag een stemverklaring afleggen bij de stemmingen onder punt 5, over de Wet verantwoorde groei melkveehouderij. In de stemmingslijst staat dat ik dat wil doen voorafgaand aan de stemmingen over de amendementen. Ik wil dat echter graag doen voorafgaand aan de stemmingen over het amendement op stuk nr. 8 (33979). Ik kondig alvast aan dat ik over dit amendement een hoofdelijke stemming aanvraag.

De voorzitter:
Dus nadat wij gestemd hebben over het amendement op stuk nr. 16, wilt u een stemverklaring afleggen over het amendement op stuk nr. 8. Over datzelfde amendement zal hoofdelijk worden gestemd.

Mevrouw Ouwehand heeft voorts verzocht om eerst te stemmen over haar moties op stukken nrs. 40, 42, 43 en 44, alvorens wordt gestemd over de amendementen en het wetsvoorstel.

Dan gaan wij nu over tot de stemmingen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Onderdeel Water van de begroting van Infrastructuur en Milieu voor 2015

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het onderdeel Water van de begroting van Infrastructuur en Milieu voor 2015,

te weten:

  • de motie-Smaling over geen rivierprojecten starten op basis van een twijfelachtige piekafvoer (34000-J, nr. 9);
  • de motie-Smaling over een evenwichtige verdeling tussen budgetten voor waterveiligheid en voor ruimtelijke adaptatie (34000-J, nr. 10);
  • de motie-Smaling over prioriteit voor het versterken van dijkring 42 en 48 (34000-J, nr. 11);
  • de motie-Smaling over knelpunten voor de drinkwaterwinning door bodemverontreiniging (34000-J, nr. 13);
  • de motie-Geurts over nader onderzoek naar sluizen in de Nieuwe Waterweg (34000-J, nr. 14);
  • de motie-Geurts over de gevolgen van het zout worden van het Volkerak-Zoommeer (34000-J, nr. 15);
  • de motie-Jacobi c.s. over een Deltaplan Zoet Water en Waterkwaliteit (34000-J, nr. 16);
  • de motie-Hachchi c.s. over energieneutraal werken door de waterschappen (34000-J, nr. 19);
  • de motie-Dik-Faber/Hachchi over een plan van aanpak om medicijnresten in water te voorkomen (34000-J, nr. 20);
  • de motie-Dik-Faber over de brug bij de sluizen bij Kornwerderzand (34000-J, nr. 21).

(Zie wetgevingsoverleg van 17 november 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (34000-J, nr. 21) aan te houden. Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (34000-J, nr. 15) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik verzoek de leden om iets stiller te zijn. Alstublieft, het is een lange stemmingslijst.

In stemming komt de motie-Smaling (34000-J, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling (34000-J, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling (34000-J, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling (34000-J, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts (34000-J, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jacobi c.s. (34000-J, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hachchi c.s. (34000-J, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Hachchi (34000-J, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid,

te weten:

  • de motie-Fritsma over een schaarstecriterium (19637, nr. 1910).

(Zie vergadering van 30 oktober 2014.)

In stemming komt de motie-Fritsma (19637, nr. 1910).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Verantwoorde groei van de melkveehouderij

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet verantwoorde groei melkveehouderij,

te weten:

  • de motie-Ouwehand/Thieme over uitfaseren van vruchtbaarheidshormonen in de melkveehouderij (33979, nr. 42);
  • de motie-Ouwehand/Thieme over de aanpak van pootproblemen bij koeien (33979, nr. 43);
  • de motie-Ouwehand/Thieme over de aanpak van melkziekte (33979, nr. 44);
  • de motie-Ouwehand/Thieme over een verbod op megastallen van meer dan 250 melkkoeien (33979, nr. 40).

(Zie vergadering van 13 november 2014.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand/Thieme (33979, nr. 42) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naar schatting jaarlijks 200.000 tot 400.000 koeien met vruchtbaarheidshormonen worden behandeld;

constaterende dat vruchtbaarheidshormonen worden toegediend vanwege vruchtbaarheidsstoornissen die deels een neveneffect zijn van het fokken op toenemende melkproductie;

constaterende dat de toepassing van vruchtbaarheidshormonen een inbreuk levert op de intrinsieke waarde van de koe en onethisch is;

verzoekt de regering, het gebruik van vruchtbaarheidshormonen in de melkveehouderij uit te faseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67, was nr. 42 (33979).

De motie-Ouwehand/Thieme (33979, nr. 44) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat na het kalveren de moederkoe extra calcium nodig heeft om melk te produceren;

constaterende dat het natuurlijke lichaam van de moederkoe niet genoeg calcium produceert om aan de hoge melkproductie te voldoen;

constaterende dat het lichaam van de moederkoe deze calcium uit spierweefsel haalt om aan deze calciumbehoefte te voldoen waardoor melkziekte veroorzaakt wordt en de moederkoe zichzelf dus letterlijk "opeet";

constaterende dat meer dan 60% van de koeien lijdt aan melkziekte;

van mening dat het aantal koeien met melkziekte in ieder geval niet mag groeien maar juist fors zou moeten afnemen;

verzoekt de regering, doelstellingen te formuleren voor de aanpak van melkziekte in de melkveehouderij,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68, was nr. 44 (33979).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Thieme (33979, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand/Thieme (33979, nr. 67, was nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Thieme (33979, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand/Thieme (33979, nr. 68, was nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Verantwoorde groei van de melkveehouderij

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet verantwoorde groei melkveehouderij) (33979).

(Zie vergadering van 13 november 2014.)

De voorzitter:
Het amendement-Dijkgraaf/Graus (stuk nr. 9) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Ouwehand/Thieme (stuk nr. 30, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 30 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Dik-Faber c.s. (stuk nr. 65, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS en Klein voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit tweede nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 65 voorkomende tweede nader gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Geurts (stuk nr. 63, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 63 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Smaling/Schouw (stuk nr. 55, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 55 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling c.s. (stuk nr. 62, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 62 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Wij stemmen op dit moment over een uitbreiding van de melkveestapel. De melkvee-industrie kent veel problemen. Het meest fundamentele is moreel van aard, namelijk dat wij een jonge koe drachtig maken en een kalf laten werpen, waarna wij het jong dat zij zou willen zogen en dat op zijn beurt zijn moeder nodig heeft, bij haar weghalen zodat de melk naar de supermarkt kan. Dat is systematische wreedheid tegen weerloze dieren. Het debat daarover wordt nog niet gevoerd, want dit is taboe. De Kamer wil het wel hebben over de meer geaccepteerde dierenwelzijnsproblemen: weidegang en pootproblemen. Daarover spreken wij met elkaar af dat wij ambities hebben om het welzijn van dieren te verbeteren. Mijn vraag is wel wat die ambities waard zijn, als zojuist moties die vragen om een aanpak die parallel zou moeten gaan met een eventuele groei van de veestapel, zijn verworpen. Als er 100.000 koeien bij komen en je weet dat 80% van de koeien last heeft van pootproblemen, dan komen er 80.000 welzijnsproblemen bij.

Alleen al om die reden zou je dit wetsvoorstel dus niet moeten kunnen aannemen. Maar ook zojuist ingediende en in stemming gebrachte amendementen over grondgebondenheid, weidegang en enige inperking van de groei, zijn verworpen. Dan staan we dus voor een keuze. In deze tijden van vogelgriep, waarin iedereen zich realiseert dat Nederland als meest veedichte land ter wereld geen verdere …

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u moet zich echt beperken tot het verklaren van uw stem over deze wet en niet oproepen tot een debat over andere onderwerpen, of uitdagen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, als u goed luistert, hoort u dat de Partij voor de Dieren zegt dat alleen al vanwege de dierenwelzijnsambities — die niet gesteund worden, getuige de stemmingen zojuist in de Kamer — een verdere groei van de melkveestapel onwenselijk is.

Daar komt bij, voorzitter, en dan rond ik af, dat in tijden van vogelgriep, waarin iedereen snapt dat een land dat het meest veedicht is ter wereld een verdere groei van de veestapel …

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, uw eerste deel was goed. Dat ging over deze wet. Maar u breidt uit naar andere zaken. Daar moet u zeker over spreken in deze Kamer, maar niet tijdens een stemverklaring. Ik dank u wel!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het lijkt me goed als u even luistert, want dit gaat over de hoofdelijke stemming die ik aanvraag. Ik wil dat verklaren.

De voorzitter:
Nee. Ik heb goed geluisterd. Ik heb u gevraagd, zich te beperken tot de melkveehouderij. Dat wist u duidelijk. U bent toch gaan uitbreiden naar vogelgriep. U doet het nu opnieuw. Ik denk dat u uw stem daarmee voldoende verklaard hebt. Als u nog iets wilt zeggen over het amendement, sta ik dat toe, maar niet over andere dierziekten. Die komen bij andere wetten aan de orde.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik denk u het niet helemaal begrijpt. Ik wil graag uitleggen waarom ik hoofdelijk wil stemmen over het amendement. Ik heb goed gehoord dat u mij die kans geeft. Wij vragen een hoofdelijke stemming aan over het volgende amendement, omdat dat de enige manier is om de melkveestapel te houden zoals die is en niet te laten groeien. Ons lijkt dat in tijden van diercrises meer dan de moeite waard om hoofdelijk over te stemmen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Ik had heel goed begrepen waar het over ging.

We gaan hoofdelijk stemmen over het amendement-Ouwehand/Thieme op nr. 8.

In stemming komt het amendement-Ouwehand/Thieme (stuk nr. 8).

Vóór stemmen de leden: Jasper van Dijk, Ellemeet, Gesthuizen, Karabulut, Klaver, Kooiman, Leijten, Merkies, Van Nispen, Van Ojik, Ouwehand, Van Raak, Roemer, Siderius, Smaling, Thieme, Van Tongeren, Ulenbelt, Bashir en Van Bommel.

Tegen stemmen de leden: De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Elias, Fokke, Fritsma, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Keijzer, Kerstens, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Koolmees, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leenders, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Öztürk, Pechtold, Potters, Rebel, Recourt, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Slob, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Van Toorenburg, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs, Zijlstra, Arib, Van Ark, Azmani, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot en Van der Burg.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met 20 tegen 124 stemmen is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling c.s. (stuk nr. 57, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 57 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Dikkers c.s. (stuk nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Aan de aanwezige leden van de fractie van de VVD wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden tegen het in artikel 1, onderdeel D, opgenomen vijfde en zesde lid van artikel 21 te hebben gestemd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling c.s. (stuk nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Geurts (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, 50PLUS en Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Geurts c.s. (stuk nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Ouwehand/Thieme (stuk nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Soms ben je voor een wetsvoorstel, soms ben je tegen. Soms word je daar heel blij van, soms chagrijnig, soms heel chagrijnig. Meestal richt zich dat op de inhoud. Het probleem van de wet waar we vandaag over stemmen, is dat die inhoud volkomen onduidelijk is. Aanvankelijk leek het erop dat de melkveehouderij behoorlijk kon doorgroeien, maar een paar dagen voor de wetsbehandeling kregen wij een nota van wijziging, waaruit bleek dat de kern van de wet nog per AMvB geregeld moet worden. Dat moet dus nog gebeuren. Daarmee stemmen wij vandaag over iets waarvan wij geen idee hebben hoe het zal uitpakken. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid van wetgeving moet ik helaas zeggen dat mijn fractie daar niet aan mee wenst te werken. Het is werkelijk een aanfluiting, ook uit het standpunt van de zuivelsector en van al die mensen die de koe en het weiland bij het goede imago van Nederland vinden horen. Ik wens mijn collega's aan de overkant veel wijsheid.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag komt er een einde aan de behandeling van de Melkveewet in deze Kamer. De ChristenUnie is teleurgesteld over het resultaat waar wij zo over gaan stemmen, maar ook over het proces dat ons tot hier geleid heeft. Wij stemmen zo meteen over een lege wet. Mijn fractie had graag gezien dat we nu al een bepaalde mate van grondgebondenheid in de wet hadden geborgd en dat er veel meer ruimte was gekomen voor regionale kringlopen. Grondgebondenheid gaan we nu per AMvB regelen. Dit vindt mijn fractie zeer onbevredigend. Bovendien laat het melkveehouders langer in onzekerheid. De ChristenUnie wil de boeren echter niet de dupe laten zijn van geruzie in de coalitie door de derogatie op het spel te zetten, een derogatie die van belang is voor de gehele landbouwsector.

De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber, ook u moet ik verzoeken om uw oordeel in de stemverklaring te laten gaan over de inhoud van de wet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat ga ik doen. Mijn fractie wil de derogatie niet op het spel zetten, een derogatie die van belang is voor de gehele landbouwsector, niet alleen voor de melkveesector. Daarom zal mijn fractie, de ChristenUnie, toch voor deze wet stemmen.

Er is rumoer in de zaal.

De heer Schouw (D66):
Mevrouw de voorzitter. De fractie van D66 zal tegen deze wet stemmen. De belangrijkste reden is — ik vind het een leuke animositeit, maar er zit toch een serieuze aanleiding bij — het feit dat dit een leeg wetsvoorstel is. De politieke keuze die gemaakt moet worden om de koeienstapel te beteugelen, is met dit lege wetsvoorstel bij de Eerste Kamer gelegd, zo zeg ik ook tegen de heer Zijlstra, want die gaat er dadelijk wél over. De Eerste Kamer gaat een politieke keuze maken. Mijn fractie vindt dat vanuit twee overwegingen fout. Het eerste punt is kwaliteit van wetgeving. Als je hier een wet behandelt, moet het een volle wet zijn en moet je weten waar het over gaat. Dat weten we nu niet. Het tweede punt is de positie van de Tweede Kamer ten opzichte van de Eerste Kamer. Politieke besluiten horen hier, in de Tweede Kamer, genomen te worden en niet doorgeschoven te worden naar de Eerste Kamer.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Dikkers c.s. (stuk nr. 60) en het gewijzigde amendement-Geurts c.s. (stuk nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, Klein, de PvdA en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen overige moties Verantwoorde groei van de melkveehouderij

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet verantwoorde groei melkveehouderij,

te weten:

  • de motie-Smaling over de definitie van het begrip "grondgebondenheid" (33979, nr. 37);
  • de motie-Ouwehand over het wettelijk borgen van de grondgebondenheid (33979, nr. 45);
  • de motie-Ouwehand over het maximeren van de melkproductie per hectare (33979, nr. 46);
  • de motie-Ouwehand over een breder wettelijk kader voor het behalen van milieu- en natuurdoelen (33979, nr. 47);
  • de motie-Ouwehand over opties voor het behoud van grondgebonden melkveehouderij (33979, nr. 48);
  • de motie-Ouwehand over het niet versoepelen van de milieunormen (33979, nr. 49);
  • de motie-Geurts over in kaart brengen van de effecten van verplichte weidegang (33979, nr. 50);
  • de motie-Dik-Faber over melkveebedrijven met een negatief fosfaatoverschot (33979, nr. 51);
  • de motie-Dikkers/Smaling over een hoofdlijnenbrief over de invulling van de AMvB (33979, nr. 52).

(Zie vergadering van 13 november 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar moties (33979, nrs. 45 en 46) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Smaling (33979, nr. 37) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het begrip "grondgebondenheid" niet helder is gedefinieerd;

verzoekt de regering,

  • "volledig grondgebonden" te definiëren als een evenwichtssituatie tussen de nutriënten die op een bedrijf of binnen een regio (in een straal van 20 kilometer) worden toegediend in de vorm van mest en de nutriënten die als gras of gewas gevoederd worden aan het dier van datzelfde bedrijf of diezelfde regio;
  • "overwegend grondgebonden" te definiëren als voor minstens driekwart voldoend aan bovenstaande definitie, en ten minste hierop te sturen bij het afbakenen van de melkveehouderij,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66, was nr. 37 (33979).

De motie-Dik-Faber (33979, nr. 51) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er melkveebedrijven zijn met een negatief fosfaatoverschot die nog kunnen doorgroeien door fosfaat op eigen grond te plaatsen;

overwegende dat het onwenselijk is als de groeimogelijkheden van deze bedrijven reeds binnen enkele jaren beperkt zullen worden door het overschrijden van het nationale fosfaatproductieplafond;

verzoekt de regering, bij het vormgeven van een beperking van grondloze groei via 100% mestwerking te bekijken op welke wijze voldoende groeimogelijkheden voor melkveebedrijven met een negatief fosfaatoverschot kunnen worden gegarandeerd, en de Kamer hierover voor 1 januari 2015 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69, was nr. 51 (33979).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Smaling (33979, nr. 66, was nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33979, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Mijn fractie wordt geacht tegen de motie-Smaling op stuk nr. 66 (was nr. 37) te hebben gestemd.

De voorzitter:
Het staat genoteerd in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33979, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33979, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts (33979, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber (33979, nr. 69, was nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dikkers/Smaling (33979, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Onderdeel Politie van de begroting van Veiligheid en Justitie voor 2015

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het onderdeel Politie van de begroting van Veiligheid en Justitie voor 2015,

te weten:

  • de motie-Helder over buiten beschouwing laten van omstandigheden die niet met het strafbare feit te maken hebben (29628, nr. 477);
  • de motie-Kooiman c.s. over een plan van aanpak voor de vorming van de Nationale Politie (29628, nr. 478);
  • de motie-Berndsen-Jansen c.s. over herziening van het tempo van de reorganisatie (29628, nr. 480);
  • de motie-Berndsen-Jansen c.s. over een meer prominente plek voor innovatie (29628, nr. 481);
  • de motie-Oskam c.s. over voldoen aan de wettelijke norm voor het aantal wijkagenten (29628, nr. 483);
  • de motie-Segers/Oskam over intensiveren van de wervings- en selectieactiviteiten voor politievrijwilligers (29628, nr. 485);
  • de motie-Bontes over 1 miljard extra voor de politie (29628, nr. 486);
  • de motie-Bontes over alleen reorganiseren op ICT-terrein, inkoop en procedures (29628, nr. 487).

(Zie wetgevingsoverleg van 17 november 2014.)

De voorzitter:
De motie-Oskam (29628, nr. 483) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Oskam, Kooiman, Tellegen, Helder, Berndsen-Jansen en Segers, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 38a van de Politiewet 2012 bepaalt, dat er ten minste één wijkagent werkzaam is per 5.000 inwoners;

constaterende dat deze norm thans niet wordt gehaald;

overwegende dat deze norm niet bedoeld is als een landelijk gemiddelde maar als minimum per regionale eenheid om de lokale uitvoering en verankering van de politietaak te versterken;

verzoekt de regering, in de eerste helft van 2015 te voldoen aan deze wettelijke norm en bij de informatie aan de Kamer over de ontwikkeling van de politiesterkte de mogelijke afwijkingen van het inrichtingsplan rond het aantal wijkagenten in de basisteams expliciet te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 489, was nr. 483 (29628).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Helder (29628, nr. 477).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman c.s. (29628, nr. 478).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen c.s. (29628, nr. 480).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Berndsen-Jansen c.s. (29628, nr. 481).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Oskam c.s. (29628, nr. 489, was nr. 483).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Segers/Oskam (29628, nr. 485).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Van Vliet, 50PLUS en Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bontes (29628, nr. 486).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bontes (29628, nr. 487).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Overheveling specialistische geneesmiddelen 2015

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Overheveling specialistische geneesmiddelen 2015 (29248, nr. 275),

te weten:

  • de motie-Leijten over een goede overdracht van medicatiegegevens (29248, nr. 277);
  • de motie-Leijten over het altijd volgens de geldende richtlijnen en de stand van wetenschap en praktijk behandelen van patiënten (29248, nr. 278).

(Zie vergadering van 18 november 2014.)

In stemming komt de motie-Leijten (29248, nr. 277).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leijten (29248, nr. 278).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties IGZ

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO IGZ,

te weten:

  • de motie-Leijten over het standaard openbaar maken van inspectierapporten (33149, nr. 28).

(Zie vergadering van 18 november 2014.)

In stemming komt de motie-Leijten (33149, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Conceptregeling Kwaliteitsafspraken mbo 2015

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO 10. Stemmingen over: moties ingediend bij het VSO Conceptregeling Kwaliteitsafspraken mbo 2015 (31524, nr. 215),

te weten:

  • de motie-Van Meenen c.s. over afzien van rendementsafspraken met het mbo (31524, nr. 220);
  • de motie-Van Meenen/Jasper van Dijk over verlenen van instemmingsrecht op de kwaliteitsafspraken (31524, nr. 222);
  • de motie-Jasper van Dijk over onderzoek om overbelaste mbo-leerlingen in de onderste niveaus buiten kwaliteitsafspraken te houden (31524, nr. 223);
  • de motie-Jasper van Dijk/Van Meenen over afzien van de verplichting om kwaliteitsplannen op te stellen (31524, nr. 224);
  • de motie-Rog/Bisschop over het beperken van de aanvullende bekostiging (31524, nr. 225);
  • de motie-Rog/Bisschop over voorkomen dat de ontwikkeling van indicatoren tot wijziging van kwaliteitsplannen leidt (31524, nr. 226).

(Zie vergadering van 18 november 2014.)

De voorzitter:
De motie-Jasper van Dijk (31524, nr. 223) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de entreeopleiding en het mbo-2-niveau relatief veel overbelaste leerlingen zitten met een complexe problematiek;

overwegende dat de mbo-school veel inspanningen moet leveren om deze leerlingen naar een diploma of een start op de arbeidsmarkt te leiden;

overwegende dat de oorzaken van niet succesvol doorstromen vaak niet bij de school liggen, maar dat de school daarmee wél extra bekostiging kan mislopen;

constaterende dat dit kan leiden tot strategisch gedrag van scholen, zoals het weigeren van overbelaste leerlingen;

verzoekt de regering, te voorkomen dat scholen overbelaste leerlingen weigeren als gevolg van de nieuwe kwaliteitsafspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227, was nr. 223 (31524).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. (31524, nr. 220).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meenen/Jasper van Dijk (31524, nr. 222).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Jasper van Dijk (31524, nr. 227, was nr. 223).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk/Van Meenen (31524, nr. 224).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog/Bisschop (31524, nr. 225).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog/Bisschop (31524, nr. 226).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Kwaliteit verpleeghuizen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de kwaliteit in de verpleeghuizen,

te weten:

  • de motie-Agema over landelijke uitrol van het Experiment regelarme instellingen (31765, nr. 98);
  • de motie-Agema over het schrappen van de bezuiniging kern-AWBZ vanaf 2017 (31765, nr. 99);
  • de motie-Keijzer/Otwin van Dijk over het sectorbreed invoeren van regelarme zorg (31765, nr. 100);
  • de motie-Leijten over het uitwerken van een bezettingsnorm (31765, nr. 109, was nr. 102);
  • de motie-Dik-Faber/Otwin van Dijk over het inventariseren van goede voorbeelden (31765, nr. 103);
  • de motie-Ellemeet c.s. over de inzet van vrij besteedbaar vermogen van zorgaanbieders voor kwaliteitsverbetering (31765, nr. 104);
  • de motie-Ellemeet over inzicht in concrete doelen, tijdpad en beschikbare middelen (31765, nr. 105);
  • de motie-Otwin van Dijk over inschakelen van externe expertise bij tekortschietende zorg (31765, nr. 106);
  • de motie-Otwin van Dijk over het toezicht door de IGZ (31765, nr. 107);
  • de motie-Otwin van Dijk/Dik-Faber over de rol van familie en mantelzorgers (31765, nr. 108).

(Zie vergadering van 18 november 2014.)

De voorzitter:
De motie-Leijten (31765, nr. 109, was nr. 102) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Leijten, Ellemeet en Otwin van Dijk, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen zorgen voor mensen;

constaterende dat kwaliteit van zorg staat of valt met voldoende en goed opgeleid personeel;

verzoekt de regering, een bezettingsnorm uit te laten werken door de beroepsverenigingen en deze op te laten nemen in de beroepsrichtlijnen;

verzoekt de regering voorts, dit mede de basis te laten zijn waarop de zorg wordt ingekocht,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110, was nr. 109 (31765).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Agema (31765, nr. 98).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (31765, nr. 99).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Otwin van Dijk (31765, nr. 100).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Leijten c.s. (31765, nr. 110, was nr. 109).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Otwin van Dijk (31765, nr. 103).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet c.s. (31765, nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet (31765, nr. 105).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Otwin van Dijk (31765, nr. 106).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Otwin van Dijk (31765, nr. 107).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Otwin van Dijk/Dik-Faber (31765, nr. 108).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Ebola

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ebola,

te weten:

  • de motie-Sjoerdsma c.s. over een evaluatie van het optreden van de WHO (33625, nr. 136);
  • de motie-Sjoerdsma over het opzetten van een medische flitseenheid (33625, nr. 137);
  • de motie-Sjoerdsma c.s. over faciliteren van de werving van vrijwilligers (33625, nr. 138);
  • de motie-Smaling c.s. over verbeteren van de voedselhulp in ebolagebieden (33625, nr. 139);
  • de motie-Agnes Mulder over de kwaliteitseisen aan hulporganisaties (33625, nr. 140);
  • de motie-Agnes Mulder/Smaling over de relatie tussen donoren en lokale aanspreekpunten (33625, nr. 141);
  • de motie-Van Laar/Sjoerdsma over de best mogelijke zorg voor besmette hulpverleners (33625, nr. 142).

(Zie vergadering van 19 november 2014.)

In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (33625, nr. 136).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (33625, nr. 137).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (33625, nr. 138).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling c.s. (33625, nr. 139).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder (33625, nr. 140).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Smaling (33625, nr. 141).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Laar/Sjoerdsma (33625, nr. 142).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Transatlantic Trade & Investment Partnership

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP),

te weten:

  • de motie-Smaling/Jasper van Dijk over geen ISDS-bepaling in het CETA-verdrag (21501-02, nr. 1430);
  • de motie-Smaling/Jasper van Dijk over het draagvlak bij ingrijpende handelsakkoorden (21501-02, nr. 1431);
  • de motie-Smaling/Jasper van Dijk over regulatory cooperation in vrijhandelsakkoorden (21501-02, nr. 1432);
  • de motie-Thieme/Van Ojik over een Europees burgerinitiatief over vrijhandelsakkoorden (21501-02, nr. 1433);
  • de motie-Thieme over een gesprek met de Verenigde Staten over onderlinge handel (21501-02, nr. 1434);
  • de motie-Van Ojik/Jasper van Dijk over de effecten van vrijhandelsverdragen op ontwikkelingslanden (21501-02, nr. 1435);
  • de motie-Van Ojik/Jasper van Dijk over geen ISDS-clausule in handelsverdragen (21501-02, nr. 1436);
  • de motie-Verhoeven/Sjoerdsma over openbaarmaking van het CETA-mandaat (21501-02, nr. 1437).

(Zie vergadering van 19 november 2014.)

De voorzitter:
De motie-Smaling/Jasper van Dijk (21501-02, nr. 1432) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sprake is van regulatory cooperation in de vrijhandelsverdragen met Canada (CETA) en de VS (TTIP), waarbij op internationaal verdragsniveau wordt vastgelegd dat overheden stakeholders consulteren als ze nieuwe handelsgerelateerde maatregelen willen nemen;

van mening dat dit een aantasting is van het democratisch besluitvormingsproces;

verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat regulatory cooperation geen deel uitmaakt van de vrijhandelsakkoorden met Canada (CETA) en de VS (TTIP),

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1438, was nr. 1432 (21501-02).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Smaling/Jasper van Dijk (21501-02, nr. 1430).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling/Jasper van Dijk (21501-02, nr. 1431).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Smaling/Jasper van Dijk (21501-02, nr. 1438, was nr. 1432).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme/Van Ojik (21501-02, nr. 1433).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (21501-02, nr. 1434).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Jasper van Dijk (21501-02, nr. 1435).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Jasper van Dijk (21501-02, nr. 1436).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Verhoeven/Sjoerdsma (21501-02, nr. 1437).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Van Bommel over onderzoek naar de relatie tussen militaire interventie en terroristische dreiging (34000-V, nr. 17);
  • de motie-Van Bommel over maatregelen tegen illegale nederzettingen in Israël (34000-V, nr. 18);
  • de motie-Van Bommel over steun voor de oproep om nooit meer kernwapens in te zetten (34000-V, nr. 19);
  • de motie-Van Bommel over verlagen van de drempel voor subsidie uit het Mensenrechtenfonds (34000-V, nr. 20);
  • de motie-Ten Broeke/Servaes over een meer toekomstbestendige financiering van missies (34000-V, nr. 21);
  • de motie-Knops/Voordewind over bespreekbaar maken van de ontwikkelingen in Turkije binnen de NAVO (34000-V, nr. 22);
  • de motie-Servaes/Ten Broeke over het waterscheidingsmoment in de relatie met Rusland (34000-V, nr. 23);
  • de motie-De Roon/Wilders over openstelling van Papoea voor journalisten (34000-V, nr. 24);
  • de motie-De Roon/Wilders over erkennen van Jeruzalem als hoofdstad van Israël (34000-V, nr. 27);
  • de motie-Sjoerdsma over een trendbreuk in het brede buitenlandbeleid (34000-V, nr. 25);
  • de motie-Sjoerdsma over uitbreiding van de buitenlandse bezoekersprogramma's (34000-V, nr. 26);
  • de motie-Voordewind/Van Ojik over ontbieden van de ambassadeur van Qatar (34000-V, nr. 29);
  • de motie-Van Ojik/Voordewind over beëindiging van de steun aan bedrijven die in Qatar willen investeren (34000-V, nr. 30);
  • de motie-Van Ojik over een meerjarig strategisch plan voor vredesoperaties (34000-V, nr. 31);
  • de motie-Van der Staaij c.s. over de EU oproepen zich te keren tegen het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat (34000-V, nr. 32);
  • de motie-Van der Staaij c.s. over geestelijke verzorging in het basispakket voor gedetineerdenbegeleiding (34000-V, nr. 33);
  • de motie-Bontes over terugroepen van de Nederlandse ambassadeur uit Moskou (34000-V, nr. 34).

(Zie vergadering van 19 november 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van der Staaij stel ik voor, zijn motie (34000-V, nr. 32) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Bommel (34000-V, nr. 19) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nieuw-Zeeland in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, samen met 154 andere landen, waaronder NAVO-landen, de internationale gemeenschap heeft opgeroepen om nooit meer kernwapens in te zetten en deze wapens volledig te elimineren;

constaterende dat Nederland deze oproep niet steunt;

verzoekt de regering, zich uit te spreken overeenkomstig de oproep van Nieuw-Zeeland om nooit meer kernwapens in te zetten en deze wapens volledig te elimineren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37, was nr. 19 (34000-V).

De motie-Van der Staaij (34000-V, nr. 33) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de begroting 2 miljoen euro is gereserveerd voor subsidie aan derde partijen in het kader van de gedetineerdenbegeleiding;

overwegende dat in de beoogde nieuwe opzet voor gedetineerdenbegeleiding de geestelijke verzorging door de stichting Epafras in het nauw dreigt te komen nu de geestelijke verzorging voor een aantal landen wordt geschrapt uit het basispakket en hun beleidsvrijheid in de overige landen wordt verkleind;

verzoekt de regering, een bedrag voor geestelijke verzorging op te nemen in het basispakket voor de gedetineerdenbegeleiding dat Epafras in staat stelt om gedetineerden geregeld te bezoeken die daar om vragen, en waarbij Epafras de nodige beleidsvrijheid krijgt om die gelden zo doelmatig en efficiënt mogelijk in te zetten voor geestelijke verzorging aan Nederlandse gedetineerden wereldwijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39, was nr. 33 (34000-V).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (34000-V, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (34000-V, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Bommel (34000-V, nr. 37, was nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Klein, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (34000-V, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ten Broeke/Servaes (34000-V, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Knops/Voordewind (34000-V, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Servaes/Ten Broeke (34000-V, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Roon/Wilders (34000-V, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Roon/Wilders (34000-V, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (34000-V, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (34000-V, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind/Van Ojik (34000-V, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Voordewind (34000-V, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik (34000-V, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Staaij c.s. (34000-V, nr. 39, was nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bontes (34000-V, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Van Bommel (SP):
Mevrouw de voorzitter, u hebt de Kamer laten stemmen over de motie-Van Bommel op stuk nr. 18 (34000-V) over maatregelen tegen illegale nederzettingen in Israël. Dat is onjuist. Naar mijn opvatting zijn er geen illegale nederzettingen in Israël. Daar gaat de motie ook niet over. De motie gaat over illegale nederzettingen in bezet gebied.

De voorzitter:
Waarvan akte. Dit is genoteerd in de Handelingen.


Stemmingen brief Adviesaanvraag aan de Onderwijsraad

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Onderwijsraad inzake het wetsvoorstel van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (33862, nr. 8).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met de adviesaanvraag aan de Onderwijsraad.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen brief Onderzoek inzake de Omgevingswet

Aan de orde is de stemming in verband met de de brief van het Presidium over een onderzoek inzake het wetsvoorstel Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) (33962, nr. 8).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met het onderzoeksvoorstel van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu om een onderzoek te laten uitvoeren over de Omgevingswet.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Siderius/Leijten over recht op zorg (34000-XVI, nr. 48);
  • de motie-Siderius/Leijten over overbelasting mantelzorgers (34000-XVI, nr. 49);
  • de motie-Siderius/Leijten over meer ruimte voor huisartsen om mantelzorgers te ondersteunen (34000-XVI, nr. 50);
  • de motie-Siderius over garantie dat geen enkel kind op straat komt te staan na invoering van de Jeugdwet (34000-XVI, nr. 51);
  • de motie-Leijten over publiek regelen van de uitvoering van de basiszorgverzekering (34000-XVI, nr. 52);
  • de motie-Leijten over oplossen legitimiteitsprobleem zorgverzekeraars (34000-XVI, nr. 53);
  • de motie-Leijten over transparantie van niet-directe zorgkosten in jaarrekeningen (34000-XVI, nr. 54);
  • de motie-Van Ark/Pia Dijkstra over informeren over euthanasie bij dementie (34000-XVI, nr. 56);
  • de motie-Bruins Slot/Leijten over geen winstuitkering over de reserves van de ziekenfondsen (34000-XVI, nr. 57);
  • de motie-Bruins Slot/Van der Staaij over kwaliteitsnormen voor de inkoop van zorg (34000-XVI, nr. 58);
  • de motie-Bruins Slot over een provisieverbod voor zorgverzekeringen (34000-XVI, nr. 60);
  • de motie-Keijzer over onderzoek naar de €20 voor mantelzorgers (34000-XVI, nr. 61);
  • de motie-Keijzer/Ellemeet over onderzoek naar de pgb-tarieven (34000-XVI, nr. 62);
  • de motie-Keijzer over een duidelijke omschrijving van persoonlijke verzorging (34000-XVI, nr. 63);
  • de motie-Keijzer over de naleving van de Wet maatschappelijke ondersteuning (34000-XVI, nr. 64);
  • de motie-Wolbert over een betaaltitel voor preventie in de Zorgverzekeringswet (34000-XVI, nr. 65);
  • de motie-Bouwmeester over de code Goed Zorgverzekeraarschap (34000-XVI, nr. 66);
  • de motie-Bouwmeester c.s. over kwaliteitsindicatoren (34000-XVI, nr. 67);
  • de motie-Klever over de buffers van de zorgverzekeraars (34000-XVI, nr. 68);
  • de motie-Klever over fraudebestrijding in de zorg (34000-XVI, nr. 69);
  • de motie-Pia Dijkstra over een analyse van knellende privacyregels (34000-XVI, nr. 71);
  • de motie-Dik-Faber over voeding in ziekenhuizen en zorgorganisaties (34000-XVI, nr. 72);
  • de motie-Ellemeet over een aanspreekpunt voor mensen met een zorgvraag (34000-XVI, nr. 74);
  • de motie-Ellemeet c.s. over de financiering van professionele ondersteuning van mantelzorgers (34000-XVI, nr. 75);
  • de motie-Ellemeet c.s. over laagdrempelige toegang tot de pgb in de Zorgverzekeringswet (34000-XVI, nr. 76);
  • de motie-Van der Staaij/Keijzer over implementatie van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg (34000-XVI, nr. 77);
  • de motie-Krol over de reiskosten van mantelzorgers (34000-XVI, nr. 78);
  • de motie-Krol over medicatiebeoordeling buiten het eigen risico plaatsen (34000-XVI, nr. 79);
  • de motie-Krol over seniorvriendelijk beleid in ziekenhuizen (34000-XVI, nr. 80);
  • de motie-Krol over informatie aan 50-plussers over de gevaren van een soa (34000-XVI, nr. 81);
  • de motie-Van Klaveren over toewerken naar een geïndividualiseerd zorgsysteem zoals in Singapore (34000-XVI, nr. 82).

(Zie vergadering van 20 november 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Krol stel ik voor, zijn motie (34000-XVI, nr. 81) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Ark/Pia Dijkstra (34000-XVI, nr. 56) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de groep mensen die lijdt aan dementie groeit en zich in toenemende mate zorgen maakt over wensen rondom het levenseinde en het uitoefenen van zelfbeschikking en eigen regie hierop;

constaterende dat er zowel aan de kant van de patiënt als aan de kant van de (huis)arts veel onduidelijkheid en onrust bestaat over euthanasie bij dementie;

overwegende dat in de loop van 2015 op verschillende relevante aspecten van dit vraagstuk informatie beschikbaar zal komen, zoals de handreikingen voor schriftelijke wilsverklaringen door de werkgroep en de terugkoppelingen van overleg met beroepsgroepen en toetsingscommissies;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor een brede en gerichte informatievoorziening aan mensen met dementie, hun naasten en artsen rondom al deze verschillende uitkomsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86, was nr. 56 (34000-XVI).

De motie-Bruins Slot (34000-XVI, nr. 60) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zorgverzekeringen alsmaar complexere producten worden;

van mening dat een eerlijk en onafhankelijk advies gewaarborgd moet zijn;

verzoekt de regering, te onderzoeken of een uitbreiding van het provisieverbod naar zorgverzekeringen tot transparantere, onafhankelijke en eenduidige bemiddeling leidt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87, was nr. 60 (34000-XVI).

De motie-Bouwmeester (34000-XVI, nr. 66) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars de publieke taak vervullen om met premiegeld zorg in te kopen;

constaterende dat juist een private organisatie met publieke taak zich dient te verantwoorden om draagvlak te creëren en te behouden;

constaterende dat de code Goed Zorgverzekeraarschap een leidraad is voor het handelen van zorgverzekeraars;

constaterende dat betrokkenheid, solidariteit en zekerheid hierin uitgangspunt zijn;

verzoekt de regering om de individuele zorgverzekeraars alsook de koepel Zorgverzekeraars Nederland te verzoeken zich jaarlijks openbaar te verantwoorden over de manier waarop ze hier invulling aan geven;

verzoekt de regering voorts, de NZa te vragen de code te betrekken bij het oordeel over het functioneren van de zorgverzekeraars,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88, was nr. 66 (34000-XVI).

De motie-Pia Dijkstra (34000-XVI, nr. 71) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Pia Dijkstra en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89, was nr. 71 (34000-XVI).

De motie-Dik-Faber (34000-XVI, nr. 72) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Dik-Faber en Bouwmeester, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoeken van onder andere SEO Economisch Onderzoek blijkt dat met goede voeding gezondheidswinst en een besparing op zorgkosten te realiseren is;

constaterende dat zelf kiezen over wat en wanneer eten bijdraagt aan kwaliteit van verblijf en tegelijk verspilling van voedsel tegengaat;

constaterende dat vele onderzoeken en initiatieven in het land zich richten op het belang van voeding in de zorg, zoals bij het Monroe Borstkankerziekenhuis en de Alliantie Voeding (ziekenhuis Gelderse Vallei en Wageningen Universiteit), waar inzichten uit de voedingswetenschap worden toegepast en kennis wordt ontwikkeld voor het verbeteren van de gezondheid van de patiënt door aandacht voor voeding voor, tijdens en na ziekte/ziekenhuisopname;

overwegende dat goede voeding in ziekenhuizen en de transmurale zorg van groot belang is voor de gezondheid van patiënten;

verzoekt de regering, te inventariseren welke concepten er zijn om voeding toe te passen in ziekenhuizen en zorgorganisaties;

verzoekt de regering tevens, zich in te spannen voor het (doen) uitrollen en structureel verankeren van voeding in de zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90, was nr. 72 (34000-XVI).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Siderius/Leijten (34000-XVI, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius/Leijten (34000-XVI, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius/Leijten (34000-XVI, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius (34000-XVI, nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (34000-XVI, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (34000-XVI, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (34000-XVI, nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Ark/Pia Dijkstra (34000-XVI, nr. 86, was nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Leijten (34000-XVI, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Van der Staaij (34000-XVI, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bruins Slot (34000-XVI, nr. 87, was nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer (34000-XVI, nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Ellemeet (34000-XVI, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer (34000-XVI, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer (34000-XVI, nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de SGP, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wolbert (34000-XVI, nr. 65).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bouwmeester (34000-XVI, nr. 88, was nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bouwmeester c.s. (34000-XVI, nr. 67).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Klever (34000-XVI, nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (34000-XVI, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Pia Dijkstra/Bergkamp (34000-XVI, nr. 89, was nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber/Bouwmeester (34000-XVI, nr. 90, was nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellemeet (34000-XVI, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ellemeet c.s. (34000-XVI, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ellemeet c.s. (34000-XVI, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Keijzer (34000-XVI, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XVI, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XVI, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (34000-XVI, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (34000-XVI, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Smaling/Van Ojik over de aanpak van de internationale belastingproblemen (34000-XVII, nr. 16);
  • de motie-Smaling over niet één journalistieke partij bevoordelen boven andere (34000-XVII, nr. 17);
  • de motie-De Caluwé c.s. over vrijwillige bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsorganisaties (34000-XVII, nr. 18);
  • de motie-Agnes Mulder/Van der Staaij over verbetering van de kwaliteit van het agrarisch onderwijs in partnerlanden (34000-XVII, nr. 19);
  • de motie-Van Laar/Van Ojik over het stimuleren van het ondernemerschap van jongeren in fragiele staten (34000-XVII, nr. 20);
  • de motie-Van Laar/Sjoerdsma over een plan van aanpak tegen kinderarbeid in de kledingsector (34000-XVII, nr. 21);
  • de motie-Van Laar over aandacht voor de strijd tegen kinderprostitutie (34000-XVII, nr. 22);
  • de motie-Van Laar/Smaling over de aanpak van chronische ondervoeding bij jonge kinderen (34000-XVII, nr. 23);
  • de motie-Van Laar c.s. over een bijdrage voor Gavi van ten minste 250 miljoen euro (34000-XVII, nr. 24);
  • de motie-Bosma over terugvordering van 90 miljoen ontwikkelingshulp aan Zuid-Afrika (34000-XVII, nr. 25);
  • de motie-Bosma over een einde maken aan de ontwikkelingshulp (34000-XVII, nr. 26);
  • de motie-Sjoerdsma over een hefboomfonds voor het maatschappelijk middenveld (34000-XVII, nr. 27);
  • de motie-Sjoerdsma/Van Ojik over de post-2015-agenda (34000-XVII, nr. 28);
  • de motie-Voordewind over de norm van 0,7% bnp (34000-XVII, nr. 29);
  • de motie-Voordewind c.s. over een convenant voor de kledingsector (34000-XVII, nr. 30);
  • de motie-Voordewind/Agnes Mulder over 9 miljoen voor strategische partnerschappen (34000-XVII, nr. 31);
  • de motie-Voordewind/Agnes Mulder over verzachten van de bezuiniging op ngo's (34000-XVII, nr. 32);
  • de motie-Van Ojik/Smaling over een antimisbruikbepaling in belastingverdragen met ontwikkelingslanden (34000-XVII, nr. 34);
  • de motie-Van der Staaij/Agnes Mulder over het toegankelijk maken van krediet voor boeren in ontwikkelingslanden (34000-XVII, nr. 35);
  • de motie-Van Klaveren over gebruiken van het niet-verplichte deel van de begroting voor verlaging van de naheffing (34000-XVII, nr. 36).

(Zie vergadering van 20 november 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn moties (34000-XVII, nrs. 31 en 32) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Smaling/Van Ojik (34000-XVII, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling (34000-XVII, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Caluwé c.s. (34000-XVII, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Van der Staaij (34000-XVII, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Laar/Van Ojik (34000-XVII, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Laar/Sjoerdsma (34000-XVII, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Laar (34000-XVII, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Laar/Smaling (34000-XVII, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Laar c.s. (34000-XVII, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bosma (34000-XVII, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bosma (34000-XVII, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (34000-XVII, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma/Van Ojik (34000-XVII, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind (34000-XVII, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (34000-XVII, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Smaling (34000-XVII, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij/Agnes Mulder (34000-XVII, nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (34000-XVII, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Opvang en terugkeer

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Opvang en terugkeer,

te weten:

  • de motie-Ellemeet c.s. over een langetermijnvisie voor de opvangcapaciteit voor vluchtelingen (19637, nr. 1923).

(Zie vergadering van 20 november 2014.)

In stemming komt de motie-Ellemeet c.s. (19637, nr. 1923).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de onderdelen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2013,

te weten:

  • de motie-Thieme c.s. over hogere duurzaamheidsstandaarden (33400-V, nr. 43).

(Zie vergadering van 17 december 2012.)

De voorzitter:
De motie-Thieme (33400-V, nr. 43) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de evaluatie van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) blijkt dat de resultaten met betrekking tot het verduurzamen van internationale handelsketens tegenvallen;

constaterende dat de IOB aanbeveelt om de lat van standaarden voor duurzaamheid te verhogen;

overwegende dat op dit moment een subsidieaanvraag van IDH voor financiering in de jaren 2016–2020 in behandeling is;

verzoekt de regering, de aanbevelingen van het IOB over te nemen en aan een eventuele hernieuwde subsidieronde voor IDH hogere duurzaamheidsstandaarden te verbinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 160, was nr. 43 (33400-V).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Thieme c.s. (33400-V, nr. 160, was nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Handelsmissies en exportpromotie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Handelsmissies en exportpromotie,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Thieme/Verhoeven over human rights due diligence (33400-V, nr. 159, was nr. 119).

(Zie vergadering van 27 maart 2013.)

De voorzitter:
De gewijzigde motie-Thieme/Verhoeven (33400-V, nr. 159, was nr. 119) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse regering via Atradius exportkredietverzekeringen verstrekt aan veelal risicovolle projecten van bedrijven in ontwikkelingslanden met potentieel grote invloed op milieu en mensenrechten;

overwegende dat het niet duidelijk is of human rights due diligence zoals omschreven in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen onderdeel van de sociale beoordeling is;

constaterende dat Atradius in de beoordeling van een aanvraag een afweging maakt van de positieve, neutrale en negatieve sociale en milieu-implicaties en goedkeuring geeft als deze per saldo acceptabel zijn;

overwegende dat bij potentieel negatieve gevolgen geen sprake lijkt te zijn van het stellen van voorwaarden en het monitoren van een afgesproken plan van aanpak om negatieve gevolgen te voorkomen;

verzoekt de regering om de uitvoering van human rights due diligence expliciet op te nemen in de aanvraagprocedure van exportkredietverzekeringen;

verzoekt de regering tevens om ervoor te zorgen dat Atradius voorwaarden verbindt aan projecten met potentieel negatieve effecten voor duurzaamheid, mensenrechten en dierenwelzijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 161, was nr. 159 (33400-V).

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Thieme/Verhoeven (33400-V, nr. 161, was nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Thieme c.s. over aanbevelingen van het PBL over het verduurzamen van internationale handelsketens (33750-XVII, nr. 44).

(Zie vergadering van 28 november 2013.)

In stemming komt de motie-Thieme c.s. (33750-XVII, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, Klein, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Elias

Begroting Veiligheid en Justitie

Begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 (34000-VI).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de bewindslieden van Veiligheid en Justitie van harte welkom.

Alle fracties hebben indicatieve spreektijden. Als u daaroverheen gaat, gaat dat ten koste van uw collega's bij andere begrotingen. Ik zal steeds de klok instellen. Interrupties zijn uiteraard mogelijk. Het helpt als ze kort, puntig en duidelijk zijn.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Toen Rutte I aantrad, traden ook ministers aan van een tot dan toe onbekende soort. We kregen te maken met de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Dat beloofde wat. Op zijn minst verwachtten wij dat het land heel snel een stuk veiliger zou worden, dat er minder criminaliteit zou zijn, dat de pakkansen hoger zouden worden, dat de toegang tot het recht zou verbeteren en dat er minder recidive zou zijn. Nu we een aantal jaar verder zijn en deze bewindspersonen de kans hebben gehad om zich in te werken, maken we de balans op. Hoe is het gesteld met de pakkans van bijvoorbeeld fraudeurs? Hoe staat het met de mogelijkheid om aangifte te doen als je slachtoffer bent? Hoe zit het met het voorkomen van herhaling, bijvoorbeeld bij mensen die willens en wetens ondernemingen laten failleren om er zelf beter van te worden? Hoe veilig ben je als ondernemer? Hoe hard zijn je rechten als consument?

Ik kom op de bestrijding en voorkoming van fraude. De minister heeft veel plannen en wetsvoorstellen, en dat is hard nodig, want de door het ministerie grondig uitgevoerde analyse van een individuele casus bracht onlangs aan het licht dat er ontzettend veel misgaat. De fraudeur kon naar hartenlust opereren. Hij nam de ene na de andere bv over en liet ze allemaal ploffen. Het personeel, dat argwaan had, trok overal aan de bel, maar zonder resultaat. Nu is de zaak waar deze mensen werkten failliet. Was dit maar het enige voorbeeld van fraudeurs die de lachende derde zijn! De pakkans is nog steeds bedroevend laag. Door onvoldoende besef van de urgentie om samen te werken bij de diensten die fraude moeten bestrijden en door het ontbreken van een coördinator, zijn er vele voorbeelden te noemen. Nog worden mensen bij de politie weggestuurd met de opmerking: het is civiel, u kunt geen aangifte doen. En dat allemaal met gedupeerde en gefrustreerde burgers en ondernemers als slachtoffer en een overheid die inkomsten misloopt.

Maar een succesvolle aanpak ligt binnen handbereik. Ten eerste noem ik de Fraudehelpdesk. Als de Fraudehelpdesk met voldoende middelen en mandaat wordt toegerust, zal die er alles uithalen wat erin zit. Maar minister Kamp van Economische Zaken moet dan ook een duit in het zakje doen. Hoe zit het met de betrokkenheid van het ministerie van EZ bij het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC)? Die vraag stel ik aan de minister van V en J.

Ten tweede heb ik de minister een plan gegeven om te komen tot een nationale fraudeautoriteit, maar dat ziet hij niet zitten. De minister is het toch met mij eens dat de aanpak beter moet? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de fraudebestrijding bij politie en justitie prioriteit krijgt? Als de minister al mijn voorstellen afwijst, waar komt hij dan zelf mee?

Net als elk jaar wil ik het belang van financieel rechercheurs benadrukken. De SP reserveert daar bij amendement wederom extra geld voor. Neem de aanpak van faillissementsfraude en witwaspraktijken via het centraal aandeelhoudersregister. Hierover heb ik een initiatiefnota geschreven, die ik zo dadelijk zal overhandigen. De SP pleit hiermee voor een gedeeltelijk openbaar register. Niet alleen notarissen maar alle beroepsgroepen en instellingen die vallen onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, moeten inzage kunnen krijgen in het aandeelhoudersregister. Dat roepen zij zelf ook. Neem bijvoorbeeld de makelaars en de advocaten.

Ik kom te spreken over de flitsfaillissementen. Ik wacht met spanning het wetsvoorstel af over prepack, maar wil alvast mijn zorgen delen. Er moet niet alleen goed gekeken worden naar de rechten van werknemers, maar ook naar die van klanten. Dat laatste gebeurt nu onvoldoende bij de zaken die ik heb gezien, waarbij een door de aangewezen bewindvoerder goedgekeurd flitsfaillissement aan de orde was. Hoe ziet de minister dit?

Er zijn miljoenen schikkingen in fraudezaken. Eerder was er volstrekt geen transparantie en ontstond een sterk vermoeden van klassenjustitie: ben je rijk, pin dan hier maar om celstraf te voorkomen. De situatie is inmiddels sterk verbeterd. Het OM verantwoordt zo veel mogelijk zijn handelwijze, stelt voorwaarden aan de bedrijfshuishouding en vervolgt particulieren alsnog. Volledige transparantie ontbreekt echter, net als een rechterlijke toets.

Deze zorgen uitte ook de voormalige president van de Hoge Raad, de heer Corstens. Daarom stel ik hier een eerder door mij onderzochte oplossing voor. In Duitsland worden voorgenomen schikkingen onderworpen aan een marginale toetsing door de rechter. Dat lijkt mij een werkbare oplossing. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit voorstel.

Mijn volgende onderwerp betreft afpersing van ondernemers. VNO-NCW berichtte vorige week over een groeiend aantal afpersingen in het bedrijfsleven. Hetzelfde concludeerde de regering naar aanleiding van het rapport Ondergaan of ondernemen. Er is een lage aangiftebereidheid en onvoldoende kennis bij het baliepersoneel van de politie om signalen van afpersing goed te herkennen. De regering wil inzetten op voorlichting, preventie, aanpakken et cetera, maar hoe zit het met de samenwerking tussen politie, Kamer van Koophandel, brancheorganisaties, gemeenten en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)?

In hetzelfde rapport lees ik dat als er opsporingshandelingen worden verricht, deze meestal succesvol zijn. Hieruit begrijp ik dus dat er meer ingezet moet worden op opsporing. Kunnen ondernemers eigenlijk anoniem aangifte doen? Er ligt toch al jaren een uitstekend rapport van het WODC, met een plan van aanpak dat is opgesteld met medewerking van het bedrijfsleven, het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Economische Zaken, getiteld Je bedrijf of je leven? Wat gebeurt daarmee?

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Recourt van de PvdA zich gemeld heeft voor de eerste korte en puntige interruptie.

De heer Recourt (PvdA):
De SP stelt dan ook veel korte en puntige zaken voor. Over een daarvan, de marginale toetsing door de rechter na een schikking door het OM, heb ik een heel concrete vraag. Waar precies moet de rechter marginaal aan toetsen?

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Als er sprake is van een strafbaar feit en als het OM ervan overtuigd is dat het gaat om een strafbaar feit — anders zou het OM niet zeggen de zaak door te zetten en tot een schikking te willen komen — moeten je in principe altijd meer zaken interesseren dan alleen maar het zo snel mogelijk afdoen, het binnenhalen van de som geld waar het om gaat, het opleggen van een boete en het terugpakken van het geld dat onterecht is verworven. Het interesseert je dan ook of er sprake is van een strafbaar feit door een bepaalde persoon. Dat zie je bij een schikking echter niet. Ik vind het wenselijk dat een rechter de mogelijkheid krijgt om daarnaar te kijken. Je wilt immers voorkomen dat mensen alleen maar met de schrik vrijkomen. Dat is het doel van het voorstel.

De voorzitter:
Hebt u nog een vraag?

De heer Recourt (PvdA):
Ja, een korte vervolgvraag, voorzitter. Een rechter moet ergens aan toetsen, ook al gaat het om een marginale toets. Hij moet ergens een norm hebben, en de concrete casus langs die norm houden. Ik geef geen appreciatie mee, maar ik probeer alleen te bedenken wat de rechter moet doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Misschien begrijp ik dan de vraag van de heer Recourt niet. Waar denkt hij aan? Wij hebben natuurlijk uiteindelijk de wet zoals die staat in het Wetboek van Strafrecht. Daarin dien je je te houden, of je je nu schuldig hebt gemaakt aan valsheid in geschrifte, oplichting of wat voor zaken dan ook. Als je je daar niet aan gehouden hebt, vormt die wet het kader waaraan we de strafrechter zouden moeten laten toetsen. Maar misschien begrijp ik de vraag van de heer Recourt niet goed.

De heer Recourt (PvdA):
De rechter moet beslissen of de schikking al dan niet goed te keuren is. Dat doet hij een beetje op afstand. Het gaat dan niet om de vraag of er gefraudeerd is of niet, maar meer om de vraag of het OM de deal kon maken. Wat is het handvat van de rechter om die beslissing te nemen?

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Nu snap ik de vraag goed. Excuses. Het zal gedeeltelijk moeten blijken in een debat en vervolgens moet je dat dan in de rechtspraktijk gaan uitvinden, maar ik denk dat je als rechter moet beoordelen of een rechtsvraag — die speelt altijd, ook bij schikkingen — dan wel de ontwikkeling van het recht gediend is met het feit dat het OM in een bepaalde casus gekozen heeft voor een schikking. Het kan zijn dat de rechter oordeelt dat hij dat op dat moment niet het geval vindt.

Eigenlijk is dat een vraag die politiek gezien nu al bij de minister ligt, want hij is degene die zijn handtekening moet zetten, zeker bij hoge transacties. Ik heb gemerkt dat het uiterst lastig is om daarover in de Kamer het debat aan te gaan. Ik kan mij nog een zeer fel debat herinneren met mevrouw Van Toorenburg van de CDA-fractie, die het buitengewoon oneens was met het feit dat wij hier een zaak aan de orde stelden die nog niet voor de rechter lag maar al wel in behandeling was. Dat snap ik. Als je het politiek gezien echter zo moeilijk maakt, waarom zorg je er dan niet voor dat een rechter uiteindelijk over de wenselijkheid van dit soort beslissingen kan oordelen?

Voorzitter. Ik heb hier intussen ook de nota over het aandeelhoudersregister die ik wilde indienen.

De voorzitter:
Zullen wij die dan maar meteen aanbieden?

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Zeker, graag!

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik ga nu in op het toezicht op rechtspersonen. Het ministerie heeft een interessante, maar niet echt transparante manier van reageren op WOB-verzoeken. In september bereikte mij een melding over het disfunctioneren van Radar, over de dubieuze manier waarop Capgemini aan de kant werd gezet wegens broddelwerk en over de nieuwe aanbesteding die had plaatsgevonden. De reactie werd verkapt in een brief aan de Kamer gestuurd, zonder de correspondentie waar ik om vroeg. Krijg ik die nog? De reden waarom het contract met Capgemini is stopgezet, is opvallend genoeg dat er onvoldoende ruimte en zekerheid zou worden geboden om adequaat te kunnen inspelen op de benodigde functionaliteit. Dat roept bij mij de vraag op of er inderdaad rommel is geleverd. Toch wordt Capgemini nu nog verantwoordelijk voor het beheer en blijft het bedrijf meekijken, hoewel intussen een ander bedrijf is ingehuurd. Hoeveel duurder is Radar inmiddels eigenlijk geworden?

Ik ben langzaam opgeschoven naar de portefeuille van de staatssecretaris en dus ook naar het onderdeel "immigratie en asiel". Het was wederom een jaar van confrontaties, niet alleen met de Kamer, maar ook binnen de coalitie. Ik noem het kinderpardon, "bed, bad, brood", het 1F-beleid, de uitzettingen van mensen die vervolgbehandeling voor een ziekte of aandoening behoeven en de beschikbaarheid van zo'n vervolgbehandeling in landen van herkomst, het landenbeleid en tot slot uit te nodigen Syrische vluchtelingen, onder wie de vluchtelingen met familie in Nederland. Er was eigenlijk maar weinig waarover de coalitie het tijdens het afgelopen jaar eens was. Dat is erg onhandig als het om zo'n gevoelige portefeuille gaat. Het is zeer zeker ook gekmakend voor de mensen die het betreft. Dit leidt tot vluchtelingen, uitgeprocedeerde vreemdelingen die verstoken zijn van een onderkomen, kinderen die wel onder de belangrijkste voorwaarde van het kinderpardon vallen, maar door een bizar kronkelende wettelijke uitsluiting bij gebrek aan rijkstoezicht toch in de kou staan, en een uitzetbeleid ten aanzien van mensen uit Irak, Somalië en Afghanistan — en naar ik vrees in de nabije toekomst ook mensen uit Syrië — dat zo hardvochtig is dat ik werkelijk niet begrijp hoe de woordvoerders van de Partij van de Arbeid met droge ogen hun debatten kunnen voeren.

Acht woordvoerders in vier jaar tijd, en dat op een onderwerp waarop hun huidige partijvoorzitter zich altijd zo nadrukkelijk heeft geprofileerd. Hoe kunt u, vraag ik via de voorzitter aan de PvdA-fractie, de mensen voor wie u eerder altijd zo nadrukkelijk opkwam, nu zo hard laten vallen? Dat gebeurt nu ook weer met de uitlatingen van de heer Samsom in de media: wij snappen wel dat staatssecretaris Teeven ervoor kiest om zich niet aan een Kameruitspraak gebonden te voelen en wij nodigen gewoon niet 250 schrijnende gevallen uit Syrië uit om naar Nederland te komen. Schaamt u zich niet, als u terugleest wat de vorige woordvoerder nog verklaarde over de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten ten aanzien van "bed, bad, brood"? "Een definitieve uitspraak zullen wij eerbiedigen." Nu de koude maanden zijn begonnen, komt de PvdA daar alsnog op terug. Ik begrijp ook wel waarom. Het is nu een stuk onaangenamer om op straat te moeten verblijven. Dan gaan mensen misschien ook wel eerder weg. Dat is de reden van de VVD. Het siert u niet, maar zegt veel over een partij als zij dit soort principes opgeeft om op het pluche te kunnen zitten.

Ik heb nog een aantal vragen. Mare Nostrum mag geen drenkelingen meer redden, want dan komen er nog meer mensen naar de EU. Hoe cynisch moet je zijn? Kan de staatssecretaris een overzicht geven van de veranderingen in de reddingscapaciteit op de Middellandse Zee voor en na het einde van de operatie, inclusief de mogelijke stijging van het aantal dodelijke slachtoffers? Waarom is de staatssecretaris van mening dat Mare Nostrum een aanzuigende werking heeft? Nederland en andere lidstaten denken volgens zijn verslagen van de JBZ-Raad namelijk dat dit zo is.

Ik heb ook een aantal vragen over specifieke casuïstiek. Klopt het dat in Detentiecentrum Zeist naast de celdeur van gedetineerden documenten hangen waarop vrijwel alle persoonsgegevens van de gedetineerden vermeld staan en dat medegedetineerden deze persoonsgegevens kunnen inzien? Ik heb bovendien signalen gehoord over de slechte omstandigheden waaronder gezinnen met kinderen in Zeist gevangen zitten. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

Klopt het dat het Bureau Medische Advisering zich soms van de volgende redenering bedient? Ik citeer letterlijk uit een rapport: medische hulp na uitzetting is onnodig omdat cliënte voor uitzetting waarschijnlijk toch zelfmoord pleegt. Dat stond letterlijk in het BMA-advies.

Tot slot. Hoe zit het met de aanbesteding van het COA in Den Helder? Waarom is onduidelijkheid ontstaan over de gunningscriteria van de opleverdatum? En waarom zijn de vragen van de inschrijver aan wie de opdracht niet gegund werd, niet netjes beantwoord?

De heer Fritsma (PVV):
De Socialistische Partij is altijd een groot voorstander van het heel makkelijk toelaten van heel veel asielzoekers, voorstander van alle generaalpardonregelingen en voorstander van illegalenopvang. Begrijpt de SP echt niet dat dit helemaal niet in het belang is van de gewone man of vrouw in Nederland? Die kan de gevolgen van de massa-immigratie en de kosten daarvan immers allang niet meer aan.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Laat ik even twee misverstanden uit de wereld helpen. Ik ben geen voorstander van het zo veel mogelijk hierheen halen van zo veel mogelijk mensen. Ik ben ook geen voorstander van het continu afkondigen van een generaal pardon.

De tweede misvatting: er is geen sprake van massa-immigratie. Dat wil de heer Fritsma zijn kiezers heel graag doen geloven, maar daar is geen sprake van. Ik begrijp de vraag dus eerlijk gezegd niet.

De heer Fritsma (PVV):
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek kwamen er vorig jaar 165.000 migranten naar Nederland. Dat is in de ogen van de SP dus geen massa-immigratie. Dat is een rare gedachte. Maar het klopt wel: de SP is altijd de grootste voorvechter van het naar Nederland halen van asielzoekers. U had het over die 5.000 die opgehaald moesten worden naast de duizenden die al naar Nederland komen. U bent wel degelijk de beschermer van illegalen. U pleit de laatste weken ook steeds voor illegalenopvang. U hebt ...

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Fritsma (PVV):
U hebt ook wel degelijk alle generaalpardonregelingen geaccordeerd. Sterker nog, u wilde al die generaalpardonregelingen uitbreiden. Nogmaals, snapt de SP echt niet dat dit allemaal helemaal niet in het belang is van de gewone Nederlander? Die kan de kosten en alle problemen van de massa-immigratie allang niet meer aan.

De voorzitter:
De vraag is duidelijk.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
De heer Fritsma blijft zijn betoog maar doorspekken met kleine leugentjes. Ons ontbreekt de tijd om die allemaal bloot te leggen, maar ik noem heel simpel nog een zaak. De heer Fritsma benoemt hier de massa-emigratie, omdat er meer dan 165.000 mensen naar Nederland kwamen. Wat zijn dan de cijfers van de emigratie geweest, zo vraag ik aan de heer Fritsma. Er vertrekken ook heel veel mensen uit Nederland. Bovendien hebben wij het bij de opvang van kwetsbare mensen, bijvoorbeeld vluchtelingen, natuurlijk bij lange niet over dat soort cijfers. Dat weet de heer Fritsma best.

Laat ik één punt heel helder maken over in ieder geval een deelvraag die de heer Fritsma wel duidelijk heeft geformuleerd, bijvoorbeeld de opvang in de vorm van "bed, bad, brood" voor uitgeprocedeerde vreemdelingen. Ik was vorige week bij de mensen die hier buiten in de kou stonden. De heer Fritsma heb ik daar niet gezien. Dat doet hij namelijk nooit. Ik heb daar mijn eigen kwalificaties voor, maar die passen niet in een fatsoenlijk Kamerdebat. De heer Fritsma is daar nooit, ik wel. Ik heb die mensen daar verteld: u hoeft er niet op te rekenen dat er een generaal pardon komt wat mij betreft. Daar ben ik namelijk geen voorstander van. Ik heb die mensen ook klip-en-klaar gezegd: ik verwacht niet dat u allemaal hier een verblijfsvergunning krijgt. Voor een aantal van u zal gelden dat als er een herhaalde asielaanvraag komt of als de procedure opnieuw wordt bekeken, u wel kunt blijven. Voor een heel aantal van u vind ik dat u terecht in de opvang moet komen, want ik wil geen mensen op straat; dat vind ik onmenselijk. Uiteindelijk zal er door een heel aantal van die mensen gewerkt moeten worden aan terugkeer. Dat zijn mijn eerlijke woorden. Dat hoor ik de Partij voor de Vrijheid niet op straat zeggen, want hé, die komen niet op straat.

De heer Fritsma (PVV):
Hieruit blijkt dat de SP weer precies de verkeerde teksten gebruikt richting illegalen. Wat mevrouw Gesthuizen niet heeft gezegd, maar wel tegen al die mensen had moeten zeggen, is: u bent uitgeprocedeerd, u had allang Nederland uit gemoeten.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
U mag vinden dat dat gezegd had moeten worden. Waar was u dan om dat te zeggen?

De heer Fritsma (PVV):
Ik heb dat vorige week ook gezegd in de zaal waar deze mensen bij zaten. Dat weet mevrouw Gesthuizen ook. De SP beschermt mensen, wil mensen van dure opvang voorzien die niet meewerken aan hun verplichte vertrek naar het land van herkomst en dat ook niet eens willen. Als zij het wel willen, dan krijgen zij van de staatssecretaris gewoon opvang. Dus nogmaals, waarom beschermt de SP deze mensen, die het belastinggeld echt niet verdienen omdat zij hier niet mogen zijn, hun vertrekplicht negeren en, plat gezegd, gewoon uit Nederland weg moeten? Waarom beschermt de SP die mensen? Je kunt de opvang beter aan onze ouderen bieden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
De discussie over de opvang van ouderen versus de opvang van illegalen is een heel brede discussie die ik ook graag voer. Dat is een interessant punt. De PVV creëert op dit vlak steeds een valse tegenstelling. Laten we er verder maar niet op ingaan.

Ik heb steeds heel duidelijk gezegd dat opvang niet alleen om humanitaire redenen nodig is. Voor mij persoonlijk staat die reden overigens op nummer een. Opvang is echter vooral ook nodig, omdat terugkeer vanaf de straat niet werkt. Praat daar maar over met bijvoorbeeld de mensen van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Zij zeggen hetzelfde. Opvang vanaf de straat? Ik dacht het niet! Dat is wat zij zeggen. De manier waarop de PVV het probleem aanvliegt, is gewoon het miskennen van de realiteit. Mijnheer Fritsma kan roepen, schelden, schreeuwen, zich voordoen als een bang jongetje en andere mensen tegen die vreemdelingen in het harnas jagen, maar deze mensen zullen er op die manier uiteindelijk alsnog zijn. Mensen laten zich niet wegdefiniëren. Ook als je alleen maar wilt dat iedereen vertrekt en als vertrek je hoogste prioriteit is, zul je deze mensen eerst vanuit de opvang aan vertrek moeten laten werken.

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Fritsma hierop weer wil reageren. Ik ga hem en mevrouw Gesthuizen een geheim verklappen. Zij gaan het samen niet eens worden. Ik geef de heer Fritsma nog één keer de gelegenheid om iets terug te zeggen. Daarna krijgt mevrouw Gesthuizen die gelegenheid nog één keer. Daarna moeten zij het verder in zalen in verkiezingstijd bespreken, maar niet meer hier.

De heer Fritsma (PVV):
Dit is gewoon pure misleiding van de SP. Mensen die wel willen meewerken aan hun terugkeer, krijgen van de staatssecretaris al opvang aangeboden. Mevrouw Gesthuizen ontkent dat. Dat is pure misleiding! Nogmaals vraag ik haar, waarom zij het opneemt voor mensen die met opzet hun terugkeer traineren, hun plicht om te vertrekken negeren en niet willen terugkeren. Dat is namelijk het punt. De mensen die dit wel willen, biedt de staatssecretaris al opvang. Mevrouw Gesthuizen schetst hier gewoon een onjuiste voorstelling van zaken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik weet dat als deze mensen morgen tekenen bij het kruisje dat ze terug willen, zij recht hebben op een aantal weken opvang. Dat weet ik en dat weten eerlijk gezegd die mensen in de Vluchthaven, de vluchtkelder of de Vluchtkerk ook. Daarover vertel ik deze mensen, en alle mensen in Nederland helemaal geen leugens. Het volgende weet je echter volgens mij alleen maar als je wél onderzoek doet, als je je wél buiten de Kamerdebatten begeeft en je neus in zaken steekt. Dan weet je dat terugkeer, waar het mijnheer Fritsma en de PVV zozeer om te doen is, beter werkt in de opvang. Dan kan het zo zijn dat mensen in eerste instantie er nog geen trek in hebben om te vertrekken, maar als daarna blijkt dat er echt geen grond is om in Nederland te blijven, dan werkt het beter om mensen dat aan hun verstand te peuteren als ze in de opvang zitten.

De heer Recourt (PvdA):
Het is geen geheim dat de VVD en de Partij van de Arbeid op het asieldossier vaak een andere mening hebben. Ik heb hier een lijstje voor me. Ik zal het niet helemaal voorlezen, maar ik noem een aantal punten. Er is een eenmalige structurele regeling voor gewortelde kinderen. Vreemdelingenbewaring wordt sterk gehumaniseerd. Detentie voor gezinnen met kinderen is afgeschaft. De opvang van zieke vreemdelingen is uitgebreid. Illegale kinderen mogen vaker stagelopen om hun opleiding af te ronden. Vluchtelingen krijgen een gratis aanbod om in te burgeren. De huwelijkseis voor gezinsmigratie, die door het vorige kabinet is ingevoerd, is teruggedraaid. Het lijstje is nog veel langer. Mevrouw Gesthuizen zal zeggen dat het allemaal niet genoeg en niet goed genoeg is. Ik vraag haar echter, wat de SP op dit vlak concreet voor elkaar heeft gekregen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat is altijd een beetje een lastige vraag om te beantwoorden als je geen regeringsverantwoordelijkheid hebt kunnen nemen. De SP had graag met de Partij van de Arbeid in de regering gezeten. Dat weet de heer Recourt best en dat weet de rest van zijn fractie ook. Dan hadden we wellicht andere keuzes kunnen maken. Het gaat mij om de hardvochtigheid waarmee de PvdA op het ene moment zegt: er ligt nu een uitspraak van bijvoorbeeld het Europees Comité voor Sociale Rechten. Men zegt: die uitspraak is er en dat vinden we belangrijk. Men zegt: als die uitspraak definitief wordt, gaan we mensen als ze daar recht op hebben bed, bad en brood aanbieden. Op het andere moment, als het puntje bij het paaltje komt, zegt de PvdA echter: laat maar zitten. Dat kan de PvdA blijkbaar wel voor zichzelf verantwoorden. Die kinderpardonregeling, waar de heer Recourt hoog van opgeeft — ik was daarmee ook heel blij en was er ook een groot voorstander van — wordt nu echter zo uitgelegd dat kinderen die in principe gewoon onder die regeling zouden moeten vallen, er nu toch niet onder blijken te vallen. Ik doel op kinderen die bijvoorbeeld al acht of twaalf jaar in Nederland zijn. En waarom vallen zij niet onder die regeling? Vanwege een kille berekening. Omdat er niet meer dan een bepaald aantal, een aantal honderd kinderen, onder die regeling mag vallen. Daar heb ik het over. Dan kun je in een coalitie wel tot compromissen komen, omdat je allebei graag op het pluche wilt zitten, maar mij valt het heel erg tegen. Zeker gelet op hoe de PvdA zich in de tijd dat ze nog in de oppositie zat, hardmaakte voor deze groepen mensen.

De voorzitter:
U was gekomen aan het einde van uw betoog, had ik begrepen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat klopt.

De voorzitter:
De heer Recourt had nog een vervolgvraag.

De heer Recourt (PvdA):
Er hebben inderdaad verbeteringen plaatsgevonden in de afgelopen periode. 850 gezinnen mogen in Nederland blijven. Het kan altijd meer. Dat geef ik helemaal toe. Maar wat ik eigenlijk vaststel, is dat de SP hetzelfde doet als de PVV voor de VVD doet, namelijk roepen dat het nooit genoeg is. Ik neem het ter harte, maar het is wel een beetje een zwaktebod.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dan mag de heer Recourt dat ook gaan uitleggen aan 250 mensen die erop hadden gerekend dat ze naar Nederland konden komen en die nu een keihard "nee" te horen krijgen van deze staatssecretaris, waar vervolgens de fractievoorzitter van de PvdA over zegt: ja weet je, er komen nu toch al duizenden mensen, dus die 250 mensen die extra zorg nodig hebben en die zorgvuldig zijn geselecteerd door de UNHCR, laten we maar gewoon barsten daar in dat land.

Dat was het, voorzitter. Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. De begroting van de minister en de staatssecretaris staat weer vol mooie beloftes. Volgens mij zijn het er te veel. Op de hele veiligheidsketen wordt heel erg fors bezuinigd. De politie, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht, de reclassering, zij moeten het doen met miljoenen euro's minder. Mijn eerste vraag aan de minister en de staatssecretaris is de volgende. Zijn uw ambities nou zo groot of is uw portemonnee te klein?

Er wordt een sterkere rechtsstaat beloofd. Maar wat zijn die woorden waard als er ongekende bezuinigingen op de toegang tot het recht dreigen? Zijn deze minister en deze staatssecretaris wel het juridisch en rechtsstatelijk geweten van dit kabinet? Hoe stelt de minister zich op in de ministerraad als collega-bewindslieden met voorstellen komen die inbreuk maken op grondrechten van mensen? Stelt hij dan de lastige juridische vragen die gesteld moeten worden?

Ik wil ook aan deze minister vragen of hij zelf bereid is om zich rechtsstatelijker te gaan gedragen. Hoe beoordeelt de minister zijn eigen uitspraak in een lopend strafrechtelijk onderzoek waarover hij zei: het was niks, het is niks en het wordt niks? Kan de minister toegeven dat hij dit zo nooit had mogen zeggen? Hiermee wekt hij namelijk de schijn de uitkomst van het onderzoek al te kennen en ook de schijn, deze uitkomst te kunnen beïnvloeden. Graag krijg ik een reactie van de minister.

De toegang tot het recht wordt door dit kabinet beperkt. De SP vindt dat een heel foute keuze. Als alleen nog rijke mensen en grote bedrijven naar de rechter kunnen, krijgen we klassenjustitie. Dat moeten we niet hebben in een rechtsstaat. Er dreigt een enorme bezuiniging op de gesubsidieerde rechtshulp, 85 miljoen euro in 2018, boven op al die bezuinigingen van de afgelopen jaren. De gevolgen van deze bezuinigingen zijn dat rechtzoekenden de dupe worden. Mensen die de pech hebben dat ze moeten procederen, draaien zelf op voor de kosten. Als ze die niet kunnen betalen, laten ze het erbij zitten en dan blijft onrecht bestaan.

84% van de advocaten verwacht dat ze hun cliënten niet meer voldoende kunnen bijstaan als de bezuinigingen doorgaan. De eerste kantoren voor daklozen en vreemdelingen zijn noodgedwongen al gestopt. Dit is toch een alarmbel van jewelste? Ik vraag aan de staatssecretaris waarom dit specialisme in de advocatuur, het bijstaan van niet-rijke mensen in procedures, zo onder druk wordt gezet. Het betreft grotendeels zaken tegen de overheid zelf. Waarom verzwakt de staatssecretaris de tegenmacht van de overheid? Wat voor gedachte zit daar nu achter? De landelijk deken van de advocatuur heeft dit een potentiële grondrechtenschending genoemd. Ik ben dat met hem eens.

Niet alleen de advocatuur luidt de noodklok. Er is echt een storm van kritiek. Gisteren nog, in de Eerste Kamer, maar ook van fracties uit de Eerste Kamer. Is de staatssecretaris bereid om deze drastische bezuiniging, vanwege die storm van terechte kritiek en het belang van de toegang tot het recht, uit te stellen totdat uit nader onderzoek blijkt waardoor de kosten de laatste jaren zijn gestegen, of er ook een fatsoenlijke manier bestaat om die kosten te beperken, en wat de bezuinigingen van de laatste jaren al veroorzaakt hebben?

Toegang tot het recht betekent ook dat je naar de rechter kunt, zonder onaanvaardbaar hoge drempel. In de begroting vinden we nog steeds een aangekondigde verhoging van het griffierecht, het toegangskaartje voor de rechtszaal. Deze minister en staatssecretaris zouden zich ernstig moeten afvragen hoe zij de toegang tot het recht gaan waarborgen. Of er een meerderheid in de Tweede Kamer is voor deze beperking van de toegang tot het recht is de vraag, in de Eerste Kamer is deze er waarschijnlijk niet. Zijn de minister en de staatssecretaris bereid om zichzelf die afgang te besparen? Trek deze bezuiniging terug, waarborg de toegang tot het recht.

De kwaliteit van de rechtspraak staat onder druk. Dat concludeert de visitatiecommissie van de rechterlijke organisatie. De rechterlijke macht is onafhankelijk. Rechters zijn dus zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de rechtspraak. Het is echter de overheid die de rechtspraak financiert. De minister schiet daarin tekort. De rechtspraak moet het de komende jaren met 150 miljoen minder doen. De rek is er volledig uit, zei de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak gisterenavond nog een keer in Nieuwsuur. De rechtspraak kan geen verdere bezuiniging aan. Er is meer geld nodig om de kwaliteit van de rechtspraak te waarborgen. Dit is heel erg zorgelijk. We moeten zuinig zijn op onze rechterlijke macht.

De minister combineert een automatiseringsoperatie, KEI, Kwaliteit en Innovatie rechtspraak, met een grote besparing. Die besparing is echter veel te vroeg ingeboekt. Implementatie van zo'n omvangrijk en belangrijk project kost vaak juist geld en tijd. Dit belangrijke ICT-project moet zorgvuldig worden ingevoerd. Als de minister de digitalisering wil laten slagen, dan moet die besparing worden uitgesteld. Het begrotingsvoorstel van de Raad voor de rechtspraak voor 2015 is niet goedgekeurd. Er is een tekort van 40 miljoen euro. De SP vindt dat de minister zich hiermee een onbetrouwbare partner toont. De afspraken worden namelijk niet nagekomen. Mijn vraag aan de minister is: waarom niet? De rechtspraak gaat nu namelijk door de minister de rode cijfers in. Accepteert de minister oplopende voorraden en langere doorlooptijden? Waar gaat de minister voor kiezen: hogere werkdruk, minder kwaliteit of langere doorlooptijden? Als de minister die keuze niet wil maken, dan moet hij 40 miljoen euro extra beschikbaar stellen om het verwachte aantal zaken gewoon netjes te financieren, zoals afgesproken. Zo simpel is het eigenlijk. Waar gaat de minister 40 miljoen euro voor de rechtspraak vandaan halen?

De hele veiligheidsketen zit in de verdrukking. Het piept en het kraakt. Over de politie is vorige week al uitgebreid gesproken. Over het Openbaar Ministerie moeten we het vandaag wel hebben. Waarom moet er een kwart van het budget af? Inmiddels raken de bezuinigingen rechtstreeks aan het primaire proces, zowel kwalitatief als kwantitatief. Er zijn tekorten en er worden fouten gemaakt. De minister zou dit eigenlijk niet moeten blijven ontkennen. Hij zou moeten zeggen: ik kom terug op de verkeerde keuze; we gaan minder bezuinigen. Is het niet de eer van de minister te na dat hij onder druk — ik begreep van vooral de SGP-fractie — de bezuiniging heeft verzacht met 5 miljoen euro? Een bezuiniging van 114 miljoen euro in 2018 is onverantwoord. Je hoort dat van echt iedereen in de veiligheidsketen die je spreekt: politie, rechters, de reclassering, mensen bij het OM zelf. De minister zou niet weer aan moeten komen met die uitgestoken hand als het OM aan het eind van het jaar een tekort heeft op de begroting. Zo moet je toch niet om willen gaan met deze uiterst belangrijke organisatie? Gaat de minister erkennen dat er een structureel financieel tekort zit bij het Openbaar Ministerie en dat deze enorme bezuiniging op dé organisatie die mensen moet opsporen en vervolgen, en daarmee Nederland veiliger moet maken, onverantwoord is? Ik hoor graag een uitgebreide reactie van de minister.

De SP is bezorgd over het zo snel mogelijk afhandelen van strafzaken, de ZSM-afdoening. Snelheid is goed, maar mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid. De rechtsbijstand is onvoldoende. Mensen betalen nu soms het transactievoorstel van het OM en komen er later achter dat ze daardoor een strafblad hebben. Bij de ZSM-afdoening is de advocatuur veel te laat betrokken. Er zou eigenlijk standaard een advocaat bij moeten zitten. Hiermee zijn nu pilots en die worden volgend jaar geëvalueerd. Is de minister om er tot die tijd, tot uit de evaluaties blijkt hoe dat met die advocaat gegaan is, voor te zorgen dat ZSM-afdoeningen achteraf alsnog aan de rechter kunnen worden voorgelegd, binnen 14 dagen, ook als er direct is afgerekend met het OM? Dat kan nu niet; door direct af te rekenen doe je afstand van je recht op verzet. Ik hoor graag een toezegging van de minister dat hij dit mogelijk gaat maken, zodat de rechter niet buitenspel wordt gezet.

Dan heb ik nog drie onderwerpen die te maken hebben met waarheidsvinding in strafzaken. Het eerste punt: soms zitten mensen onschuldig in de gevangenis. De voorbeelden uit het verleden zijn bekend. Justitiële dwalingen zijn in de eerste plaats een ramp voor de betrokkenen, maar ook een drama voor de rechtsstaat. De procedure om dwalingen te herstellen is zwaar, maar vooral ook kostbaar. De SP-fractie vindt dat er een overheidsfonds moet worden opgericht om dit vooronderzoek te financieren. Doen we dat niet, dan aanvaarden we de kans dat mensen om financiële redenen onterecht jarenlang vastzitten. Ik heb dit voorstel in een notitie nader onderbouwd. Ik wil deze notitie hierbij aanbieden en vragen of zij kan worden toegevoegd aan de Handelingen. Een reactie van de minister zou ik uiteraard ook zeer op prijs stellen.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Nispen (SP):
Door dit fonds halen we onschuldige mensen uit de gevangenis. Door betere lijkschouwers en goed forensisch onderzoek van het NFI, het Nederlands Forensisch Instituut, zetten we de schuldige mensen erin. Dat is mijn tweede punt: wat gaat de minister doen als bezuinigingen en ontslagen bij het NFI toch leiden tot kwaliteitsverlies en wachtlijsten bij forensisch onderzoek? Mijn Kamervragen daarover zijn vandaag beantwoord, maar ik ben daar niet gerust op.

Mijn derde punt aangaande de waarheidsvinding in strafzaken betreft de lijkschouwers. Bij het vaststellen van de vraag of er bij een overledene sprake is van een misdrijf, speelt de lijkschouwer een belangrijke rol. Maar de kwaliteit van de lijkschouwing is een punt van zorg. Lijkschouwers missen nu soms misdrijven door een gebrekkige opleiding. De Gezondheidsraad heeft aanbevolen dat de vervolgopleiding forensische geneeskunde betaald zou moeten worden door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Ik wil dat de minister vandaag toezegt dat hij dit probleem gaat oplossen. Ik heb zelf ook een amendement ingediend dat hierom vraagt. De minister zou echter niet weer naar andere ministeries moeten wijzen, die dan weer terugverwijzen, zoals VWS, Onderwijs en Justitie. Er moet een oplossing voor komen en daarom heb ik dit amendement ingediend. Ik hoor graag de reactie van de minister daarop.

Het gevangenispersoneel was net de klap te boven van het afbraakplan gevangeniswezen uit 2013, maar de staatssecretaris blijkt nog niet klaar te zijn met de sloophamer. De afbraak gaat door, ten koste van goed opgeleid personeel. Hoewel de staatssecretaris nog goede alternatieven in zijn prullenbak heeft liggen van de SP, van het personeel en van de gevangenisdirecteuren, kiest hij toch voor de Breukelennotitie. Ik raad de staatssecretaris aan om eerst eens in zijn prullenbak te neuzen, omdat daar nog goede ideeën in liggen.

Uit onderzoek van de Inspectie SZW blijkt dat de sluiting van gevangenissen tot veel onrust en onzekerheid onder personeel en gedetineerden heeft geleid. Er zijn overtredingen geconstateerd. Medewerkers worden onvoldoende getraind. Er is agressie, geweld en hoge werkdruk. Dit zijn ernstige conclusies. Wat is hierop de reactie van de staatssecretaris? In hoeverre wordt het van-werk-naar-werkbeleid goed ingezet? Want als ik dit zo lees, voorspelt het niet veel goeds. Kan de staatssecretaris aangeven wat er nu gebeurt met de open en halfopen inrichtingen en de detentiefasering, nu de wet elektronische detentie niet is aangenomen in de Eerste Kamer? Die afbraak zou de staatssecretaris ook moeten stoppen, wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag. Ik ontvang graag een uitgebreide reactie hierop.

Kortheidshalve vraag ik of de staatssecretaris de Kamer goed op de hoogte wil houden van de ontwikkelingen rondom de justitiële jeugdinrichting Amsterbaken.

Recidive bestrijden is slachtoffers voorkomen. Recidive bestrijden en Nederland veiliger maken is de taak van de reclassering. Maar wat doet de staatssecretaris ook hier? Hij bezuinigt een kwart op de reclassering. Wachtlijsten lopen op en de staatssecretaris schrapt ondertussen doodleuk in de contacturen van ex-gedetineerden. Die hebben begeleiding nodig, want anders gaan ze de fout in. Van de cliënten krijgt 92% minder toezicht. De SP probeert dit nog te repareren met een amendement, maar de staatssecretaris is hiervoor verantwoordelijk. De kwaliteit bij de reclassering staat onder druk. De reclassering moet meer doen met minder geld. Wat zegt de staatssecretaris hier nu zelf van? Ook hier geldt eigenlijk weer: dit zijn te grote ambities en een te kleine portemonnee.

Tot slot heb ik een aantal losse punten. Het eerste punt is de toezegging aan mijn collega Kooiman om te bezien of het bezit van grondstoffen voor harddrugs eerder bestraft kan worden. Hoe staat het daarmee? Ons voorstel is om de aard en de omstandigheden te bekijken waaronder de stoffen worden aangetroffen. Als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de stoffen bedoeld waren voor het vervaardigen van synthetische drugs, zou dat strafbaar kunnen zijn. De minister zou dit onderzoeken. Ik wil graag weten hoe het hiermee staat. Mijn CDA-collega heeft met dezelfde politieman gesproken, zo begreep ik vanmorgen uit het Algemeen Dagblad. Ik ben dus erg benieuwd naar de reactie van de minister op het voorstel van mijn collega Kooiman en misschien zo dadelijk op dat van mijn collega Oskam.

Wat is de reactie van de staatssecretaris op het voorstel van het Centrum Internationale Kinderontvoering om door mediation in een vroeg stadium kinderontvoering te voorkomen? Nu worden er soms dreigende situaties gesignaleerd maar gebeurt er niets. Het project pre-mediation probeert te de-escaleren in de betreffende internationale relatie om het meenemen van het kind naar een ander land te voorkomen. Is de staatssecretaris bereid om dit project te ondersteunen en hierover in overleg te gaan met het Centrum Internationale Kinderontvoering?

Mijn laatste punt is weer voor de minister. Worden er in de contourennota over het nieuwe Wetboek van Strafvordering een uitvoerige onderbouwing van nut en noodzaak en een kosten-batenanalyse opgenomen? Waar is dit precies voor nodig en wat kost het? Wordt de advocatuur erbij betrokken en wanneer kunnen we de contourennota exact verwachten?

De heer Dijkhoff (VVD):
Voorzitter. Voor alles wat wij in dit land willen bereiken, is veiligheid een voorwaarde. Er is geen onveilig land waarin mensen vrij zijn, welvarend zijn en op hun eigen manier hun geluk kunnen vinden. Helaas is veiligheid nooit compleet en ook niet zomaar per kilo te koop. Veiligheid is wel te beïnvloeden, te bewaken en te bevechten. Langs die drie lijnen zal ik mijn betoog opzetten.

Ik begin bij het beïnvloeden van veiligheid. Dat begint niet meteen bij organisaties; dat begint gewoon bij mensen zelf, ook bij mij. Een paar maanden geleden was ik 's avonds in een zaaltje geweest. Collega's zullen dat herkennen. Je praat met mensen over wat ze niet zo goed vinden gaan, wat al beter gaat en wat hun wensen zijn. Dan rijd je 's avonds alleen naar huis en dan krijg je honger en stop je bij een benzinepomp. Dan weet je dat je beter een appel kunt pakken, maar de rekken met snoep en chips zien er toch wat aantrekkelijker uit. Ik was dus bezig te kiezen tussen bolognesechips en paprikachips, toen ik op de hoek van het rek twee jonge gasten zag die zich wat raar gedroegen. Ze keken iets te schichtig om zich heen. Ze maakten iets te snelle bewegingen. Ze waren iets te veel bezig met hun omgeving en gedroegen zich nogal nerveus. Ik zag ze vervolgens ook spullen in hun zak stoppen: kauwgom en ander snoep. Ik weet nog dat ik op dat moment twee dingen tegelijk voelde. Aan de ene kant dacht ik: dat slaat nergens op; ik ga nu heel hard roepen dat ze het moeten laten. Aan de andere kant dacht ik: ik houd mooi mijn mond, want dadelijk heb ik een mes tussen mijn ribben. Dat is misschien een heel logische en menselijke reflex, en in de halve seconde waarin ik moest bepalen wat ik deed, besloot ik mijn mond te houden. En daar baal ik van. Ik ben naar de kassa gelopen om af te rekenen. De keuze was gevallen op paprikachips. Daar meldde ik de man achter het glas dat er twee jongens bij het rek links achter mij hun zakken gevuld hadden en niet om vervolgens nog te komen afrekenen. Inmiddels stonden ze bij het koffieapparaat. De man vroeg of ik het heel zeker wist. Hij bekeek die jongens een beetje om mij heen. Ik zag bij hem hetzelfde dilemma als ik net had gehad. Ik zei dat ik het heel zeker wist en graag met hem op de jongens toe zou stappen. Nadat hij had afgerekend en mij het bonnetje had gegeven, slaakte hij een diepe zucht en zei: bedankt voor het melden, maar goed, we kunnen ze niet allemaal pakken, hè?

Ik heb er de hele weg terug over nagedacht. Het voelde niet goed, want eigenlijk hoort het hier te beginnen: dat je zelf een ander aanspreekt als hij zich misdraagt. Dat je het samen met anderen doet als dat beter voelt. En dat je niet twee mensen met een bontkraag laat lopen als ze de boel sodemieteren, ook al is het voor €2. Dat ik zelf bij andere gelegenheden meer moed heb getoond en het de volgende keer ook anders ga doen, is leuk, maar het is niet het punt. Het deed mij weer beseffen dat je veiligheid niet alleen aan anderen en aan de politie kunt overlaten, dat we er allemaal een rol in hebben en dat wangedrag en criminaliteit groeien als de goeden ze de ruimte geven.

Het begint met hoe we met elkaar omgaan. Houden we de boel een beetje netjes? Bellen we de politie als we al een paar keer een rare auto door de buurt hebben zien rijden? Houden we het huis van de buren even beter in de gaten als ze op vakantie zijn? Wijzen we schoffies terecht als ze over de schreef gaan, hoe klein en brutaal ze ook zijn? En zijn we bereid om bij te springen als iemand wel lef toont en medestanders zoekt om op te staan tegen onveiligheid? Mijn respect en bewondering zijn dan ook groot voor alle Nederlanders die al deze vragen zonder twijfel met ja beantwoorden. Voor de vrijwilligers van de buurtpreventie, voor de handhavers van de gemeente en voor alle agenten. Voor mensen die helpen om criminelen op te sporen, voor de mensen achter Meld Misdaad Anoniem en ook voor het team van AMBER Alert, dat nu, behalve in Nederland, ook vermiste kinderen in heel Europa helpt. Ook voor de 1,4 miljoen Nederlanders die zich inmiddels hebben aangesloten bij Burgernet. Kortom, voor alle mensen die zich met hart en ziel inzetten voor een veiliger Nederland.

Op deze manier, met al deze mensen beïnvloeden we de veiligheid van Nederland positief. Dit komt in eerste instantie uit de samenleving. Mensen dragen zelf en samen met anderen hun steentje bij. De VVD heeft ook waardering voor de ontwikkeling in de afgelopen jaren dat de overheid hiervoor openstaat en dit stimuleert. We zien veel creatieve vormen van buurtpreventie: van klassieke teams die bij toerbeurt rondjes lopen tot de in opkomst zijnde wijkapps waarin mensen elkaar op de hoogte houden van dingen die niet helemaal in de haak zijn. Ook zijn er steeds meer gemeenten die gebruikmaken van stadsmariniers. Dat werkt ook effectief omdat ze gericht en creatief een probleem aan kunnen pakken. Zorgen donkere hoekjes voor een onveilig gevoel? Dan bel je de plantsoenendienst en laat je verlichting plaatsen. Is er een ernstiger situatie, dan kun je samen met handhavers, politie en wijkbewoners bepalen hoe de boel aangepakt moet worden.

Van het kabinet verwacht de VVD dat het deze initiatieven koestert, barrières wegneemt en ervoor zorgt dat de overheid, politie en justitie goed samenwerken met burgers die het beste voor hebben met de veiligheid. Een concrete vraag gaat dan ook over Meld Misdaad Anoniem. Al eerder heeft de VVD verzocht om de mogelijkheid om anoniem te melden uit te breiden met het uploaden van foto's en video's van onveilige situaties. Daar is een pilot voor geweest, maar van de week zag ik dat die app is teruggetrokken. Hoe staat het met de ontwikkeling van deze app? Wanneer komt die weer online?

De heer Van der Staaij (SGP):
Na enige reflectie op de spannende opening van de heer Dijkhoff over zijn ervaringen in het benzinestation, dacht ik dat het eigenlijk helemaal niet zo gek was wat hij deed. Het benzinestation is immers de benadeelde. Hij heeft eigenlijk wel de goede procedure gevolgd door het daar te melden en aan te geven dat het hun probleem was.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik wil de heer Van der Staaij danken voor dit compliment. Wat mij tegenviel is dat degene die bij het benzinestation werkte en achter het veiligheidsglas zat — ik kan me voorstellen dat dit ook niet voor niets is — niet met mij samen iets ging doen. Het leidde er ook niet toe dat die mensen zijn aangehouden. Het leidde ertoe dat ook die man dacht: dit is toch niet meer te redden, dus laat het maar lopen. Als te veel mensen dat denken, dan laten we het inderdaad lopen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Is de moraal van het verhaal dan niet dat ook het benzinestation zich af moet vragen hoe het handelt? De medewerkers zitten keurig achter glas, maar er is kennelijk geen goede voorziening om op te treden tegen dingen die in de rest van het benzinestation gebeuren. Is niet de conclusie dat het bedrijf in casu die verantwoordelijkheid heeft?

De heer Dijkhoff (VVD):
Ook. Voor iedereen die een rol heeft, geldt: je moet doen wat je kunt. Ik had misschien in eerste instantie iets kunnen zeggen, maar ik had dit zeker samen met degene die daar werkt, moeten aanpakken. Hij heeft bovendien een knop om de autoriteiten te informeren. Vooral de houding van "we laten het maar even lopen" stak mij.

De heer Oskam (CDA):
Ik vind het wel een exemplarisch voorbeeld. Wat zegt dit volgens de VVD over het gevoel van onveiligheid in de samenleving? Iemand denkt: ik krijg een mes tussen m'n ribben. De pomphouder denkt: laat maar, want we kunnen ze toch niet allemaal pakken. Wat zegt dat? Ik vraag dit mede in het licht van het feit dat mensen niet snel meer aangifte doen: 38% meldt criminaliteit bij de politie en 28% doet aangifte. Wat zegt dat volgens de VVD?

De heer Dijkhoff (VVD):
Als we naar de statistieken kijken, zien we gelukkig ook dat het gevoel van veiligheid toeneemt, maar dat fluctueert. Volgens mij zegt het vooral dat het dus niet zo simpel is om hier in de Kamer instrumenteel te kijken naar politie, justitie, begrotingen en bedragen. De manier waarop wij er als burgers zelf mee omgaan heeft ook heel veel invloed op het gevoel van veiligheid en de daadwerkelijke veiligheid in het land. Als we in een samenleving terechtkomen waarin men denkt dat het alleen de taak is van de overheid en de politie, dan kun je er nog zo veel in investeren, maar het gevoel van veiligheid zal dan niet snel verbeteren. Dat zal pas gebeuren als wij ook het lef hebben en ons gesteund weten door elkaar om op te staan als we onraad ruiken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb dit betoog aangehoord en net als de heer Dijkhoff sta ik zo nu en dan te twijfelen: zal ik wel of zal ik niet? Ik heb het een paar keer gedaan, maar één keer heb ik heel hard weg moeten fietsen omdat het niet goed uitpakte. Toch is er iets in het betoog van de heer Dijkhoff dat mij wezenloos irriteert. Het duurde even voordat ik erachter was wat het is. Nederland staat volgens mij in de top tien van de veiligste landen ter wereld. Wij zouden daar heel blij mee moeten zijn. Er werd net gezegd dat je gevoelens van onveiligheid niet moet aanwakkeren. Wat wil de VVD nu? Zegt deze partij dat ons land een van de onveiligste landen is en dat we eigenlijk met z'n allen op straatpatrouille moeten? Of zegt zij, en volgens mij is dat het VVD-standpunt, dat het eigenlijk fantastisch gaat en dat we alleen nog een paar rechten van burgers hoeven af te nemen om alles helemaal rond te krijgen? Wat is het nu?

De heer Dijkhoff (VVD):
Sowieso is geen van beide karikaturen natuurlijk waar. Ik constateer dat mevrouw Van Tongeren geïrriteerd raakte door een onderdeel dat niet in mijn verhaal zat. Ik heb immers helemaal niets gezegd over het aanwakkeren van gevoelens. Ik heb benadrukt dat het een taak van ons allemaal is. De wijze waarop de samenleving zich richt op onveiligheid en onze mondigheid om elkaar te corrigeren zijn heel erg van invloed op de veiligheid en de wijze waarop die in een land ervaren wordt. Nederland is een heel erg veilig land — laten we daar blij om zijn — maar ik relateer het werk dat wij hier te doen hebben niet aan de situatie in andere landen. Ik vind het niet echt een troostrijke gedachte om tegen een slachtoffer te kunnen zeggen: wat een pech dat u slachtoffer bent, maar in andere landen was de kans daarop drie keer zo groot geweest. Het is gewoon de taak van de Kamer, en de kerntaak van de overheid, om het nog veiliger te maken als dat kan. Mevrouw Van Tongeren zal mij echter niet horen zeggen dat ik op veiligheidsgebied met veel andere landen zou willen ruilen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De heer Dijkhoff heeft eigenlijk het volgende gezegd: ik durf als volwassen, witte man niets te zeggen tegen iemand in een winkel die iets jat, omdat ik dan van die jongens met die bontkraagjes een mes tussen mijn ribben krijg. Is dat het aanwakkeren van gevoelens van onveiligheid of niet?

De heer Dijkhoff (VVD):
Dat heb ik in ieder geval niet gezegd. Ik constateer dat veel mensen het zo ervaren. Als mensen dit niet prettig vinden om te horen, kan ik het natuurlijk verzwijgen. Ik denk echter niet dat ik een verhaal heb gehouden waar veel Nederlanders van denken: nou, zo ervaar ik dat niet. Ik heb er op een andere moment in een dergelijke situatie wel iets van gezegd. Ik heb toen samen met iemand anders geprobeerd om er iets aan te doen. Ik heb geconstateerd dat dit niet werkte. Ik vond het een illustratie voor het feit dat wij nog zo veel kunnen doen in de vorm van overheidsinterventies, maar dat de wijze waarop de samenleving daarmee omgaat ook een grote rol speelt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Het is mooi dat de heer Dijkhoff het heeft over de burger die zelf, eigenlijk ook in het kader van veiligheid, zou moeten optreden, maar daar hebben we een politieorganisatie voor. Hoe kan het dan toch dat de VVD het zo ontzettend eens is met de prioriteiten van de minister van Veiligheid en Justitie waardoor politiemensen ingezet worden op onderdelen en dus niet in wijken aanwezig kunnen zijn? Er zouden wijkagenten komen. Het ging om een wijkagent per 5.000 inwoners. Die agenten zijn er nog niet of kunnen niet al hun tijd besteden aan het zijn van wijkagent. Wat gaat de VVD daaraan doen?

De heer Dijkhoff (VVD):
Mevrouw Berndsen weet ook uit eerdere debatten dat ik het altijd een dilemma vind om iets dat bovenop het normale werk komt, prioriteit te noemen. Ik vind dat we daar terughoudend in moeten zijn. Dat geldt ook voor de Kamer, want die heeft er weleens een handje van, ook in een week als deze, om een onderwerp te nemen en daarvan te zeggen dat het prioriteit moet zijn. Op die manier is straks alles prioriteit en moeten we weer iets nieuws verzinnen. Ik denk dus dat daar een balans in moet zijn. We hebben een Nationale Politie. Het is dus niet zo dat het alleen maar wijkwerk is. Sommige zaken behoeven aandacht op nationaal niveau. Als je een inspanning levert op het vlak van kinderporno, een probleem dat zich vooral online afspeelt, is het handig dat je daar een apart team voor hebt dat het hele land afdekt. Ik zou namens de VVD echter niet zeggen: het is een nieuwe week, dus er komt nog een nieuwe prioriteit bovenop.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dat is interessant. Vindt de VVD dan dat er wat prioriteiten af zouden moeten? Wij hebben het hier wel over de veiligheid van onze inwoners. Ik denk niet dat die bevorderd wordt doordat er te weinig capaciteit is in gemeenten, omdat de politiemensen ergens anders ingezet moeten worden vanwege prioriteiten van de minister.

De heer Dijkhoff (VVD):
Dan moeten wij meer tijd nemen om die prioriteiten een voor een af te gaan. Ik zie ook dat er nu veel politie-inzet nodig is om bijvoorbeeld alleen al ons hier in dit gebouw te beschermen en te beveiligen vanwege de nieuwe dreiging van jihadterrorisme. Iedere prioriteit heeft dus zijn reden. Ik vind het iets te gemakkelijk om nu het aantal prioriteiten te halveren. Daarvoor moeten wij ze echt afgaan. Als je iets tot prioriteit benoemt, is het natuurlijk lastig om daar daarna weer op terug te komen. Dat merk ik ook. Ik zou daarom vooral behoedzaam zijn bij het aanbrengen van nieuwe prioriteiten. Ik weeg de prioriteiten echter wel iets anders dan mevrouw Berndsen. Ik vraag mij af of het er nu wel zoveel zijn dat het normale werk in de knel komt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik constateer alleen maar dat burgemeesters ontevreden zijn, omdat ze veel te weinig capaciteit hebben voor de lokale prioriteiten. Ik vind dit toch wat al te gemakkelijk. De heer Dijkhoff loopt wel weg bij de hoeveelheid prioriteiten die er nationaal zijn vastgesteld. Wat zegt hij dan tegen die burgemeesters?

De heer Dijkhoff (VVD):
We hebben de Nationale Politie juist zo ingericht dat de burgemeesters nog heel veel te zeggen hebben over de inzet. Het is niet des ministers politie geworden. Daar hebben wij bewust voor gekozen. De burgemeesters wilden deze structuur eerst, omdat ze anders te weinig te zeggen zouden hebben. Nu zeggen ze echter toch dat ze te weinig te zeggen hebben. Ik vind dat enigszins wringen. Het is volgens mij logisch dat elke burgemeester altijd vindt dat hij meer politie-inzet nodig heeft en kan gebruiken. Dat is een logische tendens. De klacht op zich vind ik dus geen probleem. Ik denk dat het zaak is om die discussie in het beraad te voeren. Ik zie nergens dat burgemeesters — nou ja, misschien een of twee burgemeesters — een lijstje maken van zaken waarmee opgehouden moet worden. Die zaken moeten namelijk ook gebeuren. We stellen landelijke prioriteiten, bijvoorbeeld wat betreft woninginbraak. Die woningen staan allemaal in een gemeente. Er zijn dus ook gemeenten die heel blij zijn met de prioriteiten, omdat een bepaalde prioriteit bij hen nu net een knelpunt is. Het is geen prioriteitenlijst die is losgezongen van de samenleving.

De voorzitter:
De heer Dijkhoff vervolgt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Nog even over de gemeentelijke toezichthouders, want daar heeft de heer Dijkhoff het ook over gehad. Mijn vraag is hoe het kan dat gemeenten besluiten om zo veel gemeentelijke toezichthouders aan te stellen, omdat zij zien dat de politie daar geen tijd voor heeft. Is de heer Dijkhoff het met mij eens dat daardoor de gemeentepolitie via de achterdeur weer naar binnen komt?

De heer Dijkhoff (VVD):
Op dit punt verschillen mevrouw Berndsen en ik echt van mening. Die handhavers heten formeel boa's, maar ik houd niet zo van die term. Ik zou ook graag af willen van het negatieve sentiment dat eromheen hangt, ook in de Kamer. Volgens de VVD staan zij los van de discussie over de politie. Al hadden we twee keer zoveel politie, dan zou ik nog steeds die handhavers koesteren en waarderen om het werk dat zij doen. Zij doen goed werk om overlast, verloedering en hufterigheid tegen te gaan. Wij zijn dan ook te spreken over de ontwikkeling om de samenwerking tussen politie en handhavers in de gemeente, waar het kabinet mee bezig is, beter te maken. Samen met de VNG zijn we bezig om ze een uniform te geven dat herkenbaar is, zodat zij een eigen positie krijgen die er mag wezen, om recht te doen aan het nuttige werk dat zij vervullen.

De voorzitter:
Nu vervolgt de heer Dijkhoff zijn betoog.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ja, maar, voorzitter, …

De voorzitter:
Nee, sorry, ik heb het nu vier keer toegestaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dan kom ik straks nog een keer terug.

De voorzitter:
Dat zien we dan wel weer. Het woord is aan de heer Dijkhoff.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik was al wat verdergegaan met mijn betoog over de handhavers. De samenwerking tussen politie en handhavers moet beter. Daar wordt hard aan gewerkt. De handhavers hebben waardevolle informatie voor de politie en de politie moet de handhavers bijstaan als het op straat uit de hand loopt. Ik vraag aan de minister hoe het hiermee staat. We hebben een mooie brief over de handhavers gekregen. Mijn vraag is of er knelpunten zijn gerezen. Hoe is de minister van plan om ons als Kamer op de hoogte te houden van ontwikkelingen op dit gebied? Wil de minister daarbij ook de problematiek meenemen van de inning van boetes die door de handhavers worden uitgeschreven? Wij hebben er begrip voor dat in deze tijden de begroting knelt en dat elke post kritisch tegen het licht wordt gehouden, maar we horen wel graag of de minister nog ruimte ziet om in overleg met de VNG te werken aan een oplossing die voor alle partijen werkbaar is en die geen belemmeringen opwerpt voor het aannemen van handhavers in de gemeente.

Verder zijn we vooral tevreden over ontwikkelingen op het terrein van het beïnvloeden van de veiligheid en de bereidheid van Nederlanders om tijd en energie te steken in de opsporing van daders. We hebben de afgelopen tijd veelvuldig gezien dat mensen die een misdaad hebben gepleegd, zichzelf aangeven, onder druk van het publiek. De beelden van die misdaad worden gedeeld, mensen gaan helpen zoeken, er ontstaat een spanning, het net sluit zich en de dader meldt zichzelf bij de politie om zijn straf te krijgen.

De VVD vindt dit een goede zaak. Ten eerste hadden de daders zich gewoon moeten gedragen. Ten tweede hebben zij dagen, weken en soms maanden de tijd gehad om berouw te tonen en zichzelf aan te geven. Om de waakzaamheid van de Nederlanders die hierbij een groot goed is, te belonen, is het van belang dat de overheid openstaat voor deze vorm van hulp. In eerdere zaken hebben rechters weleens straffen verlaagd, omdat beelden van de dader al in de publiciteit waren geweest. Ik snap dat zorgvuldig met de privacy moet worden omgegaan en dat de politie niet te makkelijk en onnodig beelden moet vrijgeven. Maar voor de VVD zou zo'n strafkorting wel de uitzondering moeten zijn en niet de regel. De regel is dat het in deze situatie toch echt de dader zelf is die zijn privacy te grabbel gooit.

We zien de politie ook vaker samen met het OM in twee fasen beelden gebruiken bij de opsporing. Eerst wordt het filmpje verspreid met de dader onherkenbaar in beeld, met de waarschuwing dat het filmpje nog een keer wordt uitgezonden, als hij zich niet binnen een week meldt, en dat hij dan herkenbaar in beeld is. Wie schetst mijn verbazing dat de dader in de zaak van de Bredase neusmepper, zoals deze in de volksmond is gaan heten, in mijn eigen stad, de hele week waarin hij onherkenbaar in beeld was, niet doorhad dat hij het zelf was? Pas de ochtend nadat het dreigement was ingelost en de deadline was verstreken, meldde hij zich. Toen had hij zichzelf pas herkend.

Ik hoop en verwacht dat er geen strafvermindering volgt in deze gevallen, waarvoor een procedure is ontwikkeld door OM en politie, zodat de daders in de ogen van de VVD over zorgvuldigheid niets te klagen hebben. Het mag geen bonus zijn op verstoppertje spelen. Wij hopen dat er in de praktijk een goede procedure is gevonden, op de manier die ik net schetste, en dat de wet dus niet aangepast hoeft te worden. Wij zullen dit nauwlettend in de gaten houden en indien nodig, onverhoopt, erop terugkomen.

Het tweede element van mijn verhaal omvat het bewaken van de veiligheid. Als het de eigen verantwoordelijkheid van iedereen ontstijgt, kom je natuurlijk bij een kerntaak van de overheid terecht. Criminelen en terroristen kunnen we helaas niet allemaal van hun wangedrag en slechte plannen af praten in een groepsgesprek. Dan is een krachtige overheid nodig die onze waarden en grenzen bewaakt. Je hebt hier in Nederland gelukkig een ongekende ruimte om te doen wat je wilt, je behoeft hier niet in de pas te lopen en je kunt echt een hele hoop gekkigheid uithalen, maar de grenzen die we hebben, moeten we streng bewaken. Op dat gebied zijn het bewogen jaren. Wij als VVD willen een stevige aanpak. Wij zien de noodzaak om de boel anders en beter te organiseren, maar wij zijn ook genoodzaakt in tijden van crisis over de hele linie tientallen miljarden te bezuinigen. Ook de begroting van Veiligheid en Justitie wordt daarmee geraakt. Bijvoorbeeld de vorming van de Nationale Politie is een grote taak. Zo'n operatie gaat nooit vlekkeloos en zeker niet als je niet de ruimte hebt om met heel veel extra middelen de boel een tijdje te verzachten, maar dat moet er niet toe leiden dat we maar afwachten. Als er de situatie is waarin we allemaal constateren dat er 26 koninkrijkjes zijn en we allemaal vinden dat het daar niet altijd optimaal liep en dat er dus iets moet verbeteren, dan moet je het veranderen. Dat daarbij steeds meer aan het licht komt wat er niet goed zat, is niet prettig en ik had ook graag gezien dat het vlekkeloos liep, maar het bevestigt wel het oorspronkelijke plan dat er reden was om de boel te veranderen en beter te organiseren. Wij hechten er wel aan in de tussentijd onze grote waardering uit te spreken voor alle dienders die tijdens de reorganisatie gewoon doorwerken en de veiligheid van ons land waarborgen.

We hebben de afgelopen jaren als politiek ook andere stappen gezet door bijvoorbeeld geweld tegen hulpverleners strenger te bestraffen en door ervoor te pleiten om plegers van echt heel zware misdrijven niet weg te laten komen met verjaring. Maar dan is het bij dat zwaarder straffen wel aan de rechters om de ruimte maximaal te benutten. Dat zijn ze aan de samenleving en aan de slachtoffers verplicht. Kan de minister ons nader informeren over de voortgang op dit dossier? Nadat de wetgever de strafmaat verhoogde, hebben we gezien dat het een tijdje duurde voordat de strafeisen bij het OM meegroeiden. De vraag is nu of ook de strafoplegging door de rechters deze ontwikkeling volgt. Kortom: zit er schot in de zaak en zit er verbetering in?

Ik zal niet zeggen dat het een feest is om in de bak te zitten, want het is altijd verschrikkelijk, maar het is iets lekkerder als je als crimineel stiekem weet dat als je eenmaal vrijkomt er op de Bahama's nog wat crimineel geld op je ligt te wachten. Dat kan wat de VVD betreft niet waar zijn. Crimineel vermogen en geld en bezittingen die met strafbare daden zijn verkregen, moeten worden teruggegeven aan de slachtoffers en aan de staatskas. Het is goed om te zien dat het OM daar steeds vaker in slaagt en dat het nu standaard wordt ingebouwd bij elke strafzaak met financieel gewin.

De VVD heeft zich er samen met het kabinet en andere partijen voor ingezet om de positie van slachtoffers en de slachtofferzorg te versterken door een serieuze rol voor hen te voorzien in het strafproces. Spreekrecht is voor ons van groot belang. Niemand kan zo goed weergeven wat het effect van de daad was als het slachtoffer zelf. Mijn collega Van der Steur heeft zich samen met het kabinet en anderen ook ingezet om dat te verruimen. Wij zijn blij met de ontwikkelingen op dit terrein. Het recht om je uit te spreken over de gewenste strafmaat is ook iets wat volgens de VVD mogelijk moet zijn.

In het licht van de recent geconstateerde identiteitsfraude met behulp van paspoorten zou de VVD ook bij deze begroting aandacht willen vragen voor een effectievere fraudeaanpak. De VVD steunt het feit dat de minister van Veiligheid en Justitie hierin coördinerend bewindspersoon is en hoofdverantwoordelijk is voor de aanpak van fraude. Een groot opgetuigde nationale fraudeautoriteit klinkt strak maar vinden wij geen goed plan. Het moet niet leiden tot een extra bureaucratische laag. De minister is verantwoordelijk en fraude moet ook gewoon via het OM strafrechtelijk worden aangepakt. Als we dan ook zien dat in landen waar ze dan wel in naam zo'n autoriteit hebben, dit teruggedraaid wordt of dat er zo'n autoriteit is in een land als België waar je met zeven regeringen wat vaker iets te coördineren hebt, is het niet meteen reden voor ons om hierin mee te gaan.

Afgelopen oktober heeft de Rekenkamer het rapport over basisregistraties uitgebracht. Hierin werd onder meer ingegaan op de rol bij fraudebestrijding. Een van de aanbevelingen was dat een overkoepelende benadering zou moeten worden ontwikkeld voor de inzet van gegevenskoppeling tussen verschillende basisregistraties, waarbij ook privacybegrenzingen in ogenschouw moeten worden genomen. De vraag is hoe de minister tegen deze aanbevelingen aankijkt en wat hij daarmee gaat doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik heb nog een vraag over de fraudeautoriteit. Mag ik van de heer Dijkhoff een appreciatie van de huidige bestrijding, voorkoming en vervolging van fraude in ons land?

De heer Dijkhoff (VVD):
Die kan beter, want anders zouden we niet tot een aanpak met een coördinerend bewindspersoon komen, maar ik wil niet zeggen dat die dramatisch is.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dan wil ik de heer Dijkgraaf vragen …

De voorzitter:
Het is de heer Dijkhoff.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Zei ik Dijkgraaf? Excuus, ik bedoel uiteraard de heer Dijkhoff. Ik wil de heer Dijkhoff vragen of hij recentelijk zijn oor nog te luisteren heeft gelegd bij organisaties als MKB Nederland, het Verbond van Verzekeraars, financieel rechercheurs en zelfs mensen van het Openbaar Ministerie. Zij dringen aan op veel meer samenwerking. Dat proberen wij natuurlijk al een hele tijd voor elkaar te krijgen, maar dat lukt maar niet. Heeft de heer Dijkhoff die signalen ook gekregen? Meent hij niet dat het tijd is om na te gaan of er extra instrumenten nodig zijn op dit punt?

De heer Dijkhoff (VVD):
Volgens mij zijn mevrouw Gesthuizen en ik het er wel over eens dat de aanpak verstevigd moet worden. Volgens mij is het kabinet het daar ook mee eens en doet het dat ook. Wij verschillen niet van mening over het doel, maar over het daartoe geëigende middel. Wij zijn net een jaar bezig met een coördinerend team van ministers met de minister van Veiligheid en Justitie als eindverantwoordelijke. Ik vind dat je nu geen nieuwe autoriteit moet oprichten. Ik zie meer in de huidige aanpak dan in een nieuw instituut, dat voor zijn doorzettingsmacht zaken moet terugkoppelen naar anderen. Ik denk niet — dat is misschien mijn liberale inborst — dat een nieuw bureau met een nieuwe groep beleidsambtenaren meteen een doorbraak zal betekenen in de aanpak van de fraude.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Als het zo zou zijn als de heer Dijkhoff schetst, zou dat inderdaad niet het geval zijn. Wij zien echter twee zaken. Ten eerste proberen wij het al heel lang op deze manier, mar heeft het nog niet de vruchten afgeworpen die wij met ons allen graag zouden zien. Ten tweede is er eigenlijk al een minivariant van een fraudeautoriteit: de Fraudehelpdesk. Ook de VVD heeft recentelijk in Kamervragen nog gezegd dat het hartstikke goed is dat deze desk er is in het kader van de bestrijding van fraude met UWV-gelden: het is hartstikke goed dat deze desk er is; laat hij optreden! Maakt de heer Dijkhoff het eigenlijk niet te moeilijk? Eigenlijk zou hij moeten constateren: er zijn redenen voor en de aanzet hebben wij al; het enige wat wij nog hoeven doen, is nu doorpakken.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik denk dat wij wel een andere perceptie van tijd hebben. De aanpak met de coördinerend bewindspersoon is er nog niet zo heel lang. Een fraudehelpdesk is nuttig als deze een concrete taak heeft. Ik waak ervoor om iets wat nuttig is, de pan uit te laten rijzen. Dat gebeurt bij de overheid wel vaker: de desk kan één ding goed, dus maken wij hem groter en doen wij er nog heel veel bij. Dat is niet per se een vermeerdering van deugd en vreugd in de aanpak van fraude.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Er is een burgerinitiatief: 1 Overheid. Sinds die leus is gepresenteerd, lezen wij veelvuldig in de stukken van de minister dat het gaat over één overheid. Juist die ene overheid is ontzettend belangrijk om de fraude effectief te kunnen aanpakken. Dat geldt ook voor wetgeving en hetgeen er bij de ministeries gebeurt. Met een coördinerend bewindspersoon zou dat wellicht kunnen, maar ik denk dat hij wel een paar extra handjes zou kunnen gebruiken. Waarom is de heer Dijkhoff er nu niet voor om een nationale fraudeautoriteit in te stellen of, zoals wij het noemen, een fraudecommissaris aan te stellen? Deze moet doorzettingsmacht hebben, zodat hij ook binnen de ministeries de fraudeaanpak kan monitoren. Dat heeft in Amsterdam buitengewoon veel vruchten afgeworpen. Waarom wil hij dit niet landelijk kopiëren?

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik laat de minister graag zelf oordelen over zijn anatomische behoefte aan extra handjes. Ik zie nu niet in dat er op dat terrein een gapend gat is dat je moet opvullen met een nieuwe commissaris of autoriteit. In de aanpak waarvoor gekozen is, bestaat die commissaris al. Dat is de minister van Veiligheid en Justitie. Ook die autoriteit bestaat al. Dat is de minister van Veiligheid en Justitie. Doorzettingsmacht is er via deze minister en, in strafzaken, via het OM. Ik zie dus niet de leegte die opgevuld zou moeten worden. Ik zie mevrouw Gesthuizen gebaren dat zij die wel ziet, maar volgens mij wordt het dan vooral proppen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik zie die leegte ook. Ik zie ook de gefragmenteerde aanpak. Het gaat erom dat je een autoriteit hebt die de zaken gecoördineerd kan aanpakken. Het is jammer dat de VVD dit niet wil ondersteunen. Juist de VVD zou toch heel erg voor de fraudeaanpak moeten staan.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik kan uitleggen waarom ik iets niet steun. Ik begrijp dat het tot teleurstelling leidt als ik een plan van een collega niet steun. Dat mevrouw Berndsen het jammer vindt, zal ik dus niet kunnen wegnemen.

Voorzitter. De VVD-fractie is verheugd over de procedure waarin men in het civielrecht een prejudiciële vraag kan stellen bij de civiele kamer van de Hoge Raad. Wat vindt de minister van het idee om zo'n procedure ook in te richten voor het strafrecht? Hoe staat het eigenlijk met de toezegging van de regering om in overleg te treden met de Nederlandse Orde van Advocaten om op korte termijn te komen tot een cassatiebalie voor het strafrecht bij de Hoge Raad?

Ik kom te spreken over kinderontvoeringen. Het Centrum Internationale Kinderontvoering doet goed en vooral veel werk. Het staat ouders van ontvoerde kinderen met raad en daad bij. Dit werk zou volgens de VVD-fractie niet in de knel moeten komen. Daar lijkt nu echter wel enige spanning in te zitten. Het centrum heeft dezelfde subsidie als in het begin, in 2006. Toen had het zo'n 600 contacten per jaar, nu zo'n 6.000. De vraag is of de werkzaamheid van het centrum in gevaar komt als we op deze voet doorgaan. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij nogmaals naar de verleende subsidie wil kijken en of hij binnen zijn begroting ruimte ziet om deze subsidie eventueel te verhogen of in ieder geval op een dusdanig niveau te brengen dat verzekerd is dat het centrum het goede werk kan voortzetten.

Het laatste deel van mijn inbreng gaat over het bevechten van de veiligheid. Dat is helaas soms nodig. Soms is meer nodig dan bewaken, vooral als we geconfronteerd worden met een jihadistische dreiging waarbij beïnvloeden en bewaken niet genoeg zijn. We moeten de veiligheid bevechten, omdat niet alleen de wet wordt overtreden maar ook de kern van onze waarden en onze vrijheid wordt bedreigd. Het is een ander soort bedreiging van de veiligheid dan die waarover ik eerder sprak. Het is niet alleen "kan ik veilig over straat?", "liggen mijn spullen nog in huis als ik thuiskom van vakantie?" en "pak die rotjongens aan die hier in de buurt de boel verzieken". Dit gaat een stap verder. Hier spelen vragen als "heeft mijn dochtertje later als ze groot is nog dezelfde kansen als nu?" en "kan mijn zoon als hij later groot is nog met een vent trouwen als hij dat wil?". Bepalen we straks nog met zijn allen in een democratie wat de wetten van het land zijn? Ik wil niet zeggen dat de dreiging in omvang zo groot is dat deze vragen nu voorliggen, maar de aard van de bedreiging van onze veiligheid raakt ons op een andere manier dan het type waarover ik het eerder had. Op dit moment is die dreiging substantieel. Dat wil zeggen dat er iets zou kunnen gebeuren, dat extra waakzaamheid van iedereen geboden is en dat je het ook moet melden als je iets verdachts ziet. Dit moet natuurlijk niet omslaan in paniek en angst. Dat is namelijk precies waarop terreur is gericht. We gaan door met ons leven. We doen er alles aan om een aanslag te voorkomen. We zijn voorbereid, als we kunnen, als het onverhoopt wel gebeurt.

Het gaat hier om dreiging uit naam van waarden en principes die niet de onze zijn en ook niet verenigbaar zijn met onze principes. Voor ons als liberalen weegt dat erg zwaar. Wij bieden de ruimte aan ieders mening. We respecteren het feit dat iemand welk standpunt dan ook heeft. Daarmee vinden we niet alle meningen even goed en waardevol en respecteren we niet elk standpunt inhoudelijk. Je mag in Nederland denken dat vrouwen ondergeschikt zijn. Je mag denken dat homo's minderwaardig zijn. Het is echter ook aan ons om uit te dragen dat we dat verwerpelijke gedachten vinden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. Wat ons betreft moeten samenleving en overheid dit ook stevig uitdragen. Tegenover het verhaal van de jihad moet niet alleen worden gesteld dat die een schuilnaam is voor het kwaad, maar ook offensiever worden uitgedragen waar volgens ons het kwaad dan schuilt en dat blinde gehoorzaamheid aan wie of wat dan ook het menselijke uit de mens haalt. Hoe hard je ook de woorden van een ander schreeuwt, je demonstreert er alleen je eigen onmondigheid mee. Wie, in de hoop het heldendom te bereiken door volgeling te zijn, anderen verkracht en afslacht, onderstreept alleen zijn eigen lafheid en gebrek aan moed om zelf te denken.

Zolang jihadisten zich lafjes opgesloten laten zitten in de dwangbuis van het terrorisme passen harde maatregelen. Wie zich inzet voor een terroristische groepering hoort in de cel. Wie zich keert tegen de kern van onze waarden en de levens van ons Nederlanders bedreigt, hoort geen Nederlander te zijn. Van hem nemen we als het mogelijk is de nationaliteit af. Je kunt niet tegelijkertijd burger en vijand van Nederland zijn. Hierbij hoort ook dat we mensen tegenhouden die een reis willen maken met bestemming "jihad". Hoe aanlokkelijk het ook klinkt om "laat ze toch maar lekker gaan" te roepen, het is laf en dom. Het is dom omdat je helemaal niet van de problemen af bent. Van de 160 uit Nederland uitgereisde jihadisten zijn er 18 gesneuveld en veel meer teruggekeerd. Je bent dus niet van een jihadist af als je hem laat gaan.

Het is dom omdat je je eigen vijand sterker maakt. We sturen onze troepen en onze F-16's naar Irak om IS en andere terreurclubs terug te bombarderen naar de hel waar ze hun ideeën vandaan halen. In de afgelopen maanden hebben onze bondgenoten alleen al in Syrië 800 jihadisten uitgeschakeld. Dan is het toch bezopen om toe te staan dat de vijand daar zich versterkt met troepen uit de polder?

Het is dom omdat je een jihadistisch netwerk sterker maakt. Elke jihadist die vertrekt, betekent een nieuw contactpunt met de sympathisanten hier. Er is weer een gezin dat gespleten is tussen de liefde voor een vertrokken zoon en gezond verstand voor Nederland.

Het is dom omdat je nog meer jihadisten kweekt. Elke jihadist die we laten gaan, is een zegen voor de afdeling propaganda van IS. Voor elke jihadist die de benen neemt en tof loopt te doen op Facebook, zijn er weer pubers in zijn oude wijk die hem als idool kunnen zien en die vergiftigd kunnen worden met de illusies van het kalifaat.

Het is dom omdat je van jihadisten capabele vijanden maakt. De weg terugvinden als ze ooit vertrokken zijn, is helaas niet zo moeilijk. Dan zitten ze alsnog in Europese steden, maar dan met meer vaardigheden, meer vastberadenheid en meer jihadistenvriendjes om te helpen.

Het is dom omdat je de kans laat liggen om een radicaliseringsproces te doorbreken. Er zijn gevallen bekend waarin het terughouden of tegenhouden van een uitreis en deradicalisering heeft geleid tot het ontwaken uit de boze droom van het jihadisme.

Maar bovenal is het laf. Het is laf omdat je niet staat voor je waarden. Het is alsof je zegt: moorden en verkrachten uit naam van het kalifaat, nou vooruit, als je het maar niet hier doet. Wat straal je uit als je niet gaat staan voor onze waarden, als je het probleem niet wilt aanpakken, maar alleen een paar honderd kilometer wilt opschuiven?

Voor de VVD is het een duidelijk keuze: wij hebben jihadisten liever hier in de bak dan daar in Irak. Teruggekeerde jihadisten worden, zo lezen we gelukkig, altijd aangehouden, verhoord, verstoord en in de gaten gehouden. Waar mogelijk worden ze aan strafrechtelijk onderzoek onderworpen, worden ze vervolgd en veroordeeld. Ik snap dat dit niet altijd vanzelf gaat. Je moet bewijs hebben om iemand te kunnen vervolgen, maar we hebben geen recherche in Syrië en Irak. Een deel van de jihadisten is zo dom om op Facebook te poseren met kalasjnikovs of afgehakte hoofden. We wachten het oordeel van de rechter af, maar het verweer dat men heeft, namelijk dat men daar alleen maar hulp wil verlenen, lijkt mij verre van geloofwaardig. Niet elke jihadist is zo dom om dit te doen.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik kom daar in mijn eigen spreektekst nog op terug, maar één punt wil ik niet laten liggen. Vindt de heer Dijkhoff het niet laf om potentiële terroristen hier tegen te houden, met alle mogelijke gevolgen van dien? We hebben het in Canada gezien. Wat doet de VVD daartegen? De VVD doet daar niks tegen. Zij steunt de vraag van de heer Marcouch om hier Arabisch sprekende agenten aan te nemen en om het zo te bestrijden. Vindt de heer Dijkhoff dat niet laf?

De heer Dijkhoff (VVD):
Nee, ik vind het niet laf om te staan voor je waarden en om te proberen om iedereen die de bereidheid toont daartegen te strijden, tegen te houden. Ik vind het laf om te denken: het is niet mijn probleem als ze het daar doen. Ik vind het laf om te denken: als een Nederlandse polderjihadist naar Bagdad gaat, zichzelf opblaast en daar vijf onschuldige burgers meeneemt, zijn het in ieder geval niet onze burgers. Ik vind het laf om een bepaalde uitstraling te hebben naar mensen die niet precies weten welke waarden ze moeten hebben. Ik vind het laf om daar niet voor te staan als Nederland, om de indruk te wekken dat onze waarden een keuze zijn, zo van: als je het niet vindt, dan doe je het niet, maar doe het dan ergens anders, ga dan ergens anders de boel bestrijden. Ik wil die mensen niet de ruimte geven om die strijd te voeren. Ik wil die mensen niet de ruimte geven om hier of ergens anders aanslagen te plegen.

Mevrouw Helder (PVV):
Wat laf is, is dat je niet onder ogen wilt zien dat de integratie mislukt is. Wat laf is, is dat je dan niet onder ogen ziet dat de Nederlandse burger hier loopt terwijl er een substantieel dreigingsniveau is. Ik vind het heel erg triest om te concluderen dat de VVD dat dan blijkbaar maar wegschuift en meent dat het beter is als we ze hier houden en dat we het probleem wel tackelen met een deradicaliseringsprogrammaatje, een beetje praten, en met wat Arabisch sprekende agenten. Dat vind ik eerlijk gezegd wel laf voor een partij die voor law-and-order zou moeten staan.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik vind het laf om hier heel hard te roepen en onmogelijke ideeën te verkondigen, zonder één concreet voorstel te doen dat zou kunnen helpen. De VVD heeft de afgelopen jaren iedere keer vooropgelopen bij het doen van voorstellen. Dan gaat het echt niet alleen over een kopje thee drinken met jihadisten. Wij hebben voorgesteld om die mensen allemaal aan te houden, om paspoorten in te trekken, om de nationaliteit in te nemen. Ik stel zo dadelijk voor om mensen nog beter strafrechtelijk te kunnen vervolgen als ze zo'n reis ondernemen, omdat ik niet iets wil roepen wat in de praktijk niet helpt. Ik wil niet een wens roepen die uiteindelijk niet leidt tot maatregelen waarmee we Nederlanders beschermen tegen deze dreiging.

En ik vind het, eerlijk gezegd, ook echt onbegrijpelijk om niet verder te kijken dan onze grenzen lang zijn, en alleen maar te denken: we schuiven het weg, dan is het geen probleem. Dat is verstoppertje spelen op de manier van een kind van 3 jaar: je doet je handen voor je eigen ogen en denkt dat een ander jou niet meer kan zien.

Mevrouw Helder (PVV):
In het hele betoog met heel veel woorden van de heer Dijkhoff vind ik één woordje wel positief en dat is het woordje "grenzen". Grenzen bieden een oplossing die wel degelijk een échte oplossing is. Als je de grenzen sluit, zorg je ervoor dat deze mensen niet meer terugkomen. Dan is de dreiging direct een stuk minder. Ik heb de heer Dijkhoff in de media horen bepleiten dat we deze mensen strafrechtelijk moeten kunnen vervolgen als ze terugkomen. Ik ben benieuwd hoe hij dat gaat doen, met open grenzen.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ook het systeem dat we ooit hadden, met gesloten landsgrenzen, is niet waterdicht en houdt mensen niet tegen. Wat misschien belangrijker is: het zou ook zwichten betekenen voor de terreur. Het zou een aanpassing zijn, precies aan de wensen en de bangmakerij, in plaats van je rug te rechten en te denken dat je het aankunt met je opsporingsapparaat, als een weerbare democratie in een weerbare samenleving. Je ontneemt jezelf iets wat waardevol is voor onszelf, voor onze welvaart, voor onze vrijheid, omdat je niet bereid bent om met betere maatregelen deze dreiging te pareren.

Mevrouw Helder (PVV):
En je krijgt er veiligheid voor terug. Maar ja, dat hoor ik bij de heer Dijkhoff dan weer niet. Toch jammer.

De heer Dijkhoff (VVD):
Met wat mevrouw Helder voorstelt, krijg je het schijnidee van makkelijke veiligheid, waardoor je je niet hoeft bezig te houden met moeilijkere maatregelen, zoals wij dat wel doen. Met schijnveiligheid is echter nog nooit iemand tegengehouden.

De heer Oskam (CDA):
Terecht stoort de heer Dijkhoff zich aan foto's op social media waarop jihadisten staan met kalasjnikovs of andere wapens, en soms ook met foto's van onthoofde mensen. Maken dergelijke foto's nou reclame voor geweld?

De heer Dijkhoff (VVD):
Voor mij niet, als ik het zie. Voor mij is dat het etaleren van je eigen achterlijkheid. Er zijn echter mensen die dit aantrekkelijk vinden om te zien.

De heer Oskam (CDA):
Dit verbaast mij toch een beetje. De heer Dijkhoff trekt fel van leer. Hij vindt het vreselijk wat er gebeurt: mensen met vuurwapens, mensen van wie wij weten dat zij andere mensen vermoorden, die een voorbeeld zijn voor mensen in Nederland. Die zien die foto's. Mijn vraag is waarom de heer Dijkhoff dat geen verheerlijking van geweld vindt. Waarom doet hij daar niets aan?

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik vind dat wij deze propaganda zo veel mogelijk moeten counteren en offline moeten halen. We moeten een tegengeluid laten horen. Dat doen het kabinet en het OM ook. Als iemand het op zo'n manier doet dat het opruiend is, haat zaaiend, wervend en ronselend in een moderne vorm, moet je dat zeker aanpakken. Ik noemde het eerder al "crowd ronselen". Een ronselaar is niet meer iemand zoals je die zag in oude films, die in een kroeg mensen zat voerde en ze dan een contractje liet tekenen. Dergelijke zaken moet je aanpakken. De wet is daar al voor geschikt.

Met de uitbreiding die de heer Oskam en met hem het CDA voorstelt betreffende geweldsverheerlijking, kom je op een terrein dat kennelijk niet onder de huidige wet valt, want dan was de uitbreiding niet nodig geweest. Als het niet iets is wat nu aan te pakken is, is het een beetje een glibberig gebied. Dan gaat het bijvoorbeeld om een like op Facebook van een foto. Dan komt het te veel in het willen verbieden van ideeën die we volgens mij juist inhoudelijk moeten bestrijden.

De heer Oskam (CDA):
Het gaat het CDA er niet om, gedachten te verbieden. Iedereen mag zijn eigen gedachten hebben. Het gaat ons erom dat reclame voor het plegen van geweld en voor het meedoen aan dit soort dingen wordt verboden. We zijn vorig jaar samen opgetrokken en hebben verweer gevoerd tegen dit soort mensen. Dan moet je ook de wet durven aanpassen. Ik denk dat we er de komende jaren niet zomaar vanaf zijn. Het is dus tijd om snel te handelen.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ja, vandaar dat de VVD al een hele rij voorstellen heeft gedaan, die nu terug te zien zijn in de plannen van aanpak van het kabinet. Het kabinet heeft er bovendien nog maatregelen aan toegevoegd. Ik wil alleen wel weten dat ik een probleem heb voordat ik ga sleutelen, en ik ben er niet van overtuigd dat de huidige juridische instrumenten tekortschieten in het beleid jegens mensen die dit soort propaganda gebruiken om te ronselen en om haat te zaaien.

De heer Segers (ChristenUnie):
De heer Dijkhoff begon met de terechte constatering dat dit een ideeënstrijd is. Dit is een botsing van verschillende beschavingen en verschillende opvattingen over de vraag wat een rechtvaardige samenleving is. Daarna volgde in zijn betoog een hele opsomming betreffende de strafrechtelijke aanpak. Ik kan daar een heel eind in meegaan, want ik denk dat die aanpak nodig is. Is de heer Dijkhoff het echter met mij eens dat een ideeënstrijd niet gewonnen kan worden met strafrecht?

De heer Dijkhoff (VVD):
Het strafrecht is een instrument omdat het normstellend is en omdat het aangeeft waar je grenzen liggen, en welke ideeën binnen de marges vallen van de democratische rechtsstaat die we hebben en welke ideeën, als ze nagestreefd worden, niet aan dat spel van vrijheid kunnen meedoen omdat ze zich ertegen keren. Het is dus een instrument, maar natuurlijk is het een trieste constatering dat het nodig is om die instrumenten in te zetten.

De heer Segers (ChristenUnie):
Maar bij het voorstellen van een strafrechtelijke aanpak moet dan in ieder geval een groter verhaal worden verteld. Dat zou dan onderdeel van die ideeënstrijd moeten zijn. Strafrecht is dan toch maar de helft van de zaak? De andere helft van de aanpak is dan het counteren en tegenspreken van die ideeën en het aangaan van het debat. Dat is toch weer een heel andere aanpak dan alleen maar via strafrecht.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik heb in mijn betoog op dit onderdeel tot nu toe een groot deel gewijd aan de ideeënstrijd. In het uitdragen van die ideeën speel ik als politicus een rol, net als de hele samenleving. Ik kan alleen niet wachten totdat dat ontwikkeld is. Intussen moet ik de mensen die al te ver heen zijn en echt bereid zijn om geweld te gebruiken, hard en stevig aanpakken. Maar dat is zeker niet alles. Ik heb mijn betoog juist vooral opgezet rondom die ideeënstrijd en de manier waarop ik daar als liberaal tegen aankijk. Dat doe ik militanter dan iemand die het idee heeft dat iedere mening wel goed is, als je er maar niks mee doet.

De heer Segers (ChristenUnie):
Wij hebben het actieplan tegen jihadisme gehad. Dat was ook een opsomming van voornamelijk strafrechtelijke maatregelen. Tegelijkertijd zijn wij deelnemer aan het debat. Dat vraagt dus ook iets van het kabinet, van de bewindspersonen als persoon en wellicht ook van ons als Kamerleden. Dat zou minimaal de helft van het verhaal moeten zijn in de hele aanpak van jihadisme.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik ben het met de heer Segers eens dat dit een groot onderdeel van de aanpak is. Dat lees ik ook terug in het plan van aanpak, maar waar het plan van aanpak zich richt op het wijzigen van de wet, zul je dit element minder zien omdat daarvoor de wet niet hoeft te worden gewijzigd. Dit is inderdaad niet alleen het afstoppen van de effecten en de ergste symptomen van jihadisme. Er is ook een discussie over de waarden waar je voor staat. Helaas wil de tegenstander die discussie niet inhoudelijk voeren, maar de ring daaromheen wel. Daarom zeg ik dat de samenleving hier steviger voor moet staan. Wij vinden dit niet alleen maar niet deugen omdat iemand geweld gebruikt. Ook de ideeën deugen niet en zijn niet verenigbaar met onze democratische rechtsstaat en liberale waarden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De heer Dijkhoff zei net dat je niet je handen voor je ogen moet doen, zodat je het niet meer ziet. Hij zegt nu in zijn antwoord ook terecht dat het niet alleen om het geweld gaat, maar ook om de ideeën die daarachter zitten, die strijdig zijn met onze liberale rechtsstaat. Meet de VVD niet vreselijk met twee maten? Voetballen in Qatar is geen probleem, hoewel daar slaven sterven aan het bouwen van een stadion. Met Rusland handelen is geen probleem, hoewel de homorechten daar volledig in het geding zijn. Het is geen probleem om onze kolen uit Colombia te halen, hoewel vakbondsmensen daar doodgeschoten worden tijdens protesten. Het is voor de VVD geen probleem als wij onze olie uit Saudi-Arabië halen, hoewel vrouwenrechten daar met de voeten getreden worden. Ik ben het helemaal met de heer Dijkhoff eens dat wij in dit geval moeten opkomen voor onze liberale rechtsstaat, maar vind ik de VVD ook wat vaker aan mijn zijde als wij tegenover andere landen als Qatar, Rusland, Colombia en Saudi-Arabië proberen op te komen voor de normen en waarden van onze liberale rechtsstaat?

De heer Dijkhoff (VVD):
Mij ontbreekt even de lenigheid van geest om meteen om te schakelen van IS naar Colombia. Volgens mij zijn dat verhalen van een heel andere orde van grootte. In algemene zin denk ik niet dat er een land is waar wij verzwijgen wat onze waarden zijn en wat wij vinden van de manier waarop men daar met die waarden omgaat. Nogmaals, ik vind dit echt van een heel andere orde van grootte dan IS. Met alle respect, maar ik kan die twee gevallen even niet aan elkaar breien. Ik snap het onderliggende idee, maar volgens mij houdt Nederland in de handel en de contacten met die landen zijn mening over de positie van vrouwen, mensenrechten en kinderrechten in die landen niet voor zich. Ik ken Nederland niet als een land dat hier stiekem over doet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben blij om te horen dat er binnen de VVD-fractie interesse is om hiervoor duidelijk aandacht te vragen bij die landen. Ik zie die glijdende schaal wel. Wat IS doet is natuurlijk extreem, maar de vrouwenonderdrukking, de verkrachtingen en de moordpartijen die daar over een langere periode plaatsvinden, komen voort uit eenzelfde soort gedachtegoed. Dat gedachtegoed botst enorm met het onze. Je kunt dat niet op één plek ter wereld tegelijk bestrijden, maar je moet dat permanent uitdragen. Ik zie bij de VVD vaak meer de handelsgeest en vrij weinig het opkomen voor onze normen en waarden. Ik ben heel blij te horen dat wij dit samen met de VVD vaker doen, ook in onze handelscontacten.

De heer Dijkhoff (VVD):
Uit mijn vorige periode in de Kamer, toen ik mij meer met Buitenlandse Zaken bezighield, kan ik mij herinneren dat de VVD zelfs een aanpak heeft voorgesteld die op mensenrechtengebied niet alleen onze morele positie neerzette, maar ook nog eens heel effectief kon zijn. Helaas was daarvoor minder belangstelling bij andere partijen in de Kamer, dus ik hoop op een wederzijdse erkenning van de waarde van standpunten.

De heer Schouw (D66):
Ik ga eens even proberen of ik met de heer Dijkhoff tot iets concreets kan komen.

De voorzitter:
Als u dat een beetje puntig doet, heel graag.

De heer Schouw (D66):
Dank u wel voor de aansporing.

Toen burgemeester Van Aartsen zei dat het Rijk zo weinig deed aan gedwongen opvang en gedwongen deradicalisering van Syriëgangers, riep een aantal partijen: dat is een belangrijke noodkreet, daar moeten wij wat aan doen. De reactie van de VVD vond ik wat lafhartig: daar moeten we nog eens naar kijken. Kunnen wij vandaag, zo vraag ik de VVD, de minister echt aansporen om te komen met een actieplan dat voldoet aan de criteria van Van Aartsen?

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik constateer dat die burgemeesters dat hebben gezegd en dat er al samenwerking is. Ik vind dat wij in Nederland één lijn moeten trekken. Ik heb juist al in een heel vroeg stadium, voordat IS ook in Nederland in de kranten opspeelde, gevraagd of de minister wilde coördineren dat die burgemeesters een en dezelfde aanpak hanteren. Daarover zijn wij het eens. Ik vraag ook aan de minister hoe hij de oproep weegt dat het Rijk meer moet doen. Moet het meer ondersteund worden? Moeten er zaken worden overgenomen? Hoe zorgen wij ervoor dat kleinere gemeenten die in een keer bijna toevallig een paar mensen in de gemeente hebben die hieraan voldoen, die mensen zo snel mogelijk kunnen helpen? Moet je de samenwerking tussen de NCTV, de diensten, de politie en de gemeenten regionaal opzetten? Kan de Infobox daarbij een rol spelen? Het zijn allemaal vragen die ik nu doorspeel aan de minister, zodat ik mijn tekst dadelijk niet hoef te gebruiken. Ik heb die vragen ook.

De heer Schouw (D66):
Ik proef toch een beetje dat de VVD net als mijn fractie richting minister Opstelten zegt: nu boter bij de vis, kom met een concreet plan en lever daar ook de centen bij; als dat niet lukt, moeten wij daar maar bij helpen. Wij kunnen de gemeenten natuurlijk niet laten zwemmen. Is de heer Dijkhoff dat met de fractie van D66 eens?

De heer Dijkhoff (VVD):
Dat laatste over het niet laten zwemmen wel. Ik vind het geen goede onderhandelingspositie als de Kamer van tevoren al aan de minister meegeeft dat hij altijd moet leveren op dat gebied. Ik vind dat er een goede inhoudelijke oplossing moet komen. De gemeenten hebben daarin ook hun rol en verantwoordelijkheid. Zij moeten er samen uitkomen. Ik zie het juist als een goed teken dat een burgemeester zegt dat hij niet stoer denkt: ik doe net alsof het mij lukt. Als hij zegt dat er een nieuw probleem is dat voor ons allemaal nieuw is, moeten wij weer eens even kijken of wij dit niet centraler moeten aanpakken zodat de minister die discussie heeft en er een aanpak uitkomt die effectief is. Dat kan door meer ondersteuning en door zaken over te nemen, maar ik ga nu niet op de stoel van de minister of de burgemeester zitten.

De heer Schouw (D66):
De heer Dijkhoff heeft een heel verhaal over de aanpak van jihadisten, met heel veel woorden. Dit is gewoon een concreet probleem waarmee de burgemeesters zitten. Ik zou vandaag en morgen willen gebruiken om de minister aan te moedigen met een concrete oplossing te komen. Wat gaat hij doen, eventueel met geld erbij? Dat moeten wij niet weer met veel woorden voor ons uitschuiven, want dat past niet bij dit probleem.

De heer Dijkhoff (VVD):
Als de heer Schouw mij verwijt veel woorden te gebruiken, moet ik inderdaad gaan opletten. Ik zal er nu niet heel veel meer aan koppelen. Ik zie het inhoudelijke verschil niet zo. Ik zie dat wij allebei die vragen aan de minister hebben. Ik wacht het antwoord van de minister af, zodat ik kan bekijken of hij nog even flink aangespoord moet worden. Dat vind ik altijd wel zo netjes.

De voorzitter:
Wat de woorden betreft: de heer Dijkhoff is nu 27 minuten geïnterrumpeerd en heeft 19 minuten gesproken.

De heer Dijkhoff (VVD):
Voor ons wringt het dat je een jihadreis kunt maken en bij terugkomst niet automatisch gestraft wordt en dat de moeilijkheid om na te gaan wat iemand daar precies heeft gedaan in het voordeel van de jihadreiziger werkt. Ik zou graag zien dat elke terugkeerder verantwoording aflegt, aan onderzoek wordt onderworpen, straf uitzit en aan deradicalisering deelneemt. Dat kan met een verplichtend karakter. Ik vind dat je mensen niet moet opgeven zonder te proberen ze te deradicaliseren. Jihadisme is geen genetische kwestie. Iemand die gegrepen wordt door de slechte ideeën van de jihad, kan ook van die ideeën worden afgebracht. Zulke mensen worden vaak later de fanatiekste bestrijders van de ideeën waar ze eens zo in geloofden. Het is niet de kern van het beleid, maar ook zeker niet iets wat maar achterwege moet worden gelaten. Als we mensen opgeven, staan we ook niet voor onze waarden.

Mijn fractie maakt zich dus zorgen over het aantal terugkeerders. Dat aantal lijkt nu wat lager te worden. Ik vermoed echter dat dat geen permanente zaak is. Volgens mij hangt dat namelijk samen met het feit dat IS op dit moment in het gebied dat men daar heeft veroverd, op enige manier standhoudt. IS is daar in ieder geval niet verslagen en er is ruimte waarbinnen mensen de illusie kunnen hebben dat het kalifaat daar gaat werken en blijft, en men daar een toekomst kan hebben. Die bubbel zal op termijn wel worden doorgeprikt doordat IS teruggedrongen wordt door onze inzet met onze coalitiepartners daar. Het is niet gek om te denken dat op dat moment, als IS wordt teruggedrongen en de coalitie succes boekt, het aantal terugkeerders ineens in hoog tempo zal stijgen. En dan? We hebben niet de capaciteit om deze mensen dan allemaal 24 uur per dag te volgen. Dat zou een onnoemlijk grote capaciteit vergen. Dat kan dus niet het enige zijn waarop we dan rekenen. Ik wil niet dan pas over dat probleem gaan nadenken en discussiëren. Ik wil ervoor zorgen dat we onze wetten hiervoor op tijd aanpassen, binnen onze rechtsstaat, zodat we onszelf hiertegen binnen de regels van de rechtsstaat kunnen wapenen.

Ik lees namelijk in de stukken dat er bij terugkeerders "waar mogelijk" wordt ingezet op strafrechtelijke vervolging. Dat impliceert dat het ook weleens niet mogelijk is, zelfs niet bij onderkende jihadgangers, zoals de minister schrijft. Waar zit dan het probleem? Schiet dan de wet tekort? Schiet het bewijs tekort? Waar zitten de hiccups? Waar zitten de mazen in de wet die in het voordeel van de jihadisten werken? Ik denk graag mee. Ik wil daarom graag horen wat de minister van de gedachte vindt om het maken van een reis naar een jihadgebied op zichzelf al strafbaar te stellen. Ik kan mij voorstellen dat dit tot een wettelijk kader leidt waarin de uitvoerende macht, met natuurlijk het parlement als controlerend orgaan, bepaalt dat bepaalde gebieden no-gogebieden zijn. We weten dan dat wie daarheen gaat, niets goeds in de zin kan hebben. We weten dan dat het feit dat iemand daar toch is geweest, genoeg is om vervolging en veroordeling in te zetten. Je kunt in dat kader dan natuurlijk wel uitzonderingsgronden opstellen, bijvoorbeeld voor journalistiek, hulpverlening, het werk van onze inlichtingendiensten en militaire missies. Wellicht is zo'n uitzonderingsgrond ook het in een bepaald kader terug proberen te halen van je zoon of dochter uit de klauwen van de terroristen. Volgens mij is dat bij wet allemaal goed te regelen en is het in ieder geval geen argument om de mogelijkheden niet te verkennen. De kern van het voorstel is dan echter, dat een jihadreiziger strafbaar is door de reis alleen. Het huidige artikel 134a, dat voorbereidende handelingen en het bezoeken van trainingskampen dekt, lijkt dit niet te dekken. Ik zie geen reden waarom wij met één hand op de rug zouden moeten vechten. Ik zie geen reden waarom wij onze rechtsstaat niet zouden moeten bewapenen tegen dit gevaar. Ik zie wel ruimte om een reisverbod in te stellen, waarbij we ook genoeg waarborgen hebben voor de vrijheid van goedwillenden om in zo'n gebied goed werk te doen. Dat zijn vaak de uitzonderingsgevallen. Het is geen vakantieoord, dus als je er iets goeds wilt doen, dan meld je dat sowieso al van tevoren. Dat gebeurt nu ook al.

Ik lees in het plan van aanpak, om precies te zijn onder punt 15, dat het kabinet het heeft over een uitreisverbod. Moet ik dat er dan onder zien, of is dit een manier om dit uit te werken? Is de minister bereid om dit idee daarin mee te nemen en ons serieus te rapporteren of het haalbaar is? Is hij bereid om dit plan van aanpak, dat onze steun heeft, op deze manier te vervolmaken en ook deze laatste mazen te dichten?

Het kabinet heeft een plan van aanpak tegen terrorisme en jihad dat breed en veelomvattend is. Waar de wetten nog moeten worden aangepast, wordt dat voorbereid, of is zo'n aanpassing al in behandeling. Ik hoop dat de Kamer flexibel genoeg is om, als die wetten aan haar worden voorgelegd, ze snel te behandelen, ongeacht de dag waarop dat moet. De VVD kan zich in deze plannen vinden. Het komt nu vooral op de uitvoering aan. Daarmee zal uiteindelijk worden bepaald of we deze strijd kunnen winnen en onszelf veilig kunnen houden.

Op dat vlak zien we wel bemoedigende signalen. We zien het OM meer en meer zaken oppakken. Dat heeft ook direct zichtbaar een klap uitgedeeld aan de hoeveelheid jihadistische propaganda in Nederland. Dat is een goede zaak. Bij het bestrijden van een nieuw type bedreiging op grond van nog niet uitgekristalliseerde wetgeving, is er een risico in het optreden van het OM. Het is een risico om onbekende wetten voor te leggen en te toetsen aan de praktijk. Dan rekent de samenleving op de moed van het Openbaar Ministerie. Deze moed toont het OM. Het toont ook creativiteit. Ik wil de mensen van het OM daarvoor danken en complimenteren.

Over de burgemeesters en hun rol hadden we het al even. Ik vind dat er één lijn getrokken moet worden en dat burgemeesters goed ondersteund moeten worden. Grote gemeenten kunnen op een gegeven moment zelf aanleren hoe ze hiermee om moeten gaan en kunnen zelf hun beleid ontwikkelen, maar het kan in iedere gemeente zomaar plotsklaps voorkomen en dan moet de regio of het Rijk — ik hoor graag van de minister hoe hij het wil invullen — klaarstaan om met alle diensten en alle kennis die men heeft, die gemeenten te helpen.

De bevoegdheid voor het innemen van een paspoort om uitreizen te voorkomen ligt nu bij de burgemeester, maar die doet dat op basis van informatie die hij krijgt van de minister van Binnenlandse Zaken. Die informatie is vaak weer afkomstig van de AIVD. Is dit een adequate manier van doen? Moet er niet ook een bevoegdheid bij de minister zelf liggen om dit aanvullend te kunnen doen? Nu hoort een burgemeester van de minister "ik heb goede informatie dat je een paspoort in moet trekken". De burgemeester is degene die zijn handtekening zet, maar kan al die informatie niet zelf verifiëren. De minister van Binnenlandse Zaken wel; die kent het dossier. Ik wil het niet uitbreiden naar de burgemeester, want daar is het te gevoelig voor, maar is het niet logisch dat in deze gevallen de minister van Binnenlandse Zaken erover gaat en het paspoort kan intrekken? Hij is namelijk ook degene die in het kabinet straks, bij nog zwaardere zaken, gaat beslissen over het afnemen van de nationaliteit, waarbij in alle gevallen, zeg ik maar even, een rechter de toetsmogelijkheid heeft.

Tot slot. Nederland maakt duidelijk dat het jihadisme op geen enkele wijze bij zijn samenleving past. De liberale democratische rechtsstaat is niet leeg, maar staat voor zijn waarde. Waar voormalig minister Donner nog zei "als twee derde van Nederland de sharia wil, dan krijgen we de sharia, want zo werkt de democratie" is voor de VVD duidelijk dat een democratische rechtsstaat zo niet werkt. De sharia of andere wetten die de waardigheid en de vrijheid van elk mens raken, krijgen we hier in Nederland niet. Die vrijheid zit gebakken in ons Nederlanders, en die zullen we bevechten als het nodig is.

De heer Van Nispen (SP):
De heer Dijkhoff loopt om een paar zeer pijnlijke bezuinigingen heen. Dat begrijp ik, maar laat ik er toch twee uit pakken: het Openbaar Ministerie en de rechtspraak. Het OM krijgt een bezuiniging te verstouwen van 114 miljoen euro in 2018. Dat is iets minder dan een kwart van het budget. Ik wil graag van de heer Dijkhoff weten of hij dat verantwoord vindt en of er niet eens een keer een grens getrokken moet worden wat die bezuiniging betreft. Daarnaast gaat de rechtspraak door het kabinetsbeleid en het niet goedkeuren van de begroting de rode cijfers in. Wat vindt de heer Dijkhoff daarvan?

De voorzitter:
Dat zijn eigenlijk twee interrupties.

De heer Dijkhoff (VVD):
Verantwoord? Die vraag is makkelijk. Ja, anders hadden we er niet voor getekend. Makkelijk, of zo maar even doen? Nee. Het is niet onze hobby om op dit soort onderwerpen en dossiers te bezuinigen. Daar zit natuurlijk een noodzaak achter. Als ik aan een boom kon schudden en er viel geld uit, was het een ander verhaal. Dit is gewoon een kwestie van prioriteiten stellen in de begroting van het hele Rijk en dan zijn dit zware, moeilijke maar verantwoorde keuzes.

De voorzitter:
En de tweede vraag?

De heer Dijkhoff (VVD):
Voor mij is het antwoord op beide vragen hetzelfde.

De heer Van Nispen (SP):
Dan kan ik concluderen dat de prioriteiten van de VVD niet liggen bij het Openbaar Miniserie en de rechtspraak. Maar laat ik dan iets dieper ingaan op de rechtspraak. Mijn stelling is dat de minister zich een onbetrouwbare partner toont. De Raad voor de rechtspraak heeft een begrotingsvoorstel: p maal q. Dat wil zeggen: de prijs maal het aantal producten. Over de prijs is onderhandeld — dat was een afspraak — en de hoeveelheid rolt uit het model. Nu zegt de minister eenzijdig dat het wel zal meevallen met die hoeveelheid en hij keurt dus eenzijdig het begrotingsvoorstel niet goed, waardoor de Raad voor de rechtspraak een tekort van 40 miljoen euro heeft en de rode cijfers in gaat. Afspraak is toch afspraak? Waarom geldt dat niet voor de VVD?

De heer Dijkhoff (VVD):
Dat geldt wel voor de VVD. Daarom proberen we niet weg te lopen van maatregelen die niet leuk zijn maar wel noodzakelijk, en proberen we daar niet onderuit te komen. Je kunt altijd een discussie hebben over een inschatting bij een begroting. Het is aan de minister om een goede afspraak te maken en een goede begroting. De minister moet er uiteindelijk uitkomen en de begroting moet sluiten. Dat je af en toe in je reserves duikt, is niet prettig en ook niet bestendig. Er moet ook nog heel veel hervormd worden. Wat ik altijd wel zie bij organisaties die minder krijgen, is dat je eerst een strijd hebt die "acceptatie" heet. Als die voorbij is, komt de uitwerking en gaat men weer constructief bouwen aan de toekomst. In die fase botst het weleens.

De heer Van Nispen (SP):
Het is wel heel makkelijk om te zeggen dat de organisatie de bezuiniging zelf maar moet oplossen en dat daar dan op een gegeven moment wel wat mooiers uitkomt. Als je de rechtspraak in de rode cijfers drukt, moet dat tekort uiteindelijk door de minister worden aangevuld. Maar dat gebeurt tegen 70%. Je drukt ze dus nog verder in de problemen. Dat betekent nog minder personeel. Dat betekent minder zaken afhandelen en het jaar daarop nog minder geld. Het is een negatief proces, dat de VVD hier mede mogelijk maakt. De rechtspraak zit in de verdrukking en ik vind dat de VVD onwaardig. De VVD zou hier een grens moeten trekken en zeggen: deze bezuiniging kan niet door de beugel.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Van Nispen (SP):
Mijn vraag is om hierop te reageren.

De heer Dijkhoff (VVD):
Natuurlijk. Ik wil niet zeggen dat iedereen het dan maar zelf moet oplossen en dat je blind bent voor de realiteit. Wat ik wel wil benadrukken, is dat het altijd een probleem is als je aan iemand vraagt hoeveel eraf kan. Het is altijd even duwen en trekken, voordat je er precies achter komt wat wel en niet kan. In de praktijk gebeurt het dan dat er eerst een te dramatische voorstelling was, die later mee blijkt te vallen. Dat is dan prettig. Maar wat ook gebeurt, is dat de voorstelling van de te behalen bezuiniging tegen blijkt te vallen. Ik heb van dit kabinet gezien dat daar dan ook op geacteerd wordt. Maar dat doe je, als je weet hoe het zit en niet als je dingen verwacht of van een organisatie zelf hoort dat het moeilijk is. Als ik van iedere organisatie die protesteert over een bezuiniging meteen slappe knieën krijg, hadden we nooit de regering in moeten gaan in een crisistijd.

De heer Oskam (CDA):
Niet alleen de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, maar bijvoorbeeld ook de reclassering heeft een enorme taakstelling van vorige kabinetten, zoals van het kabinet-Rutte II. Zij moeten bezuinigen en krijgen een extra korting, omdat ze efficiënter moeten samenwerken. Ze moeten eigenlijk al interen op 2016. Die organisaties redden het niet. Zij praten met allerlei Kamerleden, ik denk ook met de heer Dijkhoff. Ze krijgen er extra taken bij, waar bijvoorbeeld de VVD ook voor heeft gestemd, zoals het extra toezicht bij zedendelinquenten; ik pak er maar eentje uit. Hoe moeten ze dat nou gaan doen? Hoe kan de heer Dijkhoff nou met droge ogen blijven zeggen dat we het gaan halen, terwijl het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de reclassering de noodklok luiden? Hoe kan hij dit nou volhouden?

De heer Dijkhoff (VVD):
In crisistijd regeren is een verdeling van schaarste en teleurstelling. Ik kan natuurlijk per keer zeggen dat we even wat minder moeten bezuinigen, maar dan kom ik uiteindelijk nergens. Dan kom ik uiteindelijk op een land dat helemaal op zijn gat gaat, omdat de tekorten de spuigaten uitlopen. Je weet dat er beslissingen genomen worden die niet prettig zijn. Je weet dat het makkelijker is om met veel geld de boel te hervormen dan zonder geld. Maar ik vind het niet verantwoord om beide dingen die noodzakelijk zijn, bezuinigen vanwege een crisis en hervormen voor een beter Nederland, met elkaar in tegenstrijd te laten zijn. Dan wringt het. Dat klopt. Dan moet je ook altijd bijstaan wanneer het echt fout dreigt te gaan. Het kabinet zal er de komende jaren nog een flinke kluif aan hebben om de hervormingen die de Kamer heeft geaccordeerd, in de praktijk goed te leiden. Maar wij hebben er vertrouwen in dat het werkt. We horen het hier al in de interrupties: je kunt niet bij één ding zeggen dat je het wel terugdraait, als je hoort dat het waarschijnlijk moeilijk wordt. Dat kan niet, want dan draai je uiteindelijk alles terug en dan heb je niks.

De heer Oskam (CDA):
Het zijn niet allemaal losse flodders. Ik zit nog niet zo lang in de Tweede Kamer, maar dit is toch al weer mijn derde begroting. Ik hoor ieder jaar hetzelfde verhaal en ieder jaar gaan ze harder klagen. Dit jaar klaagt de rechtspraak voor het eerst. Dat hebben ze nog niet eerder gedaan. De reclasseringsorganisaties zeggen dat zij het niet meer trekken. Zij moeten kiezen: of ze gaan doen wat de staatssecretaris wil met die zedendelinquenten of ze gaan de werkstraffen uitvoeren. Die partijen moeten keuzes maken. Waar ik zo bang voor ben, en dat is ook de reden waarom ik in de Kamer ben gegaan, is dat de strafrechtsketen naar de kloten gaat. Ik wil u vragen om mee te helpen om dat te voorkomen, om het met elkaar op een goede manier te handelen, om met elkaar samen te werken — dat zegt u ook steeds — en niet coûte que coûte vast te houden aan het regeerakkoord.

De heer Dijkhoff (VVD):
Die zorgen deel ik. De vraag is alleen wanneer je dan ingrijpt. In algemene zin ben ik het met de heer Oskam eens en ben ik bereid om de rechtspraak zo ver mogelijk van zijn testikels vandaan te houden.

De voorzitter:
Ik ben een groot voorstander van helder taalgebruik, maar een heel klein beetje fatsoen mag er misschien ook bij.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Laat ik dan eens wat anders vragen. De gemeenten krijgen die 17 miljoen als vergoeding voor de processen-verbaal die door de boa's worden uitgeschreven, niet meer. Ik hoorde toch goed dat de heer Dijkhoff tegen de minister zei dat de minister dat bedrag in zijn eigen begroting moest zoeken, zodat die vergoeding overeind kan blijven?

De heer Dijkhoff (VVD):
Als dat bedrag daar te vinden is, graag. Als er een andere oplossing te vinden is die leidt tot tevredenheid en niet tot reductie van de handhavers, is dat ook goed. Ik wacht met genoegen het antwoord van de minister af, omdat ik dit wel een punt vind. Ik snap dat bij alle punten. We horen het hier bij ieder punt van de begroting: als je zegt dat het toch jammer is, dan drukt het ergens anders weer. Ik denk dat de minister en de VNG hieruit zouden moeten komen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De VVD bekent niet echt kleur, want als zij dit zo belangrijk vindt, zou zij tegen de minister moeten zeggen dat hij dit op moet lossen, en daar een bepaald bedrag bij moeten noemen. Wees daar dan ook helder over tegen de gemeenten.

De heer Dijkhoff (VVD):
Dat wil ik best zijn. Wij hebben ook de begroting bekeken, maar ik houd niet zo van ongedekte cheques. Ieder voorstel met een dekking zal ik zeer serieus bekijken, maar ik heb zelf geen dekking kunnen vinden waarvan ik zeg: dat gaat lekker. Als ik het hier hoor, leidt ieder potje wel weer tot andere problemen. Ik zie nu niet meteen waar wij dat kunnen vinden. Ik heb de vraag gesteld aan de minister. Ik zal luisteren naar de inbreng van andere Kamerleden om te horen of zij voorstellen hebben en of zij een oplossing hebben waar de Kamer zich achter kan scharen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik concludeer dat dit behoorlijk gratuit is.

De voorzitter:
Concluderen doet u in uw eigen tijd. Zijn er nog dringende aanvullende vragen voor de heer Dijkhoff? Ik kijk gewoon even naar de klok. Ik wil het debat niet doodslaan, maar zo gaat het gewoon fout. En dan staan er weer van die stukjes in de krant dat iedereen vindt dat het te laat geworden is. Dat kan natuurlijk ook niet.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik zal in elk geval niet bijdragen aan een stukje waarin staat dat het te laat is geworden, want ik vind de inhoud van het debat erg belangrijk.

Ik wil even terug naar wat de heer Dijkhoff zei over het gebruik van camerabeelden in het kader van de opsporing. Hij zei dat strafvermindering dan een uitzondering zou moeten zijn. Daar ben ik heel blij mee. Ik meende mij te herinneren dat de PVV daar een motie over heeft ingediend. Het duurde even, want ik moest haar even zoeken, maar de VVD was daartegen. Is de heer Dijkhoff iets onze kant opgekomen? Dan dien ik haar namelijk opnieuw in.

De heer Dijkhoff (VVD):
Iets, maar nog niet genoeg om haar in te dienen en er steun voor te krijgen. Ik heb die motie ook bekeken en die wettelijke ingreep heeft ook weer nadelen. Ik hoop dat de rechtsstaat zich in een land als Nederland kan voegen naar nieuwe ontwikkelingen. Ik vind het bijvoorbeeld winst dat die nieuwe procedure nog maar twee stappen heeft. Die was er misschien niet gekomen als wij meteen de wet hadden aangepast en de rechterlijke vrijheid hadden ingeperkt. Ook zullen er gevallen blijven bestaan waarin er zo'n sociale druk bestaat dat de rechter die ruimte moet kunnen hebben. In een rechtsstaat hoop je dat het zich zet — daar heb ik toe opgeroepen — en dat het OM en politie komen met een procedure waarvan de rechter zegt: ja, dat vinden wij goed; het leidt niet tot strafkorting. Dat probleem hebben wij dan niet. Als in de praktijk blijkt dat het probleem zich blijft voordoen en ik als wetgever niet kan verantwoorden dat het zo blijft, dan komen we daar weer op terug, maar daarvoor is het nog te vroeg.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb nog één vraag over de boa's. Ik ben het met de heer Dijkhoff eens dat hier geen ongedekte cheques moeten worden uitgeschreven.

De voorzitter:
Boa's zijn bijzondere opsporingsambtenaren. We proberen afkortingen te vermijden, want er kijken ook mensen met ons mee.

De heer Segers (ChristenUnie):
Dank u wel voor deze aanvulling. De heer Dijkhoff zegt terecht dat wij hier wel kunnen zeggen dat ergens geld bij moet of dat ergens een andere oplossing voor gezocht moet worden, maar het zou ook kunnen gebeuren dat gemeentes, als zij een boete niet kunnen innen, afzien van het financieren en aanstellen van die … Nog een keer, voorzitter.

De voorzitter:
Bijzondere opsporingsambtenaar.

De heer Segers (ChristenUnie):
Bijzondere opsporingsambtenaar. Dat zou natuurlijk een heel negatief effect zijn. Moet de minister dat niet ook heel nadrukkelijk meewegen?

De heer Dijkhoff (VVD):
Zeker, er zijn alternatieve modellen. Die hebben ook voor- en nadelen. Er zou een gemeentelijk inningsbureau kunnen ontstaan. Ook daarvan wil ik van de minister graag weten wat de voor- en nadelen zijn. Wat zijn de consequenties? Kan het korten op deze vergoeding leiden tot een discussie volgend jaar dat de opbrengsten uit deze post tegenvallen? Wat gaan we dan doen? Dat zijn allemaal vragen die er zeker bij horen. Wat zijn de oplossingen dan? Eerder werd het gratuit genoemd. Ik zal toegeven dat het mij niet gelukt is om een amendement in elkaar te fietsen waarvan ik denk dat het kansrijk is en waarvan de dekking me bevalt. Ook van andere collega's heb ik dat nog niet gezien. Als er een langskomt, zal ik het serieus behandelen en bekijken of ik er mijn steun aan kan verlenen. Misschien vindt de minister nog een weg om tot een oplossing te komen.

De voorzitter:
U bent klaar, begrijp ik. Dan geef ik het woord aan de heer Azmani.

De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Mijn voorganger, mijn gewaardeerde collega de heer Dijkhoff, zei het eigenlijk al: vrijheid is geen vanzelfsprekendheid. Voor vrijheid moet je wat doen. Soms moet je daar pal voor staan, soms moet je daden stellen en soms moet je ook grenzen stellen. De wereld wordt steeds kleiner; mensen worden mobieler. Via internet en sociale media is de hele wereld binnen handbereik, met kansen, maar ook met de nodige gevaren van dien. De afgelopen zomer hebben we kunnen zien dat oplopende spanningen in de wereld makkelijk een vertaalslag krijgen in Nederland. De onrust in onze samenleving, tussen verschillende groepen, loopt op. De komst van grote nieuwe groepen die huis en haard hebben verlaten vanwege oorlog, of op zoek zijn naar een betere toekomst, zal het vraagstuk niet makkelijker maken. We moeten waakzaam blijven. Tolerantie en intolerantie liggen dichter bij elkaar dan men denkt. Dat betekent voor het immigratiebeleid dat de overheid ook grenzen moet durven stellen. We worden in Nederland de afgelopen tijd geconfronteerd met een hogere instroom asielzoekers. Ook voor 2015 wordt rekening gehouden met een verdere toename. Dit is geen Nederlands probleem, maar een Europees probleem.

De voorzitter:
Ik onderbreek u even. Er staan twee leden met de rug naar de spreker. Ik vind dat onbeleefd.

De heer Azmani (VVD):
Europa wordt de afgelopen jaren geconfronteerd met een almaar groeiende groep immigranten die zich in Europa willen vestigen. Zoals ik al zei, zijn ze soms op zoek naar een veilig heenkomen, maar soms ook naar geluk. Werd Europa in 2010 nog geconfronteerd met ruim 260.000 asielaanvragen, in 2013 was dit al bijna verdubbeld tot 435.000 aanvragen. Op dit moment staan honderdduizenden migranten klaar in Noord-Afrika om de oversteek te maken en zijn volgens de UNHCR wereldwijd 51,2 miljoen mensen op de vlucht. Dat is meer dan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voorspellingen wijzen uit dat dit in de toekomst alleen maar zal toenemen.

De heer Fritsma (PVV):
Het aantal neemt toe, helaas. De VVD-fractie heeft gelijk. Mijn vraag aan de VVD-fractie is eigenlijk heel simpel. Nederland wordt op dit moment enorm overspoeld door asielzoekers. Volgens de staatssecretaris komen er volgend jaar in één keer 40.000 bij. Hoe kan het dat de VVD dat goed vindt? Waarom eist de VVD geen ingreep van het kabinet? Waarom blijft zij buigen voor de PvdA en blijft zij die tienduizenden asielzoekers maar verwelkomen?

De heer Azmani (VVD):
Ik heb soms het idee dat de heer Fritsma zijn kop in het zand steekt. Nederland is geen eiland. Kijk naar wat er op dit moment gebeurt in de wereld. We hebben het zonet in het debat met de heer Dijkhoff onder andere gehad over IS. Er zijn crises, er zijn oorlogen en we zijn zelfs bereid om bommen te gaan werpen. Dat brengt met zich mee dat er een vluchtelingenstroom op gang komt. Zoals ik al zei in mijn inbreng, is dit geen Nederlands vraagstuk maar een Europees vraagstuk, omdat het aantal Europees gezien stijgt en niet alleen in Nederland. Nederland is dus geen eiland. Ik ken wel wat voorstellen van de heer Fritsma. Hij ziet volgens mij een muur om Nederland heen. Dat is niet het beeld dat ik heb van Nederland.

De heer Fritsma (PVV):
Dit is een beetje een warrig antwoord. De heer Azmani wijst op het belang van de EU, maar de EU-buitengrenzen bestaan niet eens meer. De EU zorgt ervoor dat tienduizenden migranten tegelijk naar Europese havens worden gebracht. De VVD zou moeten zeggen: als de EU-buitengrenzen niet meer bestaan, moeten we onze eigen grenzen weer optrekken. Dat wil de PVV. We hebben die grenzen nodig. We moeten ze sluiten en we moeten de asielinstroom stoppen. De heer Azmani moet toch ook zien dat Nederland dit niet meer aankan? De heer Azmani moet toch ook begrijpen dat zijn partij, de VVD, een drempel moet opwerpen als er 40.000 asielzoekers in één jaar deze kant op komen?

De heer Azmani (VVD):
Volgens mij is de heer Fritsma een beetje ongeduldig. Ik ben net begonnen met mijn betoog. Ik gaf al aan dat dit een Europees vraagstuk is, dat ook Europees zou moeten worden opgelost. Inderdaad, ik vind het huidige migratiesysteem in dat kader ook onhoudbaar. De heer Fritsma weet dondersgoed hoe ik denk over asiel en migratie en over de stroom van gelukszoekers die er ook is, die vanuit Noord-Afrika naar Europa komt. De heer Fritsma vraagt dus een beetje naar de bekende weg. Ik zou zeggen: laat mij mijn betoog even verder afmaken. Als er dan nog vragen zijn van de heer Fritsma op dit punt, zie ik die graag tegemoet.

De heer Fritsma (PVV):
Het is een gegeven dat de staatssecretaris zegt dat er volgend jaar 40.000 asielzoekers bij komen. Het is ook een gegeven dat de heer Azmani daar niets tegen doet. Hij staat erbij en hij kijkt ernaar. Hij laat het gebeuren en dat is schandalig.

De heer Azmani (VVD):
Dat is pertinent onjuist, maar misschien moet ik mijn betoog vervolgen. Dan zal de conclusie zijn dat ik voorstellen doe in dat kader, ook richting Europa. En ja, ik weet wat de oplossing van de PVV is. Dat is een grote muur of een groot hek om Nederland; er komt niemand in en er gaat niemand uit. Nou, in dat land wil ik niet samenleven. Het heeft ook grote consequenties voor de welvaart en het brengt niets goeds.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik hoorde de heer Azmani zonet wel even in een bijzinnetje tegen de heer Fritsma zeggen: u weet ook dat ik het onhoudbaar vind en dat er wat moet veranderen. Dan vraag ik mij af wat de heer Azmani daarmee precies bedoelt. Hij wil geen hek om Nederland zetten, maar hij vindt iets onhoudbaar. Laat ik daarmee beginnen. Wat is volgens de heer Azmani onhoudbaar?

De heer Azmani (VVD):
Met alle respect zou ik ook tegen mevrouw Gesthuizen willen zeggen: wacht nog even op mijn inbreng. Als er daarover vragen zijn, zie ik mevrouw Gesthuizen terug bij de interruptiemicrofoon.

De voorzitter:
Ik denk dat de collega's dat verzoek, in tweede instantie gedaan, voor het moment even kunnen honoreren. Gaat u verder, mijnheer Azmani.

De heer Azmani (VVD):
Dank u wel, voorzitter.

Zoals ik al zei, is het huidige migratiesysteem onhoudbaar. De huidige situatie in Europa is er echter een waarin Europese landen de lasten van illegale migratie op elkaar proberen af te schuiven, zonder het probleem te erkennen en het bij de wortel aan te pakken. Ieder land dweilt voor zich, terwijl de kraan vrolijk verder lekt. Daarom verwacht de VVD ook voor het komende begrotingsjaar dat het de inzet van dit kabinet zal zijn om buiten de gebaande paden te treden in Europa. Herverdeling is niet de oplossing, maar slechts een sluitstuk. Het is een afleidingsmanoeuvre voor het onderliggende probleem van het al dan niet accepteren van nieuwe groepen migranten. Het is de hoogste tijd dat Europa haar grenzen serieus gaat bewaken en alles zet op opvang in de regio. Ook moeten buurlanden van de Europese Unie, die niet meewerken aan opname van migranten die vanuit hun grondgebied op clandestiene wijze het grondgebied van de Unie bereiken, geen hulp of handelsvoordelen meer krijgen. De EU richt zich op dit moment bijna volledig op een eerlijke verdeling van de toestroom. Wie betaalt welk deel van de kosten van het gemaal? En dat terwijl de vraag zou moeten zijn hoe we de dijken op orde brengen.

De Europese Unie beschikt over een eigen grensbewakingsdienst — de heer Fritsma had het er al over — Frontex en de nieuwe missie Triton, die op de Middellandse Zee patrouilleert. Dit is echter geen poortwachter, maar een soort reddingsbrigade. Het is een gesubsidieerde pendeldienst die verplicht is elke opgepikte illegaal in Europa aan wal te brengen. De reden voor deze absurditeit is de slechte situatie in de opvangcentra in Noord-Afrika. Dat is slecht nieuws voor Nederland, want eenmaal in Europa kan een migrant zich vrij bewegen. Waarom zou een land als Italië nog energie steken in grensbewaking, identificering of uitzetting als de migrant direct naar Nederland of Duitsland doorreist?

In de huidige situatie proberen Europese landen de lasten van illegale migratie op elkaar af te schuiven, zonder het probleem bij de wortel aan te pakken. Ieder land dweilt voor zich, terwijl de kraan vrolijk door lekt. Daarom stel ik vier sporen voor om te komen tot een effectieve Europese grensbewaking. Omdat wij een gemeenschappelijke grens hebben, moeten we die ook gemeenschappelijk bewaken. Alleen zo maken we kans de eindeloze stroom gelukszoekers enigszins in te dammen en de druk op ons land te verlichten. Ten eerste moet er daarom met de andere lidstaten van de Europese Unie afgesproken worden dat we voortaan inzetten op opvang in de eigen regio. Dat betekent dat de Europese Unie ook moet investeren in betere en veiliger opvangcentra in Noord-Afrika. Die zijn nu onveilig. Als we erin slagen de kwaliteit daarvan te verbeteren, krijgt Frontex de mogelijkheid om opgepikte illegalen weer af te leveren op de plek waar ze op de boot zijn gestapt. Dat kan, maar hoeft geen extra EU-geld te kosten. Een verbetering van opvangcentra kan een voorwaarde zijn voor het ontvangen van ontwikkelingshulp of handelsverdragen. Dat geeft aan een land als Egypte een miljardenprikkel om zijn zaakjes op orde te brengen.

Ten tweede moeten we veel harder inzetten op de aanpak van mensensmokkel. Alleen als we samen met lokale autoriteiten mensensmokkelaars ter plekke opsporen, oppakken en berechten, kunnen we de stroom gelukzoekers indammen.

Ten derde moet de EU investeren in de kustwachten van buurlanden. Wij kunnen hun personeel trainen, hun aan beter materieel helpen en meer werk maken van onderlinge samenwerking. Maar we moeten ook verder kijken. De Afghaan die in Bulgarije aanklopt, is al vele grenzen overgestoken. Daarom moeten we verder gaan in onze technische en personele steun. Hoe beter we daarin slagen, hoe minder Frontex en Triton als een veerdienst van mensensmokkelaars worden misbruikt.

Ten vierde moeten we alle hulp en politieke samenwerking afhankelijk maken van medewerking aan die Europese grensbewaking. Zeg tegen landen die ontwikkelingshulp ontvangen dat ze die hulp alleen krijgen als ze uitgeprocedeerde asielzoekers uit hun land ook weer opnemen. Ik heb het dan niet over de huidige situatie in Irak, maar ook over de situatie daarvoor. Toen al weigerde Irak elke vorm van medewerking aan de opname van eigen onderdanen. En dat terwijl het land de afgelopen tien jaar ruim een miljard euro aan hulp ontving van de Europese Commissie. Dat valt niet uit te leggen. Dat je met andere landen wel tot goede afspraken kunt komen, is te zien aan Marokko. Bij dat soort afspraken kun je hulp, handel en visaverstrekking koppelen aan medewerking aan ons asielbeleid. Dat soort afspraken zouden we in EU-verband met veel meer landen moeten maken. Ik vraag daarom een reactie van de staatssecretaris op deze vier sporen. Is hij bereid om in de EU buiten de gebaande paden te gaan?

De heer Schouw (D66):
Ik vind het leuk dat de staatssecretaris wordt gevraagd om te reageren op die sporen. Die hebben we al zo'n 321 keer met elkaar besproken. Maar we hebben meer besproken. De staatssecretaris heeft ook gesuggereerd dat we in Europa toe moeten naar een gelijk speelveld om het asielshoppen te voorkomen. Dat hoorde ik helemaal niet terug in het verhaal van de VVD-fractie. Hoe kijkt zij daartegen aan?

De heer Azmani (VVD):
De heer Schouw doelt volgens mij op het herverdelingsvraagstuk. Dat zou eventueel een sluitstuk kunnen zijn. Zoals ik al aangaf, bestrijd je daarmee een gevolg of een symptoom, maar niet de oorzaak. Volgens mij is de oorzaak dat we de afgelopen jaren een verdubbeling zien van de instroom in de EU. Dat is op termijn gewoon niet houdbaar. Dat betekent ook dat de EU zich vooral zou moeten richten op de oorzaken van de vluchtelingenstroom.

De heer Schouw (D66):
Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant van het verhaal is dat we toch gewoon te maken blijven krijgen met vluchtelingen. We hebben een Vluchtelingenverdrag en een plicht om op te vangen. Een groot probleem is het asielshoppen. Daar zijn VVD en D66 het met elkaar over eens. Zouden we de staatssecretaris niet toch moeten stimuleren om zich volgend jaar in Europa in te zetten voor een gelijk speelveld?

De heer Azmani (VVD):
De heer Schouw heeft het over een level playing field. Dat roept gelijk vraagstukken op met betrekking tot herverdeling. Het is, zoals ik al heb gezegd, een oplossing voor een gevolg of een symptoom en niet voor een oorzaak. Daarnaast vraag ik me af hoe de heer Schouw die herverdeling voor zich ziet. Denkt de heer Schouw echt dat een asielzoeker die bijvoorbeeld aan Bulgarije wordt toebedeeld, daar blijft als die eigenlijk de wens heeft om naar Duitsland, Nederland of Zweden te gaan? Die situatie zie je nu ook. Ik zie dat niet als een adequate oplossing voor het probleem waar we mee geconfronteerd worden. Enerzijds zijn er crisissen in de wereld waar mensen voor op de vlucht zijn. Ik vind dan ook dat er humane opvang in de regio moet zijn. Als mensen in Nederland aankloppen en asiel aanvragen, krijgen ze op dit moment nog een verblijfsvergunning asiel. Anderzijds zie ik beelden van economische gelukzoekers, bijvoorbeeld van jonge Afrikanen op de hekken bij de Spaanse enclave in Melilla, in Marokko. De heer Schouw ziet die beelden ook. Dan denk ik bij mezelf: volgens mij heeft het geen zin om, zoals de heer Fritsma ook zegt, een soort pendeldienst te creëren op de Middellandse Zee tussen Noord-Afrika en Europa. We moeten dan echter wel dit issue of probleem oplossen. Dat betekent dat je veel meer moet inzetten op het aanpakken van de mensensmokkelindustrie en dat je grensbewaking niet alleen die van Europa is, maar dat je die ook samen met je buurlanden organiseert.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Weet de heer Azmani waar de enorme toename van het aantal asielzoekers dat op dit moment naar Nederland komt, vandaan komt? Uit welk land komen op dit moment de meeste mensen?

De heer Azmani (VVD):
Dat is vragen naar de bekende weg. Er is een aantal landen. Op dit moment komt het hoogste aantal uit Syrië, maar Nederland krijgt ook veel aanvragen uit een land als Somalië.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Waarom hoor ik dan vrij consequent in het betoog van de heer Azmani, als hij het heeft over de enorme toestroom en de hoge aantallen, het woord "gelukzoeker"?

De heer Azmani (VVD):
Ik zeg en-en. Mevrouw Gesthuizen weet ook goed dat het standpunt van de VVD-fractie en van mij is dat we zo veel mogelijk Syriërs zouden moeten opvangen in de eigen regio. Het kabinet levert daar een behoorlijke bijdrage aan. Ik ben er niet zo'n voorstander van om ze allemaal maar hierheen te halen. Dat is anders dan hetgeen mevrouw Gesthuizen bepleit.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
De heer Azmani gaat zijn gang maar. Ik vind het prima als hij wat jij-bakken toepast. Ik vind het jammer dat hij deze twee zaken steeds in één adem noemt. Wat wil de heer Azmani nu eigenlijk doen aan die enorme toename van asielzoekers uit bijvoorbeeld Syrië? Wat is nu de oplossing van de VVD voor de mensen die wel op eigen kracht naar Nederland komen? Zal de VVD ook op termijn zeggen dat die mensen hier welkom zijn en blijven als ze een geloofwaardig asielrelaas hebben of niet?

De heer Azmani (VVD):
Zoals ik al heb gezegd, is het huidige migratiebeleid volgens mij op termijn niet houdbaar. Daarom zet de VVD in op opvang in de regio. Ik denk dat de meeste mensen ook het liefst zo dicht mogelijk bij eigen huis en haard willen worden opgevangen. Ik ben het met mevrouw Gesthuizen eens dat dit op een humane wijze zal moeten gebeuren. Ik zie op dit moment verdeeldheid. Een land zoals Duitsland zorgt voor de opvang van tienduizenden Syriërs en wordt nu geconfronteerd met een hoge instroom. In de afgelopen maanden zijn daar al meer dan 100.000 asielaanvragen gedaan. Duitsland trekt nu aan de alarmbel in Europa, omdat er te veel asielzoekers komen. Bovendien zit een land als Zweden op dit moment met een groot integratievraagstuk in Malmö, omdat de Syriërs zich vooral bij elkaar vestigen en het integratieproces niet doorlopen. Ik zie de houdbaarheidsdatum van dit systeem. Volgens mij moeten wij in dit land de komende tijd de stap zetten om enerzijds vluchtelingen adequaat op te vangen en anderzijds gelukzoekers te weren.

De heer Fritsma (PVV):
De VVD heeft het over opvang in de regio, maar de VVD zorgt er juist voor dat dit niet gebeurt. De VVD vindt het immers fantastisch dat alle asielzoekers die zich in Nederland melden, in procedure worden genomen, opvang krijgen en vaak ook een verblijfsvergunning krijgen. De VVD wil niet dat asielzoekers die zich in Nederland melden voor asiel, kunnen worden tegengehouden. Blijft de VVD dit vinden? Of komt er een moment dat de VVD zegt dat we niet meer alle asielzoekers die zich in Nederland melden, kunnen opvangen? Waar ligt de grens? Ligt die bij 50.000, bij 100.000 of 200.000?

De heer Azmani (VVD):
Het voorstel van de heer Fritsma is om de handtekening onder het Vluchtelingenverdrag weg te halen. Ik vind dat eigenlijk een schijnoplossing. Ik kijk ook naar het feit dat het Vluchtelingenverdrag voortvloeit uit de periode na de Tweede Wereldoorlog. Ik vind het dus eerlijk gezegd niet passend om tot een dergelijk voorstel te komen. Dat is volgens mij geen gepaste oplossing.

De heer Fritsma (PVV):
Daar gaat het dus mis. Als je de handtekening wel onder het Vluchtelingenverdrag weghaalt, hoef je niet meer iedereen die zich hier meldt, op te vangen. Nogmaals, de VVD zegt nu weer dat alle asielzoekers die zich in Nederland melden, moeten worden opgevangen. Dat moet van het Vluchtelingenverdrag en dat wil de VVD niet veranderen. Ik vraag nogmaals of de VVD dat ook niet wil veranderen als zich hier honderdduizend, tweehonderdduizend of een miljoen asielzoekers melden. De VVD wil iedereen die hier een asielaanvraag indient, opnemen. Nogmaals, waar ligt de grens? Het is gekkenwerk.

De heer Azmani (VVD):
Daarom geef ik ook aan dat het huidige migratiebeleid onhoudbaar is. Het is geen Nederlands, maar een Europees vraagstuk. Ik roep de staatssecretaris op om op basis van die vier sporen buiten de gebaande paden te gaan en niet te blijven hangen in dat herverdelingsvraagstuk, dat eigenlijk een schijnoplossing is voor het werkelijke probleem, en om concrete actie te ondernemen.

De heer Fritsma (PVV):
De VVD-fractie moet wel antwoord geven op vragen. Ik vraag: waar ligt de grens?

De voorzitter:
Sorry, ik bewaak hier de orde en ik hoor de VVD antwoord geven. Dat het een antwoord is dat u niet bevalt, dat is uw goed recht, maar ik heb een antwoord gehoord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik kom nog even terug op die vier sporen van de heer Azmani. Een daarvan was opvang in de regio. De ChristenUnie is daar ook altijd een voorstander van, maar ik vraag de heer Azmani wat daarbij de grenzen zijn. In Libanon is de instroom van Syrische vluchtelingen nu een derde van de bevolking. In Turkije zijn al meer dan een miljoen vluchtelingen opgenomen. In Jordanië zit men ook tegen een miljoen aan. Is het redelijk om van die buurlanden te vragen om nog meer mensen op te vangen?

De heer Azmani (VVD):
Volgens mij heeft dat met de internationale inzet te maken; of men bereid is om te zorgen voor adequate opvang. Ik constateer dat die internationale inzet nog niet groot genoeg is voor de opvang in de eigen regio. Om een voorbeeld te geven, Nederland geeft tot nu toe 114 miljoen euro voor opvang in de regio van Syrië, en dat is 147 miljoen USD. In België is dat maar 31 en Frankrijk 65. Wij zijn in Europa heel pluriform in hoe we daarmee omgaan. De ene lidstaat zegt: we halen ze allemaal hiernaartoe. We zien welke issues dat met zich meebrengt. De andere lidstaat kiest ervoor om meer in te zetten op opvang in de eigen regio. Ik zou graag zien dat alle lidstaten van de Europese Unie zouden inzetten op adequate, humane opvang in de eigen regio, want ik denk dat een vluchteling an sich, die echt een vluchteling is, er het meest bij gebaat is om zo dicht mogelijk bij eigen huis en haard te worden opgevangen. Ik denk dat dit ook zijn wens is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dit is een verhaal van achter het bureau of de tekentafel. Ik weet dat de heer Azmani ook in de regio is geweest. Volgens mij is hij in een vluchtelingenkamp in Turkije geweest. Ik ben zelf in een aantal van die landen geweest. Ik zou zeggen: ga nog eens naar Libanon. Daar mogen ze niet in kampen worden opgevangen, maar daar moeten ze in leegstaande panden worden opgevangen, tegen belachelijke huren. Er komt een einde aan de rek in wat een land zou kunnen doen. Vijf miljoen inwoners, anderhalf miljoen vluchtelingen! Wat kunt u nog meer vragen van een land als Libanon?

De heer Azmani (VVD):
Er zijn nog meer omringende landen die deze verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen. Die verantwoordelijkheid kan groot zijn en die vergt een internationale inzet. Binnen de EU wordt daar heel verschillend mee omgegaan.

De voorzitter:
De heer Azmani vervolgt zijn betoog.

De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Mijn vraag aan de staatssecretaris is ook wat de aanhoudende instroom betekent voor 2015. Welke financiële gevolgen heeft deze? Is hierin voldoende voorzien op de begroting? In hoeverre moeten de besliscapaciteit en de opvangcapaciteit verder worden uitgebreid? Kan de staatssecretaris toezeggen dat de druk niet afdoet aan de kwaliteit van zorgvuldige besluitvorming? Er moet alles op alles worden gezet om te voorkomen dat mensen hier verblijfsrecht krijgen terwijl zij daar geen recht op hebben, bijvoorbeeld omdat zij menselijke wreedheden op hun naam hebben. Liever een lange, zorgvuldige beslissing dan snel en onzorgvuldig, geef ik de staatssecretaris mee. Ik zou daarvan graag een bevestiging willen hebben.

Naast de grote aantallen is het funest voor tolerantie wanneer gasten misbruik maken van je gastvrijheid, doordat vreemdelingen menen hier te lande het criminele pad te mogen opgaan. In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat vreemdelingen die veroordeeld zijn voor een delict, eerder worden uitgezet. De staatssecretaris heeft onlangs bij brief laten weten dat de eerder gedane suggesties nauwelijks tot resultaat zouden leiden om criminele vreemdelingen eerder uit te zetten.

Mijn denken heeft niet stilgestaan. Daarom wil ik vandaag tijdens de begrotingsbehandeling een nieuw voorstel doen om de glijdende schaal verder aan te scherpen. Mijn voorstel vandaag is om het onderscheid tussen gewone en zware misdrijven te laten vervallen. Dat wil zeggen dat alle misdrijven onder de norm van zware misdrijven worden gebracht. Beide schalen worden dan samengevoegd. Voordeel is dat de criminele vreemdelingen eerder hun verblijfsrecht verliezen en worden uitgezet en een bijkomend voordeel is dat het ook voor de uitvoeringspraktijk eenvoudiger wordt. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij bereid is om dit voorstel nader uit te werken. Daarnaast vraag ik aan hem om ook in EU-verband het criterium van actuele en ernstige bedreiging aan te passen. Dit vormt op dit moment de grootste belemmering om vreemdelingen ongewenst te verklaren en het land uit te zetten. Bovendien zou ik de staatssecretaris willen vragen om te komen tot een offensief door steviger in te zetten op het beter herkennen van vreemdelingen die met het strafrecht in aanraking komen. Dat betekent dat niet alleen de vreemdelingenpolitie maar ook de basispolitie, de Koninklijke Marechaussee en de Dienst Justitiële Inrichtingen moeten controleren of de verdachte c.q. de veroordeelde een vreemdeling is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij daar mogelijkheden voor ziet.

De voorzitter:
Ik sta vanaf nu alleen nog maar interrupties toe die niet een herhaling van zetten zijn ten opzichte van de vele debatten die u in vele algemene overleggen al gevoerd hebt. Dus als u vragen hebt die nieuwe inzichten opleveren, dan is het prima, maar we gaan niet door met een herhaling van zetten van wat er allemaal al gebeurd is.

De heer Schouw (D66):
Ik hoop dat dit geen herhaling van zetten is. De heer Azmani stond vanmorgen prominent in het nieuws — dat is nieuw — waarbij hij zei dat criminelen sneller uitgezet moeten worden. Nou, dat is mooi, maar de staatssecretaris heeft dat ook laten onderzoeken door een wetenschappelijk bureau. Conclusie: helpt niet. Is de VVD-fractie het eens met die conclusie van de wetenschappers, dat het niet helpt?

De heer Azmani (VVD):
Het helpt niet wat betreft de eerder gedane suggesties. Het helpt niet op het moment dat je van drie naar vijf jaar gaat en het helpt ook niet als je van veelplegers recidivisten maakt en dat je na twee keer al in de schaal komt van veelplegers. Daar helpt het niet bij. Daar heeft het WODC ook onderzoek naar gedaan. Daarom heeft mijn denken niet stilgestaan en heb ik een nieuw voorstel gedaan. Dat houdt in dat je beide schalen, te weten de enkelvoudige misdrijven met een gevangenisstraf tot maximaal zes jaar en misdrijven met een gevangenisstraf vanaf zes jaar, samenvoegt en uitgaat van de zwaarste last.

De heer Schouw (D66):
Ik vind dit belangrijk omdat de VVD hier een politiek punt probeert te maken van het uitzetten van criminele buitenlanders. Uit onderzoek blijkt dat het niet helpt. Dus dat stellen we nu even vast. Verder wil de VVD het onderscheid laten vervallen tussen zware en lichte misdrijven en vergrijpen. Wat wil de VVD? Als iemand zijn parkeerboetes om welke redenen dan ook niet heeft betaald, moet die dan het land uit van de VVD? Moet de staatssecretaris dat serieus gaan onderzoeken?

De heer Azmani (VVD):
Ja, dat is weer die glijdende schaal. Ik heb het dan over het niet willen betalen van geldboetes en de vraag of daar een veroordeling voor komt in het kader van een stukje gevangenisstraf. Als iemand een verblijfsrecht tot maximaal drie jaar heeft, weten we dat als hij ook maar tot een dag gevangenisstraf wordt veroordeeld, dit aanleiding kan zijn om de verblijfsvergunning in te trekken.

De heer Schouw (D66):
Dus iemand die zijn parkeerboete niet heeft betaald, wordt gelijkgeschakeld met iemand die iemand anders zijn hersens inslaat? Dat is eigenlijk de kern van het voorstel van de VVD. Zie ik dat zo goed?

De heer Azmani (VVD):
Nee, ik zou de heer Schouw dan graag willen wijzen op artikel 63 van het Vreemdelingenbesluit. Daarin wordt heel uitgebreid toegelicht hoe een glijdende schaal werkt. Natuurlijk is er sprake van proportionaliteit. Je kijkt naar de onherroepelijke veroordelingen en naar de verblijfsduur van iemand in dit land. Aan de hand daarvan beoordeel je of er redenen zijn om de verblijfsvergunning in te trekken. Mijn voorstel zou zijn om dat sneller te gaan doen, door zware en eenvoudige misdrijven samen te voegen. Concreet betekent het bijvoorbeeld het volgende. Als iemand hier een verblijfsrecht kent van vijftien jaar of langer zou je bij een veroordeling tot 48 maanden al tot intrekking van het verblijfsrecht kunnen komen, terwijl dat nu pas het geval is na een veroordeling van 65 maanden. Die termijn is dus zeventien maanden korter.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Klopt het dat de glijdende schaal afkomstig is van mevrouw Verdonk, oud-VVD-minister voor Immigratie, Integratie en Asiel? Zegt de VVD-woordvoerder hier nu dat minister Verdonk eigenlijk veel te slap was met haar glijdende schaal?

De heer Azmani (VVD):
Na zijn introductie is de glijdende schaal aangescherpt. Dat is onder het vorige kabinet nog gebeurd. Mijn voorstel is om de glijdende schaal nog verder aan te scherpen. Dat lijkt mij helder en duidelijk.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dan klopt mijn conclusie dus. Er wordt nu gezegd dat VVD-minister Verdonk en degenen die na haar kwamen op dit punt te slap waren, want als het niet te slap is, hoef je het niet aan te scherpen. Dus: of het was te slap en het moet nu eindelijk aangescherpt worden, met daarbij de vraag waarom dat dan niet eerder is gebeurd, of het was niet te slap en dan hoeft het ook niet aangescherpt te worden. Wat is het nu?

De heer Azmani (VVD):
Je kijkt wat het tijdsgewricht met zich brengt. Op dit moment worden er op jaarbasis gemiddeld 13.000 mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, veroordeeld voor een crimineel feit. Het past bij het tijdsgewricht om de glijdende schaal verder aan te scherpen. Dat hebben we in de vorige kabinetsperiode ook gedaan. Mijn voorstel is om dat nu weer te doen. We hebben twee concrete voorstellen gezien, die zijn uitgewerkt in het onderzoek waar de heer Schouw naar verwees. Die hebben echter geen effect. Ik doe vandaag een nieuw voorstel, dat mogelijk wel effect heeft. Dat vraag ik ook aan de staatssecretaris.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wat is dan het tijdsgewricht? Wat is het verschil?

De heer Azmani (VVD):
Je kunt in de loop der tijd van mening veranderen. Wij vinden het belangrijk om als land gastvrij te zijn tegenover andere mensen in het belang van de tolerantie; die moet je hooghouden. Het past niet bij die gastvrijheid dat mensen die nog niet zo lang in Nederland zijn, het criminele pad opgaan. Ik vind dat onverkoopbaar. Dat is misbruik maken van de gastvrijheid.

Bij de begrotingsbehandeling van vorig jaar heb ik uitgebreid stilgestaan bij het tegengaan van de lange doorlooptijden van vreemdelingenzaken bij onder andere de rechtbank en de Raad van State, en het ontmoedigen van herhaalde aanvragen, tot woede van sommigen. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitwerking. Ik ben blij, te kunnen constateren dat de doorlooptijden het afgelopen jaar behoorlijk zijn verkort. Ik hoop dat deze dalende tendens in 2015 doorzet. Ik moedig rechtbanken aan om vaker vreemdelingenzaken buiten zitting af te doen. Dat zeg ik niet voor niets. Het wetsvoorstel voor de implementatie van de procedurerichtlijn moet nog aan de orde komen in de Kamer. Daarin zijn ook wettelijke termijnen opgenomen. Volgens mij ligt daar nog een grote uitdaging.

Het laatste onderdeel van mijn inbreng, dat niet het minst belangrijke is, wil ik graag besteden aan een Nederlands migratiebeleid dat kan bijdragen aan een grotere koek voor iedereen. Een onderdeel dat ik steevast bespreek in de migratiedebatten, in tegenstelling tot vele anderen, is het aantrekken van toptalenten: bijzondere vakmensen, wetenschappers, briljante onderzoekers en vermogende vreemdelingen. Als Nederland wil blijven meedoen met de sterkste economieën en op zijn minst de welvaart voor iedereen wil behouden, is dit absoluut noodzakelijk. Niet alleen het continent Europa, maar ook de lidstaat Nederland blijft hierin achter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide schriftelijke beantwoording op de schriftelijke vragen die ik hierover heb gesteld. Uit de antwoorden blijkt dat er nog nauwelijks gebruikgemaakt wordt van bijvoorbeeld de Europese bluecardregeling die wij in dat kader kennen. Met de kennismigrantenregeling gooien wij ook geen hoge ogen, al is het gebruik daarvan wel toegenomen in 2013 ten opzichte van 2012. Bovendien heb ik de staatssecretaris er afgelopen maand nog op gewezen dat ik het hoogst verontrustend vind dat 80% van de aanvragen voor de zelfstandigenregeling wordt afgewezen, mede door het advies van de RVO, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Ik krijg kritiek te horen over deze instantie, die ressorteert onder Economische Zaken. Zij zou te behoudend zijn en de Nederlandse markt willen afschermen. Is de staatssecretaris bereid, hiernaar te kijken? 80% is echt te veel. Dat valt niet te rijmen met andere afwijzingspercentages als je kijkt naar de toelatingsgronden.

Het is de VVD geweest die het afgelopen jaar heeft ingezet op een nieuwe regeling, de start-upregeling, om whizzkids aan te trekken. Dit kan leiden tot innovatie en grote bedrijven en daarmee ook tot werkgelegenheid voor Nederland. Ik begrijp uit de schriftelijke beantwoording dat de regeling per 1 januari 2015 in werking zal treden. Gaat dit lukken? Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen om deze regeling na een jaar, bijvoorbeeld voorafgaand aan de volgende begrotingsbehandeling, te evalueren?

Zoals blijkt uit de antwoorden op mijn vragen over de regeling vermogende vreemdelingen, die ongeveer een jaar geleden in werking is getreden, wordt er weinig gebruikgemaakt van deze regeling. Om precies te zijn, zijn er nul vergunningen verleend. Eén iemand heeft blijkbaar een vergunning aangevraagd, maar heeft dat niet verder doorgezet. Het resultaat is natuurlijk zeer onbevredigend, want er zijn wel genoeg mensen met vermogen die in Nederland willen investeren. Ik heb al eerder kanttekeningen geplaatst bij de aantrekkelijkheid van deze regeling. Ook hier zijn we te voorzichtig en missen we de boot. Daarom geef ik de staatssecretaris de volgende suggesties mee.

1. Beperk de regeling niet tot investeringen in innovatie, maar geef de investeerder meer keuzevrijheid. Laat de investeerder enerzijds investeren in innovatie of het creëren van werkgelegenheid en anderzijds in bijvoorbeeld onroerend goed. 2. Verruim de periode voor verblijf in het buitenland. Nu geldt een termijn van maximaal acht maanden voor verplaatsing van het hoofdverblijf, terwijl eigenlijk niet duidelijk is welk doel deze voorwaarde dient. 3. Spreek ook de verwachtingen uit als mensen eenmaal een verblijfsvergunning hebben op deze grond. Het kan niet zo zijn dat zij door toedoen van beleidswijzigingen geen recht hebben op verlenging als nog steeds aan de oorspronkelijke voorwaarden wordt voldaan. 4. Onderzoek alternatieven voor de accountantsverklaring. Mij is ter ore gekomen dat accountants erg terughoudend zijn in het afgeven van deze verklaringen. Mijn vraag is hoe dit in andere landen is geregeld. Kunnen banken bijvoorbeeld een rol hierin spelen? 5. Kijk kritisch naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Zouden ondernemers ook een rol kunnen spelen bij het beoordelen van de aanvraag van een vermogende vreemdeling? Kortom: is de staatssecretaris bereid om deze suggesties serieus in overweging te nemen en de Kamer hierover te informeren?

We kunnen niet achter de feiten aanlopen en we kunnen het debat niet laten overheersen door het asielbeleid. Wanneer een samenleving blijvend kan concurreren met de sterkste economieën van de wereld zal er een voedingsbodem ontstaan voor tolerantie in plaats van intolerantie. Voorzitter. Hiermee beëindig ik mijn eerste termijn.

De heer Schouw (D66):
De afgelopen maanden is in de Kamer veel gesproken over extra opvang van de schrijnende gevallen. Dat zijn er ongeveer 250, die extra moeten worden opgevangen. Vanmorgen hebben we in de krant gelezen dat het kabinet dat niet van plan is. Tot mijn grote verbazing liet de Partij van de Arbeid vanmiddag weten dat ze dat wel een goed standpunt vindt. Nu is mijn vraag aan de heer Azmani of de afgelopen dagen hierover is gesproken tussen de VVD en de Partij van de Arbeid.

De heer Azmani (VVD):
Ik spreek altijd met de Partij van de Arbeid en ook met de collega-woordvoerder van de Partij van de Arbeid. Natuurlijk wordt over veel onderwerpen gesproken, ook over onderwerpen die wij vandaag behandelen, dus ook over dit onderwerp.

De heer Schouw (D66):
Voor de oppositiepartijen, die dus niet bij die gesprekken waren, kwam dit vanochtend als een duveltje uit een doosje. Ik prijs de heer Azmani voor zijn openheid dat dit kennelijk niet het geval was voor de coalitiepartijen. Het is dus afgesproken tussen de VVD en de Partij van de Arbeid. Dan is mijn vervolgvraag wat de Partij van de Arbeid ervoor heeft teruggekregen.

De heer Azmani (VVD):
Ik weet niet welke suggesties of insinuaties de heer Schouw doet. Ik geef alleen aan dat ik met mijn collega-woordvoerder van de Partij van de Arbeid-fractie, mevrouw Kuiken, spreek over heel veel onderwerpen aangaande het asielbeleid. Natuurlijk spreek je ook over hervestigingszaken. Dat er achter de schermen een dealtje zou zijn gesloten of een tegenbod zou zijn gedaan of wat dan ook wat de heer Schouw suggereert, werp ik verre van mij.

De heer Schouw (D66):
Dan gaan we de komende weken kijken wat het tegenbod is, want dat ontdekken we natuurlijk vanzelf. Ik vind het wel belangrijk — dat is ook goed voor het functioneren van de Kamer — om te weten dat er dus afspraken zijn gemaakt tussen de Partij van de Arbeid en de VVD over de cruciale motie van de heer Voordewind, die nu ook naar de interruptiemicrofoon komt. Die motie wordt dus niet uitgevoerd, waarvan akte.

De heer Azmani (VVD):
Ik begrijp het frame dat de heer Schouw hanteert. Ik geef alleen aan dat ik met de woordvoerder van de Partij van de Arbeid altijd heel veel onderwerpen aangaande het vreemdelingenbeleid bespreek. Natuurlijk komt ook dit onderwerp aan de orde, maar ik werp verre van mij dat er op dit punt een deal gesloten zou zijn. Het getuigt wel van realiteitszin om te kijken naar de huidige uitdagingen. Er zijn ruim 8.000 Syriërs in Nederland, van wie een deel wordt opgevangen door het COA, ondanks het feit dat ze statushouder zijn. Er staan op dit moment geen woningen voor hen klaar. Ze blijven dus in die COA-voorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan de IJsselhallen in Zwolle. Dan getuigt het niet van realiteitszin om te zeggen: we gaan 250 Syriërs extra uitnodigen om naar Nederland te komen en die gaan we direct in een huurwoning zetten.

De voorzitter:
We zullen dat debat hier nu niet voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
We zullen zien wat er gebeurt de komende dagen. Toen de strafbaarstelling van illegaliteit onder druk van de oppositie, ook van de ChristenUnie, van tafel ging, werd er ook een konijn uit de hoge hoed getoverd. We zullen het dus afwachten.

Mijn vraag gaat over "bed, bad, brood". Daar hebben we inderdaad eerder met elkaar over gesproken. Het nieuwe punt is dat de VVD een opening heeft gegeven om, als het Comité van Ministers hierover uitspraak heeft gedaan, daar mogelijk uiting aan te geven. Ik kreeg toen niet de tijd om deze vraag te stellen. Wat zou die opening kunnen zijn?

De heer Azmani (VVD):
Dit debat hebben we vorige week met elkaar gevoerd. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat het huidige beleid staand beleid is. Ik vind het een slecht signaal, maar ik heb ook aangegeven dat ik wel geïnteresseerd ben in wat het Comité van Ministers ervan vindt. Die aanbeveling van het Europees Comité voor Sociale Rechten is niet gericht aan een van de verdragspartijen, maar aan het Comité van Ministers. Ik heb al gezegd dat de Commissie, juridisch gezien, meer een politiek statement heeft gegeven in plaats van dat er werkelijk is bekeken of het Europees Sociaal Handvest ook van toepassing is op mensen die geen legale status hebben in een van de landen die zijn betrokken bij het verdrag.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, we gaan die discussie hier niet …

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb één opmerking gemaakt, voorzitter. Ik ben heel bescheiden geweest.

De voorzitter:
Ga uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Kan ik dan wel concluderen dat die opening ook daadwerkelijk iets gaat voorstellen? De heer Azmani zegt: we laten een opening. Mag ik er dan ook van uitgaan dat, als die uitspraak er is, er ook gehoor aan gegeven zal worden?

De heer Azmani (VVD):
Ik heb al aangegeven dat het huidige beleid staand beleid is. Er is een slecht signaal afgegeven. Ik heb enorme twijfels over de juridische houdbaarheid van een dergelijke uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Het is niet gericht aan ons. Het is gericht aan het Comité van Ministers. Ik ben heel erg benieuwd naar het oordeel van het Comité van Ministers.

De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, hebt u een nieuw punt?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ja, ik heb een interruptie, voorzitter.

De voorzitter:
Ga uw gang.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Hoe kijkt de VVD aan tegen de positie van de Kamer? Als het mogelijk is om met de staatssecretaris en twee regeringspartijen een deal te sluiten die indruist tegen een Kameruitspraak … Ik zie dat de heer Azmani nee schudt. Is dat niet zo? Ik vraag de heer Azmani om mij uit te leggen wat er dan wel aan de hand is.

De heer Azmani (VVD):
Ik heb dit al eerder gezegd, maar ik weet niet wat … Ik zal het maar niet zeggen. Ik heb al een paar keer aangegeven dat er geen sprake is van een deal tussen mevrouw Kuiken en mij. Ik werp dat dus ook verre van mij.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp dat de VVD het steunt als die motie gewoon wordt uitgevoerd.

De heer Azmani (VVD):
Die motie is ruim een jaar geleden ingediend, op 12 september 2013 om exact te zijn. Ik heb net gezegd dat het, gelet op het tijdsgewricht, de problemen en de uitdagingen waar deze staatssecretaris voor staat, niet van realiteitszin getuigt om te zeggen: we gaan op dit moment nog 250 extra Syriërs opnemen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het is dus gewoon een toevalligheid? De motie kan dus niet worden uitgevoerd omdat het nu even niet uitkomt? Er is geen overleg geweest en toevallig wordt dit nu zo aangekondigd? Het is dus allemaal bij elkaar een grote toevalligheid?

De heer Azmani (VVD):
Volgens mij heb ik genoeg antwoorden gegeven.

De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Namens de CDA-fractie begin ik mijn inbreng met een dankwoord aan de medewerkers van het ministerie van Veiligheid en Justitie voor de wijze waarop er van de zomer is gehandeld in het kader van de ramp met MH17. Veel ambtenaren hebben heel hard gewerkt en ook doorgewerkt in de weekenden en 's nachts. Dank daarvoor.

Dan kom ik te spreken over de begroting die vandaag aan de orde is. De CDA-fractie is het debat met deze bewindspersonen de afgelopen twee jaar altijd met open vizier aangegaan en dat doen we nu ook. Wat goed is, kan op steun rekenen, wat niet goed is, kan dat niet. Het vizier van de CDA-fractie is namelijk gericht op een veiliger samenleving, met voldoende ruimte voor de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de reclassering om iedere dag uitvoering te geven aan hun taken. Die ruimte is momenteel te beperkt. Het CDA heeft dan ook in zijn tegenbegroting 100 miljoen extra uitgetrokken voor veiligheid. Dat vormt de basis vandaag voor concrete voorstellen bij deze begroting.

Met een veilige samenleving als uitgangspunt voor dit debat, richt de CDA-fractie zich op drie punten. Ten eerste. De veronderstelde daling van de criminaliteit vertaalt zich niet naar een veiliger gevoel in de samenleving. We hebben collega Dijkhoff dit net ook al horen zeggen over zijn eigen casus. Ten tweede. De minister heeft dit jaar zijn begroting niet op orde. Ten derde. Nieuwe bezuinigingen zijn funest voor een veiliger Nederland in 2015.

Ik begin met de onveiligheidsgevoelens. De minister van Veiligheid en Justitie schermt graag met positieve cijfers. Begrijpelijk. "We liggen op koers", roept hij dan trots. Zo werd bijvoorbeeld in het CBS-rapport Criminaliteit en rechtshandhaving geconcludeerd dat de criminaliteit in Nederland daalt. Op zich is dat mooi nieuws, waar we heel blij mee zouden moeten zijn. Echter, als je goed naar de cijfers kijkt, zie je de truc: tegenwoordig worden bij woninginbraken de schuurtjes, bijgebouwen en garages niet meegeteld. Dat geeft een vertekening van het beeld. Het lijkt alsof we alle verkeersongelukken in Nederland tellen, behalve die binnen de bebouwde kom. Het gevolg van minder criminaliteit zou bovendien moeten zijn dat Nederlanders zich veiliger voelen. Echter, sinds 2010 en 2011 is het veiligheidsgevoel nagenoeg hetzelfde gebleven. Vier op de tien Nederlanders voelen zich weleens onveilig in dit land. In 2013 is het percentage ten opzichte van 2012 zelfs licht gestegen. Ook het vermijdingsgedrag, waarbij mensen dingen laten uit angst, is gestegen.

Op het punt van de relatie tussen de daling van de criminaliteit en de ervaringen van burgers vallen twee dingen op. Ten eerste worden er minder zaken waarvan aangifte is gedaan, opgelost. In 2013 werd in totaal nog geen kwart opgelost. Om precies te zijn, bedroeg het percentage opgeloste zaken 22,4. Hoe verhoudt dit ophelderingspercentage zich tot de veronderstelde daling van de criminaliteit in het algemeen? Het tweede punt dat opvalt, is dat de meldingsbereidheid en de aangiftebereidheid onder de loep liggen. Ook dit zegt veel over het vertrouwen dat burgers in de overheid hebben waar het het oplossen van criminaliteit betreft. De cijfers aangaande melding en aangifte blijven laag. Van alle geweldsdelicten, vermogensdelicten en vandalismegevallen bij elkaar, werd in 2013 slechts in 38% melding gemaakt bij de politie. Van slechts 28% van die zaken werd uiteindelijk aangifte gedaan. Dat werpt toch een ander licht op de zaak. Ik wil graag van de minister weten wat hij hier nu mee gaat doen. Het is immers belangrijk dat er vertrouwen is in de overheid.

Collega Dijkhoff begon al over jihadisme. Dat is natuurlijk een van de belangrijkste veiligheidsproblemen in Nederland. Syrië bevindt zich op ruim 4.000 kilometer van Nederland, maar de dreiging lijkt soms heel dichtbij. Ik doel dan op de toenemende radicalisering. We hebben het hier in de Schilderswijk gezien, het afreizen van jonge mannen, vrouwen en kinderen naar Syrië en het gevaar van de teruggekeerde strijders. Onze fractievoorzitter, Sybrand Buma duidde deze mensen eerder aan als "tijdbommen in onze samenleving".

De regering is pas laat wakker geschrokken en heeft zich laten overrompelen door de toenemende radicalisering, want inmiddels was de AIVD al bijna ontmanteld. Nog steeds is het teleurstellend dat de regering niets doet met de oproep van het CDA om de verheerlijking van geweld en terreur strafbaar te stellen. Ik vraag vandaag nogmaals aan de minister om daarnaar te kijken met het CDA en de handschoen op te nemen. Het is namelijk echt een groot probleem, zo blijkt ook uit de dreigingen die regelmatig worden geuit aan het adres van zowel bekende Nederlanders als gematigde moslims. Collega Marcouch van de PvdA noemde in de media al de Amsterdamse jongerenimam Yassin Elforkani, maar er zijn meer voorbeelden bekend, zoals in Eindhoven Ibrahim Wijbenga, die al heel lang dreigementen ontvangt en daar openlijk over praat. Toenemende radicalisering moet als hoogste veiligheidsprioriteit worden aangemerkt. Hoe houden wij zicht op radicalisering en terreurdreiging in eigen land? Hoe treden wij adequaat op?

De CDA-fractie vreest dat de regering onvoldoende zicht heeft op de teruggekeerde jihadstrijders. Alleen al in Den Haag lijken tientallen van die mannen te verblijven. In dat kader vraag ik aandacht voor de AIVD. Daar zijn de afgelopen twee jaar veel mensen vertrokken door bezuinigingen, vaak de beste mensen. Die gaten worden nu opgevuld door heel goede politiemensen, maar daardoor valt er weer een gat bij de politie. Het ene gat wordt met het andere gat gevuld. Het CDA vraagt zich dan ook af of dit "strategisch veiligheidsbeleid" genoemd mag worden. De CDA-fractie vindt het goed dat de bezuinigingen op de AIVD deels zijn teruggedraaid — dat verdient ook een compliment — maar netto, onder de streep, wordt er nog steeds bezuinigd in plaats van geïnvesteerd. Houdt de regering ruimte om hiervoor het komende jaar meer geld vrij te maken, als het huidige potje onvoldoende blijkt te zijn en als de noodzaak daartoe aanwezig is?

Het zijn harde woorden van mijn fractie, maar wij hebben toch de indruk dat de minister zijn eigen begroting niet op orde heeft. Dat werd vorige week al een beetje zichtbaar tijdens het wetgevingsoverleg Politie. Ik kom daar verder niet op terug, maar ook daar lijkt het moeilijk te lopen. Dit beperkt zich niet alleen tot de reorganisatie van de politie. De meerderheid van de aangekondigde wetsvoorstellen die bezuinigingen moeten opleveren, is vertraagd of kan niet op meerderheden rekenen. Het wetsvoorstel ten aanzien van de elektronische enkelband is bijvoorbeeld al afgeschoten; ik hoop niet dat u dit onparlementair vindt. Verder staan er nog een heleboel andere wetsvoorstellen op de tocht: wetsvoorstellen over de verhoging van de griffierechten, de rechtsbijstand, de eigen bijdrage aan het strafproces, de eigen bijdrage aan detentie en de doorberekening van de kosten van toezicht en tuchtrecht. Het is onzeker wat er met al deze wetsvoorstellen gaat gebeuren.

Ik noem ook een ander dossier waarmee Justitie zich de laatste twee jaar intensief heeft beziggehouden, het kansspeldossier. Van alle voorstellen die de bewindspersonen de afgelopen twee jaar op de Kamer hebben afgevuurd, is dit wat ons betreft het grootste rommelwerk. De CDA-fractie vindt het verontrustend dat klaarblijkelijk twee jaar aan het wetsvoorstel is gewerkt en dat er vervolgens weinig uit af te lezen is. Zo is veel onduidelijk en wordt er op belangrijke onderdelen maar liefst 115 keer verwezen naar uitwerking in lagere regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van verslavingszorg, iets waarover iedereen zich toch heel druk maakt. Waarom besteedt de staatssecretaris zo veel tijd, aandacht en geld aan dit dossier terwijl Nederland geconfronteerd wordt met complexe veiligheidsvraagstukken? Waar ligt de prioriteit? Welke keuze maakt de staatssecretaris?

Ik vraag dat niet alleen aan de staatssecretaris, maar ook aan de minister ten aanzien van zijn project ter modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het gaat in totaal om negentien wetsvoorstellen. Dat kunnen stuk voor stuk best nuttige voorstellen zijn en als oud-rechter snap ik ook heel goed dat ze ingediend worden, maar de vraag is: moet dat nu, in een tijd waarin het OM en de rechtspraak voor grote opgaven staan? In de brief van 21 november jongstleden geeft de minister bovendien aan dat het hele project nog weer eens een jaar vertraging heeft opgelopen. Het had al een jaar vertraging opgelopen, maar er komt nog een jaar bij. Alles is pas in 2017 afgerond. Ik vraag de minister om dit project tijdelijk in de koelkast te zetten.

Ik kom terug op de gebrekkige steun voor tal van voorstellen in het parlement, waarmee ik niet alleen de Tweede Kamer, maar ook de Eerste Kamer bedoel. Hoe komt dat? Kan de minister dit voor ons verklaren? Welke gevolgen hebben de vertragingen van de geplande bezuinigingen? Kan de minister bevestigen dat het in 2015 om een bedrag van bijna 100 miljoen gaat? Gaat de minister dat corrigeren in de Voorjaarsnota 2015? Ik verzoek de minister en de staatssecretaris om ten aanzien van de zojuist genoemde wetsvoorstellen een overzicht te geven van de hoogte van de precieze bezuinigingen die hierdoor in 2015 en de jaren daarna niet gerealiseerd worden. Dat betekent namelijk dat wij nog meer moeten bezuinigen of gaten moeten opvullen.

Het derde punt dat ik had aangekondigd betreft de bezuinigingen op veiligheid, die funest zijn. In het afgelopen jaar hebben alle grote uitvoeringsinstanties de noodklok geluid. Dat geldt voor het Openbaar Ministerie en in het bijzonder de rechtspraak, die dit niet snel doet. Het geldt ook voor de reclassering, DJI, de Raad voor de Kinderbescherming, het NFI en noem ze maar op. Al deze organisaties worden in 2015 opnieuw gekort nadat er in 2014 al forse bezuinigingen geweest zijn. Tel daarbij op dat die organisaties in 2015 al rekening moeten houden met de ingeplande bezuinigingen voor 2016: 124 miljoen. Een goed samenwerkende keten dreigt afgebroken te worden. Dat bracht mij net op mijn onparlementaire opmerking.

Ik vraag nu specifiek aandacht voor het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de reclassering. Zij hebben het op dit moment het zwaarst. Opmerkelijk is dat de rechtspraak minder gefinancierd krijgt dan de geraamde capaciteitsbehoefte. Dat betekent dat de druk binnen de rechtspraak verder zal toenemen in 2015. Collega Van Nispen zei het al heel treffend. Graag horen wij van de minister welke verwachtingen hij op dit punt heeft van de rechtspraak. De Raad accepteert een negatieve begroting als de kwaliteit in het gedrang komt, zo schrijft de minister in antwoorden op de vragen. De vraag is echter: moet de minister het zover laten komen dat de kwaliteit in het gedrang komt? Wordt er wel met elkaar gesproken? Zowel de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak als de minister spreekt via de media. De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak spreekt over overbelasting, de minister over piekbelasting. Wij weten wel wat het verschil is. Dat duidt op een verschillende kijk en visie op de kwaliteit van het werk. Ik krijg graag een reactie van de minister.

De grenzen van de bezuinigingen zijn wat het CDA betreft nu echt bereikt. De eerste tekenen aan de wand werden al in 2013 duidelijk, toen door de voorzitter van het College van procureurs-generaal werd aangegeven dat het Openbaar Ministerie tegen zijn grenzen aanliep. Het was toen ongebruikelijk dat een voorzitter van een college dergelijke uitspraken deed. Ook zei het Openbaar Ministerie dat het plafond van het aantal strafrechtelijke onderzoeken in kwantitatieve zin was bereikt. De minister wuifde dat vorig jaar weg en wij konden alleen maar daarnaar kijken. In 2014 zijn de werkvoorraad en de druk echter alleen maar groter geworden. Kan de minister met droge ogen zeggen dat het OM nog in balans is? Ik vraag hem daarbij ook te betrekken wat vanochtend in Wakker Nederland werd besproken. Het Openbaar Ministerie werd in 2013 maar liefst 707 keer niet-ontvankelijk verklaard tegen 414 keer in 2009. De minister keert elk jaar 11,8 miljoen uit wegens onrechtmatige detentie. Al dit soort zaken duidt op fouten. Hoe gaat hij dit terugdringen? Hoe gaat de minister voorkomen dat het Openbaar Ministerie fouten gaat maken vanwege de toegenomen werklast en de toenemende bezuinigingen?

Het Openbaar Ministerie staat voor forse opgaven. Het heeft minder budget en moet in 2015 los van de eerder opgelegde taakstellingen 27 miljoen extra bezuinigen onder het mom van een doelmatigere strafrechtketen, maar die keten wordt uitgehold. Ik vraag de minister dan ook om deze bezuinigingen terug te draaien. Een organisatie die niet goed loopt, moet je niet nog eens extra korten, want dan gaat het fout.

Verder is de CDA-fractie van mening dat het budget voor personeel en materieel niet mag worden verlaagd met 20 miljoen. Zorg er nu voor, zeg ik tegen de minister, dat er genoeg mensen en middelen blijven voor het Openbaar Ministerie. De minister kan niet meer prioriteiten geven maar minder mensen ter beschikking stellen. Laten wij ervoor zorgen dat het Openbaar Ministerie in deze moeilijke tijden gewoon zijn werk kan doen. Dan kunnen wij later bekijken hoe wij efficiënter met die organisaties omgaan.

Het probleem bij de reclassering is heel zichtbaar. De vraag naar reclasseringsproducten neemt toe, maar ook in 2015 worden miljoenen extra bezuinigd. De grootste reclasseringsorganisatie, Stichting Reclassering Nederland, moet het met bijna 12 miljoen minder doen. De toegenomen vraag is een gegeven. Het komt ook voort uit maatschappelijke en politieke wensen. Wij hebben er in de Kamer vaak over gesproken dat wij het belangrijk vinden dat er begeleiding en toezicht komt, zeker in bijzondere gevallen zoals bijvoorbeeld bij die zedendelinquenten. Het wetsvoorstel inzake langer toezicht houden op bepaalde ex-gedetineerden is afgelopen jaar is aangenomen. Dat vraagt om extra inspanningen van de zijde van de reclassering. Echter, de reclassering geeft zelf aan dat als de middelen niet meegroeien, aan andere onderdelen van toezicht minder uren besteed kunnen worden. De CDA-fractie is daar bezorgd over, want uiteindelijk kan de samenleving verminderd toezicht weer als een klap in het gezicht terugkrijgen, de bekende boemerang: terugval van gedetineerden die opnieuw strafbare feiten plegen en slachtoffers maken in de samenleving. Reclasseringsmedewerkers werken zich nu een slag in de rondte om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten niet toenemen, maar het is geen structurele oplossing. Wij hebben dat ook al eerder bij de rechtspraak gezien. Is de staatssecretaris bereid om de bezuiniging op de reclassering voor 2015 terug te draaien?

Druk op de strafrechtketen is ook zichtbaar in de laatste schakels van de keten, namelijk de gevangenissen en de reclasseringsinstanties. Het frustreert dat de staatssecretaris zo weinig flexibiliteit toont in de uitvoering van bezuinigingen in het gevangeniswezen. Dat geldt zeker voor de bezuinigingen in het jeugdgevangeniswezen, met name in Amsterdam. Dat is hier al eerder genoemd. Het CDA vraagt de staatssecretaris hoe hij zich het komend jaar gaat inzetten voor behoud van kwaliteit, werkgelegenheid en vernieuwing bij de uitwerking van het Masterplan Gevangeniswezen.

De gevangenis in Tilburg is eigenlijk exemplarisch. Erkent de staatssecretaris dat deze inrichting de minste kosten maakt per gedetineerde? Erkent de staatssecretaris dat de toekomst voor deze gevangenis onzeker is tot 2016 en dat de negatieven effecten zichtbaar zijn? Ook daar gaan de goede mensen als eerste weg. Toch doet deze gevangenis er alles aan om efficiënt en zo goedkoop mogelijk te werken. Men richt meerpersoonscellen in. Men houdt pilots gericht op het besparen op de diners, bijvoorbeeld door gedetineerden zelf te laten koken. Zij moeten ook buiten de gevangenis meer arbeid verrichten, waardoor de gevangenis weer inkomsten genereert. Kan de staatssecretaris bevestigen dat er geen geld gereserveerd is voor de sluiting van deze gevangenis in de totale frictiekosten in de begroting omdat, zo stelt de regering zelf, deze gevangenis officieel geen sluitende inrichting is, maar wel krimpend? We hebben het in de Kamer over "krimpregio's" en "krimpgevangenissen". Ik hoor graag een reactie. De boekhouders in vak-K lijken weleens vergeten te zijn dat ze ooit crimefighters waren.

Ik kom op de bestrijding van de drugscriminaliteit. Daarbij kijk ik stiekem al even naar de woordvoerders van D66. Op dit vlak is er nog een wereld te winnen voor de opsporingsdiensten. Net als mijn collega van de Socialistische Partij stel ik namens het CDA voor, de Opiumwet te verruimen à la de Wet wapens en munitie. Als je een honkbalknuppel in je auto hebt liggen als je het uitgaanscircuit ingaat, zijn de feiten en omstandigheden volgens de Wet wapens en munitie zodanig dat het bezit van die honkbalknuppel strafbaar wordt. Hetzelfde zou kunnen gelden voor het bezit van ingrediënten voor synthetische drugs onder bepaalde omstandigheden. Natuurlijk is het bezit van die stoffen niet onder alle omstandigheden strafbaar, maar wel als het fout is. Laten we daar nu eens met elkaar aan gaan werken. Geef politiemensen de ruimte om wat ze aantreffen als verdacht aan te merken als de omstandigheden daar aanleiding toe geven. Is het kabinet bereid om via die algemene strafbaarstelling in de Opiumwet de productie van synthetische drugs terug te dringen, waardoor men niet meer constant achter de feiten aan hoeft te lopen? Ik hoor graag een reactie van de bewindslieden.

De heer Recourt (PvdA):
Op welke omstandigheden doelt de heer Oskam?

De heer Oskam (CDA):
Vanochtend heb ik in de krant gezet dat als een boer de muur van zijn boerderij met zoutzuur schoonmaakt, hij natuurlijk niet strafbaar is. Iemand zou echter wel strafbaar moeten zijn als hij bijvoorbeeld antecedenten heeft op het gebied van drugscriminaliteit, en als hij in een busje rijdt waarin hij ingrediënten vervoert waarmee je volgens het NFI synthetische drugs kunt maken, terwijl er bijvoorbeeld ook nog eens een laboratorium wordt aangetroffen, dat misschien op dat moment niet in gebruik is. Als je al die punten bij elkaar optelt, zou je redelijkerwijs kunnen aannemen dat de vervoerde ingrediënten, gelet op de feiten en omstandigheden, voor geen ander doel bestemd zijn dan het maken van synthetische drugs. Dat is het idee dat hierachter zit.

De heer Recourt (PvdA):
Het einde is al strafbaar. Het hebben van een laboratorium dat moet worden ontmanteld door de politie, is allang strafbaar. Dat wordt al aangepakt.

De heer Oskam (CDA):
Ja.

De heer Recourt (PvdA):
Belanden we op deze manier niet in een enorm mijnenveld? Leidt dit niet tot een hobbelige weg, waarbij discussies moeten worden gevoerd over de vraag of de stoffen nu bedoeld zijn om een muur schoon te maken, of voor iets anders? Is het strafrecht daar wel voor bedoeld? Zijn we op die manier niet eigenlijk eerder nog meer belemmeringen aan het opwerpen, dan dat we een efficiënte aanpak aan het organiseren zijn?

De heer Oskam (CDA):
Ik geef graag een ander voorbeeld. In de wereld van de vuurwapens zijn er nabootsingen. Fabrikanten maken wapens na. Voordat ze strafbaar kunnen worden gesteld, moeten die dan op een lijst komen te staan. Met zo'n nagebootst wapen kun je echter natuurlijk wel een overval plegen, ook al staat dat nagebootste wapen niet op die lijst. Datzelfde geldt voor ingrediënten voor synthetische drugs. We hebben het in het verleden in dat kader over apaan gehad, maar er zijn ook andere stoffen waar je eigenlijk alleen maar synthetische drugs van kunt maken. Die staan niet op die lijst. De politie weet dat het bij die stoffen foute boel is, maar zij kan niets doen. Dat is frustrerend. Daarom stellen de Socialistische Partij en het CDA voor om daar eens goed naar te kijken. We zeggen niet dat het werkt, maar we willen het wel gaan onderzoeken.

De voorzitter:
Mevrouw Berndsen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter, …

De voorzitter:
Nee, ik sta u geen interruptie toe. U hebt er vijf gekregen, alle anderen drie. Mevrouw Berndsen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Volgens mij is dit een wetgevingsoverleg zonder beperkingen op het aantal interrupties en ik meld mij voor een interruptie. We hebben niet afgesproken dat we maximeren op vijf. Daar heb ik in elk geval niet mee ingestemd.

De voorzitter:
Nee, we hebben niks afgesproken. Ik heb gezegd dat ik voorstander ben van debat, maar dat ik ingrijp in verband met de tijd als het te veel uit de hand loopt. Dat doe ik nu. Mevrouw Berndsen, ga uw gang.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zou hier een punt van orde van willen maken.

De voorzitter:
Dat moet u vooral doen. We hebben met z'n allen afgesproken dat we niet midden in de nacht willen eindigen. U hebt er als enige voor gekozen om vijf keer te interrumperen. Nu zeg ik: we zijn er. Vandaar dat ik het woord geef aan mevrouw Berndsen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Toch een punt van orde: als u mij van tevoren had gezegd dat ik er maximaal vijf had, had ik ze kunnen verdelen. Ik ben er van uitgegaan dat er maximaal geïnterrumpeerd mag worden bij een wetgevingsoverleg. Nu pas, nu ik hier met deze vraag sta, hoor ik dat ik bij anderen, in de rest van de eerste termijn, helemaal niks meer mag zeggen. Dat vind ik niet terecht. Als we dat van tevoren hadden afgesproken, dan had ik mijn interrupties anders gedoseerd.

De voorzitter:
Dat is een kleuterklas. Ik heb gezegd dat ik het debat niet doodsla. Ik heb van tevoren met u allen afgesproken: houd rekening met de tijd; houd rekening met uw interrupties. Als u daar niet mee om kunt gaan, dan is dat niet mijn probleem. We moeten echt een beetje op de tijd letten en niet midden in de nacht uitkomen. Ik zit hier om daarop te letten. Ik heb van tevoren met u allen gesproken. We hebben dit als volwassen mensen besproken; u stond daarbij. Dit kost bovendien ook allemaal weer tijd. Er is gewoon een eind aan wat aan interrupties kan worden toegestaan. Meer in algemene zin: de voorzitter staat interrupties toe en er staat nergens dat hij die móét toestaan. U hebt er nu vijf gehad. Het is nu klaar.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dan wil ik wel weten of vijf interrupties het maximum is voor de rest van het debat. Anders sla ik deze wel over, want ik denk dat ik nog wel meer te interrumperen heb.

De voorzitter:
Dat lijkt me een uitstekend idee.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik vind dat dit niet kan. Ik vind echt dat dit niet kan! Er zijn andere debatten geweest, vorige week bij VWS bijvoorbeeld, waar elf interrupties werden toegestaan.

De voorzitter:
Maar we hebben van tevoren afgesproken …

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Nee, we hebben niets afgesproken. Dit is echt een punt van orde. U hebt aangegeven dat u het debat niet dood wilde slaan en dat u het aantal interrupties niet wilde beperken. We zijn koud tweeënhalf uur bezig en nu wordt gezegd dat het aantal interrupties beperkt wordt. Ik vind dit geen goede gang van zaken en ik maak hier ernstig bezwaar tegen.

De voorzitter:
Daar neem ik kennis van, maar dan moet u nadien niet zeggen dat het veel te laat is geworden en dat het is uitgelopen. Ik heb u vooraf gezegd dat ik het debat niet dood wilde slaan, maar dat u met z'n allen rekening moest houden met de tijd. Daar hebt u allemaal mee ingestemd. Ik vind het zelf altijd ontzettend kleuterachtig om maxima vast te stellen, maar als u dat wenst, gaan we dat nu doen. Zegt u maar hoeveel u er wilt hebben.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik vind het erg volwassen om daar van tevoren afspraken over te maken en niet nu te schermen met de bewering dat dit een kleuterklas is.

De voorzitter:
Dat vind ik niet, want ik vind dat je daarmee het debat doodslaat. Als u vindt dat ik nu de interrupties moet maximeren tot een aantal waarmee we uit de voeten kunnen, ga ik dat doen en stel ik voor om een totaal van zeven te hanteren. Dat is meer dan gebruikelijk is. Zegt u het maar.

De heer Segers (ChristenUnie):
Mag ik daarop reageren?

De voorzitter:
Gaat uw gang.

De heer Segers (ChristenUnie):
Het zou redelijker zijn om de interrupties in tweeën of in drieën te laten gaan. Dat is een maximering waarmee wij beter uit de voeten kunnen dan met de uitspraak dat wij bij vijf moeten stoppen. Dat betekent namelijk dat sommigen van ons na het CDA bij niemand meer kunnen interrumperen. Dat slaat het debat echt dood en het komt ook de kwaliteit van de begrotingsbehandeling niet ten goede.

De voorzitter:
Dat had u toch ook allemaal kunnen bedenken toen we hier afspraken dat we allemaal een beetje zouden opletten dat het niet al te laat zou worden?

De heer Schouw (D66):
Mag ik een pragmatisch voorstel doen? We laten onze CDA-collega deze ronde afmaken, daarna hebben we een schorsing en voor de schorsing bespreken we even met u hoe we het de rest van de avond doen.

De voorzitter:
Maar dan behoud ik mij wel het recht voor om daarna hetgeen er besproken is, in deze openbare vergadering eerst te melden om latere misverstanden te voorkomen. Ik neem dat graag over.

Mijnheer Oskam, ga uw gang.

De heer Oskam (CDA):
We waren bij de synthetische drugs gebleven. Een treffend voorbeeld van overlast van georganiseerde drugscriminaliteit vormen de dumpingen van drugsafval in Zuid-Nederland. De regering is niet bereid gemeenten en provincies financieel tegemoet te komen voor het opruimen van de puinzooi die criminelen achterlaten, dus komt de rekening bij gemeenten, grondeigenaren en uiteindelijk bij de belastingbetaler in de betreffende gemeente terecht. De betrokken bewindspersonen, ook die van Infrastructuur en Milieu, kijken ernaar, wijzen naar elkaar, maar doen niks. Daarom wil ik van de minister weten wat hij nu gaat doen aan deze financiële onrechtvaardigheid voor de lagere overheden.

De kloof tussen de lagere overheden en de minister wordt ook zichtbaar in de afschaffing van de zogenaamde pv-vergoeding. Gemeenten raken nu voor ongeveer 13,5 miljoen aan inkomsten kwijt, waarmee ze een deel van de handhaving in de openbare ruimte financieren. Uiteindelijk loopt het ministerie dan ook inkomsten mis. Kan de minister bevestigen dat dat om zo'n 30 miljoen euro per jaar gaat? Ik ontvang graag een reactie van de regering en ook wil ik graag weten hoe het overleg met de VNG is afgelopen.

Voordat de minister een definitieve beslissing neemt over het afschaffen van die pv-vergoeding — de VVD heeft er ook al iets over gezegd — zou ik graag willen dat hij onderzoek doet naar de gevolgen hiervan. Er zijn namelijk een aantal burgemeesters die zeggen dat de toezichthouders er helaas uit moeten als de gemeenten geen geld meer krijgen. Die mensen kunnen niet makkelijk aan een baan komen. Hoeveel ontslagen gaan hieruit volgen? Welke gevolgen heeft dit voor het veiligheidsbeleid van de diverse gemeenten en wat betekent het voor de werklast van de politie in de gemeenten als er geen toezichthouders meer zijn? Graag krijg ik een toezegging van de minister dat hij dit punt gaat uitzoeken.

De categorie vrijwilligers is een belangrijke categorie in de veiligheidsketen. Zij krijgen minder vaak aandacht dan de professionals. Een van die groepen is de groep mentoren. Dat zijn mensen die worden benoemd door de rechtbank om zorg te dragen voor kwetsbare burgers. Mentorschap Nederland is een organisatie die mentoren hierin ondersteunt. Mede als gevolg van de eisen die de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap stelt, heeft deze organisatie nog geen sluitende begroting voor het komende jaar. Zowel VWS als Veiligheid en Justitie bekostigen dit. Voor 2015 en 2016 is nog een bedrag van €178.000 nodig. Wil de staatssecretaris daar nog eens goed naar kijken?

Ik ga afronden. Wat ons betreft — zo wordt het ook vaak in de media gemeld en wij herkennen dat — is de glans van dit gouden duo af. De grenzen van de bezuinigingen zijn bereikt op de veiligheidsagenda van de regering. Het is tijd om weer te investeren in de veiligheid van Nederland. Het is tijd voor een realistische planning en een passende begroting. Het heeft ook met prioriteitenstelling en de agenda voor de lange termijn te maken. Ik zie uit naar de beantwoording.

De voorzitter:
Wellicht is het goed als wij even overleggen met de woordvoerders.

De vergadering wordt van 19.39 uur tot 20.26 uur geschorst.

De voorzitter:
Wij zijn voor de schorsing overeengekomen dat de leden de rest van de avond nog maximaal vijf interrupties mogen plaatsen, in tweeën. Ik vind dat jammer, maar het is de enige manier waarop we nog kunnen uitkomen met de tijd. Dat is dan bij dezen afgesproken.

Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Recourt van de Partij van de Arbeid, maar ik zie dat de heer Azmani bij de interruptiemicrofoon staat.

De heer Azmani (VVD):
Ja, voorzitter, ik heb een puntje van orde. Ik vroeg me af of het misschien handiger is dat eerst de PVV het woord voert, omdat de heer Fritsma en mevrouw Gesthuizen kennelijk vanavond bij Pauw zitten en niet bij dit debat. Klopt dat? Misschien is het dan handiger dat de PVV eerst gaat in plaats van de Partij van de Arbeid.

De voorzitter:
Ik zou als uw voorzitter niet willen faciliteren dat men het debat niet bijwoont en naar televisieprogramma's gaat. Maar misschien is het handig om de heer Fritsma zelf …

De heer Fritsma (PVV):
Het komt vaker voor dat mensen dat doen, ook de premier. Ik laat het aan de PvdA-fractie over. Het ligt bij die fractie. Als die geen bezwaar heeft tegen een omruil, is dat oké. Zelf ging ik ervan uit dat het nog wel zou lukken, maar goed. Als de PvdA zegt dat het kan, dan kan het.

De heer Schouw (D66):
Dit is een ordepunt, dus daarover wil ik namens mijn fractie een opmerking maken. Ik wil het verzoek van de heer Azmani niet honoreren. We hebben hier gewoon een debat en een volgorde, en die handhaven we.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik sluit me daarbij aan.

De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we gewoon verdergaan in de geplande volgorde.

De heer Azmani (VVD):
Ik vind dit een bijzondere gang van zaken. Normaal gesproken ben je als Kamerlid ook geïnteresseerd in de inbreng van de kleine partijen. Nou ja, we zullen het zien vanavond, maar ik vind het wel vreemd. Geeft u het woord dan maar aan de heer Recourt, voorzitter, maar ik vind het een rare gang van zaken.

De voorzitter:
Waarvan akte. Als u mensen wilt aanspreken …

Mijnheer Recourt, ga uw gang.

De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Er is het afgelopen jaar veel gebeurd wat direct heeft doorgewerkt in de Nederlandse samenleving. Het buitenland kwam heel nadrukkelijk terug in ons land met het neerhalen van de MH17 en de pro- en contra-ISIS-demonstraties, en dat is niet zonder gevolg gebleven. Als een ogenschijnlijk onschuldige discussie over Zwarte Piet grote emoties losmaakt en de media maanden domineert, moet je constateren dat er méér aan de hand is in Nederland, iets fundamentelers. En dat is dat Nederland onzeker is. Mensen voelen zich onzeker. Mensen vragen zich af of ze hier nog wel gewenst zijn. Mensen vragen zich af of ze hier nog wel veilig zijn. Dat geldt zowel voor nieuwkomers als voor mensen wier familie al eeuwenlang in Nederland woont.

Het is onze democratische rechtsstaat die de kanalen graaft waarbinnen die basale gevoelens hun loop moeten krijgen en waarmee we kunnen verbinden in plaats van uit elkaar te drijven. Onze democratische rechtsstaat is van onschatbare waarde. We kunnen vandaag bij de begroting van V en J maar een paar facetten van die rechtsstaat bespreken. Collega Marcouch zal het hebben over het bestrijden van radicalisering en over veiligheid in de wijken. Ik zeg daar meteen bij dat collega Marcouch ook het woord voert over gevangenissen, politie en buitengewoon opsporingsambtenaren. Ik zal het gaan hebben over het belangrijkste instrument van onze rechtsstaat: de wet.

Want de wet regeert in Nederland. Niets of niemand kan zich aan de wet onttrekken. In het Nederland dat de Partij van de Arbeid voorstaat, doet die wet drie dingen. De wet geeft zekerheid, de wet pakt aan en de wet stelt grenzen. Zekerheid zodat je weet wat je wel en niet kunt doen. Alleen met zekerheid investeer je, onderneem je, komen er banen bij en groeit de economie. Aanpakken om Nederland veiliger en eerlijker te krijgen, om terroristen en criminelen op te pakken, om gelijke kansen te geven en om uitbuiting te voorkomen. Grenzen stellen om onze privacy te beschermen, om onze vrijheid te waarborgen en om willekeur te voorkomen. Alle drie die punten zijn noodzakelijk en even belangrijk. Op alle drie die punten zal ik vanavond ook voorstellen doen. Het recht is namelijk meer dan een instrument om beleid uit te voeren. Het recht houdt onze waarden hoog.

Het eerste concrete punt is ons voorstel — ik doe dit samen met collega Oosenbrug — om te komen tot een wet op het dataverkeer. De Nederlandse wet beschermt de burgers niet goed genoeg wat betreft hun digitale activiteiten. Onze persoonlijke gegevens zijn niet veilig genoeg. De aanpak van cybercriminaliteit is onvoldoende effectief. Bedrijven weten niet waar zij aan toe zijn. De PvdA wil dat de wet ook in de digitale wereld burgers beschermt, bedrijven helpt en banen creëert. De huidige wet is echter bij lange na niet klaar voor de digitale samenleving van vandaag, en al helemaal niet voor die van morgen. Met de huidige wet rijden wij in een postkoets over de digitale 4G-snelweg; binnenkort 5G trouwens. Daarom wil de PvdA een alomvattende, algemene wet op het dataverkeer. Alomvattend omdat deze wet moet regelen dat mensen aan het werk kunnen in de economie van morgen en wat we van de overheid wel en niet mogen verwachten. Wat mag en wat mag niet? Alomvattend omdat deze wet moet regelen wat bedrijven met onze gegevens mogen, hoe we criminaliteit op en via internet aanpakken, om vertrouwen en duidelijkheid te geven aan burgers en bedrijven dat het in Nederland goed geregeld is, en omdat regeren vooruitzien is. Hiermee zet de PvdA de volgende stap op de digitale weg die we vorig jaar nadrukkelijk zijn ingeslagen.

Ik zal kort die elementen bespreken. Ik begin met werk. Na de Rotterdamse haven en Schiphol is Nederland groot in het opslaan en doorgeven van data: big data, big business. Met dataopslag ontstaat er werk in dataverwerking, game-industrie, dienstverlening enzovoorts. Dat zijn allemaal hoogwaardige banen voor de economie van de toekomst. Je hoeft geen glazen bol te hebben om te zien dat dit groter en groter gaat worden. Laten we onze wetgeving daarom transparant en toekomstgericht maken, zodat bedrijven weten waar zij aan toe zijn. Met dit vertrouwen zullen zij nog sneller voor Nederland als vestigingsland kiezen. Er zijn namelijk kapers op de kust. Veel landen zien de enorme potentie van deze industrie. Recentelijk heeft Google besloten een groot datacentrum te bouwen in de Eemshaven. Dat is goed nieuws, want werkgelegenheid in een kwetsbare regio vindt de PvdA heel belangrijk.

Dan kom ik op cybercrime. De politie moet boeven kunnen vangen, ook als die boeven gebruikmaken van internet. In een algemene datawet moet worden geregeld hoe de politie dit zo goed mogelijk kan doen, maar natuurlijk ook waar de grenzen liggen en wie waarvoor verantwoordelijk is, net als in de reële wereld. De politie moet kunnen hacken in dat diepe deel van het internet waar je je kunt verstoppen: Tor. Kinderporno, drugssmokkel en mensenhandel moeten we ook daar kunnen aanpakken. Maar er mag geen algehele hackbevoegdheid komen. De politie mag niet zomaar onze huizen in, ook niet onze digitale huizen. De politie moet serviceproviders kunnen aanspreken, maar mag niet ingrijpen op de enorme datastromen van het hoofdnetwerk. De datawet moet hierover duidelijkheid scheppen. Wat mag wel en wat niet? Dat moet vervolgens ook beter worden geregeld. Ik verwacht van de overheid één professioneel loket met mensen die verstand hebben van data en alles wat daarmee samenhangt. Het moet contact hebben met één loket van de serviceproviders. Ze moeten niet iedere serviceprovider apart aanspreken. Via één loket moet het de zaken snel regelen. Denk aan het neerhalen van een site met kinderporno; dat moet in een halfuur zijn gebeurd. De provider is verantwoordelijk voor het snel neerhalen, maar niet voor de content. Dat is weer iets tussen justitie en de plaatser van die ellende.

Dan kom ik op het onderwerp privacy. Onze persoonsgegevens zijn van ons en van niemand anders. Dat uitgangspunt moet ook worden neergelegd in de datawet. Zo hebben we bijvoorbeeld het recht vergeten te worden. Uitgangspunten die zijn neergelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens moeten eveneens in deze wet komen. Op die manier beschermen we onze burgers en kunnen zij erop vertrouwen dat in Nederland gehoste data veilig zijn. Zo weten bedrijven ook waar zij aan toe zijn. Collega Oosenbrug en ik hebben ons voorstel op papier gezet. Dit voorstel waarin staat wat wij willen, bieden wij nu aan de Kamer aan.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Recourt (PvdA):
Wij hopen hiermee een stap in de digitale eenentwintigste eeuw te zetten. Uiteraard zijn wij bereid om vragen hierover te beantwoorden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik heb het voorstel natuurlijk nog niet kunnen bekijken. Ik heb alleen de berichten die hierover sinds vanmiddag in de media zijn verschenen, kunnen volgen. Ik geef altijd een hartelijk en welgemeend compliment aan collega's die zich de moeite getroosten om een initiatiefwet op papier te zetten. Ik heb daar wel alvast een kritische vraag over. Afgezien van het feit dat het me erg veel lijkt voor in één wet, vraag ik de PvdA-fractie waarom zij niet van mening is dat het bijvoorbeeld bij de wetten die we op dit moment behandelen en de discussies die we met haar kabinet voeren, aan de orde is om ervoor te zorgen dat er voldoende privacybescherming is voor burgers tegen de overheid, bedrijven en andere burgers? Waarom wil de heer Recourt niet nu al, tijdens debatten die met het eigen kabinet worden gevoerd, de gelegenheid aangrijpen om daar iets aan te doen? Waarom komt hij met een initiatiefwet?

De heer Recourt (PvdA):
Natuurlijk gaan we bij alle onderwerpen waar privacy aan de orde is het debat aan met het kabinet. Dat doen we nu, dat deden we gisteren en dat zullen we morgen doen. Dat geldt voor alle voorstellen die het kabinet doet en alle wetgeving die het op dit punt voorstelt. Wij dienen dit initiatief in, omdat al die wetten niet zijn toegesneden op de samenleving van vandaag en zeker niet op die van morgen. Of het nu onze verkeersgegevens, onze medische gegevens, onze reisgegevens of bankgegevens zijn, het zijn allemaal data. Daar moet je wel apart naar kijken. Toen we ooit elektriciteit kregen, hebben we een en ander eerst opgelost in de bestaande wetten. We wisten immers nog niet wat elektriciteit was. Dat hebben we later in een Elektriciteitswet vastgelegd. Voor de Gaswet geldt hetzelfde verhaal. Je ziet dat een en ander bij vernieuwingen en nieuwe ontwikkelingen in de samenleving eerst altijd wordt opgelost in oude wetgeving en dat we later bedenken dat dit niet meer past en dat we iets moeten doen dat op de toekomst gericht is.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Afgezien van het feit dat ik wel een grotere mate van diversiteit zie in data dan het geval is bij elektriciteit of gas, vraag ik mij af of de heer Recourt eigenlijk vindt dat zijn eigen kabinet het laat liggen, bijvoorbeeld op het gebied van de bescherming van privacy van burgers? Ik noem nu maar een voorbeeld. Geeft de heer Recourt hiermee eigenlijk ook niet een beetje een gele kaart aan zijn eigen kabinet?

De heer Recourt (PvdA):
Nee. Er komt een aantal wetsvoorstellen aan waarin privacy een belangrijke rol speelt. Daarbij zal ik gewoon het woord namens mijn fractie voeren. Het is dus geen gele kaart. Het zou juist een aanmoedigingskaart kunnen zijn om tegen het kabinet te zeggen: kijk ook naar deze heel belangrijke tak van sport; er is nog niet onderkend dat hier aparte regelgeving voor nodig is en daarom dienen wij vandaag dit initiatief in bij de Kamer.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik steun dit initiatief echt van harte. Ik vind het heel belangrijk dat de wetgeving inderdaad bij de technische ontwikkelingen aansluiten. Ook ik heb alleen uit de media het een en ander aan goed nieuws hierover vernomen. We zullen daar vast inhoudelijk nog verder over debatteren. Ik heb echter een vraag. Gaat deze nieuwe wet voldoen aan alle Europese richtlijnen en uitspraken van het Europese Hof op dit terrein?

De heer Recourt (PvdA):
Het is niet handig om een wet te maken die vervolgens aangepast moet worden omdat ze niet voldoet aan dwingende regelgeving vanuit Europa. Sterker nog, deze wet moet een voorloperpositie creëren voor Nederland ten opzichte van de rest van Europa. Het is natuurlijk altijd de vraag hoe je de uitspraken van het Hof moet interpreteren. Ik kan niet een-op-een zeggen: dit gaan wij precies zo doen. Neem bijvoorbeeld de uitspraak over het recht om vergeten te worden. Het Hof zegt daarover dat je de zoekmachine moet aanspreken. Wat mij betreft kunnen wij daar een discussie over voeren. Moet je de zoekmachine hebben of degene die de content heeft geplaatst? Dat soort debatten gaan wij wat mij betreft gewoon voeren, ook met het kabinet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik doelde in dit geval specifiek op de bewaarplicht. GroenLinks is met een initiatiefwetsvoorstel gekomen om de Nederlandse wetten in lijn te brengen met de uitspraak van het Hof, als gevolg waarvan er onder de Nederlandse wetgeving geen grondslag meer is. Ik ben heel benieuwd naar de mening van de heer Recourt hierover. Vindt hij samen met GroenLinks dat wij ons moeten houden aan die uitspraak en dat er dus op dit moment eigenlijk geen wettelijke grondslag is voor de bewaarplicht die in sommige landen inderdaad afgeschaft is, maar die Nederland nog steeds aanhoudt? Zou de PvdA het initiatief van GroenLinks in dezen ondersteunen?

De heer Recourt (PvdA):
Er volgt nog een apart algemeen overleg over dit onderwerp. Ik kan daar hier alvast een voorschot op nemen. De uitspraak, althans zoals ik die heb gelezen, is niet zwart-wit in de zin dat de overheid nooit meer die data mag opslaan. De uitspraak verbindt voorwaarden aan de opslag. Aan die voorwaarden leek Nederland niet te voldoen. Het kabinet kwam met een voorstel om voorwaarden aan te brengen en heeft als het ware de vlucht naar voren genomen om meteen een wettelijke grondslag daaronder te leggen. Wij zullen discussiëren over de vraag of dat voldoende is. Wat ik in eerste instantie zag, leek mij voldoende.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik vind het altijd interessant als een collega de moeite neemt om een onderwerp in den brede te behandelen. Hoe moet ik dit precies zien? Ik wil namelijk bezien of wij daarin mee kunnen gaan. De formulering "datawet" klinkt alsof het gaat om een heel nieuwe wet. Ik heb het voorstel even vluchtig bekeken. Het is geen initiatiefwetsvoorstel. Wil de heer Recourt de huidige wetgeving vervangen, daar allerlei elementen die met data te maken hebben, uitfilteren en in één nieuwe wet onderbrengen? Hoe moet ik dat zien? Wij hebben namelijk de Wet bescherming persoonsgegevens enzovoorts. De heer Recourt kent het hele rijtje. Gaan wij daar al die elementen uithalen en een aparte datawet maken?

De heer Recourt (PvdA):
De Wet bescherming persoonsgegevens blijft wat ons betreft gewoon bestaan, maar we maken wel een aparte wet op het dataverkeer. Waarom? Omdat er een hele industrie is gegroeid, waar inmiddels 140.000 mensen in werken. Deze is nu ondergehangen bij de wetgeving voor telecommunicatie, maar die is daar niet op voorzien. In de nota die ik heb laten uitreiken en in het schema staat wat ik daarmee wil. Al die verschillende spelers in die industrie, de serviceproviders, degenen die de data verwerken en verkopen, de consumenten, hebben rechten en plichten. Die brengen met zich mee dat je ergens op aangesproken kunt worden, dat je een verantwoordelijkheid hebt, dat je misschien schade moet betalen. Al die rechten en plichten moeten via al die laagjes die er in die industrie zijn, in kaart worden gebracht. Dan is pas duidelijk wie wat moet doen bij de bestrijding van misdaad, de bescherming van privacy of bij het voeren van een bedrijf. Denk aan de apps, die voor een groot deel onveilig bleken te zijn, zoals afgelopen week in het nieuws was. Met een wet op het dataverkeer kun je dat soort zaken veel beter regelen en die verantwoordelijkheid ook veel beter kenbaar maken, zodat mensen er ook naar kunnen handelen.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik probeer het even te begrijpen. De onderwerpen die in het stuk staan, herkennen wij ook uit de Europese richtlijnen die we aan het omzetten zijn. Volgens mij is het kabinet bezig om die allemaal om te zetten in de diverse wetten die we daarvoor hebben. De Kamer heeft in de motie van mijn collega Bart de Liefde opgeroepen om al deze wetgeving rondom data en privacy te moderniseren, zodat deze de tand des tijds kan doorstaan. Ik proef eruit dat we dat werk wel doorzetten, maar dat de telecomwet dan de datawet wordt en dat we die een frissere naam geven, omdat deze veel breder is dan telecom. Dan kunnen we de trajecten om de boel inhoudelijk te moderniseren doorzetten.

De heer Recourt (PvdA):
Telecom is geen data, dus ik denk niet dat we de telecomwetgeving onder de datawet hangen. Wat mij betreft kun je het meer vergelijken met stroom en elektriciteit, zoals ik al zei. Je kunt ook de Algemene wet bestuursrecht als voorbeeld nemen. Dat is een algemeen normerende wet, die voor alle bestuursorganen, in welk veld zij ook werken, zegt aan welke normen zij moeten voldoen. Dat is wat wij voor ogen hebben.

De heer Van der Staaij (SGP):
Een interessant initiatief. Om het helder te krijgen, welke wetten zouden moeten opgaan in deze datawet?

De heer Recourt (PvdA):
Je blijft natuurlijk privacywetgeving nodig hebben, namelijk voor het deel dat niet de data betreft, dus de privacywetgeving laat je gewoon in stand, net zo goed als de telecomwet, want je blijft een telecomsector hebben. We hebben alleen de laatste twintig jaar een industrie gecreëerd die in geen enkele wet past, maar die een beetje aan de telecomwet wordt gehangen, omdat zij daar het meest op lijkt. Ik stel voor om die industrie een wettelijke basis te geven, zodat alle spelers weten waar zij aan toe zijn en er duidelijkheid komt. Dan zullen bedrijven ook voor Nederland kiezen, omdat wij de eerste zijn, in Europa en misschien ook in de wereld, die op die manier naar data kijken. Nogmaals, dat is niet nieuw. Bij iedere technische innovatie die van belang was, hebben we dit proces doorlopen. Daarom zeggen we nu: let op, zie wat er gebeurt, er werken 140.000 mensen, dit gaat alleen maar groter en groter worden, laten we dat net als bij die andere innovaties nu ook bij data doen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Bij de wetgeving over de elektronische snelweg is er gezegd dat we de Wet computercriminaliteit gaan moderniseren, net als de Telecommunicatiewet en de Wet bescherming persoonsgegevens en dat we naar de Grondwet moeten kijken. Je ziet dat er een heel spoor is getrokken naar allerlei wetten. Is dit nu een bundeling die daarvoor in de plaats komt of is het ook de bedoeling om allerlei nieuwe normen te gaan stellen?

De heer Recourt (PvdA):
Het zal voor een deel een bundeling zijn. De wetgeving over cybercrime die eraan komt, zullen we niet ten principale verwerpen, want we doen heel wat anders. Voor een deel zullen het ook nieuwe normen zijn, waarover we in dit huis debatteren en waarvoor meerderheden zijn. Ik heb een voorschot genomen door te zeggen dat de overheid wel mag hacken in dat Tor-netwerk, maar niet als de gebruiker via het IP-adres of op een andere manier te vinden is. De Partij van de Arbeid vindt dat de norm hierbij is het recht om vergeten te worden, maar ik kan mij voorstellen dat andere partijen daar anders over denken. Die norm hoort wel thuis in die datawet.

De heer Schouw (D66):
Alles wat het kabinet aan het werk houdt rondom privacy vinden wij goed. Dus wij vinden dit een fantastisch initiatief. Ik zie minister Opstelten ook glunderen; hij heeft er echt zin in om hier iets moois van te maken. Mijn vraag ligt een beetje in het verlengde hiervan. Hoe serieus neemt de PvdA de privacy, vraag ik een beetje prikkelend aan de heer Recourt. Gisteren hebben we het College bescherming persoonsgegevens gehoord over ons geliefde onderwerp, de boetebevoegdheid, waarvan het college zegt: de staatssecretaris legt ons aan banden en maakt ons nog lammer dan iets wat al heel lam is. Kan de heer Recourt daar fris van de lever op reageren?

De heer Recourt (PvdA):
In zoverre dat dit het bewijs is hoe serieus onze beide partijen privacy nemen. We hebben er samen voor gestreden en die boetebevoegdheid is er nu. Of die ver genoeg gaat, daarvoor is het nu echt nog te fris van de lever voor om dat te zeggen. Ik heb de kritiek van de heer Kohnstamm gehoord maar ik heb zelf het voorstel nog niet gezien. Ik kan dus niet zeggen of hij nu blij moet zijn met wat hij heeft gekregen of dat hij echt een punt heeft. Waar we voor gestreden hebben, is een privacywaakhond met tanden en die boetebevoegdheid moet dus wel tanden hebben.

De heer Schouw (D66):
De heer Recourt en ik kennen de heer Kohnstamm, dat is een keurige man die echt niet zal gaan schreeuwen en die echt niet zal zeggen dat hem iets tekort wordt gedaan als het niet zo is. Deze staatssecretaris wil bijvoorbeeld een bindende aanwijzing geven voordat het college over kan gaan tot een boete. Dat is toch iets wat niet kan bij een zelfstandig orgaan dat zelfstandig beslissingen moet nemen? Of zegt de heer Recourt: ik moet er nog eens naar kijken en dat zien we later dan wel weer?

De heer Recourt (PvdA):
Dat is bijna een D66-oplossing. Maar laten we eerst het voorstel eens lezen en dan kunnen we er vervolgens in de Kamer over debatteren. Dan weet ik waar ik het over heb. Ik kan nu echt niet goed reageren op een voorstel dat ik niet ken.

Voorzitter. Ik ben nog niet klaar met de initiatieven want ik heb er nog eentje, namelijk de initiatiefnota over mediation in het strafrecht. Bij een burenruzie wil je dat het probleem echt opgelost wordt. Je wilt niet bang blijven voor je buurman en je wilt niet met het hart in je keel doorlopen als je de man ziet die je mishandeld heeft. Bij dit soort delicten is alleen straffen vaak niet een echte oplossing. Mediation in het strafrecht is dat wel. Bij mediation gaan dader en slachtoffer met elkaar in gesprek over de oplossing, zoals het betalen van de schade. Alleen dat gesprek al is een grote stap vooruit voor beide partijen, maar alleen als het slachtoffer het wil, alleen als dat veilig is en alleen als dat zonder druk kan en daarom alleen als de officier van justitie namens de samenleving meekijkt. Straf kan en moet soms gewoon onderdeel zijn van de mediationovereenkomst. Mediation in het strafrecht moet volgens de PvdA standaard en in het gehele land aangeboden kunnen worden. Een oplossing die gedragen wordt door slachtoffer en dader maakt beider levens beter. Het voorkomt dat een conflict doorettert en het voorkomt herhaling. Het maakt Nederland daarmee veiliger. En het brengt het strafrecht weer terug waar het ooit begonnen is, namelijk tot een instrument om de dader het onrecht aan het slachtoffer te laten herstellen. Zo geven we het strafrecht weer een stapje meer terug aan degene die er in de eerste plaats door geraakt is en erover gaat, namelijk het slachtoffer. Daarom deze initiatiefnota. Daarin staan de belemmeringen en de bijbehorende oplossingen om mediation in het strafrecht een structurele plaats te geven. Ik overhandig u, voorzitter, de nota bij dezen.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Buren met ruzie komen niet alleen in het strafrecht maar ook in het civiele recht voor. In Den Bosch en Utrecht zijn rechters met een pilot begonnen om problemen beter en eerder op te lossen. Dat hebben we allemaal toegejuicht, maar ze lopen wel aan tegen beperkingen. Een van die beperkingen is het civiele recht, namelijk artikel 96 Rechtsvordering, dat zegt dat je best in procedure mag experimenteren maar alleen als beide partijen het daarmee eens zijn. Dat beperkt heel erg de experimenteermogelijkheden die civiele rechters hebben om oplossingen te zoeken. Bijvoorbeeld bij die buren was sprake van een heel praktische oplossing waarbij de civiele rechter met zijn iPad naar de buren gaat en opneemt wat daar aan de hand is. Dat lijkt dan vast te lopen in allerlei procedurele waarborgen. Waarborgen zijn goed, maar starheid niet. Is het kabinet bereid om een artikel in de rechtsvordering op te nemen waarmee het mogelijk wordt om te experimenteren in de procedure en zo de kwaliteit van werken te verbeteren?

Mijn derde concrete punt betreft de rechtsstaat en het Wetboek van Strafvordering. De heer Oskam maakte er al een paar opmerkingen over. Nederland heeft een sterke democratische rechtsstaat. De checks-and-balances zijn op hun plaats. Te veel enthousiasme van de ene speler wordt gecorrigeerd door de andere speler en vice versa. Daar ben ik trots op, maar ik maak mij ook zorgen. De rechtsstaat moet gedragen worden. Hoe langer terug en hoe verder weg de verschrikkingen zijn die het ontbreken van recht met zich brengen, hoe minder vanzelfsprekend mensen het belang van dat toch wat abstracte begrip rechtsstaat vinden. De wet wordt dan vooral een instrument voor het uitvoeren van beleid. Iedereen die aan die uitvoering in de weg staat, is dan een lastpak. Deze instrumentele invulling van de rechtsstaat wint terrein. Hierbij wordt vergeten dat rechtsbescherming ook onlosmakelijk is verbonden aan de rechtsstaat. De rechtsbescherming faalde toen Hitler hier aan de macht was en zij faalt in het Syrië onder Assad. Die rechtsbescherming, een bescherming vooral tegen de overheid, vindt de Partij van de Arbeid essentieel. Daarom geef ik alvast een schot voor de boeg. Het is goed dat het kabinet de enorme taak op zich neemt van het "opruimen" van het Wetboek van Strafvordering, maar daarbij mag volgens de Partij van de Arbeid geen afbreuk worden gedaan aan de rechtsbescherming. Ik neem aan dat het kabinet dit standpunt onderschrijft.

Het volgende onderwerp dat ik aan de orde wil stellen is de financiering. Ik heb al vaker aan de orde gesteld dat we door strakke en verkokerde regels inzake de wijze waarop we dingen moeten financieren, problemen niet goed aanpakken. Het geld zit vast, vaak op de verkeerde plek. Ik vraag het kabinet om bij één project, gewoon als voorbeeld, ketenfinanciering toe te passen. Ga met alle ketenpartners aan tafel zitten, bedenk wat de beste oplossing is voor iedereen, kom dan pas met de pot met geld op tafel en verdeel die pot naar gelang de beste oplossing die bedacht is. Op die manier laat je geld werken aan de oplossing en zorg je ervoor dat geld geen belemmering is, bijvoorbeeld om het veel meer in de preventie te zoeken. Laten we de echtscheidingsketen als voorbeeld nemen. Veel geld gaat nu naar rechters en advocaten, met een grote hoeveelheid conflicten en rechtszaken. Rechtsbijstand kost veel geld. Door in te zetten op mediation kun je die kosten aan de achterkant verlagen en, veel belangrijker, een beter resultaat voor ouders en kinderen bereiken. Dat is dus winst voor iedereen.

De voorzitter:
Voordat ik later een verwijt krijg, zeg ik u dat u uit uw tijd loopt, mijnheer Recourt. Dat mag u doen, maar dan weet u het.

De heer Recourt (PvdA):
Ik ga snel door, voorzitter. Ik ben bijna aan het eind.

Het is winst voor iedereen, als je het geld maar kunt inzetten waar het nodig is. Ik weet dat dat lastig is. Aan rechters wordt bijvoorbeeld bij wet geld toebedeeld. Ik vraag toch om een pilot te doen, omdat ik er werkelijk van overtuigd ben dat we veel efficiëntere en betere oplossingen voor hetzelfde of misschien wel minder geld kunnen realiseren.

Mijn laatste onderwerp is het asiel- en vreemdelingenbeleid. Daar zijn onverminderd heel veel ontwikkelingen. De grote vluchtelingenstromen als gevolg van oorlogen en crises …

De voorzitter:
De heer Segers van de ChristenUnie heeft een interruptie. Ga uw gang, mijnheer Segers.

De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn interruptie gaat over een punt of twee geleden, namelijk de mooie initiatiefnota over herstelbemiddeling binnen het strafrecht. Ik dank de heer Recourt daarvoor. Wat ik er net eventjes in las, is taal naar mijn hart als het gaat om verzoening en het contact tussen dader en slachtoffer. De vraag is wel hoe we dit politiek moeten plaatsen. Is het kritiek op de afgelopen periode? Ik maak het niet heel politiek door te kijken naar deze bewindslieden, maar ik doel wel op de afgelopen jaren, waarin repressie misschien te veel centraal stond. Het ging te veel over de relatie tussen de overheid die moet straffen en de dader en die tussen de overheid en het slachtoffer en het ging te weinig over het onderlinge contact, dus de driehoek die op het voorblad van de initiatiefnota staat. Is het echt een correctie of is het een kleine aanvulling? Hoe moeten we dit politiek duiden?

De heer Recourt (PvdA):
Het is vooral een aanvulling en, zo u wilt, ook een correctie. Mijn fractie is groot voorstander van het zo vroeg mogelijk en zo goed mogelijk oplossen van conflicten. Ik denk dat geen enkele fractie het daarmee oneens is. Je moet het alleen wel organiseren. Je moet het vooral organiseren omdat het slachtoffer daarmee erg geholpen is. Juist deze staatssecretaris doet veel voor het slachtoffer. Ik vermoed dat dit alleen maar op warme steun kan rekenen.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik zal zelf in mijn eigen termijn nog wat over het herstelrecht zeggen. Ik stel de volgende vraag om het enigszins politiek te maken en om te weten te komen hoe we het moeten duiden. Onderschrijft de heer Recourt dan de stelling dat verzoening een duurzamere investering in de veiligheid van Nederland is dan alleen maar straffen?

De heer Recourt (PvdA):
Jazeker. Vergelding is een element van straffen, maar uiteindelijk is verzoening het herstel — daarom heet het ook "herstelrecht" — van de relatie. Dat kan lang niet in alle gevallen. Het kan alleen als het slachtoffer het zelf wil, maar als je het bereikt, heb je echt een betere oplossing dan wanneer je alleen maar vergeldt.

De heer Van Nispen (SP):
De heer Recourt is bijna net zo'n behendige schipper als de heer Dijkhoff, gelet op de manier waarop de pijnlijke punten van de begroting worden omzeild. Ik zou er bij hem het punt van de rechtsbijstand uit willen halen. Ik wil weten hoe de PvdA daar precies tegenover staat. Er zijn bezuinigingen aangekondigd van 85 miljoen euro voor de komende jaren. Er is de laatste jaren al enorm veel bezuinigd. De eigen bijdragen zijn omhooggegaan. De inkomensgrenzen zijn naar beneden bijgesteld. Er zijn bezuinigingen op de Raad voor Rechtsbijstand et cetera. De afgelopen jaren is er een scala aan maatregelen genomen. Zullen we niet eerst eens bekijken hoe dat uitpakt en hoe de toegang tot het recht gewaarborgd is, zodat ook de mensen met lagere inkomens verzekerd zijn van toegang tot het recht?

De heer Recourt (PvdA):
Dit onderwerp is de afgelopen jaren al uitgebreid bediscussieerd. Het zal het komende jaar ook nog wel een aantal keren aan de orde komen. In al die debatten heb ik de volgende vraag aan de orde gesteld. Hoe kunnen we die bezuinigingen van 85 miljoen dragen zonder dat de mensen met de laagste inkomens verstoken zijn van rechtshulp? Ik heb daar heel veel voorstellen voor gedaan. Daar is ook een heel aantal van overgenomen. Zoals het nu voorligt, kan ik er goed mee leven, omdat de grootste bezuiniging wordt gehaald bij degenen die rechtsbijstand verlenen. Dat vinden wij ook vervelend. Aan die mensen moet ik ook een en ander uitleggen. Zij zijn vaak bevlogen advocaten die er hard voor werken, die toch al niet in de duurste auto's rijden en die niet het beste betaald worden. Maar ik vind het wel verdedigbaar, gelet op de opdracht die dit kabinet heeft. Hoeveel moeite ik er ook mee heb, ik kan het verdedigen.

De heer Van Nispen (SP):
Het is fijn dat de heer Recourt het kan verdedigen. Ik zou het namelijk niet kunnen verdedigen. De toegang tot het recht staat enorm onder druk. De heer Recourt weet ook dat de bezuinigingen op rechtsbijstandverleners juist rechtstreeks de rechtzoekenden raakt. Daar heb ik zelf ook iets over gezegd. Ik zag wel in het Advocatenblad dat de heer Recourt zeer kritisch was of eigenlijk tegen een fundament van het voorstel was waarmee die 85 miljoen bij elkaar moet worden geharkt, namelijk de poortwachterfunctie. Als je een geschil hebt en je meldt je bij het Juridisch Loket, word je volgens de plannen niet meer door een advocaat bijgestaan, maar door een medewerker van het Juridisch Loket. Ik las dat de heer Recourt daarop tegen was. Ik wil graag zijn reactie hierop.

Ook wil ik een antwoord op de vraag of die 85 miljoen aan bezuinigingen heilig is. Moeten die bezuinigingen koste wat het kost doorgaan? Of staat voorop dat de toegang tot het recht gewaarborgd blijft?

De heer Recourt (PvdA):
Om met dat laatste te beginnen: vooropstaat dat de toegang tot het recht gewaarborgd blijft. Dat is de bodem waar al die plannen aan moeten voldoen. Stel dat ik op een gegeven moment denk: nee, dit raakt de essentie van de rechtsstaat. Dan kan het ook niet. Je moet voldoende advocaten hebben, die voor de vergoeding die zij krijgen, voldoende kwalitatieve rechtsbijstand moeten bieden. Dat betekent dat mensen met een laag inkomen ook daadwerkelijk toegang tot het recht hebben als zij een probleem hebben waarvan de samenleving vindt dat het serieus genoeg is om aan de rechter voor te leggen. Daar heb ik al die plannen op beoordeeld. Aan die bodem wordt nog steeds voldaan. Voor de context: wij betalen veel meer dan bijna alle landen om ons heen. Wij staan derde of vierde in het rijtje van Europa over de kosten aan rechtsbijstand. Het is overigens niet zo dat al die landen om ons heen bananenrepublieken zijn die niet als fatsoenlijke rechtsstaat functioneren. Kortom, die bodem is het uitgangspunt. Die 85 miljoen is pijnlijk, maar het gevolg daarvan is niet dat we door de bodem gaan. Daarmee is het acceptabel.

De heer Van Nispen (SP):
En de poortwachterfunctie?

De heer Recourt (PvdA):
Over de poortwachterfunctie kan ik heel kort zijn. Ik probeer mij te herinneren aan welk citaat de heer Van Nispen refereerde. Ik heb gezegd dat ik juist heel erg voor die eerstelijnszorg ben. Ik heb een vergelijking gemaakt met huisartsenzorg en de zorg van een specialist. Laten we er alsjeblieft voor zorgen dat die huisarts zo veel mogelijk afvangt. Het liefste wil ik dat hier advocaten bij betrokken zijn. Daar zijn ook pilots voor geweest. Er zijn wat moeilijkheden, maar ik blijf er de voorkeur aan geven. Het systeem van de poortwachter vind ik dus een goed systeem.

De voorzitter:
De heer Recourt rondt af.

We hebben afspraken gemaakt over het aantal interrupties en over het feit dat ze in tweeën gaan, mijnheer van Nispen. Maar gaat uw gang als u er nog een wilt gebruiken.

De heer Van Nispen (SP):
Ik heb nog een ander punt, dat ook met de rechtsbijstand te maken heeft. Dit betreft de ZSM-afdoening. Ook daar moet ik zelf over beginnen, want ik heb de heer Recourt er niet over gehoord. Hoe vindt de heer Recourt dat op dit moment de rechtsbijstand, dus de rechtsbescherming, geregeld is voor mensen bij die snelle afdoening van strafzaken door het OM?

De heer Recourt (PvdA):
Gelukkig zijn er op dit moment pilots waarin advocaten betrokken worden bij ZSM. Wat mij betreft wordt dat over het gehele land uitgerold. Ik vind rechtsbescherming namelijk een wezenlijk kenmerk van zo'n strafbeschikking. Ik hoorde de heer Van Nispen eerder een voorstel doen, waarvan hij zelf al zei dat het second best was, betreffende wat ik maar een "colportageclausule" noem: je hebt akkoord gegeven op het moment zelf, maar je krijgt een soort bedenktijd. Ik vind dat ook een goede oplossing, want, nogmaals, je moet het snel afdoen maar daarbij is rechtsbescherming een wezenlijk argument. Ik denk dus dat de SP en de PvdA op één lijn zitten op dit punt.

Overigens, ik las ook het stuk in de Volkskrant waarin stond dat je beter uit zou zijn bij de rechter. Als dat al een effect is, denk ik dat het tijdelijk is, omdat dat zo natuurlijk niet kan doorgaan. Als mensen weten dat ze beter geen ZSM-beschikking kunnen accepteren omdat zij bij de rechter beter af zijn, is het immers snel gebeurd met ZSM. Ik ga er dus van uit dat die twee beter op elkaar afgestemd zullen raken.

De heer Van Nispen (SP):
Wat mij betreft geleiden we die laatste vraag door naar de minister. Voor het overige tel ik mijn zegeningen nu de PvdA op dit punt het SP-voorstel steunt.

De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Ik ga snel afronden met het punt betreffende asiel. Grote vluchtelingenstromen als gevolg van oorlog en crises stellen de EU en Nederland voor een grote uitdaging. De EU worstelt nog steeds met bootjes met migranten in de Middellandse Zee. Het is vreselijk wat daar gebeurt. Nederland heeft een grote kluif aan de opvang van vele duizenden asielzoekers. Dit gaat echter vooralsnog goed, door grote inzet. Daar mogen we trots op zijn.

De PvdA stelt ook met tevredenheid vast dat dit kabinet echt werk maakt van een humaan en rechtvaardig beleid. Asielzoekers krijgen in ruimere mate bescherming in ons land. Het beleid wordt kindvriendelijker en er is een beter beleid gekomen voor bijvoorbeeld staatlozen en gezinsleden van vluchtelingen, de nareis. Ook de vreemdelingenbewaring is aan het humaniseren. Dat proces wordt doorgezet met het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring, dat binnenkort naar de Kamer komt. De PvdA blijft de staatssecretaris scherp houden waar het het waarborgen betreft van een humaan asielbeleid, zowel nationaal als op Europees niveau.

De heer Fritsma (PVV):
Ik hoor de PvdA zeggen dat het goed gaat met de asielopvang. Heeft de PvdA iets gemist, bijvoorbeeld de geweldsexplosies in Budel en Overloon, het feit dat scholen de stroom asielkinderen niet aankunnen of het feit dat in gemeenten die te weinig huurhuizen hebben, gewone woningzoekenden nog veel langer zullen moeten wachten op een huurwoning dan nu het geval is? En ga zo maar door; dorpen en steden kunnen die asielstroom helemaal niet aan. Heeft de heer Recourt die problemen misschien gemist?

De heer Recourt (PvdA):
Zeker niet. Het gaat goed, omdat ik trots ben dat mensen die terecht vluchteling zijn en zorg nodig hebben omdat zij in eigen land niet veilig zijn, in Nederland een plek kunnen vinden. Zij kunnen in ieder geval door de procedure gaan, zodat we een en ander kunnen beoordelen. Het feit dat het in de wereld nu zo onveilig is dat grotere groepen van bijvoorbeeld Syriërs naar Nederland komen, betekent vooral dat het daar heel erg slecht gaat. Dat het hier lastig is om dat allemaal een plek te geven, snap ik. Ik ben er trots op dat we het toch proberen.

De heer Fritsma (PVV):
Kijk, die Syriërs gaan niet naar Polen, waar het ook veilig is. Ze gaan niet naar Portugal, waar het ook veilig is. Ze gaan naar Nederland. Dat komt onder andere doordat uw partij, mijnheer Recourt, vorig jaar, uit mijn hoofd op 4 september, een grote oproep heeft gedaan om Syriërs ruimhartig toe te laten. Nou, dat hebben we geweten! Ze komen hier nu massaal naartoe. Hebt u niet een beetje spijt van die oproep om Syriërs allemaal ruimhartig toe te laten, gelet op de enorme problemen die we nu hebben?

De heer Recourt (PvdA):
Nee, daar heb ik zeker geen spijt van. Ook andere landen vangen veel Syriërs op. We hebben al gehoord dat landen in de regio nog exponentieel meer mensen uit Syrië opvangen. Dat heeft allemaal te maken met die vreselijke situatie in Syrië. Dat Nederland daar zijn steentje aan bijdraagt, lijkt mij niet meer dan terecht.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Er is nogal wat gebeurd. De Kamer heeft een motie aangenomen waarin zij het kabinet, met steun van de Partij van de Arbeid, vroeg om 250 Syrische asielzoekers in Nederland uit te nodigen. Zoals de heer Recourt weet, zijn dat de meest kwetsbaren: invaliden, oorlogsslachtoffers et cetera. Staat de PvdA daar nog steeds achter?

De heer Recourt (PvdA):
Het is duidelijk dat De Telegraaf vanmorgen iets verkondigde waarover ik zelf ook wel verbaasd was, maar ik snap het wel. Ik snap dat de opvang van al die Syriërs die naar Nederland zijn gekomen, op dit moment prioriteit heeft. De heer Fritsma wees daar ook op. Het gaat om een kleine 8.000 Syriërs. Ik vind het terecht dat wij op die manier invulling geven aan onze verplichtingen, waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat volgend jaar, in 2015, gewoon weer 500 geïnviteerde vreemdelingen in Nederland welkom zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Die oorlog in Syrië duurt al vierenhalf jaar. Daarmee zeg ik niks nieuws. Toen wij de motie indienden, hebt u welbewust voor die motie gestemd. Ook toen was er al sprake van een asielinstroom van Syriërs. U hebt die motie toen gesteund omdat het een aparte categorie betreft, die niet op eigen kracht kan vluchten. Zij hebben daar geen middelen voor of zijn gehandicapt. Toen hebt u volmondig "ja" gezegd tegen de motie waarin de Kamer stelde dat zij die heel kwetsbare groep eruit wilde lichten, door UNHCR wilde laten selecteren en in Nederland uit wilde nodigen. Waarom bent u zó van mening veranderd dat die meest kwetsbare groep die wij niet in de Middellandse Zee willen laten omkomen — want dat wil niemand — nu niet meer uitgenodigd wordt om naar Nederland te komen?

De heer Recourt (PvdA):
Wij zijn niet zó van mening veranderd. De suggestie dat zij nu in de Middellandse Zee omkomen vind ik ook heel verkeerd. Het heeft enige tijd of zelfs lang, een jaar, geduurd om de motie uit te voeren. De situatie is nu dat er heel veel asielzoekers uit die regio naar Nederland zijn gekomen en dat die situatie voorrang heeft op een dikke maand doorwerken om die 250 geïnviteerde asielzoekers naar Nederland te krijgen. Volgend jaar zijn er gewoon weer 500 welkom, zoals ieder jaar. Nu gaat de opvang van die grote getallen voor.

De heer Schouw (D66):
Ik probeer een beetje uit te zoeken of die aankondiging van de heer Teeven vanmorgen in De Telegraaf van tevoren bekend was bij de hoofdrolspelers. De heer Azmani suggereerde dat dit zo was. Begrijp ik het goed dat de heer Recourt zegt dat de PvdA overvallen is door wat de staatssecretaris vanmorgen in De Telegraaf zei?

De heer Recourt (PvdA):
Tijdens het laatste overleg van de Kamer over de JBZ-Raad heeft de staatssecretaris al aangekondigd dat de tenuitvoerlegging van die motie moeilijk zou worden. In die zin hebben wij allemaal een voorwaarschuwing gehad. Dat stuk in De Telegraaf heeft mij overvallen. Tijdens de bijdrage van de heer Azmani suggereerde u dat er deals gesloten zouden zijn, maar van deals weet ik niks af.

De heer Schouw (D66):
De heer Recourt zegt: wij zijn zo leuk bezig om het beleid humaner te maken. Als ik naar de afgelopen twee weken kijk, heb ik echter het gevoel dat de PvdA andere wensen rondom "bed, bad, brood" heeft dan de politieke ruimte die de staatssecretaris heeft. Hetzelfde gevoel heb ik over vluchtelingen. Het is goed dat de heer Recourt de zaak een beetje recht probeert te praten.

Mijn vervolgvraag is hoe hard de belofte van de heer Recourt nu is dat hij zich volgend jaar weer gaat inspannen voor de opvang van 500 vluchtelingen, dat hij dat wil realiseren. Is dat een harde belofte of kan die volgend jaar ook weer door allerlei druk en pragmatische redenen van de rand vallen?

De heer Recourt (PvdA):
Wij nodigen ieder jaar 500 vluchtelingen uit. Ik ga er gewoon van uit dat dat komend jaar ook weer het geval is. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat dit niet zo is.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Weet de heer Recourt over welke mensen hij het eigenlijk heeft?

De heer Recourt (PvdA):
Ja, dat weet ik.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Mensen die ernstig gewond zijn geraakt doordat zij bijvoorbeeld een kogel in hun hoofd hebben gekregen. Homoseksuelen die niet naar een van de omringende landen kunnen. Alleenstaanden. Vrouwen met kinderen. Kwetsbare mensen. De woordvoerder van de PvdA zegt dat we alles al doen voor de mensen die hier op eigen kracht naartoe kunnen komen. Realiseert hij zich dat hij, door te zeggen dat we die 250 niet meer hoeven te doen, de mogelijkheid voor een klein groepje zeer kwetsbare mensen op deze manier tenietdoet?

De heer Recourt (PvdA):
Ik realiseer mij dat wij dat dit jaar niet doen, volgend jaar wel.

Die kleine 8.000 asielzoekers uit Syrië die hier komen, zijn ook kwetsbare mensen. Dat lijkt mij duidelijk, want anders zouden zij hier niet een beroep kunnen doen, veelal met succes, op het Vluchtelingenverdrag. Het lijkt mij dat je dat niet kunt uitruilen: wie zijn kwetsbaarder? Natuurlijk bestaat die aangewezen groep uit andere mensen. Zij kunnen meestal geen mensenhandelaren of andere routes organiseren om in Nederland te komen. Maar je zegt niet vanwege de mensen die hier nu wel zijn: dan doen wij die maar niet.

De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. In ons land is de veiligheid ongelijk verdeeld. Huurders van verwaarloosde woningen in achterstandswijken worden vaker getroffen door brute inbraken dan villabezitters in lommerrijke buitenwijken. Hardwerkende kleine middenstanders in sjofele winkelstraten worden vaker getroffen door gewelddadige overvallen dan glimmende multinationals op de blinkende Zuidas. Ook homo's, joden en moslims kunnen erover meepraten. Zij worden vaker dan anderen geraakt door vijandige, gewelddadige discriminatie die hun leven ontwricht, want in angst kun je niet leven. Onderzoeken helpen niet en zelfs de woorden van ministers helpen niet. Wat helpt, zijn de daden. Vandaag vraag ik aandacht voor de kwaliteit van de uitvoering. Ik bespreek achtereenvolgens die kwaliteit bij jeugddetentie, resocialisatie en high-impact crimes.

Ik begin met de radicalisering. Alles onder controle, zegt minister Opstelten. Is dat zo? Een van zijn burgemeesters komt namens de andere burgemeesters van jihadgemeenten met de noodkreet dat hij de kennis en kunde ontbeert om teruggekeerde jihadstrijders op te vangen. Gevaarlijke jihadstrijders gaan echter naar de gevangenis. De AIVD weet wie dat zijn. Blijven over de terugkeerders die bij wijze van spreken over de warme dekens gingen. Die moeten toch echt het gemeentelijke circuit in van deradicalisering. Hoe moeilijk kan dat zijn? Heel moeilijk, want de burgemeester heeft inderdaad goede uitvoerders nodig die de familie, de gemeenschap en andere hulptroepen adequaat inschakelen. Daar hangt ook de signalering vóór het vertrek van af. Missen de uitvoerders de signalen, dan zijn zij te laat met het persoonsgerichte plan van aanpak. Te laat; de droevigste woorden van de Nederlandse taal. Voor kindermishandeling hebben de burgemeesters een taskforce opgericht. Wil de minister het Nederlands Genootschap van Burgemeesters oproepen om dit ook te doen voor radicalisering en wil hij hen daarin ondersteunen?

Burgemeesters moeten de ingehuurde Powerpointbureautjes vervangen door ervaringsdeskundigen met hun expertise, hun kennis en, speciaal voor collega Helder, hun Arabische woordenschat, waardoor zij aan een half woord genoeg hebben. Ik vraag alle burgemeesters en de minister om deze experts een baan aan te bieden in het onderwijs, bij de handhaving van de leerplicht en bij de politie. Als we zo aan het werk gaan, hoeven we niet langer zandzakken van gat naar doorbraak te sjouwen, maar bouwen we mooie, stevige dijken.

De jihadstrijders hebben broertjes, zusjes en kinderen. Amsterdam houdt de broertjes en zusjes van de Top 600-criminelen op het juiste pad met een Preventie Interventie Team (PIT). Het gaat daarbij om medewerkers die na grondige diagnose de agressie sterk weten te verminderen. Ze kennen hun pappenheimers en komen achter de voordeur. Is de minister bereid om die werkwijze toe te passen op de jonge familieleden rondom de jihadstrijders? Ik stel voor om op dat vlak een pilot in een grote stad te houden. Experts en deskundigen die de verleidingen van extremiteiten zelf hebben ondervonden én overwonnen, moeten daarbij betrokken zijn.

Ik kom op de resocialisatie en de jeugddetentie. Amsterdam heeft een mooie aanpak ontwikkeld die de "Top 600" heet. Daarin werken allerlei partners samen. Gisteren is gebleken dat die aanpak in ieder geval heel goed heeft bijgedragen aan het terugdringen van bijvoorbeeld overvallen. Het gaat hierbij om een samenspel van zorg, straf, nazorg en begeleiding, waardoor de resocialisatie goed verloopt. Een onderdeel van die keten is Amsterbaken. Het plan is echter om Amsterbaken te sluiten. Ik vraag de staatssecretaris om Amsterbaken niet dood te laten bloeden alvorens er zo snel mogelijk, binnen enkele dagen, met de burgemeester is gesproken over manieren waarop de effectiviteit, samenwerking en inzet van Top 600 kan worden gehandhaafd. Amsterdam heeft namelijk, als al die gevangenissen daar sluiten, al een tekort aan voorzieningen die ertoe leidt dat die aanpak niet effectief is. Ik vraag de staatssecretaris dus om binnen enkele dagen contact op te nemen met de burgemeester van Amsterdam en met hem te bespreken hoe de schade kan worden opgevangen.

In het kader van resocialisatie heb ik de staatssecretaris al eerder gevraagd om voor jongeren die niet in aanmerking komen voor een vog, maar wel heel graag willen werken, een verklaring in het leven te roepen met aantekeningen van goed gedrag. Deze jongeren zijn vaak in detentie, worden veel gezien en laten ook heel veel goed gedrag zien. Ze laten zien dat ze willen veranderen. Dat is echter vaak nergens terug te lezen.

De heer Oskam (CDA):
Ik kom nog even terug op het vorige punt. Ik ben eigenlijk wel benieuwd welke ideeën de heer Marcouch er zelf bij heeft. Hoe je het ook wendt of keert, Amsterbaken gaat dicht. Dat is al besloten. In beroep is het meen ik ook al besloten. Toch speelt een kwart van de jeugdcriminaliteit zich in Amsterdam af. Amsterdam is actief. De heer Marcouch noemde de Top 600 al. Dat doet de burgemeester hartstikke goed. Dat betekent echter ook dat er in Amsterdam veel mensen vastzitten. De kinderrechters klagen erover dat Amsterbaken dichtgaat. De ouders spelen een belangrijke rol bij de resocialisatie. Zij moeten bij die kinderen op bezoek kunnen gaan. Je kunt natuurlijk zeggen: dan gaan ze maar naar Teylingereind of naar waar dan ook. Maar misschien moeten ze wel nog veel verder het land in. Het CDA is geen voorstander van de sluiting van Amsterbaken en de heer Marcouch is er ook geen voorstander van. Wat is dan zijn idee? Wat wil hij de staatssecretaris meegeven voor dat gesprek?

De heer Marcouch (PvdA):
Die Top 600 gaat vooral over de nazorg na detentie. Het is de vraag of er voldoende instellingen in Amsterdam overblijven. Daarbij is er sprake van een risico. Ik heb het idee dat als de Bijlmerbajes en Amsterbaken straks gesloten zijn, er te weinig voorzieningen zullen zijn om die Top 600-aanpak te behouden. Die aanpak is namelijk om die voorzieningen heen gebouwd. Hoe zorg je ervoor dat je er op tijd bij bent? Soms is er sprake van nazorg die in een strak schema zit en waarbij er sprake is van goede begeleiding. Mijn vraag aan de staatssecretaris is om het niet dood te laten bloeden en om met de burgemeester in gesprek te treden en te bekijken wat nodig is om de schade die zou kunnen ontstaan door de sluiting van Amsterbaken, op te vangen. Dat betekent wat mij betreft vooral inzetten op nazorg.

De heer Oskam (CDA):
We hebben het over gevangenissen, over de aanpak van criminaliteit en over nazorg. Waar het hier om gaat, is dat die jeugdgevangenis in Amsterdam dichtgaat. Er zitten daar veel Amsterdamse jonge criminelen. We hebben afgesproken dat we ze keihard aanpakken maar dat we ze ook gaan helpen resocialiseren. Dat betekent dat de ouders, de familie of de jeugdreclassering op bezoek moeten. Als je ze ergens anders in het land vastzet, schiet je je doel voorbij. U weet dat ook, dus geef iets concreets mee behalve: ga praten en probeer de schade zo veel mogelijk te beperken. Vecht dan voor de Amsterbaken. Laat die dan open.

De heer Marcouch (PvdA):
Het gaat er natuurlijk niet om om een gevangenis open te houden waarvoor geen capaciteit is. Die discussie is al gevoerd. Waar het wel om gaat, is het volgende. Hoe zorg je ervoor dat als die sluiting plaatsvindt, de keten blijft functioneren en er goede begeleiding en opvang is van gedetineerden die vrijkomen in het kader van de Top 600-aanpak? De gemeenten gaan niet over gevangenissen, maar wel over de nazorg. Het lijkt mij aan Amsterdam om heel goed aan te geven hoe dat verder moet worden ingevuld. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris om met de burgemeester van Amsterdam in gesprek te treden, en wat mij betreft zo snel mogelijk.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Het kenmerk van een keten is dat de schakels aan elkaar vastgesmeed zijn. Als je daar één schakel tussenuit haalt, bestaat de keten niet meer. Ik vraag me dus toch af met welke boodschap de heer Marcouch de staatssecretaris naar Amsterdam stuurt. Dat gesprek met de burgemeester heeft namelijk al plaatsgevonden, op verzoek van de commissie. Ik heb daar zelf ook om gevraagd en mevrouw Kooiman van de SP ook. Dat heeft tot niets geleid, omdat het eigenlijk alleen maar gaat om het openhouden van Amsterbaken. Dus met welke boodschap wil de heer Marcouch de staatssecretaris naar Amsterdam sturen?

De heer Marcouch (PvdA):
Die boodschap is heel helder. Ik denk dat de burgemeester van Amsterdam heel goed kan aangeven wat er aan de hand is en wat hij nodig heeft om die Top 600-aanpak goed vorm te blijven geven. Die aanpak is effectief. Ik ben het met collega Berndsen eens dat, als je er zomaar iets uithaalt, er een gat ontstaat. Ik vind dat je dat dus niet zomaar moet doen. Voordat je dat gaat doen, moet je met de burgemeester van Amsterdam hebben gesproken over hoe je dat gat dan opvult, want uiteindelijk gaat het natuurlijk om een heel systeem en niet alleen om een gevangenis. Straks hebben we Zaanstad en kunnen die jongens naar Sassenheim en Almere. Maar voordat je dat allemaal gaat doen, moet er wel met de burgemeester gesproken worden. Die heeft ideeën over wat je zou kunnen doen als je die gevangenis sluit om toch ervoor te zorgen dat die Top 600-aanpak goed kan blijven gaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Toch verbaast me dit wel. De burgemeester van Amsterdam is buitengewoon goed in staat om, als hij oplossingen heeft, die zelf met de staatssecretaris te bespreken. De staatssecretaris heeft al, ik geloof zelfs twee keer, met de burgemeester van Amsterdam gesproken. Dus ik stel nogmaals de vraag: wat stelt de heer Marcouch concreet voor dat er tussen de staatssecretaris en de burgemeester gewisseld moet worden?

De heer Marcouch (PvdA):
Het beeld dat ik daarbij heb is dat je niet zomaar Amsterbaken sluit. Die aankondiging is er. Ik vraag de staatssecretaris om het niet te laten doodbloeden. Ga zo snel mogelijk met de burgemeester in gesprek — en inderdaad, die weet wat hij wil — en zorg ervoor dat de sluiting van Amsterbaken er in ieder geval niet toe leidt dat de aanpak van de Top 600 schade berokkend wordt, want dat is een belangrijke manier van criminaliteit- en recidivebestrijding. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij dat gesprek al heeft gehad en welke ideeën daarbij naar voren zijn gekomen. Ik vind het belangrijk om dat hier in alle realiteit nog eens te adresseren.

Ik was gebleven bij dat bewijs van goed gedrag, anders dan de vog. Ik had daar eerder een motie voor willen indienen, maar die heb ik aangehouden, omdat de staatssecretaris toentertijd aangaf dat hij dat ging regelen. Ik zou graag willen weten of dat ook gebeurt.

Hulde aan de minister, want vandaag lazen we dat een van de highcrime prioriteiten, overvallen, behoorlijk aan het dalen is. Dat laat zien dat als je je inzet, je ook resultaten kunt boeken. Inbraken, overvallen en andere high-impact crimes zijn ook in 2015 prioriteit voor de politie. Ik roep de minister dus op om een tandje bij te zetten bij de basiskwaliteit en de uitvoering: beter aangiften opnemen, beter opsporen en beter verhoren. Zolang de pakkans zo enorm laag blijft als nu, krijgen wij de criminele jagers op het snelle geld niet in een fatsoenlijke baan of in de schoolbanken.

Kan de minister aangeven hoe het staat met de uitlevering van naar Marokko gevluchte daders, nu het kabinet aangekondigd heeft het verdrag met Marokko op te zeggen? Kan de minister daar helderheid over verschaffen? We lezen toch veel over jongens die die kant opgaan. De afgelopen jaren waren er heel goede samenwerkingen op dat terrein. Ik ben heel erg benieuwd of dat nu nog steeds goed gaat.

Intussen moeten we het de criminelen zo moeilijk mogelijk maken. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat de politie de bedreigde prediker Yassin Elforkani moet adviseren om thuis op de bank te blijven zitten, homo's het zoenen te laten of vrouwen in Amsterdam-Zuidoost hun sieraden af te doen. Integendeel. Ik bedoel dat we de huurwoningen terug moeten pakken die criminelen gebruiken om hun buit op te slaan, wapens te verbergen of vrouwen te verhandelen, en dat de corporaties de wankele voordeuren van hun verwaarloosde huurwoningen moeten verstevigen. Kan de minister ook aangeven wat hij met mijn verzoek van afgelopen jaar heeft gedaan om te bekijken of de btw voor bijvoorbeeld particulieren verlaagd kan worden? Kan de minister met deze punten in gesprek treden met zijn collega-minister voor Wonen? Het lijkt mij erg belangrijk dat we hier ook werk van maken.

Ook discriminatie en racisme moeten high-impact crimes worden, zo toont bijvoorbeeld het venijn in de reacties op de Oranjeselfie. Vooral nu discriminatie zo snel en breed verspreid wordt via de sociale media, is deze hatecrime zeker zo ontwrichtend als inbraken en overvallen. Zo zijn nu al tot in Zuidoost Groningen joden bezig het chanoekafeest, dat over drie weken begint, te beveiligen. Daarom vraag ik de minister discriminatie te prioriteren als high-impact crime. Ook wil ik weten of het Openbaar Ministerie vervolgt en kan vervolgen. Ik zie graag dat de rechters kunnen straffen met een zichtbare stage bij de gediscrimineerden. Als we laten zien dat aangifte tot veroordeling leidt, zullen meer slachtoffers van discriminatie bereid zijn aangifte te doen, zoals homo's, joden en moslims. Het percentage meldingen, aangiften en veroordelingen wil ik zien in het jaarverslag van de Nationale Politie. In het jaarverslag wil ik ook lezen hoe de politie deskundigheid traint om de aangifte fatsoenlijk op te nemen en de daders trefzeker op te sporen.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik hoor dit betoog aan. Het is interessant. Er zit wel een graat in mijn keel, want het raakt iets heel belangrijks. Ik heb vanochtend ook in een nieuwsbericht gezien dat de heer Marcouch in één adem ras, geaardheid en geloof noemt en zegt dat beschimpingen van dat aspect van personen high-impact crime moeten worden. Er is een deel van je persoonlijkheid dat je niet kunt veranderen, zoals je geaardheid of de kleur van je huid. Dat is wat je bent. Een ander deel is wat je kiest of wordt, je geloof. Ik zou de heer Marcouch toch willen voorhouden dat je onderscheid moet maken tussen die twee dingen. Geloof raakt aan overtuigingen. Zijn oproep raakt de vrijheid van meningsuiting en het vrije debat. Dan moet je toch onderscheid maken tussen die onderdelen van iemands persoonlijkheid en identiteit?

De heer Marcouch (PvdA):
Dat onderscheid moet je zeker maken. Ik ben het daarover eens met mijn collega. Ik heb niet zozeer kritiek op een geloof voor ogen, maar een varkenskop aan de deur van een moskee. Ik heb voor ogen een moslima met een hoofddoek bespugen omdat ze moslima is. Ik heb voor ogen joden die niet met hun keppeltje in een wijk durven te lopen omdat ze vanwege dat keppeltje fout bejegend worden. Ik heb het over teksten die racistisch zijn zoals wij die kunnen lezen in de sociale media. Ik heb het over dat soort dingen. Juist als je veel waarde hecht aan de vrijheid van meningsuiting, zoals ik doe, en je die moet verdedigen, dan is het van belang om ruimte aan kritiek te geven, maar ook om duidelijk de norm te stellen als het gaat om racisme en discriminatie. Die twee dingen zijn heel goed te onderscheiden van elkaar.

De heer Segers (ChristenUnie):
We moeten wel heel secuur zijn in onze uitingen. Ik ben tegen racisme en tegen discriminatie, maar ik vind het van een andere orde wanneer mensen bijvoorbeeld de heer Marcouch beschimpen omdat een deel van zijn identiteit Marokkaans is, omdat hij een Marokkaanse achtergrond heeft, dan wanneer iemand mij beschimpt of bekritiseert omdat ik christen ben. Dat is namelijk een overtuiging. Dan kan het er heel scherp aan toe gaan. Wij zijn donderdag allebei op een symposium geweest waar het er heel scherp aan toe ging toen het over de islam ging. Ik mag hopen dat dat tot het vrije debat blijft behoren, ondanks dat het soms over de fatsoensgrens heen gaat en ik het nooit zo zou zeggen. Omdat de heer Marcouch het nu en in de berichtgeving echter in één adem noemt, vind ik het van belang om dit heel nauwkeurig te markeren.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik heb net aangegeven wat ik voor ogen heb. Ik heb alle vertrouwen in onze rechtsstaat en dus ook in onze officieren van justitie, in die zin dat zij dat onderscheid heel goed kunnen maken. Wat ik wil, is dat we laten zien dat racisme en discriminatie een hoge impact hebben op de mensen die het betreft. Ik wil dat we daar juridisch ook werk van maken. Dat kan ambtshalve vervolgd worden. Er is een Landelijk Expertisecentrum Diversiteit bij het Openbaar Ministerie. Ik wil dat het actiever gebeurt. Ik wil dat we actiever de norm stellen om vervolgens ruimte te geven voor vrijheid van meningsuiting, voor kritiek en voor debat zoals wij dat zelf ook scherp hebben gevoerd in dat EO-symposium. Dat onderscheid zie ik zeker. Het is absoluut niet de bedoeling om de aanpak van racisme of discriminatie te gebruiken om die vrijheid van meningsuiting te beperken. Ik vind het echter net zo belangrijk dat we die vrijheid van meningsuiting niet misbruiken om racistische en discriminatoire uitingen te doen of geweld te plegen.

Voorzitter. Ik heb een vraag aan de staatssecretaris. De brief met de zorgen van de reclassering hebben we allemaal ontvangen. Een aantal collega's heeft hier al een punt van gemaakt. Werkstraffen zijn natuurlijk belangrijk. Wachtrijen leiden niet tot effectiviteit op het gebied van wat je wil: lik-op-stuk, recidive bestrijden. Ik wil heel graag een reactie van de staatssecretaris. Hoe denkt hij de problemen aan te pakken die genoemd worden in de brief van de reclassering? Hoe gaat hij dit oplossen?

Tot slot: wie onverhoeds wordt aangevallen, verliest de grond onder de voeten. Van getraumatiseerde agenten tot mishandelde echtgenoten en van bedreigde imams tot gepeste joden, zonder veiligheid geen zelfvertrouwen en geen vertrouwen in anderen. Zij die veilig zijn, bouwen aan hun toekomst, drijven handel met elkaar en werken samen met anderen aan nieuwe producten. Veiligheid hoort eerlijk verdeeld te zijn.

De heer Van Nispen (SP):
Dat zijn mooie woorden van de heer Marcouch, vooral ook die laatste. De heer Marcouch heeft een aantal zorgen geuit over bepaalde organisaties, bijvoorbeeld de politie en het Openbaar Ministerie. Die zouden ook vaker discriminatie moeten vervolgen. Dat kan ik nog best onderschrijven. Hij had ook zorgen over de reclassering, maar neem de politie als voorbeeld. De PvdA steunt de bezuiniging van 14 miljoen euro daarop; de SP wil daar 40 miljoen euro in investeren. Ook voor het Openbaar Ministerie en de reclassering heeft de SP amendementen ingediend. Kan de heer Marcouch die amendementen steunen? We hebben ook wat betreft de dekking gekeken naar wat de PvdA mogelijk aanspreekt.

De heer Marcouch (PvdA):
We hebben de begroting van de politie een of twee weken geleden al behandeld. Ik ken die amendementen niet, maar voor elke euro die je ergens weghaalt, moet je ergens anders een euro vandaan halen. Op het terrein van veiligheid heeft dit kabinet veel bezuinigd op DJI, maar op de politie is juist niet bezuinigd. Er is juist geld bijgekomen. Er is een reorganisatie gaande die tot allerlei besparingen leidt, maar die discussie hebben we vorige keer gevoerd.

De heer Van Nispen (SP):
De heer Marcouch moet mij hier niet gaan uitleggen hoe het werkt. Natuurlijk is er vorige week over de politie gesproken. Ik heb vorige week ook al amendementen ingediend. Dat weet de heer Marcouch heel goed. Mevrouw Kooiman heeft dat ook gedaan. De heer Marcouch gaat mij hier niet vertellen dat hij die amendementen niet heeft kunnen lezen, want ze liggen al zeker acht dagen hier in de Kamer. Dat was mijn eerste punt. Dat er vorige week over de politie is gesproken, zegt mij helemaal niets, want overmorgen stemmen we over de amendementen en een daarvan gaat over de politie. Dat was punt twee. Punt drie is dat de heer Marcouch ook weet dat de politiebegroting er volgend jaar 14 miljoen op achteruit gaat. Ik leg hem concreet voor dat de SP daar 40 miljoen in investeert. Mijn laatste punt …

De voorzitter:
Dat zijn vier punten. Dit is uw eerste begroting, dus we zijn een beetje coulant.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Maar er zijn grenzen.

De heer Van Nispen (SP):
Ik kreeg ook een heel raar antwoord. Mijn laatste punt: de heer Marcouch probeert mij uit te leggen hoe het systeem van dekking werkt. Ik zeg hem net dat wij dekking hebben gevonden, namelijk in de decriminalisering van softdrugs. Dat bepleit de PvdA al sinds jaar en dag, staat in haar verkiezingsprogramma et cetera. De heer Marcouch gaat mij toch niet vertellen dat hij om die reden de amendementen van de SP gaat afwijzen?

De heer Marcouch (PvdA):
De Partij van de Arbeid zit in een coalitie met de VVD, dus die amendementen zullen we natuurlijk toetsen aan het regeerakkoord en die zullen we inderdaad ook toetsen aan de dekkingen. Ik heb zomaar het vermoeden dat ik die amendementen niet kan ondersteunen.

De voorzitter:
Ik wilde het woord geven aan de volgende spreker, maar ik geef het woord aan een interrumpant, namelijk mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb de heer Marcouch horen zeggen dat hij racisme onder high-impact crime wil laten vallen. We hebben echter van zijn collega een mooie initiatiefnota gekregen over herstelbemiddeling binnen het strafrecht. Gaan we deze high-impact crime ook via mediation oplossen?

De heer Marcouch (PvdA):
Ja, dat sluit ik niet uit. Een van de verzoeken die ik doe, is om bijvoorbeeld de daders van discriminatie te confronteren met hun slachtoffer of degene die zij gediscrimineerd hebben. Dat zou heel goed een manier kunnen zijn die daarin past. Dat zou zomaar kunnen.

Mevrouw Helder (PVV):
Dan merk ik toch licht tussen de heer Marcouch en de heer Recourt, want ik hoor de heer Marcouch nu zeggen dat de daders geconfronteerd moeten worden met de slachtoffers. Nou, daar zitten de slachtoffers niet op te wachten, en ik hoorde de heer Recourt zeggen dat het initiatief van het slachtoffer moet uitgaan.

De heer Marcouch (PvdA):
Dat is precies wat ik bedoel. Het lijkt mij helder dat je bij mediation twee partijen nodig hebt. Die moeten dat beide onderschrijven. Het gaat mij erom dat het kabinet veel meer moet doen aan racismebestrijding en discriminatiebestrijding. Soms doe je dat via het strafrecht, soms is mediation de manier en soms is het een kwestie van een wijkagent die iemand confronteert, waarmee het ook opgelost kan zijn. Ik wil dus helemaal niet treden in de vraag hoe je dat doet, als we maar wel de norm stellen. Daar hoort ook het strafrecht bij, en mediation is ook een manier om het te regelen.

De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Bij deze begrotingsbehandeling neem ik namens de PVV het onderdeel immigratie en asiel voor mijn rekening. Het is tijd om op dat terrein een heel trieste balans op te maken. Allereerst is onder deze staatssecretaris een nieuw immigratierecord gebroken. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft becijferd dat er vorig jaar maar liefst 165.000 migranten naar Nederland kwamen. Nooit eerder zijn het er zo veel geweest, ook niet onder linkse types als Job Cohen of mevrouw Albayrak. Dat geeft natuurlijk te denken. Nog steeds wordt de Nederlandse burger, die de voortgaande massa-immigratie helemaal niet wil, gruwelijk in de steek gelaten. Die massa-immigratie behoort tot de heilige linkse huisjes waar niet tegenaan mag worden geschopt. Die huisjes worden nu nota bene door de VVD fel verdedigd. Wat die partij en deze staatssecretaris allemaal voor de PvdA hebben gedaan op dit gebied is werkelijk ongekend. Dat gaat van het realiseren van een nieuwe generaalpardonregeling tot het van tafel vegen van de strafbaarstelling van illegaliteit. En van het ruimhartig toelaten van Syrische asielzoekers tot het uitkleden van de vreemdelingendetentie.

Het vreemdelingenbeleid wordt steeds verder versoepeld en de Nederlandse burger betaalt daar een veel te hoge prijs voor. Praat bijvoorbeeld eens met de laatste autochtone bewoners van de Haagse Transvaalwijk, die vreemden zijn geworden in eigen land. Zie de problemen rond uitkeringsafhankelijkheid van migranten, overlast en criminaliteit. Zie ook de 7 miljard euro die de massa-immigratie per jaar kost, zoals onderzoeksbureau NYFER al berekende. En last but not least heeft de ramp van de islamisering van Nederland zich natuurlijk ook via het softe immigratiebeleid kunnen voltrekken. Het is een ramp die onze vrijheid, democratie en kernwaarden grof geweld aandoet en ervoor zorgt dat Nederland nu een land is waar "dood aan de joden" op straat wordt geschreeuwd, homo's niet meer veilig op straat kunnen lopen, vrouwen als minderwaardig worden gezien en gewelddadige jihadstrijders als helden worden bejubeld. Deze islamiseringsramp blijft zich voltrekken.

Deze staatssecretaris is goed op weg om het immigratierecord van vorig jaar nog eens stevig te verbeteren. Hij zadelt Nederland op met een asieltsunami die zijn weerga niet kent. De asielinstroom verdubbelt dit jaar zelfs ten opzichte van vorig jaar. Volgend jaar wordt het nog veel erger, heeft de staatssecretaris al aangekondigd. Dan mogen we waarschijnlijk maar liefst 40.000 asielzoekers verwelkomen. De staatssecretaris staat erbij en kijkt ernaar. Hij doet helemaal niets om de massale komst van asielzoekers te stoppen. Hij nodigt weliswaar een paar honderd Syriërs minder uit om naar Nederland te komen, maar hij doet helemaal niets tegen de tienduizenden die op eigen gelegenheid naar Nederland komen. Die wil hij allemaal in Nederland laten blijven. Daarom is hij naar eigen zeggen al druk bezig met het regelen van nog meer huurhuizen, als een echte makelaar van de massa-immigratie.

De staatssecretaris lijkt al met al bijzonder veel haast te hebben met het weggeven van ons mooie land, onze westerse cultuur, onze verzorgingsstaat en onze veiligheid. Maar de PVV pikt dat niet. Wij blijven het kabinet oproepen om de asielinstroom te stoppen. Iedereen ziet dat Nederland dit niet aankan. Er moet nu toch echt een moment komen dat de staatssecretaris dat ook ziet. Tot nu toe verschuilt hij zich steeds achter bestaande regels en verdragen. Maar nu die regels en verdragen onze samenleving duidelijk ontwrichten, moeten die natuurlijk veranderd c.q. opgezegd worden. Doe dat zo snel mogelijk. Val alstublieft niet terug op de mantra dat alles in EU-verband geregeld moet worden — de VVD-fractie zei dat ook — want de EU maakt er juist een enorme chaos van. De EU is verworden tot een pendeldienst die migranten actief naar Europese havens brengt in plaats van tegenhoudt. Van de EU moeten we juist iedereen tot Nederland toelaten. De EU is een grote applausmachine voor de massa-immigratie. En daar moeten wij dan volgens de staatssecretaris en de VVD afhankelijk van zijn? Het is bijna lachwekkend. Wat het kabinet moet doen bij de feitelijke afwezigheid van EU-buitengrenzen, is het in ere herstellen van de eigen Nederlandse grenzen. Die moeten ouderwets bewaakt worden, niet in de laatste plaats om terroristen en terugkerende jihadstrijders tegen te houden. Graag krijg ik hierop een reactie.

De huidige asieltsunami leidt momenteel ook tot een vreselijke opvangchaos. De staatssecretaris trekt in alle hoeken en gaten in ons land opvangcentra uit de grond. Verzorgingstehuizen, gevangenissen, vakantieparken, alles wordt een asielzoekerscentrum. Daarvoor moet alles en iedereen wijken. Het maakt de staatssecretaris allang niet meer uit als bestemmingsplannen worden genegeerd of gemeenteraden worden gepasseerd. Op z'n Noord-Koreaans zijn er totaal geen rechten of zekerheden waar de burger op terug kan vallen. Democratie telt kennelijk niet meer. Is dit wat de staatssecretaris wil? Vindt hij het uitlegbaar dat de democratische rechten van de burger simpelweg worden vertrapt? In ieder geval vraagt de PVV hem om hiermee op te houden. Zie de Nederlander alstublieft als iets meer dan iemand die in de weg staat om asielzoekers te plaatsen, want zo behandelt het kabinet de Nederlander tegenwoordig.

Een voorbeeld van de opvangchaos is de massale vechtpartij in het asielzoekerscentrum te Overloon. Tientallen mensen gingen elkaar te lijf met metalen staven en messen. Daardoor vielen er vijftien gewonden, van wie ook een aantal naar het ziekenhuis moest. En wat zei de staatssecretaris hier afgelopen donderdag over? Dat de zaak niet uit de hand is gelopen. Hij nam ook afstand van de term "geweldplegers". Ik vraag de staatssecretaris om deze rare reactie te herstellen. Het linkse wegkijken moet maar eens afgelopen zijn. Waarom lopen deze geweldplegers eigenlijk gewoon weer vrij rond? Waarom zitten ze niet vast? Waarom worden ze het land niet uitgezet? Daar krijg ik graag helderheid over. Overigens was er in het asielzoekerscentrum van Budel een soortgelijke geweldsexplosie, maar die werd onder de pet gehouden. Gaat de staatssecretaris problemen met asielzoekers weer ouderwets verzwijgen en onder het tapijt vegen? Ik krijg graag uitleg hierover.

Ik wil het nog over een andere specifieke opvanglocatie hebben, te weten die in het Drentse dorpje Oranje. Hier wonen 140 mensen en die worden opgezadeld met de komst van honderden asielzoekers. De VVD-burgemeester van het dorp was al heel snel om en vroeg de burger vooraf helemaal niets. Dat is misschien geen wonder, omdat deze burgemeester als voorzitter van de Stichting Nidos geld verdient met asielopvang en omdat hij al warme banden met het COA heeft. Als chairman of the day was hij al eens het stralende middelpunt bij een managementbijeenkomst van het COA.

Er speelt echter nog veel meer in deze zaak. Alle asielzoekers in Oranje worden ondergebracht in recreatiehuisjes van een bekende ondernemer. We hebben het over een ondernemer die hiermee zijn zieltogende vakantiepark van de ondergang heeft gered. Sterker nog, hij vangt op dit moment, volgens nieuwsberichten, per asielzoeker de dubbele prijs en loopt dus lekker binnen. Deze ondernemer is bovendien lid van dezelfde partij als de staatssecretaris. Hij vertegenwoordigt deze partij ook in een gemeenteraad. We hebben het over een ondernemer en partijgenoot die, lachend en bier drinkend, met de huidige staatssecretaris op de foto staat. Ik heb de foto bij me, voor wie geïnteresseerd is in dit feestelijke moment. Ze gaven ook samen acte de présence tijdens een golftoernooi van de VVD. Volgens de deelnemerslijst gaven beide heren die nu in vak-K zitten, acte de présence bij dit toernooi.

Laten we eerlijk zijn: hier klopt gewoon iets niet. Dezelfde mensen die feestelijke partijonderonsjes hebben, sluiten een enorme miljoenendeal over de opvang van asielzoekers. Het gaat om een deal die zeer lucratief is voor de betreffende ondernemer en waarbij zowel de burger als het bestaande bestemmingsplan razendsnel buitenspel zijn gezet. Een bewindspersoon hoort te allen tijde iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden. Volgens de PVV is dat met deze deal duidelijk niet gebeurd. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen waarom hij denkt dat hij wel zijn best heeft gedaan om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden? In zijn beantwoording van de Kamervragen die de PVV hierover heeft gesteld, heeft hij dat in ieder geval nagelaten. Hierin schrijft hij bijvoorbeeld dat er geen sprake is van belangenverstrengeling, maar nogmaals, de schijn daarvan moet ook worden vermeden. Het is ook bijzonder vreemd dat de staatssecretaris de Kamer niet eens wil vertellen hoeveel geld er met die deal is gemoeid. Waarom niet? Waarom mag de Kamer, volgens de staatssecretaris, niet controleren hoe zuurverdiend belastinggeld wordt besteed? Wat is hier aan de hand? Er is niet al te scherp onderhandeld, als het waar is dat per asielzoeker nu de dubbele prijs wordt betaald. De PVV wil graag een heldere uitleg van de staatssecretaris over al deze punten, want het zaakje ruikt, plat gezegd, niet zo fris.

De heer Recourt (PvdA):
Ik ben niet zo gecharmeerd van dit pleidooi, maar ik heb wel een heel concrete vraag erover. Zegt de woordvoerder van de PVV nu dat partijgenoten nooit enige zakelijke relatie met elkaar mogen hebben, ook niet als ze in uitvoering van hun functie zijn? Betekent dit dat je elkaar van heel ver moet aankijken als je partijgenoten bent?

De heer Fritsma (PVV):
In deze zaak gaat het om opvang die door de staatssecretaris is bewerkstelligd. De staatssecretaris heeft de burgemeester van de betreffende gemeente gebeld met het verzoek om snel in opvangplaatsen te voorzien. Die opvangplaatsen werden gegund aan een ondernemer die lid is van dezelfde partij als de staatssecretaris. Volgens foto's hebben de staatssecretaris en die ondernemer contacten gehad. Ze drinken gezellig bier samen en geven acte de présence bij VVD-golftoernooien. Dat klopt niet. Ik zeg niet dat er sprake is van belangenverstrengeling. Laat dat duidelijk zijn. Het is echter helder dat iedere bewindspersoon ook altijd de schijn van belangenverstrengeling dient te vermijden. Daar gaat het om en dat is in deze zaak, denk ik, niet gebeurd. Nogmaals, de staatssecretaris heeft antwoorden gegeven op Kamervragen hierover. Die antwoorden zijn onbevredigend. De PVV nodigt de staatssecretaris dus uit om morgen uit te leggen waarom hij denkt dat hij de schijn van belangenverstrengeling wel heeft vermeden. Laat het duidelijk zijn: het klopt niet helemaal om een miljoenendeal te maken met iemand met wie je biertjes drinkt en golft en die ook nog eens lid is van dezelfde partij.

De heer Recourt (PvdA):
Als ik die redenering doortrek, mag de staatssecretaris bij gemeenten met burgemeesters van het CDA, de PvdA en de ChristenUnie wel asielzoekers plaatsen, maar moet hij om de gemeenten met een VVD-burgemeester heen lopen, omdat dan de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan. Nogmaals, de schijn van belangenverstrengeling moet inderdaad worden vermeden, maar wij moeten het ook werkbaar houden in Nederland. Het voorstel van de PVV is echt een beetje vreemd.

De heer Fritsma (PVV):
De heer Recourt heeft het over de burgemeester van de betreffende gemeente. Ik neem het de staatssecretaris echter niet eens kwalijk dat hij met hem contact opnam, hoewel deze burgemeester geld verdient met asielopvang, voorzitter is van de Stichting Nidos en leuke bijeenkomsten van het COA leidt. Dat kun je ook allemaal vreemd vinden, maar zelfs dat neem ik de staatssecretaris niet kwalijk. Hij moet immers zaken doen met burgemeesters. Wat ik hem wel kwalijk neem, is dat hij in de ogen van de PVV niet de schijn van belangenverstrengeling heeft vermeden, door een miljoenenopdracht te gunnen aan een partijgenoot, met wie de staatssecretaris duidelijk gezellige momenten had. Dat had niet gemoeten. Nogmaals, iedere bewindspersoon dient de schijn van belangenverstrengeling te vermijden. Dat doe je niet met het sluiten van een miljoenendeal met deze ondernemer, die een partijgenoot is en met wie al die gezellige momenten zijn beleefd. Dat is duidelijk.

De heer Azmani (VVD):
Volgens mij kunnen deze insinuaties niet waargemaakt worden door de heer Fritsma. Is het de heer Fritsma bekend dat het COA een zelfstandig bestuursorgaan is?

De heer Fritsma (PVV):
Dat is mij bekend, maar nogmaals, de staatssecretaris heeft zich hard gemaakt voor de opvang in het dorpje Oranje. Hij heeft met de burgemeester gebeld. Dat heeft de burgemeester zelf toegegeven. De betreffende ondernemer is financieel uit de brand en gered met deze deal. Nogmaals, deze ondernemer is lid van dezelfde partij als de staatssecretaris, die gezellige momenten met hem heeft doorgebracht. Het bestemmingsplan is genegeerd. Dat hoort ook niet. De gemeenteraad is gepasseerd. Dat hoort ook niet. Dat zijn allemaal omstandigheden die niet kloppen.

Nogmaals, we zeggen niet dat er belangenverstrengeling is, maar de staatssecretaris moet ook zijn best doen om de schijn daarvan te vermijden. Hier klopt iets niet. We hebben er Kamervragen over gesteld, maar die zijn niet voldoende beantwoord. Daarom geeft de PVV-fractie de staatssecretaris de kans om nog een keer uit te leggen waarom hij denkt dat de schijn van belangenverstrengeling wel is vermeden.

De voorzitter:
Ik heb een aantal keren het woord "nogmaals" gehoord. Dat duidt meestal op herhalingen. Laten we niet te veel in herhaling vervallen.

De heer Azmani (VVD):
Het is insinuatie op insinuatie. De heer Fritsma plakt allerlei dingen op elkaar om een aantal verdachtmakingen rond te breien. Het gaat om het COA, dat als zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk voor het sluiten van contracten voor opvangvoorzieningen. Ik weet echt niet waarom de heer Fritsma dit beeld wil opwerpen, omdat het een zelfstandig bestuursorgaan is dat deze contracten sluit, en dus niet de staatssecretaris.

De heer Fritsma (PVV):
Daarmee is het hele verhaal niet verteld. Nogmaals, de staatssecretaris heeft zich persoonlijk hard gemaakt voor een vrij massale asielopvang in het dorpje Oranje. Hij heeft daarover met de burgemeester gebeld. Hij heeft zich niets aangetrokken van het bestemmingsplan. Volgens het bestemmingsplan hoort er op die locatie recreatie te zijn. Het opvangen van 1.400 of 600 asielzoekers kun je niet echt recreatie noemen, als je het mij vraagt. De gemeenteraad is gepasseerd. Dat had ook niet gemoeten. Dat zijn heel veel omstandigheden die het feit dat deze deal is gemaakt met die ondernemer in een bepaald daglicht plaatsen.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt en dat we morgen gaan luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris.

De heer Fritsma (PVV):
Dan doen we dat, voorzitter.

Op het lijstje van punten waarop de staatssecretaris zwaar tekortschiet, prijkt helaas ook het punt van openbare orde in relatie tot vreemdelingenzaken. Hopelijk kan dit veranderen. Voor zover de asielinstroom onverhoopt nog niet is gestopt, wil de PVV graag met de staatssecretaris afspreken om in ieder geval geen criminele asielzoekers meer toe te laten. De staatssecretaris moet het ermee eens zijn dat asielzoekers die naar Nederlands recht een misdrijf hebben gepleegd, de kans op een verblijfsvergunning zelf hebben verbruid. Ik noemde eerder al het voorbeeld van de geweldsexplosies in Overloon en Budel. Ik kan me niet voorstellen dat de staatssecretaris types die mensen met metalen staven en messen te lijf gaan, wil blijven trakteren op een verblijfsvergunning. Ik hoor graag de toezegging om dat ook niet meer te doen. Hoewel de staatssecretaris bewijst dat hij heel makkelijk tienduizenden asielzoekers per jaar wil toelaten, kan ik me nog net niet voorstellen dat hij ook voor de criminele exemplaren de rode loper uit wil blijven leggen.

Ten slotte moeten we eens stilstaan bij de kwalijke rol van de Nederlandse asielindustrie. Volgens mij bestaat nergens ter wereld zo'n uitgebreid apparaat om illegalen en uitgeprocedeerden te beschermen als in Nederland. Zo hebben we hier een leger van maar liefst 751 vreemdelingenadvocaten die op kosten van de belastingbetaler voor een bedrag van bijna 20 miljoen euro per jaar hun werk mogen doen. Kan de staatssecretaris dit bedrag fors beperken? Ik vraag dit ook omdat er meer gedaan moet worden aan het eeuwige probleem van het procedures stapelen waarmee vreemdelingen hun vertrek uit Nederland steeds kunnen traineren. Maar ook andere subsidies moeten eens onder de loep worden genomen. Waarom krijgt bijvoorbeeld VluchtelingenWerk maar liefst 8,8 miljoen euro aan overheidssubsidie? Het erge hierbij is dat de belastingbetaler via deze subsidie gewoon meebetaalt aan de ondermijning van het vreemdelingenbeleid, want VluchtelingenWerk doet steeds haar uiterste best om illegalen en uitgeprocedeerden in Nederland te houden. Dit zijn dus mensen bij wie juist is vastgesteld dat het geen echte vluchtelingen zijn. Dus wat dat betreft kan de stichting beter IllegalenWerk heten. De organisatie heeft bovendien geen belastinggeld nodig omdat vanuit de Postcodeloterij al zo'n 10 miljoen euro wordt overgemaakt. Geld zat dus! En als je de eigen directeur meer dan €115.000 per jaar laat verdienen heb je als zogenaamd goed doel natuurlijk veel te veel geld. Dus graag de toezegging om de Nederlandse asielindustrie eens aan te pakken, te beginnen met het stopzetten van subsidie aan VluchtelingenWerk en het geven van veel minder belastinggeld aan vreemdelingenadvocaten. Graag krijg ik een reactie op dat punt.

De heer Schouw (D66):
De heer Fritsma beschuldigt de staatssecretaris nu van allerlei louche dealtjes en hij beschuldigt de staatssecretaris al zo'n twee jaar lang van incompetent gedrag omdat hij niets doet tegen de vluchtelingen et cetera. Wordt het nu niet eens tijd dat de PVV boter bij de vis levert en dit debat ook gebruikt om het vertrouwen in de staatssecretaris op te zeggen? Waarom hoor ik die consequentie niet?

De heer Fritsma (PVV):
Dat hebben we kort geleden ook gedaan. Volgens mij was de heer Schouw daar ook bij. Toen voor de zomer de eerste berichten kwamen over de massale asielinstroom van Syriërs en Eritreërs hebben we daarover een debat aangevraagd en gekregen. In dat debat hebben we inderdaad het vertrouwen in de staatssecretaris opgezegd, maar ja, helaas zit hij er nog.

De heer Schouw (D66):
Dit is een begrotingsbehandeling en dat is niet zomaar wat. Dat is een gelegenheid waarbij je het jaar herneemt, je terugkijkt naar wat er afgelopen jaar is gebeurd en je vooruitkijkt naar het volgende jaar. Dat is echt een moment om dan ergens naar toe te werken. De heer Fritsma zit natuurlijk een beetje op hete kolen vanwege Pauw straks, maar zou hij dit toch nog eens nader willen uitleggen? Ik heb namelijk het idee dat hij het toch wel prettig vindt dat deze staatssecretaris er nog zit, omdat hij dan tenminste iemand heeft om voortdurend een beetje mee te spiegelen en te boksen, en dat hij niet oprecht vindt dat deze staatssecretaris weg moet. Ik heb de heer Fritsma vandaag in dit grote evaluatiegesprek namelijk helemaal niet gehoord over het functioneren van de staatssecretaris. En dat begrijp ik niet.

De heer Fritsma (PVV):
Als u mijn inbreng goed hebt beluisterd, is dat wel degelijk een oordeel over het functioneren van de staatssecretaris en dat is niet een al te best oordeel. Inderdaad, deze staatssecretaris zet zich niet meer in voor het Nederlands belang door een enorme asielinstroom te faciliteren. Dat zeggen we nu, dat hebben we altijd al gezegd en dat zullen we ook blijven zeggen. Op dat punt hebben we naar uw wens ook reeds een motie van wantrouwen ingediend. Dus dat is al gebeurd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik zou de heer Fritsma natuurlijk niet willen ophouden in zijn reis naar het televisieprogramma …

De heer Fritsma (PVV):
Ik neem alle tijd, want ik sta hier om vragen te beantwoorden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Er brandt toch wel een vraag op mijn lippen die ik wel beantwoord zou willen hebben. Dit is natuurlijk wel gemakkelijke kritiek op de staatssecretaris als het gaat om de instroom van nieuwe asielzoekers. U bent voorstander van opvang in de regio. Maar waar zit dan nog de rek als je kijkt naar landen zoals Jordanië, Libanon en Turkije? Die landen vangen toch al miljoenen vluchtelingen op?

De heer Fritsma (PVV):
Het is heel simpel. Kijk naar de steenrijke golfstaten: Koeweit, Qatar, Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten. Die doen helemaal niets! Die landen bulken van het geld, maar de oliesjeiks lachen zich een bult omdat de staatssecretaris wel tienduizenden verblijfsvergunningen klaarlegt voor Syriërs, zodat de oliesjeiks niets hoeven te doen. Laten we eerlijk zijn: dat is toch een beetje scheef. Dat moet zelfs de ChristenUnie erkennen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is ook wel een beetje gemakkelijk. Mensen zijn op de vlucht voor ISIS, voor extremistisch islamitisch geweld; homo's, christenen en yezidi's worden vervolgd. Moet je nu uitgerekend die groepen, die zeer kwetsbaar zijn, naar landen als Saudi-Arabië sturen? Daar krijgen bekeerlingen morgen alsnog meteen de doodstraf. Waar kunnen deze mensen naartoe, behalve naar Europa? Welke alternatieven hebben zij?

De heer Fritsma (PVV):
Nogmaals: de rijke oliestaten kunnen veel meer doen om Syriërs op te vangen. Qatar vangt er 46 op, zeg ik uit mijn hoofd. Moet je nagaan! Die rijke oliesjeiks lachen zich een bult: zij hoeven niets te doen omdat landen als Nederland deze mensen massaal toelaten en een verblijfsvergunning geven. Kijk ook eens naar andere landen, zoals Polen en Portugal. Die krijgen bijna helemaal geen asielzoekers. Daar kunnen mensen ook veilig worden opgevangen, maar daar gaan asielzoekers niet heen omdat de staatssecretaris hier in Nederland steeds de rode loper uitlegt. Dat moet maar eens afgelopen zijn, want Nederland kan de asielinstroom allang niet meer aan. Het ontwricht onze hele samenleving. Dat ziet iedereen, behalve toch nog vrij veel partijen in de Kamer; die willen het niet zien, helaas.

De heer Azmani (VVD):
Ik probeer toch nog even wat realiteitszin in de inbreng van de heer Fritsma te brengen. Zoals de heer Fritsma ook wel weet, doen de Arabische landen wel het een en ander om mensen op te vangen. Er wordt 500 miljoen besteed aan opvang in de eigen regio. De retoriek dat de Arabische landen helemaal niets doen, is dus onjuist.

De voorzitter:
Wat is uw punt?

De heer Azmani (VVD):
Ik wil graag het volgende punt maken. De partij van de heer Fritsma, de PVV, heeft nog niet zo lang geleden, van 2010 tot 2012, een kabinet gesteund met gedoogsteun. Wat is in die twee jaar de inbreng van de PVV geweest die ervoor zou hebben gezorgd dat de instroomcijfers nu heel laag zouden zijn? Was iedereen dan opgevangen in de eigen regio? Wat is de inbreng van de PVV geweest op dat punt?

De heer Fritsma (PVV):
Ik zou zeggen: kijk eens naar ons verkiezingsprogramma. Dan ziet u wat wij willen. Wij willen uit de EU. U wilt dat niet. Wat is het resultaat? U accordeert die lekke EU-buitengrenzen, waar honderdduizenden illegale migranten oversteken. Zij worden zelfs opgehaald door die EU van u. Daarna kunnen zij lekker doorreizen van Italië naar Nederland. Zij worden niet gecontroleerd, omdat alle grenzen weg zijn. En wij zitten met de gebakken peren. Het is allang duidelijk wat de PVV wil. Het probleem moet worden opgelost. Daarvoor moet je kijken naar Europa. Je moet het disfunctioneren van Europa erkennen. Je moet onder die rare Europese richtlijnen uit waardoor ons wordt opgelegd om heel veel asielzoekers op te nemen. We moeten van het Vluchtelingenverdrag af. Ook dat wilt u niet. Verdragen kunnen opgezegd worden en regels kunnen veranderd worden. Het is geen kwestie van niet kunnen, het is een kwestie van niet willen. Als je echt wilt, kun je deze asielinstroom tegenhouden. Ik hoop dat uw partij ook eens tot dat inzicht komt.

De heer Azmani (VVD):
Het is veel jijbakken. Over de EU heb ik in mijn bijdrage al het een en ander gezegd. Het beleid is op dit moment verkeerd en men kijkt naar de verkeerde kant. Dat weet de heer Fritsma ook allemaal. Mijn punt is dat zijn partij in de kabinetsperiode 2010-2012 kennelijk niet genoeg invloed heeft gehad om dit te voorkomen. Kort gezegd: het is veel retoriek voor de bühne, maar er zijn geen concrete oplossingen en daden.

De heer Fritsma (PVV):
Dat is helemaal niet waar. Wij hadden in de gedoogperiode afspraken gemaakt om het aantal migranten fors te beperken. Als het kabinet die afspraken niet had gehaald, zouden we het kabinet daarop hebben afgerekend. Weet u wat het verschil is tussen de PVV en de VVD? Wij hadden nooit een nieuwe pardonregeling geaccordeerd, wat uw partij wel doet. Wij hadden de strafbaarstelling van illegaliteit niet van tafel geveegd, wat uw partij wel doet. We hadden de vreemdelingendetentie niet uitgekleed, wat uw partij wel doet. We hadden de partner- en gezinsmigratie niet versoepeld, wat uw partij wel doet. Ik kan nog een halfuur doorgaan …

De voorzitter:
Laten we dat niet doen!

De heer Fritsma (PVV):
Jammer, voorzitter, ik had het graag gedaan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook in het betoog van de heer Fritsma zoek ik naar een mogelijke dubbele standaard. Is de PVV niet heel blij dat bijvoorbeeld ons koningshuis ten tijde van de Tweede Wereldoorlog is opgevangen in Canada? Dat is ook niet echt opvang in de regio. Misschien was er wel opvang in de regio, maar dan echt massaal: Belgen in Nederland, Nederlanders in Engeland, joden die op allerlei plekken zijn opgevangen, ook in Nederland. Op de opvang van toen zijn we nu heel trots. Zullen we later niet terugkijken op deze periode met de gedachte dat we te weinig hebben gedaan voor mensen die uit situaties van enorm geweld, enorme bedreigingen en enorme achterstand kwamen, terwijl wij toch een van de tien welvarendste landen ter wereld zijn?

De heer Fritsma (PVV):
Nogmaals, Nederland kan de massa-immigratie allang niet meer aan. Mevrouw Van Tongeren wijst op opvang in de regio. Dat is terecht. De PVV is ook voor opvang in de regio. Daarom moeten Syriërs ook in de eigen regio worden opgevangen. Mevrouw Van Tongeren wijst op het verleden, maar we leven in een tijd waarin bijvoorbeeld het Vluchtelingenverdrag uit de tijd is. Het Vluchtelingenverdrag legt Nederland de verplichting op om iedereen die zich hier meldt, op te vangen, een asielprocedure in te laten gaan en verblijf te geven. Daarom gaan bijvoorbeeld Somaliërs massaal naar Nederland, terwijl opvang in de regio, in buurland Kenia, ook veilig is. Mevrouw Van Tongeren moet er toch ook de absurditeit van inzien dat Somaliërs niet naar het veilige buurland Kenia gaan, maar de halve wereld overvliegen naar Nederland omdat ze van de staatssecretaris een verblijfsvergunning krijgen? Dat principe werkt gewoon niet meer. Nederland kan niet de hele wereld blijven opvangen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik probeerde net één niveautje hoger te komen en te kijken of ik de woordvoerder van de PVV mee kan krijgen. Als het over ons gaat, over ons koningshuis, in een oorlog waarvan wij vinden dat wij er mede het slachtoffer van waren, vinden wij het wel terecht. Canada ligt ook niet direct in de regio. We zijn zo ongelooflijk rijk als land. Zouden we vanuit een moreel principe niet ietsje ruimhartiger kunnen zijn? The Russians love their children too. Dit zijn gewone gezinnen, mensen met een vader, een moeder, een broer en een zus. Ik wijs op de positie van de PVV, bijvoorbeeld inzake de Tweede Wereldoorlog. 250 mensen in een land als Nederland is niet zo veel. Waarom zou de PVV er niet voor zijn dat een aangenomen motie gewoon wordt uitgevoerd?

De heer Fritsma (PVV):
Waren het er maar 250, zou ik zeggen! Er komen tienduizenden asielzoekers naar Nederland. Volgend jaar zijn het er 40.000. De staatssecretaris haalt weliswaar 250 asielzoekers minder op in Syrië, maar hij doet niets tegen de tienduizenden asielzoekers die zelfstandig naar Nederland komen. Nogmaals, opvang in de regio is mogelijk. Nederland kan niet de hele wereld blijven opvangen. Partijen die dat wel vinden, zijn een beetje wereldvreemd.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Kunnen mijn kinderen nog veilig naar school? Komen ze veilig thuis na het uitgaan in het weekend? Als ik zelf oud ben, kan ik dan mijn hondje nog uitlaten? Was getekend, Mark Rutte, op verkiezingscampagne in september 2012. Vervolgens voegde hij eraan toe dat zijn VVD 250 miljoen investeerde in veiligheid. Inmiddels zijn het retorische vragen geworden, want we weten allemaal het antwoord erop: drie keer nee. Ondanks dat de minister van Veiligheid en Justitie ons anders wil doen geloven, is het niet veiliger geworden. Maar liefst 84% van de burgers gelooft die stelling dan ook niet. Maar liefst 95% van de ondervraagde burgers denkt dat de berichten over de daling van het aantal woninginbraken dienen om de bevolking gerust te stellen. Helaas, die 250 miljoen voor veiligheid kwam er ook niet. De minister benut elke gelegenheid om te zeggen dat de criminaliteit is gedaald. Dat klopt, maar dan hebben we het wel over de geregistreerde criminaliteit, en dat is toch echt totaal iets anders dan de feitelijke criminaliteit.

De PvdA zegt altijd: vertel het eerlijke verhaal. De VVD zal zich daar als coalitiepartner vast bij aansluiten. Daarom zeg ik tegen de minister: vertel het eerlijke verhaal. Dat is toch echt het volgende. Het ophelderingspercentage is in 2013 gedaald, en wel tot een schamele 22,4%. Slechts 5 op de 100 meldingen van geweld en vermogenscriminaliteit komen voor de rechter. Van de tien geregistreerde misdrijven worden er slechts twee opgelost. Een woninginbraak wordt anders geregistreerd als het een inbraak in een leegstaande woning of een vakantiehuisje betreft.

In het regeerakkoord staat onder meer dat in de strafrechtketen de pakkans bijzondere aandacht krijgt. Dat mag ook wel, want de pakkans is bedroevend laag, namelijk 3,1% uitgaande van de feitelijke criminaliteit in 2010. We hoeven echt niet te denken dat dit inmiddels anders is geworden. Ook de staatssecretaris liet onlangs in een interview weten dat er nog veel werk te doen is om de pakkans te vergroten. Mijn vraag aan beide heren is dan ook: hoe gaan zij dit doen?

Vorig jaar heeft de PVV bij de behandeling van de begroting in een boekje de opvallendste uitspraken van het duo van Veiligheid en Justitie onder de loep genomen. Dit jaar zal ik stilstaan bij de resultaten van de bewindslieden. Die zijn te vinden — het wordt de burger makkelijk gemaakt — op de website van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De titel is veelzeggend: een overzicht van de resultaten van het beleid van de minister en de staatssecretaris vanaf het aantreden van het kabinet-Rutte II. Laat ik er eens een paar punten uitlichten. Ten eerste zijn de fouilleerbevoegdheden uitgebreid. Ten tweede kunnen de verdachten van geweld in de publieke ruimte of geweld tegen publieke ambtsdragers in afwachting van hun berechting via snelrecht worden vastgehouden. Een ander punt is het afschaffen van de verjaringstermijn van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. Het laatste punt is het verhogen van de gevangenisstraf voor mensenhandel van acht naar twaalf jaar. Dat zijn stuk voor stuk goede maatregelen. Ik meende ze ook te herkennen. Wat blijkt? Dat zijn maatregelen uit het kabinet-Rutte I. Oftewel, die maatregelen zijn mede dankzij de PVV genomen. Maar op de website van het ministerie staat letterlijk: "een overzicht van het beleid vanaf het aantreden van het kabinet-Rutte II". Het is toch een beetje gênant om op deze manier goede sier te maken met maatregelen die niet het resultaat zijn van dit kabinet maar van het kabinet daarvoor.

Wat kwam er dan wel uit Rutte II? Het antwoord op die terechte vraag kun je in één woord samenvatten, namelijk "bezuinigingen". Er wordt 400 miljoen bezuinigd in 2013, oplopend tot maar liefst 1 miljard in 2018. Alsof dat nog niet erg genoeg is, komen er extra bezuinigingen voor het gevangeniswezen bij. Dat in tijden waarin de veiligheid van de burgers onder druk staat door het "jihadtoerisme", om het zomaar eens te noemen. Daarom blijven de volgende vragen — het zijn er maar een paar — toch nog steeds belangrijk. Waarom wordt er bezuinigd op het gevangeniswezen als er nog vele duizenden tot gevangenisstraf veroordeelden vrij rondlopen en er in 2013 werd beraamd dat er nog een licht stijgende vraag naar sanctiecapaciteit zou zijn? Ik wijs daarbij op de prognoses voor het gevangeniswezen voor de komende jaren. Waarom wordt er bezuinigd op het Openbaar Ministerie, terwijl de dreiging van een aanslag in Nederland steeds groter wordt?

Rond Prinsjesdag verscheen groot in het nieuws dat het Openbaar Ministerie extra geld krijgt, maar liefst 20 miljoen. Maar dat is niet het eerlijke verhaal. In werkelijkheid wordt er 20 miljoen minder bezuinigd, want er was al besloten tot een bezuiniging van 51 miljoen extra in de periode van Rutte II. Wordt dit geld wel besteed aan — ik citeer de minister — het bestrijden van "criminaliteit met een internationale dimensie"? Minister Plasterk heeft onlangs in een debat gezegd dat er extra Nederlandse capaciteit van het Openbaar Ministerie naar de Antillen gaat, om daar de corruptie te bestrijden. Dus ik hoor graag van deze minister, die toch verantwoordelijk is voor het Openbaar Ministerie, of dit klopt.

Hoe dan ook, de PVV vindt dat het zeker nu, in tijden van terroristische dreiging, volstrekt onverantwoord is om verder te gaan met de bezuinigingen op deze instantie, want de grens is duidelijk al bereikt. De PVV wil dat er helemaal niet bezuinigd wordt op het OM. Sterker nog, er zou zelfs geld bij moeten. Wij zien dan ook graag dat de gehele extra bezuiniging van 51 miljoen euro zo veel mogelijk wordt teruggedraaid. Ik heb in september vorig jaar daartoe al een motie ingediend. Als de minister bij zijn standpunt blijft, kan ik alvast beloven dat ik deze motie weer zal indienen.

Laten we wat dat laatste punt betreft eens nagaan wat de regering tot nu toe heeft bereikt, op basis van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. We gaan even terug naar augustus 2014, want toen kondigde de minister met ferme taal aan dat het strafrecht voldoende instrumenten biedt om te doen wat in zijn ogen noodzakelijk is. Sinds afgelopen zomer hebben we elke week wel in de media gelezen dat er weer potentiële terroristen zijn gearresteerd. Maar de minister wist Nederland gerust te stellen door te adviseren — een citaat, voorzitter — "gewoon uit je doppen te kijken".

Zo snel als er berichten verschenen dat die potentiële terroristen werden gearresteerd, zo snel kwamen ook berichten dat ze weer werden vrijgelaten, onder — dat is ook weer een citaat — "zeer strenge voorwaarden". Die voorwaarden betroffen echter een enkelband die de dames en heren zelf moesten opladen. Het kan dus zomaar gebeuren dat de accu leeg is, en het gps-signaal verdwenen. Bij Volkert van der Graaf hebben wij bovendien kunnen zien hoe snel je deze justitierolex middels een kort geding kunt kwijtraken. Dat geeft de terroristische burger moed.

Ondertussen werden er wel geloofsgesprekken gehouden, in een poging deze potentiële terroristen te weerhouden naar Syrië te vertrekken. Hoe naïef kun je zijn, als je denkt dat overtuigde potentiële terroristen met een gesprek wel even veranderd kunnen worden? Maar goed, als de gesprekken niet soepel verlopen, wordt het paspoort van deze mensen ingetrokken en kunnen zij niet uitreizen. Maar zoals ik net al zei in een interruptiedebatje heeft de aanslag in Canada wel aangetoond hoe zulke maatregelen zullen uitpakken. Zelfs terreurexperts trekken de maatregelen van het kabinet op dit punt in twijfel. Door het intrekken van hun paspoort zullen deze mensen Nederland nog meer gaan haten en wordt het risico op een aanslag alleen maar groter.

Met het actieprogramma lukt het de regering ook niet om het aantal geradicaliseerde jongeren terug te dringen. Sinds de presentatie van het programma afgelopen zomer is het aantal jihadgangers alleen maar gestegen. Voor de liefhebber: van 130 naar inmiddels 160 personen. De PVV verzoekt de regering dan ook om over de eigen schaduw heen te stappen en aan de veiligheid van Nederland te denken. Deze mensen keren vrijwillig onze rechtsstaat de rug toe. Respecteer die keuze dan, laat ze vertrekken en trek hun paspoort in op het moment dat zij de grens over zijn, met daarbij natuurlijk wel de voorwaarde dat ze daarna niet meer terug mogen komen.

Het is de taak van de overheid om haar burgers, haar ingezetenen te beschermen. Dat is haar primaire taak. Het is niet haar taak om zich te verschuilen achter de opmerking — weer een citaat— dat "de Nederlandse bevolking weerbaar is". Deze opmerking van de minister is net zo vreemd als zijn advies om "gewoon uit je doppen te kijken" op dit punt. Erkent de minister dat het een overheidstaak is om de burgers te beschermen en dat hij hiervoor verantwoordelijk is? De minister moet zelf weerbaar zijn en de juiste maatregelen treffen. Of zit de minister soms te slapen? Immers, zijn advies aan zijn collega's om "te zorgen voor voldoende slaap" — dat is ook weer een citaat — getuigt niet echt van daadkracht. Helaas heeft de burger er tot nu toe ook weinig vertrouwen in, want de waardering voor deze minister is gedaald naar een 3,7, waarmee hij bijna onder aan de lijst staat. Werk aan de winkel, dus!

De heer Dijkhoff (VVD):
Mevrouw Helder zegt dat het de vrije wil is van die mensen om hier te vertrekken en dat we ze dus maar moeten laten gaan. Ja, mevrouw Helder, het is ook de vrije wil van die mensen om zichzelf op te blazen en vrouwen en kinderen mee op te blazen in Syrië of Irak. Het was de vrije wil van iemand uit Frankrijk om een aanslag te plegen in Brussel. Als alle landen denken "laat ze maar lopen, het is uit vrije wil" en er komt een Duitse jihadist die uit Duitsland weg is naar Nederland en een Franse naar België en we laten ze allemaal lekker lopen omdat we denken "we verschuiven het probleem maar", worden Nederland en alle andere landen in Europa en in de wereld daar dan echt veiliger van? Als we mensen met zulke barbaarse ideeën en doelen laten lopen, zolang ze maar niet hier op straat staan, wordt het dan echt veiliger?

Mevrouw Helder (PVV):
Wordt het hier veiliger als wij ze hier houden? Wordt het veiliger als wij de mensen die willen afreizen naar zo'n gebied waar mensen onthoofd worden, waarvan wij de filmpjes hebben kunnen zien, hier houden? De Islamitische Staat heeft volgens berichten al 45 miljoen euro aan losgeld weten te vangen. Meent de heer Dijkhoff echt dat wij die mensen tegen kunnen houden? Meent hij echt dat ze hier geen gevaar opleveren als wij ze tegenhouden? Meent hij echt dat het hier dan minder gevaarlijk is? Vindt hij dat de minister dan ook verantwoordelijk is voor wat daar gebeurt? De minister is verantwoordelijk voor onze burgers hier. Als er hier burgers zijn die met de Grondwet in de hand en met alle faciliteiten die zij in dit land krijgen toch menen te moeten afreizen, als dat hun vrije keuze is, dan zal ik die respecteren, maar dan moeten zij daarvan ook de gevolgen dragen.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik vind dit een onthullend antwoord, want nu wordt mij duidelijk waarom wij zo passioneel van mening verschillen. Ten eerste hoor ik mevrouw Helder niet zeggen dat het met haar aanpak veiliger wordt; die schrijf ik maar even op. Bovendien hoor ik haar zeggen dat zij niet gelooft dat wij het kunnen. Zij gelooft niet dat wij mensen kunnen tegenhouden. Zij gelooft niet dat wij die strijd kunnen winnen. Zij denkt dat het ons niet lukt om mensen van hun ideeën af te brengen. Zij vindt dat wij dan maar een beetje moeten kruipen: als wij ze laten gaan, doen zij het misschien niet hier. Tja, tegen die zwakte kan ik inderdaad niet op redeneren.

Mevrouw Helder (PVV):
Dit is bijna de beantwoording niet meer waard, want ik heb het heel duidelijk gezegd, maar ik doe het met plezier nog een keer. Ik heb niet gezegd dat wij ze niet tegen kunnen houden. Sterker nog, ik meen dat wij dat wel kunnen, maar wel aan de andere kant van de grens. Dat is meteen ook de oplossing, want dan is het hier inderdaad veiliger. Maar mensen die dergelijke filmpjes gezien hebben en nog steeds overtuigd zijn dat zij die club willen gaan ondersteunen, kun je inderdaad niet met een geloofsgesprek veranderen. Dat is geen zwaktebod, maar gewoon realistisch denken. Ik vervolg dan ook mijn betoog.

Ik was bij een ander punt gekomen. Onlangs kwam in het nieuws dat een gedetineerde die een levenslange celstraf uitzit en volgens de rechter dus niet meer vrij dient te komen, toch recht heeft op resocialisatie. Dat is toch een steek in de rug van de slachtoffers en de nabestaanden van deze levenslang gestraften? Bovendien heeft een levenslang gestrafte niet voor niets een levenslange celstraf opgelegd gekregen. De staatssecretaris heeft bovendien zelf aangegeven dat de aard van de levenslange gevangenisstraf zich niet verhoudt met de voorbereiding op terugkeer in de samenleving. Er is niets wat de staatssecretaris tegenhoudt om de wet op dit punt aan te vullen. Daarbij helpen wij de staatssecretaris graag. Daarom verzoek ik hem om wettelijk te regelen dat het resocialisatiebeginsel dat in artikel 2 van de Penitentiaire beginselenwet beschreven staat, niet van toepassing kan zijn op levenslang gestraften.

Tot slot heb ik een ander punt. Uit onderzoek blijkt dat het huidige pakket aan straf en maatregelen geen indruk maakt op hardnekkige en gewelddadige jeugddelinquenten. Sterker nog, opgesloten jonge criminelen blijken tijdens hun periode in een justitiële jeugdinrichting nauwelijks repressie te ervaren. Zo'n inrichting is een plek waar criminele jongeren zich bevinden op basis van een strafrechtelijke titel. De PVV vindt dat vergelding, herstel van rechtsorde en preventie daarbij centraal dienen te staan, want het is geen sociale werkplaats of school. Wat de PVV betreft is het huidige instrumentarium aan straffen voor jonge criminelen beslist onvoldoende om ze in het gareel te houden. Sinds 2002 zijn er maar liefst 21 …

Ik zie de heer Recourt staan.

De voorzitter:
Maakt u gerust uw zin af. Of begint u aan een ander onderwerp?

Mevrouw Helder (PVV):
Nou, ik zit nog helemaal in het betoog op ditzelfde punt.

De heer Recourt (PvdA):
Ik sta hier voor het vorige punt, de levenslang gestraften. Vindt mevrouw Helder dat het mogelijk moet zijn dat levenslang gestraften na een heel lange detentie, na inspraak van de slachtoffers enzovoorts gratie krijgen? Of vindt zij dat levenslang gestraften altijd in hun cel moeten overlijden?

Mevrouw Helder (PVV):
In principe is "levenslang" ook levenslang, maar er moet wel zicht op gratie zijn. De Hoge Raad heeft ook gezegd dat de mogelijkheid van gratie voldoende is om toch nog enig uitzicht op vrijheid te kunnen hebben. In het EVRM — dat zal uw vervolgvraag zijn — staat niet dat onze levenslange gevangenisstraf in strijd met het EVRM is. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft gezegd: als je gratie wilt kunnen toepassen en een levenslang gestrafte zicht wilt geven op de mogelijkheid om de gevangenispoort toch te verlaten, moet je er wel voor zorgen dat je ook kunt beoordelen of diegene dat waard is. In dat kader wil men diegene dus gebruik laten maken van de mogelijkheden tot resocialiseren. Daar is de PVV pertinent op tegen.

De heer Recourt (PvdA):
Nog los van het EVRM; ik weet niet of de PVV ook het EVRM wil opzeggen. Op het moment dat je zegt dat er perspectief moet zijn, moet je dan niet constateren dat resocialisatie op dat moment ook aan de orde is?

Mevrouw Helder (PVV):
Wanneer de rechter in het vonnis expliciet heeft vermeld, wat de laatste jaren wel is gebeurd, dat de enige geschikte straf de levenslange gevangenisstraf is, dan vindt de PVV dat resocialisatie niet aan de orde moet zijn. Niet voor niets is het op dat moment door de rechter overwogen en opgelegd.

De voorzitter:
U vervolgt.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik was bij het volgende punt in mijn betoog aangekomen. Sinds 2002 zijn er maar liefst 21 beleidsmaatregelen genomen die zijn gericht op recidivereductie. Wij hebben al in juni 2013 gevraagd om een onderzoek naar het causale verband tussen deze maatregelen en de recidive, mede omdat beide bewindspersonen altijd, met name in onze richting, hebben gezegd dat de maatregelen werken, punt. Nul nuancering! Werd er in 2007 nog ruim €300 per jongere per dag gespendeerd in een justitiële jeugdinrichting, in 2014 is dat bedrag gestegen naar €608 per dag. Dat is een stijging van zo'n 100%. De staatssecretaris wist toen niet of het allemaal werkte, maar hij hoopte van wel. Dat is een citaat.

Het WODC heeft in een rapport dat de Kamer deze week heeft gekregen, duidelijk geconcludeerd dat het helemaal niet zeker is dat alle genomen beleidsmaatregelen werken. Sterker nog, niet eens alle beleidsmaatregelen zijn geïmplementeerd, dus het is nog maar zeer de vraag of de gedragsinterventies wel helpen. Feit is wel dat de kosten enorm zijn gestegen. Wat gaat de staatssecretaris met dat rapport van het WODC in de hand doen?

Wat de PVV betreft, bestaat er behoefte aan een nieuwe maatregel in het Wetboek van Strafrecht, namelijk de mogelijkheid om jonge criminelen op grond van een rechterlijke uitspraak naar een heropvoedingskamp te sturen. Afgesloten van de buitenwereld dienen gezag, discipline en heropvoeding centraal te staan. Maatregelen die niet werken maar wel veel belastinggeld kosten, dienen gestopt te worden. Dat geldt voor de genomen maatregelen jegens zowel volwassen als jeugdige delinquenten. De PVV vraagt de staatssecretaris dan ook om de mogelijkheden te onderzoeken om een nieuwe maatregel, die plaatsing in een heropvoedingskamp, op te nemen in het Wetboek van Strafrecht, zodat de criminaliteit onder vaak zeer jonge daders eindelijk een keertje in de kiem gesmoord kan worden en gedragsbeïnvloeding kan plaatsvinden door heropvoeding. In dat kader wordt de maatschappij dan ook beter beveiligd.

Ik heb toch de hoop dat de staatssecretaris die vraag positief zal beantwoorden. Onlangs heeft hij in een interview gezegd: ik wil naar een langdurige aanpak van twee jaar, weliswaar in een inrichting voor stelselmatige daders, zodat wij beter in staat zijn om de recidive van 16- tot 25-jarigen te beperken, want jongeren kort vastzetten werkt niet, aldus de staatssecretaris. Wat ons betreft, kan de nieuwe maatregel een mooie aanvulling daarop zijn. Is de staatssecretaris bereid de kans van succes van deze maatregel te laten onderzoeken?

Helemaal tot slot heb ik nog een korte vraag. Uit de Najaarsnota blijkt dat er nog een tegenvaller is van 13 miljoen. Hoe wordt die tegenvaller opgevangen? Ik mag toch hopen dat er niet nog een gevangenis gesloten zal moeten worden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Vrouwe Justitia, geblinddoekt, een zwaard in de ene en een weegschaal in de andere hand. Dat is het symbool van onze rechtspraak en van het ministerie van Justitie. Dat ministerie is door deze bewindspersonen in vier jaar tijd omgebouwd tot een bastion van machtsconcentratie waarin de rechtsstaat is verworden tot een speelbal van de maakbaarheidsgedachte. Veiligheid regeert en Justitia maakt een kniebuiging. De ideologische tekortkoming van conservatief rechts, die in 2010 begon en zich in 2012 niet liet bijsturen door de progressieve koers van de Partij van de Arbeid, is in 2014 uitgegroeid tot een ongegeneerde ramkoers met de rechtsstaat en zijn stakeholders. De sterke en weerbare democratische rechtsstaat, bedoeld om de vrijheid, veiligheid en rechten van burgers te waarborgen, wordt steeds meer geconfronteerd met een verdrukking van zijn principes. Het onschuldbeginsel, het legaliteitsbeginsel, de scheiding der machten; ze zijn niet meer boven iedere twijfel verheven. En dat zit D66, als voorvechter van onze rechtsstaat, behoorlijk dwars. Onze rechtsstaat is er om de rechten en vrijheden van de Nederlandse burger te waarborgen, niet om de bewindspersonen op V en J te accommoderen in hun maakbaarheidsgedachte. Daarom stel ik de volgende vraag. Komt het kabinet voor 1 maart 2015 met een voorstel naar de Kamer om de democratische rechtsstaat in de Grondwet te verankeren?

Justitie moet op het ministerie weer de bovenhand krijgen. Als het aan D66 ligt, gaat het veiligheidsdomein terug naar het ministerie van Binnenlandse Zaken, om zo de ongezonde machtsconcentratie bij V en J te doorbreken. Dat is dringend nodig. Want de relatie met burgemeesters zit op een dieptepunt. Er is ruzie over experimenten rond wietregulering aan de achterdeur van coffeeshops. Er is ruzie over "bed, bad en brood" voor asielzoekers. Burgemeesters missen de bijstand van de minister bij de aanpak van terugkerende jihadisten. Hoever moet het komen voordat de minister luistert naar de noodkreten van de burgemeesters?

De heer Recourt (PvdA):
Het scenario dat D66 schetst, is wel héél negatief. Ik probeer het een beetje te ontleden. Wat ligt daaronder? Ik hoor mevrouw Berndsen zeggen dat de minister over de Nationale Politie gaat, iets waar D66 volgens mij ook voor was. Ik hoor haar ook spreken over bezuinigingen. Is dan de stelling dat je de rechtsstaat aantast omdat je bezuinigt? Het fundament om zo zwaar in te zetten, mis ik.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Volgens mij haalt de heer Recourt nu een paar dingen door elkaar. D66 was zeker voor de Nationale Politie, maar de fractie van D66 heeft eind 2010, tijdens het kabinet-Rutte I al gezegd dat zij het volstrekt ongewenst vond dat het hele veiligheidsdomein zou worden samengevoegd met Justitie. Alleen al de naamgeving van het ministerie, Veiligheid en Justitie, leidt ertoe dat ik zeg dat Justitie een knieval moet maken. Het is een foute volgorde. Er is te veel macht geconcentreerd op één ministerie. Slechts één minister gaat over de politie, het Openbaar Ministerie en gedeeltelijk over de rechtelijke macht. De scheiding der machten is dus niet meer aanwezig. D66 maakt zich daarover al jaren druk. In november 2010, toen het kabinet-Rutte I aantrad, heb ik daar al iets van gezegd. Toen vond iedereen het eigenlijk een beetje raar dat ik dat zei. Inmiddels zijn er heel veel burgemeesters die zeggen: wij willen eigenlijk dat het veiligheidsdomein gewoon weer teruggaat naar Binnenlandse Zaken.

De heer Recourt (PvdA):
Die burgemeesters hebben een rol bij de aansturing van de Nationale Politie. Daarover is wrijving en daarover hoor ook ik via mijn e-mail en via de telefoon. Is nu juist niet een kenmerk van een rechtsstaat dat al die spelers elkaar ontmoeten, waarbij er sprake is van checks-and-balances? Als de ene iets wil, komt hij op het terrein van de ander. Dan gaat men terugduwen en ontstaan er conflicten. Uiteindelijk komt er echter iets heel redelijks uit waarbij iedereen iets te zeggen heeft gehad. Ik heb daar groot vertrouwen in en ik zie dat iedere keer gebeuren. Je kunt dan denken: wat gebeurt hier nu? Maar uiteindelijk wordt dat allemaal bijgestuurd door de Tweede Kamer, door de Eerste Kamer, door de Raad van State en door de Hoge Raad. Dat leidt dan tot een prachtige uitkomst. Dan denk ik: ik ben heel trots op onze rechtsstaat. Deelt D66 die trots?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik ben ook heel trots op onze rechtsstaat, net als de heer Recourt. Alleen, een kenmerk van de rechtsstaat is ook dat er een scheiding van de machten is. Die ontberen we op dit moment.

De heer Dijkhoff (VVD):
Dat mevrouw Berndsen en ik het op dit punt inhoudelijk niet eens zijn, is geen nieuws; daar zou ik niet voor naar voren komen. Maar ik vind dat ze heel zware woorden gebruikt. Wij hebben in Nederland een spreiding der machten, met checks-and-balances. Op welke manier lopen dan de uitvoerende, de wetgevende en de rechtsprekende nu door elkaar doordat het ministerie een dubbele naam heeft? Ik volg even niet hoe het fundamentele punt van die machtenspreiding nu aangetast zou zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Er was balans toen het veiligheidsdomein bij Binnenlandse Zaken zat. Daar hadden we een minister van het moederdepartement Binnenlandse Zaken. Daar lag het zwaartepunt als het gaat om veiligheid. De burgemeesters waren van het ministerie van Binnenlandse Zaken, en Justitie ging over het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Daar zat dus een keurige scheiding tussen. Daar ontstonden de checks-and-balances. Nu zit alles in één hand, van één minister. Hij kan de politie opdracht geven. Hij kan het Openbaar Ministerie opdracht geven. Gelukkig de rechterlijke macht nog net niet, maar als je kijkt naar sommige wetgeving, lijkt het er soms wel een beetje op. Wij vinden dat een ongezonde machtsconcentratie.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik kan nog maar één vraag stellen, dus ik denk dat ik het niet ga snappen. Als ik mevrouw Berndsen beluister, is er alleen iets veranderd binnen de uitvoerende macht, hoe die georganiseerd is. Zij geeft op het einde ook nog aan dat er gelukkig bij de scheiding tussen uitvoerende en rechterlijke macht niets aan de hand is. Prima dat we het niet eens zijn over hoe je het organiseert, maar dat er iets mis zou zijn met de scheiding of spreiding der machten in Nederland, is echt gewoon kolder.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Als de heer Dijkhoff het prima vindt dat één minister over al deze beleidsdomeinen gaat, verschillen wij daar inderdaad over van mening. Wij vinden dat geknaagd wordt aan de waarden van de rechtsstaat.

Voorzitter. Ik had het over de noodkreet van de burgemeesters. Ik vraag de minister hoe hij hen in 2015 accommodeert in hun lokale veiligheidsrol.

Er is sprake van een wildgroei aan bestuurlijke sancties. We zien steeds meer lokale handhavers die boetes mogen opleggen. Zonder dat de rechter eraan te pas komt, kunnen zij serieus ingrijpen in grondrechten van burgers. Huisverbod, sluiting van woningen, intrekken van vergunningen, dwangsommen, cameratoezicht; dit zijn slechts enkele van de vele ingrijpende maatregelen waar mensen mee geconfronteerd kunnen worden. D66 vindt dat bij overheidsoptreden dat ingrijpt in grondrechten van mensen, de rechtsbescherming goed geregeld moet zijn. Is de minister bereid om samen met de minister van Binnenlandse Zaken te bezien hoe die rechtsbescherming bij bestuurlijk ingrijpen beter geregeld kan worden?

De rechtsbeginselen zitten in de verdrukking. In 2014 was het drie keer raak. Het legaliteitsbeginsel, dat de bevoegdheden van politie en justitie bij wet regelt en dus toetsbaar maakt voor de rechter, mag van de minister worden geschrapt. Modernisering noemt hij dat. Rechtstatelijk ondenkbaar, zegt D66. Kan de minister hier vandaag toezeggen dat hij bij zijn modernisering van het Wetboek van Strafvordering de rechtsstatelijke beginselen en dus ook het legaliteitsbeginsel volledig intact laat?

Dat geldt ook voor het onschuldbeginsel. De minister verklaarde het in Brussel overbodig voor lichte strafbare feiten zoals verkeersdelicten. Dat hij dit had voorgesteld, was de minister even vergeten. Nu kost het hem vijf pagina's aan uitleg dat het allemaal niet zo bedoeld was. Ik stel voor dat de minister dit ook klip-en-klaar in Brussel uitlegt, zodat er geen misverstand over kan bestaan.

De minister wil een comeback van de criminele burgerinfiltrant. Is hij de IRT-lessen vergeten, de affaire waarin justitie haar eigen opsporingsmethoden niet in de hand wist te houden en in drugsinfiltratiezaken zelfs strafbare feiten pleegde? Nu dreigt opnieuw een ernstige misstap, in een grote Belgische drugszaak waarbij Belgische en Nederlandse politie tegen alle regels in de criminele burgerinfiltrant zouden hebben ingezet. De rechter doet in januari uitspraak. Is de minister bereid zijn comebackplannen voor de criminele burgerinfiltrant volledig te bevriezen totdat de onderste steen boven is in de Belgische zaak?

Deze bewindslieden zijn ook van de incidenten: de Dolmatov-tragedie, de vermiste bonnetjes van de deal met Cees H., een gewiste of vermiste tapopname, de Afghaanse tolk die wel en toen toch niet terug moest, de premier die zei dat Volkert van der G. niet op vrije voeten mocht komen en dat de minister kon vertrekken als dat wel zou gebeuren. Ik zie de minister nog zitten in vak-K. Ook zie ik een staatssecretaris van wie de oren inmiddels vast suizen, zo vaak is hij teruggefloten door de rechter.

Uit CBS-cijfers blijkt dat het aantal mensen dat onterecht in de cel belandt, toeneemt. In tien jaar tijd is het aantal onterechte celslachtoffers verdrievoudigd en het schadebedrag verdubbeld. Het kost de samenleving 25 miljoen euro per jaar. Dat bedrag zal alleen maar hoger worden nu verdachten van dit kabinet vaker in voorlopige hechtenis moeten en de straf al wordt uitgevoerd voordat hoger beroep heeft gediend. D66 vindt deze toename schrikbarend. Deelt de minister die mening en wat gaat hij doen om het aantal onterechte celslachtoffers te verminderen?

Het draagvlak voor het V en J-beleid zakt steeds dieper onder de regerende voeten weg. De Raad van State stuurt het ene na het andere negatieve wetgevingsadvies: "niet noodzakelijk", "disproportioneel". De Nationale ombudsman vindt dat met V en J nog nauwelijks samen valt te werken. De adviezen van de privacywaakhond CBP aarden niet bij dit kabinet. Welke waarde hecht de minister nog aan de adviezen van de Hoge Colleges van Staat? Rechters voelen zich bij deze minister steeds meer een doorgedraaide koekjesfabriek waar, zoals zij zeggen, de rechterlijke oordelen van de lopende band moeten rollen. Zij staan steeds vaker buitenspel omdat het OM liever schikt of de zaak zelf afdoet in ZSM (Zo Spoedig, Slim, Simpel, Selectief en Samen Mogelijk).

Wij zien boze advocaten die waarschuwen dat rechtzoekende burgers er met de bezuinigingen op de rechtsbijstand en griffierechten voortaan alleen voor komen te staan, zonder advocaat, zonder verdediging. In het gevangeniswezen vliegen de ontslagen de bewaarders om de oren. In de Eerste Kamer haalde de enkelband bakzeil. De bezuiniging op de rechtsbijstand en griffierechten kunnen daar voorlopig niet rekenen op een meerderheid. Dat betekent een aanzienlijk financieel gat voor de minister. Hoe gaat hij dat dichten voor 2015? Kan hij niet beter gewoon zijn verlies nemen op de griffierechten?

De druk op de strafrechtketen is ongekend hoog. Met aanzienlijk minder moeten de justitiële organisaties de veiligheidstargets van de minister halen. Politie, Openbaar Ministerie en de rechtspraak, het gevangeniswezen, de reclassering; de rek is uit de strafrechtketen. De Nationale Politie hapert aan alle kanten. 80 miljoen aan bezuinigingen in 2013 en 2014 worden niet gehaald. De operationele sterkte is structureel niet betaalbaar. Hoe haalt de minister de politie structureel uit de rode cijfers?

De heer Oskam (CDA):
Voor mijn begrip, ik hoor heel veel kritiek van D66 op de bewindspersonen. Wat betekent dat voor de steun van D66 aan de begroting van Justitie?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
We zijn nog maar met de eerste termijn van de Kamer bezig. Ik wil eerst antwoord hebben van de minister op alle tekortkomingen die ik heb geconstateerd.

De heer Oskam (CDA):
Is D66 dan niet al akkoord gegaan met deze Justitiebegroting en heeft D66 dan impliciet niet al toestemming gegeven voor de bezuinigingen op de strafrechtsketen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Nee.

Ook bij het Openbaar Ministerie is de rek eruit. Officieren draaien overuren, de parketondersteuning bij de grote strafzaken verdwijnt en het budget wordt met een kwart wegbezuinigd. Natuurlijk zijn we blij met 20 miljoen extra, maar ondertussen staat de kwaliteit nog steeds onder grote druk. De minister zou het nauwlettend in de gaten houden en, waar nodig, de helpende hand bieden. Hoe staat het met de Galanrandvoorwaarden, die het primaire werkproces bij het OM moeten veiligstellen? Is de minister bereid om de tijdelijke juristen die werkachterstanden bij het OM moeten wegwerken, nog een jaar te geven, zodat de voorraden echt weg zijn?

De rechtspraak start 2015 voor het derde jaar op rij in de rode cijfers: 20 miljoen tekort. Waarom is de minister niet bereid om de kostprijs te betalen, conform de zaakprognoses van zijn eigen departement? Hoelang kan de rechtspraak nog interen op het budget, zonder dat de werkvoorraden in gevaar komen en wachtlijsten ontstaan voor slachtoffers om hun recht te halen?

Als de strafrechtketen meer met minder moet doen, zijn vernieuwing en innovatie een noodzaak. Maar van welk budget kan de keten innoveren als het primaire werkproces nauwelijks het hoofd boven water kan houden? D66 wil meer innovatieruimte zien binnen de strafrechtketen. Wil de minister daarnaar op zoek gaan?

Ik kom bij de rampen- en crisisbestrijding. Je zou haast vergeten dat het ook nog om een andere tak van veiligheid gaat. Waar gaat de 1,2 miljard euro naartoe en met welk resultaat? Het is een mysterie. Het enige wat we dankzij de Rekenkamer weten, is dat de samenwerking tussen het Rijk, de veiligheidsregio's en de brandweer gebrekkig is. Heeft de minister zelf wel zicht op de besteding van die 1,2 miljard euro? Hoe komt die ten goede aan rampen- en crisisbestrijding? Wat merken burgers daarvan? En wat is zijn stappenplan voor een goede samenwerking?

Tot slot ga ik in op de fraudeaanpak. Sinds dit voorjaar staat de Bulgarenfraude hoog op de agenda, maar waaruit blijkt nu dat deze minister, die zich kennelijk een geheim agent van de Britse MI6 waant, de antifraudeaanpak strak in handen heeft? Voor degene die het niet heeft gezien: de minister heeft opgetreden als James Bond. We horen over burgerprofielen en databasekoppelingen die vooral onschuldige burgers disproportioneel duperen, maar de Bulgaren wordt intussen geen strobreed in de weg gelegd. Waarom negeert de minister waar de knelling zit? Die zit in de verkokering tussen de diensten en in het gebrek aan afstemming, coördinatie en doelgerichte opsporing. D66 vindt het hoog tijd voor een nationale fraudecommissaris met doorzettingsmacht en met oog voor opsporingsproportionaliteit. Wil de minister hiermee nu wél aan de slag?

De rechtsstaat heeft het zwaar. Het draagvlak voor V en J-beleid was nog nooit zo laag en de kritiek nog nooit zo groot. Ik heb nu vijf begrotingsbehandelingen meegemaakt en ik heb de Kamer nog nooit zo veel initiatieven zien inleveren. De bewindspersonen op V en J willen te veel en te snel, en de gekozen paden zijn discutabel. De grote vraag blijft: is de minister financieel wel in control, met zo veel gaten en beknelde justitieorganisaties in zijn begroting? Als D66 nu een rapportcijfer moet geven, hangt de minister van V en J op een wankele 5,5. 2015 wordt voor hem het jaar van erop of eronder.

De inzet van D66 is duidelijk. Wij willen een sterke democratische rechtsstaat. Dat kan alleen door te investeren in zijn principes, waarden en instituties. Daartoe doen wij een aantal voorstellen. Die voorstellen hebben wij dit jaar gebundeld. Ze staan in de tegenbegroting van D66. Onze rechtsstaat 2.0-begroting voor 2015 overhandig ik graag aan de bode, zodat zij uitgedeeld kan worden aan de minister en aan de leden van deze Kamer.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De vergadering wordt van 22.50 uur tot 22.55 uur geschorst.

De heer Schouw (D66):
Voorzitter. Na de fantastische bijdrage van mijn collega Berndsen, die nog eens even de vinger op de zere plekken van het foutenfestival op Justitie heeft gelegd, rest mij nog de taak om twee dingen onder de aandacht te brengen. Het lijkt er soms op dat de minister last heeft van Orwelliaanse fantasieën. Databases die aan elkaar worden gekoppeld, opsporingsdiensten die bij een onwaarschijnlijke hoeveelheid gegevens kunnen en onschuldige burgers die als bijvangst verstrikt raken in de opsporingsnetten van de heren Opstelten en Teeven: het is een nachtmerrie voor heel veel Nederlanders die hechten aan hun privacy. Zij zien hun grondrechten dan ook in gevaar gebracht door dit duo. Het College bescherming persoonsgegevens waarschuwt voor onzorgvuldigheid en voor strijdigheid met de wet. Zijn de convenanten wel een voldoende wettelijke basis om databases te koppelen met die verschillende doelbindingen? Mijn stelling is van niet. De minister mag morgen uitleggen waarom hij vindt van wel.

De minister veroordeelt burgers tot een speurtocht als zij willen weten wat de minister allemaal over hen weet. Wat was ook alweer die gulden privacyregel van de PvdA, waarvoor ik overigens heel dankbaar ben? Dat was dat iedereen moet kunnen inzien wat de overheid van hem weet. Die regel deel ik. Kent de minister die regel? Komt hij ook met een inzagewegwijzer voor de burger, zoals gevraagd is? Mijn fractie verwacht gewoon concrete antwoorden van deze minister.

Dan de onschuldige automobilist. Die moet helaas nog steeds vrezen, want alle automobilisten die langs de ANPR-camera's van minister Opstelten rijden, worden door hem als potentiële criminelen gezien. Leasefraudeurs zitten ook in zijn database. Handig voor politie en Belastingdienst! Als je het echter vanuit het oogmerk van privacy bekijkt, is het hopelijk wel een rode kaart van de Kamer voor deze minister. Ook de Raad van State en de Europese rechters hebben gewaarschuwd. Dat soort gegevensopslag is onevenredig, niet relevant en boventallig, zeggen zij. Minister, staak alstublieft deze doldwaze ANPR-plannen. Ik zie hem eigenlijk al een beetje antwoorden. Als ik zo in de ogen van de minister kijk, denk ik dat er morgen een volmondig "ja" komt.

De voorzitter:
De antwoorden komen morgen, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):
Ik probeer er alvast een beetje op te preluderen. De onschuldige burger heeft steeds meer het nakijken op zijn privacy. Privacy wordt niet eens genoemd in de begroting van V en J. De vraag is dus gerechtvaardigd of privacy nog wel in juiste handen is bij V en J. Is de grondrechtenafdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken misschien meer de aangewezen plek? Ik gun de minister veel, maar niet dat hij straks voor de vierde keer op rij de Big Brother Award met enige schaamte op zijn kaken in ontvangst mag nemen. Laat ik hem een handreiking doen. De D66-fractie heeft een heuse D66-privacyagenda gemaakt. Mevrouw Berndsen kwam net al met onze tegenbegroting. Het wemelt hier van de tegenacties, de tegenbegrotingen en beleidsmaatregelen die het kabinet een beetje in de goede richting proberen te duwen. Ik hoop dat er ook veel enthousiasme voor die privacyagenda is, met name vanuit het vak dat de heer Recourt zo fijn vertegenwoordigt vandaag. Ik zou deze privacyagenda aan de Kamer willen aanbieden. Er staan zestien heel interessante punten in. Ik nodig iedereen uit om haar te lezen en ik vraag het kabinet om er morgen punt voor punt kort en bondig op te reageren.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Schouw (D66):
Daarmee zou Nederland in 2015 nog eens tot de top drie van privacylanden in Europa kunnen gaan behoren. Als deze agenda nu eens zou worden uitgevoerd, maken wij het jaar 2015 tot het jaar van de privacy. Wat vindt de minister daarvan?

Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, heeft te maken met het schrijnende dossier van het Nederlandse asielbeleid. Dat moet streng, rechtvaardig en humaan zijn. Als ik de afgelopen twee jaar overzie, stel ik vast dat met name de regeringspartijen het niet met elkaar eens zijn over wat nu precies humaan is. Links en rechts staan bijna dag in, dag uit lijnrecht tegenover elkaar. De vraag die mijn fractie vandaag opwerpt is: wie trekt nu eigenlijk aan het langste eind op dit dossier? Wint het humane geluid van de Partij van de Arbeid of het strenge geluid van de VVD? Mijn observatie is eigenlijk dat geen van beide aan het langste eind trekt. De rechtsstaat wint hier immers uiteindelijk. De rechter heeft van alles en nog wat bewogen en gedaan, bijvoorbeeld voor het kinderpardon. Bovendien leggen het European Committee of Social Rights (ECSR), de Ombudsman, de Kinderombudsman, de burgemeesters en belangrijke organisaties zoals VluchtelingenWerk Nederland, Defence for Children, Amnesty International en ook de adviesraden keer op keer de vingers op de zere plek. De staatssecretaris kan steigeren wat hij wil — en dat doet hij ook altijd in eerste instantie — maar uiteindelijk wint de rechtsstaat en moet de staatssecretaris daar gevolg aan geven. Ik denk dat dit een heel goede zaak is. Ik vind het belangrijk om vanaf deze plaats namens D66 al die organisaties oprecht te bedanken die dag in, dag uit strijden voor een rechtvaardig asielbeleid in Nederland. Daarmee gaan wij immers beetje voor beetje, stap voor stap de goede kant op.

Ik heb in het verlengde hiervan nog wel een vraag over het debat dat wij vorige week met de staatssecretaris voerden over "bed, bad, brood". Op twee verschillende momenten zijn er dezelfde moties ingediend.

De voorzitter:
Uw spreektijd is reeds voorbij. Dat mag, maar ik zeg het wel even.

De heer Schouw (D66):
Ik kijk naar de heer Recourt.

De heer Recourt (PvdA):
Allereerst sluit ik mij aan bij de complimenten van de heer Schouw aan die organisaties. Ik noem in het bijzonder Defence for Children, gezien het interview van vandaag. Dat is echter niet mijn vraag. Ik hoor de heer Schouw van de fractie van D66 zeggen dat het de goede kant opgaat met het asiel- en vreemdelingenbeleid in Nederland. Heb ik dat goed gehoord? Als dat zo is, wil ik dat graag heel expliciet horen. De heer Schouw is vaak heel kritisch. Als uit zijn beschouwing blijkt dat het eigenlijk wel goed gaat, wil ik dat graag markeren.

De heer Schouw (D66):
Ik begrijp dat de heer Recourt dit nu helemaal binnen wil halen. Het is jammer dat mevrouw Gesthuizen weg is. De heer Recourt weet net zoals ik dat wij tijdens elk algemeen overleg schouder aan schouder strijden om elke keer nog een komma achter een woord te zetten. Wij zetten heel kleine stapjes, maar zouden grotere stappen kunnen zetten. Dat weet de heer Recourt ook. Als de Partij van de Arbeid vorige week had gedaan wat ze volgens mij het liefst wilde, namelijk "bed, bad, brood" regelen voor de mensen conform het rapport dat er lag, hadden wij een doorbraak bereikt. Maar de Partij van de Arbeid durfde vorige week niet en nu moeten wij weer een paar maanden wachten. Ik hoop dat het uiteindelijk allemaal goed komt, maar dan zijn we wel weer vijf maanden verder en laten we heel veel illegale mensen, ongedocumenteerden, op een koude manier de winter ingaan. Dat vind ik jammer.

De heer Recourt (PvdA):
Inderdaad hoor ik iedere keer weer een punt achter de punt achter de punt. Overigens vindt de Partij van de Arbeid dat gemeenten gewoon opvang moeten bieden. Iedereen die in nood is, moet opvang krijgen. Daarachter zit wel het verhaal dat het de goede kant opgaat. Ik ben blij dat te constateren.

De heer Schouw (D66):
Als de fractie van de heer Recourt iets steviger in de schoenen zou staan op dit onderwerp, waren wij veel en veel verder gekomen. Het zijn nu wel heel kleine stapjes. Ik hoop dus dat de heer Recourt dit ook ziet als een aanmoediging om gewoon rechtop te gaan staan. Je moet opkomen voor je eigen positie. Wanneer de heer Teeven weer eens in zijn lijfblad zegt dat we die Syriërs niet gaan opvangen, moet je niet een beetje met de nek in het colbert zeggen dat hij daar misschien wel gelijk in heeft. Dan moet je je ook houden aan de eerdere afspraken.

De voorzitter:
Hij heet hier de staatssecretaris.

De heer Schouw (D66):
De staatssecretaris, excuus, voorzitter.

De heer Azmani (VVD):
Ik ken de heer Schouw als een persoon met een kritische geest. Het is zijn goed recht om credits te geven aan al die organisaties die hier hard aan werken. Dat gun ik hun ook. Vorige week heb ik in het AO gezegd dat er geen basis is voor de werking van het Europees Sociaal Handvest voor uitgeprocedeerden. Ik snap niet dat de heer Schouw niet heel halsreikend uitkijkt naar de bevindingen van het Comité van Ministers. Hij huldigt kennelijk nog steeds het standpunt dat het beter vandaag geregeld kan worden dan morgen. Waar is zijn kritische geest?

De heer Schouw (D66):
Ik heb daar vorige week als volgt op gereageerd. Ik vind het naïef dat het kabinet en dus ook de VVD-fractie nu niet handelen, omdat het advies van de commissie in 99 van de 100 gevallen wordt gevolgd in de besluiten van dat Comité van Ministers, en dat zou de heer Azmani ook moeten weten. Dat is niet tegengesproken. Sterker nog, staatssecretaris Teeven heeft bevestigd dat het eigenlijk een stempelmachine is. Dan denk ik: waarom dan nog politiek lopen rekken? Dat begrijp ik echt niet.

De heer Azmani (VVD):
Ik vond het goed dat de heer Schouw heel kritisch was over het rapport van de Kinderombudsman over het nareisbeleid. Hij stelde voor om het ACVZ dat te laten onderzoeken. Daar houd ik van. Hij vindt het niet meteen goed wat de Kinderombudsman heeft aangegeven, als hij daar kennis van neemt, en dat siert hem ook.

De heer Schouw (D66):
Voorzitter. Mijn tijd loopt door in de interrupties. Dat is een beetje lastig.

De voorzitter:
Sorry. Gaat u verder.

De heer Azmani (VVD):
Ik had verwacht dat de heer Schouw had gewezen op die bijlage over artikel O en dat hij dat had bekeken. Ik kan er niet anders uithalen dan dat het gaat om vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben, vluchtelingen en staatlozen. Dat is de werkingssfeer van het Europees Sociaal Handvest. Met de kritische geest die de heer Schouw heeft, kan hij dan toch niet zeggen: het is toch een stempelmachine, dus gewoon doen, liever vandaag dan morgen? Er moet toch iets anders uit kunnen komen?

De heer Schouw (D66):
Je kunt je soms verzetten tegen de werkelijkheid, maar die werkelijkheid is dat die raad van ministers een stempelkussen is. Als het gaat om de werkelijkheid, toen het ging om het kinderpardon, met dat rare criterium rijkstoezicht, dat ook door mijn zeer gewaardeerde collega Azmani is verdedigd, heb ik in de bijeenkomsten gezegd dat het juridisch onhoudbaar was, omdat daar eigenlijk ook gemeentelijk toezicht bijhoort. We zijn nu een paar maanden verder en ik weet wel wie uiteindelijk gelijk heeft gekregen. Als we dat aan het begin goed hadden geregeld, had dat een hoop ellende, pijn en gedoe gescheeld. Dan doe je ook echt een strik rond het begrip "humaan". Dan mag je daar trots op zijn. Dan zet je dat in de etalage en dan zeg je: ja, dat is van ons, de VVD en de Partij van de Arbeid gezamenlijk, een streng, rechtvaardig en humaan asielbeleid. Wat wil je nog meer? Maar die strik ging er niet omheen.

De voorzitter:
U was aan het eind van uw betoog?

De heer Schouw (D66):
Nee, ik wil nog even weten waarom de staatssecretaris op twee verschillende momenten een zelfde motie op twee verschillende manieren uitlegde. En ik wil van hem weten wat het overleg met de VNG heeft opgeleverd, welke toezeggingen de staatssecretaris heeft gedaan in het kader van "bed, bad en brood", en wie de rekening gaat betalen.

Helemaal tot slot: als dadelijk de uitspraak van het Comité van Ministers positief is, wat ik verwacht gezien de statistieken, gaat de staatssecretaris die dan weer aan zijn laars lappen en de reputatie van Nederland in het geding brengen of gaat hij dan gewoon loyaal uitvoeren wat heel Nederland van hem verwacht, namelijk bed, bad en brood regelen voor de ongedocumenteerden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik zal het asielgedeelte voor mijn rekening nemen en in dat kader drie onderwerpen aan de orde stellen, te weten bed, bad en brood, de motie over de 250 Syrische vluchtelingen en de veiligheid in de azc's.

Nederland is wederom op zijn vingers getikt. Het kabinet is op zijn vingers getikt en deze staatssecretaris is op zijn vingers getikt. Fundamentele mensenrechten worden geschonden, zo luidde het oordeel van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Eerder werd Nederland ook tot de orde geroepen met betrekking tot het klinkeren oftewel het op straat zetten van gezinnen met kinderen. Gelukkig kon door de drang van Europa dit gecorrigeerd worden en worden deze kinderen nu wel opgevangen. Er ligt nu een definitieve uitspraak. Eerder zei de staatssecretaris dat als die definitieve uitspraak er ligt, hij ernaar zal kijken hoe die uitgevoerd kan worden. Inmiddels is dat weer uitgesteld. Het verhaal is bekend. Het wordt over de winter heen getild, helaas met steun van de coalitiepartij PvdA die dit beleid steunt. Weer staan de uitgeprocedeerde asielzoekers in de kou en moeten ze de derde winter zien te overleven. Daarom heeft de ChristenUnie een amendement ingediend bij deze begroting om tot een overbruggingsfinanciering te komen voor de wintermaanden. Ik hoop echt dat de Kamer dat amendement in ieder geval uit humane overwegingen gaat steunen. Ik heb nog twee vragen over dit onderwerp. Wat is nu de uitkomst van het gesprek met de VNG? Gelukkig is dat gesprek er geweest maar de voortekenen zijn slecht, want ik heb geen uitkomst gehoord. Als er een vervolgafspraak komt, is mijn vraag wanneer dat gesprek dan zal plaatsvinden en wat dan de inzet van de staatssecretaris zal zijn. Het kan toch niet zo zijn dat de staatssecretaris deze mensen constant maar blijft afschuiven naar de gemeenten?

Dan de motie over de 250 Syrische vluchtelingen. Eerst De Telegraaf informeren en dan de Kamer. Ik vind dat niet chique. Vervolgens een belangrijke motie niet uitvoeren. Dat is naar de mening van mijn fractie een schoffering van de Kamer. We gaan ons dan ook beraden over hoe we hierop moeten reageren. Onze hoop was in eerste instantie gevestigd op de PvdA, die deze motie alweer veertien maanden geleden had ondersteund, maar ook daar laat de PvdA het afweten. Het gaat maar om een heel kleine groep en wel de meest kwetsbaren onder de vluchtelingen. Het gaat om oorlogsslachtoffers, invaliden en zeer oude mensen die de vlucht in hun eentje niet kunnen maken. Ik vraag dan ook aan de staatssecretaris om zijn afwijzing te herzien. Als de huisvesting het belangrijkste probleem is, is hij dan wel bereid om deze 250 zeer kwetsbare mensen op te vangen in de reguliere opvang?

Tot slot een vraag over de veiligheid in de azc's. Ik heb begrepen dat het met name gaat om de bedreiging door moslims richting christenen. Is de staatssecretaris bereid om nader onderzoek te doen naar hoe we deze spanningen kunnen voorkomen?

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. "Als buren elkaar de kop inslaan, moeten ze morgen weer met elkaar verder. Dat gaat beter als je je met elkaar verzoent, dan wanneer je vijandig tegenover elkaar blijft staan". Dat zei scheidend president van de Hoge Raad Geert Corstens. Hij constateert dat er te weinig ruimte is voor excuses, vergeving en verzoening en hij pleit voor meer ruimte voor herstelrecht. Dat is een pleidooi waar ik mij graag bij aansluit en het is ook een pleidooi dat in lijn is met wat hier eerder is gepresenteerd in de vorm van een initiatiefnota van collega Recourt.

Deze bewindslieden gaan over schuld en boete. Schuldigen moeten worden gestraft en slachtoffers moeten genoegdoening krijgen. Het is steeds de overheid die daarvoor zorgt. Daarbij staat zij vaak tussen dader en slachtoffer in, waarmee zij verzoening in de weg staat. Veel meer dan nu al gebeurt, kan het juist de overheid zijn die het mogelijk maakt dat dader en slachtoffer en soms ook hun familieleden elkaar ontmoeten. Verzoening is niet altijd mogelijk, maar waar zij wel mogelijk is, is zij heilzaam voor slachtoffer, dader en de hele samenleving. Ter voorbereiding van deze begrotingsbehandeling heb ik verschillende gesprekken gevoerd met mensen uit het veld. Daar leeft heel sterk de behoefte om meer ruimte te geven aan herstelrecht, bijvoorbeeld door het veel meer een plek te geven in de advisering aan het Openbaar Ministerie en de rechter, en het een eigenstandig product te maken bij de reclassering en bij re-integratie. Ook kan meer waarde worden gehecht aan excuses van een dader. Verder kunnen wij herstelrecht een plek geven bij de aangifte van slachtoffers, bij de uitvoering van taakstraffen en bij het belangrijke werk van geestelijk verzorgers. Ik vraag de bewindslieden of zij de waarde van het herstelrecht erkennen en of zij bereid zijn om hieraan in samenspraak met de Kamer, mede op basis van de initiatiefnota van collega Recourt, verdere invulling te geven.

Ik kom op de mensenhandel. Wereldwijd leven 36 miljoen mensen in slavernij. Dat zorgt voor onwaarschijnlijk veel leed, ver weg, maar ook dichtbij. Nederland kreeg deze week complimenten voor de opvang van slachtoffers en het bestaan van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Dat is mooi, maar zolang er slavernij is in ons land, is er alle reden om hard te werken aan de bestrijding daarvan en aan herstel van de menselijke waardigheid bij slachtoffers. Daarom stel ik de volgende vier vragen, waarvan drie aan de minister en een aan de staatssecretaris. Mijn eerste vraag betreft de politieliaison in Boekarest. Deze verricht belangrijk werk bij de gezamenlijke aanpak van mensenhandel in de samenwerking tussen Roemenië en Nederland. De liaisonspost staat onder druk. Is de minister bereid om deze in stand te houden? Ik kom bij mijn tweede vraag. Wij moeten steeds op zoek naar het beleid dat het kleinste aantal slachtoffers oplevert. Zoals ik al vaker heb gezegd — ik herhaal het indringend — hebben wij daarvoor een eerlijke, onafhankelijke vergelijking nodig van het prostitutiebeleid in landen als Duitsland, België, Zweden, Noorwegen, Frankrijk en Nederland — dat zijn min of meer vergelijkbare landen met elk een heel verschillende aanpak — met de mate van succes van die landen in hun strijd tegen mensenhandel. Is de minister bereid om dit wetenschappelijke onderzoek te laten uitvoeren? Mijn derde vraag betreft de strafbaarstelling van slavernij. In het tijdschrift voor strafrecht Delikt en Delinkwent is deze maand geschreven over het ontbreken van een expliciete strafbaarstelling van slavernij. Nederland voldoet niet aan slavernijverdragen, noch aan artikel 4 van het EVRM. Is de minister bereid hierin verandering aan te brengen? Mijn laatste vraag — ik heb hierover al schriftelijke vragen gesteld — richt ik tot de staatssecretaris. Een slachtoffer van gedwongen prostitutie ontdekte tot haar verrassing dat de dader, de mensenhandelaar, in een open inrichting zat en de weekenden vrij kreeg. Volgens de staatssecretaris is zij daarover geïnformeerd, maar dat is pas gebeurd nadat de dader het eerste weekend vrij had gekregen. Daar zijn geen verdere voorwaarden aan verbonden. Zou het ter bescherming van het slachtoffer niet van belang zijn om in zo'n geval bijvoorbeeld ook een gebiedsverbod van toepassing te laten zijn?

Ik kom op de bezuinigingen. Het ministerie van V en J steekt mager in zijn vel. Er moet op veel onderdelen bezuinigd worden — dat is helder — maar is dat haalbaar? Welke prijs mag dat hebben? Ik begin met de toegang tot het recht. Van alle kanten wordt terecht gewaarschuwd voor stapeling van maatregelen, mede in verband met de voornemens voor na 2015. De staatssecretaris zal op mijn verzoek inzicht geven in de gevolgen voor de verschillende inkomensgroepen. Wil hij hieraan toevoegen hoe dit uitwerkt voor de doelgroepen die nog steeds buiten beeld blijven, zoals jeugdigen en vreemdelingen? Ik denk ook aan het familierecht en het eigen risico, waardoor vrouwen soms in een heel kwetsbare situatie zitten.

Ik ga in op het Openbaar Ministerie. Gelukkig heeft het begrotingstekort 20 miljoen extra opgeleverd. Graag krijg ik van de minister de garantie dat dit geld niet gebruikt zal worden om extra prioriteiten te stellen, maar om meer lucht te geven aan het Openbaar Ministerie om het werk te doen dat het nu al doet.

Het zijn drukke tijden voor de reclassering. Collega Oskam heeft daar ook aan gerefereerd. Er zijn inmiddels zelfs wachtlijsten. Het slechtste wat kan gebeuren, is dat de kwaliteit van de begeleiding nu omlaaggaat. Dan zijn er geen wachtlijsten, maar wordt echt herstel belemmerd, namelijk door een stijging van de recidive, een ingedutte reclasseringsorganisatie en minder draagvlak voor de taakstraf. Hoe lost de staatssecretaris het probleem van het stijgende aantal taakstraffen duurzaam op? Hoe voorkomen we dat Nederland minder veilig wordt door slecht toezicht?

In Japan is onlangs het fenomeen wraakporno strafbaar gesteld. Dat is het doorsturen van naaktfoto's van ex-geliefden. Dat is uiteraard een heel pijnlijke situatie. Mijn vraag is of het Nederlandse strafrecht afdoende is om dit te bestrijden en er paal en perk aan te stellen. Dit ligt in het verlengde van wat ook wel sexting heet, het doorsturen van naaktfoto's door jongeren, wat ook tot veel sociale ellende leidt waarvan mensen nog lang last hebben. Is ons strafrecht op dit punt toereikend?

In Nederland hebben we een goedwerkend systeem als het gaat om vermiste kinderen, die snel kunnen worden gesignaleerd via een zogenaamd AMBER Alert. Europese samenwerking is echter hard nodig. Daarvoor zijn goede voornemens. In twaalf landen zou het functioneren, alleen wordt het in zeven landen echt actief gebruikt. Dat is nog veel te weinig. Kunnen de bewindslieden bij de Europese collega's aandringen op een goedwerkend waarschuwingssysteem voor vermiste kinderen, zodat er zeker ook in grensregio's een goede aansluiting is tussen de verschillende systemen?

Collega's hebben het al gehad over de buitengewoon opsporingsambtenaar. Ook ik heb daarover een vraag. De minister heeft besloten om de vergoeding die gemeenten kunnen ontvangen voor de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren te schrappen. Is de minister bereid om met de VNG hierover in overleg te gaan? Het effect zou namelijk weleens kunnen zijn dat zij niet langer worden betaald en niet langer worden ingezet. Dan zijn wij verder van huis. Is de minister bereid om op dat punt opnieuw het overleg aan te gaan?

Tot slot kom ik te spreken over geweld tegen hulpverleners. Uit recent onderzoek naar geweld tegen politiemensen blijkt dat een derde van de agenten met geweld te maken krijgt. In privésituaties heeft bijna 14% last van scheldpartijen, bedreigingen, intimidatie en vernielingen. Dat zijn schokkende cijfers. Dit speelt breder dan bij de politie. Het gaat ook om gevangenispersoneel, brandweerlieden en ambulancepersoneel. Hulpverleners moeten in de eigen organisatie terechtkunnen, maar een externe vraagbaak/een extern kenniscentrum heeft een meerwaarde. Daarom stel ik een vraag over de stichting Hulp voor Hulpverleners, die deze behoefte vervult. Wil de minister in overleg treden met deze organisatie over het opzetten van een kenniscentrum dat geweld tegen hulpverleners signaleert en een vraagbaak voor werkgevers en werknemers kan zijn? Ik ben benieuwd naar zijn reactie op dit punt.

De voorzitter:
Dank u zeer. Ik geef het woord aan mevrouw Van Tongeren namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Kunt u mij een minuut voor het einde een seintje geven, voorzitter?

De voorzitter:
Jazeker.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Voor GroenLinks is de crux van de rechtsstaat dat elk overheidsoptreden en elk geschil kan worden voorgelegd aan een onafhankelijke rechter. Dat recht is niet meer vanzelfsprekend. De overheid mag steeds meer zonder rechter. Kortingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand moeten mensen ervan weerhouden zich tot de rechter te wenden. Verhoging van het griffierecht betekent een verhoging van de drempel van de rechtszaal. Ook de ZSM-aanpak houdt verdachten weg van de strafrechter. Het Openbaar Ministerie doet eenvoudige strafzaken liever zelf af. Veel mensen berusten in een onrechtmatig ontslag. Veel verdachten zullen berusten in de Openbaar Ministerie-afdoening, ook al levert dat een strafblad op.

In het Verenigd Koninkrijk kunnen we nu al zien wat substantiële kortingen op de rechtsbijstand opleveren. Paradoxaal genoeg blijken advocaten juist heel veel zaken door te sturen naar mediation. Door de bezuiniging op de gesubsidieerde rechtsbijstand stappen mensen rechtstreeks naar de rechter: meer rechtszaken, hogere kosten en vooral meer gefrustreerde rechters die te maken krijgen met juridisch ongeschoolde procespartijen die geen flauw benul hebben van procederen, maar zich geen advocaat kunnen permitteren. Is dat de toekomst die het kabinet voor ogen heeft?

Het lijkt erop dat de onafhankelijke rechter langzamerhand wordt ingewisseld voor een zichzelf normerende en controlerende overheid. Niet alleen de officier van justitie doet steeds vaker alsof hij een rechter is. De minister van Veiligheid en Justitie kan er ook wat van. Het voorstel om het legaliteitsbeginsel te schrappen ligt mij zwaar op de maag. Wie zelf de grenzen van het strafproces bepaalt, verantwoordelijk is voor politie én justitie, en verdachten weghoudt van de rechter, heeft wat GroenLinks betreft net iets te veel petten op in de strafrechtspleging. Waar dat toe leidt, zien we bij de oplopende vergoedingen voor onterechte vrijheidsbeneming. D66 noemde ook al het onschuldbeginsel en de criminele burgerinfiltrant.

In dit goede gezelschap van voormalige rechters, advocaten, een officier van justitie, een oud-burgemeester en een oud-korpschef zou een pleidooi voor de rechtsstaat een preek voor eigen parochie moeten zijn. Wie afgaat op Twitter, zou dat nog geloven ook. Voormalig rechter Recourt twittert: "Vandaag loop ik mee met sociaal advocaten in Schiedam. Triest te zien hoe ellende op één hoop landt en hoe bureaucratie dat verergert." Waarom dan draconisch snijden in de advocatuur? Deze trieste gevallen zijn binnenkort helemaal aan zichzelf overgeleverd.

Van oud-advocaat Van der Steur staat de volgende uitspraak op Twitter: "Een land zonder privacy is een land waar ik niet wil wonen." Tegelijkertijd blijft de bewaarplicht van internetverkeergegevens van kracht, ondanks een letterlijk vernietigende uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en worden steeds meer databestanden gekoppeld. GroenLinks vindt het de hoogste tijd voor een apk voor de rechtsstaat. Ik stel voor om na vier jaar "V en J"-beleid het College voor de Rechten van de Mens te vragen om de staat van de Nederlandse rechtsstaat op te maken. Graag wil ik hierop een reactie van de bewindspersonen.

De overheid moet zich verantwoordelijk voelen voor de privacybescherming. We willen geen overheid die lukraak databestanden koppelt. We willen geen overheid die private diensten, zoals SMSParking, sommeert met de Belastingdienst samen te werken in de jacht op mogelijke fraudeurs. De verhouding is zoek als de privacy van velen wordt opgeofferd aan de opsporing van enkelen. In zo'n land wil je — ik kijk naar de VVD-fractie, de fractie van de heer Van der Steur — inderdaad niet leven. Maar je wilt ook niet leven in een land waar het bij woorden blijft. Ook hier lijkt mij een appreciatie van het College voor de Rechten van de Mens broodnodig. De criminaliteitscijfers dalen. Dat is goed nieuws. De bewindspersonen maken er goede sier mee. "Beleid Veiligheid en Justitie speelt belangrijke rol bij daling recidive", zo kopte de persdienst van V en J. Maar wie het WODC-rapport leest, komt tot een genuanceerde conclusie. Met veel mitsen en maren kan er wellicht min of meer aannemelijk — in het rapport staat het woord "aannemelijk" in cursieve letters — worden gemaakt dat ook het landelijke beleid op dit punt een bijdrage heeft geleverd. Graag wil ik dat de bewindspersonen dit bevestigen.

Niemand heeft behoefte aan een goednieuwsshow, zeker niet diegenen die hun uiterste best doen om de recidive daadwerkelijk te verminderen. Terwijl de minister en de staatssecretaris zich op de borst kloppen, houden zij de hand op de knip als reclasseringsinstellingen nog meer moeten doen voor hetzelfde budget. Vindt het kabinet de recidivevermindering belangrijk genoeg om meer budget voor reclassering vrij te maken?

Ik kom op het punt van asiel. Delen van de wereld staan in brand. Dat betekent dat er meer mensen van over de hele wereld huis en haard verlaten en vluchten naar een veiligere bestemming, zoals Nederland. Wij kunnen deze vluchtelingen niet in de kou laten staan. Daarom is het belangrijk dat er snel een langetermijnvisie komt op het verbeteren van de kwaliteit en de capaciteit van de vluchtelingenopvang. Gaat de regering hiermee aan de slag? GroenLinks wil daarnaast dat de regering de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten onverkort accepteert. Het is onacceptabel dat, door een conflict tussen de PvdA en de VVD over deze kwestie, gemeenten deze winter weer zelf die problemen moeten aanpakken en dus de troep van het rijksbeleid moeten opruimen. Nederland is een van de rijkste landen ter wereld. Daar horen geen mensen op straat te slapen. Gemeenteraadsfracties van GroenLinks hebben daarom al in verschillende gemeenten het initiatief genomen om de verantwoordelijkheid te nemen die het Rijk laat liggen, zo ook vandaag Eindhoven. Maar daar hebben gemeenten, waar al grof bezuinigd wordt op een heleboel overgehevelde zorgtaken, zelf uiteraard geen geld voor. GroenLinks heeft een amendement van ChristenUnie, D66 en SP mede ondertekend waarin wordt voorgesteld om gemeenten de financiële middelen te geven om noodopvang te bieden, zeker in de winter, aan hen die dat nodig hebben. Vaak zijn deze mensen ten onrechte slachtoffer geworden van het asielbeleid. Kan de regering dit amendement omarmen en daarmee uitvoering geven aan de vorige week aangenomen motie-Schouw c.s. (19637, stuk nr. 1920)? Ik krijg graag een reactie van de bewindspersonen.

Ik vat samen. Als de bewindslieden echt trots zijn op de resultaten die zij behaald hebben, dan omarmen zij het voorstel van GroenLinks voor een apk, want daar zal dan uitkomen dat de rechtsstaat er alleen maar van opgeknapt is. Als het klopt wat GroenLinks en andere partijen in deze Kamer zeggen, is er een geleidelijke, druppelsgewijze uitholling van de rechtsstaat aan de orde, en zal het College voor de Rechten van de Mens dat keurig onderbouwd en onderzocht in kaart brengen. Ik daag de bewindslieden uit, het aan te durven hun beleid te laten toetsen.

Daarmee ben ik aan het einde van mijn inbreng gekomen. Ik zie dat ik het binnen de tijd heb gered.

De voorzitter:
Ik heb u dan ook niet hoeven waarschuwen. Dank u zeer.

Ik geef graag het woord aan de heer Van der Staaij, die spreekt namens de SGP-fractie.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Vorig jaar was er een buitenlandstrategie van het kabinet, getiteld Veilige Wereld, Veilig Nederland. Onlangs kregen we een aangepaste veiligheidsstrategie, en die heet Turbulente Tijden in een Instabiele Omgeving. Dat is toch een verandering in toonzetting. Is datzelfde tikje verandering in toonzetting ook niet aan de orde op het terrein van Veiligheid en Justitie in de begrotingstekst? Ik realiseer mij dat die vroeg geschreven is. De beleidsagenda heeft nog eigenlijk een beetje die oude, heel positieve toon: het gaat allemaal beter; het wordt allemaal veiliger. Natuurlijk, de verwijzing naar het gedaalde criminaliteitscijfer is terecht. Er is veel gebeurd. Is er echter ook niet die andere kant van meer turbulentie en meer instabiliteit, ook als je kijkt hoe dit doorwerkt op het veiligheidsgevoel van de burger, onder andere na de aanslagen die hebben plaatsgevonden en gezien wat er allemaal gebeurt aan de rand van Europa? Hoe verdisconteren de bewindslieden ook die veranderende internationale omstandigheden in hun beleid, is mijn openingsvraag.

De SGP heeft zich er sterk voor gemaakt, meer ruimte voor het OM te krijgen om jihadisme aan te pakken. De discussie ging in eerste instantie over de AIVD, voor volgen en verstoren en dergelijke. Dat is terecht, maar zonder vervolgingscapaciteit komt er uiteindelijk niets van terecht. We zijn dan ook heel blij met het extra geld voor het OM. Is de minister bereid om bij onverhoopte toename van de dreiging rekening te houden met het geld dat voor de strafrechtsketen beschikbaar is op dit punt?

Verzachting van de bezuiniging is noodzakelijk. Het Openbaar Ministerie heeft een cruciale taak in de opsporing van misdrijven. Dat biedt ruimte om de uitvoering van de Veiligheidsagenda mogelijk te maken. Een aantal concrete knelpunten ligt er nog. In dit jaar was er extra geld voor het OM om werkvoorraden weg te werken. Ook opgaven op het terrein van digitalisering vroegen veel van het OM. Hoe staat het daar nu mee?

Aanpak van de radicalisering vraagt ook veel van het lokaal bestuur. Diverse collega's hebben al aandacht gevraagd voor de brief van burgemeester Van Aartsen van Den Haag, die hij mede namens een aantal andere burgemeesters schreef. Zij geven aan dat zij nog tekorten zien en dat zij de lokale aanpak nu niet helemaal aankunnen. We hebben daar een brief over gekregen van het kabinet, waarvoor dank. Ik heb nog wel de vraag wanneer er meer duidelijkheid is over de aanvullende maatregelen die worden overwogen, zowel op strafrechtelijk als op bestuurlijk gebied. De contactverboden en aanvullende strafrechtelijke maatregelen die overwogen werden, waren ook gericht op gedragsinterventies en gedragsverandering. Wanneer komt daar meer duidelijkheid over?

Ik ben ook heel benieuwd naar de ontwikkelingen rond de strafrechtelijke aanpak van het vlaggen voor terroristische organisaties als Hamas en ISIS. De minister zou indringend volgen hoe de jurisprudentie zich ontwikkelt. Is daar al meer over te zeggen? Hoe weerbaar is onze rechtsstaat tegenover het promoten en vergoelijken van geweld en terreur? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om teruggekeerde jihadgangers steviger aan te pakken?

Dat ontwikkelingen in het buitenland ook gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid, zien wij terug in de afschuwelijke antisemitische voorvallen van afgelopen zomer naar aanleiding van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten. De SGP vindt dat een actieve en gerichte bestrijding van antisemitisme hoog op de agenda moet blijven staan. Wanneer kunnen wij hierover een specifieke rapportage verwachten, in lijn met een eerdere motie?

De SGP hecht ook zeer aan een actieve bestrijding van de moderne slavernij die mensenhandel heet. Hoe staat het met de bestrijding van de misstanden in de prostitutie? Wat leren wij van ontwikkelingen in andere landen? De SGP is en blijft voorstander van het aanpakken van de klanten van prostituees, zoals in Zweden en een aantal andere landen gebeurt. Worden de resultaten van ons beleid nu ook vergeleken met die van het beleid van andere landen, met name de Scandinavische landen? Collega Segers vroeg daar zo-even ook al naar. Ik pleit ook heel erg voor dat onderzoek. Op bezoek in Noorwegen hoorden wij pas dat daar ook een evaluatieonderzoek was gedaan naar de veranderingen in de wetgeving daar. Zou het op zijn minst niet interessant zijn om het nu al beschikbare evaluatieonderzoek uit Scandinavische landen en een aantal andere landen naast de Nederlandse ervaringen te leggen?

Wij zijn positief over de subsidieregeling voor de zogenaamde uitstapprogramma's, waardoor extra geld beschikbaar is. Wij zien dat dit geld in de praktijk zijn weg vindt en zijn waarde bewijst.

In de afgelopen tijd is uitvoering gegeven aan onze moties van vorig jaar over vrijwilligerswerk door gedetineerden en re-integratie van ex-gedetineerden. Wij horen van betrokken organisaties nog wel over de nodige knelpunten. Zij zeggen dat er nog te weinig oog is voor een betere samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en gemeentelijke overheden. Ook zou de medefinancieringseis wat robuuster invulling kunnen krijgen door meer eisen te stellen aan de structurele financiële zelfredzaamheid en maatschappelijke wortels van betrokken organisaties. Een vraagpunt is ook of het geld dat voor 2014 bestemd was, kan worden meegenomen naar het volgende jaar als er nog te weinig tijd is voor een goede uitvoering. Wij pleiten daarvoor. Graag hoor ik van de staatssecretaris of hij deze knelpunten wil oplossen en of hij in gesprek met de organisaties wil gaan om de uitvoering zo soepel mogelijk, met zo min mogelijk administratieve lasten, te laten verlopen.

Ik vraag in dit kader ook aandacht voor de SOS-projecten, waarbij gevangenen geconfronteerd worden met de gevolgen van hun gedrag voor slachtoffers. Daar is al ruimte voor, maar kan de staatssecretaris hiervoor extra ruimte creëren binnen de bestaande kaders? Wij horen dat er mogelijk problemen zijn met het hiervoor beschikbare budget en dat er meer vraag naar zou zijn dan er daadwerkelijk geboden kan worden.

Later spreken wij nog uitvoerig over de nieuwe Wet op de kansspelen, waarmee gokken via internet mogelijk moet worden. De SGP vindt dit geen positieve ontwikkeling, maar de discussie komt nog. Ik heb nu een vraag over de strafrechtelijke aanpak van illegale kansspelen. Bij een werkbezoek hoorde ik dat de opsporing van illegaal gokken tekortschiet en dat daar een capaciteitsgebrek achter zit. Herkent de regering dit? Welke verbeterslag kan op dit vlak worden gemaakt?

Ik sluit mij aan bij de gestelde vragen over de vergoedingen aan gemeenten voor bekeuringen door buitengewone opsporingsambtenaren. De vergoedingsregeling wordt aangepast. Komt de handhaving hierdoor niet in de knel? Ziet het kabinet mogelijkheden om hier met de gemeenten uit te komen?

Er zijn onlangs vragen beantwoord op het terrein van commercieel draagmoederschap. Ik vond de antwoorden op die vragen nogal afwachtend. Een aantal jaren geleden is al gezegd dat het kabinet in overleg met het Openbaar Ministerie zou komen met aanscherping van de handhaving. Nu blijkt dat er in de praktijk eigenlijk nog maar weinig veranderd is. Signalen zouden toch serieus opgepakt moeten worden door de betrokken instelling? Als iets gesignaleerd wordt, zou er zo mogelijk vervolgd moeten worden. Is er op dit terrein niet een beetje sprake van stilstand? Wacht men nu niet weer op vervolgonderzoek?

Op het terrein van adoptie is de afgelopen tijd weer discussie ontstaan naar aanleiding van diverse televisie-uitzendingen. Die discussie doet weer allerlei organisaties in de pen klimmen om hun grieven te uiten. Wij bepleiten een evenwichtige benadering: wees buitengewoon alert op misstanden en signalen van kinderhandel, maar voorkom anderzijds dat waardevolle mogelijkheden van adoptie en pleegzorg in een kwaad daglicht worden gesteld. Overigens is het wel een aandachtspunt dat zeker als jonge kinderen bij televisie-uitzendingen in beeld worden gebracht, hun privacy wordt gerespecteerd. Ziet de staatssecretaris het als zijn taak om te bevorderen dat ook hun belangen uitdrukkelijk worden meegewogen, als er bijvoorbeeld televisie-uitzendingen aan gewijd worden?

Een ander punt is dat adoptieprocedures voor kinderen vanuit Congo enorme vertraging oplopen. Wil de staatssecretaris zich ervoor inzetten dat nodeloze vertraging wordt tegengegaan?

Tot slot op het terrein van asiel. Over het bed, bad en brood is onlangs een uitvoerig debat in de Kamer geweest, ook naar aanleiding van uitspraken van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Het viel mij wel weer op hoe ook op dit belangrijke terrein van het vreemdelingenbeleid de Europese Unie een rol heeft, net als de Raad van Europa en het Europees Comité voor Sociale Zaken. Wordt het niet een oerwoud van allerlei regels en procedures waarin de rechtszekerheid — je wilt snel duidelijkheid hebben over de eisen waaraan Nederland moet voldoen — en ook de rechtseenheid binnen Europa, wat uiteindelijk ook het doel was van dat soort regels, onvoldoende worden bereikt? Wat is de reactie van de staatssecretaris op dat punt?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. Veiligheid is dé kerntaak van de overheid. Daarom is het zo belangrijk dat het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt geleid door een sterke minister. Ik ken de minister als een vriendelijke, aimabele man, maar laten wij elkaar niet voor de gek houden. Als minister bakt hij er helemaal niets van. Heel veel mensen zijn dat met mij eens. Het vertrouwenscijfer voor deze minister is een 3,7. Dat is een heel zware onvoldoende.

Op alle fronten is het optreden van de minister onthutsend zwak. Zo gaat het helemaal mis met de Nationale Politie. Bij personeelszaken en ICT is het een enorme chaos. Heel veel agenten zitten ziek of gedemotiveerd thuis. De aanpak van geweld tegen politieagenten schiet ernstig tekort. De afdeling inkoop wordt geteisterd door corruptie en omkoping. En tot overmaat van ramp worden er jaarlijks 50.000 minder misdrijven opgelost. Onder deze minister wordt Nederland onveiliger.

De politieorganisatie kampt met enorme problemen. Maar wat doet de minister? Hij stelt bij de politie meer Marokkaans- en Turkssprekende agenten aan om coalitiepartij PvdA tevreden te stellen. Ja, daar zal Nederland veiliger van worden! De politiebonden hebben geen vertrouwen in de aanpak van deze minister. 80% van de Nederlanders vindt dat deze minister niet de juiste man is om al die problemen bij de politie aan te pakken.

Het falende beleid van deze minister teistert inmiddels de nationale veiligheid. Door een lek bij de politie kwamen geheime onderzoeken naar jihadisten op straat te liggen. De minister heeft zitten slapen bij de aanpak van de toenemende radicalisering. Zijn actieplan om terugkerende jihadisten aan te pakken is eveneens zwaar onvoldoende.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De heer Bontes moet toch als oud-politieman weten dat het buitengewoon effectief is om nieuwe Nederlanders met kennis van het Berbers of het Arabisch in een team te hebben, zodat er beter en effectiever kan worden opgetreden door de politie?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Daar ben ik het totaal niet mee eens. Dat diversiteitsbeleid, het binnenhalen van meer Marokkaans- en Turkssprekende agenten, werkt totaal niet. Ik heb dat zelf meegemaakt. Ik heb 30 jaar bij de politie gewerkt. Het heeft tot helemaal niets geleid. Anders waren wij niet in de situatie terechtgekomen waarin wij nu zitten. Dit is niet een situatie die vandaag is ontstaan. Nee, die situatie bestaat al tientallen jaren. Dit diversiteitsbeleid heeft niet gewerkt en zal ook nooit werken. Ik ben het dus totaal, totaal met mevrouw Berndsen oneens.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik heb ook jaren bij die politie gewerkt.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Ja, vier hoog op een kantoor.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik zat zelfs zes hoog, dus nog hoger. Daar gaat het echter niet om. Ik was ook verantwoordelijk voor diversiteitsbeleid bij de politie. Ik heb wel degelijk gemerkt dat politiemensen op straat hiervan juist heel veel baat hebben gehad bij hun optreden, omdat ze mensen bij zich hadden met kennis van de cultuur en de taal van nieuwe Nederlanders. Ik vind het daarom jammer dat de heer Bontes dit zo wegzet, want hij schoffeert daarmee heel veel politiemensen die juist buitengewoon goed hun werk doen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Het leidt tot niets. Het lost het probleem bij de Nationale Politie niet op. Dit is wel het laatste waar de politie op zit te wachten, bij al die problemen die ook een rol spelen. Dat er meer Turks of Marokkaans sprekende agenten komen, is wel het laatste waar de politie op zit te wachten. Dit slaat echt helemaal nergens op.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
De minister heeft zitten slapen bij de aanpak van de toenemende radicalisering. Zijn actieplan om terugkerende jihadisten aan te pakken, is eveneens zwaar onvoldoende. De Algemene Rekenkamer vraagt zich ondertussen af of de minister wel in staat is om de burgers en de vitale infrastructuur van ons land bij een ramp of crisis te beschermen. De slechte samenwerking tussen de veiligheidsregio's is volgens de Algemene Rekenkamer aan hem te wijten. We zien dat de problemen rondom alarmnummer 112 nog steeds niet zijn opgelost.

Zelfs de interne organisatie van het ministerie is een puinhoop. Het integriteitsbeleid is niet op orde. Onderzoeken naar belangenverstrengeling en mogelijke strafbare feiten gepleegd door personeel van Justitie, worden gekenmerkt door slapte. Ik kan zo nog wel even doorgaan. Het is tekortkoming na tekortkoming, zwakte op zwakte, blunder na blunder. De minister heeft geen enkele grip meer op de ontstane situatie. De minister maakt Nederland onveiliger. Ook veel andere fracties in dit huis weten dat het aanblijven van de minister eigenlijk niet meer kan. Zij weten dat het onverantwoord is. Achter zijn rug om lachen ze hem uit. Zelfs zijn eigen partij, de VVD, weet dat. Maar niemand durfde daar tot dusver consequenties aan te verbinden. Wij doen dat wel.

Voorzitter, mijn fractie wil een veilig Nederland. Wij willen een sterke politie en een sterke minister. Wij zijn ervan overtuigd dat deze minister niet langer onderdeel van de oplossing, maar onderdeel van het probleem is. Daarom zegt mijn fractie het vertrouwen op in de minister van Veiligheid en Justitie. Als de Kamer het mij toestaat, wil ik mijn motie van wantrouwen nu indienen, voorzitter.

De voorzitter:
Dat is een ordevoorstel. Ik moet het even precies nakijken, maar bij mijn weten hebt u daarvoor de toestemming van de aanwezige leden van de fracties nodig. Ik zoek het even na, maar ik geef alvast de heer Dijkhoff het woord, die hierover iets wil zeggen.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ik heb in de afgelopen jaren veel met de heer Bontes mogen debatteren. Ik ken hem als iemand die het vanuit de inhoud opbouwt. Hij kondigt nu een motie van wantrouwen aan. Goed, dat is een keuze en daarover wil ik niet te veel zeggen. Ik ken de heer Bontes echter ook als iemand die dan wel het fatsoen heeft om iemand die hij zwaar beschuldigt, in ieder geval de kans te geven om hier morgen als een man te staan en zich te verdedigen tegen die zware verwijten. De heer Bontes kan de kans klein achten dat hij daardoor nog overtuigd raakt, maar hij zal toch op zijn minst nog een luisterend oor willen bieden? Hij zal, na zijn beschuldigingen en verwijten, toch nog wel bereid zijn om te luisteren naar een reactie van de minister? Hij kan dan in de tweede termijn zijn conclusies trekken.

De voorzitter:
Ik geef nog even weer hoe het formeel zit. In artikel 66, lid 2 van het Reglement van Orde staat het volgende: "Tenzij de Kamer hiertoe verlof geeft, wordt een motie niet gedurende de eerste termijn ingediend". De Kamer heeft dus de mogelijkheid om een collega in de eerste termijn een motie te laten indienen, maar als de Kamer dat niet wenst, kan hij die motie niet in de eerste termijn indienen.

Het standpunt van de heer Dijkhoff was duidelijk. Doordat ik iets moest opzoeken, heb ik niet gezien wie van de mensen die zich bij de interruptiemicrofoon hebben verzameld, er het eerst stond. Ik hoor dat het de heer Recourt was.

De heer Recourt (PvdA):
Iedere partij, groot of klein, heeft het recht om dit te doen. De vraag is wanneer dat het handigst is. Nu lijkt het mij niet handig, ook omdat we na zo'n motie, die we niet in de lucht kunnen laten hangen, snel moeten stemmen. Morgen gaan we door. De heer Bontes is de laatste spreker. Misschien kan hij morgen de eerste spreker zijn. Dan kan de minister reageren en kunnen we het daarna afhandelen. Een andere optie is om te wachten tot de tweede termijn. Maar laten we het in ieder geval niet vanavond doen.

De voorzitter:
Helder. Als alle anderen datzelfde vinden, hoef ik niet het hele rijtje af. Is er iemand die er anders over denkt? Of wil iemand er ook nog iets inhoudelijks over zeggen? Dat mag natuurlijk.

Mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik vind het wel netjes als we allemaal ons standpunt hier even duidelijk maken. Dan is het ook maar duidelijk.

De voorzitter:
Mevrouw Berndsen, ga uw gang.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik vind het onterecht om een motie van wantrouwen in eerste termijn in te dienen. Ik verzoek de heer Bontes om zijn motie aan te houden of in te trekken en haar morgen opnieuw in te dienen.

De voorzitter:
Hij heeft de motie nog niet ingediend. Hij vroeg toestemming daarvoor.

De heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter, zoals u zelf net al citeerde, is de regel dat er bijzonder verlof nodig is om een motie in te dienen in eerste termijn. Van een motie van wantrouwen zou ik al helemaal zeggen dat het pas logisch is om die in tweede termijn in te dienen, om in ieder geval nog op zo'n zware aantijging ook de minister aan het woord gehoord te hebben. Het lijkt mij dus beter om te wachten tot de tweede termijn.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik kan mij daarbij aansluiten. We gaan eerst naar de minister luisteren. Wat mij betreft geven we geen ruimte om nu die motie in te dienen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik vind dat ook een kleine partij die mogelijkheid wel moet hebben, als de heer Bontes er uitdrukkelijk bij blijft. Ik zou een oproep willen doen om het niet te doen. Maar ik denk dat we sowieso een probleem hebben, want we hebben vast geen quorum meer in huis.

De voorzitter:
Maar dat …

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Nee, ik mag even verder praten. Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat we geen quorum in huis hebben om vanavond nog een stemming te houden. Ik zou ook in overweging willen geven dat we dan twee uur moeten schorsen en allerlei mensen terug moeten roepen. De andere oplossing, die ik beter zou vinden, is om de motie in te dienen nadat de bewindspersonen morgen in eerste termijn hebben gesproken.

De heer Oskam (CDA):
De heer Bontes heeft het recht, maar wij hebben ook het recht om er nee tegen te zeggen. Het CDA werkt niet mee aan zo'n verlof. Ik vind het, zoals andere partijen ook hebben gezegd, op zijn minst het recht van de minister en de staatssecretaris om zich te verantwoorden naar aanleiding van de vragen die we hier gesteld hebben.

Mevrouw Helder (PVV):
Het meeste is al gezegd. De heer Bontes heeft het recht, maar ik vind het niet getuigen van veel respect voor deze minister. Je mag van hem vinden wat je vindt — dat recht heeft de heer Bontes ook — maar ik vind dat de minister wel moet kunnen antwoorden.

De heer Van Nispen (SP):
Het zou mijn stijl niet zijn. Ik vind ook dat de minister in ieder geval eerst moet kunnen antwoorden. Ik vind wel dat een fractie een motie moet kunnen indienen op het moment dat zij dat wil, maar ik vind het onzin om daar nu vanavond over te stemmen, gelet ook op wat alle woordvoerders hebben gezegd. Van mij mag de heer Bontes de motie dus indienen, maar ik vind het onzin om op dit tijdstip de Kamer ervoor terug te roepen.

De voorzitter:
Mijnheer Bontes, er is een ruime meerderheid die u niet in de gelegenheid stelt om deze motie nu in te dienen met de gegeven argumentatie.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter, ik vind dat jammer, want de Kamer, u, laat de minister bungelen. Ik ben heel concreet met een motie van wantrouwen. Het gaat om veiligheid. Het gaat om nationale veiligheid. Mevrouw Helder heeft kritiek. Ze zegt dat het niet gepast en niet netjes is. Uw fractievoorzitter, mevrouw Helder, heeft gezegd over deze minister: het is een minister van nietsnuttigheid, hij kan het woord "terrorismebestrijding" niet eens spellen. Dat heeft hij gezegd. Hij heeft ook gezegd: als er een aanslag komt, is deze minister medeverantwoordelijk. Laten we het dus niet over stijl hebben, van "u mag die motie niet in de eerste termijn indienen", mevrouw Helder. Kom!

De voorzitter:
Ik stel vast, objectief, dat u geen ruimte van de Kamer krijgt om de motie in te dienen en dat het u natuurlijk vrijstaat om dat in tweede termijn alsnog te doen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Daar zal ik mij bij neer moeten leggen. Als het niet zo is, is het niet zo. Ik vind het een heel slechte zaak. Ik vind het eigenlijk schandalig, want het gebeurt wel vaker dat zo'n motie in eerste termijn wordt ingediend. Ik vind ook dat je de minister laat bungelen. Dat moet je niet doen als Kamer!

De voorzitter:
Daar kunnen we natuurlijk heel lang over heen en weer discussiëren. Ik heb vastgesteld, na een klein ordedebatje, dat er geen meerderheid is om u ruimte te geven om een motie in te dienen.

Mevrouw Helder, weet u zeker dat u nog wilt reageren?

Mevrouw Helder (PVV):
Wel voor de Handelingen. Ik heb duidelijk gezegd dat de heer Bontes die motie best mag indienen. Mijn voorkeur heeft het om de minister antwoord te laten geven. Verder heb ik er geen inhoudelijk oordeel aan gegeven. Voor de Handelingen vind ik het even juist om dit te melden.

De voorzitter:
Zeker, maar wat u in eerste instantie zei, werd al in de Handelingen opgenomen. Ik constateerde dat een ruime Kamermeerderheid de heer Bontes die ruimte nu niet geeft.

U kunt uw betoog uiteraard nog afronden, mijnheer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Dan ben ik klaar.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Ik dank de bewindslieden voor hun aanwezigheid. Zij krijgen morgen de gelegenheid om te antwoorden.

Sluiting

Sluiting 23.54 uur.