Plenair verslag Tweede Kamer, 72e vergadering
Dinsdag 8 april 2014

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:06 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 138 leden der Kamer, te weten:

Agema, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fritsma, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Slob, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

De voorzitter:
Ik heet de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis naar het vragenuurtje kijken van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Van Tongeren

Vragen van het lid Van Tongeren aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de uitspraak van het Europees Hof van Justitie dat de Wet bewaarplicht dataverkeersgegevens met terugwerkende kracht ongeldig is verklaard.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Een EU-richtlijn waartegen GroenLinks fundamentele bezwaren koestert, is door het Europees Hof van Justitie naar de prullenmand verwezen. Daarmee is ook de basis van de Nederlandse wet weg. De minister van Veiligheid en Justitie heeft niet voor niets de Big Brother Award gewonnen, maar nu is er voor deze staatssecretaris een historische kans om de big brother van de privacy te worden.

Iedereen die belt, die mailt, die faxt, die surft, krijgt te maken met de huidige wet. Telecomdata worden één jaar bewaard. Dat weet heel Nederland inmiddels sinds de tapzaak rond Jos van Rey. Internetgegevens worden op dit moment zes maanden bewaard. De gewone burger, die niks fout heeft gedaan, heeft constant het gevoel dat hij in de gaten wordt gehouden. Dat wordt dus nu ook door het Europees Hof, onze hoogste rechter in Europa, erkend. Ik kan me toch niet voorstellen dat de VVD-slogan gaat worden: "Iedereen die niks fout doet krijgt toezicht".

De uitspraak van het Hof is glashelder. De Europese richtlijn die opslag van metadata regelt, is volkomen ongeldig en wordt met terugwerkende kracht vernietigd. Mijn vragen zijn de volgende.

Gaat de staatssecretaris deze week nog een intrekkingswet naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet? Zijn de systemen al stilgelegd waarmee de uitvoering van de Wet bewaarplicht gebeurt? Zo nee, waarom niet?

Wat zijn de gevolgen van deze beslissing voor strafzaken in Nederland waarin bewaarde gegevens een rol speelden? Kan de staatssecretaris ons vertellen wat de gevolgen zijn voor de veiligheidsdiensten, die ook metadata verzamelen, zoals wij allemaal weten sinds Snowden?

Kan de staatssecretaris ons een stappenplan geven hoe hij de gevolgen van deze uitspraak gaat vertalen naar Nederland?

Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Dank aan mevrouw Van Tongeren voor het stellen van haar vragen. Het arrest van het Hof van Justitie is nog niet gepubliceerd, althans was dat nog niet om 12 uur vanmiddag. Dus wij zullen het nog even moeten doen met het perscommuniqué dat is uitgegeven. Ik heb er ook kennis van genomen dat de richtlijn dataretentie door het Hof van Justitie van de Unie met terugwerkende kracht ongeldig is verklaard; terugwerkende kracht overigens tot mei 2006, want dat was het moment waarop de richtlijn in werking trad.

Voorzitter. U zult het mij niet euvel duiden dat het kabinet even wil studeren op de uitspraak zodra die er is, dus dat zullen wij ook gaan doen. Dan kunnen wij dus ook kijken wat voor gevolgen dat heeft voor de uitvoeringspraktijk.

Daarmee geef ik eigenlijk ook antwoord op de eerste vraag van mevrouw Van Tongeren aan mij; wanneer de intrekkingswet naar de Tweede Kamer komt. Op basis van het perscommuniqué kunnen wij wel de gevolgtrekking maken — het Hof heeft uitgesproken dat het "lijkt", waar je voorzichtig mee moet zijn — dat gegevens op het grondgebied van de Unie moeten worden bewaard. Ik weet niet of dat in alle gevallen zo is, maar daar moeten wij ook in onze wetgeving naar kijken, dus dat zullen we doen. Maar de intrekkingswet is nog niet naar de Kamer. De systemen zijn nog niet stilgelegd, want we hebben alleen nog maar een perscommuniqué dat we nog moeten bestuderen.

De derde en de vierde vraag kan ik wel wat uitgebreider beantwoorden, want zoals mevrouw Van Tongeren weet, geschieden de vorderingen die door het Openbaar Ministerie worden gedaan in strafzaken en de gegevens die de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verzamelen op basis van verschillende wetgeving. Een aantal jaren geleden is al in een eerdere zaak van het Openbaar Ministerie tegen een verdachte X bepaald dat, ook al bewaart een provider gegevens te lang, die gegevens als ze er nog zijn, wel op basis van het Wetboek van Strafvordering kunnen worden opgevraagd door het Openbaar Ministerie. Wat zijn de gevolgen voor strafzaken en voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Naar het oordeel van het kabinet zijn die er op dit moment niet. Immers, de bevoegdheden tot het opvragen van die gegevens worden gebaseerd op andere wetten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dit is een uitspraak van de hoogste Europese rechters. De bewakers van de Nederlandse rechtsstaat, op dit moment is dat in de Kamer deze staatssecretaris, zouden aan zo'n uitspraak vrij vlot gevolg moeten geven. Het is geen vrijblijvend advies. Er is ook geen beroep mogelijk. Ik verwachtte wel dat wij als antwoord zouden krijgen dat het ministerie de uitspraak nog moet bestuderen, maar ook het advies van de advocaat-generaal ligt er al geruime tijd. Dus enige tijd om voorstudie te doen is er al geweest. GroenLinks wil nogmaals graag een antwoord op de volgende vraag. Wanneer komt er een stappenplan voor de manier waarop het ministerie omgaat met deze fundamentele, verreikende uitspraak? Het geldt per onmiddellijk en met terugwerkende kracht. Dat gebeurt in Europa zelden; dat weet ook deze staatssecretaris. GroenLinks wil heel snel een antwoord op de vraag wat deze uitspraak betekent voor het verzamelen van metadata door veiligheidsdiensten. Dat is een heel groot issue geworden in Europa met Snowden, maar ook in Nederland met minister Plasterk. Ik ga ervan uit dat er ook op de ministeries al eerder over nagedacht is.

Staatssecretaris Teeven:
Inderdaad, de bewaker van de rechtsstaat zit op dit moment in vak-K. Ik dank mevrouw Van Tongeren voor dat inzicht. Het WODC heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar het bewaren van verkeersgegevens. Daarover zijn in februari door de Kamer een honderdtal vragen aan het kabinet gesteld. Wij zijn bezig met de beantwoording daarvan. De beantwoording van de vragen zullen wij ook moeten meenemen. Ik heb al gezegd dat wij de uitspraak gaan bestuderen. Het lijkt mij niet heel vreemd dat je bij zo'n perscommuniqué eerst eens eventjes kijkt naar de gevolgen. Maar om nou direct te zeggen dat de totale Nederlandse wetgeving niet meer van toepassing is omdat een richtlijn is vernietigd, is iets heel anders. Je moet nu bekijken wat er precies met terugwerkende kracht is vernietigd en wat er in het Nederlandse systeem nog wel gelding heeft. Dat gaan wij nu doen. Wij zullen de Kamer daarover zo snel mogelijk berichten. De verzameling van gegevens door de veiligheidsdiensten gebeurt op een andere wettelijke grondslag. Dat weet mevrouw Van Tongeren ook. Er ligt een andere wet aan ten grondslag. Dus ook dat kan gewoon doorgaan op dit moment.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik concludeer dat de staatssecretaris nog niet echt in de race is als de big brother van de bescherming van de privacy. Hij geeft als eerste antwoord dat het misschien wel verzameld is op een manier die geen grondslag meer heeft in een Europese richtlijn, maar dat het nog wel gebruikt mag worden bij strafzaken. Dat vind ik niet direct een geruststellend antwoord. Ook de heer Kohnstamm heeft gereageerd met de opmerking dat de grondslag van de wet weg is. Ik zou van de staatssecretaris in elk geval een datum willen horen waarop een stappenplan naar de Kamer komt met wat hij gaat doen. Dat bestuderen zal geen maanden en maanden duren. Ik denk echt aan een termijn van een week, misschien twee weken.

Staatssecretaris Teeven:
Mevrouw Van Tongeren heeft natuurlijk gelijk dat zij nadere uitleg vraagt. Het gaat inderdaad geen maanden, maanden duren, maar ik denk dat het kabinet ongeveer acht weken nodig heeft om de vragen te beantwoorden die er nog liggen, om de uitspraak op het moment dat hij er is te bestuderen, en om te bekijken welke gevolgtrekkingen eraan moeten worden verbonden. En dan kom ik zeker zo snel mogelijk terug bij de Kamer.

De heer Verhoeven (D66):
De staatssecretaris zegt dat hij het nog moet ontvangen en dat hij het nog allemaal eens even rustig moet lezen. Ik begreep dat de uitspraak op een heleboel Engelstalige websites al gewoon beschikbaar is. Die tip geef ik zijn ambtenaren bij dezen. Dan kan hij een beetje tempo maken. Eigenlijk is het gewoon heel simpel. Nederland kan zelf kiezen wat het met dit onderwerp wil. Wij hebben niet langer te maken met de Europese dataretentierichtlijn. Dit is het mondelingevragenuur. Wij kunnen allemaal procedurele punten gaan maken en wachten op stukken, maar wat vindt het kabinet ervan? Wij hebben ruimte om zelf te kiezen. Wat wil deze staatssecretaris? Wil hij de Nederlandse bewaarplicht op basis van deze ruimte schrappen of wil hij de bewaarplicht gewoon behouden? D66 wil hem graag schrappen.

Staatssecretaris Teeven:
Ik kan mij nog herinneren dat wij in 2006, 2007 in de Kamer discussieerden over de bewaarplicht. De fractie van D66 had toen het standpunt dat verkeersgegevens zes maanden moesten worden bewaard. Dit is dus een nieuw standpunt. Het kan blijkbaar snel veranderen, maar goed, dat mag. Overigens is het wel belangrijk dat je gegevens over internet- en telefoonverkeer gedurende een bepaalde periode kunt bewaren. Als je bijvoorbeeld een straatrover moet pakken die iemands telefoon heeft gestolen, is het voor de opsporing en vervolging wel van belang dat je bij de provider mag opvragen wat er twee weken later met die telefoon is gebeurd. Het lijkt mij dus volstrekt duidelijk dat er enige periode moet zijn waarin je gegevens over internet- en telefoonverkeer bewaart. Het lijkt mij ook logisch dat het kabinet even tijd krijgt om hierop te studeren, want dit is geen uitspraak die je zomaar over je schouder gooit zonder daaraan gevolgen te verbinden. Dat zie ik ook wel in, maar eventjes aandacht van het kabinet lijkt mij wel op zijn plaats.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Aangezien het om een uitspraak van het Europees Hof gaat, hebben andere lidstaten hier ook mee te maken. Kunt u de Kamer informeren hoe andere lidstaten hiermee omgaan en hoe zij dit oplossen? Hebt u daar zicht op? En als u ons toch informeert, kunt u ons dan ook het standpunt van de andere lidstaten meegeven?

Staatssecretaris Teeven:
Dat is een terechte vraag. Deze uitspraak heeft directe werking voor twee landen, Oostenrijk en Ierland. Het ging namelijk om een klacht tegen Oostenrijk en Ierland. In die twee landen heeft deze uitspraak directe werking; in de andere 26 landen niet. Die landen hebben dus allemaal dezelfde implementatiewetgeving. Ik zal zeker met collega's overleggen hoe zij hiermee omgaan. Landen hebben dit natuurlijk wel op een verschillende manier geïmplementeerd. Ze hebben ook verschillende termijnen. Niet ieder land heeft eenzelfde bewaartermijn. Sommige landen hebben een bewaartermijn van zes maanden, andere landen hanteren twaalf maanden en er zijn zelfs landen die achttien maanden als bewaartermijn hebben.

De heer Van Nispen (SP):
De staatssecretaris zegt dat hij enige tijd nodig heeft om de uitspraak te bestuderen. Dat begrijpt de SP, maar acht weken is rijkelijk veel. Dat duurt wel heel erg lang. Wij zouden graag wat eerder weten wat de staatssecretaris hiervan vindt. Dit kan namelijk niet als een verrassing komen; dit zat eraan te komen. Het feit dat de Kamer zelf vragen heeft gesteld over de effectiviteit hiervan, is geen argument om nu te kijken naar de gevolgen van deze uitspraak van het Hof, want met deze uitspraak is de hele richtlijn ongeldig verklaard. Deze uitspraak gaat dus niet over de effectiviteit. Dat de bewaarplicht niet heeft opgeleverd wat de staatssecretaris daarvan zelf had verwacht, was ook al bekend, maar nu gaat het over de ongeldigheid van de richtlijn. Die zorgt ervoor dat de Nederlandse wet van tafel moet.

Staatssecretaris Teeven:
Ik ken het standpunt van de SP hierover, maar dit gaat even te snel. De vragen die de Kamer heeft gesteld, gaan nu juist over de effectiviteit. De antwoorden op die vragen gaan uit van een geldende richtlijn, maar er is nu een nieuwe situatie ontstaan. De richtlijn is met terugwerkende kracht ongeldig verklaard. Blijkbaar is de richtlijn al in het Engels beschikbaar, maar binnenkort zal die ook wel Nederlandstalig beschikbaar zijn. Het lijkt mij heel reëel dat mijn medewerkers op het departement en ik even serieus bekijken welke gevolgen dit heeft en of dit tot allerlei aanpassingen leidt. Als je het perscommuniqué leest en kijkt naar de gronden waarop deze vernietiging heeft plaatsgevonden, moet je de nationale wetgeving daar scherp langs leggen. Dat weet de heer Van Nispen natuurlijk ook. Dat is wat wij concreet gaan doen. Wij gaan de Kamer vervolgens goed gemotiveerd antwoord geven. Daarop heeft uiteraard ook de SP-fractie recht.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Als wij acht weken moeten wachten op het bestuderen van iets wat er al aan zat te komen, wat zou de staatssecretaris dan doen als wij hem per Kamermeerderheid met een motie zouden oproepen tot een intrekkingswet? Volgens mijn snelle telling is er nu een redelijke kans op zo'n meerderheid. Is het niet veel chiquer als de staatssecretaris iets meer tempo maakt en sneller antwoord en duidelijkheid geeft? Dit gaat over een heel belangrijke zaak en het kan geen verrassing zijn dat deze uitspraak er nu ligt. De advocaat-generaal heeft ook al in deze richting geadviseerd.

Staatssecretaris Teeven:
Ten eerste wordt wat een advocaat-generaal adviseert, niet altijd overgenomen. Dat is in nationale wetgeving niet zo en internationaal is het ook niet zo. Ten tweede zullen wij tempo maken met het bestuderen van deze uitspraak en uw Kamer zo snel mogelijk gefundeerd antwoorden.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Rutte

Vragen van het lid Rutte aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht "Ziekenhuis heeft trucs nodig om nog aan geld te komen".

De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Het gaat goed met de ziekenhuiszorg in Nederland. De zorg is van hoog niveau, de wachtlijsten zijn voor de meeste behandelingen kort en de betaalbaarheid van de zorg is de afgelopen jaren verbeterd. Deze goede ontwikkelingen zijn voor een groot deel te danken aan ons zorgverzekeringsstelsel. Dat zorgt ervoor dat verzekeraars en zorgaanbieders beide resultaatverantwoordelijk zijn en scherp onderhandelen over de prijs en de kwaliteit van zorg.

Toch zijn er ook zorgen. Ziekenhuizen blijken steeds meer problemen te hebben om aan leningen te komen. Banken moeten vanwege de maatregelen naar aanleiding van de financiële crisis steeds hogere buffers aanhouden en mijden risico's. De gevolgen daarvan worden in ons land niet alleen gevoeld door het midden- en kleinbedrijf, maar ook steeds vaker gevoeld door ziekenhuizen. Die kunnen moeilijker en in de meeste gevallen helemaal niet aan leningen komen.

Een deel van de problemen ontstaat door de forse discussie die is ontstaan over de rechtmatigheid van declaraties van ziekenhuizen. Door onduidelijkheid over declaratieregels en wellicht ook gericht overdeclareren of zogeheten "upcoding" grijpen zorgverzekeraars achteraf in en controleren ze declaraties intensiever. Ook worden declaraties vaker afgewezen. Dat is op zich een gewenste ontwikkeling. Het is immers niet aanvaardbaar dat er te veel of verkeerd wordt gedeclareerd, maar de keerzijde is dat accountants de jaarrekeningen van ziekenhuizen niet goedkeuren.

Ziekenhuizen dreigen in een gevaarlijke financiële spiraal naar beneden terecht te komen: banken die geen leningen verstrekken, ook niet voor een rekening-courant, onzekerheid over de uitstaande gedeclareerde bedragen en geen mogelijkheden om via externe investeerders aan geld te komen omdat de huidige wetgeving dat nog verbiedt. De VVD maakt zich zorgen over deze ontwikkeling en wil weten welke maatregelen de minister kan en wil nemen om te voorkomen dat deze negatieve financiële spiraal zich daadwerkelijk gaat voltrekken.

Minister Schippers:
Voorzitter. Ik deel de zorgen die hier worden geuit. Ziekenhuizen komen inderdaad moeilijker aan geld, enerzijds omdat ze meer risico lopen. Als ziekenhuizen zelf foute beslissingen nemen, is er geen premiebetaler die daar meer geld in steekt, maar zullen zij daadwerkelijk op de eigen blaren moeten zitten. Anderzijds is het natuurlijk ook een gevolg van de wereldwijde crisis en onze reactie daarop dat banken hogere buffers moeten hebben, waardoor banken minder geneigd zijn om geld uit te lenen.

Eigenlijk is het in Nederland heel raar geregeld. Private investeerders kunnen investeren in huisartsenzorg, in thuiszorg en in paramedische zorg, eigenlijk in zo'n beetje de hele zorg, maar niet in instellingen, dus ook niet in ziekenhuizen en niet in de medisch-specialistische zorg. Ik heb een wetsvoorstel ingediend om dat te veranderen, zodat ziekenhuizen ook gelden van investeerders, bijvoorbeeld pensioenfondsen, kunnen aantrekken waardoor hun eigen vermogen omhoog gaat en zij minder afhankelijk worden van de banken. Nu zijn ziekenhuizen een en al afhankelijk van de banken. Er is sprake van een serieus probleem dat wij moeten oplossen. Het wetsvoorstel is daarvoor een oplossing. Wij maken een nota van wijziging waarmee wij het principe van drie jaar lang zwarte cijfers wat zwaarder verankeren dan wij eerder hadden gedaan. De cijfers van de werkelijke exploitatie op zorg moeten namelijk ook zwart zijn, waarmee wij voorkomen dat de cijfers door boekhoudkundige ingrepen kunnen worden opgepoetst. Ik zal de wet zo snel mogelijk, naar ik hoop binnen enkele weken, aan uw Kamer toezenden, zodat wij daadwerkelijk verder kunnen discussiëren over deze belangrijke oplossing.

De heer Rutte (VVD):
Ik dank de minister voor de antwoorden. Het is heel goed om te horen dat zij haast wil maken om deze wet opnieuw naar de Kamer te brengen. Ik noem die maar "investeren in de zorg". Het is een wat ongelukkige titel, waardoor wellicht wat verwarring ontstaat.

Ik hoor wel dat er extra eisen worden gesteld in die wet. Enerzijds kan ik mij dat wel voorstellen, anderzijds moet het ook weer niet zo ver doorschieten dat de kans op een investering net zo klein wordt als de kans om een lening te krijgen. Wellicht kunnen wij daarop nog een reactie krijgen.

Minister Schippers:
Ik hecht zeer aan deze wet, omdat het probleem niet te onderschatten is. Ziekenhuizen hebben echt problemen met het verkrijgen van geld. Ik wil voorkomen dat zij kwaliteitsimpulsen en investeringen in innovatie alleen kunnen doen doordat wij de premies omhoog gooien voor de burger. Dat willen we juist niet. Zij moeten extern kapitaal kunnen aantrekken. Met deze nota van wijziging denk ik er alles aan gedaan te hebben om enerzijds de ziekenhuizen toegang te geven tot kapitaal, zodat zij kunnen investeren in het verbeteren van de kwaliteit van zorg, en om anderzijds te voorkomen dat we cowboys krijgen in de zorg. We moeten er zeker van zijn dat investeerders hart voor de zorg hebben.

De heer Rutte (VVD):
Goed om te horen dat deze weging zo gemaakt wordt en nog beter om te horen dat er haast gemaakt wordt met de wet. Ik heb nog een aanvullende vraag. Gisteren suggereerde een zorgverzekeraar dat het wenselijk zou zijn om zogeheten horizontale controle toe te passen bij ziekenhuizen, om vooraf duidelijkheid te geven over declaraties in plaats van achteraf. Dus eigenlijk nog voordat de behandeling begint. Kent de minister die aanpak? Wat is haar mening daarover? Zou die een aanvullende stap kunnen zijn om dreigende financiële problemen bij ziekenhuizen te voorkomen?

Minister Schippers:
Dit is in mijn ogen een ander probleem. Dit is een probleem van de jaarrekening en de vraag of alles netjes is gegaan. Alles wat ertoe bijdraagt dat je aan de voorkant beter controleert, is beter dan aan de achterkant repareren met sancties, boetes en andere dingen die de toezichthouder, de NZa, moet opleggen. Ik heb gehoord over de horizontale controle. Ik heb me ook uit laten leggen door de verzekeraar hoe hij dat aan wil pakken bij ziekenhuizen. Ik ben daar enorm voor. De huidige problemen met de jaarrekeningen hebben alles te maken met de transitie van twee jaar, waar de financiering van ziekenhuizen in zit, waarin we naar een ander financieringssysteem zijn gegaan. Dat hebben we eerder gewisseld. Maar ook voor de langere termijn ben ik er zeer voor dat we aan de voorkant zorgen dat alles netjes verloopt, zodat we aan de achterkant niet met toezicht alles achteraf hoeven te repareren.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik werd getriggerd door de laatste opmerking van de minister: zeker aan de voorkant een goed systeem, maar ook een stok achter de deur om te voorkomen dat mensen onbewust fouten maken, waardoor zorggeld wordt verspild. Maar dat debat voeren we een andere keer. Mijn vraag is de volgende. Wij hebben te maken met een leegloop van ziekenhuizen. Meer mensen worden in de eerste lijn behandeld, hartstikke goed. Tegelijkertijd zegt de minister dat de ziekenhuizen in financiële problemen komen en dat we daar financiers voor moeten zoeken, onder andere pensioenfondsen. Maar die zeggen juist afgelopen weekend in allerlei interviews, in het FD bijvoorbeeld, dat zij niet in de zorg gaan investeren, omdat dit te onzeker is. Op welke manier gaat de minister ervoor zorgen dat er in de zorg een nieuw, duurzaam financieringssysteem komt? Want blijkbaar ligt de oplossing ook niet bij de pensioenfondsen.

Minister Schippers:
Ik ben het eens met mevrouw Bouwmeester dat er ook een stok achter de deur moet zijn. Maar voorkomen is beter dan genezen. Daar zijn we het over eens. In het artikel in het FD dat hierover gaat, werd door alle deskundigen die werden aangehaald, aangegeven dat het gek is dat we enerzijds een systeem hebben van concurrentie maar anderzijds ziekenhuizen geen kapitaal kunnen aantrekken en helemaal afhankelijk zijn van banken. Als er nu één groeimarkt is, is dat toch wel de zorg. De medisch-specialistische zorg groeit nog steeds, ondanks alle maatregelen, ieder jaar, dit jaar weer, met 1,5%. Volgend jaar en de jaren daarop is dat 1%. Er is dus groei. Kijk naar andere sectoren waar wel in geïnvesteerd wordt. Daar is geen groei. Het is ook heel gek dat je in zo'n beetje de hele zorg kunt investeren, behalve in instellingen. In de rest van de zorg kan het prima. Huisartsenzorg gaat prima. Er worden huisartsenposten opgericht. Dat is allemaal investering. Daar heb je ook externe financiers voor nodig. Dat gaat allemaal prima. Maar in de medisch-specialistische zorg verbieden we het. Dat is heel gek.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het is niet zo vreemd dat dit in de medisch-specialistische zorg nog niet mogelijk is. Banken en pensioenfondsen geven aan dat zij investeren in een veilige onderneming. En geldt nu juist niet voor de ziekenhuizen dat we drie tot vier jaar bezig zijn om een heldere rekening te krijgen en dat de Nederlandse Zorgautoriteit, de waakhond van de minister, met terugwerkende kracht allerlei regels afkondigt omdat de declaraties een puinhoop zijn, onder meer door onze eigen regelgeving? De minister kan aan het eind van de rit wel aan symptoombestrijding doen, maar wat doet zij om de rekening van ziekenhuizen eerder dan binnen drie tot vier jaar helder te krijgen en om te voorkomen de declaratieregels met terugwerkende kracht veranderd moeten worden?

Minister Schippers:
Dat is de bekende problematiek. Laten wij heel eerlijk zijn: de hele Kamer, op de partijen die hier geen voorstander van zijn na, heeft geweten dat wij twee jaar in transitie gingen van de dbc naar DOT. Daardoor zit er nu heel veel onzekerheid in de jaarrekening. Die is afgelopen na die transitieperiode. Daarnaast zullen heel veel artsen, als de NZa gesloten normen stelt, zeggen: maar wat ik specifiek bij die patiënt wil doen, past niet in die gesloten norm. Dus ze maken ze open en dan krijg je dat ziekenhuizen vragen: kunt u voor ons duiden hoe wij die open norm moeten bekijken? Daar zit een dilemma in, waar wij samen uit moeten komen. Ik heb al aan de Kamer aangegeven dat wij met ziekenhuizen, de NZa en anderen rond de tafel zitten om zo snel mogelijk helder te krijgen welke normen het meest werkbaar zijn in dit systeem.


Vragen Van Veldhoven

Vragen van het lid Van Veldhoven aan de minister van Financiën over het bericht dat de kosten voor de Fyra hoger kunnen uitvallen dan 119 miljoen euro.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. De falende Fyra's gaan retour afzender naar Italië, maar de financiële stofwolken die onder die treinen vandaan komen, lijken maar niet neer te dalen. Keer op keer horen wij over extra kosten en nieuwe tegenvallers: de 1 miljard die het afwenden van een faillissement van de High Speed Alliance gaat kosten, de tegenvaller van 176 miljoen op de begroting van I en M, de meevaller van 103 miljoen die niet wordt uitgekeerd. In totaal is dat al een kleine 1,3 miljard euro.

Een paar weken geleden maakte de minister van Financiën mij nog blij, want hij schreef ons dat een andere tegenvaller — dat zijn de tegenvallende dividendinkomsten van 119 miljoen euro, die daar nog bovenop zouden komen — door de NS wordt opgevangen met efficiencymaatregelen. Dat was dus een meevaller. Dat is mooi, want ook staatsdeelnemingen moeten verantwoordelijk zijn voor hun beleid. Wij kunnen het Infrafonds niet inzetten als een gratis geldboom. Een falende trein naar Parijs kan niet betekenen dat er geen geld meer is voor een nieuw spoor bij Vught.

Vorige week hoopte ik echt dat dit boek dicht kon. Dat heb ik de minister van Financiën toen ook zo gevraagd, maar een week later moet ik toch weer vragen stellen. Donderdag berichtte RTL namelijk dat de tegenvallende dividendinkomsten misschien wel hoger zijn dan die 119 miljoen euro. Een stresstest van Financiën liet zien dat de schade voor de schatkist bijna 100 miljoen euro hoger kan uitpakken. En eerlijk is eerlijk, dit is gemeld aan de Kamer, in de aller-, alleronderste zin in bijlage zeven bij een dikke brief in het najaar. Maar de minister is nooit ingegaan op de consequenties.

Nu dit getal, dat in een vertrouwelijk rapport stond, toch in de pers is verschenen, kan ik hem daar wel in het openbaar wat over vragen. Daar wil ik dan ook wat meer over weten. Kan de minister bevestigen dat de schade hoger kan liggen dan de 119 miljoen euro die hij in zijn brief van september 2013 noemde? Wat gebeurt er als de schade hoger is? Gaat de minister dan zoeken naar meer efficiencymaatregelen? Gaat hij zoeken op zijn eigen begroting? Of wordt het toch bezuinigen op het spoor?

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik ben zeer erkentelijk voor deze vragen, omdat ik verrast was door het bericht van RTL Z. Zoals mevrouw Van Veldhoven ook zegt, is het getal inderdaad gemeld, ook in de openbare stukken. In de bijlage bij de brief staat inderdaad in een van de laatste zinnen het meest sombere scenario. Dat is het stresstestscenario waarin alles fout gaat en al die risico's niet worden belegd met preventieve maatregelen. Daarbij wordt een getal genoemd van een mogelijk verlies. Dat stond ook uitgebreid toegelicht in het rapport dat vertrouwelijk ter inzage is gelegd bij de Kamer. Dus de Kamer heeft volledig kunnen zien waar dat getal vandaan komt en wat de betekenis ervan is.

De betekenis ervan is dat het echt een stresstestscenario is. Een stresstest laat zien, nogmaals, wat het maximale negatieve saldo kan zijn als alles tegenzit en je niets doet om risico's te mitigeren. Daarbij is niet de vraag: moet je daar dan vervolgens rekening mee houden of wat is eigenlijk de kans op zo'n scenario? Want dit is een scenario van de meest sombere gevallen, dat je dus nooit zult accepteren, omdat je niet op je handen zit of zult zitten.

Hier is volledige openheid over geweest. Er is ook geen nieuw getal aan de Kamer gemeld. De businesscase is door onze externe adviseur al in de zomer keurig beoordeeld en in september aan de Kamer gemeld. Daar komt dit alles uit voort. Er zijn geen additionele kosten en daar ga ik ook geen rekening mee houden. Over de vraag hoe we omgaan met de kosten die er wel zijn, hebben we meerdere keren met elkaar gesproken, zoals onlangs nog in het AO.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister zegt terecht dat het in vertrouwelijke rapporten vastlag. Dat maakt het moeilijk om daarover in een AO te debatteren en het is fijn dat we het hier toch nog even met elkaar over kunnen hebben. Ik lees vandaag dat de vervanger van de Fyra met problemen kampt en mij bekruipt nu heel sterk een déjà-vu-gevoel. Ik maak me echt zorgen over het worstcasescenario waarvan de minister zegt dat het nooit zal gebeuren. Wat betekent dit voor de reiziger? Wanneer kan de minister helderheid verschaffen of de nieuwe Fyra wel betrouwbaar is? Ik wil vooral van de minister een heel heldere toezegging dat hij vanuit zijn verantwoordelijkheid stelt dat mogelijke extra kosten niet via het Infrastructuurfonds op de begroting worden verhaald, maar bij de NS zelf terechtkomen. Kan de minister dat toezeggen?

Minister Dijsselbloem:
Dat kan ik niet toezeggen. Het getal is echt niet nieuw en heeft in de openbare stukken, in de bijlagen van de brief van september gestaan. De Kamer had op dat moment in het debat daarnaar kunnen vragen. Het is bovendien een stresstest, dus dat is — ik zeg het nogmaals — een geconstrueerd scenario waarin alles tegenvalt en je niets doet. Dit is de zeer maximale, zeer theoretische schade en ik ga daar niet op vooruitlopen. We hebben een businesscase gemaakt; we hebben externe deskundigen laten beproeven of die realistisch en haalbaar is. Dat is zo, dus gaan we daarop sturen. De kosten die we in dat scenario moeten accepteren, hebben we op verschillende plekken en op verschillende manieren verwerkt, met instemming van een grote meerderheid van de Kamer nadat ook de motie-Van Veldhoven was uitgevoerd. That's it. Verdere schades die ontstaan in de toekomst zijn speculatief. Ik ga nu niet zeggen hoe we die gaan opvangen. Ik heb geen idee! Ik heb ook geen idee welke schade of welke opvang dan voor de hand zou liggen. Het lijkt mij niet zinvol om daarover te speculeren.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister van Financiën strooit in het onderste zinnetje van bijlage 7 met 100 miljoen. Het is voor mij van belang dat de Kamer heel goed weet wat de consequenties zijn als zoiets zich zou voordoen. Daar vraag ik de minister naar. In de beantwoording van mijn eerste termijn was de minister nog erg stellig. Hij zei: zo'n schade kan ik niet accepteren. Ik ben dus heel benieuwd welke consequenties de minister eraan verbindt wanneer zo'n schade of een vervolgschade zich toch zou voordoen.

Minister Dijsselbloem:
Ik heb er wat moeite mee dat de suggestie gedaan wordt dat de Kamer hierover niet eerder volledig had kunnen spreken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat zeg ik helemaal niet.

Minister Dijsselbloem:
Het getal heeft gewoon in de openbare stukken gestaan en de achtergrond van dit getal en de uitleg daarvan in vertrouwelijke stukken. De Kamer had al veel eerder aan mij kunnen vragen wat er moet gebeuren als dit vreselijke scenario zich voordoet. Daarnaast moet u goed begrijpen wat een stresstest is. Een stresstest is niet een scenario waar je je op moet voorbereiden, maar een stresstest gaat over de vraag wat er gebeurt als alle factoren tegenzitten en je daar niet op zou anticiperen. Maar dat doen we niet! We hebben beleid ontwikkeld waardoor wij anticiperen op de factoren die tegen zouden kunnen zitten. Dat is de businesscase die is doorgerekend; daar zitten nog steeds verliezen in, maar die zijn uiteraard beperkt ten opzichte van het meest ongunstige scenario. Daarom voeren we beleid. Vervolgens zijn er nog steeds verliezen, en daarover hebben we afgesproken wie die op welke manier voor zijn rekening neemt. Mevrouw Van Veldhoven vraagt wat er gebeurt als die stresstest werkelijkheid wordt, maar dat is niet het karakter van een stresstest. Kan de minister garanderen dat het niet ten laste van de begrotingspost x of y komt? Nee, maar het is geen reëel bestaand verlies; het is zelfs geen aannemelijk mogelijk verlies omdat we inmiddels beleid in gang hebben gezet en de businesscase tot beleid hebben gemaakt: zo gaan we het doen. Ik vind het volstrekt hypothetisch en zinloos om te speculeren over de vraag of die stresstest in dat geconstrueerde scenario werkelijkheid kan worden. Nee, dat is per definitie niet mogelijk. We hebben de businesscase tot beleid gemaakt en zo gaan we het doen. Daarbinnen kunnen er natuurlijk tegenvallers optreden, maar waarom zouden we daarover speculeren? Laten we sturen op het beleid dat we hebben afgesproken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het is of het een of het ander. Of de minister werkt met totaal irrealistische scenario's en baseert daar zijn beleid op, of er is niets aan de hand en de kans op extra tegenvallers is heel klein. In dat laatste geval is het ook geen enkele moeite om een principiële houding aan te nemen en te zeggen dat de problemen van een staatsdeelneming niet kunnen worden afgewenteld op de rijksbegroting. Dat is de stelling die ik van de minister vraag. Ik snap niet dat het zo moeilijk is om het risico te nemen, aangezien de minister zelf zegt dat er absoluut niets mis gaat en er geen kosten meer uit voortvloeien, omdat het scenario in de stresstest volledig irrealistisch is en zich niet zal voordoen. Volgens zijn eigen bewoording is het risico er dus niet.

Minister Dijsselbloem:
Ik probeer het nog één keer. Een stresstest zegt niets over risico's. De businesscase is doorgerekend. Als wij eenmaal het besluit hebben genomen over de businesscase en de wijze waarop we deze gaan uitvoeren, is de stresstest niet meer relevant. Wil dat zeggen dat er helemaal geen risico's meer in het gekozen beleid zitten? Natuurlijk zijn die er wel, maar we moeten niet op basis van een stresstest over risico's discussiëren. De stresstest is inmiddels een gepasseerd station en zegt op zich niets over de risico's. De stresstest laat alleen zien wat de maximale schade zou zijn als alles fout gaat en wij niets doen. Dat zegt helemaal niets over risico's. Doordat wij hebben gehandeld, keuzes hebben gemaakt en beleid voeren, zal het scenario uit de stresstest zich niet meer voordoen. Mevrouw Van Veldhoven vraagt wat we gaan doen als het scenario zich toch voordoet. Het zal zich niet voordoen! Dat is het karakter van een stresstest. Het is inmiddels een gepasseerd station. We hebben een andere weg gekozen en we sturen op de businesscase om die tot uitvoering te brengen.

De heer Bashir (SP):
De minister heeft net allemaal vragen beantwoord over het miljoenenverlies op de Fyra. Zojuist kwam het bericht binnen dat ook de vervanger van de Fyra van het spoor is gehaald. Die deugt blijkbaar ook niet. Namens de bevolking vraag ik de minister, als aandeelhouder, wat er nu mis is op het spoor. Wanneer gaat het kabinet eindelijk eens de leiding terugpakken op het spoor, zodat we weer fatsoenlijk treinen kunnen laten rijden?

De voorzitter:
Succes!

Minister Dijsselbloem:
Als minister van Financiën neem ik daar natuurlijk alle verantwoordelijkheid voor namens het gehele kabinet. Onlangs is de Lange Termijn Spooragenda naar de Kamer gestuurd. Ik neem aan dat de Kamer hierover een debat gaat voeren met de staatssecretaris van I en M. De fundamentele en grote vraag die de heer Bashir stelt, moet in dat debat worden beantwoord.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Mevrouw Van Veldhoven zei zojuist dat het scenario van andere tegenvallers volstrekt onwaarschijnlijk is, en dat het kabinet moet anticiperen. Nou, hier hebben we de eerste tegenvaller al binnen: de vervanging van de Fyra heeft onmiddellijk problemen. De vraag blijft boven de markt hangen: neemt het kabinet voldoende regie? GroenLinks vindt dat het kabinet op het spoor nog steeds te weinig de regie neemt. Het brengt mij meteen bij de vervolgvraag. Als er weer een financiële tegenvaller komt, gaat de prijs van de kaartjes voor de reizigers omhoog, neemt de minister van Financiën het verlies, of komt het verlies bij de NS terecht?

Minister Dijsselbloem:
Ik vind het niet verstandig om te speculeren over eventuele verliezen. Het voorbeeld dat vandaag in de media is, heeft in ieder geval niets te maken met het stresstestscenario uit de doorrekening van de businesscase van afgelopen zomer. Dat was immers de aanleiding van de vragen van mevrouw Van Veldhoven. Het toont maar weer aan dat allerlei onderwerpen op één hoop worden gegooid. Ik stel voor om het debat te voeren over de vraag wie de regie heeft op het spoor en of die voldoende belegd is. Dit kan aan de hand van de Lange Termijn Spooragenda, waarin we precies doen wat de fractie van GroenLinks zojuist vroeg: de regie op het spoor terughalen naar de overheid. Dat is de kern van de Lange Termijn Spooragenda.

De heer De Rouwe (CDA):
As we speak, staat opnieuw de reiziger in de kou. As we speak, heeft de reiziger op de stations opnieuw het bericht gekregen dat de trein niet rijdt. Van Amsterdam naar Breda is de trein er vandaag uitgehaald. Dat is precies de vervanger van de Fyra waar we al zo veel ellende mee gehad hebben. Ik hoor de minister van alles zeggen over de stresstest. Dat zal allemaal wel zo zijn, maar de reiziger staat weer alleen. De grote vraag is wat het kabinet nu gaat doen als aandeelhouder. Mijn rechtstreekse vraag aan de minister is of we de stresstest openbaar kunnen maken, nu er zo over gespeculeerd wordt of het wel of niet kloppend is, en of het wel of geen geschiedenis is. De realiteit is dat de reiziger achteraan staat en dat op dit moment de teller alweer loopt van een enorme schade die de belastingbetaler moet ophoesten omdat de trein niet rijdt, de NS geen inkomsten heeft en er weer wordt gefaald. De grote vraag is: wanneer houdt deze ellende op?

Minister Dijsselbloem:
Ook de heer De Rouwe gooit de discussie over de stresstest en een probleem dat zich blijkbaar vandaag heeft voorgedaan volstrekt op één hoop. Dat toont weer aan dat het begrip maar niet wil neerdalen wat nu eigenlijk het karakter was van de stresstest, die onderdeel was van de doorrekening van de businesscase in september of afgelopen zomer. Dat hoeft ook niet. Ik ben bereid het nog een keer uit te leggen, maar beide zaken hebben echt niets met elkaar te maken. Vandaag schijnt er een probleem te zijn met locomotieven. Ik ben daarover nog niet geïnformeerd. Ik heb het zojuist ook gehoord. Als de heer De Rouwe daarover vragen heeft, kan het kabinet daarop reageren, maar het lijkt me verstandiger dat schriftelijk te doen. Dit heeft echter niets te maken met de reden waarom ik vandaag naar de Kamer ben gevraagd, namelijk de inhoud van een stresstest in een rapport dat de Kamer al sinds september heeft en dat echt niet nieuw kan zijn.

De voorzitter:
De vraag is nog blijven liggen of het stuk over de stresstest van vorige zomer in ieder geval openbaar kan worden gemaakt.

Minister Dijsselbloem:
Dat lijkt mij niet. Er zit bedrijfsvertrouwelijke informatie in. Die gaat over de bedrijfsvoering bij de NS. Er was een goede reden om die vertrouwelijk ter inzage te leggen. Nogmaals, de Kamer heeft echt iedere mogelijkheid tot inzage gehad. Het simpele feit dat er een stresstest is uitgevoerd en dat zich in het meest sombere scenario zonder optreden van de regering een verlies zou kunnen voordoen, heeft de Kamer echt steeds geweten. Dat is ook helemaal geen geheim. Dat is namelijk het karakter van een stresstest. Vervolgens besluit je om te handelen. Daarmee is de relevantie van de stresstest dus verminderd of voorkomen.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. U blijft nog even zitten, want ook de volgende vraag wordt aan u gesteld.


Vragen Van Hijum

Vragen van het lid Van Hijum aan de minister van Financiën over het bericht "MKB voor 4 mld. in de min op rentederivaten".

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Vorige week vrijdag berichtte Het Financieele Dagblad dat het midden- en kleinbedrijf voor bijna 4 miljard in het rood staat op zogeheten rentederivaten bij banken. Ik verontschuldig er mij alvast voor dat ik even in de techniek moet duiken, maar ik zal proberen dat zo toegankelijk mogelijk te doen. Het gaat om financiële producten, zogeheten renteswaps, die banken jarenlang op leningen hebben verkocht, zodat bedrijven zich konden indekken tegen een rentestijging. Althans, in die veronderstelling verkeren de bedrijven. Veel bedrijven wilden namelijk best een variabele financieringsrente inruilen tegen een vaste rente om risico's af te dekken. In de praktijk werd dat risico soms helemaal niet afgedekt via dat product en kreeg de ondernemer te maken onverwacht forse renteopslagen en hoge afkoopkosten.

Er zijn dus niet-passende producten verkocht. Vaak hebben banken die actief aan de man gebracht en er zeker ook flink aan verdiend. Eerder oordeelde de toezichthouder, de AFM, dat de dienstverlening rond rentederivaten voor verbetering vatbaar is. De AFM beloofde ook een vervolgonderzoek in te stellen naar de dienstverlening aan de niet-professionele mkb'ers, ofwel de kleinere ondernemers die geen specialisten kunnen inhuren. Over de uitkomsten van dat onderzoek tast de Kamer nog steeds in het duister. Vorige week kwam daar een rechterlijke uitspraak bij. Een rechtbank in Den Bosch oordeelde dat een melkveehouder niet het volledige verlies op zijn renteswap aan de bank hoeft te betalen. De bank had de ondernemer beter moeten informeren. Daarmee stelde de rechter dat de bank een bijzondere zorgplicht heeft.

De CDA-fractie constateert dat de AFM en de minister tot dusverre erg voorzichtig hebben gereageerd in deze kwestie. Wat ons betreft zou de AFM het voorbeeld van de Engelse toezichthouder, de FSA, moeten volgen en zich moeten inzetten voor een transparante regeling met de banken om gedupeerden te compenseren.

Ik stel daarom de volgende vragen. Onderkent de minister dat het derivatenprobleem bij het mkb geen kwestie is van een paar incidenten? Hoeveel mkb'ers hebben een derivaat lopen en hoeveel daarvan staan er onder water? Wat zijn volgens de minister de gevolgen van de rechterlijke uitspraak en geldt dan voor banken een zorgplicht met terugwerkende kracht? Vindt de minister het rechtvaardig dat kleine ondernemers zelf en zonder enige ondersteuning in actie moeten komen als ze zich benadeeld moeten voelen? Tot slot: wat kunnen wij nog van de AFM verwachten? Waar blijft het beloofde vervolgonderzoek? Wat kunnen ondernemers die zich benadeeld voelen nu concreet ondernemen om genoegdoening te halen?

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik deel de zorgen van de heer Van Hijum over de mkb'ers die zonder voldoende kennis en zonder voldoende waarschuwende informatie bij hun bank of een andere financiële instelling rentederivaten hebben aangeschaft — ik weet niet of dat de juiste term is in dit verband — en zich daarmee hebben ingedekt tegen een eventuele rentestijging. Het karakter van het product is dat wanneer de rente daalt en je jezelf hebt vastgelegd op een vaste hoge rente, je dus extra rentekosten maakt. Dat is een deel van het probleem. Een groter deel van het probleem — en ik dacht dat dit de aanleiding was voor het bericht in Het Financieele Dagblad — is dat je je verlies moet nemen als er een verschil is tussen de waarde van het derivaat en de vastgestelde rente op het moment dat je voortijdig het product wilt beëindigen, bijvoorbeeld vanwege een herfinanciering, de beëindiging van je onderneming of welke andere reden dan ook. Dat doet zich dus voor in praktijkcasussen. In het bericht in Het Financieele Dagblad is een soort berekening gemaakt van de mate waarin de derivaten van het mkb onder water staan. Dat zou om een groot bedrag gaan. Dat verlies, dat grote bedrag, heeft zich nog niet gematerialiseerd. Dat zou zich alleen materialiseren als degenen die dat derivaat hebben aangeschaft, het voortijdig zouden willen afronden. In die zin is het net zoals bij woningen die onder water staan: je neemt het verlies als je voortijdig je hypotheek wilt aflossen of als je wilt verkopen. Zo gaat het hier ook.

Dan kom ik bij de vraag wat de AFM tot nu toe heeft gedaan. De AFM heeft een onderzoek verricht en gekeken naar de dienstverlening door financiële instellingen. Het gaat dan om de dienstverlening door financiële instellingen die financiële instrumenten hebben aangeboden. Dat onderzoek laat zien dat er in veel gevallen te weinig informatie is verstrekt. Verder hebben de betrokken, vaak kleinere, ondernemers niet de kennis in huis en zijn ze niet voldoende ondersteund en geadviseerd om het risico in te schatten. Dat heeft zich ook in de casus van de melkveehouder en de Rabobank voorgedaan. Betekent dit nu dat er voor alle mkb'ers een vergoeding moet komen? Nee. In de eerste plaats doet het verlies zich immers alleen voor als er voortijdig wordt beëindigd. In de tweede plaats zal echt per geval moeten worden bezien of er sprake is geweest van onvoldoende informatie en advies vanuit de bank. In die gevallen komt een deel van de verantwoordelijkheid ook bij de bank te liggen, maar in algemene zin is daar dus niets over te zeggen.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik dank de minister voor de antwoorden. Hij zegt dat het verlies zich nog niet helemaal heeft gematerialiseerd. Op zich is dat juist, maar het gaat hier niet alleen over de vraag of dat verlies zich voordoet, maar ook over de vraag of de bank in het verleden zorgvuldig heeft opgetreden, of men risico's actief onder de aandacht heeft gebracht en of ondernemers daardoor op dit moment al dan niet gedupeerd zijn. Waarom volgt de minister niet het voorbeeld van de Engelse toezichthouder als hij dit individueel wil bekijken? Daar heeft men een heel duidelijke klachtenprocedure in het leven geroepen. Je kunt je daar melden en dan beoordeelt een onafhankelijke derde je klacht. Ook is met banken een schadevergoedingsregeling afgesproken om een en ander keurig netjes af te wikkelen. Het vervolgonderzoek van de AFM waarover de minister het heeft, kennen wij niet. Wij weten niet in hoeveel gevallen dit een probleem oplevert. Ik roep de minister op om naar een transparante, zorgvuldige afwikkeling van deze problematiek te gaan.

Minister Dijsselbloem:
Over het vervolgonderzoek van de AFM wil ik het volgende zeggen. De AFM heeft dit onderzoek al een tijdje geleden bekendgemaakt en tegen de banken gezegd: u moet hier actief mee omgaan en u moet ook uw leven naar de toekomst toe verbeteren! De AFM zal dit ook in beeld blijven brengen en dat is dus misschien het vervolgonderzoek. De Kamer weet dan ook wat het karakter daarvan is. Ik betwijfel echter of dit moet leiden tot een centraal punt waar mensen zich met hun klachten kunnen melden. Het is relatief eenvoudig om, als er in individuele gevallen sprake is van een conflict, de rechter te laten beoordelen of op eerlijke, billijke en professionele wijze een financieel instrument is aangeboden. Overigens hoeft dat zich ook niet altijd te openbaren, want partijen kunnen ook onderling tot een regeling komen. Maar dat zijn de criteria die voortvloeien uit de wet en het is aan de rechter om een en ander te beoordelen. Nogmaals, je kunt niet in algemene zin zeggen dat derivaten in het mkb verlieslijdend zijn, want dat is niet zo. Je kunt ook niet zeggen dat het, als ze verlieslijdend zijn, de verantwoordelijkheid van de bank is omdat er onvoldoende informatie is verstrekt et cetera. Dat is niet in algemene zin zo te zeggen, dus ik kan daarvoor ook geen algemene regeling treffen.

De heer Van Hijum (CDA):
Mijn beeld is toch echt een ander. Mijn beeld is gevormd op grond van een rechterlijke uitspraak, maar ook op grond van de signalen die ik krijg dat het niet om incidenten gaat. Er zijn actief producten aan de man gebracht waarvan de risico's volstrekt onvoldoende zijn gecommuniceerd. Het zou de financiële sector dan ook sieren om naar een veel duidelijkere en transparantere schadevergoedingsregeling te gaan. Ik vind eerlijk gezegd ook dat de toezichthouder, de AFM, daar een rol in heeft en dat zij die rol moet pakken. De minister zou de AFM moeten aansporen om met zo'n transparante regeling te komen. Het moet niet in een mistig proces blijven hangen. Want waar komen de problemen terecht, wat gebeurt ermee en met welke criteria wordt beoordeeld of je gelijk krijgt? Dat is op dit moment volstrekt onhelder.

Minister Dijsselbloem:
Nogmaals, het is niet eenduidig te zeggen. Dat ligt echt aan de individuele casus. De uitspraak over de melkveehouder en zijn bank laat heel precies zien dat er een weging is geweest: welk deel van het risico en van het verlies moet door welke partij worden gedragen? Die individuele weging zal helaas nodig zijn in voorkomende gevallen. Ik heb ook niet gezegd dat het incidenteel is. Het AFM-onderzoek laat zien dat het echt veel te veel is voorgekomen en dat het wijdverspreid geweest is in het mkb de afgelopen jaren. Het is alleen niet de verantwoordelijkheid van de AFM. De AFM is immers geen rechterlijke instantie die dat oordeel in individuele gevallen moet geven. Dat is niet het karakter van de AFM. De AFM moet er wel voor zorgen dat banken zich aan de wet houden. Daar hoort de zorgplicht bij. Dat is in het verleden niet genoeg gebeurd en dat zal ongetwijfeld tot meer rechterlijke uitspraken leiden.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik denk dat het voor de Kamer belangrijk is om te weten hoe groot de problematiek is. Dat is op dit moment namelijk onduidelijk. We zouden graag willen dat de minister de Kamer daarover informeert en in overleg met de banken bekijkt of die informatie wel boven tafel te krijgen is. Verder komt in de berichtgeving vaak tot uiting dat ondernemers zich belemmerd voelen om naar de rechter te stappen. Wij zouden graag van de minister willen weten welke belemmeringen dat zijn. Ze zijn bang om hun kredieten te verliezen. Dat lijkt de VVD een slechte zaak. Mijn vraag is dus: welke belemmeringen zijn er voor ondernemers om naar de rechter te stappen?

Minister Dijsselbloem:
Ik ben graag bereid de Kamer daar verder over te informeren. Dat zal gebeuren op basis van het eerdere AFM-onderzoek, waarin de AFM heeft gezegd dat sommige banken onvoldoende informatie bieden, dat informatieverstrekking onevenwichtig is en dat negatieve scenario's onderbelicht blijven. Dat eerdere onderzoek is met de Kamer gedeeld en is dus openbaar. Ik ben echter graag bereid de cijfermatige onderbouwing aan de Kamer te laten weten. Of banken daar zorgvuldig mee omgaan en of de positie van de klant sterk genoeg is, zijn typisch punten waarop de AFM moet toezien om de cliënt, in dit geval de mkb'er, te beschermen. Die moet echt zijn recht kunnen halen zonder consequenties voor de kredietverlening of andere aspecten. Ik zal de AFM vragen daar in het bijzonder op te letten en daar zo nodig op in te gaan in haar vervolgrapportages.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en nogmaals dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Mohandis

Vragen van het lid Mohandis aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de enquête van het CNV en het AD waaruit blijkt dat bijna de helft van de jonge docenten wil stoppen.

De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Afgelopen zaterdag verscheen er een zorgelijk bericht in diverse landelijke media. De helft van de jonge docenten dreigt het onderwijs te verlaten. Dit is een onderwerp waarvoor de Partij van de Arbeid vaker aandacht heeft gevraagd. Het is geen nieuws dat mij direct verbaast, want tijdens al mijn werkbezoeken hoor ik te vaak van jonge docenten dat ze het gevoel hebben dat ze in het diepe worden gegooid en dat het tegenvalt om voor de klas te staan zonder de nodige begeleiding. Dit probleem is groot, want we weten dat er de komende jaren door de vergrijzing een tekort aan docenten ontstaat. Als we ervoor willen zorgen dat we ook in de toekomst genoeg docenten hebben, dan moeten we de leerkrachten behouden voor het onderwijs.

Ik hoop dat de staatssecretaris mijn zorgen deelt. Ik heb een aantal vragen aan hem. Ten eerste wil ik graag van hem weten hoe hij het onderzoek van het CNV en het AD beoordeelt. Hoe beziet hij de resultaten van deze enquête? Hoe verhouden deze zich tot eerder onderzoek van het ministerie van Onderwijs dat aantoont dat een op de vier jonge leraren het onderwijs voor gezien houdt binnen vijf jaar?
Het onderzoek geeft daarnaast een lijstje redenen die jonge docenten doen twijfelen aan hun toekomst: een hoge werkdruk, weinig loopbaankansen, een te laag loon en een gebrekkige begeleiding. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij deze ervaren problemen wil aanpakken?

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. De heer Mohandis vraagt om mijn waardering van het onderzoek. In mijn ogen is het een vrij summier onderzoek. Ook de conclusies zijn wat kort door de bocht. Ik zie dat in de enquête slechts 14% overweegt om te stoppen. Dat is veel lager dan de kop in de krant doet vermoeden. Dit gezegd hebbend, wil ik het probleem niet bagatelliseren. Wij weten uit realisatiecijfers van de afgelopen jaren dat de uitval onder docenten te hoog is: van de startende leraren in het primair onderwijs stroomt binnen vijf jaar zo'n 17% uit en in het voortgezet onderwijs is dat aandeel nog groter, namelijk een kwart. De heer Mohandis vraagt wat wij daaraan doen. Een halfjaar geleden hebben we in dit huis uitvoerig de Lerarenagenda besproken, waarin de begeleiding van startende leraren een apart hoofdpunt was. We hebben toen verschillende maatregelen afgesproken, zoals een betere aansluiting tussen de lerarenopleiding en de schoolloopbaan, zodat deze geleidelijker in elkaar overlopen. Er zijn al afspraken gemaakt over meer geld en ruimte voor scholen om beginnende leraren te kunnen begeleiden. Er is toen gesproken over betere carrièreperspectieven. Veel jongeren zien een hobbel, omdat zij de vrees hebben dat zij in het onderwijs 40 jaar in één en dezelfde baan zullen zitten. Wij kijken daarom naar nieuwe manieren om loopbaanperspectieven te creëren, bijvoorbeeld door middel van het hybride docentschap of Eerst de Klas, waarin combi's worden gevormd tussen een baan in het bedrijfsleven en in het onderwijs. Om de werkdruk te verlagen, zijn we bezig met een grote stofkamoperatie die de regeldruk wat zal doen afnemen.

Ik rond af. Veel staat of valt natuurlijk met goed werkgeverschap op de scholen zelf. Ik zie dat sommige scholen dit heel goed aanpakken, met kleinere klassen voor beginnende leraren en wat meer voorbereidingstijd. Ik vind dat heel erg verstandig. Scholen kunnen hier dus ook een belangrijke rol in spelen.

De heer Mohandis (PvdA):
Hier en daar valt zeker wat op het onderzoek af te dingen, maar het probleem van begeleiding en werkdruk is reëel; dat heb ik gemerkt bij al mijn werkbezoeken. Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat hij dit niet wil bagatelliseren. Hij somt vele maatregelen op, die ik uiteraard onderschrijf, maar volgens mij zijn die niet genoeg om dit probleem werkelijk aan te kaarten bij al die scholen. Ik ben dus benieuwd hoe hij ervoor gaat zorgen dat het geld dat in het Nationaal Onderwijsakkoord en in het Herfstakkoord wordt vrijgemaakt, werkelijk terechtkomt bij de mannen en vrouwen voor de klas. Hoe zorgen we ervoor dat scholen niet alleen zeggen dat ze die begeleiding oppakken, maar dit ook daadwerkelijk doen? Mijn zorg is dat dit alleen maar mooie woorden zijn, terwijl wij willen dat die scholen dat ook echt gaan doen.

Tot slot. Wij willen talentvolle jonge docenten behouden, maar daarvoor moet de sector, dus de scholen zelf, beseffen dat dit probleem reëel is. Of het nu 50%, 40% of lager is, dit probleem moet gewoon worden aangepakt. Het zou namelijk zonde zijn als wij straks talentvolle jonge docenten verliezen, terwijl wij hen zo hard nodig hebben in de toekomst. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris kan zeggen hoe hij de Kamer gaat meenemen bij alles wat voor de komende maanden met betrekking tot dit onderwerp in de planning staat.

Staatssecretaris Dekker:
De heer Mohandis geeft een enorme opsomming van alle dingen die we doen. Ik ben het niet met hem eens als hij zegt dat dit niet genoeg is. Ik vind het eigenlijk heel wat. Laten we er dus voor zorgen dat dit nu van papier naar uitvoering gaat en dat het ook in de praktijk gaat werken. Voor mij zou dat de volgende stap zijn. Daarover praten wij nu met de scholen, omdat wij vinden dat het extra geld dat beschikbaar komt, echt terecht moet komen in de klas. Ik denk dat dit ook de vraag was. Ik denk dat die scholen er zelf ook een belang bij hebben. Als die scholen de beginnende docenten kwijtraken, zitten ze ook met een probleem. Volgens mij hebben we dus een gezamenlijk belang om ervoor te zorgen dat het gewoon goed gebeurt.

De heer Mohandis (PvdA):
Ik had nog gevraagd of de staatssecretaris de Kamer kan informeren over alle acties die nog gepleegd zullen worden en of hij dit punt specifiek mee wil nemen in alle gesprekken die nog gaan komen met alle partijen in het veld.

Verder dank ik de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Wel wil ik nog even benadrukken dat ik nog te vaak jonge docenten spreek die het gevoel hebben dat ze in het diepe worden gegooid, dat ze een sleuteltje krijgen in de zin van "gaat u maar les geven", en dat ze na een paar jaar niet behouden blijven voor het onderwijs, wat toch zonde is. We hebben ze nodig. Dit is een urgent probleem. Het gaat om de toekomst van ons onderwijs. Dus hier zullen we als fractie ook blijvend aandacht voor vragen.

Staatssecretaris Dekker:
Dat zijn allemaal behartigenswaardige woorden die ik voor de volle honderd procent onderschrijf. We komen jaarlijks terug op de uitvoering van de Lerarenagenda. Dat zal jaarlijks zo rond de begroting zijn. Overigens vermoed ik dat we er dit jaar al eerder mee terugkomen omdat hopelijk nog voor de zomer de uitwerking kan worden afgerond van de afspraken met de scholen in sectorakkoorden, en straks wellicht ook de cao's waarin sociale partners ook het een en ander kunnen opnemen over begeleiding en professionalisering in het onderwijs. Ik zal de Kamer daar dan onmiddellijk over informeren.

Mevrouw Straus (VVD):
De staatssecretaris refereerde in zijn eerste antwoord al aan het programma Eerst de Klas. In het kader van de vraag van de heer Mohandis op dit punt vraag ik de staatssecretaris of het mogelijk is om een evaluatie te plegen over de deelnemers aan dat programma tot nu toe. Bij dat programma gaat het er om dat jongeren in eerste instantie voor de klas staan en pas daarna wellicht een overstap maken naar het bedrijfsleven. Ik zou wel eens willen weten hoe zij de begeleiding en de opvang in die fase hebben ervaren en hoeveel van hen kiest voor het onderwijs en welke redenen aan die keuze ten grondslag liggen. Wellicht kunnen we daar ook nog van leren.

Staatssecretaris Dekker:
Het lijkt mij goed om dit straks te laten landen in de voortgangsrapportage die in oktober komt, waarbij we integraal terugkijken op alle onderdelen van de Lerarenagenda en dus ook op dit onderdeel.

De heer Klein (50PLUS):
De vragen van de heer Mohandis hebben betrekking op de jongere leraar, maar de werkdruk voor oudere docenten is ook schrikbarend. Een van de oplossingen die de staatssecretaris zo-even aangaf voor de jongere leraar is dat ervoor gezorgd moet worden dat de beginnende leraar minder werkdruk heeft door kleinere klassen, zodat ze niet voor overvolle klassen komen te staan. Hoe denkt de staatssecretaris dat te realiseren?

Staatssecretaris Dekker:
Vorige week hebben we in deze Kamer uitvoerig gesproken over grote en kleine klassen en wat scholen daar zelf aan kunnen doen. Ik noemde zo-even het voorbeeld van een school die een beginnende leraar, die vers binnenkomt vanuit de lerarenopleiding, niet onmiddellijk voor een klas zet met 30 heel lastige leerlingen. Men gaat dan kijken of er een kleinere klas voor kan worden gemaakt, wat dan betekent dat een meer ervaren docent een iets grotere klas voor zijn rekening neemt. Dat zijn uitstekende dingen die op schoolniveau kunnen gebeuren. Daar ligt ook de eerste verantwoordelijkheid als het gaat om goed personeelsbeleid.

De voorzitter:
Dan de heer Klein voor zijn tweede vraag.

De heer Klein (50PLUS):
En tevens de laatste.

De staatssecretaris zegt, waar het gaat om de oplossing, dat scholen het zelf maar moeten uitzoeken. Hij suggereert dat de overheid wil bevorderen dat de werkdruk verminderd wordt, maar hij kan die scholen niets afdwingen op de wijze zoals hij net aangaf. Dit terwijl de opzet in zijn antwoord is: de werkdruk voor de jongere leraar verminderen we door kleinere klassen te stimuleren. Hoe gaat de staatssecretaris dat dan doen?

Staatssecretaris Dekker:
De heer Klein geeft er een wat cynische draai aan door te zeggen dat scholen het zelf maar moeten uitzoeken. Ik wijs juist op de vrijheid en de discretionaire ruimte van scholen om zelf verstandige afwegingen te maken, om ervoor te zorgen dat ze een goede opbouw van het personeelsbestand hebben, dat ze rekening houden met welke leraar waar goed in is en dat ze er rekening mee houden welke leraar heel veel ervaring heeft en welke net binnenkomt en daarom niet meteen in het diepe gegooid zou moeten worden. Laten we er alsjeblieft een beetje vertrouwen in hebben dat goede scholen dat ook op een heel goede manier oppakken.

De heer Van Meenen (D66):
Jonge docenten stappen vol ambitie om de wereld beter te maken het onderwijs in. Dat blijkt ook overigens wel uit dit onderzoek. Toch raken ze daar soms in teleurgesteld. Ik denk dat wij er heel erg voor moeten oppassen dat wij de docent als patiënt gaan behandelen en dat wij daar een enorme partij zorg en begeleiding omheen zetten. Is de staatssecretaris het met mij eens dat die jonge docent vooral gebaat is bij heel veel ruimte en vertrouwen? Is hij het met mij eens dat de houding die wij ten opzichte van scholen innemen iets is waar wij ook als overheid het nodige aan kunnen doen?

Staatssecretaris Dekker:
Ruimte en vertrouwen klinkt altijd goed. Dit zijn, denk ik, ook in het onderwijs belangrijke principes. Toch vragen beginnende docenten soms ook om wat rugdekking, om structuur en om iemand bij wie zij eens even kunnen binnenlopen als zij een vraag hebben. Dus ik kan er een heel eind in meegaan, zolang ruimte en vertrouwen er niet toe leiden dat we onze handen ervan aftrekken of dat we jonge docenten vooral maar met rust moeten laten waarna alles goed komt.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Dan is hiermee een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Van Klaveren, Madlener en Paulus Jansen;

Pia Dijkstra, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten (langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking) (33816);
  • het wetsvoorstel Vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen) (33846).

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, enkele door hen ingediende moties opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor de volgende moties opnieuw gaat lopen: 24515, nr. 264; 33848, nr. 6; 33750-XVI, nr. 37.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Stelselherziening transitie jeugdzorg naar aanleiding van een algemeen overleg, gehouden op 3 april, met als eerste spreker mevrouw Ypma van de PvdA.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Berndsen-Jansen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Op de valreep hebben wij een halfuur geleden antwoord gekregen op vragen van collega De Wit van de SP naar aanleiding van een debat met de minister op 13 maart over het sluiten van deals met criminelen. Dit antwoord roept echter meer vragen op dan het beantwoordt. De minister wil vertrouwelijke inzage geven in een advies van het Bureau Ontnemingswetgeving, maar er komt geen duidelijkheid over wat er feitelijk is betaald. De minister is nog aan het onderzoeken. Het zou goed zijn als de advocaten hierover wel duidelijkheid willen geven.

De voorzitter:
Wat is uw verzoek?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Gelet op de vele onduidelijkheden vraag ik een debat aan met de minister van Veiligheid en Justitie. Dit debat wordt mede aangevraagd namens de collega's van de PVV en de SP.

De voorzitter:
Een verzoek om steun tot het houden van een debat.

De heer Recourt (PvdA):
Ik heb het volgende voorstel. Er zijn zojuist antwoorden op de vragen van collega De Wit binnengekomen. Er is ook een rapport ter inzage aan Kamerleden beschikbaar gesteld, weliswaar geheim.

De voorzitter:
Vertrouwelijk.

De heer Recourt (PvdA):
Vertrouwelijk, dat is het woord. Ik wil dat eerst lezen voordat ik daarover een inschatting kan maken naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Berndsen. Mijn voorstel is om hierover morgen verder te gaan, zodat wij eerst die kennis hebben.

De voorzitter:
U verleent dus op dit moment geen steun.

De heer Van der Steur (VVD):
Ik sluit me aan bij de woorden van collega Recourt, maar daar komt nog bij dat in de beantwoording — misschien is dat mevrouw Berndsen ontgaan, omdat die inderdaad pas kort voor de regeling is gekomen — expliciet staat dat het Openbaar Ministerie nog onderzoek doet naar de feitelijke betaling, waarover mevrouw Berndsen het net had, en dat die informatie naar de Kamer komt. Dit debat is dus veel te vroeg.

De voorzitter:
Geen steun voor het verzoek dus. Mijnheer Segers, steun of geen steun?

De heer Segers (ChristenUnie):
Wel steun en ook steun voor de aanmoediging van mevrouw Berndsen richting de advocaten om ook hun informatie te overleggen. Wellicht dat dat ook via een notaris kan. Wij moeten allerlei wegen bewandelen om de waarheid boven tafel te krijgen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Steun, vooral ook omdat de minister zegt dat er niet is gesproken over wat er feitelijk is overgemaakt. Ik heb het stenogram net gelezen; het staat er letterlijk in. Ook steun voor het verzoek aan de belletje trekkende advocaten die wel roepen dat er wat aan de hand is, maar vervolgens met niets willen komen.

De heer Bisschop (SGP):
In dit stadium lijkt een heldere brief ons voldoende.

De voorzitter:
En die is al gekomen.

De heer Klein (50PLUS):
Dus is het vervolgens handig om een debat te voeren. Ik steun het verzoek.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik wil een kleine aanvulling doen op wat beide heren van de coalitiepartijen hebben gezegd. Zij willen nog eventjes afwachten of zij een debat willen steunen, maar dat debat hebben wij gehad en de minister weigerde bepaalde vragen te beantwoorden. Dat doet hij tot op heden nog steeds. Ik kan het me niet voorstellen dat je dan een vervolgdebat, waarin je hopelijk alsnog antwoorden kunt krijgen, niet wilt steunen.

De voorzitter:
Toch is dat wat ik ze heb horen zeggen. Op dit moment is er geen steun van een meerderheid om een debat te houden. Ik heb wel de PvdA-vertegenwoordiger horen zeggen dat hij na lezing van het ter vertrouwelijke inzage gelegde stuk, er opnieuw naar wil kijken, eventueel morgen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik wil daar twee opmerkingen over maken. In de eerste plaats hadden wij deze brief al veel eerder kunnen krijgen. Hij was aangekondigd voor 12.00 uur. Dan had iedereen hem kunnen lezen, terwijl ik hem nu in een halfuur heb moeten lezen. De minister kiest er zelf voor om op een heel laat tijdstip met een antwoord te komen, terwijl hij weet dat deze debataanvraag er ligt. Als collega Van der Steur goed had geluisterd, had hij kunnen horen dat ik zei dat er nog een onderzoek plaatsvindt. De minister geeft in zijn brief al aan dat dat weinig antwoorden zal opleveren ...

De voorzitter:
Mevrouw Berndsen, ik onderbreek u. U vroeg om steun voor een debat. Ik stel vast dat die steun er op dit moment niet is, maar dat een van de twee partijen die u aan een meerderheid voor dit verzoek kunnen helpen, er morgen opnieuw naar wil kijken. Mijn voorstel zou zijn: zullen wij het morgen gewoon opnieuw proberen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dat moet dan maar. Anders ga ik voor een dertigledendebat.

De voorzitter:
Morgen zien wij u terug bij de regeling.

Het woord is aan de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik doe een vooraankondiging voor een VAO over de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 april aanstaande, deze week te houden inclusief stemmingen.

De voorzitter:
Ik zal dat VAO inplannen. U moet het nieuwe schema in de gaten houden.

Het woord is aan de heer Klaver, die twee verzoeken wil doen, een namens hemzelf en een namens mevrouw Voortman.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou graag een debat willen voeren met de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Financiën over Nederland als witwasparadijs. Afgelopen vrijdag stond in de NRC een bericht over de manier waarop Russisch gasgeld zijn weg via Nederland vindt. De Algemene Rekenkamer heeft becijferd dat er jaarlijks 16 miljard euro wordt witgewassen.

De voorzitter:
Een verzoek om steun tot het houden van een debat met de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Financiën over het witwassen van Russisch geld.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Daar gaan wij weer. Nederland is geen witwasparadijs. Ik heb geen debat nodig om dat vast te stellen. Geen steun.

Mevrouw Neppérus (VVD):
De VVD geeft ook geen steun aan zo'n debat. Laten wij morgen in de procedurevergadering bekijken of wij een aantal zaken kunnen combineren.

De heer Merkies (SP):
Ik heb eerder een debat aangevraagd over de manier waarop Nederland brievenbusbedrijfsconstructies faciliteert. Toen ging het over Oekraïne. Misschien is het een goed idee om dit daaraan toe te voegen.

De voorzitter:
Geen steun voor dit aparte verzoek dus.

De heer Nijboer (PvdA):
De PvdA-fractie heeft er behoefte aan om hierover met bewindspersonen te spreken, maar ik stel voor om dit te bespreken in de procedurevergadering van de commissie, gecombineerd met andere verzoeken die er liggen. Ik denk dat een spoed-AO sneller tot iets leidt dan een debat. Op dit moment dus geen steun voor een debat.

De voorzitter:
Dus geen steun voor dit debat, maar in zijn algemeenheid wilt u er wel over praten.

De heer Nijboer (PvdA):
Zo is het.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik denk ook graag met collega Klaver mee in de procedurevergadering van morgen over het snel oppakken van dit punt. Een debat op korte termijn lijkt mij niet nodig.

De heer Koolmees (D66):
Hetzelfde geldt voor mij. Geen steun voor dit debat. Morgen in de procedurevergadering kunnen wij een aantal van deze onderwerpen bij elkaar pakken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik steun het verzoek. Ik zie de heer Klaver heus wel gebruikmaken van eerdere kansen die hij voorbij ziet komen.

De voorzitter:
Mijnheer Klaver, op dit moment is er geen steun voor een plenair debat. Er is grote behoefte om dit morgen in de procedurevergadering te bespreken.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dat merk ik. Ik maak morgen in de procedurevergadering graag gebruik van de ruimte die de coalitiepartijen bieden.

De voorzitter:
Dat is verstandig. Wat is uw tweede verzoek?

De heer Klaver (GroenLinks):
Het tweede verzoek is van mijn collega Voortman en gaat over uitstel van het VAO Opvang asielzoekers.

De voorzitter:
Dit staat voor vanmiddag op de agenda. U hebt de steun van de meerderheid nodig om het van de agenda af te halen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Mijn collega heeft mij laten weten dat er iets meer voorbereidingstijd nodig is. Ik hoop dat zij die tijd ook krijgt.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, deelt u die mening?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ben de aanvrager van het debat. Ik heb er begrip voor dat er uitstel wordt gevraagd, maar dit VAO moet wel deze week worden gehouden.

De voorzitter:
Het is voor u dus een voorwaarde dat dit VAO nog deze week wordt gehouden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, het gaat om mensen die nu op straat staan. Het lijkt me niet dat wij dit debat lang moeten uitstellen. Bij voorkeur houden wij dit deze week.

De voorzitter:
De beste manier is om het dan vandaag te houden, maar goed.

De heer Van Nispen (SP):
Mijn fractie kan het verzoek om uitstel steunen, mits dit VAO op korte termijn gepland kan worden.

De heer Azmani (VVD):
Wij hebben er begrip voor. Steun voor het verzoek.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Steun voor het verzoek.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik steun het verzoek ook.

De heer Recourt (PvdA):
Ik sluit me aan in dit rijtje.

De voorzitter:
Mijnheer Klaver, er is een meerderheid voor uw verzoek. Er is echter wel behoefte om dit VAO zo snel mogelijk in te plannen. Ik zal dit nog voor deze week proberen te doen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Heel graag. Dank aan de collega's.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Mijn voorstel is om een debat te houden met de minister van Economische Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de donderslag die Bergen op Zoom vorige week heeft getroffen, namelijk de sluiting van de Philip Morris-fabriek en de gevolgen daarvan voor de omgeving.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Economische Zaken over de sluiting van de Philip Morris-fabriek in Bergen op Zoom.

Mevrouw Hamer (PvdA):
Steun voor het debat. Eerlijk gezegd vind ik in dit stadium de minister van Economische Zaken nog belangrijker dan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat kan later weer anders worden.

De voorzitter:
Het verzoek is om beide ministers uit te nodigen. In het debat kunt u zelf bepalen waarop u de nadruk legt.

De heer Verhoeven (D66):
Ook steun van de D66-fractie voor het debat met beide bewindslieden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ook steun van de CDA-fractie. Het is echt vreselijk wat al die mensen in zo'n kwetsbare regio overkomt. Wij moeten zien of wij daar nog iets aan kunnen doen. Het is dus zeer de moeite waard om daarover met elkaar in gesprek te gaan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Steun voor het debat met beide bewindslieden.

De heer Anne Mulder (VVD):
Graag eerst een brief van beide bewindslieden. Aan de hand daarvan kunnen wij bepalen of wij een debat willen steunen. Volgens mij is er al een meerderheid voor dit debat.

De voorzitter:
Er is een meerderheid voor. Hebt u nog steeds behoefte aan een brief? U bent de enige die om een brief vraagt.

De heer Anne Mulder (VVD):
Eerst een brief.

De voorzitter:
Waar moet die brief over gaan?

De heer Anne Mulder (VVD):
Over de sluiting van de fabriek.

De heer Ulenbelt (SP):
Ik wil de heer Mulder wel helpen. De FNV heeft vanmorgen een brief aan de ministers gestuurd met een aantal uiterst relevante vragen waarop wij ook graag antwoord willen hebben. Als de minister die antwoorden ook in de brief aan de Kamer opneemt, kunnen wij een prachtig debat voeren.

De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, u hebt de steun van een ruime meerderheid voor het houden van een debat. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Ik zal aan de griffier van de commissie vragen om met u te overleggen over de vraag wat er buiten de antwoorden waar u om gevraagd hebt in de brief moet komen.

De heer Ulenbelt (SP):
Wilt u dan vragen of die brief binnen een week naar de Kamer kan komen?

De voorzitter:
Dat voeg ik toe aan het stenogram dat ik zal doorgeleiden naar het kabinet.

Mevrouw Hamer (PvdA):
In aanvulling daarop het volgende. Er zijn afgelopen vrijdag Kamervragen hierover gesteld. Kunnen de antwoorden daarop gelijk meegenomen worden in die brief?

De voorzitter:
Dat kunt u in de procedure via de griffier met elkaar afstemmen. Ook het punt van de antwoorden op de Kamervragen zit nu in het stenogram. De spreektijden zijn vier minuten per fractie.

Het woord is aan de heer Merkies.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Misschien krijgt u een beetje een déjà-vu-gevoel, want mijn vraag gaat over de accijnzen, maar het gaat om de nieuwe cijfers die BOVAG vandaag heeft uitgebracht. Daaruit blijkt wederom dat er een enorme tegenvaller is in de verkoop van diesel en lpg. BOVAG geeft ook een nieuwe schatting, waarin wordt gesteld dat de overheid 153 miljoen gaat mislopen in plaats van 280 miljoen te krijgen. Ik heb daarover al een dertigledendebat aangevraagd, maar ik wil dat graag verbreden en vervroegen.

De voorzitter:
Ik maak er dit verzoek van: u wilt hiervan een meerderheidsdebat maken dat zo snel mogelijk wordt ingepland.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Dit debat steun ik wel.

De heer Van Hijum (CDA):
Volmondige steun van mijn fractie.

De heer Klein (50PLUS):
Steun. Wij hopen dat er een meerderheid komt.

De heer Nijboer (PvdA):
De PvdA-fractie debatteert hier graag over, maar dan wel op basis van de brief van de staatssecretaris die wij medio mei verwachten. Op dit moment dus geen steun voor dit debat.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Steun. Het wordt tijd dat de coalitie een keer de kop uit het zand haalt, want wij zijn nu al 150 miljoen misgelopen. Wij moeten hier dus snel over debatteren.

Mevrouw Neppérus (VVD):
De VVD-fractie wil gewoon de feiten weten en dat kan in mei.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Weer het verzoek om een debat en wederom onze steun.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun zodra de brief van de regering er is.

De voorzitter:
Mijnheer Merkies, u hebt niet voldoende steun om van dit debat een meerderheidsdebat te maken dat wij snel zullen houden.

De heer Merkies (SP):
Ik zou overigens wel graag een brief vragen.

De voorzitter:
Ik ga via de griffier van de commissie vragen wat de inhoud van die brief zou moeten zijn.

De heer Merkies (SP):
Oké. Ik dacht dat wij die altijd op zijn minst wel een titel mochten meegeven.

De voorzitter:
Ik neem aan dat het gaat over de nieuwe cijfers rondom de accijnsontwikkelingen.

De heer Merkies (SP):
Ja, en een verklaring voor de verschillen met de cijfers van het CBS.

De voorzitter:
Dank u. Mijnheer Roemer?

De heer Roemer (SP):
Voorzitter, ik doe wederom een beroep op u. Het wordt een gênante vertoning. Dit is een onderwerp waarover een groot deel van de oppositie heel graag wil debatteren. Iedereen in het land mag hierover spreken, maar blijkbaar mogen wij er in de Kamer niet over debatteren. U hebt de macht om over de agenda te beslissen. Ik verzoek u om dit dertigledendebat gewoon naar voren te halen en volgende week in te plannen.

De voorzitter:
Dit geeft mij inderdaad een beetje een déjà-vu-gevoel, mijnheer Roemer. Ik geef u het antwoord dat ik altijd op deze vraag geef: ik doe mijn best.

De heer Roemer (SP):
Dit mag best een déjà vu zijn, maar het gaat hier ook over de belangen van de minderheid van de Kamer. Wij hebben ook weleens met elkaar afgesproken dat u die belangen zou mogen dienen, omdat het vrij gemakkelijk is voor de meerderheid van de Kamer om een debat structureel te blokkeren, zowel in een algemeen overleg als hier. Als een groot deel hier niet over wil spreken, laat dat deel dan wegblijven. Dan kunnen wij gewoon met de regering over dit onderwerp praten. Ik doe een dringend beroep op u om dit debat volgende week in te plannen.

De voorzitter:
Ik heb u goed gehoord, mijnheer Roemer. Dank u wel, mijnheer Merkies. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Ik geef het woord aan mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Gisteren hebben wij in EenVandaag de schokkende beelden mogen zien van een bedrijf dat met de WorkFast-methode werklozen kleineert, vernedert met gemeenschapsgeld, daarop vervolgens winst maakt en eigenlijk een ziekmakende methode toepast. 30 gemeenten schijnen met deze methode te werken en er gaan miljoenen in om. Ik zou hierover graag een interpellatiedebat willen voeren met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een interpellatiedebat over de WorkFast-methode bij bijstandsgerechtigden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De fractie van GroenLinks geeft steun aan het voorstel van mevrouw Karabulut.

De voorzitter:
Steun voor een debat.

De heer Kerstens (PvdA):
De Partij van de Arbeid is er erg voor dat mensen die aangewezen zijn op een bijstandsuitkering, worden geholpen om een baan te vinden. Dat moet natuurlijk met respect en zorgvuldig gebeuren, maar daar kun je af en toe de nodige vraagtekens bij zetten, zeker in dit geval. Ik vraag de staatssecretaris om een brief waarin zij reageert op de uitzending. Dan kunnen wij vervolgens in een al gepland algemeen overleg direct na het reces verder hierover spreken.

De voorzitter:
Een brief met een reactie op de uitzending.

De heer Potters (VVD):
Ik sluit mij hierbij aan. Prima voorstel!

De voorzitter:
Geen steun voor debat dus.

De heer De Graaf (PVV):
Ik sluit mij daar ook bij aan.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ook geen steun. Ik wil graag die brief, maar als die er aanleiding toe geeft, hoop ik dat mevrouw Karabulut een keer terugkomt.

De voorzitter:
Dat kan natuurlijk altijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun voor het debat. Een brief kan geen kwaad, maar ik wil het debat wel nu alvast steunen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Steun voor de brief en wat mij betreft, dit ook betrekken bij het AO dat na het reces gepland staat.

De voorzitter:
Geen steun voor een debat dus.

De heer Klein (50PLUS):
Natuurlijk een brief, maar dan gevolgd door een debat over die brief. Dat lijkt mij meer dan logisch, dus steun voor het verzoek.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Graag eerst een brief van de regering waarin wordt uiteengezet wat er aan de hand is en wat de gemeenten in kwestie hieraan doen. Als die brief aanleiding geeft tot een debat, dan komt mevrouw Karabulut vast terug.

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, u hebt niet de steun die u nodig hebt voor het houden van een interpellatiedebat. Er is wel behoefte aan een brief.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is jammer. Uiteraard heb ik geen bezwaar tegen een brief. Ik heb zelf een reeks van vragen. Die zal ik hetzij via de brief, hetzij via aanvullende schriftelijke vragen stellen. In ieder geval wordt dit zeker nog vervolgd.

De voorzitter:
Ik heb gehoord dat er een brede behoefte is aan een reactie van het kabinet op de uitzending. Ik stel voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en dat te verzoeken om een reactie op de betreffende televisie-uitzending.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Dikkers.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Voorzitter. Ik kom vragen om een debat van de agenda te halen dat aanstaande donderdag geagendeerd is over de vleesfraude.

De voorzitter:
Dat is het debat waarvan u vorige week hebt gevraagd om het met spoed op de agenda te plaatsen, begrijp ik.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Inderdaad, dat debat. Ik noem het voortschrijdend inzicht.

De voorzitter:
U hebt de steun van de meerderheid nodig om dit debat van de agenda af te halen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Daar komt de meerderheid.

Mevrouw Lodders (VVD):
Steun.

De voorzitter:
Waarmee die steun van de meerderheid geregeld is.

De heer Geurts (CDA):
Wat mij betreft, hadden wij het debat kunnen voeren. Ik was er helemaal op voorbereid. Maar goed, als een meerderheid het wil afvoeren, geen probleem.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook wat de ChristenUnie betreft, hadden wij het debat kunnen voeren. Ik ben er in ieder geval geen voorstander van om het helemaal van de agenda te halen. Ik zou het wel prima vinden om het uit te stellen tot een later moment, maar helemaal van de agenda halen ...

De voorzitter:
Zo lees ik het verzoek niet. Dat is tot uitstel van het debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Met uitstel kan ik akkoord gaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Geen bezwaar tegen enig uitstel om een nog betere voorbereiding te kunnen laten plaatsvinden. Onze messen waren al geslepen. Die zullen wij zeker geslepen houden tot het moment dat het debat plaatsvindt.

De voorzitter:
Mevrouw Dikkers, u hebt de steun van de meerderheid. Dat betekent dat er donderdag een behoorlijk gat in de agenda is. Ik kan dus nu alvast aan de leden meedelen dat er dertigledendebatten gepland zullen worden. Wij hebben er enige op de wachtlijst staan. Ja mijnheer Roemer, ik zie uw vinger. Ik weet welke u bedoelt, maar anderen hebben ook nog andere verzoeken liggen.

Het woord is aan mevrouw Oosenbrug.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Voorzitter. Wij hebben zojuist van de staatssecretaris gehoord dat het een paar weken kan duren voordat er een reactie op het arrest van het Europese Hof naar de Kamer komt. Wij hebben komende donderdag de tweede termijn van de behandeling van het wetsvoorstel voor de opslag van kentekengegevens op de agenda staan: een andere opslag met andere gegevens, maar met een vergelijkbare soort van inbreuk op de privacy. Graag zou ik meer duidelijkheid hebben. Ik vraag de minister om voor donderdag 12.00 uur een brief te sturen aan de Kamer over de effecten van het Europese arrest, specifiek voor ANPR.

De voorzitter:
Een verzoek om donderdag voor 12.00 uur een brief over deze uitspraak te krijgen.

De heer Verhoeven (D66):
Steun van de D66-fractie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook steun van de GroenLinks-fractie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het zou fijn zijn als het kon, maar we hebben de staatssecretaris horen zeggen dat hij meer tijd nodig heeft. Gaan we dan het debat niet voeren als we niet voor 12.00 uur de brief hebben? Dat is de vraag.

Mevrouw Helder (PVV):
Volgens mij worden de gegevens onder een andere titel opgeslagen dan waar dit arrest over gaat. Ik ga niet voor een brief liggen, maar die heeft geen enkele meerwaarde.

De heer Van der Steur (VVD):
Ik schat in dat het zomaar zou kunnen dat mevrouw Helder gelijk heeft. Wat dat betreft lijkt het me handig, omdat we het debat graag donderdag willen voeren, dat de brief er tijdig is.

De heer Segers (ChristenUnie):
Steun voor het verzoek en, inderdaad, graag voor het debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun.

De heer Van Nispen (SP):
Steun.

De voorzitter:
Mevrouw Oosenbrug, u hebt de steun van vele leden van de Kamer. Ik zal het verzoek middels het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Dan is het woord aan de heer Verhoeven van D66.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ik las vanochtend dat de Partij van de Arbeid weer een nieuw plan heeft voor het aanpakken van de sociale huursector, het verder stimuleren van het wonen in gesubsidieerde huurhuizen. Wij zouden daarover graag een debat voeren, voorafgegaan door een brief van het kabinet met een reactie op dit voorstel. Het ging in de wandelgangen ook al rond dat de VVD het voorstel steunt. Ik wil dat het kabinet in de brief aangeeft wat de kosten van het voorstel zijn, wat de relatie is tot het woonakkoord, en wat de gevolgen zijn voor de wachtlijsten voor de lagere inkomens.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over de plotselinge Partij van de Arbeid-plannen voor de huurmarkt.

De heer Fritsma (PVV):
Steun. Nu de PvdA plotseling zegt huurders te willen beschermen, kunnen we misschien gelijk die verschrikkelijke huurverhogingen ongedaan maken.

De heer Monasch (PvdA):
Blij dat er veel aandacht is van de D66-fractie voor onze voorstellen. Goed om daarover te praten. Ik stel echter voor om eerst een brief van het kabinet te vragen en om daarin ook andere punten mee te nemen die er nog liggen over het woningwaarderingsstelsel en de huursom, zodat we een wat bredere brief krijgen. Daarin mag dit punt zeker meegenomen worden. Op basis van de brief bekijken we hoe we het verder behandelen.

De voorzitter:
Dat betekent dat u op dit moment nog geen steun geeft aan het debat en wel aan het verzoek om de brief?

De heer Monasch (PvdA):
Wel voor de brief.

De heer Van der Linde (VVD):
Wij steunen het verzoek om een brief ook.

De heer Knops (CDA):
Het is altijd goed om plotse PvdA-plannen te bespreken. Ik steun dus het verzoek om een debat en uiteraard ook het verzoek om een reactie van het kabinet op dit plan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is toch wel bijzonder dat degenen die het plan voorstellen, daarover liever niet met het kabinet spreken. Het lijkt me heel goed om dat wel te doen, want volgens mij is dat hetgeen ze willen bereiken. Dan horen we ook graag wat het kabinet ervan vindt.

De heer Bisschop (SGP):
Wij waarderen de voortrekkersrol van de PvdA in dezen en gunnen de PvdA ook van harte een debat. Moeten we doen. De PvdA voegt zich daar hopelijk nog bij.

De voorzitter:
En "gunnen" betekent dat u het steunt?

De heer Bisschop (SGP):
Inderdaad.

De heer Klein (50PLUS):
Terecht dat D66 vraagt om een reactie van het kabinet op de plannen van de PvdA. Uiteraard willen we die reactie hier bespreken, dus namens 50PLUS ook steun voor een debat.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het is een wat bijzondere figuur. Meestal lanceert iemand een plannetje en wil die persoon heel graag een debat, en dan wordt het afgeschoten. Nu wordt er een plan gelanceerd en wil die persoon geen debat. Om het allemaal helder te houden: ik steun het verzoek van de heer Verhoeven.

Mevrouw Karabulut (SP):
De Partij van de Arbeid heeft de hele woningmarkt en de betaalbare woningen om zeep geholpen. Nu wil ze blijkbaar weer een stapje vooruit, daar niet over debatteren ...

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut ...

Mevrouw Karabulut (SP):
Wij helpen D66 graag mee en steunen het verzoek.

De voorzitter:
Mijnheer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):
Veel steun!

De voorzitter:
Voor een brief. Geen steun voor het houden van een debat op dit moment, maar wel brede steun voor een brief. Mensen hebben al wat gezegd over wat erin moet. Ik zal de griffier van de commissie vragen om even met u te overleggen over wat u, buiten de dingen die al gezegd zijn, precies in de brief wilt hebben. Dan kan later besloten worden op welke wijze de inhoud van de brief betrokken wordt bij een debat.

De heer Verhoeven (D66):
Inderdaad, nóg geen steun, maar dat komt wel goed. Wat de brief betreft, vind ik het prima dat allerlei mensen daaraan nog dingen hebben toegevoegd, maar die brief moet wel echt gaan over het PvdA-voorstel, dat uitermate onduidelijk is en tot onrust op de woningmarkt kan gaan leiden.

De voorzitter:
Dat is helder, maar de procedure is dat wij niet meer in de regeling met elkaar afspreken wat er precies in komt, maar dat wij dat via de procedurevergadering doen.

De heer Monasch (PvdA):
Daarvoor was ook steun van de VVD. Wij hebben als Partij van de Arbeid juist behoefte aan een brede brief, omdat er ook nog steeds andere zaken liggen, dus laten wij …

De voorzitter:
Nee, nee, nee. Ik ga …

De heer Monasch (PvdA):
Nee, nee, nee …

De heer Verhoeven (D66):
Maar dit is toch raar, voorzitter?

De voorzitter:
Mijnheer Monasch, mijnheer Monasch, mijnheer Monasch. De afspraak is …

De heer Verhoeven (D66):
Een brede brief over een smal PvdA-plan! Dat is toch raar?

De voorzitter:
Het idee is juist dat wij dat niet meer in de plenaire vergadering doen. Ik ga dat dus ook niet meer toestaan. Ik ga het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Verhoeven (D66):
Maar mag ik dan tot slot één opmerking maken?

De voorzitter:
Nee, dat mag niet meer. Die mag u bewaren tot het debat ...

De heer Verhoeven (D66):
Ook niet als het parlementair debat daar beter van wordt?

De voorzitter:
Nee, want wij voeren geen debat op dit moment, mijnheer Verhoeven. Tenminste, dat probeer ik te voorkomen tijdens de regeling. Ik geef toe dat het niet altijd lukt.

Het woord is aan mevrouw Dik-Faber voor een rappel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Onderzoeksjournalist Marcel van Silfhout heeft het boek Uitgebeend geschreven over het toezicht op de voedselsector, met name op de vleessector. Wij hebben daar een kabinetsreactie op gevraagd. Die zou behulpzaam zijn voor het debat aanstaande donderdag. Dat is nu van de agenda gehaald, maar ik wil toch rappelleren aan deze kabinetsreactie. Ik hoop dat die over een week bij ons kan zijn.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Klever.

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Afgelopen weekend kwam RTL Nieuws met een rapport dat al enkele maanden op het ministerie van VWS ligt en waaruit blijkt dat medisch specialisten die frauderen, dat bewust doen, dat de pakkans laag is en dat de straffen een lachertje zijn. De minister is al meer dan een jaar onderzoek aan het doen en zaken aan het vooruitschuiven, en ondertussen verdwijnen miljoenen, zo niet miljarden aan zorggeld in verkeerde zakken. Ik wil daarom graag een debat met de minister van VWS. Voor de volledigheid: er staat een zorgfraudedebat op de agenda. Ik zou daar graag twee aparte debatten van maken: eentje over de curatieve zorg en eentje over de langdurige zorg.

De voorzitter:
Het lijkt praktisch om twee verzoeken in één te doen, maar als ik het aan de Kamer voorleg, is het handig dat ik er twee aparte verzoeken van maak. Zo staat het ook op de lijst. Het eerste verzoek is om een debat te houden met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Althans, dat wilde u toevoegen aan het fraudedebat. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Klever (PVV):
Nee, ik wil een apart debat.

De voorzitter:
Oké. Een apart debat over de pakkans van frauderende medisch specialisten.

De heer Rutte (VVD):
Zoals mevrouw Klever zelf al aangaf, staat er al een heel mooi fraudedebat gepland. Daar past dit onderwerp prima bij, dus geen steun voor een apart debat.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik wil een reactie van de minister op dit conceptrapport hebben, waarin echt harde conclusies staan. Ik wil ook snel een debat. Wij hebben al een debat staan, en dat laat ik dus staan. Geen steun voor het verzoek van mevrouw Klever, maar ik wil wel een brief met opheldering over de toch stevige conclusies in het rapport.

De heer Van Gerven (SP):
Ik ben het eens met wat het CDA naar voren bracht: koppel dit aan het fraudedebat dat al staat. Dat staat volgens mij heel hoog op de agenda, dus dat zou zeer spoedig gepland kunnen worden.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voor D66 is het belangrijk dat er snel een debat komt over de fraude. Wat ons betreft, is dat een integraal debat over de cure en de care. Het lijkt mij goed om aan te sluiten bij de woorden van de CDA-fractie om wel van tevoren een goede brief te krijgen.

De voorzitter:
Een brief over dit specifieke onderwerp: de pakkans? Ja.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Fout declareren is verspilling van zorggeld. Daar heeft mevrouw Klever groot gelijk in, dus daar moeten wij zeker over debatteren. Het debat staat al op de agenda. Wat mij betreft wordt het zo ver mogelijk naar voren gehaald, zodat wij het er in één keer over hebben. Wat ons betreft, wordt het ook één groot debat: cure en care. Dan kunnen wij ook eens bekijken wat de sectoren van elkaar kunnen leren, zodat wij verspilling van zorggeld kunnen stoppen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik sluit me aan bij de vorige sprekers: een kabinetsreactie en dan het al geplande debat over fraude in de zorg voeren.

De voorzitter:
Mevrouw Klever, u hebt niet de steun van een Kamermeerderheid om een debat te houden. Er is wel behoefte aan een kabinetsreactie op het rapport.

Mevrouw Klever (PVV):
Ik wil inderdaad een brief van de minister. Ik wil dit debat graag toevoegen aan het fraudedebat dat al gepland staat, met het verzoek om dat zo spoedig mogelijk in te plannen. Ik heb begrepen dat er deze week zelfs een opening is. Wellicht kan het deze week dus nog worden ingepland.

De voorzitter:
Ik heb eerder geluiden gehoord dat u wachtte op een brief van de minister, voordat ik het debat kon inplannen. Anders had ik dat natuurlijk allang gedaan, want het is al enige tijd geleden aangevraagd.

Uw tweede verzoek is om het debat te splitsen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
U hebt een terecht punt: we wachten nog op een belangrijke brief van de minister. Misschien is het goed om daaraan een deadline te hechten: voor 1 mei moet die binnen zijn. Wij wachten inmiddels al behoorlijk lang.

De voorzitter:
De datum van 1 mei betekent dat ik het niet voor het meireces kan inplannen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Als u een beter voorstel hebt, dan graag.

De voorzitter:
Hoe eerder u de deadline stelt, hoe eerder ik het debat kan inplannen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Graag voor het meireces.

De voorzitter:
Dan stel ik voor om 15 april als deadline te hanteren.

De heer Rutte (VVD):
Wat de VVD betreft: in één fraudedebat met beide bewindslieden kunnen alle zorgaspecten besproken worden, inclusief de samenhang daartussen. Ik heb liever een goede brief dan een gehaaste brief.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Wij hebben een voorkeur voor één debat over de cure en de care, en zien graag heel snel een brief.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Wij willen graag één debat omdat wij concrete voorstellen hebben om fraude en verspilling van zorggeld te voorkomen. Voor ons is het beter om dat in één debat te doen omdat onze voorstellen zowel van toepassing zijn op de cure als de care. De datum van 15 april is prima.

De voorzitter:
Mevrouw Klever, er is geen meerderheid om het debat te splisten, maar wel brede steun voor uw verzoek om de brief waarop wij allemaal wachten, uiterlijk 15 april, of zo veel eerder als kan, naar de Kamer te sturen.

Mevrouw Klever (PVV):
Prima.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Hiermee is een einde gekomen aan de regeling van werkzaamheden.

Ik verzoek de leden die dat nog niet gedaan hebben, de presentielijst te tekenen. Ik verzoek de leden die dat al wel gedaan hebben, hun plaats in te nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Staat van de Europese Unie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Staat van de Europese Unie,

te weten:

  • de motie-Maij over tegengaan van oneerlijke concurrentie (33877, nr. 3);
  • de motie-Van Bommel over een parlementaire werkgroep voor onderzoek naar de gevolgen van het uiteenvallen van de eurozone (33877, nr. 5);
  • de motie-Omtzigt over voorstellen voor een rode en een groene kaart en versterking van de gele (33877, nr. 6);
  • de motie-Omtzigt over het overnemen van best practices uit buurlanden (33877, nr. 7);
  • de motie-Omtzigt over Europese steun verwerven voor het opschorten van de toetredingsonderhandelingen met Turkije (33877, nr. 8);
  • de motie-Pechtold over in kaart brengen welke hervormingen in de Europese Unie zonder verdragswijziging kunnen worden gerealiseerd (33877, nr. 9);
  • de motie-Pechtold over modernisering van de Euro-WOB (33877, nr. 10);
  • de motie-Segers over steun zoeken bij andere lidstaten voor het stopzetten dan wel opschorten van de pre-accessiegelden (33877, nr. 12);
  • de motie-Segers over herbezinning op de verdeling van bevoegdheden tussen lidstaten en de Unie en tussen de verschillende Europese instellingen (33877, nr. 13);
  • de motie-Klaver over gezamenlijk onderhandelen over gascontracten (33877, nr. 14);
  • de motie-Klaver over uitstel bij het halen van de 3%-norm voor landen die kampen met oplopende werkloosheid (33877, nr. 15);
  • de motie-Ouwehand/Thieme over een referendum over een vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten (33877, nr. 16).

(Zie notaoverleg van 31 maart 2014.)

De voorzitter:
De motie-Segers (33877, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de afgelopen acht jaar zeer weinig voortgang is geboekt in de onderhandelingen met Turkije over een EU-lidmaatschap;

overwegende dat Turkije burgerlijke vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de persvrijheid in eigen land niet respecteert, wat onder meer tot uiting kwam in de blokkade van Twitter en YouTube;

overwegende dat de EU in 2013 in ruime mate pre-accessiegelden heeft verstrekt aan Turkije, onder meer voor versterking van de rechtsstaat en de mensenrechten;

overwegende dat volgens het kabinet nog steeds sprake is van serieuze tekortkomingen op het terrein van de rechtsstaat en mensenrechten en dat hierdoor de huidige situatie in Turkije niet in lijn is met de vereiste Europese normen en maatstaven;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de recente ontwikkelingen in Turkije voor de lidstaten aanleiding zijn om hun positie ten aanzien van de toetredingsonderhandelingen te herzien en de Kamer daarover na de eerstvolgende Raad van Algemene Zaken te informeren;

verzoekt de regering tevens, steun te zoeken bij andere lidstaten voor het gedeeltelijk stopzetten dan wel opschorten van de pre-accessiegelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18, was nr. 12 (33877).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De heer De Roon ziet af van het afleggen van een stemverklaring.

In stemming komt de motie-Maij (33877, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Bommel (33877, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (33877, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (33877, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (33877, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pechtold (33877, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pechtold (33877, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Segers (33877, nr. 18, was nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Segers (33877, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klaver (33877, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klaver (33877, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Thieme (33877, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Uitvoering Crisis- en herstelwet

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (achtste tranche),

te weten:

  • de gewijzigde motie-Smaling/Albert de Vries over enkele projecten uit bijlage II van de Crisis-en herstelwet halen (32127, nr. 184, was nr. 176).

(Zie vergadering van 27 maart 2014.)

De voorzitter:
De gewijzigde motie-Smaling/Albert de Vries (32127, nr. 184, was nr. 176) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister heeft benadrukt dat de Crisis- en herstelwet er altijd op gericht is om maatschappelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen sneller en beter tot stand te brengen;

overwegende dat in het geval van de projecten KNSF-terrein, Brediusterrein en de Buitenhaven in Muiden juist sprake is van een beladen dossier dat destijds leidde tot grote maatschappelijke weerstand;

overwegende dat er inzake dit plangebied een langslepende kwestie loopt over een omvangrijke schadeclaim;

in aanmerking nemende dat er recent een overeenkomst is gesloten tussen de gemeente Muiden, KNSF en Dura Vermeer;

overwegende dat er een verband lijkt te bestaan tussen het aantal te realiseren woningen, het slechts in beperkte mate behalen van natuurdoelstellingen en de overeengekomen afkoopsom;

verzoekt de regering, de Kamer te garanderen dat uitsluitend de doelstelling van de wet, het sneller en beter tot stand brengen van maatschappelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, de reden is om de projecten KNSF-terrein, Brediusterrein en de Buitenhaven in Muiden op te nemen in de Crisis- en herstelwet en indien dit niet het geval is deze projecten niet onder de werking van de Crisis- en herstelwet te plaatsen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 188, was nr. 184 (32127).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Smaling/Albert de Vries (32127, nr. 188, was nr. 184).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties "Helft 55-plussers lang zonder werk"

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over het bericht "Helft 55-plussers lang zonder werk",

te weten:

  • de motie-Klein over een ambassadeur ouderenwerkloosheid (29554, nr. 509);
  • de motie-Klein over aanvullende maatregelen vóór de zomer (29554, nr. 510);
  • de motie-Ulenbelt over de kostendelersnorm (29554, nr. 511).

(Zie vergadering van 1 april 2014.)

In stemming komt de motie-Klein (29554, nr. 509).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (29554, nr. 510).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ulenbelt (29554, nr. 511).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Burgerinitiatief "Stop de overvolle klassen"

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het burgerinitiatief "Stop de overvolle klassen",

te weten:

  • de motie-Jasper van Dijk c.s. over uitwerking van het burgerinitiatief binnen drie maanden (33887, nr. 2);
  • de motie-Jasper van Dijk over een voorstel om een eind te maken aan megaklassen (33887, nr. 3);
  • de motie-Van Meenen over een aanvalsplan tegen grote klassen (33887, nr. 4);
  • de motie-Rog/Jasper van Dijk over onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar besteding van de lumpsum (33887, nr. 5).

(Zie vergadering van 2 april 2014.)

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk c.s. (33887, nr. 2).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (33887, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (33887, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog/Jasper van Dijk (33887, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Ik stel voor, het burgerinitiatief met de stemmingen over de moties als behandeld te beschouwen en de initiatiefnemers hierover schriftelijk te informeren onder dankzegging voor het initiatief.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Stelsel gefinancierde rechtsbijstand

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Stelsel gefinancierde rechtsbijstand,

te weten:

  • de motie-Van Toorenburg/Schouw over waarborgen van toegang tot het Juridisch Loket voor middeninkomens (31753, nr. 71);
  • de motie-Van Nispen over afzien van bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand (31753, nr. 72);
  • de motie-Van Nispen over de toevoeging in geschillen op grond van huurrecht of verbintenissenrecht (31753, nr. 73);
  • de motie-Van Nispen over het niet verhogen van het financieel belang voor gefinancierde rechtsbijstand (31753, nr. 74);
  • de motie-Van Nispen over niet verder verlagen van het generiek uurtarief van sociale advocaten (31753, nr. 75);
  • de motie-Segers c.s. over de gevolgen van de maatregelen voor de verschillende inkomensgroepen (31753, nr. 76);
  • de motie-Van Tongeren/Segers over een quickscan naar de werkbelasting van Juridische Loketten (31753, nr. 77);
  • de motie-Van Tongeren over het verzekeren van buitengerechtelijke geschilbeslechtingsvormen (31753, nr. 78);
  • de motie-Schouw/Van Toorenburg over het in kaart brengen van de gevolgen van de maatregelen (31753, nr. 79).

(Zie vergadering van 2 april 2014.)

De voorzitter:
De motie-Van Tongeren/Segers (31753, nr. 77) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de voorgenomen bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand een groter beroep zal worden gedaan op het Juridisch Loket;

verzoekt de regering om binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van de nieuwe regels voor gefinancierde rechtsbijstand een quickscan uit te voeren naar de werkbelasting van de Juridisch Loketten en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80, was nr. 77 (31753).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Schouw (31753, nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (31753, nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (31753, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (31753, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (31753, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Segers c.s. (31753, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Tongeren/Segers (31753, nr. 80, was nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (31753, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouw/Van Toorenburg (31753, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Wet positie en toezicht advocatuur

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Aanpassing van de Advocatenwet en enige andere wetten in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde en herziening van het toezicht op advocaten (Wet positie en toezicht advocatuur) (32382).

(Zie vergadering van 2 april 2014.)

De voorzitter:
Het amendement-Van Nispen (stuk nr. 23) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Steur (stuk nr. 25, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 25 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van der Steur (stuk nr. 20, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van 50PLUS ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 20 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Segers (stuk nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Bontes, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Nispen (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 22 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Van der Steur (stuk nr. 29, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit tweede nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 29 voorkomende tweede nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van der Steur (stuk nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van der Steur (stuk nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Van der Steur (stuk nrs. 25, I tot en met V), de amendementen-Van der Steur (stuk nrs. 20, I tot en met III), het gewijzigde amendement-Segers (stuk nr. 32), de tweede nader gewijzigde amendementen-Van der Steur (stuk nrs. 29, I tot en met III), het amendement-Van der Steur (stuk nr. 19) en het amendement-Van der Steur (stuk nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Wet positie en toezicht advocatuur

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet positie en toezicht advocatuur,

te weten:

  • de motie-Van der Steur over het informeel uitwisselen van informatie (32382, nr. 28).

(Zie vergadering van 2 april 2014.)

De voorzitter:
De motie-Van der Steur (32382, nr. 28) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van der Steur en Van Nispen, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat over het functioneren van advocaten, notarissen, rechters, deurwaarders en officieren van justitie klachten kunnen worden ingediend bij de daartoe aangewezen instanties;

overwegende dat naast het formele klachtrecht informatie over elkaars functioneren wordt uitgewisseld;

overwegende dat deze informatie-uitwisseling nog in de kinderschoenen staat;

overwegende dat de Nederlandse Orde van Advocaten, de Raad voor Rechtsbijstand, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders en het Openbaar Ministerie samen verantwoordelijk zijn voor de rechtsstaat;

constaterende dat voor gericht toezicht op advocaten, notarissen, rechters, deurwaarders en officieren van justitie deze informatie-uitwisseling moet worden geoptimaliseerd zodat het functioneren van de genoemde beroepsgroepen kan worden verbeterd;

verzoekt de regering, deze motie onder de aandacht te brengen van de genoemde organisaties en er daarbij op te wijzen dat signalen over individuele advocaten kunnen worden gemeld bij de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34, was nr. 28 (32382).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde en nader gewijzigde motie-Van der Steur/Van Nispen (32382, nr. 34, was nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Kindermishandeling

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over kindermishandeling,

te weten:

  • de motie-Ypma c.s. over een multidisciplinair assessment bij ernstig letsel (31015, nr. 96);
  • de motie-Bergkamp over een effectstudie (31015, nr. 97);
  • de motie-Keijzer c.s. over een landelijk dekkende forensisch-pediatrische voorziening (31015, nr. 98).

(Zie vergadering van 2 april 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Keijzer stel ik voor, haar motie (31015, nr. 98) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Ypma c.s. (31015, nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp (31015, nr. 97).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Kinderopvang

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Kinderopvang,

te weten:

  • de motie-Ulenbelt c.s. over ouderparticipatiecrèches opnemen in het stelsel van gesubsidieerde kinderopvang (31322, nr. 235);
  • de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over alternatieven voor ouderparticipatiecrèches (31322, nr. 236);
  • de motie-Yücel/Tellegen over de onderlinge aansluiting tussen kwaliteitseisen voor basisonderwijs en kinderopvangvoorzieningen (31322, nr. 237).

(Zie vergadering van 3 april 2014.)

De voorzitter:
De motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg (31322, nr. 236) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor ouderparticipatiecrèches niet haalbaar is, een werkbare invulling te geven aan de bestaande vastegezichtenregel in het huidige kwaliteitskader voor de kinderopvang;

constaterende dat het kabinet daarom de kinderopvangtoeslag niet langer wil verstrekken aan ouders met kinderen op ouderparticipatiecrèches;

van mening dat ouderparticipatiecrèches een prima alternatieve vorm van kinderopvang zijn en bij uitstek een uiting zijn van de participatiesamenleving;

overwegende dat door het kabinet op dit moment gewerkt wordt aan een nieuw kwaliteitskader voor de kinderopvang;

voorts overwegende dat op gemeentelijk niveau invulling gegeven kan worden aan een alternatief kwaliteitskader voor ouderparticipatiecrèches;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van het nieuwe kwaliteitskader voor de kinderopvang te bezien in hoeverre het mogelijk is om voor ouderparticipatiecrèches op een alternatieve wijze de kwaliteit te borgen, waardoor het recht op kinderopvangtoeslag voor ouderparticipatiecrèches kan blijven bestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 238, was nr. 236 (31322).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Ulenbelt c.s. (31322, nr. 235).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg (31322, nr. 238, was nr. 236).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Yücel/Tellegen (31322, nr. 237).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, de SGP, het CDA, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Bezuiniging op maagzuurremmers

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over de bezuiniging op maagzuurremmers,

te weten:

- de motie-Van Gerven over het geheel vergoeden van maagzuurremmers vanuit het verzekerd pakket (29477, nr. 280);
- de motie-Kuzu over een onderzoek naar de reden waarom mensen geen maagzuurremmers meer gebruiken (29477, nr. 281).

(Zie vergadering van 3 april 2014.)

De voorzitter:
De motie-Kuzu (29477, nr. 281) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Kuzu en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 282, was nr. 281 (29477).

De heer Kuzu (PvdA):
Voorzitter. Ik wil mijn motie op stuk nr. 281 nog nader wijzigen. Voor dit moment wil ik de motie daarom aanhouden. Morgen zou ik de motie graag op de stemmingslijst geplaatst zien.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kuzu stel ik voor, zijn gewijzigde motie (29477, nr. 282, was nr. 281) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Morgen zullen wij over deze motie stemmen. Die stemming was ook al gepland.

In stemming komt de motie-Van Gerven (29477, nr. 280).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De voorzitter:
Daarmee is er een einde gekomen aan de stemmingen. Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.16 uur geschorst.

Voorzitter: Van Veldhoven

Mestbeleid

Mestbeleid

Aan de orde is het VAO Mestbeleid (AO d.d. 26/03).


Termijn inbreng

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. In het algemeen overleg Mestbeleid heb ik namens mijn fractie teleurstelling uitgesproken over het onderhandelingsresultaat in het kader van het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en het derogatieverzoek. Ondernemers worden geconfronteerd met maatregelen waarop ze niet hebben kunnen anticiperen. Daarnaast is er te weinig rekening gehouden met de hoge productiviteit van de Nederlandse land- en tuinbouw en de bodemgesteldheid. Tegelijkertijd constateer ik dat er geen ruimte is om de onderhandelingen op te schorten omdat daarmee de derogatie in gevaar zou worden gebracht.

Ik heb een tweetal moties. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het kader van de Nitraatrichtlijn het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft opgesteld;

overwegende dat de voorgestelde maatregelen uit het vijfde actieprogramma grote invloed kunnen hebben op verschillende sectoren;

verzoekt de regering, een jaarlijkse monitoring van alle maatregelen uit het vijfde actieprogramma te laten uitvoeren en de gegevens van het RIVM en andere meetinstrumenten hierbij te betrekken om de effecten van deze maatregelen in kaart te brengen;

verzoekt de regering tevens, een pilot te starten in de verschillende zand- en lössgebieden onder bedrijven die voldoen aan de nitraatnormen, en ook deze te betrekken bij de monitoring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):
De tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn een aanpassing van het bouwplan van melkveehouders vraagt omdat zij moeten voldoen aan de maatregel om 80% van bouwland in te zaaien met gras in plaats van 70%;

overwegende dat melkveehouders pas nadat zij al met de voorbereidingen voor het groeiseizoen 2014 gestart waren, met deze maatregel geconfronteerd werden, waardoor de melkveehouders hierop niet hebben kunnen anticiperen;

verzoekt de regering, de knelpunten die op dit moment door deze maatregel ontstaan, adequaat op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):
Bij de tweede motie wil ik graag aantekenen dat mijn fractie onder "knelpunten" verstaat: het aankopen of bestellen van zaaizaad tot en met de opbrengstderving van gewas doordat het gras later dan gebruikelijk wordt ingezaaid, waardoor één of twee snedes gras worden misgelopen. Dit als toelichting op de motie.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik heb vier moties. Ik begin snel. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ieder land, en zeker Nederland, een relatief klimaatslimme landbouw kent met relatief hoge opbrengsten;

constaterende dat de huidige Europese Commissie demissionair is;

verzoekt de regering, bij de nieuw te vormen Europese Commissie alleen in te stemmen met een Commissaris voor Milieu die stuurt op milieudoelen en niet op de wijze waarop deze gerealiseerd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (33037).

De heer Geurts (CDA):
De tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de artikelen 112 tot en met 121 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (POR-regeling) mogelijkheden zitten om de mestverwerking te stimuleren;

verzoekt de regering, een nieuwe POR-regeling voor de zogenaamde uitbreiding buiten rechten in te stellen conform de bestaande regeling;

verzoekt de regering tevens, de bestaande POR-regeling voor de huidige deelnemers zonder einddatum te verlengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Lodders en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (33037).

De heer Geurts (CDA):
De derde motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aanscherping van de derogatienorm voor zand- en lössgebieden en de 80%-voorwaarde voor grasland met name betrekking hebben op de uitspoelingsrisico's die op het bouwland van derogatiebedrijven als gevolg van de derogatie ontstaan;

overwegende dat bedrijven nu geen ruimte hebben om alleen voor grasland derogatie toe te passen, terwijl dat netto een positief effect zou kunnen hebben op het beperken van uitspoeling;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor het mogelijk maken van een derogatie van 250 kilogram stikstof voor alleen grasland voor bedrijven die geconfronteerd dreigen te worden met een generieke derogatienorm van 230 kilogram en voor bedrijven die niet aan de voorwaarde van minimaal 80% grasland kunnen voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (33037).

De heer Geurts (CDA):
Het zij opgemerkt dat deze motie met name van de SGP, van de heer Dijkgraaf, is. Eigenlijk ben ik mede-indiener.

De vierde motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het instellen van productierechten een nationale bevoegdheid is en niet in het actieprogramma thuishoort;

overwegende dat de Europese Commissie de doelen bepaalt maar dat de manier waarop een nationale bevoegdheid is;

overwegende dat de regels te laat bekend zijn geworden en de Nederlandse landbouw al volop het land bewerkt;

constaterende dat de Europese Commissie demissionair is;

verzoekt de regering, onderhandelingen over de derogatieperiode 2014-2017 voort te zetten met de nieuwe Commissie en ervoor te zorgen dat productierechten geen onderdeel uitmaken van het vijfde actieprogramma;

verzoekt de regering tevens, de regels op basis van de derogatie vierde actieprogramma (2010-2013) voor 2014 te laten gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (33037).

U hebt ontzettend snel gesproken, mijnheer Geurts. Dat is knap, maar u ging daarbij wel behoorlijk over uw spreektijd heen. Misschien kunt u in het vervolg iets selectiever zijn met wat u in uw motie zet. Er zijn een aantal vragen voor u.

Mevrouw Lodders (VVD):
De eerste motie begrijp ik niet. Ik zal die op mijn gemak lezen, en dan kan ik er in de termijn van de staatssecretaris een vraag over stellen, indien nodig. Het gaat mij nu even om de laatste motie, over het opschorten van de onderhandelingen. Als argument noemt de heer Geurts het feit dat de Europese Commissie demissionair is. Is hij ervan op de hoogte dat de individuele lidstaten in het Nitraatcomité goedkeuring moeten geven aan het derogatieverzoek van Nederland?

De heer Geurts (CDA):
Het korte antwoord is: ja, daarvan ben ik me bewust. Er komen echter nieuwe verkiezingen. Dat zal een andere samenstelling van het Europees Parlement teweegbrengen. Ik hoop dat dat gevolgen heeft voor hetgeen de Europese Commissie aan het Nitraatcomité zal adviseren. Dat is namelijk het belangrijkste: als de Europese Commissie een positief advies aan het Nitraatcomité geeft, zijn we al een heel stuk verder.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ben blij met dat korte antwoord. Ik denk dat we een heel groot risico nemen met het opschorten van de onderhandelingen. Wil de heer Geurts, en daarmee het CDA, dat voor zijn rekening nemen? Daarnaast vraag ik de staatssecretaris of zij een inschatting kan maken van dat risico.

De heer Geurts (CDA):
Ik zie op dit moment veel praktische knelgevallen. We hebben rond één uur, half twee een brief van het kabinet gehad, maar daarin wordt niet ingegaan op de knelgevallen. Ik kon dus niet anders dan deze motie indienen. Ik weet niet hoe het mevrouw Lodders vergaat, maar ik krijg dit onderhandelingsresultaat niet uitgelegd in de zalen waar ik voor sta. Dit is een onwerkbare situatie. Er komen problemen met toeslagrecht als we dit op deze manier doorzetten. Ik kan de lijst nog wel langer maken, maar mevrouw Lodders was vanmiddag ook bij de petitieaanbieding door LTO en heeft dus de oproep meegekregen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Realiseert de heer Geurts zich dat met het indienen van zijn laatste motie de hele derogatie op het spel staat?

De heer Geurts (CDA):
Ik zie dat anders, mevrouw …

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Dikkers is de naam.

De heer Geurts (CDA):
Sorry, ik verwar uw naam vaak met die van mevrouw Dik-Faber. Vandaag dragen jullie bovendien bijna dezelfde kleur.

Ik realiseer me dat dit niet makkelijk is, maar als we op deze weg doorgaan, krijgen we heel veel knelgevallen. In het laatste stuk van mijn motie verzoek ik de regering om wat er in 2013 gold, ook door te trekken naar 2014. Er komt dus geen gat wat mij betreft.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Volgens mij komen er pas grote knelpunten als deze motie wordt aangenomen en de derogatie niet doorgaat. Ik denk dat de heer Geurts dan een nog veel groter probleem heeft in de zaaltjes waar hij staat.

De heer Geurts (CDA):
Dat is een constatering. Als we op deze weg doorgaan met wat er op dit moment voorligt, dan zijn bedrijven genoodzaakt om drijfmest af te voeren en kunstmest aan te voeren. Ik zie de eerste voorbeelden al voorbijkomen waarbij melkveehouders ervoor kiezen om het hele jaar rond hun melkvee op stal te zetten, niet omdat ze dat willen, maar omdat ze dat moeten.

De voorzitter:
We gaan niet het hele debat overdoen, mijnheer Geurts. Ik vraag u kort te reageren.

De heer Geurts (CDA):
Ik zal het in twee zinnen proberen. Wij spreken in de Kamer regelmatig over duurzaamheid en leggen de sector zware eisen op. Als dit daarvan de uitkomsten zijn, lijkt me dat niet wenselijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik kom met een geheel tegengesteld geluid onder het motto "maak van Nederland geen megastal".

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om af te zien van het voornemen om de regeling ontheffing Meststoffenwet opnieuw in het leven te roepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 1991 met de Nitraatrichtlijn is afgesproken om de watervervuiling door nitraten uit agrarische bronnen terug te dringen en verdere verontreiniging te voorkomen;

constaterende dat Nederland nu met het vijfde actieprogramma wederom voor een periode van vier jaar toestemming vraagt om weer meer te vervuilen dan is toegestaan;

spreekt uit dat dit de laatste keer is dat Nederland om derogatie van de Nitraatrichtlijn vraagt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering wel een meldpunt heeft ingesteld voor ondernemers die een mestvergister of mestverwerkingsinstallatie willen bouwen maar daar geen vergunning voor krijgen, maar niet voor burgers die zich zorgen maken over de gevolgen van een mestinstallatie in hun buurt;

verzoekt de regering, een meldpunt in het leven te roepen waar burgers hun zorgen en klachten kunnen uiten over mestvergisters en mestverwerkingsinstallaties in hun omgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de onzekerheid voor ondernemers en burgers over de toekomst van ons mestbeleid nu wel lang genoeg heeft geduurd;

verzoekt de regering om ondernemers en burgers in ons land duidelijkheid te geven en te besluiten om de dierproductierechten te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het hoog tijd is voor een duidelijke norm voor grondgebonden productie in de melkveehouderij;

verzoekt de regering om voorstellen uit te werken voor een maximale productienorm van liters melk per hectare,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (33037).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb een drietal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het begrip "grondgebondenheid" voor velerlei uitleg vatbaar lijkt;

verzoekt de regering, met een kwantitatieve en niet voor meerdere uitleg vatbare definitie van "grondgebondenheid" te komen die vanuit de wetenschap wordt erkend, waarvan mestverwerking buiten het bedrijf geen onderdeel uitmaakt, en zich daar in verdere correspondentie en debat met de Kamer aan te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de eisen aan de derogatie, het loslaten van de melkquotering, de huidige mestfraude en de veranderende houding van mestexportland Duitsland ertoe leiden dat er een enorm mestverwerkingsprobleem op Nederland afkomt;

overwegende dat het reduceren van het aantal landbouwhuisdieren een methode is om van dit probleem af te komen;

verzoekt de regering, een integrale studie te laten verrichten, voortbouwend op de quickscan van het Landbouw Economisch Instituut, die het economische verlies van een reductie van de veestapel afzet tegen de winst op het gebied van gezondheid, ruimtelijke ordening, milieu, natuur, leefbaarheid, imago van de landbouw en de vervangende economische activiteiten, zoals duurzame vormen van landbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de koe in de wei een belangrijke bijdrage levert aan het Nederlandse cultuurlandschap en het welzijn van de koeien bevordert;

overwegende dat de regering van mening is dat of grondgebondenheid of mestverwerking voorwaarden zijn voor groei van de melkveehouderij;

verzoekt de regering om groei van de melkveehouderij uitsluitend toe te staan bij die bedrijven die grondgebonden zijn en waarbij voor de koeien weidegang gegarandeerd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (33037).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie eist dat melkveehouders in hun bouwplan 80% grasland moeten hebben als zij in aanmerking willen komen voor derogatie;

overwegende dat veel melkveehouders hun bouwplan voor 2014 al hebben vastgesteld, hun land al hebben ingezaaid en hierbij zijn uitgegaan van 70% grasland;

van mening dat voorkomen moet worden dat melkveehouders door deze maatregel onevenredig getroffen worden;

verzoekt de regering om in overleg met de Europese Commissie maatwerk toe te passen als zich in 2014 knelpunten voordoen rond de eis van 80% grasland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een meerderheid van de Kamer zich uitgesproken heeft voor het afschaffen van de dierrechten zodra er een evenwicht op de mestmarkt is bereikt;

overwegende dat de Europese Commissie nu in ruil voor derogatie van de gebruiksnormen eist dat de pluimvee- en varkensrechten in ieder geval tot en met 2017 gehandhaafd worden;

overwegende dat voorkomen moet worden dat pluimvee- en varkenshouders nog vier jaar in onzekerheid zitten over de status van de dierrechten na 2017;

verzoekt de regering, in gesprek te blijven met de Europese Commissie over de uitvoering van het actieprogramma Nitraatrichtlijn en zich hierbij in te zetten voor het zo spoedig mogelijk laten vervallen van de dierrechten, mits er evenwicht op de mestmarkt is bereikt, en daarbij ook de geplande evaluatie van de Meststoffenwet in 2016 te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in verschillende commissies en werkgroepen wordt gewerkt aan het wegnemen van concrete knelpunten rondom mestverwerking op het gebied van het ruimtelijk beleid;

overwegende dat er veel onduidelijkheid is over de mestverwerkingscapaciteit en de locaties waar mestverwerking kan plaatsvinden;

overwegende dat voldoende mestverwerkingscapaciteit een noodzakelijke voorwaarde is om het nieuwe mestbeleid inclusief een POR-regeling te doen slagen;

verzoekt de regering, op zeer korte termijn in overleg te treden met provincies en gemeenten over het wegnemen van specifieke belemmeringen om mest te kunnen verwerken en de Kamer periodiek inzicht te geven in de gerealiseerde mestverwerkingscapaciteit voor 2015 en verder,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb een vraag over de tweede motie van mevrouw Dik-Faber met betrekking tot de dierrechten. Wil zij die dierrechten los zien van de derogatie en daarme de derogatie al dan niet in gevaar brengen? In dit verband roep ik in herinnering het debat dat we hebben gehad over de nieuwe Mestwet waarin moties om dierrechten voor met name de pluimveehouderij af te schaffen niet zijn gesteund door de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We hebben inderdaad in november of december een uitvoerig debat gehad over de mestverwerking en het al dan niet afschaffen van de dierrechten. Dat debat is gevoerd. Ik zie mij nu geconfronteerd met de nieuwe situatie. Een aantal maanden geleden ging ik er nog van uit dat dit gewoon een nationale bevoegdheid is. Ik zie mij nu geconfronteerd met de situatie dat de Europese Commissie hier een stem in gaat krijgen, doordat de dierrechten en de derogatie aan elkaar gekoppeld zijn. Nu kunnen we achteroverleunen en wachten tot 2017 en pas dan gaan kijken hoe Nederland ervoor staat, maar ik vind dat een onwenselijke situatie. We hebben met elkaar ook afgesproken om in 2016 te gaan evalueren. Dus laten we de komende jaren goed in de gaten houden hoe het gaat met de mestverwerking. De Europese besluitvorming staat, dus die kan ik nu niet veranderen. Ook daarover hebben we uitvoerig gesproken, maar binnen die hele context heb ik een motie ingediend om zo veel mogelijk recht te doen aan de toekomstperspectieven van agrariërs.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik denk dat mevrouw Dik-Faber en ik heel dicht bij elkaar zijn gekomen, maar afgelopen november/december was natuurlijk al duidelijk dat met name de pluimveesector zijn mestverwerking op orde had, terwijl de fractie van de ChristenUnie haar steun niet uitsprak. Ik hoop dat we elkaar de komende vier jaar ook kunnen vinden als het gaat om de monitoring en de verdere ontwikkelingen op dit punt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We gaan er vast en zeker nog vele debatten over voeren. Ik heb in november/december ook verwezen naar het rapport van het PBL en de WUR. Dat rapport is inmiddels beschikbaar. Ik denk dat ik het hier nu bij kan laten, want de situatie is zoals die is. We hebben op dit moment te maken met de derogatie die is gekoppeld aan de dierrechten. Binnen die status quo heb ik deze motie ingediend.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Voorzitter. Allereerst complimenten aan de staatssecretaris voor het überhaupt binnenhalen van de derogatie. Het is namelijk lang niet zeker geweest dat dit zou lukken, want het stuit op grote problemen in zowel de melkveesector als andere sectoren die zich nog steeds voor de dierrechten gesteld zien. Wij zien ook dat het alternatief allerminst aantrekkelijk was. We snappen de kritiek heel erg goed, maar we zijn ook wel heel erg blij dat de derogatie toch binnengehaald is. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de uitbreiding van de veestapel mestverwerking vereist wordt, maar dat er onvoldoende zicht en zekerheid is op de beschikbaarheid hiervan;

overwegende dat er fraude plaatsvindt met mest;

van mening dat te allen tijde voorkomen moet worden dat er meer mest wordt uitgereden dan is toegestaan op basis van de milieugrenzen;

verzoekt de regering, de komende drie jaar de productie, het gebruik, de verwerking en de export van mest zorgvuldig te monitoren en hierover de Kamer jaarlijks te rapporteren;

verzoekt de regering tevens, nationale en internationale meststromen die logischerwijze duiden op fraude in beeld te brengen en hier acties op te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109 (33037).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de grondgebonden melkveehouderij past in het Nederlandse cultuurlandschap;

van mening dat het onwenselijk is om dichte melkveestallen te introduceren, zoals we reeds kennen in bepaalde sectoren van de intensieve veehouderij;

verzoekt de regering om de groei van de melkveehouderij te faciliteren via grondgebondenheid en weidegang in het geval dat markt- en ketenpartijen hierin zelf onvoldoende zouden slagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110 (33037).

Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft gevraagd om vijf minuten schorsing. Het zijn veel moties. Ik geloof ook dat de leden zelf misschien de ene of de andere motie nog graag een keer willen nalezen. Ik stel dus voor om te schorsen tot 16.45 uur. Dan gaan wij over tot de beantwoording.

De vergadering wordt van 16.37 uur tot 16.45 uur geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik zou graag eerst een paar opmerkingen willen maken ter inleiding op mijn adviezen over de achttien moties die zijn ingediend.

De voorzitter:
Wij tellen negentien moties.

Staatssecretaris Dijksma:
U hebt gelijk, het zijn er negentien.

Voorzitter. Het verkrijgen van derogatie is iets wat je moet verdienen. Het is een gunst, geen recht. Om derogatie te krijgen, moeten lidstaten overtuigend laten zien dat de doelen van de Nitraatrichtlijn niet in gevaar komen. Zij moeten alle andere lidstaten daarvan overtuigen. Nederland heeft flink zijn best moeten doen om ook de Commissie te overtuigen, want in delen van het land voldoen wij niet aan de norm van de Nitraatrichtlijn. De onderhandelingen over de derogatie waren dus een "uphill battle", zoals ik ook eerder in het debat heb gezegd.

De heer Geurts zou liever zien dat wij het derogatievoorstel dat de Europese Commissie op 23 april in het Nitraatcomité in stemming wil brengen, afwijzen en dat wij opnieuw gaan onderhandelen. Ik denk dat het goed is om de consequenties hiervan te schetsen. Nederland heeft namelijk in 2014 al geen derogatie. De derogatie die Nederland had, is op 31 december jongsleden onherroepelijk vervallen. In geen geval kunnen wij daar gedurende het onderhandelingstraject gebruik van maken. Dit betekent dat alle boeren die in 2013 nog 250 kilogram stikstof uit dierlijke mest mochten aanwenden, terugvallen op de standaardnorm uit de Nitraatrichtlijn. Die is, zoals de Kamer weet, 170 kilogram stikstof per hectare. De overige mest moet worden afgevoerd.

In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat 60% van de boeren die in 2013 van derogatie gebruikmaakten, ook toen al ten minste 80% grasland in het bouwplan hadden. Zij kunnen dus sowieso zonder problemen aan de nieuwe voorwaarden voldoen. Als je voor die groep — ik zeg het erbij: wij hebben het op de achterkant van een sigarenkistje uitgerekend — kijkt naar wat het kost als zij in dit jaar niet 230 of 250, maar 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest mogen aanwenden, dan kom je dus voor die groep alleen al op een bedrag aan extra kosten van zeg tussen de 85 en 100 miljoen aan schade. Daar blijft het niet bij. Omdat er veel meer rundermest op de markt komt, kunnen er verdringingseffecten optreden en stijgen bijvoorbeeld de kosten van verwerking van varkensmest.

Van de boeren die niet gerekend hadden op 80% grasland in het bouwplan, zal een deel het bouwplan misschien alsnog willen aanpassen en dat ook kunnen doen. Ik begrijp echter heel goed dat het voor een aantal boeren echt zal gaan knellen. Een aantal woordvoerders, onder wie mevrouw Lodders, hebben daar indringend aandacht voor gevraagd. Ik ben bereid om, daar waar echt sprake is van een knelpunt, te zoeken naar een "adequate oplossing", zoals mevrouw Lodders het formuleerde. Maatwerk zal daarbij geboden zijn, zeg ik tegen mevrouw Dik-Faber. Ik moet uiteraard nog bezien, ook graag in overleg met betrokken organisaties, hoe wij daaraan vormgeven, maar het is mijn ambitie om die knelpunten op te lossen. Ik beloof hier ook dat ik dat zal doen.

Ik wil dus wel dat Nederland de derogatie krijgt. Ik denk dat wij zowel in landbouwkundig als in milieukundig opzicht een goed resultaat hebben bereikt; het maximaal haalbare resultaat. Als ik voor zalen sta — dat zeg ik dan ook maar tegen de heer Geurts — wil ik de mensen geen knollen voor citroenen verkopen. Dan wil ik niet doen alsof ik in Brussel bij de Commissie belletje ga trekken, met als enige resultaat dat ik met lege handen thuiskom. Dat is iets wat ik mij vanuit mijn positie niet kan of wil veroorloven, ook niet voor al die boeren die ik zojuist heb genoemd, die grote schade zullen lijden als wij doen wat de heer Geurts mij vraagt. Ik hoop dat hij begrijpt dat ik zowel de motie op stuk nr. 96 als die op stuk nr. 97, die beide leiden tot het heropenen van de onderhandelingen, met klem ontraad.

De heer Geurts (CDA):
Ik vind het ongelofelijk knap van de staatssecretaris dat zij haar coalitiepartner van de VVD op deze manier uit de wind heeft gehaald. Die coalitiepartner heeft in de media heel grote woorden gesproken over de derogatie. Vandaag heb ik daar niks over gezien. Mijn complimenten voor de staatssecretaris. Zij heeft gesproken over de knelgevallenregeling. Hoe ver gaat die regeling? Er kunnen ongelofelijk veel van dergelijke gevallen ontstaan. Ik denk aan boeren die nu extra drijfmest moeten gaan afvoeren en kunstmest moeten gaan aankopen. Vallen ook dit soort situaties hieronder? Gaat de staatssecretaris al die gevallen individueel oplossen?

Staatssecretaris Dijksma:
Misschien eerst een opmerking over de eerste opmerking van de heer Geurts. De partij van de heer Geurts heeft jarenlang mensen als vooruitgeschoven post geleverd om derogatie te verkrijgen. Ik had van de heer Geurts verwacht dat hij beter wist dan de opdracht waarmee hij mij vandaag op pad wil sturen. Wat hij vraagt, leidt ertoe dat een heleboel mensen, ook van zijn achterban, in de zalen waar hij spreekt, onherroepelijk in heel grote problemen komen. De heer Geurts wijst naar anderen, maar misschien moet hij heel even naar zichzelf kijken.

Dan de knelgevallen. Laten wij in overleg met de mensen die het aangaat, bekijken wat mogelijk is. Ik heb een paar voorbeelden gehoord. Ik denk dat wij ook aan de Commissie duidelijk moeten maken dat wij ons aan de voorwaarden houden en dat wij in Nederland tegelijkertijd zelf onze knelgevallen moeten oplossen. Wij zullen daarover communiceren met de Kamer en met de mensen die het betreft. Ik wil dit graag bespreken met de organisaties die vanuit de praktijk kunnen aangeven waar zij tegen aanlopen. Laten wij samen die handschoen oppakken. Dan hebben wij in diezelfde zalen misschien nog een verhaal waarmee wij mensen tegemoet kunnen komen. Want daar ben ik wel op uit.

De heer Geurts (CDA):
Ik gaf een compliment en krijg iets anders terug. Ik laat dat even passeren, want het is niet ten nutte van de discussie. Het gaat om mensen die al keuzes gemaakt hebben, die contracten hebben gesloten met grondruil, die problemen hebben met toeslagrechten als zij nu naar 80% gras zouden moeten gaan. Uit de woorden van de staatssecretaris begrijp ik dat al die problemen opgelost worden.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb vastgesteld dat er knelgevallen zijn. In reactie op de motie van mevrouw Lodders en de motie van mevrouw Dik-Faber zal ik dat opnieuw doen. Een aantal leden heeft heel indringend aangegeven waar ze precies zitten. Laten wij om de tafel gaan zitten. Laten wij het oplossen. Het betekent niet dat ik iedereen altijd aan het eind van de dag overal tevreden zal hebben, maar ik zal mijn inzet hier aan u geven. Die inzet is klip-en-klaar: ik wil een adequate oplossing en daar doe ik mijn best voor. Dat is iets wat mensen moeten horen en waar zij op moeten kunnen rekenen.

Ik kom op de motie van mevrouw Lodders en de heer Dijkgraaf op stuk nr. 92 over de jaarlijkse monitoring. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel erover graag aan de Kamer. Ik zal de effecten van het vijfde actieprogramma monitoren en ik zal uiteraard ook aansluiten bij de monitoringprogramma's die al lopen, zodat wij ook het effect van het vijfde actieprogramma ten opzichte van die van de eerdere actieprogramma's kunnen zien. Wij moeten dan een stijgende lijn kunnen waarnemen. Ik zal een voorstel voor een pilot uitwerken en de Kamer daarover informeren.

Dan de motie van mevrouw Lodders en de heer Dijkgraaf op stuk nr. 93. Daarin wordt mij gevraagd om knelpunten adequaat op te lossen. Ik heb zojuist al uitgelegd dat ik deze motie van harte wil uitvoeren. Ik beschouw haar in die zin als ondersteuning van beleid en wil het oordeel erover graag aan de Kamer overlaten.

In de motie op stuk nr. 96 verzoekt de heer Geurts de regering om bij de benoeming van de nieuwe Commissaris voor milieu in te stemmen met een Commissaris die stuurt op milieudoelen en niet op doelrealisatie. Misschien is het goed om even met de leden door te nemen hoe een benoeming van een Commissaris gaat. Een Commissaris wordt door een lidstaat voorgedragen en vervolgens in een hoorzitting in het Europees Parlement bevraagd door de Europarlementariërs. Uiteindelijk stemt het Europees Parlement over de vraag of een Commissaris al dan niet benoemd moet worden. Ik verwijs de heer Geurts vriendelijk naar zijn collega's in het Europees Parlement. Zij kunnen een beoogd milieucommissaris het vuur na aan de schenen leggen. Overigens lijkt mij verstandig om milieucommissarissen vooral te vragen om te doen waar zij voor aangesteld zijn.

De voorzitter:
Ontraadt u de motie?

Staatssecretaris Dijksma:
Ja. In mijn uitleg heb ik vastgesteld dat ook hier de heer Geurts mij vraagt om iets te doen wat ik niet kan doen. Als hij het dichter bij huis zoekt, komt hij misschien eerder tot een oplossing.

De voorzitter:
De uitleg was helder, maar het is altijd fijn als u die afsluit met een oordeel.

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter, u hebt volstrekt gelijk.

Ik zal de POR-regeling opnieuw openstellen. Ik heb vandaag in een brief aan de Kamer laten weten dat varkens- en pluimveehouders die hun veestapel uitbreiden, gedeeltelijk ontheffing kunnen krijgen van de verplichting om voldoende dierrechten te hebben. Ik denk dat het goed is dat wij een positieve stimulans invoeren voor mensen die hun mestverwerking op orde hebben. Er is wel de voorwaarde dat de hele fosfaatproductie van deze bedrijven buiten de Nederlandse landbouw moet worden gebracht. De groei van de varkens- en pluimveestapel kan ook niet het nationale fosfaatproductieplafond in gevaar brengen. Het gaat altijd om een gemaximeerde regeling. Dat gold ook voor de oude regeling. Ik zal met de sector overleggen, de regeling voorbereiden en de Kamer informeren. Ik beschouw de motie van de heer Geurts hierover als ondersteuning van het beleid, maar dat wist de Kamer al.

De voorzitter:
Ondanks het mooie oordeel, toch een vraag van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):
Ik ben er heel blij mee, maar het dictum onder "verzoekt voorts" heeft met de huidige deelnemers te maken. Daar ging de brief van het kabinet niet over. Ik heb een heel simpel verzoek. Wil de staatssecretaris daar eens heel goed naar kijken? Zij wil toch met de sector overleggen. Als zij dit toezegt, ben ik bereid om de motie aan te houden.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat is goed.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (33037, nr. 94) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb mijn oordeel al gegeven over de motie op stuk nr. 95 en de motie op stuk nr. 97.

De motie op stuk nr. 98 moet ik ontraden. Zij past niet bij de reactie die ik zojuist heb gegeven op de door de heer Geurts ingediende motie en ook niet bij de brief die de Kamer eerder vandaag heeft gekregen.

De motie van mevrouw Ouwenhand op stuk nr. 99 moet ik ook ontraden. Er staat dat dit de laatste keer is dat Nederland om een derogatie vraagt. Derogatie is landbouwkundig en milieukundig verantwoord. Je moet er alleen wel iets voor doen. Dit is niet de laatste derogatie. Dat is ook niet mijn verwachting.

In de motie op stuk nr. 100 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering om een meldpunt voor burgers in te stellen waar zij hun klachten over mestvergisters kunnen indienen. Burgers kunnen hun klachten altijd kwijt bij gemeentelijke milieupunten. Die meldpunten zijn er al. Het is niet nodig om een extra meldpunt te realiseren. Deze motie wil ik ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vraag mij af of de staatssecretaris wel eens met burgers heeft gesproken die hebben geprobeerd om bij gemeentelijke instanties te klagen. Ik kan haar vertellen dat die mensen zich niet gehoord voelen. Zij hebben niet het gevoel dat hun gezondheidsklachten serieus worden genomen. Zij zitten letterlijk met de handen in het haar. Het lijkt mij dat de staatssecretaris toch minstens op de hoogte wil zijn van de effecten van die mestvergisters op het woongenot van burgers in ons land.

Staatssecretaris Dijksma:
Daarvan wil ik zeker op de hoogte zijn. Ik kan niet overzien of het klopt wat u zegt, want gemeenten zijn heel verschillend in de manier waarop zij zich organiseren. Men heeft die meldpunten en ik vind dat mensen daarvan goed gebruik moeten kunnen maken. Anders is er altijd nog een ander meldpunt, en dat ben ik meestal zelf. Ik krijg natuurlijk ook mails van burgers die zich zorgen maken over zaken. Wij proberen die altijd goed te beantwoorden, vaak in overleg met gemeenten of provincies. De vergelijking met het meldpunt voor knelpunten in de vergunningverlening vind ik echter niet juist. Dat hebben wij in het debat ook met elkaar gewisseld, maar ik heb nu nog een paar extra argumenten gegeven waarom ik uw voorstel toch moet ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat klopt. In het debat heb ik hierover ook gezegd dat wij konden voorzien dat die vergunningen er niet makkelijk zouden komen. Toch ben ik heel benieuwd of de staatssecretaris in ieder geval bereid is om op zoek te gaan naar wat dit betekent voor de leefomgeving van mensen. Zou zij kunnen toezeggen dat zij de Kamer laat weten wat haar bevindingen in dezen zijn? Ik heb het gevoel dat het, als er al bij gemeentes wordt geklaagd, niet doordringt tot het ministerie en dat de staatssecretaris geen idee heeft wat dit betekent voor de effecten op de woonomgeving en de gezondheid van mensen. Het lijkt mij dat zij zich daarvan wel een beeld zou moeten vormen.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat zijn net iets te veel veronderstellingen in één, waarbij er voetstoots van uit wordt gegaan dat wij niet weten wat er aan de hand zou zijn en dat wij ons daarvoor niet openstellen. Dat moet ik echter met klem tegenspreken. Als er klachten zijn, kunnen die gemeentelijk worden gemeld. Als het nodig is, wordt er ook altijd overlegd met ons departement. Mevrouw Ouwehand suggereert dat die routes er niet zijn of dat die niet gebruikt kunnen worden, maar volgens mij zit dat anders. Helaas kan ik mevrouw Ouwehand hier dus niet mee van dienst zijn.

Datzelfde geldt voor de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 101, die mij vraagt om dierrechten niet af te schaffen of, andersom gezegd, dierrechten te behouden. De ambitie is om dierrechten af te schaffen als dat verantwoord kan. Dat heeft te maken met het evenwicht dat op de mestmarkt moet worden bereikt. Wel zullen de dierrechten in deze periode van derogatie behouden blijven, maar ik moet de motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 102 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering om voorstellen uit te werken voor de maximale melkproductie per hectare. Ook deze motie wil ik ontraden. De grondgebondenheid wordt straks ingevuld in een nieuw stelsel voor verantwoorde groei van de melkveehouderij. Ik wil daarover om te beginnen overleg voeren, ook met allerlei maatschappelijke betrokkenen, van landbouworganisaties tot en met Natuur & Milieu en anderen. Het lijkt mij dus niet goed om op voorhand zo'n verzoek te honoreren. Daarom ontraad ik de motie.

De motie van de leden van de SP op stuk nr. 103 moet ik ook ontraden. Nogmaals, de definiëring van grondgebondenheid komt aan de orde in het wetsvoorstel voor verantwoorde groei. De indieners kunnen ook nog overwegen om de motie aan te houden, maar als zij die in stemming brengen, moet ik die echt ontraden. Laten wij het wetsvoorstel gewoon via een normale, ordentelijke procedure in de Kamer brengen, inclusief het maatschappelijk debat. Laten wij daaraan niet op voorhand allerlei zaken verbinden.

De heer Van Gerven (SP):
Tijdens het debat was er onduidelijkheid over de precieze betekenis van "grondgebondenheid". Dat is de reden dat wij deze motie hebben ingediend. De motie vraagt de regering om "grondgebondenheid" opnieuw te definiëren, zodat daarover geen misverstand bestaat. Dat is toch in lijn met het betoog dat de staatssecretaris zojuist hield met betrekking tot de vorige motie?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik zeg ook niet dat wij die duidelijkheid niet gaan geven, maar u vraagt mij om die nu al te geven. Ik wil dat doen in samenhang met een presentatie van het wetsvoorstel aan de Kamer.

De heer Van Gerven (SP):
In de motie staat dat de definitie wetenschappelijk geborgd moet zijn en dat er geen discussie over is, dus dat in ieder geval vanuit de wetenschap wordt gezegd dat dit een goede definitie is. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij ernaar streeft om dat de uitkomst te laten zijn van haar zoektocht?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik vind dat heel lastig. Het gaat niet alleen over een wetenschappelijk geborgde definitie, maar ook over een maatschappelijk geborgde definitie. Wij zullen het overleg over dat stelsel starten met zowel de wetenschappers als de agrariërs en de milieu- en natuurorganisaties. U loopt te ver voor de troepen uit.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 104 van de leden Van Gerven en Smaling, die om een wel heel breed, heel groot en ongetwijfeld ook heel kostbaar onderzoek vraagt. Ik zie niet in wat de meerwaarde daarvan is ten opzichte van al bestaande onderzoeksprogramma's en onderzoeken. Ik zeg ook heel eerlijk dat ik niet zomaar de middelen heb om elke keer wanneer er weer een groot onderzoek wordt gevraagd, dat te honoreren. Ook om die reden moet ik deze motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 105 staat dat er alleen groei kan worden toegestaan, als weidegang gegarandeerd is. Wij hebben in de brief die u eerder hebt gekregen, een positie gekozen waarbij grondgebondenheid of mestverwerking aan de orde was. Ik wil ook om die reden deze motie nu ontraden. Laten wij eerst dat wetsvoorstel met elkaar bespreken voordat u van tevoren allerlei deuren dichtgooit waarvan u niet weet of u ze misschien ergens op een kier wilt hebben. Ik ben erg voor koeien in de wei, dus daar zijn wij het zeker over eens. Een aantal zaken moeten wij zeker nog onderzoeken, bijvoorbeeld het effect op de grondprijzen. Dat zijn zaken die wij nu nog niet kunnen voorzien. Om die reden ontraad ik ook deze motie.

De heer Van Gerven (SP):
Ik wil de motie op stuk nr. 105 best aanhouden, maar kan de staatssecretaris nog iets zeggen over het tijdpad van de wetsbehandeling?

Staatssecretaris Dijksma:
Wij doen een poging om de wet voor de zomer bij u te hebben. Dat is in ieder geval onze ambitie. Dat is best een stevige ambitie, toch? Ik hoop dat het lukt.

De heer Van Gerven (SP):
Dat lijkt mij ook een stevige ambitie. Ik zal mij er even op beraden of ik de motie aanhoud, want daar zit ook weer een tijd aan vast.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik begrijp het.

De voorzitter:
Vooralsnog wordt de motie op stuk nr. 105 gehandhaafd, tenzij de heer Van Gerven alsnog aangeeft dat hij die aanhoudt.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 106. Ik heb net bij de motie van mevrouw Lodders, die eigenlijk hetzelfde vraagt, gezegd: ondersteuning van beleid. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de motie op stuk nr. 106 van mevrouw Dik-Faber.

Het lijkt mij goed om de vinger aan de pols te houden; ik begrijp de opstelling van mevrouw Dik-Faber. Dat kunnen wij doen, als wij de monitoring doen zoals mevrouw Lodders heeft gevraagd. Ik beschouw de motie op stuk nr. 107 dan ook als ondersteuning van beleid. Zodra dat evenwicht op de mestmarkt is bereikt, zullen wij de gesprekken met de Commissie moeten starten, want daar kun je niet vroeg genoeg bij zijn. Zo zie ik de motie. Ik ben blij met de uitleg van mevrouw Dik-Faber dat zij daarmee de bestaande afspraak voor deze derogatieperiode accepteert. Dat woord past toch het meest bij de wijze waarop u met elkaar, althans deels, over het bereikte resultaat denkt.

In haar motie op stuk nr. 108 verzoekt mevrouw Dik-Faber om te overleggen met provincies en gemeenten en om inzicht te geven in gerealiseerde mestverwerkingscapaciteit. We zijn al in overleg. Het lijkt me prima om de Kamer op de hoogte te houden van de capaciteit die we realiseren. Ik laat het oordeel over de motie over aan de Kamer. Ik ervaar de motie als ondersteuning van beleid.

De motie van mevrouw Dikkers op stuk nr. 109 gaat over het monitoren van productiegebruik, verwerking en export en over het in beeld brengen van meststromen. Zij roept nadrukkelijk op om fraude hard aan te pakken. De motie is in mijn ogen ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel erover graag aan de Kamer over.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Ik ben blij met de beoordeling van de staatssecretaris. Als de rapportage jaarlijks naar de Kamer komt, zoals in het dictum staat, trek ik mijn motie in en ben ik blij met de beantwoording van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Dijksma:
Ja, ik denk dat we daar wel aan kunnen voldoen. Ik moet altijd even op de verwerkingscapaciteit van mijn eigen mensen blijven letten. Dat is ook nog een ding.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Dikkers/Schouw (33037, nr. 109) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dijksma:
Last but not least: de motie op stuk nr. 110 van mevrouw Dikkers. Ik onderstreep het belang van grondgebondenheid en weidegang. Het is een van de belangrijke routes die melkveehouders kunnen bewandelen om groei van hun bedrijf mogelijk te maken. Ook hiervoor geldt wat ik in relatie tot andere moties heb gezegd, namelijk dat de motie te vroeg komt. We gaan een heel traject rondom een wetsvoorstel tegemoet. Het lijkt me goed als we de kans krijgen om iets aan de Kamer voor te stellen. Ik vraag mevrouw Dikkers of zij het mogelijk acht om de motie aan te houden. Anders vrees ik dat ik de motie nu niet kan ondersteunen en dat is dan ook weer jammer.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Ik acht dat wel mogelijk. Ik houd de motie aan.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dikkers stel ik voor, haar motie (33037, nr. 110) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik ben daarmee gekomen aan het einde van mijn inbreng. Ik dank de leden voor hun moties. Ik hoop op steun voor de derogatie. Het is echt belangrijk dat we die binnenhalen. Want een ding lijk je bijna te vergeten als je hier zo staat, en dat is dat het nog wel moet gebeuren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister. Stemmingen over de moties zijn morgen.

De vergadering wordt van 17.11 uur tot 18.33 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanpassing regeerakkoord

Aanpassing regeerakkoord

Aan de orde is het debat over de aanpassing van het regeerakkoord.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister-president en de minister van Financiën van harte welkom bij dit debat. Mevrouw Thieme heeft mij gevraagd om u mee te delen dat zij niet meedoet aan het debat omdat zij ziek is. Aan het debat doen wel elf andere mensen mee. Als eerste geef ik het woord aan de heer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Wij weten allemaal nog hoe het regeerakkoord werd gesmeed: via een kaartspel, het uitruilen van verkiezingsbeloften. "Wil jij het feest der nivellering? Dan maak ik de overheidsfinanciën op orde. Jij de strafbaarstelling van illegaliteit, dan ik het kinderpardon." Geen visie, geen samenhang, maar hier een beetje rood en daar een beetje blauw. Het ongemak bij de PvdA over de strafbaarstelling van illegaal verblijf leidde ertoe dat de kaarten opnieuw werden geschud. Een nieuwe uitruil. Het kaartspel ging door. "Jij geen strafbaarstelling illegaal verblijf, dan ik 500 miljoen voor een hogere arbeidskorting." Het was een vervolg op: "Jij geen inkomensafhankelijke zorgpremie, dan halen wij wel 250 miljoen van infrastructuur af." Weet u nog: eind 2012? Niet de problemen van de samenleving staan bij het ruilen centraal, maar de problemen in de coalitie, ofwel de politieke winst- en verliesrekening.

De CDA-fractie heeft er voortdurend op gewezen dat bij het kaartspel één kaart is vergeten, namelijk die van de werkgelegenheid. De werkloosheid loopt dit jaar verder op naar 650.000 mensen, ofwel 7,25%. De onzichtbare werkloosheid onder zzp'ers is daarin nog niet eens meegenomen. Zij hebben te maken met een gemiddelde inkomensdaling van 17% ten opzichte van 2008. De enorme lastenverzwaring en nivellering van dit kabinet kosten banen. Dat blijkt glashelder uit analyses van het Centraal Planbureau. Tegelijkertijd lopen de overheidsuitgaven verder op: ongeveer 24 miljard in deze kabinetsperiode en bijna 6 miljard in 2015. Mijn vraag aan de minister-president is dan ook: waarom wordt dit momentum niet aangegrepen om een start te maken met een echte hervorming van het belastingstelsel? Is hij het met het CDA eens dat de tijd rijp is om te kiezen voor een eenvoudiger stelsel met lagere tarieven, zoals ook de commissie-Van Dijkhuizen bepleit? Minister Dijsselbloem heeft daar al eens wat over geroepen, alsook staatssecretaris Wiebes en vandaag weer minister Asscher. Maar er gebeurt niets.

In dat kader zou je een hogere arbeidskorting natuurlijk kunnen verwelkomen als een stapje in de goede richting, ware het niet dat de middeninkomens in 2015 weer hard worden geraakt. Zo blijkt uit de CPB-raming voor 2015 dat het belastingtarief in de eerste schijf omhooggaat met 0,7%, dat de zorgpremie stijgt met €140 en het eigen risico met €50, dat de toeslagen — de zorgtoeslag en de ouderenkorting voor middeninkomens — omlaaggaan, bijvoorbeeld voor ouderen met een klein aanvullend pensioen, en dat gezinnen met kinderen en alleenstaande ouders worden geraakt door de afbouw van de kindregelingen. Er is sprake van maar liefst 5,75 miljard euro aan lastenverzwaringen voor gezinnen in 2015.

Is de minister-president het met mij eens dat nog volstrekt onduidelijk is wat de balans voor de middeninkomens is? Kan hij aangeven waarom het kabinet niet met voorrang de accijnsverhoging terugdraait? Die levert immers niet alleen werkloosheid op in de grensstreek, maar ook minder inkomsten voor de Staat: 400 miljoen minder in 2013 en al meer dan 130 miljoen minder in het eerste kwartaal van dit jaar.

De CDA-fractie wil constructief-kritisch blijven meedenken over meer banen door lagere lasten, net als in 2013, maar dan wel met een deugdelijke financiële dekking, door minder uit te geven en geen lasten te verschuiven. Iedereen heeft het nu ineens over meevallers, maar waar treden die meevallers eigenlijk op? De schatkist is leeg, zei de minister-president. En inderdaad: het Centraal Planbureau voorspelt in zijn recente raming een tegenvaller van 250 miljoen euro. Dat staat op pagina 67, voor de meelezers. Waarom denkt het kabinet het beter te weten dan het CPB? Zo wordt er bijvoorbeeld gespeculeerd over meevallers in de curatieve zorg, maar juist daarbij plaatst het CPB grote kanttekeningen. Vindt de minister-president het anticiperen op meevallers serieus en financieel solide? Wat is plan B als deze meevallers niet optreden? Bezuinigen we dan op departementen, als we de PVV mogen geloven, waarbij defensie, infrastructuur en veiligheid al zijn uitgesloten? Kan de minister-president bevestigen dat die uitzonderingen hard zijn? Dan blijven namelijk zorg, sociale zekerheid en onderwijs over. Hoe verhoudt zich dat tot de wens van de PvdA om juist voor zorg extra geld te vragen? Kortom, mijn fractie heeft veel vragen en ziet veel mist. Ik zie de antwoorden van de minister-president met veel interesse tegemoet.

De heer Bontes (Bontes):
Voorzitter. Hoe lager de belastingen, hoe beter. Ik ben dan ook erg blij dat het kabinet ervoor heeft gekozen om de arbeidskorting te verhogen. Het is goed dat mensen met een bruto jaarinkomen tot €49.000 gebruik kunnen maken van de maximale korting. Het is tevens goed dat mensen met een inkomen tussen de €49.000 en €90.000 bruto volgend jaar een belastingvoordeel zullen ontvangen van €300. Het is zeer rechtvaardig dat deze groep mensen met middelhoge inkomens nu eindelijk eens een voordeeltje krijgt. Die groep betaalt immers het overgrote deel van de inkomensbelasting. De mensen met een bruto jaarinkomen vanaf €40.000 betalen samen, schrik niet, 92% van alle inkomstenbelasting en 62% van alle sociale verzekeringspremies! Zij vormen de ruggengraat van Nederland; zij zijn de nettobetalers van de Nederlandse verzorgingsstaat en betalen vrijwel alles.

Het Nederlandse stelsel van inkomstenbelasting was al een van de meest genivelleerde stelsels ter wereld. Het is dan ook goed dat de extra nivellerende maatregelen van dit kabinet nu deels worden teruggedraaid. Te veel partijen hebben een obsessie voor de minima. Hogere belastingen zijn een vloek, belastingverlaging is altijd een goed idee; zeker waar het gaat om de belasting op arbeid en zeker in tijden van crisis. Pleit ik daarmee voor het laten oplopen van het begrotingstekort en de staatsschuld? Nee, zeker niet. Als de overheid te veel geld uitgeeft, dan moet de overheid minder geld uitgeven en niet de belastingen verhogen.

Iedereen weet dat er sprake is van een deal tussen de twee coalitiepartijen, tussen de VVD en de Partij van de Arbeid. De hogere arbeidskorting en de lagere lasten waren niet gerealiseerd als het voornemen om illegaliteit strafbaar te stellen niet was opgegeven. Ook als onafhankelijk lid van uw Kamer, voorzitter, ben ik voorstander van het strafbaar stellen van illegaliteit. Natuurlijk is geen mens illegaal, maar illegaal verblijf in ons land zou wel strafbaar moeten zijn. Ik ben voorstander van het bestraffen van illegaal verblijf, al begrijp ik dat het voorstel dat er lag wel heel erg veel weg begon te krijgen van symboolpolitiek. Zo vraag ik mij af hoe de boetes die aan illegalen zouden worden opgelegd, geïnd hadden moeten worden. Dat betekent echter niet dat wij weg moeten kijken van de problemen die de illegaliteit met zich meebrengt. Illegalen horen in ons land eenvoudigweg niet thuis.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Vorige week heeft een grote uitruil plaatsgevonden. Zoals gebruikelijk met dit verstandhuwelijk tussen de VVD en de PvdA wordt ons weer eens de slechtste van twee werelden gepresenteerd: de PvdA krijgt de illegalen en de VVD krijgt 500 miljoen voor de hogere inkomens. Iedereen is blij behalve Nederland, maar de coalitie kan weer een tijdje door.

We hebben in ons land zo'n 100.000 illegalen. Over de hele wereld gaat nu de tamtam dat Nederland een premier heeft die voor een generaal pardon is en waar illegaliteit geoorloofd is. We zien nu al de effecten. Vorig jaar groeide het aantal asielzoekers met 4.000 en daalde het aantal vreemdelingen in detentie met 2.000. Dat wordt alleen maar erger. Er komen meer asielzoekers dankzij het generaal pardon en straks komen er ook meer illegalen dankzij deze uitruil. Het is de zoveelste belofte die gebroken wordt door de VVD. We hadden al de "€1.000 van Rutte", we hadden "werkend Nederland verdient lagere belastingen", "minder regels, meer banen", "de hypotheekrenteaftrek staat als een huis" en "geen cent naar Griekenland". De VVD heeft nu werkelijk haar laatste puntje weggegeven. Eerlijk is eerlijk: ze krijgt er wel 500 miljoen lastenverlichting voor terug. Maar wie houdt ze voor de gek? Het kabinet bezuinigt 21 miljard, waarvan dit jaar alleen al 9 miljard. Het ergste moet dus nog komen. Voor volgend jaar staat alweer een nieuw kamikazepakket klaar. De ouderenzorg wordt wegbezuinigd, de huren gaan verder omhoog, de pensioenopbouw gaat eraan en de hypotheekrenteaftrek wordt verder versoberd. De heer Van Hijum zei het al: uiteindelijk gaan de lasten voor gezinnen volgend jaar met 5,75 miljard omhoog. Dus hoezo lastenverlichting? Dit is geen lastenverlichting, maar hooguit iets minder lastenverhoging voor een kleine groep. Het is slechts een doekje voor het bloeden.

De PVV pleit al jaren voor echte lastenverlichting. Wil je de economie vlottrekken, dan moet je de lasten voor burgers met miljarden verlagen. Je moet de btw verlagen en die belachelijke accijnsverhoging terugdraaien. Dit kabinet kiest voor faillissementen. We lazen vandaag dat 192.000 bedrijven vorig jaar hun deuren sloten. Dit kabinet kiest voor een recordaantal werklozen van 700.000 en laat miljoenen wegstromen naar het buitenland door de domme accijnsverhoging. De PVV kiest voor Nederland.

Tot slot heb ik één vraag. Is de arbeidskorting van €300 structureel of betekent de maatregel dat de reeds geplande aanpassing een jaartje naar voren wordt gehaald? We lezen allemaal in het Belastingplan dat in 2016 de arbeidskorting sowieso met €300 zou worden verhoogd. Praten we hier over een ordinaire kasschuif en heeft de VVD zich met een kluitje in het riet laten sturen, of praten we hier over structureel geld?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik heb goed naar de heer Van Dijck geluisterd. Stel dat er 500 miljoen aan meevallers is. Daar horen we de regering straks over, want ik moet nog maar zien dat dit hard is. Stel even dat dit hard is. Vat ik de woorden van de heer Van Dijck goed samen als ik zeg dat hij dit bedrag op een andere manier aan lastenverlichting wil uitgeven dan hier wordt voorgesteld?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Wij vinden sowieso dat het niet meer strafbaar stellen van illegaliteit een belachelijke dekking is voor die 500 miljoen. Als er echter een meevaller van 500 miljoen is, zouden wij dit geld teruggeven aan alle Nederlanders. Dit kan door de accijnsverhoging terug te draaien. We zijn het er Kamerbreed over eens, behalve de coalitiepartijen, dat de accijnsverhoging meer geld kost dan oplevert. Maar wij zouden bijvoorbeeld ook de btw verlagen.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat betekent dat de PVV op zich de richting steunt, even los van het strafbaar stellen van illegaliteit, want dat is een afzonderlijk issue. Dat was iets met de PvdA, dacht ik. De PVV steunt dus wel het idee dat een meevaller voor lastenverlichting moet worden ingezet. De discussie gaat dus alleen nog over de smaak van het ijsje, maar het ijsje zelf, daar staat de PVV achter?

De heer Tony van Dijck (PVV):
De PVV is voor lastenverlichting. Zoals zij in haar verkiezingsprogramma heeft laten zien kun je door lastenverlichting de economische groei aanzwengelen en de werkgelegenheid en het tekort terugdringen. Het kwartje is alleen nog steeds niet gevallen in vak-K.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Samsom moet opgelucht zijn. Heel Nederland was hij doorgestruind om recht te praten wat krom is, en zich hard te maken voor het strafbaar stellen van illegaliteit. Dat valt echter niet recht te praten. Uiteindelijk bleek ook het strafbaar stellen gewoon niet haalbaar. Als de PvdA niets had gedaan, had ze er waarschijnlijk niets voor hoeven inruilen. Maar het werd wel ingeruild voor iets heel kostbaars, namelijk eerlijk delen, voor zover dat al niet was ingeruild. Vorig jaar gingen namelijk van alle inkomens de laagste inkomens er het hardst op achteruit. Ook dit jaar zien wij hetzelfde patroon. In de cijfers die het Centraal Planbureau onlangs heeft uitgebracht, zien we dat hogere inkomens er goed op vooruit gaan terwijl de laagste inkomens er nauwelijks op vooruitgaan. Laten we niet vergeten dat die al jarenlang koopkrachtdaling achter de rug hebben. Iemand die een ton verdient, krijgt er in 2014 maar liefst elf keer zoveel bij als iemand met een modaal inkomen. Dan zegt de heer Zijlstra dat hij niveleringsmoe wordt. Ja, ja.

Wat moet de VVD-fractie hebben gedacht bij deze deal? Wij verliezen een punt, dit punt, maar onderhandelaars als wij zijn, willen wij er wel iets voor terug, en hé, waarom geven we geen cadeautje aan de rijke bevolking? Ik moet toegeven dat de leden van VVD-fractie betere onderhandelaars zijn dan die van de PvdA-fractie. Maar durf je jezelf dan nog wel in de spiegel recht aan te kijken? Hoe kan dit nu? De heer Zijlstra heeft de afgelopen maanden steeds geroepen dat er geen geld was om uit te delen, maar nu is daar ineens wel die 500 miljoen om uit te delen aan de hoge inkomens. Ik zeg er nadrukkelijk bij: het zijn echt de hoge inkomens. De regeling gaat in bij een inkomen van €42.000 en driekwart van de mensen zit onder die grens.

Kamerleden willen nog weleens vergeten dat wij hier allemaal grootverdieners zijn. Als wij per jaar een ton verdienen, waarom zou je ons dan €300 geven? Ik geloof er niets van dat iemand hier in de zaal zegt: mooi, ik heb €300 gekregen, wat zal ik daar volgend jaar eens van gaan doen? Waarschijnlijk niets. Dat geeft meteen aan dat je zeer je vraagtekens kunt zetten bij het stimulerende effect dat van dit extraatje voor de grootverdieners uitgaat. Is het niet idioot dat er het afgelopen jaar juist een bijna vergelijkbaar bedrag is weggehaald bij de huurders, die een hogere huur krijgen vanwege de verhuurdersheffing. Is het niet idioot dat we het rijkste deel van de bevolking, het rijkste kwart, 500 miljoen cadeau doen, terwijl wij hetzelfde bedrag volgend jaar weghalen bij de thuiszorg? Dat in een tijd waarin juist steeds meer mensen zijn aangewezen op die thuiszorg omdat ze steeds minder vaak terechtkunnen in verzorgingstehuizen.

Is het in dit verband overigens niet verstandig, zeg ik ook tot de Kamer, om even te wachten met de behandeling van de voorstellen voor de Wmo en de Wet langdurige zorg? Als fracties hierover in de onderhandelingen immers iets eisen, kun je toch niet ondertussen die wetten al invoeren? Dan kunnen wij mogelijk ook al die gedwongen verhuizingen voorkomen.

Maar het wordt nog erger … Dit is een mooie cliffhanger.

De voorzitter:
Ik dacht: ik laat u even uw tekst afmaken, maar nu u zo'n stilte laat vallen, geef ik het woord aan de heer Bontes.

De heer Bontes (Bontes):
De heer Merkies noemt mensen met inkomens vanaf €49.000 bruto per jaar die een belastingvoordeel krijgen van €300, grootverdieners. Ik maak daar bezwaar tegen en vraag aan de heer Merkies om daarop te reageren. Dat zijn namelijk de mensen die gewoon in de Rotterdamse haven in de volcontinu werken, die bij Shell in de Botlek werken, die een normale baan hebben. Die zitten rond dat salaris. Hoe komt de heer Merkies bij "grootverdiener" als je het hebt over salarissen vanaf €49.000?

De heer Merkies (SP):
Ik heb ons hier grootverdieners genoemd. Wij verdienen hier een ton. Waarom zou je dan €300 willen? Deze regeling gaat in vanaf een inkomen van €42.000. Vanaf €49.000 ontvang je het bedrag inderdaad helemaal. Onder de €42.000 zit al driekwart van de bevolking. Die 500 miljoen is echt iets voor het rijke deel van de bevolking.

De heer Bontes (Bontes):
De heer Merkies noemt in een adem de hele groep "grootverdieners". Daartegen maak ik bezwaar, want dat is echt onzin. Nogmaals, dat salaris van €49.000, waarbij je het bedrag volledig ontvangt, wordt verdiend door de normale werkende mensen die Nederland op de been houden. Die snakken naar lastenverlichting.

De heer Merkies (SP):
Dit is dus een beetje de perceptie van de heer Bontes, die denkt vanuit zijn perspectief als iemand die een ton verdient. Inderdaad, iemand die een ton verdient is nog meer grootverdiener dan iemand die €49.000 verdient. Maar ook iemand die €49.000 verdient … Een inkomen van €32.500 is modaal, laten wij dat niet vergeten.

Maar goed, het wordt dus nog erger, want met het Herfstakkoord was ook al besloten om een douceurtje te geven aan het allerrijkste deel van de bevolking in Nederland door de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting te stoppen bij de vierde schijf. Ook dat kostte 500 miljoen. In totaal is er dus 1 miljard naar het rijkste kwart van de bevolking gegaan. De rest krijgt niets. Ik wil graag van minister Dijsselbloem weten of dit cadeau van 500 miljoen nu keihard vastligt en of dit bij hem, net zoals bij de heer Samsom, ook als een steen op zijn maag ligt. En waar wordt dit geld nu eigenlijk weggehaald? Je komt toch al snel terecht bij de zorg en de sociale zekerheid als het niet mag worden weggehaald bij veiligheid, defensie of infrastructuur. Ik vraag me dan ook af wat er over is van het "eerlijk delen".

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. De deal die je wist dat ging komen: geen strafbaarstelling van illegaliteit voor de Partij van de Arbeid en minder nivelleren voor de VVD. Dat is een feest voor iedereen, ook voor D66. Het verlagen van de belasting op arbeid en het schrappen van de strafbaarstelling van illegaliteit kan dan ook op onze instemming rekenen. Het strafbaar stellen van illegaliteit mag dan vooral symbolisch zijn, maar het was wel foute symboliek. Ik vind het dan ook verstandig dat dit zure voorstel diep wordt weggestopt in de la van staatssecretaris Teeven. Mijn vraag aan het kabinet is wel of hier geen addertjes onder het gras schuilen. Staatssecretaris Teeven heeft bijvoorbeeld toegezegd dat vluchtelingenkinderen niet meer in de cel terechtkomen. De toezeggingen om het asielbeleid humaner te maken, zijn toch niet samen met deze afspraken over de strafbaarstelling van illegaliteit verdwenen?

Mijn fractie vindt ook het verlagen van de belasting een goede zet. Wij zien voorzichtige, positieve cijfers over de economie, export en investeringen. Twee cijfers blijven echter zorgelijk. In de eerste plaats dalen de bestedingen van consumenten in 2014 voor het vierde jaar op rij. Tegelijkertijd zien wij de werkloosheid nog steeds oplopen. D66 pleit daarom voor een verlaging van de belasting op arbeid. Dat is goed voor de koopkracht en goed voor de werkgelegenheid. Het verhogen van de arbeidskorting is ook een verstandig idee, maar waarom krijgen alleen de hoge inkomens dit voordeel? Het effect van belastingverlaging op de consumptie is juist het grootst bij de mensen met een laag inkomen. Zij geven het namelijk sneller uit, terwijl de mensen met hoge inkomens weleens meer willen gaan sparen. Niet alleen de mensen met hoge inkomens, maar ook die met een modaal of laag inkomen kunnen wel wat lastenverlichting gebruiken. D66 wil daarom 1 miljard lastenverlichting geven aan iedereen. Belastingverlaging kan alleen als wij daarvoor ook geld vrijmaken. De overheidsfinanciën zijn echter nog niet op orde. Ook volgend jaar hebben wij nog een tekort van 12 miljard euro op de begroting. Het mag dan wel iets beter gaan met de begroting, maar wij kijken nog steeds tegen dat grote tekort en die grote schuld aan. Bij een tekort van meer dan 12 miljard euro is er dus geen ruimte voor ongedekte cheques. Ik hoop dat het kabinet zich dat ook realiseert. Ik hoor graag van de minister van Financiën op welke wijze het kabinet deze 500 miljoen euro belastingverlaging gaat dekken.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik maak er bezwaar tegen dat de heer Koolmees het heeft over lastenverlichting. De heer Koolmees bedoelt: minder lastenverzwaring. De heer Koolmees heeft het over 1 miljard verlaging in de eerste schijf, maar hij weet net zo goed als ik dat komend jaar de eerste schijf met 1 miljard omhooggaat. Met andere woorden: de heer Koolmees belooft de bevolking lastenverlichting, maar de bevolking krijgt per saldo helemaal niets. De bevolking krijgt minder lastenverzwaring. Ik wil dat de heer Koolmees het eerlijke verhaal vertelt.

De heer Koolmees (D66):
Het klopt dat de belastingen de afgelopen jaren, sinds 2010, zijn opgelopen. Sterker nog, bij ongewijzigd beleid is de belastingdruk volgend jaar de hoogste sinds 1999. Ik geef de heer Van Dijck daarin helemaal gelijk. Tegelijkertijd zien wij ook dat de oorzaak van die belastingverhoging bijvoorbeeld zit in de stijging van de zorguitgaven, wat leidt tot hogere zorgpremies en daarmee tot een lager besteedbaar inkomen. Als je daar belastingverlaging tegenover zet, zorg je voor een beter koopkrachtbeeld en dus voor lastenverlichting. Daar richt ons voorstel zich op. De heer Van Dijck heeft echter helemaal gelijk dat de belastingen en premies alleen maar zullen oplopen als wij niks doen, als wij de belastingen niet verlagen en als wij niets doen aan de stijging van de zorguitgaven. In tegenstelling tot wat de heer Van Dijck altijd zegt, is het dan ook verstandig om juist wel maatregelen te nemen in bijvoorbeeld de gezondheidszorg of de sociale zekerheid om op die manier de overheidsfinanciën houdbaar en de belastingen betaalbaar te houden.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik heb het niet over de zorguitgaven, maar over het feit dat volgend jaar de eerste schijf met 1,5 miljard omhooggaat. De heer Koolmees maakt goede sier door te zeggen dat de belasting in de eerste schijf met 1 miljard wordt verlaagd. Nee, dan gaat die nog steeds met 0,5 miljard omhoog. Met andere woorden: als de heer Koolmees het heeft over "lastenverlichting", dan bedoelt hij "minder lastenverzwaring".

De heer Koolmees (D66):
Ik heb de heer Van Dijck in eerste instantie gelijk gegeven. Inderdaad, als je niets doet, als je geen bezuinigingen doorvoert, als je geen hervormingen doorvoert, dan leidt dat er alleen maar toe dat de belastingen zullen blijven oplopen. Het heeft onder andere te maken met de stijgende zorguitgaven. Dan is het dus noodzakelijk om daarop maatregelen te nemen. Tegelijkertijd vindt D66 het belangrijk dat de lasten weer teruggaan naar het niveau van voor de crisis, vandaar ons voorstel om de belastingen weer te verlagen. Nu het economisch wat beter gaat, willen we er ook voor zorgen dat de economische structuur wordt verbeterd door de lasten te verlagen.

De heer Merkies (SP):
De heer Koolmees merkt terecht op dat deze 500 miljoen alleen bij de hoge inkomens terechtkomt. Zegt hij nu: deze moet van tafel, en in plaats daarvan komen wij met 1 miljard? Of zegt hij: wij plussen het nog eens op met 500 miljoen? Hij zegt dat hij niet van ongedekte cheques houdt. Dan is uiteraard mijn vraag aan hem: waar gaat hij die miljard vandaan halen?

De heer Koolmees (D66):
Ik geef gelijk een antwoord op die tweede vraag. Dat is juist ook de vraag die ik aan de minister van Financiën stel. Sorry, de minister van Financiën corrigeert mij: hij heeft niet 1 miljard beloofd maar 500 miljoen. De vraag aan de minister van Financiën is: hoe wordt die 500 miljoen gedekt? We horen en lezen immers allemaal dat er meevallers zijn aan de uitgavenkant en dat die hiervoor worden ingezet, maar ik ben wel heel benieuwd naar het antwoord van de minister van Financiën zo meteen, in zijn eerste termijn.

Over het eerste punt zeg ik het volgende. We hebben vorig jaar in het Herfstakkoord inderdaad, zoals de heer Merkies in zijn eigen inbreng ook zei, de inkomensafhankelijke algemene heffingskorting — een verschrikkelijk woord, maar zo heet het nu eenmaal — voor de hogere inkomens hersteld. Dat was voor een bedrag van 500 miljoen. Tegelijkertijd hebben we echter voor 1,8 miljard euro aan lastenverlichting in de eerste schijf gegeven. De eerste schijf is het belastingtarief dat iedereen betaalt, ook de lage inkomens. Het voordeel is juist het grootste voor de mensen met een laag inkomen. Immers, het is voor iedereen hetzelfde bedrag. De mensen met een laag inkomen profiteren daar meer van. Daarom stellen wij voor om de belastingverlaging vooral te stoppen in het tarief van die eerste schijf. Dat is ons voorstel. Wat er de komende weken en maanden gaat gebeuren, zullen we nog zien.

De heer Merkies (SP):
Dat is wel gek. Als je zegt dat nu 500 miljoen gaat naar alle mensen met een inkomen boven de €42.000, dan zou het logisch zijn om een eventuele volgende 500 miljoen te laten gaan naar de mensen met een inkomen onder de €42.000. In het voorstel van de heer Koolmees gaat het echter naar de eerste schijf. Dan geef je iedereen precies hetzelfde bedrag. Je kunt wel een percentage doen, maar het is uiteindelijk precies hetzelfde bedrag. Dit is dus niet iets waarmee je de 500 miljoen aan de hoge inkomens weer compenseert. Ik vind het verder toch een beetje gek dat je zegt dat je geen ongedekte cheques wilt, maar tegelijk niet zelf met voorstellen komt waarmee je aangeeft waar die 1 miljard vandaan komt.

De heer Koolmees (D66):
Sorry, dat laatste vind ik een vreemde opmerking van de heer Merkies. Ik heb niet het voorstel voor die 500 miljoen aan lastenverlichting gedaan. Dat komt van de coalitiepartijen en van het kabinet. Ik heb wel allerlei ideeën over de wijze waarop je dat zou kunnen financieren, bijvoorbeeld door de uitgaven te verlagen, door te kijken naar de gezondheidszorg of door te kijken naar de overheidsuitgaven, bureaucratie, efficiency en al dat soort dingen. Dat is echter niet het voorstel. Het voorstel ligt nu bij het kabinet. Ik vraag de minister van Financiën hoe hij die 500 miljoen gaat dekken. Dat in de eerste plaats.

In de tweede plaats heeft Alexander Pechtold een aantal weken geleden al laten weten dat wat ons betreft het tarief in de eerste schijf voor 1 miljard naar beneden gaat. Dat betekent voor iedereen een belastingvoordeel: voor de lage inkomens, voor de middeninkomens én voor de hoge inkomens. Dat is nog steeds ons voorstel.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik probeer nog even iets duidelijker te krijgen waar D66 precies voor staat. De fractievoorzitter van D66 heeft gezegd: deze 0,5 miljard voor de hoge inkomens is een goede eerste stap. Als ik het me goed herinner, is dit een letterlijk citaat. Het is in de visie van D66 dus kennelijk goed om eerst belastingvoordeel te geven aan de mensen met hogere inkomens. Daarna moet er dan iets komen waarvan iedereen profiteert. Als ik het goed begrijp, gaat dat dan om een bedrag van nog 1 miljard extra, of misschien 0,5 miljard. Ik weet het niet. Misschien kan de heer Koolmees het mij zeggen. Dan zeg je dus niet dat je als vervolgstap iets gaat doen voor de mensen die nu niets hebben gekregen — het gaat om de mensen over wie de heer Koolmees zelf zegt: zij gaan met hun extra inkomen het eerste consumeren, wat goed is voor de economie — en dat je je daar volledig op richt, maar dan spreid je het weer uit over iedereen. Als eerste stap doe je dus iets voor de mensen met hoge inkomens en als tweede stap iets voor iedereen, inclusief de mensen met hoge inkomens. Is dat een goede samenvatting van het standpunt van D66?

De heer Koolmees (D66):
Nee, dat is geen goede samenvatting. Ik zal dat deel uit mijn inbreng nog eens voorlezen: "Het verhogen van de arbeidskorting is verstandig, maar waarom krijgen alleen de hoge inkomens een voordeel?" Dat heb ik het kabinet gevraagd in mijn inbreng. De heer Van Ojik vat mijn inbreng dus niet adequaat samen. Daarnaast zou ik het liefst nog veel meer lastenverlichting op arbeid zien. Het enige wat achterblijft, is namelijk de consumptie van huishoudens, terwijl de economie, de export en de investeringen langzaam herstellen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de belastingverzwaringen en de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om het begrotingstekort terug te dringen. Als je aan de uitgavenkant van de begroting ruimte kunt vinden om de lasten te laten dalen, of — en dat zal de heer Van Ojik aanspreken — om de lasten te verschuiven, bijvoorbeeld door consumptie zwaarder te belasten en arbeid goedkoper te maken, dan is D66 daar een groot voorstander van.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nu begrijp ik het misverstand. Ik citeerde niet uit de inbreng van de heer Koolmees, maar uit de reactie van de fractievoorzitter van D66, die zei dat het een goede eerste stap was. De heer Koolmees vraagt het kabinet nu waarom het ervoor gekozen heeft het geld aan mensen met een hoger inkomen te geven. Die vraag heb ik dus ook. "Een goede eerste stap" impliceert dat je het een goed idee vindt om die eerste 0,5 miljard die kennelijk gevonden is — we horen straks waar — ten goede te laten komen aan mensen die meer verdienen dan €42.000.

De heer Koolmees (D66):
Volgens mij is wat ik vandaag heb gezegd heel helder. Volgens mij is het ook helder dat wij al een aantal weken pleiten voor lastenverlichting op arbeid. Die 500 miljoen wordt aangewend voor lastenverlichting op arbeid. In die zin is het een goede eerste stap. Tegelijkertijd heb ik daar de kanttekening bij gemaakt dat het mijn voorkeur heeft de tarieven in de eerste schijf te verlagen omdat het voordeel dan bij iedereen terechtkomt.

De heer Van Hijum (CDA):
Dat laatste begrijp ik heel goed, ook omdat het effect van het Herfstakkoord is dat het tarief in de eerste schijf omhoog gaat in plaats van omlaag. Daar gaat mijn vraag echter niet over. Mijn vraag is, mede gelet op de achtergrond van de heer Koolmees bij het ministerie van Financiën, welke richtinggevende betekenis je zou moeten toekennen aan het CEP, de CPB-raming, bij het opstellen van de contouren van de begroting. Is de heer Koolmees met mij van mening dat, als je dat stuk goed leest, er helemaal geen sprake is van meevallers, maar juist van tegenvallers: een uitgavenoverschrijding van 250 miljoen, niet alleen in 2015, maar ook in 2014.

De heer Koolmees (D66):
Laat ik eerst even ingaan op het tarief voor de eerste schijf. We hebben vorig jaar bij het Herfstakkoord voor 2014 afgesproken dat de belastingtarieven van de eerste schijf met 1,8 miljard verlaagd zouden worden voor 2014. We hadden graag gezien dat dit een structurele lastenverlichting was geweest, maar daar was geen geld voor, onder andere omdat het begrotingstekort teruggedrongen moest worden. Inderdaad, als je daar niets aan doet, gaat volgend jaar het tarief in de eerste schijf weer omhoog. Vandaar ons pleidooi om met name in de eerste schijf de belastingen te verlagen.

Verder vroeg de heer Van Hijum naar de richtinggevende betekenis van het CEP. In het CEP zit een inschatting van de stand van de overheidsuitgaven. Wat er echter niet in zit, is het overleg dat de heer Dijsselbloem voert met de vakministers over de mee- en tegenvallers op de begroting. De minister van Financiën is bezig met de gesprekken met de vakdepartementen. Het beeld dat de afgelopen dagen in de media naar voren is gekomen, laat zien dat er meevallers zijn in de sociale zekerheid en de gezondheidszorg.

De heer Van Hijum (CDA):
Dat mag dan het beeld van de afgelopen dagen zijn, maar volgens mij is het akkoord van vorige week, en toen werd er ook al gesproken over meevallers. Als ik echter het rapport van het Centraal Planbureau lees, dan zie ik alleen maar waarschuwingen voor mogelijke tegenvallers, ook in de zorg, en een totale netto-overschrijding van 250 miljoen euro. Ik vraag nogmaals of de heer Koolmees die constatering met mij deelt en een al te optimistische inschatting van meevallers dus eigenlijk ook onwenselijk vindt.

De heer Koolmees (D66):
De minister van Financiën heeft het meest actuele en meest accurate beeld van de stand van de overheidsfinanciën en -uitgaven. Hij krijgt namelijk directe informatie van alle vakdepartementen over uitgaven. Hij voert nu gesprekken met zijn collega's. Misschien kan hij in eerste termijn vertellen wat de stand van zaken is. Nee, aan zijn gezicht zie ik dat hij dat niet gaat doen. Het CEP geeft inderdaad een eerste inschatting van de stand van de overheidsuitgaven, maar de minister van Financiën heeft een beter en recenter beeld. Die heeft de vorige week laten weten dat er in die deal ruimte voor is. Nou, daar ga ik dan van uit. Ik heb ook de vraag gesteld aan de minister van Financiën hoe dit dan gedekt gaat worden. Dus ik ben ook benieuwd naar het antwoord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. De strafbaarstellng illegaliteit is van tafel, en dat is goed nieuws. Bij nader inzien was de maatregel kennelijk toch niet zo puur symbolisch als ons van PvdA-zijde de hele tijd werd voorgehouden. Plotseling bleek het voor de sociaaldemocraten toch een steen op de maag en dat gaf de doorslag. Niet de dreiging die er van strafbaarstelling voor illegalen uitgaat, namelijk dat ze steeds verder in de marge van de samenleving terechtkomen, maar de last die de Partij van de Arbeid er van had. Daarom krijgt de arme staatssecretaris Teeven nu, na wat hij ziet als het zuur van het kinderpardon, niet het zoet van de strafbaarstelling. En gelukkig maar. GroenLinks is daar blij mee.

De vraag blijft natuurlijk waarom dit allemaal zo lang heeft moeten duren. Een jaar geleden al gaf de fractievoorzitter van de VVD aan dat hij, als hij hierover benaderd zou worden, zeker zaken zou willen doen. En dat aanbod heeft hij verschillende keren herhaald. De PvdA reageerde stoïcijns. Pas toen er na de gemeenteraadsverkiezingen nieuwe onrust dreigde, trok de PvdA aan de bel. En zie: binnen 24 uur was het allemaal geregeld. Had dat nou niet eerder gekund, zo vraag ik ook aan de minister-president. Heeft hij ooit zelf actie ondernomen om dit ongemak van het regeerakkoord uit de wereld te helpen? Of was hij uiteindelijk meer de politiek leider van de VVD die wist dat als de PvdA noodgedwongen aan zou kloppen, de prijs zou kunnen worden opgeschroefd? Dat zou zomaar kunnen, want die prijs liegt er niet om. Een half miljard voor de hogere inkomens. En zeg niet dat de coalitiepartijen principes hebben uitgeruild tegen geld, want dan zal de VVD — de heer Harbers loopt nu net de zaal uit — haarfijn kunnen uitleggen dat de denivellering van 1 april voor de VVD wel degelijk ook een principiële kwestie is. En ik geloof dat ook wel, want anders valt het moeilijk te verklaren dat er in een tijd van toenemende armoede en miljarden bezuinigingen op de zorg, een half miljard wordt uitgedeeld aan de mensen met de hoogste inkomens. Deze maatregel draagt eraan bij dat werken meer loont, schrijft de minister-president in zijn 1 aprilbrief. Dat is feitelijk juist natuurlijk, maar waarom moet werken voor deze groep meer lonen? Gaan ze harder werken als ze er per jaar €300 bij krijgen? Loont werken voor mensen die meer dan €40.000 verdienen niet genoeg of zitten ze nu werkloos op de bank van hun riante salaris te genieten en verwacht het kabinet dat ze pas weer in actie komen omdat er met werken meer te verdienen valt? Ik begrijp het werkelijk niet. Ik hoop dat de minister-president en misschien de minister van Financiën mij dat toch nog eens kunnen uitleggen.

Vier keer in de afgelopen periode is het regeerakkoord aangepast om de sterkste schouders minder lasten te laten dragen. Eerst ging de inkomensafhankelijke zorgpremie van tafel. Bij het Herfstakkoord ging er een half miljard naar de hogere inkomens; de heer Merkies sprak er ook al over. Afgelopen september gingen ook de plannen voor een inkomensafhankelijk eigen risico in de zorg van tafel. En nu opnieuw een half miljard naar de hoogste inkomens. Ik ben helemaal klaar met nivelleren, zei de fractievoorzitter van de grootste regeringspartij dit weekend in een interview. Over welk nivelleren heeft hij het in hemelsnaam? Ik zou het niet weten. Snapt de minister van Financiën waar de heer Zijlstra op doelt en, zo ja, is hij het met hem eens?

Ik sluit af. Ik ben blij dat de strafbaarstelling illegaliteit van tafel is, hoewel ik niet snap waarom het zo lang heeft moeten duren. Verder vind ik het treurig dat het kabinet er met deze deal opnieuw voor kiest om schaars belastinggeld ten goede te laten komen van de mensen die dat het minste nodig hebben.

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Sinds een aantal maanden klimt Nederland langzaam uit het dal van de economische crisis. Dat herstel loopt langs de voor Nederland bekende route. Eerst de aantrekkende wereldhandel en export, dan de aantrekkende bedrijfsinvesteringen, vervolgens herstel van consumentenvertrouwen en, helaas als laatste, herstel van werkgelegenheid. Dat herstel op weg naar nieuwe banen in Nederland staat voorop voor de VVD. Daar moeten wij consistent aan werken. Het herstelbeleid is ook de kern van het regeerakkoord dat wij met de PvdA hebben gesloten. Dat regeerakkoord hebben wij vorige week op twee onderdelen gewijzigd. Wij zijn overeengekomen dat het wetsvoorstel inzake de strafbaarstelling van illegaliteit geen doorgang vindt en dat de inkomstenbelasting omlaag gaat, waarbij alle inkomens vanaf zo'n €40.000 belastingverlaging krijgen. Dat is een groep mensen die stevig heeft meebetaald aan het opvangen van de gevolgen van de crisis. De VVD is en blijft voor die strafbaarstelling, maar heeft oog voor de politieke realiteit dat deze op dit moment moeilijk te realiseren is. De VVD hecht ook aan lastenverlichting, als deze maar niet op de pof wordt gefinancierd. Deze lastenverlichting wordt nu gerealiseerd. Zeker als het in de vorm van arbeidskorting gaat, is het tegelijkertijd goed voor de werkgelegenheid en de koopkracht.

De VVD wacht de nadere voorstellen af van het kabinet om dit in de begroting voor de komende jaren te verwerken. Dank u wel.

De heer Van Hijum (CDA):
Dat was wel heel kort, maar gelukkig waren wij er nog op tijd bij. De heer Harbers zei dat herstel van werkgelegenheid in het regeerakkoord centraal staat, maar dat is volgens mij niet helemaal correct. Als het gaat om banengroei, scoort het regeerakkoord buitengewoon belabberd, door alle lastenverzwaringen en nivelleringen. Maar dat was even de aanloop. Mijn vraag is: kan de heer Harbers aangeven waar die 500 miljoen voor die lastenverlichting nu precies wordt gevonden? Waar is de meevaller?

De heer Harbers (VVD):
Wij hebben vorige week met het kabinet de afspraak gemaakt om voor volgend jaar een lastenverlaging te realiseren. Het kabinet heeft ons aangegeven dat dit inpasbaar is in de begroting. Als ik zeg dat het niet op de pof mag worden gerealiseerd, dus dat niet het tekort omhoog mag, dan zullen er structurele meevallers zijn. Voor de zekerheid hebben wij erbij gezegd dat, mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, een en ander gevonden zal moeten worden in de uitgaven, waarbij wij defensie, veiligheid en infrastructuur hebben uitgezonderd.

De heer Van Hijum (CDA):
Als dit de manier is waarop wij voortaan amendementen mogen indienen ... Het lijkt mij een buitengewoon merkwaardige gang van zaken dat je een regeerakkoord afspreekt en daarin intensiveringen afspreekt, zonder deugdelijke financiële dekking. De heer Harbers kan toch niet serieus menen dat er geen concrete afspraken over zijn gemaakt? Opnieuw mijn vraag: waar denkt de heer Harbers die meevallers te vinden? Is de afspraak over het ontzien van een aantal onderdelen in de begroting ook keihard? Staat dat wel ergens opgenomen?

De heer Harbers (VVD):
Het is nog altijd zo dat het kabinet ons een begrotingsvoorstel en een belastingplan voor volgend jaar voorlegt. Op het moment dat het kabinet ons — en overigens ook u en de hele Kamer — meldt dat men denkt dat dit inpasbaar is in de begroting, heb ik geen reden om daaraan te twijfelen en wacht ik de nadere voorstellen af. Zoals gezegd, hebben wij voor de zekerheid aangegeven dat, als die ruimte er onverhoopt niet is, wij het in de uitgaven moeten zien te vinden, waarbij een aantal categorieën is uitgezonderd.

De heer Merkies (SP):
Vervolgens zegt de heer Harbers er niet bij waar het dan van afgaat. Maar laat ik een vraag stellen aan de heer Harbers zelf. Stel dat u een ton verdient en maar €300 per jaar hoeft in te leveren, dan kunnen wij daarmee wel bereiken dat wij bijvoorbeeld niet die keiharde bezuiniging op de verzorgingshuizen hoeven door te voeren, waardoor mensen nu op grote schaal verplicht zijn te verhuizen. 800 van de 1.300 verzorgingshuizen moeten sluiten. Om dat te voorkomen hoeft u persoonlijk maar €300 in te leveren. Dat klinkt toch redelijk, of niet?

De heer Harbers (VVD):
Ik weet waar de heer Merkies naartoe wil. Ik breng in herinnering — ik heb eerdere sprekers al hierover gehoord — dat dit een maatregel is die voor alle inkomens boven de €40.000 geldt. Daar zitten heel veel mensen bij zonder hoog inkomen: gewoon de oudere leraar, de oudere politieagent, directiesecretaresses; mensen met heel normale beroepen, die er tot nu toe fors op achteruit zijn gegaan. Voor mensen met een inkomen onder de €40.000 wordt de arbeidskorting, dat wil zeggen het bedrag dat van de belasting afgaat als je werkt, de komende jaren al fors verhoogd. Dit is een groep mensen bij wie de rekening fors is neergelegd. Dat heette nivellering en daar waren wij het ook niet zo mee eens. Daarvan maken wij nu een stuk goed. Ik vind dat dit dan ook over de hele linie moet, bij mensen die in eerste instantie zwaar werden aangeslagen.

De heer Merkies (SP):
Zo zwaar werden ze niet aangeslagen, want ze hebben het afgelopen najaar nog een half miljard gekregen. Het gaat in bij €42.000. Weet de heer Harbers hoeveel iemand met een salaris van €42.000 hieraan overhoudt? Nul, want daar begint het pas. En dan loopt het door …

De heer Harbers (VVD):
Die heeft nog de maximale arbeidskorting.

De heer Merkies (SP):
… tot ver over de €100.000. De heer Harbers gaat niet in op mijn vraag. Is hij met een inkomen van een ton bereid om €300 in te leveren, zodat wij andere zaken voor elkaar kunnen krijgen, zoals het schrappen van de enorme bezuinigingen op de verzorgingshuizen?

De heer Harbers (VVD):
Wederom herhaal ik dat mensen met minder dan €42.000 het maximale voordeel hadden van de arbeidskorting. Het is niet zo dat wij daar iets weghalen of voor die groep mensen iets niet doen. Wat iedereen doet met uitgespaard belastinggeld, is aan iedereen persoonlijk. Wij maken hier dagelijks heel veel andere afwegingen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat wij ook in de toekomst in Nederland heel goede zorg overeind houden.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik vraag mij af hoe geloofwaardig de VVD nog is. Dit kabinet zat er nog niet of het kinderpardon werd geïntroduceerd. Dat is totaal niet des VVD's. Ik noem de btw op kunst en cultuur. Ik noem de ontwikkelingshulp, waar maar 200 miljoen van afgaat. Hypotheekrenteaftrek ging door het putje. Nivellering, nivellering, nivellering. De belastingen gingen omhoog. Er werden zelfs belastingen bij verzonnen. Ik noem de accijnzen. De publieke omroep krijgt er geld bij. En nu dit: de strafbaarstelling van de illegaliteit is van tafel. Het zijn allemaal punten die de VVD heeft opgegeven om dit kabinet te kunnen laten zitten. Wat is er in dit kabinet nog over van de VVD?

De heer Harbers (VVD):
Twee antwoorden. Er staat heel veel tegenover dat uit het hart van het VVD-verkiezingsprogramma komt, bijvoorbeeld de belofte om dit land financieel op orde te brengen, zodat wij weer ruimte hebben voor extra groei. Ik noem tal van hervormingen op het gebied van de arbeidsmarkt, het weer aan het werk krijgen van mensen, ingrepen in de sociale zekerheid, maatregelen in het onderwijs. Er staan dus tal van dingen tegenover voor de VVD.

Ook hier gaat het om twee standpunten die erg belangrijk zijn voor de VVD. Ons standpunt over de strafbaarstelling van illegaliteit hebben wij niet opgegeven. Het is op dit moment alleen niet te realiseren. Wij staan nog steeds achter de andere aanscherpingen; die komen er ook gewoon. Wij vinden nog steeds dat mensen die hier illegaal zijn, het land moeten verlaten. Er moet een actief terugkeerbeleid gevoerd worden. Wij zullen de staatssecretaris daarop aanspreken. Dat staat naast een ander standpunt van ons: wij houden niet zo van nivellering en wij vinden een lastenverlaging erg welkom.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Waar het om gaat is dat u al die standpunten van de VVD hebt laten varen. U krijgt er inderdaad een beetje WW-verkorting voor terug, maar dat is het dan ook. De vraag is dan ook hoe principieel de VVD nog is. Is het zo belangrijk om op dat pluche te blijven zitten of staat de VVD nog voor iets en voor de kiezer?

De heer Harbers (VVD):
De VVD staat in al haar vezels voor herstel van Nederland. Dat vergt ongelooflijk veel inzet. Dat vergt in de eerste plaats dat wij de overheid op orde krijgen. Op het moment dat wij een standpunt niet kunnen realiseren, maar een ander standpunt wel, is er geen verlies aan dingen die de VVD realiseert. Wij hechten zeer aan lastenverlaging, zeker aan verlaging van de arbeidskorting. Dat is goed voor de werkgelegenheid en de koopkracht. Dat kunnen wij op dit moment realiseren.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De heer Harbers zegt het een paar keer losjes: wij houden bij de VVD niet zo van nivelleren. Dat wist ik eerlijk gezegd al, maar kijk nou eens naar hoe dit kabinet begon. Ik zie de minister-president nog uitleggen dat hij misschien ook niet zo van nivelleren houdt, maar dat het in een tijd waarin het slecht gaat met Nederland heel normaal is dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Als de heer Harbers dat met mij eens is, hoe logisch is het dan om op het moment dat er een half miljard te verdelen is — wij horen straks nog waar het vandaan komt — dat te geven aan mensen die meer verdienen dan €42.000? Zijn dat echt de mensen die door de crisis het zwaarst getroffen zijn?

De heer Harbers (VVD):
Mensen met €42.000 zijn mensen met heel normale banen bij wie de afgelopen jaren ook een flink deel van de rekening van de crisis is terechtgekomen. Denk aan de verlaging van de arbeidskorting voor die groep. In veel gezinnen kwam daar ook de kinderopvangtoeslag voor tweeverdieners met een hoger inkomen bij. Dat zijn zomaar twee maatregelen waardoor ook die mensen hebben bijgedragen. Wij houden evenzeer van mensen met een inkomen onder die grens, maar juist voor hen hadden wij al een verhoging van de arbeidskorting in het regeerakkoord afgesproken. Die willen wij nu ook voor deze groep invoeren. Het gaat er overigens niet bij de een af terwijl het er bij de ander bij komt; nee, er komt ruimte omdat er minder wordt uitgegeven. Daarom willen wij voor deze mensen een stukje herstellen, omdat mensen met een inkomen boven de €42.000 inderdaad ook een stevige rekening hebben gehad.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De vraag was of de heer Harbers de stelling zou willen verdedigen dat de mensen die er nu een half miljard bij krijgen, de mensen zijn die het zwaarst door de crisis getroffen zijn. Natuurlijk gaat dat er wel voor anderen af! Je kunt het geld maar één keer uitgeven. Je moet miljarden bezuinigen en je kunt nu iets doen omdat je op wonderbaarlijke wijze ergens 500 miljoen hebt gevonden. Natuurlijk doet het er wel toe aan wie je dat geeft! De heer Harbers zegt: ik geef dat aan de mensen met een inkomen boven de €42.000, want dat zijn de mensen die heel veel aan de crisis hebben moeten bijdragen. Mijn vraag is dan heel simpel: is dat nou de groep mensen die door de crisis het zwaarst getroffen is, de groep waarover de minister-president het had toen hij zei dat dit kabinet ervoor zou zorgen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten zouden dragen? Zijn dat de mensen met een inkomen boven de €42.000? Dat is mijn vraag!

De heer Harbers (VVD):
Dit zijn de mensen die nog altijd de zwaarste lasten dragen en die dat sowieso al doen in ons belastingstelsel. Eerder hebben wij iets terug kunnen doen voor andere inkomensgroepen. Wij hebben bijvoorbeeld ook dit jaar de verlaging van de eerste schijf ingevoerd. Wij vonden het als VVD goed om voor deze groep, waarvoor eerder nivellerende maatregelen zijn genomen, een stuk van de nivellering terug te draaien. Inderdaad!

De heer Klein (50PLUS):
De titel van dit debat stelt dat het een aanpassing van het regeerakkoord betreft. Eigenlijk gaat het slechts om de aanpassing van het regeerakkoord op één punt, namelijk de strafbaarstelling van illegaliteit, die in het regeerakkoord stond en er nu door de VVD uitgehaald wordt voor de prijs van 500 miljoen. De VVD houdt nog steeds vast aan dat standpunt, want die strafbaarstelling staat voor de VVD nog steeds als een paal boven water. Dat is de ene kant. De andere kant is dat de heer Harbers een uitermate vaag verhaal heeft over de 500 miljoen. Hij weet niet waar het vandaan komt. Als het niet van links komt, komt het van rechts en kunnen er wellicht andere bezuinigingsmaatregelen getroffen worden. Hij kijkt wel hoe het gebeurt. Mijn vraag is heel simpel. Stel dat die 500 miljoen niet gevonden wordt, betekent dit dan dat de aanpassing van het regeerakkoord ook niet plaatsvindt?

De heer Harbers (VVD):
Ik heb helemaal geen vaag antwoord gegeven. Die 500 miljoen komt uit lagere uitgaven, punt. Het is aan het kabinet om straks bij de begroting die 500 miljoen lagere uitgaven te vinden. Wij hebben al een afspraak gemaakt voor het geval er geen meevallers zouden zijn. Overigens heeft het kabinet, zoals ik ook al eerder heb gezegd, de Kamer al meegedeeld dat het van oordeel is dat die ruimte er waarschijnlijk is.

De heer Klein (50PLUS):
Maar waar die 500 miljoen vandaan komt, is dus niet concreet. "Lagere uitgaven" is nu opeens een suggestie. Ik begreep even dat dit ook vanwege een lager begrotingstekort mogelijk was, maar goed, dit betekent dus dat wij zo meteen keuzes moeten maken over de bezuinigingen, die aanvullende mindere uitgaven. Als die uitgaven weer allemaal volstrekt asociaal zijn, waarmee de PvdA het natuurlijk niet eens kan zijn, en als ze vervolgens niet doorgaan, betekent dat dus dat het hele akkoord ook niet doorgaat.

De heer Harbers (VVD):
Dat is allemaal helemaal niet aan de orde. Wij hebben met het kabinet en twee coalitiefracties afgesproken dat aan de ene kant de strafbaarstelling niet doorgaat en dat aan de andere kant die lastenverlichting er komt. Het kabinet heeft al aangegeven dat het in structureel lagere uitgaven ruimte ziet om dat in te passen. En ik zeg er gelijk bij: als dat onverhoopt niet het geval zou zijn — onverhoopt, want dat is niet het geval — dan moet er inderdaad verder naar de uitgaven worden gekeken, maar het zal gebeuren.

De heer Van Hijum (CDA):
Nu had de VVD de kans om één maatregel in het regeerakkoord aan te passen. Waarom is niet gekozen voor die ene lastenverzwaring waarvan vaststaat dat die in de grensregio's veel banen kost en waarvan ook vaststaat — het moet kennelijk alleen in mei nog worden opgeschreven — dat die inkomsten kost, namelijk die verschrikkelijke accijnsverhoging? Waarom is daar niet op ingezet?

De heer Harbers (VVD):
Omdat wij het geld maar één keer kunnen uitgeven. Wij hebben ervoor gekozen om dat te doen via een belastingverlaging voor grote groepen. Eerder gingen de belastingen omhoog, wat wij ook niet wilden. Wij willen dat terugdraaien. Dat past ook bij de essentie van een regeerakkoord waarin je afspraken maakt over die dingen waarover twee partijen het niet eens zijn. Wij wilden de strafbaarstelling graag, maar die gaat niet door. Wij willen dus iets anders terug waarmee wij eerder een veer hebben gelaten.

De heer Van Hijum (CDA):
Dit suggereert dat de VVD vindt dat men eerder geen veer gelaten heeft bij het afspreken van een accijnsverhoging, terwijl iedereen al voorspelde dat het geld niet zou binnenkomen en dat het banen zou kosten. Ik stel mijn vraag opnieuw. Erkent de heer Harbers dat die problemen optreden en heeft hij overwogen om dit punt op te voeren in de gesprekken met de PvdA? Of heeft hij dat gedaan en waarom is daarvan afgezien?

De heer Harbers (VVD):
Je kunt wel honderd punten naar voren halen. Wij hebben gekozen voor het terugdraaien van een stukje nivellering. Het andere punt van de heer Van Hijum is echt voorbarig. Volgens mij hebben wij dat al honderd keer gewisseld hier in de Kamer. Wij wachten eerst de evaluatie af om te zien wat er echt aan de hand is met de accijnzen, dus ik vind dat een voorbarige stelling. Wij hebben gekozen voor belastingverlaging voor een grote groep mensen voor wie de belastingen eerst omhoog zijn gegaan. Dat kunnen wij nu gelukkig een stuk terugdraaien.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Vanavond spreken wij over de deal tussen de regeringspartijen, een merkwaardige koppelverkoop uit de hoge hoed: het niet strafbaar stellen van illegaliteit wordt uitgeruild tegen 500 miljoen aan lastenverlichting voor de middeninkomens en hogere inkomens. Het is een deal tussen de VVD en de PvdA, maar onbegrijpelijk, in samenspraak met het kabinet zoals de minister-president stelt in de brief van 1 april. Het is net een soort mislukte 1 aprilgrap. Juist een verstandige minister van Financiën laat ons voortdurend weten dat lastenverlichting op dit moment volstrekt onmogelijk is. Eerdere wensen van ons, van de VVD, van D66 en van anderen werden naar de prullenmand verwezen. Moeten wij nu concluderen dat dergelijke kabinetsberichten dat er geen mogelijkheden zijn, nu al niets meer waard zijn, als een kortetermijnpartijbelang van regeringspartijen afgekocht kan worden?

Eerst was er geen geld en vervolgens is er ineens, huppakee, 500 miljoen! Wat moet de burger wel niet denken van dit chaotische politieke toneelstukje? Het begrotingstekort lijkt misschien mee te vallen en ja, een fatsoenlijke dekking van dure plannetjes is niet meer nodig. Wij waren al niet erg onder de indruk van oproepen om plannen vanuit de Kamer te voorzien van een dekking, maar nu is het echt een farce geworden. Je anticipeert gewoon op een mogelijke meevaller en dan heb je het gedekt en kom je ermee weg. Hoe kan dit kabinet nu zeggen een solide financieel beleid voor te staan en tegelijk mooi weer spelen? Mooi weer spelen lijkt op spelen met vuur. Het teruglopen van het begrotingstekort met 9 miljard in 2013 is immers vooral te danken aan een verhoging van deels incidentele inkomsten. De overheidsuitgaven zijn vorig jaar toch nog met 1,8 miljard gestegen.

Hoe moet je de deal, de aanpassing van het regeerakkoord zelf, nu inhoudelijk beoordelen? 50PLUS vindt het op zichzelf een goede zaak dat de strafbaarstelling van illegaliteit van de baan is. Bestuursrechtelijk zijn er voldoende middelen om illegalen, ongewenste vreemdelingen, aan te pakken. Het is echter onjuist om iemand strafbaar te stellen voor het feit dat hij hier is zonder geldige verblijfspapieren, met de daarbij behorende strafrechtelijke gevolgen, die geen enkel doel treffen. Dat lost niks op en het is symboolpolitiek. In het regeerakkoord was de PvdA daarin getrapt, maar gelukkig is zij op dit punt bij zinnen gekomen.

De PvdA is echter weer volledig de weg kwijtgeraakt met de prijs voor dit heldere moment dat is ontstaan. Er is namelijk niets mis met een sociaal rechtvaardige lastenverlichting. Lasten moeten uit het oogpunt van rechtvaardigheid gelijkmatig worden verdeeld over alle huishoudens, over mensen die werken en mensen die hard gewerkt hebben.

Ik doel uiteraard op de gepensioneerden. Juist zij zijn de laatste jaren hard gepakt. Gepensioneerden hebben sinds 2011 veel meer koopkracht moeten inleveren dan andere groepen. De groep gepensioneerden is volgens het onlangs verschenen Centraal Economisch Plan 2014 de enige groep in de samenleving die op de nullijn staat. Die nullijn geldt de koopkracht van gepensioneerden in 2014 en in 2015. Koopkrachtherstel voor gepensioneerden is op dit moment daarom volgens mijn fractie een kwestie van sociale rechtvaardigheid. Waarom gaat de PvdA-fractie daaraan volledig voorbij? Waarom gaat het kabinet daaraan volledig voorbij? De economische lente lijkt voor velen aan te breken, maar dat lentegevoel mag van het kabinet iedereen krijgen, behalve AOW'ers, dus onze gepensioneerden. Mijn fractie vraagt de minister-president en de minister van Financiën waarom we juist zouden moeten kiezen voor de mensen met de middeninkomens en de hogere inkomens. Zij kunnen immers volgens de voorspellingen gelukkig al een positieve ontwikkeling van hun koopkracht tegemoetzien in 2014 en 2015. Waarom moet deze groep nog een extraatje krijgen, terwijl de AOW'ers en de mensen met een klein aanvullend pensioen achterblijven? Zij die hard hebben gewerkt, worden nu weer hard gepakt.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Vorige week hebben de fractie van de PvdA en die van de VVD afspraken gemaakt over aanpassing van het regeerakkoord. Het wetsvoorstel over de strafbaarstelling van illegaliteit wordt ingetrokken. De PvdA-fractie is daarover zeer verheugd.

Het andere deel van de afspraken omvat een beperking van de voorgenomen verlaging van de arbeidskorting. De korting wordt nog altijd afgebouwd, maar het afbouwtraject zet in vanaf €49.000 in plaats van vanaf €42.000. Dit betekent een stimulans voor de economie, de koopkracht en de bestedingen van consumenten.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dit debat wordt vooral gevoerd door woordvoerders Financiën. De heer Nijboer heeft twee zinnen uitgesproken over de strafbaarstelling van illegaliteit. Komt hij hierop straks nog terug, of was het dit wat hij daarover wilde zeggen?

De heer Nijboer (PvdA):
Als de heer Van Ojik mij over dat onderwerp een vraag wil stellen, zal ik daarop graag ingaan. Ik heb in mijn spreektekst niet nog een uitgebreide verhandeling hierover staan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan wil ik daarover inderdaad graag een vraag stellen. De fractie van GroenLinks deelt de vreugde van de heer Nijboer en zijn fractie over het van tafel halen van de strafbaarstelling van illegaliteit. Ik wil hem echter ook de vraag stellen die ik de minister-president heb gesteld, namelijk waarom het zo lang heeft moeten duren. We hebben gezien dat hierover zo'n anderhalf jaar is geworsteld. Zo nu en dan zei de VVD-leiding: je kunt ons gerust bellen en dat onderwerp mag van ons gerust van tafel. Maar er gebeurde helemaal niets, tot zo'n tien dagen geleden. Toen was het binnen 24 uur geregeld. Had dit niet eerder geregeld kunnen worden?

De heer Nijboer (PvdA):
De fractie van de Partij van de Arbeid vond dat de afspraken uit het regeerakkoord verdedigbaar waren, omdat binnen het vreemdelingendossier zowel zaken geregeld waren over verbetering van de vreemdelingendetentie, als over vermindering van die vreemdelingendetentie en over het kinderpardon. Er is op dat vlak dus een behoorlijk aantal afspraken gemaakt, onder andere over de strafbaarstelling van illegaliteit. Van dat laatste is de PvdA-fractie nooit voorstander geweest. Gezien de breedte van de afspraken die op dat vlak in de coalitie waren gemaakt, vond mijn fractie de afspraak over de strafbaarstelling echter toch verdedigbaar. Uiteindelijk bleek en blijkt echter dat die afspraak in het parlement, maar ook breder in de samenleving, onhoudbaar werd. Daarom is er overlegd om die afspraak te herzien. De strafbaarstelling van illegaliteit is daarbij van tafel gehaald. Daarover is de PvdA-fractie verheugd. Zo is het dus gegaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Als ik het goed begrijp, is dus iets dat de PvdA-fractie verdedigbaar vond, "in de samenleving onhoudbaar geworden", wat dat ook moge zijn. Daarom moest volgens de heer Nijboer die afspraak van tafel in ruil voor een lastenverlichting van 500 miljoen voor de mensen met een hoger inkomen, iets waarover de heer Nijboer straks nog gaat spreken. Begrijp ik het zo goed? Volgens de PvdA-fractie was het voorstel over de strafbaarstelling van illegaliteit dus goed verdedigbaar en had die afspraak niet van tafel gehaald hoeven worden. Maar in de samenleving werd de afspraak onhoudbaar. Is dat nu reden voor het feit dat we deze deal vorige week hebben zien langskomen?

De heer Nijboer (PvdA):
Er is een brede discussie op gang gekomen, zowel in de samenleving als in beide Kamers van het parlement. Dat was relevant. Daarmee werden de afspraken onhoudbaar. Er ontstond enorm veel discussie over en er kwam druk op te staan. Daarom vindt de PvdA-fractie het verstandig dat het voorstel is ingetrokken door het kabinet.

De heer Klein (50PLUS):
Maar dat is de boel omdraaien. Als het geen maatschappelijk draagvlak heeft, als het in het parlement onvoldoende steun heeft en als de Partij van de Arbeid dat ook niet wil, zoals ik zie als ik haar recht in de ogen kijk, dan stemt zij het wetsvoorstel toch gewoon af? Dan help je toch het hele wetsvoorstel om zeep in de Tweede Kamer? En als het hier toch aangenomen wordt, dan doe je dat toch in de Eerste Kamer? Dan hoeft de PvdA toch niet eerst letterlijk haar ziel en zaligheid te verkopen voor 500 miljoen uit iets onbegrijpelijks?

De heer Nijboer (PvdA):
Het debat heeft de titel: herziening regeerakkoord. Er zijn afspraken gemaakt met de VVD over strafbaarstelling van illegaliteit. Daar is op teruggekomen. Het is dan logisch dat je spreekt over de voorwaarden waaronder je dat doet. De heer Klein doet heel verbaasd, maar daar hoeft hij niet heel verbaasd over te doen.

De heer Klein (50PLUS):
Wel als wordt gezegd dat het maatschappelijk onhoudbaar zou zijn, als de Partij van de Arbeid al op alle manieren heeft gezegd dat dat onderdeel nooit gerealiseerd zal worden en als de staatssecretaris heeft gezegd: nou, wij kunnen dat wetsvoorstel wel een beetje voor ons uit schuiven, zodat wij het niet hoeven te effectueren in deze kabinetsperiode. Dan was er voor de Partij van de Arbeid toch geen enkele reden om nog zoiets te gaan doen en er nog wat geld tegenaan te gooien?

De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben het niet eens met de lezing van de heer Klein dat het allemaal maar makkelijk van tafel zou gaan en dat het de VVD niet interesseerde. Dat heb ik ook niet gehoord van de woordvoerder van de VVD zojuist. Er waren afspraken in het regeerakkoord. Die zijn herzien. En wij hebben afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder dat gebeurt.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Nijboer (PvdA):
Het is kortom een afspraak die de PvdA-fractie met instemming heeft omarmd.

Eerdere sprekers in het debat dreigden de suggestie te wekken dat eerlijk delen geen pijler meer zou zijn van het kabinetsbeleid, maar niets is minder waar. Ik wijs ter illustratie op de inkomensverdeling voor dit jaar. Laten wij bijvoorbeeld eens kijken naar de gegevens van een salarisverwerker als ADP; hierbij kijk ik de heer Merkies in het bijzonder aan. ADP zegt: als je €1.500 in de maand verdient, krijg je er €30 tot €50 netto bij en als je €7.500 verdient, lever je €50 in. De lijn van eerlijk delen, waarbij de laagste inkomens worden ontzien en de hoogste inkomens het meeste bijdragen, is nog steeds de basis onder het kabinetsbeleid. De verdeling is iets ingeperkt aan de bovenkant, maar het was een belastingverhoging waarvan is voorgenomen dat die nu iets minder verhoogd wordt. Het blijft een belastingverhoging voor de hoogste inkomens.

De heer Merkies (SP):
Dit is echt ongelooflijk gegoochel van de heer Nijboer. Laten wij gewoon eens de cijfers erbij pakken, al wordt dit bijna een herhaling van een halfjaar geleden. Er is maar één plek waar het precies staat en waar de inkomens in vier groepen worden ingedeeld. Dat de armsten het minste krijgen, kun je gewoon zien in het Centraal Economisch Plan. De armsten krijgen een 0,5% erbij. Daarna volgt meteen 1,75%. Als je dat in absolute getallen ziet, betekent dat dus gewoon dat iemand die een ton verdient, er elf keer zo veel bij krijgt als iemand die modaal verdient. En dan zegt de heer Nijboer: dit vind ik eerlijk delen! En daar komt deze maatregel nog eens bovenop.

De heer Nijboer (PvdA):
Dit is inderdaad een herhaling van dat debat. Toen hebben wij elkaar ook met cijfers om de oren geslagen. Ik heb toen de hellingshoek van Zijlstra er nog bij gepakt. Die zei: zo blijven wij het ook doen. Nou, die is iets veranderd, maar die blijft natuurlijk in de basis zo staan. Als de heer Merkies naar dezelfde cijfers kijkt, dan ziet hij dat uitkeringsgerechtigden er helemaal niet op achteruitgaan, al zei hij dat zonet wel in zijn eigen betoog. Ze gaan er driekwart procent op vooruit. Dus er is gewoon niks van waar! Als hij gewoon kijkt naar de inkomensstrookjes van dit jaar, waarin alle inkomensmaatregelen bij elkaar zijn genomen, dan ziet hij dat mensen die tot €3.500 tot €4.000 verdienen, erop vooruitgaan, soms enkele tientjes, soms een tientje. Daarboven leveren de mensen in. Dat zou de SP eigenlijk moeten toejuichen. Dus daar had ik wel een compliment voor verwacht, al is de heer Merkies daar nooit zo scheutig mee.

De heer Merkies (SP):
Ik vind dit echt ernstig. De heer Nijboer verdraait gewoon de feiten. Dat vind ik zeer ernstig. Maar laten wij vooral kijken naar tabel 3.6. Dat is dé tabel van de koopkracht, maar hij vergeet even om daarop in te gaan. Dan zegt hij: dat is niet waar. Sorry hoor, maar dit is echt ernstig. Dit is zo'n verdraaiing van de feiten! Hij doet nogal jubelend over deze 500 miljoen, maar de heer Samsom heeft gezegd: dit voelt als een steen op de maag. Ik kan me overigens herinneren dat hij dat eerder heeft gezegd. Een ander punt van eerlijk delen ging over ontwikkelingssamenwerking en dat viel toen ook als een steen op zijn maag.

De voorzitter:
Wat is uw vraag, mijnheer Merkies?

De heer Merkies (SP):
De heer Samsom heeft al heel wat stenen op zijn maag. Heeft de heer Nijboer ook al die stenen op zijn maag?

De heer Nijboer (PvdA):
De heer Merkies doet iets wat hij wel vaker doet: hij haalt een paar dingen door elkaar. De steen op de maag van de heer Samsom sloeg op de strafbaarstelling illegaliteit. Dat was evident en dat is van tafel. Dit gaat over een voorgenomen belastingverhoging voor de hoogste inkomens. Die voorgenomen verhoging staat nog steeds, maar is wel afgezwakt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dit debat gaat niet over de vraag hoe de inkomensverdeling in het algemeen in elkaar steekt en wat je daarvan vindt. Dat zou een heel interessant debat zijn, maar dat voeren we nu niet. Het gaat nu over een correctie die is aangebracht op de inkomensverdeling; een correctie voor een bedrag van een half miljard. Dat half miljard is ergens gevonden — we horen straks nog waar — en daar gaan we de inkomensverdeling mee corrigeren, toch? Dat is wat gaat gebeuren en wel op een manier waarbij mensen die meer verdienen dan €42.000, oplopend tot meer dan een ton, er €300 per jaar bij krijgen. Dat is de correctie die wordt gemaakt. De vraag is of dat, vanuit het oogpunt van eerlijk delen, een rechtvaardige maatregel is. Dat is de vraag waar het hier over gaat en dat is de vraag die ik nogmaals aan de heer Nijboer stel. Is de correctie die nu bij de aanpassing van het regeerakkoord wordt aangebracht, wat hij verstaat onder eerlijk delen?

De heer Nijboer (PvdA):
De heer Van Ojik stelt zijn vraag terecht heel precies. Het antwoord op die vraag plaats ik wel in het bredere kabinetsbeleid van eerlijk delen. We hebben een enorme operatie van eerlijk delen vormgegeven via de fiscaliteit. We verhogen de arbeidskorting met €800 en voor de laagste inkomens geldt dat voor iedereen. We bouwen het volledig af voor mensen boven de €117.000; dat is nu nog arbeidskorting, maar straks niet meer. In dat hele beeld vind ik dit verdedigbaar.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan stel ik de vraag nog een keer heel precies, maar net op een andere manier. Maakt de correctie die nu, als gevolg van deze deal op het regeerakkoord is aangepast, de inkomensverdeling in Nederland eerlijker of oneerlijker in de visie van de heer Nijboer?

De heer Nijboer (PvdA):
Wat deze correctie laat zien, is dat mensen met een inkomen van boven de €40.000, het hoge middeninkomen, mensen van wie heel veel werd gevraagd nu wat worden ontzien. Van hen wordt nog steeds de hoogste bijdrage gevraagd.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Met alle respect, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was heel simpel. We hebben het vandaag over een correctie op het regeerakkoord ter waarde van een half miljard euro.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn vraag is: is de inkomensverdeling door deze correctie in de visie van de heer Nijboer eerlijker of oneerlijker geworden?

De heer Nijboer (PvdA):
Het antwoord daarop is dat wij het meeste vragen van de mensen die het meeste verdienen. Wij vragen fors meer in een moeilijke economische tijd. In de Kamer is in den brede veel aandacht gevraagd — ik hoor daar vandaag de andere partijen niet meer over, maar vorig jaar wel — voor de marginale druk van de belasting voor hogere middeninkomens. Die wordt voor een deel gecorrigeerd, maar het blijft nog steeds de hoogste belastingdruk van alle partijen in de samenleving. Dat is de uitkomst en die uitkomst vind ik heel eerlijk en heel redelijk.

De heer Van Hijum (CDA):
Was de heer Nijboer aan het eind van zijn betoog gekomen?

De heer Nijboer (PvdA):
Ja.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik zat namelijk nog te wachten op de passage over de meevaller waarvan de heer Harbers zei: het kan zijn dat die niet optreedt, en in dat geval hebben we maar vast een paar posten uitgezonderd van bezuinigingen, namelijk veiligheid, infrastructuur en defensie. Mijn vraag is: acht de heer Nijboer het denkbaar dat er in dat geval wel wordt bezuinigd op zorg, sociale zekerheid of onderwijs?

De heer Nijboer (PvdA):
Ik zal daar helder over zijn: de PvdA-fractie is tegen extra bezuinigingsronden. Dat zou de onrust doen vergroten en zou de economie, die net weer op gang komt, doen afremmen. Ik vind dat op dit moment echt onverstandig.

De heer Van Hijum (CDA):
Dat is interessant. Dit betekent dat plan B, als de noodzaak daartoe zich zou voordoen, niet op dekking of op steun van de coalitie kan rekenen. Ik vind dat een opvallende constatering, maar ik heb nog een vraag. De fractievoorzitter van de heer Nijboer, de heer Samsom, heeft ook gepleit voor extra geld voor de zorg. Mijn vraag is of de heer Nijboer hem daarbij heeft geassisteerd. De optelsom van wat de heer Samsom voorstelt, namelijk het recht houden op dagbesteding en begeleiding in 2015, de garantie voor zzp 4 mensen op het kunnen verblijven in de verzorgingshuizen en de extra huishoudelijke hulp, is slecht denkbaar binnen een bedrag van 200 miljoen euro. Die verwachting kan de PvdA toch nooit of te nimmer waarmaken?

De heer Nijboer (PvdA):
Dat laatste zullen we zien. De brief van het kabinet was niet lang, dus de heer Van Hijum heeft hem ongetwijfeld ook heel precies gelezen, zodat hij weet dat het inpasbaar is in de huidige begroting. We weten dat er begrotingsbesprekingen zijn. Voor de PvdA-fractie is de zorg daarbij een ontzettend belangrijk onderwerp. Overigens merk ik vaak dat het ook voor de CDA-fractie een aangelegen punt is dat mensen de zekerheid hebben dat ze de zorg krijgen die ze nodig hebben en die hun toekomt. Dat zal namens de PvdA worden ingebracht bij de begrotingsbesprekingen.

De heer Klein (50PLUS):
Het is mooi om te constateren dat er geen extra bezuinigingen nodig zijn en dat het bedrag van 500 miljoen ergens anders vandaan wordt gehaald. Het is een leuke meevaller. Vervolgens is de vraag hoe je het geld gaat besteden. De heer Nijboer zegt dat het rechtvaardig is om mensen met hogere inkomens €300 te geven. De koopkrachtcijfers laten echter zien dat vooral de AOW'ers met een klein aanvullend pensioen achterblijven. Het gaat er uiteindelijk om wat je kunt doen met je geld.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Klein (50PLUS):
Vindt de Partij van de Arbeid dat een heel sociaal beleid?

De heer Nijboer (PvdA):
De heer Klein stelt precies de goede vraag. Het koopkrachtbeeld en de maatregelen die worden genomen, moet je in het algehele beeld zien van de groepen die er wel en niet op vooruit gaan. Daarnaast is de vraag van belang wat we echt belangrijk vinden in de economie. Je kunt het bijvoorbeeld besteden aan lastenverlichting voor huizenbezitters, je kunt het aan gepensioneerden geven, maar je kunt ook zeggen dat je werken zo veel mogelijk wilt belonen in deze economische crisis. Daarvoor is gekozen en de PvdA staat achter dat beginsel.

De heer Klein (50PLUS):
Ja, maar we praten over rechtvaardigheid en een rechtvaardige verdeling van de lasten. Volgens de heer Nijboer kunnen degenen die gewerkt hebben, de gepensioneerden, het wel met wat minder doen, want zij werken toch niet meer. Hoe je het ook wendt of keert, ook bij die groep kun je een economisch voordeel halen. Als zij meer besteedbaar inkomen hebben en dus meer koopkracht, is dat ook een voordeel voor de economie. Waarom zou je daar niet voor kiezen?

De heer Nijboer (PvdA):
Het is natuurlijk belangrijk dat ook ouderen voldoende koopkracht hebben en een goed inkomensbeeld laten zien. Ik ben van mening dat dit het geval is. We hebben daar het debat al over gevoerd. Het is in deze tijd het verstandigst om de 500 miljoen te besteden aan lastenverlichting voor werkenden, zodat het mensen stimuleert om te werken. De werkloosheid zal wat afnemen en de werkgelegenheid kan toenemen. Dat is de verstandigste aanwending.

De heer Merkies (SP):
De heer Nijboer zei net iets interessants in antwoord op een vraag van de heer Van Hijum. Hij zei dat hij niet méér wil bezuinigen. Stel dat het allemaal wat tegenvalt, ziet hij dan af van de 500 miljoen lastenverlichting aan de hoge inkomens?

De heer Nijboer (PvdA):
Er ligt een brief van het kabinet van nog geen week geleden, waarin staat dat het inpasbaar is in de begroting. Ik ga uit van brieven van het kabinet, dus ik verwacht dat het inpasbaar is.

De heer Merkies (SP):
Dat is gek. Als het inpasbaar is in de begroting zou er al een dekking moeten zijn. De heer Nijboer is blijkbaar op de hoogte van een dekking die wij nog niet kennen. Of het is inpasbaar in de begroting en er is een dekking, of de heer Nijboer weet het niet. In dat laatste geval zal hij moeten bepalen of hij akkoord gaat met 500 miljoen aan de hoogste inkomens als de dekking er niet is.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb precies dezelfde informatie gelezen als de heer Merkies. Het zou inpasbaar zijn in de begroting, dus daar ga ik vanuit.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik vind het toch een rare situatie. Als wij een voorstel doen, worden we altijd meteen afgehamerd als er geen dekking is. Nu ligt er een voorstel voor 500 miljoen, en weet de heer Nijboer niet eens wat de dekking is. Als ik de volgende keer moties indien, zeg ik ook dat de dekking in de meevallers gezocht moet worden.

De heer Nijboer (PvdA):
De heer Van Dijck is — gelukkig, zou ik haast zeggen — geen minister van Financiën. Als de minister van Financiën aangeeft dat iets inpasbaar is in de begroting, ga ik daar als Kamerlid vanuit. Ik hoor graag de toelichting van de minister. Verschillende collega's hebben al gevraagd waaruit het wordt gedekt. Dat hoor ik ook graag.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Je tekent toch geen cheque als je niet weet wat de dekking is? Misschien komt de minister van Financiën straks met een dekking waar de heer Nijboer helemaal niet mee kan leven en waarvan hij zegt dat dit niet gaat gebeuren. Straks sluit de PvdA de laatste 20% van de verzorgingshuizen om het voorstel te dekken. Dat zou kunnen. Voordat je een cheque tekent en accepteert, wil je toch eerst weten waar het geld vandaan komt en of je het eens bent met de dekking?

De heer Nijboer (PvdA):
De brief is helder, in zoverre dat dit inpasbaar is binnen de begroting. Dat betekent dus niet dat er nieuwe bezuinigingen nodig zijn. Dat is wat de PvdA-fractie steunt.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik weet niet of u het weet, maar je hebt weleens van die reclames met zo'n grote slogan: "Vraag niet hoe het kan, maar profiteer ervan".

De voorzitter:
Ik ken die niet.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik zal u die advertenties opsturen. "Gigantische voordelen", daaraan moest ik een beetje denken bij de voorbereiding van dit debat. Tot nu toe hebben wij de afgelopen jaren met elkaar heel intensieve debatten gevoerd over lastenverzwaringen, over bezuinigingen. Eindelijk is het moment aangebroken dat wij kunnen praten over meevallers en lagere collectieve lasten. Om maar meteen helder te zijn: de SGP-fractie is daarvoor. Wij vinden dat de collectievelastendruk uit de hand is gelopen. Die loopt nog verder uit de hand. "Het eerlijke verhaal" noemde de heer Van Dijck dat. Als je kijkt naar wat er de komende jaren nog in de pen zit, dan zie je dat die lasten gewoon oplopen. Wij waren dus blij dat er nu eindelijk een plan lag om een eerste stapje te zetten met die lastenverlaging. Waarom noemen we het "een eerste stap"? Omdat wij vinden dat er forse stappen moeten worden gezet. Wij vinden ook dat niet alleen deze groep lastenverlichting nodig heeft, maar ook die met lagere inkomens. Ik denk ook aan ouderen die niet werken. Door de vorm waarin dit voorstel wordt gegoten, namelijk een arbeidskorting, profiteren alleen werkenden ervan. Ik denk aan gepensioneerden. Zo zijn er nogal wat groepen, waaronder niet te vergeten eenverdieners. Die mag ik nooit vergeten bij dit soort opsommingen, zodat de minister van Financiën die ook scherp voor ogen heeft.

Wij waren dus blij dat er eindelijk een stapje werd gezet. Wij waren ook blij dat wij voortaan moties kunnen indienen die wat makkelijker te dekken zijn dan tot nu toe. Ik was tot nu toe namelijk van mening dat het predicaat van de regering zou zijn "dat is niet erg acceptabel en wij ontraden deze motie", als je in een motie zette: we gaan dit uitgeven en wij verwachten nog meevallers, dus minister van Financiën, veel plezier met de dekking. Ik kan mij nog liberalen herinneren die zeiden dat zulke moties eigenlijk illegaal moeten zijn en nog strafbaar ook. Daarvoor is er echter geen meerderheid, heb ik begrepen.

Maar dit is wel een punt. Hoe zit dit nu precies, vraag ik de regering. Hoe hard is deze dekking nu? Wat betekent dat voor de toekomst? Ik heb ook een vraag over de informatie aan de Kamer. Stel dat wij elke week aan de minister van Financiën vragen of er nog een meevaller is, waarop de minister van Financiën zegt: nee, er is geen meevaller. Een dag later hebben wij die brief ontvangen. Daarin schrijft de minister van Financiën: hé, er is toch een meevaller, ik heb in een kast ergens tussen de washandjes nog 500 miljoen gevonden, dus die gebruik ik als dekking. Dat is niet zoals het is gebeurd, maar er waren wel plannen waarover de regering zei: het spijt ons, maar er is geen dekking voor. De volgende dag was er opeens 500 miljoen. Is dit het proces dat wij ook in de toekomst zullen krijgen, namelijk dat er op onverwachte momenten nieuwe voorstellen komen met onverwachte dekkingen?

Wat betekent dit nu voor het begrotingstekort? Ik hoor dat fracties van mening verschillen. Wat gebeurt er als die dekking niet rond komt? Het mag toch niet zo zijn dat deze regeling dan in het begrotingstekort komt. De SGP-fractie is in ieder geval van mening dat wij grote stappen hebben gezet om eindelijk het begrotingstekort omlaag te krijgen, om het structureel naar nul te krijgen en om structureel tot overschot te komen als dat kan. Wij moeten van die grote staatsschuld af.

De strafbaarstelling van illegaliteit is van de baan. Het was geen dringende wens van ons, maar wij liggen er ook niet wakker van. Wij hebben nooit overspannen verwachtingen gehad van dit wetsvoorstel. De vraag blijft wel hoe het kabinet dan gaat werken aan serieuze terugdringing van illegaliteit en of deze uitdrukkelijke afschaffing van het wetsvoorstel geen ongewenste aanzuigende werking heeft.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat het bericht dat het wetsvoorstel om illegaliteit strafbaar te stellen bij het kabinet van tafel is, bij de ChristenUnie met instemming is ontvangen. Zoals bekend, was dit voorstel voor mijn fractie onacceptabel. Ik ben verheugd dat ook de coalitie heeft ingezien dat het geen pas geeft om mensen die hier illegaal verblijven, als crimineel te behandelen, enkel en alleen omdat zij hier zijn. Dat besluit had wat ons betreft ook wel iets eerder genomen kunnen worden. Ik constateer dat er al eerder een gebaar vanuit de VVD aan de PvdA is gemaakt om dit te organiseren, maar wij zijn blij dat het er uiteindelijk ook daadwerkelijk van is gekomen. Kan de minister-president echter bevestigen dat het wetsvoorstel zo meteen echt officieel wordt ingetrokken?

De uitruil die hiertegenover staat, is het verlagen van de lasten voor de middeninkomens en hogere inkomens. Laat ik allereerst zeggen dat het een goede zaak is dat er een lastenverlichting gaat plaatsvinden. De heer Dijkgraaf refereerde er al aan: lange tijd werd er alleen maar gesproken over lastenverzwaring en bezuinigingen en dit is tenminste iets waarmee wij weer wat meer lucht kunnen creëren. Onze fractie beschouwt dit vooral als een eerste stap. Eerder heeft zij al aangegeven dat de lastenverlichting over de volle breedte moet worden gegeven. Nu wij het voor de middeninkomens en hogere inkomens hebben geregeld, zou er wat ons betreft dan ook gekeken moeten worden naar ruimte voor lastenverlichting voor de lagere inkomens.

Enkele fracties hebben er al op gewezen dat nog enigszins onduidelijk is waar nu precies de ruimte voor de 500 miljoen vandaan gaat komen. Het is inpasbaar in de begroting, maar ik wil wel graag weten waar die dekking waarschijnlijk gevonden zal worden en wat de consequenties zijn als dat niet zo is. Ik hoor de PvdA zeggen dat dit niet met extra bezuinigingen opgevangen moet worden, terwijl ik de VVD hoor zeggen dat er naar verdere bezuinigingen gekeken moet worden. Ik zou het salomonsoordeel daarover in handen van de minister van Financiën willen leggen en hem willen vragen om duidelijkheid te geven over wat dit betekent voor de begroting.

De voorzitter:
Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. U ziet dat de premier al is gaan staan. Hij heeft aangegeven geen schorsing nodig te hebben om de vragen te kunnen beantwoorden.

Het woord is aan de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn.


Termijn antwoord

Minister Rutte:
Voorzitter. Ik zal een aantal vragen voor mijn rekening nemen. De vragen over de inpasbaarheid in de begroting en over andere zaken die direct raken aan het begrotingsproces zullen daarna door de minister van Financiën worden beantwoord.

Ik stel met tevredenheid vast dat er, weliswaar niet bij alle partijen in de Kamer maar toch wel bij veel partijen, een breed draagvlak is voor de verschillende maatregelen die vorige week bij de wijziging van het regeerakkoord bekend zijn geworden en die de strafbaarstelling van illegaliteit, maar ook de verlaging van de lastendruk voor werkenden betreffen. Wel merk ik dat er verschillende appreciaties zijn op onderdelen daarvan en op de precieze maatvoering, maar in algemene zin is er ook breder in de Kamer steun voor dit type maatregelen. Dat stemt tevreden. Toch zal ik een aantal van de gestelde vragen proberen te beantwoorden.

Zo is onder andere de vraag gesteld waarom er niet meteen voor een bredere belastingherziening wordt gekozen. De commissie-Van Dijkhuizen adviseert daarover. We hebben nu echter gekozen voor maatregelen in de sfeer van belastingen die met name de werkgelegenheid bevorderen. Het verhogen van de arbeidskorting zorgt voor lastenverlichting, in dit geval voor de middeninkomens, en het stimuleert daarmee ook de werkgelegenheid. Er is gekozen voor werk en niet voor het verlagen van andere belastingen, zoals sommigen hebben gesuggereerd. Wij hebben dat gedaan omdat wij van mening zijn dat, ook gezien het feit dat de arbeidsmarkt nog steeds problemen kent, de 0,5 miljard het beste kan worden ingezet voor het verlagen van de lasten op arbeid. Daarnaast werken wij natuurlijk aan een reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. De staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd zijn reactie voor de zomer naar de Kamer te sturen. Daarna kunnen wij het debat daarover met elkaar voeren.

Er zijn een paar vragen gesteld over de illegaliteit. Ik kan mevrouw Schouten melden dat de staatssecretaris van V en J een brief heeft opgesteld waarin hij de Koning vraagt om hem te machtigen het wetsvoorstel in te trekken. De brief is afgelopen vrijdag besproken in de ministerraad en daarna naar de Koning gestuurd. Zodra de staatssecretaris van V en J de machtiging van de Koning heeft ontvangen, zal hij een brief naar de Tweede Kamer zenden waarmee het wetsvoorstel formeel wordt ingetrokken. We verwachten dat die brief hier deze week zal landen.

Er is ook in algemene zin gevraagd naar de illegaliteit. Zoals bekend is de aanpak van illegaliteit voor dit kabinet een prioriteit, ook na het schrappen van deze concrete maatregel. Dat betekent dat wij de verdere aanpak zullen voortzetten. In het vreemdelingentoezicht, dat door de politie en de Koninklijke Marechaussee wordt uitgevoerd, vinden gerichte controles plaats. Die vinden ook plaats op illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen. De prioriteiten daarbij zijn criminele en overlastgevende illegale vreemdelingen. Indien een vreemdeling wordt aangetroffen die geen rechtmatig verblijf heeft, dan kan een inreisverbod tegen hem worden uitgevaardigd. Verder is verblijf in weerwil van een inreisverbod strafbaar als overtreding. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Alle bestaande maatregelen op dat gebied blijven gelden. Dat geldt ook voor de afspraken die zijn gemaakt in het debat over de heel tragische dood van asielzoeker Dolmatov. Ook daar werd door D66 naar gevraagd. Die afspraken worden gewoon uitgevoerd. Ze staan los van deze afspraak.

Tot slot is mij gevraagd om in te gaan op de vraag of het eerder had gekund. Ik moest even denken aan wat Lodewijk Asscher dan altijd antwoordt. Hij refereert dan altijd aan een wijs Chinees gezegde. De Chinezen weten dat er twee momenten zijn om een boom te planten: het beste moment is twintig jaar geleden, het tweede beste moment is nu. Met verwijzing naar die Chinese wijsheid wil ik de vraag beantwoorden. Helaas kan ik geen inzage geven in de precieze afwegingen binnen het kabinet, noch wat betreft de discussies, noch wat betreft de wijze waarop besluiten worden voorbereid. Mijn taak is het om na de besluitvorming deze op een uitstekende wijze hier te verdedigen.

Ik wil, tot slot, afsluiten zoals ik begon. Kamerbreed, niet alleen bij de twee coalitiepartijen en de drie partijen waarmee de coalitie samenwerkt bij de begroting voor 2014, het Belastingplan en de doorwerking daarvan in de jaren erna, maar ook bij partijen als GroenLinks, het CDA en bij partijen verder rechts en links van het midden, bestonden er opvattingen over zowel het wetsvoorstel inzake de strafbaarstelling van illegaliteit als de algemene collectieve lastendruk. Nogmaals, natuurlijk hadden we een debat kunnen voeren over maatvoering, timing en de precieze vormgeving. Toch meen ik dat we hiermee ook tegemoet zijn gekomen aan een aantal wensen die breder in de Kamer leven dan alleen bij de coalitie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister-president doet een beetje geheimzinnig door te zeggen: ik kan natuurlijk geen inzage geven in de wijze waarop binnen het kabinet tot deze besluitvorming is gekomen. Maar het is niet zo onlogisch om het volgende te denken. Het gaat om wat ik "het ongemak van het regeerakkoord" heb genoemd. Er zitten nog wel meer ongemakken in het regeerakkoord, maar dit is er duidelijk één van. Het heeft vanaf het begin niet lekker gelegen bij een van de coalitiepartners en, zoals ik in de bijdrage van de PvdA hoorde, vooral ook niet in de samenleving, waar het voor veel onrust heeft gezorgd. Dan is het toch niet zo gek om aan de minister-president te vragen of hij met zijn speciale verantwoordelijkheid in de afgelopen anderhalf jaar iets heeft gedaan om ervoor te zorgen dat dat ongemak zou kunnen worden weggenomen? Aan de fractievoorzitter van de VVD heeft het nooit gelegen. Hij heeft altijd gezegd: met mij valt er wel over te onderhandelen.

Minister Rutte:
Het is helemaal niet gek wat de heer Van Ojik vraagt.

De voorzitter:
Tweede poging.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan is het misschien wel gepast dat ik mijn vraag aan de minister-president herhaal en hem vraag om gewoon te zeggen of hij in de afgelopen anderhalf jaar pogingen daartoe heeft ondernomen. Ikzelf heb namelijk even gedacht dat de minister-president misschien wel iets meer de politiek leider van de VVD was, die dacht: op een gegeven moment kloppen ze vanzelf wel bij me aan en dan kunnen we er een flinke prijs voor vragen. Als ik dat verkeerd heb gezien, dan kan de minister-president me misschien tegenspreken en zeggen wat hij wél heeft gedaan.

Minister Rutte:
De heer Van Ojik verleidt mij met een impliciet verwijt om toch meer inzage in mijn coördinerende rol te geven dan ik wenselijk vind. Mijn taak is het om ervoor te zorgen dat de coalitie goed functioneert en dat zowel binnen het kabinet als tussen kabinet en coalitiepartijen zaken op een goede manier verlopen. Als ik daar succesvol in wil zijn, dan moet ik zwijgen over wat er achter de schermen plaats vindt. Ik kan alleen de maatregelen verdedigen die uiteindelijk zichtbaar worden. Het is een feit dat er door uitstekende journalisten — er zitten er hier enkelen — of door een enkel loslippig Kamerlid — uiteraard nooit iemand van de coalitie — vanuit Den Haag soms dingen in de media verschijnen die inzage zouden kunnen geven in deelaspecten van die coördinerende taak en in het goed laten verlopen van de coalitie. Toch kan mij dat niet verleiden om daar verder commentaar op te geven of om daarop te reflecteren. Nogmaals, het zou de effectiviteit van mijn functioneren verminderen als mensen zouden weten dat ik daar mededelingen over doe. Mijn taak is immers mede om ervoor te zorgen dat de coalitie goed loopt? Ik kan me niet permitteren dat mijn effectiviteit vanwege vragen van de heer Van Ojik, eventueel getriggerd door impliciete verwijten en beschuldigingen — knap ingevlochten in zijn verder zo subtiele en in algemene termen gestelde vraag — zou afnemen. Mensen zouden dan geneigd kunnen zijn die gesprekken niet meer met mij aan te gaan. Dat zou het functioneren van de coalitie, althans waar het mijn functioneren en taak binnen de coalitie betreft, kunnen beschadigen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister-president denkt kennelijk: als ik nu op mijn beurt heel knap een compliment in mijn betoog vlecht, dan zal ik daarmee de heer Van Ojik wel wegkrijgen bij de interruptiemicrofoon. Hij maakt het toch wel ingewikkeld. Ik vraag hem helemaal niet om te citeren uit weet ik veel wat voor vertrouwelijke beraadslagingen. Ik stel een simpele vraag. Er was een jaar geleden al een politiek feit. De fractievoorzitter van de grootste coalitiepartij zei dat er met hem best over te praten viel en dat het best anders kon. Er was ook veel maatschappelijke en politieke onrust. Mijn vraag is dus wat de minister-president heeft gedaan om die onrust weg te nemen en of deze deal niet eerder gesloten had kunnen worden. Ik heb dat Chinese gezegde natuurlijk ook gehoord, maar ik vind zijn antwoord wel heel ingewikkeld. Ik vraag hem helemaal niet om iets vertrouwelijks te zeggen.

Minister Rutte:
Sommige van mijn voorgangers waren geneigd daar vanwege het verwijt van gebrek aan regie dan wel een bepaalde invulling van die mogelijke regie, wat breder op te reflecteren. Ik laat me daar echt niet toe verleiden. Het spijt me werkelijk. De heer Van Ojik zal echt moeten wachten op de autobiografie die nooit verschijnt.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik wil even doorgaan op de coördinerende rol van de minister-president in de uitvoering van het coalitieakkoord, waarin nu een wijziging is aangebracht. Hoe voelt de minister-president zich erbij dat die verandering mede bestaat uit een uitgave van 500 miljoen die wordt gedekt door een niet nader gespecificeerde meevaller? Kan de minister-president aangeven of aanvullende bezuinigingen onderdeel van de afspraken zijn indien die meevaller zich niet voordoet?

Minister Rutte:
Ik verwijs de heer Van Hijum hiervoor naar de minister van Financiën, die straks zal ingaan op dit onderwerp. Ik kan hem ervan verzekeren dat wat hij gaat zeggen mijn volledige instemming heeft. De minister van Financiën zal een poging doen om de heer Van Hijum op dit punt complete genoegdoening te geven.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik begrijp niet zo goed waarom de minister-president niet bereid is om met de Kamer te delen wat hij weet. Ik vraag hem als coördinerend bewindspersoon of hij bereid is het geheel van afspraken met de Kamer te delen. Waarom wil hij dat niet?

Minister Rutte:
Dat wil ik wel, maar we hebben hier de minister van Financiën zitten. Straks heeft hij helemaal geen vragen te beantwoorden. Het leek mij aardig om hem, gezien onze rolverdeling, die kans te geven. Ik ben minister van Algemene Zaken maar niet van alle zaken. Mijn suggestie is dus echt om deze vraag door de minister van Financiën te laten beantwoorden. Ik kan u ervan verzekeren dat dit antwoord ook van a tot z door mij gegeven zou kunnen worden, zij het niet zo briljant als de heer Dijsselbloem dat zal doen. Het heeft echter wel mijn volledige instemming.

De heer Merkies (SP):
De premier zegt dat die €300 ook een stimulans voor de economie is. Het is bijzonder om dat uit de rechtse hoek te horen. Je had die €300 echter ook kunnen geven aan mensen onder de inkomensgrens van €42.000. Dan is de stimulans voor de economie toch groter? De premier weet net als ik dat mensen die onder de inkomensgrens van €42.000 zitten, meer van die €300 zullen uitgeven.

Minister Rutte:
In de eerste plaats is een lastenverlichting op arbeid altijd goed nieuws. Dat betekent dat mensen meer geld overhouden, zodat ze meer kunnen consumeren. Dat stimuleert de economie en de werkgelegenheid. In de tweede plaats zullen mensen door een hogere arbeidskorting merken dat werken meer oplevert. Dat levert ook weer meer deelname aan het arbeidsproces op — of in ieder geval potentiële deelname — en ook dat kan weer goed zijn voor het stimuleren van de economie. Daarnaast kun je het geld natuurlijk maar een keer uitgeven. Je moet vaststellen dat de lastendruk rondom anderhalf keer modaal behoorlijk is gestegen en dat die groepen zeker de effecten zullen voelen van de nu voorliggende kabinetsplannen. Het ligt dus voor de hand om deze specifieke lastenverlichting vooral te richten op die groep en dat hebben wij nu ook gedaan.

De heer Merkies (SP):
Als je arbeid wilt stimuleren, lijkt mij dat je juist ook bij de groep met een inkomen onder de 42.000 arbeid wilt stimuleren. Ik krijg eigenlijk toch niet echt antwoord op mijn vraag over de vergelijking van de groep van boven de 42.000 met die van onder de 42.000. Mensen met een inkomen onder de 42.000 geven gewoon meer uit. Zij hebben een hogere consumptiequote. Zij geven gewoon meer uit van elke euro die zij krijgen. Dat is toch zo? Dat is dan toch een grotere stimulans voor de economie?

Minister Rutte:
Bij de groep onder 42.000 loopt de arbeidskorting op in de richting van €1.000, namelijk achthonderd en zoveel euro. Boven de groep waar die nu eindigt, dus boven de ton, zal die helemaal worden afgebouwd en daartussen vermindert die heel sterk. Hiermee geef je de groep mensen die geraakt zou worden door de afbouw van de arbeidskorting — terwijl die juist voor de groep tot 42.000 behoorlijk toeneemt — een extra incentive om aan het werk te gaan en te besteden. Dat is een groep die daardoor inderdaad behoorlijk geraakt is. Daar moet je gewoon reëel in zijn, ook als je kijkt naar de totale lastendruk.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik zei al per interruptie bij de heer Harbers dat het lijstje met gebroken beloften steeds langer wordt. Het gaat om de volgende beloften: de hypotheekrenteaftrek, lagere belastingen, meer banen, geen cent naar Griekenland, €1.000 en het kinderpardon. En nu komt dit er nog eens bij. Welke belofte maakt de premier überhaupt nog waar? Hoe geloofwaardig is deze premier? Is het alleen de flexibilisering van de arbeidsmarkt? Is dat het enige dat nog over is van uw programma, premier?

Minister Rutte:
De twee partijen die deze coalitie vormen, hebben er vanuit hun beider verkiezingsprogramma's op ingezet om een aantal ambities te verwezenlijken. Die hebben te maken met het versterken van de economische groei, het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het op een evenwichtige wijze verdelen van de rekening in de samenleving. Daartoe zijn wij op heel veel fronten bezig. Wij zien daar stap voor stap de effecten van komen. Het economisch herstel wordt nu zichtbaar en daarom is het van belang om door verstandige hervormingen en de vormgeving daarvan ervoor te zorgen dat het economisch herstel zich verder kan versterken. Daar hebben wij goede hoop op en vertrouwen in.

Wij zien dat de economie aantrekt. Wij zien bovendien dat de overheidsfinanciën, in ieder geval zoals het zich nu laat aanzien, sneller herstellen dan nog maar kort geleden werd vermoed. Gelukkig blijken wij vorig jaar al ver weg te zijn geraakt van de 3%-grens, maar daarmee zijn wij er nog niet, zeker als je bekijkt wat de Partij van de Arbeid en de VVD aan de kiezers hebben beloofd. De heer Van Dijck wil dat partijen voor 100% hun zin krijgen in een coalitie. Ik weet dat de PVV om die reden ook niet aan coalities wil deelnemen, want dan moet ze op bepaalde punten concessies doen. Ik heb in de vorige periode natuurlijk al ervaren dat men daar niet toe bereid is. Als dat de instelling is, kun je niet regeren. Partijen die regeren, moeten concessies doen. Zo is het nu eenmaal. Ik ben trots op wat deze coalitie nu aan het realiseren is en ik vind het ook heel bijzonder dat zij steun heeft gekregen van andere partijen in de Kamer om het draagvlak verder te verbreden. Wij slagen erin om de overheidsfinanciën op orde te brengen en om de economische groei verder te versterken door noodzakelijke hervormingen en het herstel van werkgelegenheid. Wij doen dit tegelijkertijd zo'n manier dat wij de rekening evenwichtig verdelen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik moet bijna lachen, want vorig jaar sloten 200.000 bedrijven hun deuren en bovendien zitten wij met 700.000 werklozen. Deze minister-president doet echter alsof er nu een beetje economische groei aan het ontstaan is door zijn beleid. Dit gebeurt ondanks en niet dankzij dit kabinetsbeleid. De minister-president heeft met zijn kabinet de crisis eerder verdiept en de werkloosheid eerder vergroot dan dat hij die heeft verkleind. Ik hoop dat hij zo veel voortschrijdend inzicht heeft dat dit kwartje bij hem is gevallen. Ik snap echter dat hij dat niet in het openbaar kan zeggen. U hebt het over overheidsfinanciën, maar u tekent voor een cheque terwijl u niet eens weet wat de dekking is. Welke belofte is er nu van de VVD overeind gebleven? U geeft namelijk alles weg: het kinderpardon, strafbaarstelling illegaliteit, de hypotheekrenteaftrek, de banen. Alles is door het putje.

De voorzitter:
Uw vraag is helder: welke belofte staat er nog overeind?

Minister Rutte:
De heer Van Dijck begon zijn vraag met het verwijt dat Nederland geen eiland is. Wij opereren en functioneren als mooi exportland in de internationale context waarbij we te maken hebben met de gevolgen van de crisis van 2008 en de Europese schuldencrisis van 2011. We hebben in Nederland problemen met betrekking tot private en publieke schulden die we nu aan het oplossen zijn. Ik denk echt dat het noodzakelijk is om daartoe op alle terreinen waar we dat nu doen, hervormingen door te voeren en de overheidsfinanciën op orde te brengen. Waar de heer Van Dijck mij verleidt als minister-president van dit kabinet specifiek iets over de VVD te zeggen, zou ik hem daar één reactie op willen geven. Voor zover ik de VVD ken — ik mocht de laatste keer weer lijsttrekker van die partij zijn, dus ik weet meer van die partij dan gemiddeld in deze Tweede Kamer — kan ik zeggen dat de VVD een partij is die nooit zal weglopen voor verantwoordelijkheid en die altijd bereid is om in moeilijke tijden die verantwoordelijkheid te nemen, ook als we realiseren dat moeilijke maatregelen niet onmiddellijk zullen leiden tot groot electoraal succes. We zijn er namelijk van overtuigd dat we alleen op die manier dit land sterker kunnen maken. We zijn een prachtig land. Alleen dan kunnen we sterker worden: de overheidsfinanciën op orde brengen en hervormingen doorvoeren zodat de economische groei op gang kan komen. Een veilig land waarin je vrij kunt leven en waarin mensen iets van hun leven kunnen maken. Ik ben trots op die partij, maar ik ben ook trots — ik blijf natuurlijk minister-president van de gehele coalitie — op het feit dat we dat in heel goede balans kunnen doen met de Partij van de Arbeid die ook minstens zo veel terugziet van het eigen gedachtegoed in het kabinetsbeleid.

De heer Klein (50PLUS):
Ik heb nog een korte vraag als het gaat om de aanpassing van het regeerakkoord. De minister-president heeft al aangegeven dat hij uitermate actief is geweest in de coördinatie en de regie en alles wat daarmee samenhangt. Per slot van rekening heeft een en ander in samenspraak met het kabinet plaatsgevonden. Kan de minister-president aangeven dat dit de laatste aanpassing is geweest van het regeerakkoord?

Minister Rutte:
Die garantie kan ik nooit geven. Het regeerakkoord is eigendom van de coalitiefracties. Dus daar zijn natuurlijk nooit absolute garanties op te geven, maar we zijn wel volop bezig met de uitvoering van dat regeerakkoord. Hele delen ervan zijn al gerealiseerd maar heel veel delen moeten nog gerealiseerd worden. Garanties zijn niet te geven.

De heer Klein (50PLUS):
Heeft de minister-president dan de intentie om het regeerakkoord voor de volle honderd procent uit te voeren op de wijze zoals dat nu is afgesproken?

Minister Rutte:
Ja, natuurlijk. Ik ben erg enthousiast over het regeerakkoord. Ik zie ook dat het beleid inmiddels effect begint te krijgen. Ik denk dat het nog van groot belang is koers te houden en door te gaan met het herstelbeleid. Maar als de heer Klein mij vraagt of ik kan garanderen dat er nooit meer een aanpassing komt, dan kan ik die garantie natuurlijk niet geven.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De vraag die ik nog heb aan de minister-president gaat over dat "werk moet lonen". In de brief die hij heeft geschreven over de deal, heeft hij het daar ook over. En zo-even zei hij het weer: werk levert meer deelname op aan het arbeidsproces.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik kan het mij zo moeilijk voorstellen dat wanneer je een hogere arbeidskorting geeft aan mensen die meer dan €42.000 verdienen, ze dat op een of andere manier zou prikkelen om deel te gaan nemen aan het arbeidsproces. Ik begrijp het gewoon niet. Is dat een duidelijke vraag?

De voorzitter:
Nou ja, hoe kan dat?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Hoe kan dat?

Minister Rutte:
In ieder geval is het dan goed dat de heer Van Ojik niet heeft gekozen voor de VVD, maar voor GroenLinks, en ik dan wel voor de VVD, want anders zouden we echt een probleem hebben, als hij het wel begreep en ik niet. In die zin staan we aan de goede kant van de politieke scheidslijn. Wat hier meespeelt, is dat lage lasten in algemene zin altijd goed zijn voor economisch herstel, voor aanbod van werkgelegenheid. En dat heeft ook weer het eigenstandige effect dat mensen die meer geld in hun portemonnee overhouden, ook meer kunnen besteden. Verder hebben we in Nederland een progressief belastingstelsel. Dus in dit land is het altijd al zo dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Naarmate dat belastingstelsel progressiever wordt en naarmate er meer elementen van herverdeling in zitten, kan dat een negatief effect hebben op de economische groei, in de zin dat maatregelen die leiden tot een zekere mitigering van die progressiviteit een eigenstandig positief effect hebben op de werkgelegenheid.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister-president zegt dat de verhoging van de arbeidskorting voor mensen die meer verdienen dan €42.000 meer deelname oplevert aan het arbeidsproces. Dat staat ook in de brief die hij heeft geschreven. Ik ga ervan uit dat het gaat om de mensen die de extra arbeidskorting krijgen. Mijn vraag is: hoe werkt dat dan? Zitten die mensen nu werkloos thuis en gaan zij dan werken, als zij arbeidskorting krijgen, of gaan zijn harder werken? Hebben zij onvoldoende prikkels om te gaan werken? Ik begrijp het oprecht niet.

Minister Rutte:
Het kan de omslag zijn om van parttime minder parttime te gaan werken. Het kan de omslag zijn van niet werken naar wel werken. Het kan voor mensen de omslag zijn om meer van het inkomen dat zij binnenkrijgen daadwerkelijk te besteden. In algemene zin is dat natuurlijk het effect van meer geld in de portemonnee. Specifiek heeft het mitigeren van de progressiviteit in het stelsel in zichzelf een positief werkgelegenheidseffect. Ik heb de heer Van Ojik nog niet overtuigd. Ik voel dat aan. Het gaat vanavond niet lukken.

De voorzitter:
Er komen vast nieuwe kansen.

Het woord is aan de minister van Financiën.

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik heb twee hoofdblokken van vragen. Het ene gaat over de dekking van het voornemen van het kabinet om de tussen de coalitiepartners overeengekomen verhoging van de arbeidskorting met 500 miljoen euro in te passen. Het andere hoofdthema is de vormgeving van de maatregel. Er zijn enkele vragen gesteld over de inkomenseffecten daarvan. De minister-president heeft er al het nodige over gezegd, dus misschien kan ik er kort over zijn.

Wat de inpassing betreft: zoals de Kamer weet, is het begrotingsproces eigenlijk pas deze maand begonnen. Wij bezien nu aan de uitgavenkant of er onder de kaders ruimte is in de vorm van meevallers. Die ruimte zullen wij in het kader van het begrotingsproces naar het generale beeld trekken. Mijn indruk op basis van het voorlopige beeld is dat het saldo ten opzichte van de CEP-cijfers verder zal verbeteren. Dan is het aan het kabinet om te besluiten hoe daar vervolgens in het totaal mee om te gaan. Wat wij niet zullen doen, is daarmee nieuwe uitgaven mogelijk maken. Wat wij wel zullen doen, is ruimte maken om deze lastenverlichting van 500 miljoen in te passen. Zoals altijd volgt de besluitvorming daarover in augustus. Dat is het einde van het begrotingsproces. Dan kijken wij naar de lastenkant en passen een en ander definitief in. Op Prinsjesdag komen de plannen.

Vraag ik nu van de Kamer om hiervoor groen licht te geven? Nee, als ik dat wel deed, zou ik nu ook heel precies moeten aangeven waar de dekking vandaan komt en wat dit voor effecten zou hebben op het saldo en noem maar op. Zo ver is het nog helemaal niet. Het kabinet heeft gezegd: wij gaan dit inpassen. Het is onze intentie om tegenover deze lastenverlichting ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte ontstaat aan de uitgavenkant. Die ruimte zullen wij weghalen bij de departementen. In augustus geven wij daar een klap op. Pas dan vragen wij formeel toestemming aan de Kamer. Dan zal de Kamer ook weten wat de precieze dekking is.

De heer Van Hijum (CDA):
Het was een klein bijzinnetje, maar de minister zei: de ruimte gaan wij weghalen bij de departementen. Betekent dit dat op voorhand wordt gezegd dat de bezuiniging van 500 miljoen euro wordt ingeboekt bij de departementen en dat later wordt bezien of er een meevaller is om dat ongedaan te maken?

Minister Dijsselbloem:
Ik ga op dit moment helemaal geen meevallers uitgeven of bezuinigingen inboeken, in de woorden van de heer Van Hijum. Wij zijn nu bezig met de begrotingsvoorbereiding. De begroting komt op Prinsjesdag. De coalitiepartners hebben gezegd dat de arbeidskorting met 500 miljoen zou moeten worden verlaagd. Het kabinet heeft toen gezegd: wij beschouwen dat als een opdracht aan ons en zullen dat in de begroting inpassen. Vraagt u aan mij of ik denk dat dit mogelijk is binnen de ruimte die ontstaat aan de uitgavenkant — en daarmee een extra potentiële verbetering van het saldo — dan zeg ik: ja, ik denk dat die ruimte bestaat en zal ontstaan.

Als u mij dan vraagt uit welke categorie uitgaven ik dat ga dekken, zeg ik ten eerste: het werkt zo niet. Het totaal van de uitgaven en de ruimte die daarin ontstaat brengen wij in beeld en trekken wij naar de kabinetstafel. In augustus besluiten wij over de vraag hoe en waar wij dat besteden, tot lastenverlichting laten komen dan wel tot verbetering van het saldo laten komen. Die klap valt in augustus. Op Prinsjesdag is de heer Merkies de eerste die het weet. Wij beschouwen de afspraak tussen de coalitiepartners als een opdracht die wij loyaal en in dankbaarheid hebben aanvaard.

De heer Van Hijum (CDA):
Dit is werkelijk waar niet te geloven. De minister-president schrijft in zijn brief dat deze minister van Financiën het inpasbaar acht in de begroting. Dat betekent toch dat hij zich een oordeel heeft gevormd over de vraag of er ruimte is, of er meevallers zijn waaruit die 500 miljoen te dekken vallen? En nu zegt deze minister: zo werkt het helemaal niet; wij zien in de loop van het jaar wel of die meevallers zich voordoen. Dan kan de minister toch ook niet zeggen dat het inpasbaar is? Kortom, waar wordt de dekking voor deze 500 miljoen gevonden? Stel dat die dekking niet gevonden wordt. Is dan een hard onderdeel van de afspraken dat er bezuinigd wordt op de departementen? Want dat hoorde ik de minister wel degelijk net zeggen.

Minister Dijsselbloem:
Nee, de heer Van Hijum haalt van alles door elkaar. Ik ben nu bezig om de ruimte te inventariseren die op departementale begrotingen aan de uitgavenkant ontstaat. Er is nu een voorlopig beeld. Dat ga ik niet met de Kamer delen, al was het maar omdat dat in de hele begrotingscyclus niet gebruikelijk is. Dat beeld neemt het kabinet mee naar de afronding van de begroting. Dat vindt plaats in augustus en dan laten wij het allemaal in zijn vakje vallen. Op basis van de voortgang van die begrotingsronde die ik langs de departementen maak, heeft het kabinet in de brief kunnen schrijven dat het zal worden ingepast. Dat beschouwen wij als een opdracht. Wij hadden het niet opgeschreven als wij dachten dat het onmogelijk was. Dus dat gaan wij doen.

Als de heer Van Hijum vraagt waar het precies vandaan gaat komen, als hij vraagt welke meevallers ik heb, dan zeg ik dat hij geduld moet hebben. Wij gaan het geld niet morgen uitgeven. Wij spreken over de begroting voor 2015. Wij hebben de opdracht aanvaard en op Prinsjesdag zullen wij laten zien welke meevallers wij op welke wijze gaan aanwenden, dan wel in het saldo laten lopen, dan wel tot lastenverlichting laten komen, etc.

De heer Merkies (SP):
Kijk, die 500 miljoen is er of die is er niet. Wij krijgen nu een heel vaag verhaal. Het geld is er misschien, het is inpasbaar. Daarbij is gezegd dat als daarvoor bezuinigd moet worden, dat niet mag op defensie, infrastructuur en veiligheid. Dan weet je al dat het waarschijnlijk van sociale zaken en zorg afgaat. Kan de minister dat bevestigen? Wat gaat hij nu eigenlijk naar Brussel sturen? Neemt hij die 500 miljoen mee in Brussel?

Minister Dijsselbloem:
Nee, wat ik naar Brussel moet sturen, zijn de hoofdlijnen van ons voorgenomen beleid, geactualiseerd met de CEP-cijfers, waaruit blijkt dat wij ruimschoots voldoen aan de Brusselse normen. Zou dat op basis van de CEP-cijfers niet het geval zijn, dan zou Brussel tegen ons kunnen zeggen: sorry, u zult nu al in het stabiliteitsprogramma per 1 mei additionele maatregelen moeten nemen. In de afgelopen jaren was dat nodig. Ik noem het Lenteakkoord, ik noem de 4,3 miljard. De Kamer zal zich het sterretje herinneren. Dit jaar zal dat niet nodig zijn. Wij kunnen een stabiliteitsprogramma aan Brussel sturen op basis van reeds voorgenomen beleid en de macro-economische cijfers en de begrotingscijfers van het CPB. Daarmee blijven wij keurig binnen het door Brussel voorgeschreven pad. Kan ik nu al garanderen dat ik daar of daar niet op zal bezuinigen? De minister van Financiën kan helemaal niets garanderen. De Kamer hoort op Prinsjesdag precies van ons hoe het beleid eruitziet. Het enige wat ik kan zeggen, is dat het ons vaste voornemen is om deze lastenverlichting van 500 miljoen euro in te passen.

De heer Merkies (SP):
Dat is wel heel erg gek. Er is binnen de coalitie dus toegezegd dat die 500 miljoen aan de hoge inkomens zal worden gegeven, maar dat wordt niet naar Brussel gestuurd. Dat moet ik dus concluderen.

Minister Dijsselbloem:
Dat hoeft ook nog niet. Brussel is uiteindelijk geïnteresseerd in de definitieve begroting. Wat Brussel op dit moment moet weten, is of Nederland voldoet aan de begrotingsafspraken die wij met elkaar in de eurozone hebben gemaakt. Als wij daar niet aan zouden voldoen, dan zouden wij nu al aan Brussel moeten laten zien dat wij dat serieus weer wel gaan doen en dat wij met additionele maatregelen komen. Wij hoeven niet met additionele maatregelen te komen. Alleen al op basis van het voor de komende jaren voorgenomen beleid, met daarnaast de analyse van het CPB van de zich ontwikkelende cijfers, voldoen wij aan de verplichtingen die wij in Europa met elkaar zijn aangegaan. Dat kunnen wij gewoon naar Brussel sturen. Daarna kunnen wij dan het begrotingsproces op de reguliere en rustige wijze vervolmaken.

De voorzitter:
U was al begonnen aan het beantwoorden van een vraag van de heer Van Hijum. Ik stel voor dat u daar eerst even mee verdergaat voordat ik de heer Van Hijum het woord geef voor een interruptie.

Minister Dijsselbloem:
Dat is juist. Ik heb de vraag genoteerd: "Waarom denkt het kabinet het beter te weten dan het CPB?" In deze fase van het begrotingsproces weet het kabinet het altijd iets beter dan het CPB. Het CPB heeft nog niet de inzichten die wij deze weken geleidelijk aan verwerven over de precieze meevallers en tegenvallers binnen de departementale begrotingen. Dat inzicht begint bij mij nu te rijpen omdat ik mijn ronde langs de departementen maak. Daarom weet ik iets meer dan het CPB.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik zal niet ontkennen dat de minister op grond van recente cijfers een aantal trends misschien scherper kan duiden dan het CPB die opschrijft in het Centraal Economisch Plan (CEP), maar dat CEP wordt niet voor niets gemaakt. Het is buitengewoon kritisch over risico's en budgettaire onzekerheden voor het komende jaar, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant. Het voorspelt een tegenvaller van 250 miljoen in de uitgavenkaders.

Ik wil de minister er bovendien even aan herinneren dat wij hier onlangs de Wet houdbare overheidsfinanciën hebben aangenomen; daar hebben wij ook voorgestemd. Die wet verplicht deze minister om bij het opstellen van zijn begroting gebruik te maken van de CPB-ramingen. Ik zou graag weten waarom hij in het uitdelen van meevallers zo makkelijk kan afwijken van wat het CPB nog maar twee of drie weken geleden verwachtte.

Minister Dijsselbloem:
Laat ik niet ingaan op de Wet Hof; daar heeft het CDA ook voor gestemd en daarover waren wij het dus eens. De CPB-cijfers vormen altijd de basis voor ons begrotingsbeleid, zeker in het vroege voorjaar en in de zomer, maar in deze fase heb ik een net iets preciezere blik kunnen werpen op de ontwikkeling van de departementale begrotingen dan het CPB überhaupt zou kunnen. Het CPB wijst bijvoorbeeld op een gunstige ontwikkeling in de WW-uitgaven en een ongunstige voor de rijksbegroting als gevolg van ruilvoetproblematiek. Het CPB denkt dat het saldo van die twee grote meevaller en tegenvaller min 250 miljoen zal zijn. Wij hebben daar iets beter zicht op. Wij denken dat deze twee elkaar redelijk in evenwicht zullen houden; maar wij zullen het zien. Ik ben inmiddels door alle begrotingen heen en heb de indruk dat daar ruimte ontstaat. Hoe groot die ruimte is en waar die zich precies zal voordoen, zal ik de Kamer openbaren als de begroting klaar is. Wij beschouwen het als onze opdracht om ruimte te maken voor de 500 miljoen lastenverlichting en ik denk dat dit zal kunnen. De bewijsvoering daarvan komt op Prinsjesdag.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik denk dat de minister daarvoor ook de kaders zal moeten veranderen, maar dat zien wij dan tegen die tijd wel. Ik verzoek de minister om iets concreter aan te geven wat hij in termen van mee- en tegenvallers verwacht. Het Centraal Economisch Plan laat een tegenvaller op het gebied van de zorg van 250 miljoen zien. Verwacht de minister dat dit mee- of tegenvalt? Verder verwacht het CEP een meevaller van 1,75 miljard in de sociale zekerheid en een tegenvaller in de rijksbegroting in enge zin van 1,75 miljard. Netto komt dat neer op een tegenvaller van 250 miljoen. Waar doet de ruimte zich volgens de minister voor? En waar hoopt de minister de ruimte voor de lastenverlichting te vinden? Kan hij hierover iets concreter zijn?

Minister Dijsselbloem:
Nee, daarover kan ik niet iets concreter zijn. Ik zit middenin de ronde om de departementale begrotingen door te pluizen. Overigens is het verlagen van de kaders iets wat ook de heer Van Hijum zeer heeft bepleit. Ik heb met hem en met de Kamer afgesproken dat het SZA-kader weer zal worden verlaagd zodra er ruimte ontstaat op de WW-uitgaven. Ook wanneer er op andere departementen ruimte zou zijn, zullen wij in deze fase bekijken of er ruimte is voor lastenverlichting. Ik zou haast zeggen dat dit volstrekt is wat het CDA de afgelopen jaren heeft bepleit. Een jaar geleden kon dat nog niet; toen stonden wij er nog buitengewoon veel somberder voor. Nu is het wel mogelijk, maar de eerste die mij de nieren proeft, is de woordvoerder van het CDA. Ik neem daar kennis van. Volgens mij doen wij hier verstandige dingen.

De heer Van Hijum (CDA):
Mag ik daar toch even op reageren, voorzitter?

De voorzitter:
Dat mag, mijnheer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):
Mag ik de minister van Financiën eraan herinneren dat dit ging aan de hand van voorstellen van mijn fractie in het kader van de tegenbegroting die netjes financieel gedekt waren en doorgerekend zijn door het Centraal Planbureau? De maatregel waarover wij nu spreken is, met alle respect, een meevaller die zich nog niet voordoet en die deze minister weigert te specificeren. Ik vind dat buitengewoon kwalijk. Laat de minister dan aangeven waar hij de ruimte verwacht! Dan kunnen wij met elkaar bediscussiëren of dat een verstandige besteding is of niet.

Minister Dijsselbloem:
Ik vraag van de Kamer en van het CDA op dit moment helemaal niet om hiervoor of -tegen te zijn. Dat komt straks bij de begroting. Wij zullen u zoals te doen gebruikelijk op Prinsjesdag onze begroting presenteren. Op basis van een afspraak tussen coalitiepartijen heeft het kabinet gezegd: wij zullen dat inpassen en wij achten het inpasbaar op basis van de kennis die wij nu hebben. U hoeft ons nu niet te geloven. U hoeft ons pas te geloven op Prinsjesdag. Dan zullen wij het totaal van het voorgenomen beleid aan u voorleggen en uiteraard zal dat gedekt zijn.

De heer Klein (50PLUS):
Als ik het goed versta, betekent dat heel concreet dat die 500 miljoen niet gedekt zal worden door aanvullende bezuinigingen.

Minister Dijsselbloem:
Het is ons vaste voornemen om dat te doen vanuit de ruimte die ontstaat aan de uitgavenkant door meevallende uitgaven. Dat is de inzet van het kabinet. Ik garandeer als minister van bezui ... Ik wilde "minister van bezuinigingen" zeggen. Ik garandeer als minister van Financiën natuurlijk nooit dat wij niet meer zullen bezuinigen. Dat zou heel onverstandig zijn. Overigens zou u mij dan ook niet geloven, dus ik zal dat niet beloven.

De heer Klein (50PLUS):
Dat laatste al sowieso niet, maar het gaat specifiek over de afspraak over die 500 miljoen. Die 500 miljoen wordt dus niet gedekt door aanvullende bezuinigingen, maar alleen maar met meevallers in uw zoektocht bij de diverse departementen.

Minister Dijsselbloem:
Ik herhaal mijn zin. Ik geloof dat ik het zonet bijna letterlijk ook zo heb gezegd. Het is de vaste inzet van het kabinet, op basis van de ruimte die ontstaat aan de uitgavenkant van departementen, om daar de ruimte te vinden voor deze lastenverlichting, zonder het saldo te belasten en zonder extra te hoeven te bezuinigen. Of dat lukt en in welke mate, zult u allemaal aan het einde van het begrotingsproces zien, maar wij beschouwen dit als onze opdracht.

Er is een aantal concrete vragen gesteld. Is de arbeidskorting structureel? Het antwoord is ja.

De heer Merkies heeft gevraagd of de 500 miljoen keihard vastligt. Wij beschouwen het als onze opdracht. Als onze coalitiepartners dit afspreken en het regeerakkoord op dit punt wijzigen, is dat voor ons natuurlijk leidend.

De heer Merkies heeft gevraagd of het een steen op de maag is. Geenszins. Ik ben ingegaan op de vraag waar het wordt weggehaald.

De heer Van Ojik heeft ook in mijn richting vragen gesteld over de inkomenseffecten van de maatregel. Het hangt er ook een beetje vanaf welke uitsnede van het beleid je maakt. Sec beschouwd komt deze maatregel ten goede aan de inkomens tussen de €42.000 en de €100.000 of iets hoger, omdat wij de afbouw verschuiven.

Als u de uitsnede van het beleid iets groter maakt en het totaal van wijzigingen op de arbeidskorting in deze kabinetsperiode pakt, dan zult u zien dat wij eerst de arbeidskorting zeer fors verhogen. Ook de inkomens van €20.000 gaan zeer fors omhoog door de verhoging van hun arbeidskorting in de komende jaren. Dat loopt op in 2015, 2016 en 2017, bijvoorbeeld bij €20.000, naar €2.700 arbeidskorting. Dat is een enorme verhoging. Die verhogingspercentages zijn voor alle inkomensgroepen. Dat gaat de komende jaren gebeuren.

Het afbouwpercentage dat zou beginnen vanaf €40.000, schuiven wij nu op. Het afbouwtraject schuift dus een stukje naar rechts. Als u alleen deze maatregel bekijkt, dan hebt u ongetwijfeld gelijk. Kijkt u naar het totaal van wat wij ons nu voornemen — ik noem het regeerakkoord, de motie-Zijlstra/Samsom, het Herfstakkoord en deze maatregel — dan nog ziet u dat de mensen met een inkomen van €20.000, de groep waarvoor u zeer pleit, er zeer op vooruitgaan met het totaal van wijzigingen op de arbeidskorting, net als de mensen met €40.000 en net als de mensen met €70.000. Is dat verdedigbaar? Ja, dat is zeer verdedigbaar. De vormgeving van het totaal aan wijzigingen verandert iets, maar ook de werkenden met een laag inkomen gaan op het punt van de arbeidskorting zeer vooruit in de komende drie jaar.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het is een beetje zoals ik net ook in het debatje met de heer Nijboer zei. Wij bespreken vandaag niet het regeerakkoord, maar een correctie op het regeerakkoord. De vraag is nu, of die correctie op het regeerakkoord, ter waarde van 0,5 miljard euro, de inkomensverdeling eerlijker of oneerlijker maakt. Over het regeerakkoord hebben we anderhalf jaar geleden gesproken. Toen hebben we al besproken of dat eerlijk is of niet. We hebben het nu specifiek over deze correctie. Leidt zij in de visie van de minister tot een eerlijker inkomensverdeling of leidt zij tot een iets schevere inkomensverdeling?

Minister Dijsselbloem:
Ik zeg nogmaals dat volgens het kabinet dit een prima verdedigbare maatregel is in combinatie met alle andere wijzigingen van de arbeidskorting die zich nog moeten ontrollen. In de begroting voor volgend jaar, in die voor 2016 en in die voor 2017 wordt de arbeidskorting voor alle groepen zeer, zeer fors verhoogd. De vormgeving daarvan verandert nu iets. Dit stukje van het voordeel komt ten goede aan de mensen die meer dan €42.000 verdienen. Over het totaal is er echter sprake van een enorme verhoging van de arbeidskorting. Dat heeft een positief effect voor de marginale druk die, zoals bekend, boven €30.000 erg hoog is. Daar halen we nu iets vanaf. Dat is zeer, zeer verdedigbaar.

Als de heer Van Ojik mij vraagt of ik het, puur vanuit de inkomenspolitiek gezien, verdedigbaar vind, dan vraag ik hem om de uitsnede net iets groter te maken. Ik zeg tegen hem: als we ons bij elke maatregel gaan afvragen of die nivellerend of denivellerend werkt, komen we met de Nederlandse politiek in een totale stilstand terecht. Dat is immers bijna niet te doen. Wij bekijken de gevolgen van het beleid voor het totaal van de kabinetsperiode. Wat zijn we allemaal aan het doen en wat zijn de inkomenseffecten ervan?

We bekijken per jaar de koopkrachteffecten voor de verschillende groepen. Op beide terreinen willen we dit zorgvuldig doen. We gaan tijdens de huidige kabinetsperiode een enorm pakket maatregelen, hervormingen en bezuinigingen doorvoeren. Daarbij is er ook sprake van lastenverhogingen. We bekijken de inkomenseffecten daarvan. Hoe komen die in de samenleving terecht? Dat doen we op een zorgvuldige manier. Dat gebeurt, ook na het nemen van de maatregel die wij vandaag bespreken, nog steeds zorgvuldig. Gezien het inkomensbeeld over de totale kabinetsperiode, kan nog steeds worden gezegd dat van het kabinetsbeleid een nivellerend effect uitgaat, als de heer Van Ojik het zo wil beschouwen. Als je kijkt naar het totaal van de maatregelen, is er nog steeds sprake van een nivellerend effect.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Maar we bespreken vandaag niet het kabinetsbeleid in zijn geheel. We bespreken een situatie waarin op wonderbaarlijke wijze 0,5 miljard euro is gevonden. Waar dat geld precies vandaan komt, horen we op Prinsjesdag. Dat heeft de minister ons net uitgelegd. Die 0,5 miljard wordt op een heel specifieke manier besteed. Nu is het de vraag of die manier van besteden leidt tot een eerlijker inkomensverdeling of een oneerlijker inkomensverdeling. De minister antwoordt op die vraag door te zeggen dat ik een bredere uitsnede moet maken. Nee, ik maak geen bredere uitsnede, ik kijk naar wat ons vorige week als een deal is gepresenteerd. Dat is wat er vandaag ter discussie staat en daarover gaat mijn vraag.

Minister Dijsselbloem:
Ja, het antwoord op die vraag is heel eenvoudig. Deze 500 miljoen komt ten goede aan mensen met een inkomen vanaf €42.000. Daarover doe ik niet omslachtig. Ik houd de heer Van Ojik echter voor dat bijvoorbeeld iemand met een inkomen van €20.000 zal merken dat zijn arbeidskorting in de komende jaren heel fors zal stijgen. Het gaat daarbij om heel forse bedragen. Die korting gaat voor hem van €1.723 naar €2.676. Dat is wat mensen zullen merken. Dat verandert niet. De heer Van Ojik doet nu net of we hier iets oneervols of in politieke zin iets incorrects doen. De komende jaren zal de arbeidskorting voor werkenden met een laag inkomen zeer fors stijgen, zeer fors. In absolute bedragen zal de stijging voor mensen met een laag inkomen hoger zijn dan voor mensen met een hoger inkomen. De afbouw blijft ook overeind. Die schuift alleen een stukje op.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, de minister van Financiën …

De voorzitter:
Mijnheer Van Ojik, ik heb hier moeite mee. Ik snap dat u graag doorvraagt, maar u hebt dat nu al een paar keer gedaan. Andere woordvoerders interrumperen keurig in tweeën. Ik geef daarom nu weer het woord aan de minister van Financiën. U krijgt straks nog een gelegenheid om uw vragen te stellen.

Minister Dijsselbloem:
Over de feiten verschillen de heer Van Ojik en ik volgens mij niet van mening. Ik geef hem alleen in overweging om uit te gaan van het totaalbeeld, en niet elke maatregel te millimeteren.

Ook de heer Merkies heeft vragen gesteld over de inkomenseffecten. Hij heeft gezegd dat het eerlijk delen nu uit het raam is gegooid. Dat is zijn kwalificatie. Ik heb objectief het totaal van de effecten van het kabinetsbeleid weergegeven. Ook met deze maatregel van 500 miljoen blijft de invulling van alle maatregelen sociaal verdedigbaar.

De heer Merkies (SP):
Ik ben er zelfs een groot voorstander van om naar het totaalbeeld te kijken in plaats van om uit de honderd gezinnen één gezin te pikken dat er net even gunstig uitkomt, zoals de heer Nijboer doet. Maar wat naar het totaalbeeld kijken betreft, laten wij eerst even kijken naar het regeerakkoord. Daar zit inderdaad enige nivellering in, maar ik vraag mij echt af of die gehaald wordt, want als je naar vorig jaar kijkt, zie je dat de laagste inkomensgroep het slechtst af is. Als je naar dit jaar kijkt, zie je weer dat de laagste groep het slechtst af is. Dat zou dus betekenen dat er in de laatste jaren een enorme inhaalrace moet komen en in de plannen zie ik dat niet.

Minister Dijsselbloem:
Nee, maar het beeld dat de heer Merkies oproept, is ook niet juist. Werkenden met lage inkomens en middeninkomens gaan er juist het meest op vooruit. Ze hebben voordeel van de verhoging van het maximum van de arbeidskorting. Zoals hij weet, wordt de arbeidskorting voor werkenden met een hoog inkomen op een gegeven moment afgebouwd. Alleen schuift het afbouwtraject een stukje op. Als er een groep is waar relatief het meeste van gevraagd wordt in het lopende jaar, dan zijn het de gepensioneerden. Daar heeft de heer Klein groot gelijk in. Hun koopkracht blijft achter bij de werkenden. Overigens komt dat niet zozeer door het kabinetsbeleid, maar betekent het niet indexeren van pensioenen door de pensioenfondsen bijvoorbeeld voor sommige groepen een forse achteruitgang of een achteruitgang. Dat is het werkelijke beeld. Wij hebben dat debat eerder met elkaar gevoerd. Bij het gehele kabinetsbeleid en alle maatregelen die het kabinet neemt, let het nog steeds op een sociale, rechtvaardige en verdedigbare verdeling van de lasten.

De heer Merkies (SP):
De minister vergeet even één groep, want je kunt alleen maar naar de werkenden kijken, maar wij hebben 650.000 werklozen. In het regeerakkoord werd dus niet gezegd: wij gaan een plaatje maken voor heel Nederland, waarbij wij alleen de werkenden nemen en die andere groep even vergeten. Je kijkt naar alle groepen en vervolgens bekijk je hoe het wordt verdeeld naar koopkracht. Dat is in het regeerakkoord gedaan. Dat wordt in de doorrekeningen van het Centraal Planbureau gedaan. Dan zie je dus dat er de laatste jaren nog een enorme inhaalslag moet worden gepleegd. Ik zou daar eigenlijk halverwege graag een update van willen hebben.

Minister Dijsselbloem:
Elk jaar krijgt de Kamer op Prinsjesdag in de MEV de koopkrachtcijfers en de ontwikkeling daarvan.

De heer Klein (50PLUS):
Ik heb een kleine correctie, althans een kleine aanvulling; ik zou de woorden van de minister van Financiën niet durven te corrigeren. Hij had het over de koopkrachtontwikkeling van AOW'ers en AOW'ers met een klein aanvullend pensioen. Hij heeft natuurlijk gelijk: dat komt ook heel nadrukkelijk doordat pensioenfondsen met hun indexering achter moeten blijven, maar het zou wel erg makkelijk zijn om te beweren dat dat alleen afhankelijk is van de pensioenfondsen. De pensioenfondsen hebben immers juist moeten korten vanwege het feit dat de rekenrente nog zo laag is, terwijl wij juist hebben gezegd dat wij die rekenrente omhoog zouden moeten doen, waardoor je minder buffers hebt en een andere dekkingsgraad. Dan zouden kortingen niet nodig zijn.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Klein (50PLUS):
Dus mijn vraag is: zou de minister die nuance er ook bij willen betrekken?

Minister Dijsselbloem:
Nee, dat wil ik niet, want de heer Klein suggereert dat wij de degelijkheid van onze pensioenfondsen in de waagschaal moeten stellen. Dat is het kabinet zeker niet van plan. Wij gaan niet sjoemelen met rekenrentes en dergelijke om daarmee het beeld van de pensioenfondsen te versterken. Pensioenfondsen hebben, zoals wij allen, veel last gehad van de crisis. Dat heeft hun dekkingsgraden verlaagd en dat heeft er bij veel pensioenfondsen toe geleid dat ze de afgelopen jaren niet hebben kunnen indexeren of zelfs hebben moeten korten. Dat zie je zeker terug in het koopkrachtbeeld van gepensioneerden.

De heer Klein (50PLUS):
Dat laatste is juist, dat eerste is niet helemaal juist, maar het lijkt mij verstandig om dat verder te stipuleren in het AO pensioenonderwerpen, dat wij, uit mijn hoofd, over twee weken hebben.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De minister van Financiën maakt goede sier met lastenverlichting van een half miljardje, maar kan dezelfde minister van Financiën ook bevestigen dat de lasten voor gezinnen volgend jaar met 5,75 miljard omhooggaan, dat de belasting in de eerste schijf ook weer met 1,5 miljard omhooggaat, dus dat hij de gezinnen hier eigenlijk blij staat te maken met een dooie mus?

Minister Dijsselbloem:
Dat denk ik niet. Ik denk dat 500 miljoen 500 miljoen is ten opzichte van bestaande plannen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ten opzichte van bestaande plannen. Zo heeft deze minister namelijk ook zijn meevaller gecreëerd, want hij boekt gewoon 1,7 miljard voor WW-uitgaven, waarvan iedereen zegt: dat is veel te veel; dat haal je nooit! En nu heeft hij een meevaller! Dat is leuk, een meevaller op de WW-uitgaven. Deze minister creëert meevallers in zijn begroting. Hij weet nu niet waar hij deze moet halen, maar hij weet wel dat ze er zijn. Ik vind dat een minister van Financiën onwaardig.

Minister Dijsselbloem:
Tijdens onze financiële debatten het afgelopen najaar heb ik niemand tegen mij horen zeggen dat ik meevallers creëerde door de verwachte WW-uitgaven te hoog op te voeren. Wij hebben in de raming rekening gehouden met de oplopende werkloosheid en de feitelijk stijgende WW-uitgaven. Nu is dit beeld gekeerd. In tegenstelling tot alle voorspellingen, ook van de heer Van Dijck, dat we de economie kapot aan het bezuinigen waren et cetera, is de economie in de tweede helft van 2013 aan het aantrekken geslagen. Dat zie je terug in de cijfers en dat zie je ook terug in de verwachte cijfers voor de begroting voor 2015, waarvan we net met de voorbereiding begonnen zijn. Dan ontstaat daar ruimte. Als de heer Van Dijck vorig jaar al zag dat de minister daarin meevallers aan het bakken was, had hij mij dat toen moeten vertellen, maar dat heb ik niet van hem genoteerd.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik zou weleens willen weten waar die 1,7 miljard op is gebaseerd. Dacht u werkelijk dat in de komende tien jaar de werkloosheid van 700.000 naar 2 miljoen zou gaan? Natuurlijk weten we allemaal dat het een keer ophoudt, maar er is wel begroot alsof de werkloosheid zich dit jaar zou verdubbelen. Natuurlijk heb je dan een meevaller! Ik vind het onverantwoord dat u hier een meevaller presenteert van 500 miljoen terwijl u niet eens weet waar die meevaller zit. Als er zo veel vet zit op de botten van uw departementen, dan had u daar die 500 miljoen twee jaar geleden al van af moeten snijden.

Minister Dijsselbloem:
Ik laat de bedragen die de heer Van Dijck noemt maar even in het midden. Het zijn allemaal slagen in de lucht. Het is heel simpel: de economie trekt aan en dat gaat sneller en beter dan verwacht toen wij de begroting opstelden. Daarnaast is het beleid op een aantal departementen gewoon effectief en dat leidt tot minder uitgaven. Beide zijn verheugende ontwikkelingen. Het is aan het kabinet om straks met Prinsjesdag te presenteren hoe met die ontwikkelingen in de begroting wordt omgegaan. Nogmaals, het is voor ons een opdracht en wij denken dat het uitvoerbaar is om die 500 miljoen daarbij in te passen.

De heer Van Hijum (CDA):
Een laatste vraag, kan ik u garanderen, voorzitter.

De voorzitter:
Dat is mooi.

De heer Van Hijum (CDA):
Dat wil zeggen, in de eerste termijn.

De voorzitter:
Met die toevoeging bent u een beetje laat, maar ga uw gang.

De heer Van Hijum (CDA):
Het debat over het ophogen van het kader Sociale Zekerheid en de mogelijke meevallers die daarvan het gevolg zouden kunnen zijn, hebben we wel degelijk gevoerd tijdens de financiële beschouwingen. Ik heb nu alleen nog maar een feitelijke vraag. De minister zegt dat we wellicht kunnen rekenen op een meevaller; ik heb net mijn oordeel daarover gegeven. Bij de presentatie van de deal tussen PvdA en de VVD heeft de heer Zijlstra gezegd: wij denken dit te kunnen betalen uit een meevaller; in elk geval vinden wij dat dit niet uit hogere lasten betaald moet worden, dus door een lastenverschuiving, maar als het tegenzit gaan we in juni alsnog snijden in de begrotingen. Daarvoor zijn drie posten uitgezonderd. Kan de minister bevestigen dat dat de kaders van de afspraken zijn en dat die drie elementen onderdeel uitmaken van de afspraak?

Minister Dijsselbloem:
De inzet van het kabinet hebt u aangetroffen in de brief. Wij denken dat die 500 miljoen inpasbaar is. Onze inzet daarbij is om dat niet te doen door additionele bezuinigingen, maar tegelijkertijd mag het saldo ook niet verslechteren. Dat zou jammer zijn nu we weer bijna op het pad van het regeerakkoord zitten. Wij zullen dus maximaal drukken op de departementen om de ruimte die daar is, vrij te maken. Dat is het voornemen van het kabinet.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik vroeg niet naar het voornemen van het kabinet. Ik vroeg naar de afspraak tussen PvdA en VVD die leidde tot een aanpassing van het regeerakkoord. De fractievoorzitter van de VVD heeft naar buiten gebracht dat er gerekend wordt op meevallers. Als die zich onverhoopt niet voordoen, zal er in elk geval geen lastenverschuiving plaatsvinden en zal er gesneden worden in de uitgaven. Kan de minister bevestigen dat dat de letterlijke duiding van de afspraken is of niet?

Minister Dijsselbloem:
Ik neem er kennis van dat sommigen zeggen dat het een bezuiniging is, dat sommigen zeggen dat het een bezuiniging is met uitzondering van x en y en dat anderen zeggen dat we additionele bezuinigingen moeten voorkomen. Als u vraagt of ik kan garanderen dat er niet wordt bezuinigd op onderwerpen x of y, dan zeg ik ook nee. Onze inzet is om ruimte te laten ontstaan aan de uitgavenkant. Die ruimte zullen wij maximaal uitduwen en -persen en, in ieder geval ten dele, benutten om een lastenverlichting ter waarde van 500 miljoen mogelijk te maken. Dat is mijn opdracht en de wijze waarop we het hebben verwoord in de brief aan de Kamer.

De voorzitter:
Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de beantwoording van de zijde van de regering. Is er behoefte aan een tweede termijn? De heer Van Hijum heeft zeker behoefte aan een tweede termijn, want hij had beloofd dat hij nog een interruptie had.


Termijn inbreng

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Laat ik beginnen met het danken van de minister-president en de minister van Financiën voor hun antwoorden. Het is toch een fraai staaltje politieke koehandel. Het heeft volgens mijn fractie weinig te maken met bewuste belastingpolitiek of met het scheppen van banen, zoals de minister-president zegt. Dan hadden namelijk ook andere keuzes gemaakt kunnen worden. Mijn conclusie is dat het kabinet doorgaat op de ingezette koers met een lastenverzwaring voor gezinnen van 5,75 miljard in 2015. Op het terrein van nivellering doet het kabinet misschien een klein stapje terug. Het heeft in elk geval de kans laten lopen om de schadelijke accijnsverhoging, die banen en inkomsten kost, terug te draaien.

Wij zullen in elk geval blijven inzetten op meer structurele hervormingen van het belastingstelsel. Daarover willen wij altijd een constructieve discussie blijven voeren met het kabinet. Als het gaat om de dekking, ben ik echt verbijsterd over het gemak waarmee er gevaren wordt op niet gerealiseerde en niet nader geduide meevallers. In de brief van het kabinet wordt duidelijk gesteld dat het bedrag inpasbaar is in de begroting. Dat betekent volgens mij dat het kabinet zich een oordeel erover heeft gevormd. Het is ook duidelijk dat de afspraak tussen de PvdA en de VVD op verschillende manieren wordt uitgelegd. De PvdA blokkeert de bezuinigingen en de VVD zegt dat ze het juist in de uitgaven zoekt. Kortom, het evenwicht is weer precair. Het kaartenhuis is wankel. Nu maar hopen dat het meevalt.

De voorzitter:
De heer Bontes heeft aangegeven dat hij afziet van een inbreng in tweede termijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. De minister van Financiën geeft nu al hypothetische meevallers uit en belooft mensen dat ze volgend jaar 500 miljoen lastenverlichting krijgen, maar hij weet nog niet waar hij het geld vandaan moet halen. Ik kan de minister één ding zeggen: hij heeft alvast een tegenvaller te pakken, namelijk de 150 miljoen op de accijnzen in het eerste kwartaal. Als dat doorzet, verdwijnt de 500 miljoen die hij nu belooft, als sneeuw voor de zon. We kunnen dan een tegenvaller van 600 miljoen op de accijnzen in de grensstreek tegemoet zien, naast de kosten voor faillissementen en toenemende werkloosheid.

Na het generaal pardon en het kinderpardon hebben we nu ook een illegalenpardon. De grenzen staan weer wagenwijd open. De VVD beloofde een strenger immigratie- en vreemdelingenbeleid, maar we kregen twee pardons. De VVD beloofde lagere belasting, meer banen en een kleinere overheid. Integendeel, niets van dit alles, we kregen één groot pardon.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Ik blijf erbij dat ik deze deal een smakeloze uitruil vind. De PvdA geeft heel belangrijke principes over eerlijk delen op. De onderste driekwart van de bevolking heeft helemaal niets aan de lastenverlichting, want alleen de hoge inkomens gaan erop vooruit. Natuurlijk heb ik in de Macro Economische Verkenning gekeken. Daarin zie je dat alle mensen met een benedenmodaal inkomen er zowel vorig jaar als dit jaar op achteruitgaan. Daar heb ik de cijfers vandaan.

Een ander punt is de vraag waar die 500 miljoen vandaan komt. De minister zegt dat hij het als zijn opdracht beschouwt en dat het bedrag van 500 miljoen inpasbaar is. Dit is toch eigenlijk gewoon een aantasting van het budgetrecht van de Kamer? De afspraak is wel degelijk gemaakt. In feite voeren de coalitiepartners nu een schaduwboekhouding. Ik wil graag aangeven waaraan ik die 500 miljoen liever wil uitgeven. Ik hoop dat de PvdA-fractie daarin ook wat ziet, want wij delen hopelijk dezelfde waarden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat hoge inkomens opnieuw een belastingverlaging van een half miljard tegemoet kunnen zien;

overwegende dat dat geld op een andere, betere manier kan worden besteed;

verzoekt de regering, de 500 miljoen in te zetten om armoede onder kinderen op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33750).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik kan ook heel kort zijn. Als je zo veel moet bezuinigen in een kabinetsperiode, als zo veel mensen de gevolgen daarvan ondervinden en als je dan plotseling een half miljard tot je beschikking hebt, dan komt het er nogal op aan hoe je dat extra half miljard inzet. De minister van Financiën zei: je moet niet zo inzoomen op dit ene geval — ik zeg het in mijn eigen woorden — je moet het bredere plaatje zien. Vandaag spraken we echter wel degelijk over de vraag wat je doet met dat half miljard dat je ergens hebt gevonden, of dat nu tussen de washandjes is of ergens anders. Het komt er nogal op aan. Het heeft niets te maken met de vraag of je voorstel eerbaar of oneerbaar is. Het is een politieke keuze. Als je beslist om dat geld ten goede te laten komen aan mensen die meer verdienen dan €42.000 — dat is ongeveer 25% van de Nederlandse bevolking — en tegen 75% zegt "dat half miljard is niet voor jullie", dan maak je politieke keuze die in de ogen van mijn fractie discutabel is. Dat laat onverlet — ik heb dat eerder gezegd — dat wij heel blij zijn met de andere kant van de deal, namelijk het van tafel zijn van de strafbaarstelling van illegaliteit. Over het eerlijk delen, de eerlijke verdeling van tegenvallers, maar in dit geval ook van meevallers, zullen wij nog vaak spreken. Wij zullen het kabinet hierop kritisch blijven aanspreken, want met eerlijk delen heeft deze deal in ieder geval niets te maken.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de ministers voor hun beantwoording en hun reacties. Ik concludeer dat de aanpassing van het regeerakkoord gewoon ook een kwestie is van afkopen en uitruilen. Dat zullen wij de komende jaren vaker zien, want garanties zijn niet te geven. Dat is ook logisch, want dat is vanaf de start van dit kabinet het geval. Daar gaan wij de komende jaren gewoon mee door. Het blijft dus een beetje aanmodderen. Vervolgens halen wij opeens ergens 500 miljoen vandaan. De bijdrage van de heer Dijkgraaf sloot goed aan bij hetgeen wij hebben aangegeven. Je hoeft helemaal geen dekking meer te hebben. Je zegt gewoon: dit wil ik graag hebben en zoek het maar uit in wat meevallers.

Vervolgens heb je 500 miljoen. Die besteed je ergens aan. Wij zouden die graag aan iets anders besteden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gepensioneerden in de periode 2011-2013 relatief meer koopkrachtverlies hebben ondervonden dan werkenden;

overwegende dat volgens het Centraal Economisch Plan 2014 gepensioneerden in 2014 en 2015 op de nullijn zullen blijven, terwijl alle andere huishoudens, zoals de midden- en hogere inkomens, voor deze twee jaren samen een positieve koopkrachtontwikkeling hebben;

voorts overwegende dat uit een oogpunt van rechtvaardigheid budgettaire ruimte voor lastenverlichting naar verhouding van de verwachte koopkrachtontwikkeling gelijkmatig ten goede dient te komen aan alle huishoudens;

roept de regering op, beschikbare budgettaire ruimte voor lastenverlichting, naar verhouding van de verwachte koopkrachtontwikkeling ook ten goede te laten komen aan gepensioneerden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33750).

Hiermee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De minister van Financiën rent al naar de microfoon voor de beantwoording van de wellicht nog openstaande vragen en in ieder geval voor zijn reactie op de ingediende moties.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Het kan ook echt heel kort. Ik hecht eraan om nog in te gaan op de opmerking van de heer Merkies dat het budgetrecht van de Kamer hier wordt uitgehold. Dat is absoluut niet het geval en dat zou de Voorzitter ook nooit toestaan. Dit is een voornemen van beleid dat zal worden verwerkt in de begroting. De begrotingsvoorstellen zullen aan de Kamer worden voorgelegd op Prinsjesdag en zij zullen pas werkelijkheid worden nadat het Belastingplan in beide Kamers is aanvaard. Zo doen wij dat en dat is een keurige procedure, lijkt mij.

De heer Merkies heeft gezegd dat het geld anders moet worden aangewend, zoals voor armoede onder kinderen. Ook dat thema heeft volop de aandacht van het kabinet. Deze gerichte lastenverlichting ziet op de marginale druk in de groep boven de €42.000 in combinatie met de andere voorgenomen maatregel ten aanzien van de arbeidskorting, zijnde een zeer grote lastenverlichting in de vorm van arbeidskorting die de komende drie jaar aan alle werkenden ten goede zal komen. Deze keuze verhoudt zich niet met de motie-Merkies op stuk nr. 40, en daarom moet ik deze dan ook ontraden.

De heer Klein heeft gezegd: je hebt blijkbaar geen dekking meer nodig. Ook door enkele andere leden is dat gesuggereerd in dit debat. Daarvan is echter geen sprake. Het kabinet zal de Kamer altijd voorstellen voorleggen die zijn voorzien van dekking dan wel in het geheel van de begroting zijn gedekt. Dat zal gebeuren op Prinsjesdag. Laat niet de indruk ontstaan dat hier ongedekte wensen door ons zouden worden neergelegd of zouden worden geaccepteerd. In de door de heer Klein ingediende motie op stuk nr. 41 wordt gevraagd om een gelijkmatige lastenverlichting aan alle huishoudens ten goede te laten komen en om naar rato de koopkrachteffecten aan gepensioneerden ten goede te laten komen. Ik heb de motie echter nog niet in handen.

De voorzitter:
De premier heeft de motie in handen.

Minister Rutte:
Sorry! Ik dacht dat de minister van Financiën de motie uit zijn hoofd kende.

Minister Dijsselbloem:
In de motie wordt de regering opgeroepen om beschikbare budgettaire ruimte voor lastenverlichting, naar verhouding van de verwachte koopkrachtontwikkeling, ook ten goede te laten komen aan gepensioneerden. Dat is voor deze maatregel natuurlijk niet het geval. Het gaat hier om verhoging van de arbeidskorting die per definitie ten goede komt aan werkenden. Dat is zeer verdedigbaar en dat is in het verleden ook door velen in de Kamer bepleit: lastenverlichting, en dan met name lastenverlichting op arbeid. Dit ziet daarop. De koopkrachtontwikkeling, ook voor gepensioneerden, zal onze aandacht hebben en komt terug in het koopkrachtbeeld dat wij betrekken bij de afronding van de begroting in augustus en die wij zullen presenteren op Prinsjesdag. Ik ontraad de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemming over de ingediende moties zal volgende week dinsdag plaatsvinden.

Ik dank u allen hartelijk en wens u een veilige thuisreis.

Sluiting

Sluiting 21.06 uur.