Plenair verslag
Tweede Kamer, 64e vergadering
Dinsdag 18 maart 2014
-
Begin14:00 uur
-
Sluiting18:13 uur
-
StatusGecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Arib
Aanwezig zijn 142 leden der Kamer, te weten:
Agema, Arib, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, De Wit, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,
en de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, de heer Kamp, minister van Economische Zaken, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, en de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
De voorzitter:
Ik heet iedereen welkom, ook de mensen op de publieke tribune en de minister van Economische Zaken.
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen Van Tongeren
Vragen van het lid Van Tongeren aan de minister van Economische Zaken over de voorgenomen olie- en gashandelsmissie naar Rusland.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Je kunt geen tv of krant bekijken of je wordt geconfronteerd met de dramatische situatie in Oekraïne. Ik las net op teletekst dat Poetin het wetsvoorstel heeft getekend om de Krim in te lijven bij Rusland. En toch wil de Nederlandse regering gewoon op handelsmissie, zodat Nederlandse olie- en gasbedrijven nog meer zaken kunnen gaan doen met Rusland.
Heeft Nederland nog een moreel kompas of denken we alleen aan onze portemonnee? De Europese Commissie, maar ook mijn fractie, dringt al jaren aan op een gezamenlijke Europese strategie, zodat we energieonafhankelijker worden. Nederland heeft met de gasstrategie, waarbij wij doelbewust nog afhankelijker worden van Russisch gas, door de gasrotonde, een andere richting ingezet. Zo sloot Nederland trots een deal met Rusland over een extra gaspijpleiding, de Nord Stream. Met die pijpleiding kunnen we Polen, Wit-Rusland en Oekraïne omzeilen. Dan kan Poetin de gaskraan naar die landen nog makkelijker dichtdraaien. En dat alleen omdat we daar in Nederland weer wat geld aan kunnen verdienen. Ook vorig jaar sloot deze minister nog een deal over meer overslag van Russisch gas in Rotterdam.
Mijn vragen: wanneer wordt in Nederland definitief besloten om toch gewoon op gas- en oliemissie te gaan? Hoe wordt de Kamer betrokken bij dit gevoelige besluit? Hoeveel zou de situatie moeten verergeren, voordat ook Nederland besluit dat we wellicht even moeten wachten met onze handelsbelangen? Hoe zou het Nederlandse bedrijfsleven, volgens de minister, het beleid inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de OESO-richtlijnen moeten toepassen?
Minister Kamp:
Voorzitter. Het is goed om ons te realiseren dat deze energiemissie is gepland in februari, toen de situatie in Oekraïne anders was dan op dit moment. Het gaat om een energiemissie die over twee maanden plaatsvindt. Deze missie is opgehangen aan het International Energy Forum dat in Moskou zal plaatsvinden. Eens in de twee jaar gebeurt dat. Allerlei energieministers komen dan bij elkaar. Dit keer is dat in Moskou het geval. Dat is heel begrijpelijk, want voor Rusland is energie erg belangrijk. Twee derde van zijn export is olie en gas. De helft van zijn overheidsinkomsten komt van olie en gas.
Ik denk dat het belangrijk is dat de Nederlandse regering de situatie in Oekraïne en in Rusland nauwlettend in de gaten houdt en ook kijkt of we zo snel mogelijk kunnen komen tot een dialoog met de Russen om de problemen op te lossen. Collega Timmermans heeft al aangegeven dat de EU, eensgezind en in lijn met de afspraken die in de Europese Raad zijn gemaakt, probeert het gesprek met Rusland in fasen op gang te krijgen. De eerste fase betreft de maatregelen die zijn genomen. De tweede fase is nu aan de orde. Wat betreft een eventuele derde fase van sancties, hopen wij dat het niet zo ver hoeft te komen en dat we voor die tijd de dialoog op gang hebben gekregen en tot resultaten kunnen komen in de Oekraïne.
Als het over twee maanden anders is, tegen de tijd dat die missie gaat starten, dan zullen we bekijken hoe de situatie is. Dan zullen we op grond van de lijn die Europees en ook in Nederland is uitgezet, hierover besluiten. Wat betreft het slechter worden van de situatie, hopen wij natuurlijk dat de situatie beter wordt in plaats van slechter.
Wanneer het besluit over de uitvoering van de missie, het gaan naar Rusland, aan de orde is, zullen we bekijken hoe de situatie is.
Ik denk dat mevrouw Van Tongeren heel tevreden kan zijn over de energieonafhankelijkheid van Nederland. Wij zijn bezig met een transitie naar duurzame energie. Wij hebben ons eigen gas. Wij hebben gas uit Rusland en uit Noorwegen. Wij hebben lng, dat in grote hoeveelheden via de Rotterdamse haven kan. Ik denk dat we een heel divers beleid en een heel diverse energievoorziening hebben. Dat leidt ertoe dat wij minder kwetsbaar zijn en dat wij vanuit een positie van kracht ons beleid kunnen bepalen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister gaat straks wellicht nog vertellen hoe hij de Kamer zal betrekken bij dit gevoelige besluit. Ik hoor graag van de minister hoe deze gas- en oliemissie past bij maatschappelijk verantwoord ondernemen en bij de OESO-richtlijnen. Het officiële standpunt van de regering is dat wij in 2050 een volledig duurzame energievoorziening willen. Dat staat in het regeerakkoord. Hoe rijmt dat zich met steeds meer gas- en oliehandel met Rusland? 45% van het gas in Europa komt uit Rusland en 35% van de olie. We moeten eerder afkicken van onze fossiele verslaving in plaats van nog meer handelscontracten sluiten over fossiel. Wil de minister in ieder geval toezeggen dat hij zonder instemming van de Kamer niet op handelsmissie gaat? Kunnen wij van de minister een brief krijgen, waarin hij uitlegt hoe deze missie zich verhoudt tot de bestaande OESO-richtlijnen en het huidige IMVO-beleid van de regering?
Minister Kamp:
Als ik deelneem aan een forum of bijeenkomst voor energieministers, of dit nu in Moskou plaatsvindt of ergens anders, heb ik daar geen OESO-richtlijnen voor nodig. Ik maak zelf wel uit of ik daar wel of niet aan meedoe. Het volgende over onze afhankelijkheid van fossiele energie. Als je maximaal inzet op energiebesparing, zoals wij doen, als je maximaal inzet op de transitie naar duurzame energie, als je je eigen energie in je eigen land zo goed mogelijk gebruikt en als je ervoor zorgt dat je wat je extern nodig hebt, op een heel diverse manier krijgt aangevoerd, doe je het volgens mij goed en bereid je je goed voor op de situatie die mogelijk in 2050 zal ontstaan. En over het betrekken van de Kamer bij de besluitvorming: we moeten onze eigen besluiten nemen, maar natuurlijk moet dat voor de Kamer inzichtelijk worden gemaakt en uiteindelijk ook door de Kamer worden geaccepteerd. Tegen de tijd dat de uitvoering van de energiemissie aan de orde is, zal ik de Kamer daar graag schriftelijk over informeren, zodat zij daar kennis van kan nemen en al dan niet haar instemming kan betuigen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben tevreden over de toezegging van de minister dat de Kamer hierbij zal worden betrokken. Ik ben er wel heel verbaasd over dat de minister zegt dat hij het zelf wel uitmaakt met OESO-richtlijnen en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik neem aan dat wij ons nog steeds aan die richtlijnen wensen te houden, om inzichtelijk te maken hoe zo'n olie- en gasmissie naar Rusland zich op dit moment, in deze gevoelige situatie, verhoudt met het beleid dat wij onderschrijven. Gaat de minister na deze wake-upcall van de geopolitiek — het gaat deze keer immers niet alleen om het klimaat, maar ook om de geopolitiek — op nationaal en Europees niveau veel meer werk maken van energieonafhankelijkheid voor Europa en voor Nederland?
Minister Kamp:
Nee. Nog meer werk maken van energieonafhankelijkheid kan niet. We hebben op dat gebied echt gedaan wat we kunnen doen en daarvoor hebben we een heel goede mix van maatregelen genomen. Met betrekking tot de OESO-richtlijnen zei ik dat we het zelf wel uitmaken of ik en andere energieministers deelnemen aan een conferentie, dus dat ik daar geen OESO-richtlijnen voor nodig heb. Natuurlijk zal ik met mijn Russische collega en met andere Russische functionarissen in het gebied spreken over de manier waarop risico's in het Arctische gebied kunnen worden vermeden en over hoe Nederlandse bedrijven daaraan kunnen bijdragen. Ik zal zeker ook de andere onderwerpen gericht op duurzaamheid en verantwoord handelen bij energiewinning uitgebreid aan de orde stellen en dat zal ongetwijfeld in lijn zijn met wat de OESO propageert, zoals wij dat steeds doen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Vanochtend annexeerde president Poetin de Krim. Toch bekruipt mij nu een beetje het gevoel dat het voor deze minister business as usual is, alsof die derde trede in de sanctieladder vandaag niet is betreden. Ik vraag de minister daarom: heeft Rusland nu niet opnieuw een rode lijn overschreden en moet die handelsmissie daarom niet al op dit moment worden heroverwogen?
Minister Kamp:
Er is nog niet besloten tot economische sancties. Op het moment dat economische sancties aan de orde zijn, komt zo'n energiemissie in een ander daglicht te staan en kun je daar een besluit over nemen. Het gaat nu over een land waarmee we een langdurige samenwerking op het gebied van energievoorziening hebben. Voordat de crisis in de Oekraïne begon, zijn wij gestart met de voorbereiding van een energiemissie. Wij breken die voorbereidingen niet af, maar wij houden de situatie nauwgezet in de gaten. Mocht er onverhoopt moeten worden besloten tot economische sancties, dan komt dit in een ander daglicht te staan en zullen we in dat nieuwe daglicht daar een besluit over nemen.
De heer Van Bommel (SP):
Ik hoor GroenLinks in omfloerste woorden eigenlijk een handelsboycot bepleiten; er mag geen handelsmissie naar Rusland. De vorige week werd er in deze Kamer door D66 al een wapenembargo tegen Rusland bepleit. Ik wijs op het gemeenschappelijke Europese beleid waarvan een beetje sprake is ten opzichte van Rusland, namelijk nu geen boycot, de ontwikkelingen afwachten en het kruit drooghouden waar het gaat om eventuele handelsmaatregelen tegen Rusland in een later stadium wanneer de situatie verslechtert, wat namelijk nog steeds denkbaar is. Kan de minister aangeven wat op dit moment de stand van zaken is in Europa, aangezien het inderdaad nodig kan zijn om in een later stadium wel deze maatregelen te nemen maar dan in ieder geval gemeenschappelijk in Europa? Want als alleen Nederland zoiets doet, schieten we daar natuurlijk niet zo veel mee op.
Minister Kamp:
Ik ben het zeer eens met de heer Van Bommel dat het noodzakelijk is om in Europa gelijk op te trekken om op die manier resultaten te boeken. Ik heb al aangegeven dat er twee fasen zijn voor de sancties richting Rusland als gevolg van de situatie in Oekraïne en dat de tweede fase nu in gang is gezet, in overeenstemming met de afspraken die in de Europese Raad zijn gemaakt. De derde fase zal bestaan uit economische sancties en daar is nog niet toe besloten. Op het moment dat daar wel toe besloten wordt, komt deze missie ook in een ander licht te staan. Ik denk dat we op die manier ons richten op resultaten, te bereiken in Europees verband. Wij gaan in Nederland daar niet van afwijken. Als minister van Economische Zaken ga ik daar ook niet van afwijken, maar om nu al de voorbereidingen te starten voor een energiemissie die over twee maanden plaatsvindt, is op dit moment een stap te ver.
Vragen Berndsen-Jansen
Vragen van het lid Berndsen-Jansen aan de minister van Veiligheid en Justitie over politiegesjoemel met afluisterrapporten.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Mijn fractie is geschrokken van de reportage van Brandpunt, waaruit blijkt dat de politie sjoemelt met afluisterrapporten. Afgeluisterde telefoongesprekken worden niet waarheidsgetrouw uitgeschreven en dat is een ernstige constatering. Nederland is wereldwijd koploper in het aftappen van telefoongesprekken. Jaarlijks luistert justitie in ons land ruim 25.000 gesprekken af. En dat aantal lijkt jaarlijks te stijgen met internet en smartphones. Dat het afluisteren niet altijd vlekkeloos gaat, dat zich storingen voordoen in het systeem waardoor taps verloren gaan, bleek al eind vorig jaar. De tap-Teeven/Van Rey verdween spoorloos uit het systeem. Maar het is van een geheel andere orde als de politie valsheid in geschrifte pleegt, als tapverslagen wel onder ambtseed maar niet naar waarheid zijn opgemaakt, als teksten worden veranderd en als ontlastende informatie wordt weggelaten en zelfs personen worden verwisseld. Dit betekent namelijk dat valse informatie in het strafproces wordt gebracht. Het spreekt voor zich hoezeer dit het beginsel van een eerlijk proces schaadt en hoe kwalijk misleiding van de rechter is. Daarom wil mijn fractie het volgende van de minister weten.
Herkent de minister dat sprake is van geknoei met tapverslagen? Hoe kan dit nota bene onder ambtseed gebeuren? Welke waarborgen zitten in het systeem om te checken op correctheid om ervoor te zorgen dat de rechter niet misleid wordt? Welke controlemechanismen zijn er binnen de politie en het Openbaar Ministerie om dit soort praktijken te voorkomen? Wat gaat de minister doen om gesjoemel uit te sluiten? Hoe vaak komt dit voor?
Minister Opstelten:
Mevrouw de voorzitter. Ik dank mevrouw Berndsen voor de gestelde vragen. Aftappen is een bijzonder en ook nuttig opsporingsmiddel dat vanwege de inbreuk op de privacy alleen proportioneel en onder strakke voorwaarden mag worden toegepast. In het strafproces wordt bijzondere bewijskracht toegekend aan een onder ambtseed opgesteld proces-verbaal. Ambtsedige processen-verbaal zijn een belangrijk ankerpunt in de strafrechtpleging. De rechtbank en andere deelnemers aan het strafproces moeten dus kunnen vertrouwen op de juistheid van tapverslagen. Het is ernstig als er twijfels zijn. Het vervalsen van tapverslagen is een misdrijf. Dat is een belangrijke waarborg. De Rijksrecherche kan hiertoe feitenonderzoek doen. Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit kan de Rijksrecherche vervolgens opsporingsonderzoek doen. Dat is onder ambtseed.
Bij de twee in het programma Brandpunt aangehaalde zaken is geen sprake van integriteitsschendingen. Wel is er sprake van onjuistheden in de uitwerking van de tapgesprekken. Helaas kunnen onjuistheden in een uitgewerkt tapverslag nooit volledig worden uitgesloten.
Wat gaan wij doen? In de eenheid Noord-Holland loopt naar aanleiding van de zaak-Ainee, ook in het programma naar voren gebracht, het actieprogramma betere opsporing, waarvan de verbetering van het proces rondom de uitwerking van de tapverslagen deel uitmaakt.
Een van de maatregelen betreft een extra controle van de onderzoeksleiding van cruciale tapverslagen. Verder is er een verbeterd tapprotocol.
De politie beziet nu in samenwerking met het Openbaar Ministerie welke resultaten van dit programma landelijk kunnen worden geïmplementeerd. Dat zal na het zomerreces zijn. Dan zullen er conclusies worden getrokken en zal ik, ook na de eerder aan de heer Recourt gedane toezeggingen naar aanleiding van mededelingen van procureur Van Nimwegen over tappen, met een totale brief naar de Kamer komen.
De voorzitter:
Voor de procedure geldt dat ook de minister twee minuten spreektijd heeft.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik vind toch dat de minister het wat bagatelliseert. Hij laat het allemaal wat minder ernstig klinken. Hij beschrijft een soort procedure zoals het gaat bij de politie. Maar als er zelfs rechterlijke uitspraken zijn waarin taps als onjuist en onwaar zijn verklaard, dan is er toch wel degelijk iets aan de hand, houd ik de minister toch maar voor. Weet de minister eigenlijk wel in hoeveel zaken de rechter een tap niet toelaatbaar heeft verklaard vanwege onjuiste inhoud? Hoe kan iemand bewijzen dat er wel degelijk misbruik is gemaakt of dat een verklaring anders is geformuleerd dan wat daadwerkelijk over de tap is gezegd?
Ik wil dus ook van de minister weten of hij erkent dat er ruimte is voor een subjectieve invulling van tapverslagen en dat hij ook erkent dat de controle op een waarheidsgetrouwe weergave niet waterdicht is.
Ik vraag hem daarom nogmaals hoe hij nu gaat voorkomen dat dit zich opnieuw gaat voordoen, waardoor we weer een uitzending van Brandpunt nodig hebben om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk goede verslagen bij de rechter liggen, zodat de rechter ook een goede uitspraak kan doen.
Minister Opstelten:
Ik deel volledig de zorgen naar aanleiding van de uitzending. Van de zaken die zijn genoemd, zijn er twee niet meer onder de rechter en drie wel, dus op de laatste ga ik niet in. In een van de zaken, de zaak-Ainee, heeft het Openbaar Ministerie samen met de politie inderdaad gezegd de zaak heel diep te gaan uitzoeken en heeft men vervolgens gezegd ook nationaal te gaan uitwerken dat dit niet kan gebeuren.
Ten aanzien van een van de zaken die niet meer onder de rechter is — ik ben dit zelf ook even nagegaan — kan er sprake zijn van een misverstand, bijvoorbeeld doordat simpel Engels op een gegeven moment door degene die het verslag opmaakt anders wordt vertaald dan letterlijk zou moeten. Dat is aanleiding geweest voor een uitspraak van de rechter. Het gerechtshof heeft dit beklag tegen de bewuste politieman in december ook afgewezen. Ik neem dit zeer serieus. Langs de wijze die nu in dat onderzoek aan de orde komt en die landelijk wordt uitgezet, zal ik de Kamer na het zomerreces informeren. Ik doe dit in het verlengde van mijn eerdere toezegging over het terugdringen van het tappen naar aanleiding van het hetgeen procureur-generaal Van Nimwegen heeft gezegd.
De voorzitter:
Mevrouw Berndsen, tot slot.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De minister noemt een aantal zaken die nog onder de rechter zijn, maar mijn vraag was breder. Weet de minister hoeveel zaken er in totaliteit door de rechter als niet toelaatbaar zijn beschouwd? Ik krijg graag nog antwoord van de minister op deze vraag. Ik hoor ook graag dat de minister exact in de brief aangeeft hoe de procedure wordt aangescherpt, zodat dit niet meer voorkomt en deze uitzendingen niet meer hoeven te worden gemaakt.
Minister Opstelten:
Het laatste is toegezegd. Ik zal dit gaarne meenemen in de brief. Het aantal onjuiste tapverslagen wordt niet door het OM geregistreerd en is mij derhalve niet bekend. Gezien het grote belang van een zorgvuldige toepassing van het voor de opsporing belangrijke instrument van de telefoontap is iedere onjuistheid waarbij de rechten van een verdachte worden geraakt er één te veel. Ik zal ook het element van de registratie meenemen in de brief.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. In de uitzending komt ook de strafrechtadvocaat aan het woord. Is het voor de advocaat altijd mogelijk om zelf de tapgegevens op te vragen en te controleren, dus in te zien?
Minister Opstelten:
Naar mijn mening is het tapverslag onderdeel van het dossier. Uit een recente zaak weet u dat als dit niet klopt, dat ook bekend wordt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Het kost ongelooflijk veel tijd om een uitgetypt tapverslag te vergelijken met de tapes. Veel van deze verdachten hebben rechtsbijstand. Is de minister van plan om advocaten de mogelijkheid te geven om betaald de tapverslagen naast de tapes te leggen. Deze fouten kwamen pas aan het licht toen de geluidsbanden naast de uitgetypte verslagen werden gelegd. Dat zijn uren en uren tapes, dus dat kost heel erg veel tijd. Verwacht de minister dat advocaten dit gratis doen? Hoe verhoudt dit zich tot de bezuinigingen op de griffierechten?
Minister Opstelten:
Er is geen enkele relatie met de griffierechten en ook niet met de rechtsbijstand. Het is het zuiver protocolleren en waarborgen van het gehele tapproces. Ik heb zojuist gezegd wat ik daaraan doe en waar ik de Kamer mee zal bedienen.
De voorzitter:
Ik dank de minister.
Vragen Van Hijum
Vragen van het lid Van Hijum aan de minister van Financiën over het bericht "Fyra terug, NS krijgt geld".
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Als je langs de Watergraafsmeer rijdt, dan zie je er een aantal op een rij staan: de rood-wit-roze fyratreinstellen, eenzaam en verlaten op een rangeerterrein. Op eentje is graffiti gespoten met de tekst "their food may be good, but don't buy trains from Italy". Dat zal er niet door een medewerker van de NS opgespoten zijn, maar dat had gekund, want de verontwaardiging over de kwaliteit van het geleverde materieel was groot. "Niet betrouwbaar" vond de NS. De minister van Financiën zei: als zo'n slecht product wordt geleverd, dan hoef je daar niet voor te betalen.
De CDA-fractie is dan ook wel verrast dat gisteren naar buiten werd gebracht dat er een deal is bereikt tussen de NS en AnsaldoBreda. De treinen gaan terug naar Italië en de NS krijgt 125 miljoen euro en beperkt zo het verlies op de aanschaf tot maximaal 88 miljoen euro. Eerder echter eiste de NS honderden miljoenen van AnsaldoBreda of het moederbedrijf. Immers, naast het verlies op de aanschaf, zou er ook een vergoeding betaald moeten worden voor misgelopen inkomsten, extra kosten voor vervangend vervoer en juridische procedures. Ook valt in het akkoord nu opeens te lezen dat de treinen betrouwbaar zijn en opnieuw kunnen worden ingezet.
Daarom stel ik de volgende vragen aan de minister. Ten eerste. Gooit de NS de handdoek niet te snel in de ring, zeker gelet op het feit dat de NMBS wel doorprocedeert? Ten tweede. Vindt de minister dit een goede deal? Wat is de totale schade voor de NS, maar ook voor de Staat en de belastingbetaler, die tal van inkomsten mislopen? Ten derde. Is deze deal vooraf voorgelegd aan de minister van Financiën? Heeft hij hier in zijn rol van aandeelhouder mee ingestemd?
Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Misschien kan ik de vragen in omgekeerde volgorde beantwoorden. Ten eerste. De heer Van Hijum vraagt of de minister in zijn rol van aandeelhouder betrokken of geïnformeerd was. Wij waren geïnformeerd. NS had ook met ons geconsulteerd of wij het eens waren met de door NS ingezette strategie, namelijk om te proberen de schade te beperken en zo mogelijk te komen tot een vroegtijdige beslechting van de juridische procedures, met een resultaat dat positiever zou zijn dan het al ingeboekte verlies vorig jaar. Onder die laatste voorwaarde zijn wij daarmee akkoord gegaan. Dus ja, het was ons bekend en onder die voorwaarde hebben wij de ruimte gegeven aan NS. Strikt genomen sluit het bedrijf NS, en niet de aandeelhouder, deze overeenkomst met het bedrijf AnsaldoBreda.
Ten tweede. Wat was de schade? Van de 213 miljoen die was betaald, keert nu 125 miljoen terug. De voorlopige schade is dus 88 miljoen. Ik heb het dan puur over de leverantie van de toestellen Fyra. Er was vorig jaar al 125 miljoen afgeboekt. Dat betekent dat er dit jaar een meevaller van 37 miljoen is, maar dit is allemaal boekhoudkunde, ten opzichte van het al genomen verlies van 125 miljoen vorig jaar. Mochten de voertuigen alsnog worden verkocht, kan er nog 21 miljoen verder terugkomen. Dan zou de schade van 88 miljoen naar 67 miljoen gaan. Dat is echter nog af te wachten.
Zoals u weet, is dit niet de enige schade. Er is schade in de concessie en over de concessieperiode van de HSL-Zuid, zoals door de NS afgesloten. Dat telt op tot een bedrag van 240 miljoen. Daar hebben we eerder het debat over gevoerd met elkaar.
Tot slot de vraag of ik dit een goede deal vind. Ik vind deze hele zaak geen goede deal. We lijden hier verlies op, met alle schade van dien, ook voor de reiziger, voor de kwaliteit die nu wordt geboden et cetera. Alles bij elkaar is het dus natuurlijk absoluut geen goede deal. In de gegeven omstandigheden vind ik deze uitkomst acceptabel en verdedigbaar.
De heer Van Hijum (CDA):
Dank aan de minister voor de antwoorden. Toch gaat het voor mij, en naar ik aanneem ook voor de Kamer, wel heel snel. Over de constatering dat het gaat om niet-betrouwbaar materieel, om fouten aan de kant van AnsaldoBreda of het moederbedrijf, om honderden miljoenen die eigenlijk terug zouden moeten komen bij de NS en uiteindelijk ook bij de belastingbetaler, wordt nu gezegd dat NS maar ook de Staat genoegen nemen met een afkoop van 125 miljoen.
Ten eerste. Is er dan niet wat te stevig ingezet betreffende het oordeel over het materieel, zeker als ik nu lees dat toch wordt toegegeven dat de treinen betrouwbaar zijn en opnieuw kunnen worden ingezet? Ten tweede. Kan de minister verder kwantificeren wat de schade voor de belastingbetaler uiteindelijk is? Het gaat immers niet alleen om de aanschaf, zoals hij terecht zelf zegt, maar ook om misgelopen inkomsten, kosten voor vervangend materieel en concessie-inkomsten die niet binnenkomen. Ten derde. Ik wil graag weten of er ontbindende voorwaarden zijn of dat dit nu echt een harde uitkomst is van de onderhandeling waar op geen enkele manier op kan worden teruggekomen, ook niet na bijvoorbeeld kritisch doorvragen door de Kamer.
Minister Dijsselbloem:
Onderdeel van dit akkoord is dat de vraag of het materieel deugdelijk of ondeugdelijk was verder met rust wordt gelaten, in ieder geval in juridisch opzicht. Partijen zullen zich daar verder niet meer over uitlaten. Ik en de NS zullen dat in elk geval niet doen. We stellen met elkaar vast dat we tot in lengte van jaren met elkaar juridisch hadden kunnen uitvechten hoe deugdelijk het materiaal was. Dat had tot grote onzekerheid geleid. Partijen hebben ervoor gekozen om dit juridische gevecht vroegtijdig te beslechten. Ik ga verder niet in op de vragen of er nu wel of niet sprake was van deugdelijk of ondeugdelijk materiaal en hoe deugdelijk of ondeugdelijk dat was. Ik stel dat daarmee een langjarig juridisch gevecht met alle onzekerheid van dien is beslecht.
In de halfjaarcijfers van de NS heeft gestaan dat zich een mogelijke schade voordeed van tussen 0 en 300 miljoen. Bij de publicatie van die halfjaarcijfers vorig jaar is bekendgemaakt dat er een afboeking werd gedaan van 125 miljoen. Dat verlies is toen genomen. Ten opzichte van dat genomen verlies, het ingeboekte verlies, wordt de schade beperkt. Dat zijn de feiten en daar wil ik mij graag bij houden.
De vraag over nog aanvullende schade heb ik beantwoord. Dat is de schade die vastzit aan de problemen in de concessie. De concessieperiode loopt tot 2025. Daarin is sprake, cumulatief, van een extra verlies van 340 miljoen dat de NS voor eigen rekening neemt. Dat vertaalt zich voor een deel naar een verminderde vermogensopbouw binnen het bedrijf en voor een deel naar een verminderde dividendafdracht aan de aandeelhouder. Daarover is uitvoerig een Kamerdebat gevoerd. Over de gevolgen daarvan hebben wij toen ook gesproken. De Kamer ontvangt daarover op korte termijn een brief.
Op het punt van de ontbindende voorwaarde kan ik zeggen dat er geen ontbindende voorwaarden zijn.
De heer Van Hijum (CDA):
Dank voor de nadere informatie. Omdat de minister aangeeft dat hij in zijn rol van aandeelhouder zijn zegen heeft gegeven aan deze deal, lijkt het mij goed dat de Kamer uitvoerig wordt geïnformeerd over alle ins en outs van de afspraken die zijn gemaakt en van alle risico's die er wellicht nog aan de afspraken kleven. Vanuit onze controlerende rol kunnen wij op een later moment ons eindoordeel vellen over die deal.
Minister Dijsselbloem:
Uiteraard. Daar ben ik graag toe bereid.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor de minister hier zeggen dat dit voor de schatkist eigenlijk toch nog wel een goede deal is.
Minister Dijsselbloem:
Voorzitter, dat heb ik niet gezegd.
De voorzitter:
Eerst mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Volgens mij ga ik over mijn woorden. De minister heeft de indruk gewekt dat ten opzichte van …
(Hilariteit)
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, gaat u verder.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Door te zeggen "ten opzichte van de al eerder genomen schade valt het nu wel mee" heeft de minister de indruk gewekt dat dit voor de schatkist eigenlijk een goede deal is; dat concludeer ik uit zijn woorden. Wordt de reiziger er in het plaatje van de minister ook financieel beter op? Gaat de reiziger ook wat merken van die minder dan de ingeboekte schade? De reiziger kan al niet snel van Amsterdam naar Brussel reizen. Het zou de regering sieren als deze ook een financieel gebaar zou maken naar de reiziger.
Minister Dijsselbloem:
We hebben het hier over minder verlies; meer is het niet. Ik heb er zeer terughoudend over gesproken. De heer Van Hijum vroeg mij om een kwalificatie en ik heb daarover zeer terughoudend gesproken, dacht ik. Het verlies dat al was genomen, gewoon in de vermogenspositie van de NS, wordt dus iets minder groot en we zetten er een streep onder. Ten opzichte van de situatie waarin wij ons bevonden, is dat relatieve winst.
Als we het hebben over de reiziger, dan hebben we het over de wijze waarop de NS omgaat met vermogensverlies en dividendverlies. Daarover hebben we een debat gevoerd. We hebben gesproken over de mogelijkheid om dat te vertalen naar efficiencymaatregelen binnen de NS. De Kamer heeft gezegd dat de reiziger daarvan geen schade mag ondervinden. Wij komen daarop terug. Dat heb ik ook toegezegd. De Kamer ontvangt op zeer korte termijn een brief over de wijze waarop wij daarmee omgaan. Mijn inzet was en is om zo veel mogelijk daarvan in efficiencymaatregelen te laten landen waarbij de reiziger geen verdere schade ondervindt, want die heeft al genoeg negatieve effecten ondervonden.
De heer Hoogland (PvdA):
Deze gegevens hebben wij allemaal gehad in de brief van 27 september 2013. De vraag is inderdaad wat de consequenties zijn voor die reiziger. Ik ben blij dat wij nu lange juridische procedures voorkomen. In 2010, het kabinet-Rutte I, stemde het CDA in met een forse prijsverhoging van de treinkaartjes. Mag ik nu concluderen dat deze consequenties niet worden afgewenteld op de reiziger en zo veel mogelijk worden verwerkt in de organisatie van de NS? Dat is in het belang van iedereen die dagelijks de trein pakt.
Minister Dijsselbloem:
Het afgeboekte bedrag was al ten laste gekomen van de positie van het bedrijf en was al niet vertaald in consequenties voor de reizigers wat betreft het treinkaartje of anderszins. Dat afgeboekte verlies ten laste van de positie van het bedrijf zelf wordt nu een klein stukje minder. Daarnaast hadden wij de tegenvallende opbrengsten — laat ik het maar zo formuleren — van de concessieperiode, de concessieafdrachten et cetera. Daarover heeft het kabinet afspraken gemaakt met de Kamer. Mevrouw Van Veldhoven vroeg in een motie aan het kabinet om de consequenties, ook het dividendverlies, zo veel mogelijk te laten vertalen in efficiencymaatregelen et cetera en niet in korting te brengen op het Infrafonds. Dat was de portee van de motie. Omdat wij deze motie willen uitvoeren, is al onze inzet daarop gericht. De Kamer ontvangt op korte termijn een brief daarover.
De heer Verhoeven (D66):
Ik ben misschien even uit dit onderwerp geweest, maar gelukkig zit mijn collega Van Veldhoven erbovenop. Als je naar de minister luistert, ga je bijna denken dat het Fyrafiasco geen Fyrafiasco is, maar een hoogrendementslijn die de Staat alleen maar geld oplevert. Als je de minister later hoort zeggen dat het allemaal niet zo bedoeld is, heb je toch het gevoel: weten we eigenlijk wel wat er echt aan de hand is?
Heel serieus is de vraag wat er gaat gebeuren met het verlies dat wordt genomen. Iedereen heeft het over de reiziger, maar het gaat natuurlijk om de infrastructuur. Wordt dit nu bij de NS weggehaald of wordt het bij I en M weggehaald? Daarover moet volgens mij duidelijkheid komen.
Minister Dijsselbloem:
Ik neem de vraag zeer serieus, maar de inleiding van de heer Verhoeven niet, omdat hij suggereert dat ik hier juichende verhalen heb gehouden over deze situatie. Iedereen die mij zojuist heeft gehoord, heeft het tegendeel gehoord. Ik ben er helemaal niet juichend over. Wij zijn bezig met schadebeperking. Mooier dan dat kan ik het niet maken.
Waar komt het verlies terecht? Deze deal gaat over de afboeking op de waarde van het materieel en betekent minder verlies ten laste van het vermogen van de NS. Het debat en de motie gingen over de verliezen die in de concessieperiode zullen worden geleden op het totaal van de exploitatie van deze lijn. Wij zijn bezig met de uitvoering van de motie, waarover de Kamer op korte termijn een brief krijgt. Het ging inderdaad over de vraag of wij kunnen voorkomen dat dit ook een negatieve impact heeft op het Infrafonds. Dat was de vraag van de heer Verhoeven: leidt dit tot bezuinigingen op het Infrafonds? De portee van de motie was: dat zou niet moeten. De Kamer krijgt op zeer korte termijn een antwoord op de vraag in welke mate wij daarin zijn geslaagd.
De voorzitter:
Dank u wel.
Vragen Gesthuizen
Vragen van het lid Gesthuizen aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht waaruit blijkt dat nog steeds geen begin is gemaakt met het opnemen van 250 Syrische vluchtelingen in Nederland.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. 9 miljoen Syriërs zijn in de nu drie jaar durende oorlog ontheemd geraakt, vluchteling in eigen land of in een van de buurlanden van hun verscheurde thuis. Ook Europese landen vangen een aantal van hen op. Sommige landen doen dat ruimhartig, zoals Duitsland en Zweden, maar andere zijn wel erg voorzichtig. Nederland heeft beloofd in 2014 250 mensen op te vangen. Die belofte was van dit najaar, toen de staatssecretaris te kennen gaf niets te voelen voor een ruimere regeling waarbij ofwel 5.000 Syrische vluchtelingen zouden worden uitgenodigd ofwel Nederlandse Syriërs de ruimte zou worden gegeven om hun familie tijdelijk naar Nederland te halen.
Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is hoeveel van die 250 Syriërs er nu al in Nederland zijn. Wat zal Nederland gaan doen met de oproep van de UNHCR van afgelopen vrijdag aan Europa om meer Syrische vluchtelingen te accepteren en op te nemen? Een schrijnend voorbeeld van de nood van Nederlanders met familie in Syrië stond in de NRC. Het moet hemeltergend zijn om niets te kunnen doen voor een zus, voor je moeder of voor een inmiddels volwassen kind dat vastzit in de oorlog, zeker als diegene zwaargewond is geraakt en vecht voor het leven. Deze mensen vragen aan ons of zij alsjeblieft hun eigen bloed mogen helpen.
Kan de staatssecretaris nu eens duidelijk uitleggen wat er met het voortduren van het conflict en de almaar toenemende vluchtelingenaantallen valt te zeggen tégen een regeling voor familieleden om hun dierbaren te helpen? Wat bedoelt hij met de opmerking dat Syrische familieleden niet hierheen mogen worden gehaald omdat de tijdelijkheid van hun verblijf niet gegarandeerd kan worden? Tot slot, stimuleert de regering hiermee niet juist de mensensmokkel? Een mogelijkheid, een route, die voor iemand als Sawsan, de vrouw uit het NRC-artikel, natuurlijk sowieso een onbegaanbare weg is.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Gesthuizen voor haar vragen vandaag. In de NRC van afgelopen vrijdag staat duidelijk dat Nederland 250 vluchtelingen voor hervestiging zal opnemen. Mevrouw Gesthuizen vroeg hoe een begin is gemaakt met de uitvoering. Er zijn 182 vluchtelingen geselecteerd bij de laatste hervestigingsmissie. Deze mensen wachten op de UNHCR, op het moment dat ze naar Nederland kunnen komen. Er is van die eerste 250 nog ruimte voor meer vluchtelingen. In juli zal opnieuw naar Libanon worden gereisd met een hervestigingsmissie om te bezien of nog meer vluchtelingen voor hervestiging in aanmerking komen.
Is het dan zo dat Nederland niets doet? Nee, dat is helemaal niet zo. Alleen al in de eerste maanden van 2014 hebben 914 Syrische vluchtelingen asiel gekregen in Nederland. In 2013 waren het er bijna 3.000. Daarmee staat Nederland in de top vijf van instroomlanden voor Syrische asielaanvragen binnen de Europese Unie. Dat is belangrijk om aan te geven.
In brieven van oktober en november 2013 heb ik de Kamer geïnformeerd over de verkenning die ik heb uitgevoerd naar de mogelijkheden voor tijdelijke opvang van gevluchte Syrische familieleden in Nederland. De Kamer weet dat ik zo'n bijzondere verblijfsregeling op tijdelijke basis voor die groep niet wenselijk acht, omdat je niet uit de volle breedte familieleden kunt laten overkomen, maar zeker ook omdat je de tijdelijkheid op geen enkele wijze kunt garanderen en ook geen duidelijkheid kunt krijgen over de achtergrond van deze familieleden. Ik heb de Kamer hier eerder over bericht. Dat standpunt kan dus geen verrassing zijn.
Stimuleren we mensensmokkel ermee? Nee, ik denk het niet. Nederland is zeer ruimhartig. We zetten in op opvang in de regio. Daar hebben we ruim 75 miljoen euro ter beschikking voor gesteld. Ook daarvoor zijn we een belangrijke donor die aan de bovenkant zit ten opzichte van de andere Europese lidstaten. Nederland doet dus zeer wel mee. Op een andere manier dan Duitsland en Oostenrijk dat doen — dat is zeker waar — maar wel aansluitend bij een groot aantal andere landen binnen de Europese Unie.
Ik ben met mevrouw Gesthuizen van mening dat wat er op dit moment in Syrië gebeurt, zeer triest is.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
De staatssecretaris geeft netjes antwoord op mijn vragen, maar ik heb goed geluisterd. Hij zegt dus inderdaad dat er van die 250 vluchtelingen die Nederland zou gaan uitnodigen, die Nederland zal gaan opnemen, er nog niet één in Nederland is aangekomen. Ik vind dat triest. Dat debat hebben we namelijk een halfjaar terug hier in de Tweede Kamer gevoerd. Toen was er eerst sprake van "mogelijk". Ik heb gepoogd om het kabinet te verleiden om 5.000 mensen uit te nodigen. Dat kon niet. De PvdA stelde toen voor om te kijken naar het voorbeeld van Duitsland en ervoor te zorgen dat mensen die hier familie hebben die deze mensen dolgraag wil helpen, zoals in het voorbeeld van Sawsan afgelopen weekend in de NRC, dat kunnen doen. Nee, zei de staatssecretaris, dat doe ik niet. De moties zijn aangehouden. De staatssecretaris zou ernaar kijken. Inmiddels heeft hij ook toegezegd dat hij naar individuele gevallen zal kijken. Nu is het echter stil. Wat moeten wij nu zeggen tegen familieleden van mensen die gewoon liggen te creperen in Syrië of een van de buurlanden? Wat moeten wij zeggen, wat wil de staatssecretaris tegen deze mensen zeggen?
Staatssecretaris Teeven:
De staatssecretaris zal deze mensen zeggen dat we nadrukkelijk bijdragen aan de opvang in de regio, dat van die 250 er inmiddels 182 zijn geselecteerd — wat Nederland betreft komen zij zo snel mogelijk hier naartoe — dat we in juli opnieuw naar Libanon gaan om meer mensen te selecteren en dat we nog de motie-Voordewind hebben waaraan uitvoering moet worden gegeven zodra het aantal van die 250 is ingevuld. Dat is de feitelijke situatie op dit moment. Ik heb duidelijk aangegeven dat we voor deze richting kiezen. Verder gaan we ruimhartig om met het inwilligen van asielaanvragen. Dat weet mevrouw Gesthuizen ook. In 2013 waren het er bijna 3.000 en in de eerste maanden van 2014 waren het er 910. Dat is belangrijk om te constateren. Je moet niet het beeld schetsen dat Nederland niets doet.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
3.000 mensen, maar alleen mensen die hier op eigen kracht konden komen. Het kabinet werkt hiermee juist in de hand, zoals ik eerder constateerde, dat mensen zich moeten verlaten op de routes van mensensmokkelaars om in Nederland te komen. Daar vragen de mensensmokkelaars bedragen voor.
Ik wil afsluiten met het volgende citaat: "Ik zoek elke dag naar mogelijkheden om de situatie positief te beïnvloeden. Ik vind dat onze morele plicht, niet alleen voor de Syriërs, maar ook met het oog op het soort wereld waarin wij willen leven. Vandaag gaan mijn gedachten uit naar alle Syriërs die zich blijven inzetten voor een vrij en menswaardig bestaan, en naar de vele slachtoffers van dit conflict. Laten wij ze niet vergeten en laten wij ons verplichten te blijven zoeken naar lichtpuntjes." Lichtpuntjes, voorzitter. Was getekend, de minister van Buitenlandse Zaken, volgens mij ook lid van dit kabinet, net als de staatssecretaris.
Staatssecretaris Teeven:
Ook de staatssecretaris zoekt naar lichtpuntjes. Om die reden is Nederland ook ruimhartig met het inwilligen van asielaanvragen uit Syrië. We hebben daadwerkelijk geselecteerd. Die mensen zijn op dit moment in veiligheid, zoals mevrouw Gesthuizen weet. Ze bevinden zich op dit moment in Jordanië en niet meer in Syrië. Ze komen zo snel mogelijk naar Nederland toe. Nederland stelt daarnaast 75 miljoen euro ter beschikking voor de opvang in de regio. Daarmee zitten we echt aan de bovenkant van het rijtje landen dat meedoet, ook ten opzichte van de grotere lidstaten binnen de Europese Unie. Dus laten wij in vredesnaam niet doen alsof Nederland helemaal niets doet, dat is echt bezijden de waarheid.
De heer Fritsma (PVV):
Los van die 250 uitgenodigde Syrische vluchtelingen over wie deze vragen gingen, komen er ook duizenden Syrische asielzoekers zelfstandig naar Nederland. Het aantal neemt explosief toe doordat de staatssecretaris steeds zegt dat vrijwel alle Syrische asielzoekers die naar Nederland komen een verblijfsvergunning krijgen. Dan maak je van Nederland natuurlijk een magneet voor Syrische asielzoekers. Daardoor krijgen wij ook veel meer Syrische asielzoekers binnen dan vele andere Europese landen. Kan de staatssecretaris in plaats van steeds te zeggen dat alle Syrische asielzoekers in Nederland een verblijfsvergunning in ontvangst kunnen nemen, niet beter inzetten op opvang in de regio? Hij zegt immers wel dat er wordt ingezet op opvang in de regio, maar ondertussen geeft hij een verblijfsvergunning aan alle Syrische asielzoekers die erom vragen.
Staatssecretaris Teeven:
Ik ben blij dat de beoordeling van wat het Nederlandse kabinet doet, zo verschillend is in de Kamer. Dat sterkt mij in de gedachte dat we precies in het midden zitten en in dat opzicht de juiste koers aanhouden met betrekking tot Syrië. We moeten vaststellen dat er nog steeds vreselijk veel leed plaatsvindt in Syrië, dat mensen ontheemd raken en dat er een vluchtelingenstroom is. Miljoenen mensen zijn ontheemd. Nederland zet ook in op opvang in de regio en stelt daarvoor geld en middelen ter beschikking. Overigens komt een substantieel aantal mensen naar Nederland, dat was in 2013 zo en dat is in 2014 nog zo. Wij voeren een ruimhartig inwilligingsbeleid.
De heer Fritsma (PVV):
De rijke Golfstaten doen bijvoorbeeld niets. Ik zou dus tegen de staatssecretaris zeggen: maak die rijke oliesjeiks en niet Henk en Ingrid verantwoordelijk voor de opvang van Syrische vluchtelingen. Omdat er nu zoveel Syrische vluchtelingen naar Nederland komen, vraag ik de staatssecretaris ook wat dit betekent voor de begroting. We weten dat de opvang van één asielzoeker ongeveer €20.000 kost. Als we de toegenomen asielinstroom van de afgelopen twee maanden vertalen naar het hele jaar, wat zijn dan de extra kosten?
Staatssecretaris Teeven:
Voor 2014 heeft dat nog geen consequenties voor de begroting. In 2015 zou dat anders kunnen zijn.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik dank de staatssecretaris voor de openheid om die 182 geregistreerden via de UNHCR naar Nederland te laten komen. Dat is een stap voorwaarts, ook naar aanleiding van de moties die wij in het verleden hebben ingediend. Ik vraag de staatssecretaris wel of daarbij afstemming plaatsvindt tussen de namen die door de familieleden hier in Nederland zijn opgegeven en de namen die de UNHCR selecteert. De staatssecretaris heeft eerder aangegeven dat, als mensen die hier verblijven, daar familieleden hebben, dat doorgegeven zou kunnen worden. Ik weet dat er een lijst met 500 namen circuleert van mensen die daar familieleden hebben zitten. Wordt dit dus afgestemd met de UNHCR?
Staatssecretaris Teeven:
Er is wel afstemming, maar als de vraag van de heer Voordewind behelst dat we alleen kijken naar in kampen buiten Syrië verblijvende familieleden van christelijke Syriërs die al in Nederland verblijven, is het antwoord dat dat niet zo is. We hebben met de UNHCR de afspraak dat er ook uit andere geloofsstromingen Syriërs naar Nederland kunnen komen voor hervestiging. Er wordt dus breder gekeken dan alleen naar christelijke familieleden die zich in de kampen buiten Syrië bevinden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is helder. Ik weet echter dat het bij de doorgegeven namen voornamelijk gaat om familieleden van christenen die hier verblijven, simpelweg vanwege het feit dat de meeste Syrische vluchtelingen naar Nederland zijn gevlucht. Er mag geen discriminatie plaatsvinden, maar feitelijk gaat het in de meeste gevallen dus om familieleden van christenen die vanuit Syrië naar Nederland zijn gekomen. Ik hoop daarom dat de staatssecretaris niet aangeeft dat hij op dit punt een antidiscriminatiebeleid gaat voeren, want dan zou hij de boel weer ongelijk trekken.
Staatssecretaris Teeven:
Ik denk dat het heel verstandig is om überhaupt niet te discrimineren. We moeten natuurlijk wel bedenken dat de christelijke Syriërs in Syrië een aanzienlijke minderheid vertegenwoordigen. De heer Voordewind heeft er overigens gelijk in dat we daar in Nederland een groter aantal van hebben. We stemmen dit af met de UNHCR, maar het is niet zo dat we alleen mensen van christelijke herkomst uit Syrië hier hervestigen; dat doen we echt in een ruimer verband.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris.
Vragen Karabulut
Vragen van het lid Karabulut aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Voedselbank eist EU-geld armoedebestrijding op".
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. "Wat ik wil? Dat geen kind opgroeit in armoede." Vorige week kwam ik op station Amsterdam Centraal, in mijn stad, een heel groot billboard tegen met deze uitspraak van deze staatssecretaris; een verkiezingsbord, met een heel mooie foto en een belangrijke uitspraak. Hoe verhouden die mooie woorden zich tot de politieke daden van dit kabinet en deze staatssecretaris? Ik noem de korting op de kinderbijslag, de verlaging van het sociaal minimum, het verdoezelen van de jeugdzorg en het afbreken van de sociale werkplaatsen. Hoe verhouden die mooie woorden zich tot de gigantische toename van de armoede onder kinderen in de afgelopen jaren? Hoe verhouden deze mooie woorden zich tot de realiteit van tienduizenden kinderen die vanwege die armoede niet iedere dag een gezonde maaltijd kunnen krijgen? Toen ik dat billboard zag, dacht ik: wat hypocriet! Toen ik gisteren de noodklok weer hoorde luiden door de voedselbank dacht ik: hoe kan het dat deze staatssecretaris enerzijds de armoede vergroot en anderzijds een regeling die vanuit Europa beschikbaar is voor de basisbehoefte voedsel niet aanwendt. Wat ik wil en wat ik vind, is dat geen kind in Nederland honger hoeft te lijden. Deelt de staatssecretaris dat? Is de staatssecretaris van plan om de middelen die vanuit Europa voor dit doel beschikbaar zijn gesteld, aan te wenden om de honger in Nederland te bestrijden en daarmee de voedselbanken te helpen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Inderdaad, geen kind in Nederland moet in armoede opgroeien. Alle kinderen in Nederland en ook in de rest van de wereld zouden voldoende te eten moeten hebben. Dat is ongelofelijk belangrijk. Als het kabinet wordt gevraagd om Europese middelen in te zetten voor voedselbanken, is het antwoord dat het kabinet heel graag voedselbanken helpt. Dat doet het ook. Samen met de staatssecretaris van Economische Zaken willen wij ervoor zorgen dat de voedselverspilling die in Nederland ook aan de orde is, bij de voedselbanken terechtkomt. Dat is een uitstekend idee en de voedselbanken zijn het daar zeer mee eens. De voedselbanken hebben het kabinet gevraagd om hulp gedurende de paar jaar die overbrugd moet worden om de voedselverspilling bij de voedselbanken te krijgen. Daarover spreek ik volgende week met de voedselbanken. Ik ben vast van plan om dat te gaan doen. De middelen die uit Europa komen, zetten wij in voor de sociale inclusie, zoals ik met de Kamer heb gedeeld. Sociale inclusie gaat per definitie over de armoedebestrijding.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik begrijp het niet. De staatssecretaris is het met mij eens dat geen kind in Nederland — in de hele wereld niet, maar zeker niet in het rijke Nederland — honger zou hoeven te lijden. Sociaal meedoen kun je zeker niet op een lege maag. De staatssecretaris erkent dat er middelen beschikbaar zijn vanuit Europa, maar weigert toe te zeggen dat die middelen ook zullen worden aangewend voor noodhulp. Ja, tijdelijk. Natuurlijk is het schandelijk dat het nodig is, natuurlijk moet dit tijdelijk zijn en natuurlijk moeten er structurele maatregelen getroffen worden om die armoede te bestrijden. Allerlei voorstellen van ons in die zin zijn verworpen. Ik doe nog eens een klemmend beroep op de staatssecretaris om het niet bij praten alleen te laten, maar om ons en vooral alle arme kinderen in Nederland, al die gezinnen die het moeilijk hebben, mede door kabinetsbeleid, toe te zeggen dat zij dat geld zal gebruiken voor die noodhulp zolang dat nodig is.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik wil heel graag de voedselbanken en instellingen zoals de Stichting Jarige Job, de Stichting Leergeld, de Stichting Jeugdcultuurfonds en de Stichting Jeugdsportfonds vragen om kinderen de dikke steun in de rug te geven die zij nodig hebben als hun ouders een kleine portemonnee hebben. Ik wil heel graag de middelen die vanuit Europa komen — en die overigens een sigaar uit eigen doos zijn, want wij krijgen natuurlijk minder structuurfondsmiddelen om dit fonds te kunnen voeden — inzetten voor de sociale inclusie. Dat ga ik ook zeker doen. Daarnaast heeft het kabinet 100 miljoen structureel voor de armoedebestrijding en die zet het ook gedegen in. Kortom, we zijn enorm doende. Vanuit Europa komt er 3,5 miljoen voor zeven jaar. Dat is vijf ton per jaar. Ik wil het helemaal niet als een slokje op een borrel wegzetten, maar ik vind het belangrijk dat we de kinderen schragen vanuit het hele armoedebeleid en niet alleen maar vanuit Europa.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik vind het te ongelofelijk voor woorden. Als het de staatssecretaris menens is met de verkiezingsleus "ik wil dat geen kind in armoede leeft", dan moet zij beginnen met in ieder geval ervoor te zorgen dat geen kind met honger naar school hoeft. De voedselbanken zeggen dat zij hard bezig zijn met het oplossen van dat probleem; de voedselbanken met die honderden vrijwilligers, die 60.000 tot 100.000 mensen in Nederland aan eten helpen. Zij zeggen tegen de staatssecretaris dat zij de komende drie jaar financiële middelen nodig hebben. Of deze nu uit Europa komen of ergens anders vandaan, dat boeit mij niet. Zij hebben die financiële middelen nodig om die kindermondjes te voeden. Gaat de staatssecretaris dat doen, ja of nee?
Staatssecretaris Klijnsma:
De voedselbanken, bij monde van de voorzitter, zeggen inderdaad dat zij graag met het kabinet in gesprek willen om de periode te overbruggen totdat zij gebruik kunnen maken van de voedselverspilling. Ik zit zo meteen met de voedselbanken aan tafel en dan ga ik goede afspraken maken. Wij hebben voor de kinderen in Nederland gelukkig ook de bijzondere bijstand, die verder wordt gevoed door de extra middelen die het kabinet beschikbaar heeft. Daar kunnen de ouders van de kinderen natuurlijk altijd een beroep op doen. De Kinderombudsman heeft een kindpakket samengesteld dat ook wordt uitgerold over gemeenten. Kortom, wij hebben gelukkig een heel pakket voor kinderen die ouders hebben met de kleinste portemonnees, en dat blijven we gewoon doen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Van Miltenburg, wegens het bijwonen van de EU-conferentie in Geneve;
Pia Dijkstra, Koolmees, Siderius en Van Veldhoven.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor om het dertigledendebat over het intrekken van de Beginselenwet AWBZ-zorg van de lijst af te voeren.
Op verzoek van de vaste commissie voor Defensie stel ik voor om de wens te kennen te geven, nadere inlichtingen te willen ontvangen over de oprichting van de Stichting Defensiemusea (33864, nr. 1).
Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, enkele door hen ingediende moties opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor de volgende moties opnieuw gaat lopen: 30545, nr. 127, 28625, nr. 182 en 28625, nr. 184.
Ik stel voor, vanmiddag ook te stemmen over de aangehouden motie-Klein (33529, nr. 52) en de aangehouden motie-Servaes/Van Tongeren (21501-02, nr. 1356).
Voorts stel ik voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met een uitbreiding van de meldingsplicht van ernstige ongewenste voorvallen (33646);
- het wetsvoorstel Instelling van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie en wijziging van enkele wetten (Wet Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie) (33743);
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeervoorschriften, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet in verband met de digitalisering van de handhaving van veelvoorkomende overtredingen (Wet digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen (33697);
- het wetsvoorstel Uitvoering van het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen betreffende de burgerluchtvaart (Trb. 2013, 134) en het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartvoertuigen (Trb. 2013, 133) (33759);
- het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen betreffende de burgerluchtvaart (Trb. 2013, 134) en het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartvoertuigen (Trb. 2013, 133) (33760).
Ik stel voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:
33858-2; 32012-18; 32605-138; 32735-101; 21501-31-327; 22112-1770; 22112-1765; 22112-1780; 22112-1781; 21501-31-331; 33625-74; 21501-02-1332; 2013Z25033; 30136-37; 30196-233; 22112-1756; 28325-153; 30196-231; 2014Z02593; 21501-08-505; 30196-243; 33818-57; 33161-122; 2014Z03588; 33161-137; 21501-30-321; 22112-1743; 21501-20-817; 22112-1779; 21501-32-763; 21501-30-322; 2014Z00367; 2014Z00640; 26991-391; 21501-32-762; 22112-1760; 33835-3; 33835-2; 22112-1789; 32201-68; 33779-1; 30196-199; 33124-27; 30196-186; 29665-192; 31936-166; 26959-140; 29665-191; 29665-188; 29665-190; 29665-189; 31936-156; 31936-160; 33670-3; 29893-160; 33750-XII-61; 22112-1751; 2013Z24280; 32252-53; 2012Z20803; 32847-32; 32730-14; 32271-11; 32847-24; 29453-219; 32730-13; 33280-12; 29453-218; 29362-203; 32847-18; 32440-8; 31490-100; 32847-91; 32847-92; 32847-95; 32847-86; 32757-81; 33240-7; 33756-29; 33819-6; 30196-223; 30196-227; 30196-198; 33779-2; 30196-201; 29665-193; 33231-3; 29665-195; 29665-194; 32660-57; 28719-83; 2014Z00210; 26448-508; 2014Z00242; 33750-IV-19; 33652-3; 21501-33-451; 31936-168; 33750-A-59; 33400-IV-43; 30175-188; 32646-41; 30175-193; 30175-192; 32646-40; 33750-XII-64; 29984-443; 32404-70; 32404-69; 32404-67; 2014Z00249; 2014Z01014; 32850-5; 2013Z24183; 29544-477; 25883-225; 25834-83; 25834-82; 25834-84; 25883-222; 29817-130; 25834-79; 29407-168; 25834-80; 29427-97; 25883-227; 29453-343; 31936-164; 31936-155; 2013Z20731; 31936-167; 31936-163; 31936-158; 31936-162; 31936-157; 31936-161; 29385-76; 32127-160; 29385-68; 29383-192; 32127-148; 30196-140; 33750-A-54; 22112-1769; 29398-393; 29398-373; 33400-A-112; 29398-380; 29398-388; 29398-381; 33750-A-10; 29398-379; 29398-371; 33750-XII-65; 21501-33-456; 21501-33-462; 29398-376; 33485-2; 29398-392; 22112-1403; 27664-78; 22112-1394; 22112-1377; 21501-08-406; 22112-1228; 21501-33-337; 21501-33-338; 22112-1217; 27625-153; 31793-3; 31700-XI-65; 32216-5; 22112-1202; 27625-155; 32123-XI-20; 21501-33-334; 21501-33-336.
Ik stel ten slotte voor, toe te voegen aan de agenda het VAO Arbeidsmigratie, naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 maart 2014, met als eerste spreker het lid Ulenbelt van de SP.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Pieter Heerma van de CDA-fractie.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Afgelopen vrijdag berichtte Trouw op de voorpagina over een onderzoek van het Kinderrechtencollectief, waaruit blijkt dat de armoede onder kinderen in Nederland de laatste jaren flink is gestegen en dat de armoede onder kinderen meer is toegenomen dan in andere leeftijdsgroepen en juist buiten de grote steden. Daarbovenop kwam gisteren het persbericht van het Nibud, waarin wordt gewezen op de groeiende armoede van gezinnen met kinderen die van een minimum moeten rondkomen. Er lijkt mij alle reden om een debat te voeren met de staatssecretaris van Sociale Zaken.
Mevrouw Karabulut (SP):
Zoals u net zag, wuift de staatssecretaris dit allemaal weg. Zij redeneert dit weg.
De voorzitter:
Wel of geen steun?
Mevrouw Karabulut (SP):
Het verergert alleen maar. Dus van harte steun.
De heer Kuzu (PvdA):
In de afgelopen periode zijn er diverse onderzoeken verschenen ...
De voorzitter:
Het geldt ook voor u: wel of geen steun?
De heer Kuzu (PvdA):
... over armoede onder kinderen. Ik zou de staatssecretaris willen verzoeken om hierover een brief te sturen. Geen steun voor het debat, maar wel graag een reactie per brief.
De heer Klaver (GroenLinks):
Steun.
De voorzitter:
Heel goed.
De heer Potters (VVD):
Geen steun voor het debat, wel voor een brief.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ook steun van D66.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Steun voor het debat en ook voor de brief.
De heer Beertema (PVV):
Steun voor het debat.
De voorzitter:
Mijnheer Heerma, er is geen meerderheid voor uw verzoek. Wel is er steun voor een brief.
De heer Pieter Heerma (CDA):
En voor een dertigledendebat. Ik wil het verzoek hierbij omzetten in een verzoek om een dertigledendebat. Daar is ruim steun voor.
De voorzitter:
Dat is het geval. Het komt op de lijst, met spreektijden van drie minuten.
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het is ontzettend onrustig in de zaal. Dat is ook voor de sprekers niet prettig. Ik verzoek alle leden om stil te zijn.
Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Het kabinet doet alsof de regering hoge ambities tentoonspreidt met betrekking tot het verduurzamen van onze energievoorziening.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, ik ga u onderbreken.
Ik wil echt dat het stil wordt in de zaal. Dit is bijna niet te verstaan. Degenen die willen overleggen, kunnen dat buiten de zaal doen. Ook de heer Verhoeven en de heer Klaver.
Gaat u verder, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het kabinet probeert ons te doen geloven dat een tijdshorizon van 2050 voor de verduurzaming van onze energievoorziening al heel ambitieus is. Er is goed nieuws: Urgenda heeft laten zien dat het al in 2030 kan. De Partij voor de Dieren stelt voor om daarover een debat te voeren met het kabinet. Als er kansen liggen om dit sneller te doen, zouden we die toch niet onbenut moeten laten.
De heer Klaver (GroenLinks):
De PvdA-fractie had er zojuist commentaar op dat ik zo kort en bondig was; ik moest met twee woorden spreken. Dus: steun, voorzitter.
De heer Verhoeven (D66):
Ook steun. En ook nog een verzoek, waarmee ik me enigszins op glad ijs begeef. Dit gaat toch ook over het Ecofysrapport?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het gaat over het rapport van Urgenda.
De heer Verhoeven (D66):
In dat geval kom ik erop terug. Ik steun dit debat.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik zit in dubio. De SP-fractie zou liever ieder halfjaar gewoon de voortgang van het SER-energieakkoord bespreken. Wat mij betreft, kunnen we het kabinet daaraan houden. Ik zou het prima vinden als dit onderwerp erbij werd betrokken. Misschien zegt mevrouw Ouwehand, met dit kleine amendementje, dat we dit mooi kunnen combineren.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie heeft wel behoefte aan een brief over dit rapport. Ik zou dit onderwerp heel graag willen agenderen maar wellicht dat we het kunnen koppelen aan een reeds gepland debat of een AO, zodat we ook goed de tijd hebben om het te bespreken.
De voorzitter:
Dus geen steun, wel een brief.
De heer Leegte (VVD):
Geen steun. Mij lijkt dit typisch iets voor een procedurevergadering. Daarin kunnen we kijken hoe we dit ordentelijk gaan behandelen.
Mevrouw Klever (PVV):
Geen steun. Volledig duurzaam hadden we 200 jaar geleden ook. Wij willen niet terug naar vroeger, maar willen vooruitkijken.
De heer Jan Vos (PvdA):
Geen steun.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u hebt geen meerderheid voor het verzoek om een debat te houden, wel voor een brief.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hoor het. Als ik goed geteld heb, is er een groep van 30 leden die het in beginsel wel op de agenda zou willen hebben, maar laten we eerst de brief vragen. Dan hoop ik dat de collega's vervolgens wat enthousiaster zullen zijn over de kansen die ons hier worden voorgespiegeld en dat we snel een debat erover kunnen voeren met de regering.
De voorzitter:
Maar er is geen steun voor een dertigledendebat, tenminste als ik zo op mijn lijst kijk. Ik leg dat nu aan de woordvoerders voor.
De heer Verhoeven (D66):
Als er een brief komt, kan er dan ook een reactie van het kabinet in die brief opgenomen worden op het Ecofysrapport waarin staat dat de klimaatdoelstellingen voor 2030 niet in lijn zijn met de klimaatdoelstellingen om in 2050 klimaatneutraal te zijn?
De voorzitter:
Nee. De afspraak is dat de vragen via de commissie moeten worden ingediend.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Om te antwoorden op de vraag: ik vind het goed.
De voorzitter:
Ik zag het al aan uw non-verbale reactie. Ik kijk nu even of er steun is voor een dertigledendebat.
De heer Verhoeven (D66):
De D66-fractie heeft zojuist al bedoeld steun te willen geven aan dit debat.
De voorzitter:
En dat geldt ook voor de heer Klaver?
De heer Klaver (GroenLinks):
Steun, voorzitter.
De voorzitter:
Dan komt dit dertigledendebat op de lijst te staan. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
De heer Leegte (VVD):
Voorzitter, ik geloof niet dat we met de Partij voor de Dieren, GroenLinks en D66 op 30 leden komen. Dus volgens mij is er geen steun.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De SP sprak volgens mij steun uit.
De heer Leegte (VVD):
Van de SP heb ik niet gehoord dat zij steun geeft. Die heeft gezegd dat er een debat komt over het energieakkoord en dat het daarbij betrokken kan worden.
De voorzitter:
Als er geen steun is van de SP, dan hebt u volkomen gelijk, mijnheer Leegte, en dan is er ook geen steun voor een dertigledendebat. Ah, daar komt de heer Paulus Jansen naar de microfoon voor het verlossende woord!
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik stel voor dat we die brief afwachten en dat mevrouw Ouwehand en ik even een modus verzinnen teneinde haar voldoende tegemoet te kunnen komen.
De voorzitter:
Geen steun voor een dertigledendebat.
Het woord is aan de heer Van Hijum van het CDA.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Mijn fractie wil graag een debat aanvragen naar aanleiding van de uitlatingen van de president van de Nederlandsche Bank, de heer Knot, over de wenselijkheid van de invoering van eurobonds, euro-obligaties. Vooral de ondubbelzinnigheid waarmee hij dat bepleit — eerder werden er al eens voorbehouden bij gemaakt — lijkt mij aanleiding voor een debat.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Je zou denken dat de president van de Néderlandsche Bank de belangen zou behartigen van Néderland, maar dat is kennelijk niet het geval. Ook hij is helemaal ondergedompeld in het Europese gebeuren. Van harte steun voor het verzoek derhalve, want eurobonds zouden we niet moeten willen.
De heer Harbers (VVD):
Het is heel goed om hier in de Kamer nog een keer tegen elkaar te zeggen waarom eurobonds zo'n ontzettend slecht idee is, maar volgens mij hoeven we dat niet in een apart debat te doen. Ik denk dat we het kunnen betrekken bij het debat dat de heer Klaver een paar weken geleden aanvroeg over de economische governance van de Europese Unie. Volgens mij kunnen we de uitspraken van de heer Knot daar prima bij betrekken.
De voorzitter:
Dus geen steun.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik sluit mij aan bij het laatste voorstel van de heer Harbers.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is wel goed om erover te spreken, maar wat mij betreft zou dan ook even gekeken moeten worden of we het kunnen betrekken bij het debat dat al geagendeerd is.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik sluit mij graag bij die woorden aan.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun voor dat laatste voorstel.
De heer Merkies (SP):
Steun voor het debat.
De heer Van Weyenberg (D66):
Steun voor het debat, maar het lijkt mij wel echt efficiënt om het te betrekken bij het andere debat, zoals meerdere sprekers al zeiden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun.
De voorzitter:
Mijnheer Van Hijum, u hebt geen meerderheid.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik voeg mij maar in de vraag om mijn specifieke verzoek te betrekken bij het debat over de governance van de eurozone. Op zichzelf kan het daarvan natuurlijk onderdeel zijn, maar ik zou wel heel graag een aparte reactie ontvangen van de minister van Financiën op de uitlatingen van de president van de Nederlandsche Bank en daarbij ook de vraag willen stellen of dit nu ook een stelling op een standpunt van de Nederlandse regering betreft.
De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Ik wil graag een debat met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aanvragen, voorafgegaan door een brief. Die brief zou moeten gaan over twee berichten, ten eerste het bericht dat uitbreken uit de bajes kinderspel is omdat er geen anti-inbraakschroeven of speciale bouten worden gebruikt. Het andere bericht past hier prachtig bij, namelijk dat gevangenen blijkbaar hun eigen celdeuren gaan bouwen. Dat vind ik toch wel een debat waard.
De heer Van der Steur (VVD):
U zult weten dat ik dat onderwerp ook voor het mondelinge vragenuur had aangemeld namens de VVD-fractie. Dus steun voor de brief maar geen steun voor het debat.
De heer Schouw (D66):
Steun voor de brief, steun voor het debat. Mijn fractie wil ook graag weten wie de sloten van de deuren maakt. Kan daarop in de brief worden ingegaan?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Steun voor de brief, niet voor het debat.
De heer Recourt (PvdA):
Steun voor de brief, nog niet voor het debat.
De voorzitter:
Mevrouw Helder, geen meerderheid voor het houden van een debat, wel voor een brief.
Mevrouw Helder (PVV):
Mag ik vragen of die brief voor het algemeen overleg Gevangeniswezen van 27 maart kan worden ontvangen? Als dat niet lukt, wil ik dit onderwerp opnieuw inbrengen bij de regeling met mogelijk wel steun voor een dertigledendebat.
De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Agema van de PVV.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. De Volkskrant heeft een enquête gehouden, waaruit blijkt dat 40% van de gemeenten zegt dat zij niet of moeilijk in staat zijn om de zorg voor zieken, ouderen en gehandicapten volgend jaar te organiseren met het beschikbare budget. Ik wil daarom een debat aanvragen, want dit onderwerp is veel breder dan alleen de debatten over de zorg die eraan komen. Dit gaat ook over alle andere bezuinigingen die op het bordje van de gemeenten komen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik had hierover mondelinge vragen aangemeld. Die zijn helaas niet doorgegaan. Ik ben erg blij met dit verzoek om een debat, want het is nodig om hierover te spreken. Dit kunnen we niet wegstoppen in de behandeling van de wet zelf.
De heer Klein (50PLUS):
Het spreekt voor zich dat de fractie van 50PLUS dit debat van harte wil ondersteunen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
D66 begrijpt het voorstel, want er zijn op dit moment grote problemen. We krijgen wisselende reacties. Ik zou een brief willen voorstellen. Over dit onderwerp zijn al heel veel debatten gepland of komen nog debatten. Dus ik zou eerst een brief willen met meer duidelijkheid hierover.
De heer Van 't Wout (VVD):
Er staan ook breder over de decentralisaties en de financiering daarvan debatten gepland, dus geen steun voor dit debat.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Steun voor de brief die al gevraagd is en die dan betrekken bij een debat dat reeds gepland staat.
De heer Van Gerven (SP):
Steun voor het debat en ook voor een brief als daar behoefte aan is.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Steun voor de brief, niet voor het debat.
De voorzitter:
Mevrouw Agema, u hebt geen meerderheid voor het verzoek.
Mevrouw Agema (PVV):
Nee, wel voor een dertigledendebat. Ik vind dat op zich heel jammer, want je moet dit wel hebben doorgesproken voordat je de wetten gaat behandelen. Maar als er geen meerderheid is die deze noodkreet van de gemeenten steunt, dan zullen we ons daar wederom bij moeten neerleggen. Dan maar een dertigledendebat. Het is niet anders.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik heb een aantal collega's horen zeggen dat er al een debat gepland staat, maar er staat nog geen debat gepland over de Wmo. Dus ik geef de andere partijen toch eens in heroverweging dat de vraag is of gemeenten er klaar voor zijn. Gehandicaptenzorg Nederland heeft net ook aangegeven dat gemeenten niet weten wat zij aan moeten met de begeleiding van verstandelijk gehandicapten.
De voorzitter:
Mevrouw Keijzer, dit is de regeling van werkzaamheden. De woordvoerders hebben aangegeven of zij het verzoek wel of niet steunen. Mocht er behoefte zijn aan een ander debat, dan moet dit bij de regeling opnieuw worden aangekondigd. Wij gaan dit nu niet opnieuw ter discussie stellen en wij gaan al helemaal niet het debat inhoudelijk voeren.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Prima, maar er werd gezegd dat er al een debat over dit onderwerp gepland is. Dat is niet het geval. Hiermee wordt iets onder het tapijt geveegd wat grote problemen gaat opleveren.
De voorzitter:
Er is een debat toegewezen, maar het is waar dat dit nog moet worden gepland. Het stenogram van dit deel van de vergadering wordt doorgeleid naar het kabinet.
Het woord is aan de heer Van Raak van de SP.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Alweer een tijd terug heb ik een debat aangevraagd over de Amerikaanse afluisterpraktijken in Nederland en de Nederlandse betrokkenheid daarbij. Daarvoor heb ik steun gekregen van alle fracties in deze Kamer. Nogmaals dank daarvoor. Wij hebben de commissie van toezicht, de CTIVD, gevraagd om onderzoek te doen. Dat onderzoek is nu gepresenteerd. Daarom vraag ik om dit debat snel te plannen. Volgens mij zijn wij er klaar voor.
De heer Schouw (D66):
Ja, maar niet dan nadat wij nog eens een uitgebreid gesprek gehad hebben met de CTIVD over haar rapport. Dat is wat wij vorige week met elkaar hebben afgesproken, dacht ik.
De voorzitter:
Dus geen steun.
De heer Schouw (D66):
Wel steun, maar wij zullen eerst dat gesprek met de CTIVD moeten hebben. Dan kunnen wij het debat voeren met het kabinet.
De voorzitter:
Als u zegt dat u nog iets anders wilt, is het moeilijk na te gaan of er een meerderheid is om het debat te plannen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dan maak ik het u niet makkelijk, voorzitter, want daar ben ik het mee eens. Dat is de afspraak en de volgorde der dingen. Eerst dat gesprek en dan een debat.
De heer Recourt (PvdA):
Ik sluit mij daarbij aan, maar ik kan mij voorstellen dat de CTIVD vrij flexibel is in haar agenda. Als wij een datum voor een debat hebben, kunnen wij het gesprek met de CTIVD gewoon voor dat debat organiseren.
De heer Van Oosten (VVD):
Daar kan ik mij weer bij aansluiten. Laten wij kijken in hoeverre u als voorzitter het zo kunt organiseren dat dit debat zo spoedig mogelijk gepland kan worden. De VVD heeft haar steun er al voor uitgesproken, maar er zijn ook andere debatten in dit huis belangrijk. Ik laat de regie graag even waar zij volgens mij hoort.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ten overvloede, ik ben het eens met het verzoek, maar het gesprek moet inderdaad eerst plaatsvinden. Dit is in lijn met wat hier al eerder is gezegd.
De voorzitter:
Mijnheer Van Raak, er is een ruime meerderheid voor uw verzoek.
De heer Van Raak (SP):
Dank u wel. Wij hebben al een uitgebreid gesprek gehad met de CTIVD. Als er behoefte is aan een nader gesprek, met alle plezier. Volgens mij kan het debat gewoon gepland worden en kunnen wij de CTIVD aan de vooravond van het debat hier uitnodigen.
De voorzitter:
Wij gaan kijken wanneer het debat gepland kan worden. Het stenogram van dit deel van de vergadering zal worden doorgeleid naar het kabinet.
Het woord is aan de heer Van Hijum.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie heeft zojuist mondelinge vragen gesteld aan de minister van Financiën over de deal tussen de Nederlandse Spoorwegen en AnsaldoBreda over de Fyra. De minister heeft laten weten dat hij kennis heeft van die deal en eigenlijk ook zijn zegen daaraan heeft gegeven. Wij stellen voor om een debat over die deal te houden, gelet op het feit dat het toch om honderden miljoenen euro's gaat en dat een deel van de schade niet meer verhaald zou kunnen worden. Ik meen dat op een verzoek van de heer Verhoeven — maar dat weet ik niet meer helemaal zeker — is toegezegd dat ook begrotingsconsequenties in beeld gebracht zouden worden. Over dat geheel zou mijn fractie graag een debat voeren met het kabinet.
De heer Hoogland (PvdA):
Dit lijkt ons bij uitstek een onderwerp voor het AO op 17 juni.
De heer De Graaf (PVV):
Dit lijkt mij bij uitstek een onderwerp om het AO van 17 juni te upgraden naar een echt debat in deze plenaire zaal.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het lijkt mij ook bij uitstek een onderwerp om hier plenair over te debatteren. Het is een belangrijk onderwerp. Het gaat om grote sommen geld en om een heleboel reizigers die gedupeerd zijn.
De heer Verhoeven (D66):
Plenair of niet plenair, dat maakt de D66-fractie niets uit. De datum van 17 juni zou niet verstandig zijn. Graag zo snel mogelijk een debat, wat mij betreft in de kleinste zaal die dit gebouw kent. Ik wil hier echt snel over praten.
Mevrouw De Boer (VVD):
Nou, dan gaan we maar met zijn allen de kelder in … Maar dat moet dan ook weer niet.
Wij zijn het eens met het verzoek. Wij willen ook zo snel mogelijk een brief ontvangen. Die heeft de minister al aangekondigd in het vragenuur zojuist. Aan de hand van die brief zullen wij kijken of we een AO of een plenair debat moeten plannen. Wat ons betreft kan het in eerste instantie ook een AO zijn en dan iets eerder dan 17 juni.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook de fractie van de ChristenUnie wil graag de brief ontvangen en ook de fractie van de ChristenUnie wil graag debatteren over dit onderwerp. Het maakt ons niet uit of het een plenair debat wordt of een AO, maar wij willen wel graag op korte termijn hierover spreken.
De heer Smaling (SP):
Steun, maar eerst graag een brief, zoals ook door de minister zojuist is beloofd. Verder steunen wij het voorstel.
De heer Bisschop (SGP):
Wij voegen ons bij het verzoek om een brief. Daarna graag zo snel mogelijk een overleg daarover.
De voorzitter:
Mijnheer Van Hijum, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.
De heer Van Hijum (CDA):
Nee. Ik moet eerlijk zeggen dat ik hier zeer teleurgesteld over ben, want het betreft een heel grote maatschappelijke kwestie, waarover al jaren wordt gesproken in het parlement en waarover nu een deal is gesloten waarvan de consequenties honderden miljoen bedragen. Ik houd dus vast aan mijn verzoek om een debat.
De voorzitter:
Wij gaan nu geen inhoudelijk debat voeren.
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Omzigt van het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. De Nederlandse ambassades lijken gebruikt te worden voor allerlei presentaties van trustmaatschappijen. We hebben al gezien dat er op de ambassade in Kiev een presentatie is gegeven die duidelijk moet maken waarom Nederland aantrekkelijker is dan Cyprus. Nu blijkt in Thailand en Indonesië precies hetzelfde te gebeuren.
Wij zouden graag al deze presentaties gewoon open, in openbaarheid, met spoed naar de Kamer gestuurd zien worden, ook al omdat ze soms wel en soms niet open zijn. Ze zijn immers gegeven in een ambassade, een overheidsgebouw dus. Ook ontvangen wij graag een brief waarin wordt ingegaan op het beleid. Daarna houden wij graag een debat over dit onderwerp met de minister van Buitenlandse Zaken en, indien mogelijk, ook met een van de twee bewindspersonen van Financiën.
De heer Klaver (GroenLinks):
Steun voor het verzoek. De heer Omtzigt en ik hebben al meerdere malen vragen gesteld over dit onderwerp, onder andere de vraag op welke ambassades nog meer dit soort presentaties zijn gegeven. Telkens komt daar geen antwoord op. Ik zou daar nu graag eens de antwoorden op krijgen en er een debat over voeren.
Mevrouw Neppérus (VVD):
De VVD-fractie is gewoon blij dat de Nederlandse ambassades overal in de wereld actief zijn en praten over het vestigingsklimaat. Daarom geen steun voor het debat.
De heer Nijboer (PvdA):
We hebben hier afgelopen week ook over gesproken. Geen steun voor een separaat debat.
De heer Merkies (SP):
Steun voor een separaat debat.
De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, u hebt geen meerderheid voor een debat.
De heer Omtzigt (CDA):
Dan laat ik het op de lijst van dertigledendebatten zetten, want ik vrees dat de komende tijd deze zaak niet opgehelderd wordt. Ik heb de collega's er niet over gehoord, maar ik hoop dat er wel steun is voor mijn verzoek om een brief met de presentaties te sturen en om die binnen een week of twee hier te hebben.
De voorzitter:
Het dertigledendebat wordt toegevoegd aan de lijst.
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Er zal voor het debat een spreektijd gelden van drie minuten per fractie.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand heeft nog een verzoek.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Begin volgende week is de Landbouw- en Visserijraad in Brussel. Op dit moment voeren we daarover schriftelijk overleg met de staatssecretaris van EZ. Wij willen een vooraankondiging doen van een VSO, afhankelijk van haar antwoorden, aanstaande donderdag, inclusief stemmingen.
De voorzitter:
Wij zullen in de planning daarmee rekening houden, dank u wel.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de regeling van werkzaamheden. We zullen eerst een VAO houden en daarna stemmen. Ik schors de vergadering enkele ogenblikken.
De vergadering wordt van 15.26 uur tot 15.28 uur geschorst.
RAZ/Europese top
RAZ/Europese top
Aan de orde is het VAO RAZ/Europese top (AO d.d. 13/3).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik wilde het woord aan de heer Madlener geven, voor zijn inbreng.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Voordat wij beginnen aan dit VAO merk ik graag het volgende op. Dit is een belangrijk VAO over een belangrijke Europese top. We hebben afgesproken dat we dit VAO in het bijzijn van de heer Rutte, onze premier, zouden voeren. Ik vraag dan ook via u, voorzitter: waar is de premier op dit moment?
De voorzitter:
De staatssecretaris kan daarop niet direct antwoord geven, denk ik. Dit is een punt van orde; het gaat niet over de inhoud. Uiteindelijk beslist het kabinet wie hier namens het kabinet zit. Wij moeten het debat dus met de staatssecretaris doen. Zij heeft zich heel goed voorbereid.
De heer Omtzigt (CDA):
Het debat gaat over de bankenunie en over de situatie in Oekraïne. Er zijn Europese toppen geweest die over minder gingen. Er bestaat hier de regeling dat bewindspersonen stand-by staan voor Kamervragen. Ik vraag u, voorzitter, om aan de Kamer mee te delen waarom de premier er niet is. Ik begrijp dat de minister van Buitenlandse Zaken hier niet is, want die zit in Brussel. Waarom zijn echter de minister voor Buitenlandse Handel, zijn vervanger, de minister van Defensie of de premier niet hier aanwezig? Stuurt u daarover alstublieft een brief naar de Kamer.
De voorzitter:
Ik zal informeren hoe het precies zit. Het is evenwel gebruikelijk dat het kabinet door één bewindspersoon, een staatssecretaris of minister, vertegenwoordigd wordt. Dat is niet helemaal vreemd. We hebben dit debat gepland en ik ga ervan uit dat wij dat ook gaan voeren. De staatssecretaris is daartoe bereid en heeft zich namens het kabinet goed voorbereid.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik ben heel blij om de staatssecretaris hier te zien. Het is een staatssecretaris van buitengewoon hoge kwaliteit. Deze staatssecretaris wordt straks echter niet afgevaardigd naar de Raad Algemene Zaken. De Kamer is heel duidelijk geweest. Er heeft geen plenaire behandeling plaatsgevonden van de voorbereiding van de top omdat dat niet kon vanwege de verkiezingen. We zijn inschikkelijk geweest en hebben een AO gehouden, maar wel met de afspraak dat er een plenaire afronding zou komen waarbij ook de premier aanwezig zou zijn. Hij is er nu niet. Mijn concrete voorstel is dat u als voorzitter toch nog even contact opneemt, voordat we gaan beginnen, met het kantoor van de premier om na te gaan of hij toch niet hier kan komen binnen afzienbare tijd zodat we toch nog het debat met hem kunnen voeren. Als hij er niet is, kunt u dan verzoeken om een kattebelletje met de reden waarom de premier afwezig is.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat voorstel kan de fractie van D66 wel steunen.
De heer Omtzigt (CDA):
Het CDA kan dat ook. Het CDA hoopt van harte een brief te krijgen waarin u namens het Presidium als voorzitter uitlegt waarom ze afwezig zijn. Die brief kan gericht zijn aan de hele Kamer.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Als de minister-president dit had gehoord, dan had hij de tijd dat wij hierover spreken kunnen gebruiken om naar de Kamer te komen en dan hadden we gewoon kunnen beginnen met het debat.
De heer Verheijen (VVD):
Ik kan mij die afspraak in het AO niet herinneren. Ik weet dat wij veel gesproken hebben over het thema waarvoor staatssecretaris Mansveld verantwoordelijk is. Het kabinet gaat over zijn eigen afvaardiging. Ik doe het voorstel om het VAO in gang te zetten en dus nu te beginnen met het VAO. Er kan altijd gevraagd worden waarom het kabinet deze keuze heeft gemaakt. Ik stel voor om het VAO nu te laten aanvangen.
De voorzitter:
Ik kijk naar de PvdA om te zien of daar steun voor is. Kan iemand van de PvdA naar de interruptiemicrofoon lopen, ook voor de Handelingen?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik zou graag beginnen met het VAO. Ik denk dat de staatssecretaris goed genoeg is voorbereid om dit VAO met ons te voeren.
De heer Klaver (GroenLinks):
De oppositie pleit er niet voor om het helemaal uit te stellen. Er wordt alleen gevraagd om enkele minuten te wachten met de aanvang van het VAO, zodat even contact kan worden opgenomen met de premier om te kijken of hij niet toch nog in de gelegenheid is om hier aanwezig te zijn. Dat is een wens van een brede minderheid in de Kamer. Dat is het enige verzoek. Dat heeft hooguit een paar minuten vertraging tot gevolg. Ik vraag de coalitiecollega's of zij daarvoor alsnog de mogelijkheid willen bieden.
De voorzitter:
Mijnheer Klaver, de minister-president heeft laten weten dat hij niet in de gelegenheid is om bij het VAO aanwezig te zijn. Anders zou hij hier wel zijn. Ik kan u niet mededelen wat de reden is, want dat weet ik niet. Ik wil uw opmerking meenemen, zodat het naar u terug wordt gecommuniceerd. Ik zie echter dat een meerderheid ervoor is dat wij gewoon beginnen met het VAO en dat de staatssecretaris, die daarop voorbereid is, de gelegenheid krijgt om namens het kabinet uw vragen te beantwoorden en eventuele moties te becommentariëren. Ik doe ook een beroep op de heer Omtzigt om die meerderheid te respecteren.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik verzoek u toch om contact op te nemen met de premier en naar de reden te vragen. Dat kunt u als voorzitter besluiten. Ik ben vanmorgen geïnformeerd door de Griffie dat, aangezien de heer Timmermans er niet was, de premier zelf mijn vragen over Oekraïne beantwoord zou hebben. Hij had hier om 15.00 uur kunnen zijn. Iedereen wilde hem voor de Europese Raad hebben; zo stond het op de regeling van werkzaamheden. Wij zijn buitengewoon benieuwd welke reden de premier heeft om hier afwezig te zijn. Wij zouden dat graag van u vernemen. Dat kan met één telefoontje geregeld worden.
De heer Madlener (PVV):
Dit is een belangrijke Europese top. Vorige week is hier over Oekraïne gesproken en de premier was toen ergens in een liberaal café aan het flyeren ...
De voorzitter:
Nee, nee, nee, mijnheer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Ik vind dat van belang, want de premier hoort hier verantwoording af te leggen over datgene wat er besloten zal worden op de top.
De voorzitter:
Ik zou willen voorstellen om de vergadering enkele ogenblikken te schorsen. Ik zal informeren hoe het precies zit en kom er binnen een paar minuten op terug.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik kom terug op de vraag van een aantal Kamerleden waarom de minister-president niet in vak-K zit. Ik heb daarnaar geïnformeerd. De minister-president heeft verplichtingen elders. Ik zal hem namens de leden om een brief vragen waarin hij eventueel aangeeft wat die verplichtingen zijn.
Er is een meerderheid die ervoor is om het debat vandaag te houden. Wij kunnen daaraan nu beginnen. Ik geef dus het woord aan de heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Allereerst wil ik het punt aansnijden van de schandalige loonsverhoging die de Europarlementariërs zichzelf en hun 60.000 ambtenaren hebben gegeven, met terugwerkende kracht, over 2012. Heel Nederland zat op de nullijn of in de min en in Brussel vieren ze feest op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Echt een schandalig feit. Wat nog erger is, is dat twee partijen hier in dit huis, de VVD en het CDA, daar vóór hebben gestemd. Ik wil een motie indienen om dat te repareren. Ik verwacht dus ook steun van met name deze twee partijen, CDA en VVD.
De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de lidstaten en het Europees parlement hebben besloten om alle EU-ambtenaren met terugwerkende kracht een loonsverhoging te geven van 0,8% over 2012;
overwegende dat deze loonsverhoging totaal ongepast is;
verzoekt het kabinet, ALLE besluiten van de Europese Raad te vetoën totdat deze loonsverhoging van tafel is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Madlener en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 842 (21501-20).
De heer Verheijen (VVD):
Kan de heer Madlener aangeven waar en wanneer de VVD deze loonsverhoging gesteund zou hebben?
De heer Madlener (PVV):
Wij hebben daar een debat over gehad. Daarin is bevestigd door minister Timmermans, en ik dacht dat u dat ook bevestigd heeft, dat de VVD daar vóór zou hebben gestemd. Daar haal ik dus mijn informatie vandaag.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Verheijen.
De heer Verheijen (VVD):
Ik moet de heer Madlener even corrigeren. Dat kan gebeuren in dit soort debatten. De VVD heeft niet voorgestemd, niet in deze Kamer en ook niet in het Europees Parlement. Er waren een aantal andere fracties die wel in het Europees Parlement hebben voorgestemd. Dat zullen ze ongetwijfeld zelf bekendmaken. De VVD deed dat in ieder geval niet. Wij zijn hier en in Brussel tegen die loonsverhoging. Wij houden gewoon de nullijn aan.
De heer Madlener (PVV):
Dat doet mij deugd. Dan is het niet eens zo erg gesteld met de VVD als ik dacht. Ik neem aan dat zij wel de motie zal steunen om in ieder geval die loonsverhoging van tafel te krijgen. Dan zien we wat de VVD echt waard is. Ik neem dus aan dat de VVD voor mijn motie stemt.
Voorzitter. Ik kom op Oekraïne, een van de meest corrupte landen van Europa. Dat land dreigt met miljarden gesteund te worden. Weer miljarden, die voornamelijk afkomstig zijn uit Nederland. Nederland betaalt daar zeker 5% van. Het gaat dus om honderden miljoenen Nederlands belastinggeld dat naar Oekraïne dreigt te gaan.
Daar dien ik de volgende motie over in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Oekraïne een corrupte bodemloze put is;
overwegende dat de EU voornemens is om Oekraïne met miljarden te steunen;
verzoekt het kabinet om alle voorstellen van de Europese Commissie om Oekraïne financieel te steunen, te vetoën,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Madlener, De Roon en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 843 (21501-20).
De heer Verheijen (VVD):
Voorzitter. De vergadering van de Europese Raad aanstaande donderdag zal niet enkel gaan over klimaat en energie, maar zeker ook over de situatie met Oekraïne en Rusland. De ontwikkelingen in de Krim volgen elkaar in hoog tempo op. Wat ons betreft blijven de-escalatie en dialoog essentieel, maar zoiets kan niet van een kant komen. De bal ligt bij Rusland. Donderdagochtend zullen we hier in deze Kamer, voorafgaand aan de Europese Raad, daar opnieuw over spreken.
De situatie met Rusland dwingt ons ook om opnieuw na te denken over onze energiepolitiek. We hebben het er donderdag uitgebreid over gehad. Energiebeleid gaat naast klimaat zeker ook over concurrentiekracht en veiligheidsbeleid. De situatie van dit moment maakt dat meer dan ooit duidelijk.
Tot slot, wij werden afgelopen week Kamerbreed onaangenaam verrast met het loonakkoord met EU-ambtenaren voor 2012 en verder. Het is een slecht signaal richting de lidstaten, een slecht signaal richting al die ambtenaren in de lidstaten die op de nullijn zitten of gekort worden, en richting al die werknemers van wie hun baan ter discussie staat. Het tast ook de geloofwaardigheid van de Europese Unie aan en is niet uit te leggen. Wij willen daarom de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende het bereikte akkoord met betrekking tot de EU-ambtenarensalarissen vanaf 2012;
overwegende dat de geloofwaardigheid van en het draagvlak voor de EU gebaat zijn bij matiging van de arbeidsvoorwaarden;
verzoekt de regering, bij de (nieuwe) Europese Commissie en in de Europese Raad te blijven aandringen op verdere versobering van de arbeidsvoorwaarden van Europese ambtenaren en politici en in te zetten op een hervorming van het vergoedingensysteem,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verheijen en Maij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 844 (21501-20).
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een drietal moties. De eerste gaat over ambitieuze klimaatdoelstellingen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ambitieuze Europese klimaat- en energiedoelstellingen noodzakelijk zijn om de opwarming van de aarde onder de 2˚C te houden;
overwegende dat de Europese Unie voor meer dan de helft van haar energieverbruik afhankelijk is van import, dat deze mate van energieafhankelijkheid de energiezekerheid ondermijnt en de EU kan belemmeren bij het opkomen voor vrede en mensenrechten;
overwegende dat bindende doelstellingen voor de opwekking van hernieuwbare energie en voor energiebesparing de energie-importen van de EU fors kunnen doen dalen, met bijna een kwart in 2030 en meer dan de helft in 2050 volgens het impact assessment van de Europese Commissie;
verzoekt de regering om te ijveren voor ambitieuze, bindende EU-doelstellingen voor vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, voor toename van de opwekking van hernieuwbare energie en voor energiebesparing in 2030, waarbij de EU-brede doelen worden vertaald in bindende nationale subdoelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 845 (21501-20).
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik heb een motie in het verlengde daarvan. Mijn collega Van Tongeren heeft in het vragenuurtje al vragen gesteld over de handelsmissie naar Rusland. Het lijkt ons geen goed idee om nu verder te gaan met de voorbereidingen daarvan. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Unie en de internationale gemeenschap sancties tegen Rusland hebben ingesteld en aanvullende sancties overwegen;
constaterende dat de Nederlandse regering een energiemissie naar Rusland organiseert;
verzoekt de regering, de voorbereiding van de energiemissie naar Rusland op te schorten totdat er duidelijkheid is over mogelijke vervolgsancties door de Europese Unie tegen Rusland;
verzoekt de regering tevens, in de Raad van Ministers voor te stellen de deelname van de Europese lidstaten aan het International Energy Forum te heroverwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 846 (21501-20).
De heer Verheijen (VVD):
Ook het stoppen van voorbereidingen is een signaal. Dat is een daad. Wat verstaat de heer Klaver onder de-escalatie? Valt dit onder de-escalatie?
De heer Klaver (GroenLinks):
Valt het eronder: ja. Als wij nu namelijk doorgaan met de besprekingen, doorgaan met de voorbereidingen van zo'n missie en die straks zouden moeten stopzetten, dan is de schok alleen maar groter. Ik denk dat je nu even een pas op de plaats moet maken en dat dat ook het juiste signaal is aan Rusland.
De heer Verheijen (VVD):
Het zal duidelijk zijn dat wij daar anders in zitten. Door het nu stop te zetten loop je eigenlijk al vooruit op die sancties en maak je ze ook minder scherp, want je wilt die sanctie op tafel hebben om zo goed mogelijk druk te kunnen uitoefenen. Dat nu stopzetten zou daarop vooruitlopen zijn, zou het instrument minder scherp maken en zou in ieder geval niet aan de-escalatie bijdragen.
De voorzitter:
Dat was dus geen vraag.
De heer Verheijen (VVD):
Is de heer Klaver dat met mij eens?
De heer Klaver (GroenLinks):
Nee. Ik denk dat het juist belangrijk is dat Nederland anticipeert op wat er in de toekomst gaat gebeuren. Dat hebben wij de afgelopen weken al gezien. Wij zien dat er al wordt gesproken over verdergaande sancties. Vandaag was er nog nieuws over Poetin en de wet die hij wil gaan tekenen om de Krim in te lijven. Ik denk dat nu het juiste moment is om te zeggen: we schorten de handelsmissie op tot duidelijk is wat wij in internationaal verband gaan doen om dit tegen te gaan.
Mijn tijd is doorgelopen zojuist, maar ik wil nog graag één motie indienen. Ik zal daar gelijk toe overgaan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat op dit moment onvoldoende zichtbaar is of in Nederland vermogens gestald zijn die op corrupte wijze verkregen zijn en wie de uiteindelijke belanghebbende van deze vermogens zijn;
overwegende dat de Algemene Rekenkamer vastgesteld heeft dat er jaarlijks 16 miljard euro in Nederland wordt witgewassen;
overwegende dat inzicht in de herkomst en de vraag wie de eigenaren zijn van de in Nederland gestalde vermogens nodig is om witwassen en belastingontduiking te voorkomen;
overwegende dat een meerderheid van het Europees Parlement heeft ingestemd met een voorstel voor een openbaar register van uiteindelijke belanghebbenden;
verzoekt de regering, zich in de Raad van Ministers actief in te zetten voor een openbaar register van uiteindelijke belanghebbenden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 847 (21501-20).
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. We zagen eerder al de fluisterinvasie van de Krim en nu is het gekomen tot een volwaardige annexatie van de Krim door Rusland. Ik heb in dit kader een vraag aan de staatssecretaris die voor mijn fractie van belang is voor de stemmingen. Minister Kamp liet vandaag in het vragenuur zien dat het wat hem betreft nog steeds business as usual is. Vindt het kabinet dat fase 3 van de sanctieladder bereikt is, nu de Krim officieel geannexeerd is? Welke criteria hanteert het kabinet voor fase 3 van de sanctieladder?
Energiepolitiek is meer dan ooit buitenlandpolitiek, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de afhankelijkheid van geïmporteerde fossiele brandstoffen grote ongewenste effecten heeft op de slagkracht van de Europese diplomatie;
overwegende dat de Europese geopolitieke positie ernstig ondergraven wordt door de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, zowel in internationaal veiligheids-, handels- als klimaatbeleid;
van mening dat vertraging in de verduurzaming van de Europese energievoorziening daarom ontoelaatbaar is;
verzoekt de regering om in Europees verband — nadrukkelijk ook vanuit het oogpunt van buitenlands beleid — in te zetten op nationaal bindende doelstellingen voor de opwekking van duurzame energie als onderdeel van de Europese klimaatdoelen voor 2030,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 848 (21501-20).
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter. Ook mijn fractie maakt zich grote zorgen over de situatie op de Krim en in Oekraïne. Daarover zal donderdag nog een algemeen overleg worden gehouden. Ik wil ingaan op twee punten die we hebben besproken tijdens het algemeen overleg van afgelopen donderdag. Een punt is verwoord in de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een Europese aanpak onontbeerlijk is om witwaspraktijken, corruptie en fraude effectief tegen te gaan;
constaterende dat Europese landen nu verschillende posities innemen in deze discussie;
constaterende dat het kabinet een belangrijke rol ziet weggelegd voor het instellen van een centraal aandeelhoudersregister;
verzoekt de regering, bij de onderhandelingen om te komen tot een effectievere bestrijding van witwaspraktijken, corruptie en fraude, een Europese voorhoedepositie in te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Maij en Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 849 (21501-20).
De heer Klaver (GroenLinks):
Betekent deze motie dat de PvdA het kabinet eigenlijk vraagt om zich er in de Europese Raad voor in te zetten dat het register openbaar wordt?
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter. Volgens mij is dat duidelijk de inzet geweest van mijn collega's die met het initiatief voor een register zijn gekomen, opdat ook bij de Kamers van Koophandel duidelijk is wie achter de verschillende organisaties zit.
De heer Klaver (GroenLinks):
"Openbaar" betekent voor mij niet alleen dat het register toegankelijk is voor de Belastingdienst, maar ook dat burgers in Nederland, ngo's en journalisten toegang hebben en na kunnen gaan wie de uiteindelijke belanghebbende is. Is dat de bedoeling van deze motie?
Mevrouw Maij (PvdA):
De bedoeling van deze motie is dat de regering zich in Europa inzet om witwaspraktijken, corruptie en fraude tegen te gaan en daarbij ook de voorhoede vormt. Daartoe wordt in deze motie opgeroepen. U kent het initiatief van mijn collega's met betrekking tot het register van de personen achter de verschillende organisaties dat bij de Kamers van Koophandel moet worden neergelegd.
De heer Sjoerdsma (D66):
Excuus, ik ben wat laat, maar ik heb een vraag over de vorige motie. Betekent die motie dat de PvdA voor een Europees Openbaar Ministerie is? Dat is immers nodig om het beoogde doel te kunnen bewerkstelligen.
Mevrouw Maij (PvdA):
Volgens mij was mijn oproep heel duidelijk. De PvdA wil heel graag dat de regering zich inzet in de voorhoede bij het tegengaan van witwaspraktijken, corruptie en fraude. Ik wil heel graag van de regering horen hoe dit in Europa geregeld kan worden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat begrijp ik niet helemaal, want dan heb je het een zonder het ander. Dan heb je eigenlijk helemaal niets. Misschien moet ik dus constateren dat de PvdA eigenlijk geen van beide wil.
Mevrouw Maij (PvdA):
Dat is een foute constatering.
In het algemeen overleg hebben we gesproken over het energiebeleid. Mijn fractie is voorstander van bindende nationale doelstellingen voor duurzame energie. De regering heeft aangegeven eerst de onderzoeken van het PBL en het ECN af te willen wachten. Wij hebben al eerder aangegeven dat wij daar begrip voor hebben, temeer omdat dan ook duidelijker wordt wat de precieze voor- en nadelen zijn. Als er tot definitieve besluitvorming wordt overgegaan, wil mijn fractie echter wel graag dat de regering zeker niet tegen nationale bindende doelstellingen zal zijn. Ik vraag de staatssecretaris of het klopt dat dit aanstaande donderdag niet wordt besproken. Zo ja, dan zullen we hier op een later moment op terugkomen.
De heer Madlener (PVV):
Mevrouw Maij heeft samen met de VVD-collega een motie ingediend waarin wordt aangegeven dat de geloofwaardigheid en het draagvlak van de EU gebaat zijn bij matiging van de arbeidsvoorwaarden en waarin de regering wordt verzocht om bij de Europese Commissie en de Europese Raad aan te dringen op versobering van de arbeidsvoorwaarden van de Europese ambtenaren. De leden van de PvdA, dus van de partij van mevrouw Maij, in het Europees Parlement hebben echter voor een loonsverhoging gestemd. Hoe kan dat nou?
Mevrouw Maij (PvdA):
We hebben het in het algemeen overleg duidelijk daarover gehad. De PvdA is voor loonmatiging. Dat staat ook in ons verkiezingsprogramma voor de komende verkiezingen. We hebben dit ook duidelijk besproken met de regering. We steunen de inzet van de regering en roepen haar ertoe op om vooral vast te houden aan die inzet.
De heer Madlener (PVV):
Dat zegt u hier; u zegt tegen de Nederlandse kiezer dat de PvdA voor loonmatiging is, maar uw mensen in het Europees Parlement stemmen voor een loonsverhoging. Dat is toch puur kiezersbedrog?
Mevrouw Maij (PvdA):
De heer Madlener mag mij afrekenen op wat ik zeg en hij mag de heer Timmermans afrekenen op wat hij zegt.
De heer Klaver (GroenLinks):
Mijn collega van de PvdA is helder geweest. Zij zei dat haar fractie voor bindende doelstellingen is en dat zij niet wil dat het kabinet zich tegen bindende doelstellingen keert. Gaat de PvdA-fractie dan voor de motie stemmen die mijn fractie zojuist heeft ingediend? In die motie wordt het kabinet namelijk gevraagd om zich in te zetten voor die bindende doelstellingen.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik heb de staatssecretaris zojuist gevraagd wat op dit moment de stand van zaken is en of dit nu inderdaad niet wordt besproken. In dat geval zullen we bekijken of de onderzoeken van het PBL en het ECN afgewacht kunnen worden, maar ik wil graag eerst het antwoord van de staatssecretaris horen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Net als collega Madlener was ik een beetje in verwarring door de mede door mevrouw Maij ingediende motie over de ambtenarensalarissen. Zij zegt dat zij moet worden afgerekend op wat zij hier zegt. Oké, maar staat de positie van de PvdA over de salarisverhogingen in de EU in het verkiezingsprogramma van de PvdA voor de komende Europese verkiezingen? Is de PvdA daarvoor of daartegen?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik zou u aanraden om het verkiezingsprogramma te lezen. Daar kunt u dat in vinden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Kennelijk heeft mevrouw Maij ook haar eigen verkiezingsprogramma niet gelezen. De fractie van de PvdA in het Europees Parlement heeft tegen het voorstel gestemd. Ik weet dus niet of wij veel aan die verkiezingsprogramma's hebben.
Mevrouw Maij (PvdA):
De heer Sjoerdsma kan het verkiezingsprogramma lezen. Daar staat heel duidelijk in dat dit de inzet is van de PvdA: matiging, matiging, matiging.
De vergadering wordt van 16.08 uur tot 16.18 uur geschorst.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik wil toch even de warmte waarmee ik vandaag ben ontvangen, noemen. Ik dank de Kamerleden daarvoor. Ik handel eerst de moties af en daarna de twee vragen, één van de D66-fractie en één van de fractie van de Partij van de Arbeid.
Ik kom eerst op de motie van de heren Madlener en Wilders, op stuk nr. 842. Nederland heeft ertegen gestemd, maar is daarbij overstemd. Er is geen aanleiding om de Europese top, waar belangrijke zaken zoals klimaat, energie en de situatie in Oekraïne worden besproken, te gijzelen. Ik ontraad de motie dan ook.
In de motie op stuk nr. 843 wordt het kabinet verzocht om alle voorstellen …
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb nog een vraag naar aanleiding van de eerste motie. De bewindspersoon zegt dat de Nederlandse regering ertegen heeft gestemd. Heeft de Nederlandse regering er in het Coreper en in de Europese Raad tegengestemd? Wanneer heeft zij tegen dit voorstel gestemd?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik zal er zo op ingaan, wanneer ik kom op nog een motie over de loonsverhoging. Ik voer nu namens het kabinet het woord in dit VAO, terwijl de Raad gaande is. Ik heb ook nog een actuele mededeling in het kader van dit onderwerp. Ik kom er dus zo op terug.
De heer Omtzigt (CDA):
Heeft de Nederlandse regering in het Coreper voor of tegen dit voorstel gestemd?
Staatssecretaris Mansveld:
Dat is mij op dit moment niet bekend. Ik ga ervan uit dat ik het antwoord voor het einde van dit VAO krijg, als ik de gelegenheid krijg om de vraag zo meteen te beantwoorden.
De heer Madlener (PVV):
Ik ga even nader in op het stemgedrag van de Partij van de Arbeid. De staatssecretaris is van de Partij van de Arbeid. Ik wil graag weten hoe het kan zijn dat hier, in dit huis, tegen de Nederlandse kiezer wordt gezegd dat de PvdA tegen die loonsverhoging is, terwijl de leden van dezelfde PvdA in het Europees Parlement voor die loonsverhoging stemmen. Ik wil graag weten waarom dat geen kiezersbedrog zou zijn.
De voorzitter:
De staatssecretaris is lid namens het kabinet.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik vertegenwoordig inderdaad het kabinet. Ik verzoek de heer Madlener dan ook om over de stemmingen contact op te nemen met de desbetreffende leden van het Europees Parlement. Daar kan hij de achtergrond van dat stemgedrag achterhalen.
De heer Madlener (PVV):
Mevrouw Mansveld zit hier namens …
De voorzitter:
Staatssecretaris.
De heer Madlener (PVV):
Staatssecretaris Mansveld zit hier namens het kabinet, maar ze is ook lid van de Partij van de Arbeid. Ik vraag haar op de man af — nee, op de vrouw af — om aan de mensen die luisteren en misschien wel overwegen om bij de gemeenteraadsverkiezingen of de Europese verkiezingen op de Partij van de Arbeid te stemmen, uit te leggen hoe het nu zit. Ik vind dat mensen daar recht op hebben. Waar staat de Partij van de Arbeid voor: wel of geen loonsverhogingen in het Europees Parlement?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik denk dat de heer Madlener heel goed op de hoogte is van het feit dat we een duaal stelsel hebben. Ik vertegenwoordig hier het bestuur. Als de leden van de Partij van de Arbeid in het door hem genoemde parlement op een bepaalde manier hebben gestemd, dan moet ik hem echt naar hen verwijzen. Zij staan voor hun eigen stem. Daar kan hij ook de toelichting krijgen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Mansveld:
In de motie op stuk nr. 843 van de heren Madlener, De Roon en Wilders wordt het kabinet verzocht om alle voorstellen van de Europese Commissie te vetoën. Vorige week is er een uitgebreid debat met minister Dijsselbloem geweest. Hij heeft toen ook aangegeven dat hij elk voorstel op zijn merites zal beoordelen. Ik ontraad deze motie dan ook.
De motie op stuk nr. 844 van de heer Verheijen en mevrouw Maij gaat over de versobering van de arbeidsvoorwaarden. Als ik het verzoek in deze motie mag lezen als een inspanningsverplichting, dan zie ik de motie direct als ondersteuning van beleid. Zoals bekend zijn de onderhandelingen over het EU-ambtenarenstatuut in juli 2013 afgesloten. Ik kan de Kamer een update geven. Conform de toezeggingen van de minister van Buitenlandse Zaken in het AO van vorige week, dat aan dit VAO vooraf is gegaan, heeft hij vanochtend en marge van de Raad Algemene Zaken bij gelijkgezinden gesondeerd hoeveel ruimte er is om de reeds akkoord bevonden 0,8% stijging voor 2012 ongedaan te maken. De conclusie was dat de ruimte er nu juridisch niet is om dat nogmaals aan te vechten. Niettemin zal het kabinet bij alle daartoe geëigende gelegenheden bepleiten om het pakket van salaris en arbeidsvoorwaarden voor het EU-personeel te versoberen. Voorzitter. Dan kom ik bij de motie-Klaver/Van Ojik op stuk nr. 845. Wat ik daarover wil zeggen betreft ook de motie-Sjoersdma/Van Veldhoven op stuk nr. 848. Daarmee ga ik ook meteen in op de vraag van mevrouw Maij. Er is geen indicatie dat er op de Europese top afspraken gemaakt worden over een eventuele doelstelling voor hernieuwbare energie. Die indicatie heb ik tot op heden niet en er is geen enkele verwachting dat die er zal komen.
Verder heeft het kabinet met de Kamer afgesproken om het onderzoek van ECN en PBL over wat de impact is van het Europese doel van 40% CO2-vermindering en de samenhang met het Europese doel voor duurzame energie af te wachten. Ik heb begrepen dat de minister-president dit tijdens het AO heeft bevestigd. Dat hebben we elkaar nu toegezegd. Ik was aanwezig bij het AO waarbij minister Kamp zijn betoog heeft gehouden over het behandelvoorstel onder voorbehoud. De Kamer heeft hierover een brief ontvangen. Dit onderzoek zal voor Prinsjesdag komen. Het kabinet heeft aangegeven dat het van groot belang is dat de doelstelling voor hernieuwbare energie de werking van het ETS niet nadelig beïnvloedt. Ik hecht eraan om te zeggen dat er voor Europa een bindende doelstelling van 27% is voorgesteld. Dat voorstel hebben wij gesteund, met daarbij de tekst dat wij het wel belangrijk vinden dat de nationale plannen worden ingediend en beoordeeld door de Commissie en dat zij ook beoordeeld en gemonitord worden door de Commissie om te kunnen vaststellen of die bindende doelstelling van 27% gehaald wordt.
De voorliggende moties doorkruisen dat proces. Ik ontraad daarom aanvaarding van de moties op stukken nrs. 845 en 848.
Mevrouw Maij (PvdA):
Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Zij zegt dat zij geen indicatie heeft dat dit besproken zal worden. Ik heb de staatssecretaris ook gevraagd of de premier, mocht het wel besproken worden, niet voor afspraken over nationaal bindende doelstellingen voor duurzame energie zal gaan liggen. Kan de staatssecretaris die vraag nog beantwoorden?
Staatssecretaris Mansveld:
Eigenlijk komt deze vraag te vroeg. Dat heb ik ook eerder aangegeven. Wij willen eerst het onderzoek van ECN en PBL afwachten om te weten wat de impact is. Dan pas zullen wij ons standpunt bepalen. Dit opgeteld bij de grote onwaarschijnlijkheid dat het besproken wordt, blijf ik van mening dat wij eerst die stappen moeten zetten. De minister-president heeft wat ik net heb gezegd over de onderzoeken van ECN en PBL in het AO bevestigd. Dus ik kan nu al zeggen dat de minister-president hiervoor staat.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik probeer het nog een klein beetje te volgen. Volgens mij heb ik zojuist gehoord dat de fractievoorzitter van een van de coalitiepartners absoluut bindende doelstellingen wil, nationaal bindende doelstellingen. Deze staatssecretaris heeft haar handtekening gezet onder een brief van de Green Growth Group, waarin staat dat men tegen de bindende doelstellingen is. Is de staatssecretaris van plan, haar handtekening onder die brief vandaan te halen?
Staatssecretaris Mansveld:
Daar wil ik wel een aantal opmerkingen over maken. De heer Klaver heeft de tekst niet goed gelezen. In die brief staat niet dat wij tegen bindende doelstellingen zijn. Dit is een verklaring van een groep landen die een koers wil bepalen bij de Europese ambitie om daarin voorop te lopen. Landen als Denemarken en Duitsland, die een eigen specifieke koers varen, hebben hier ook hun handtekening onder gezet. Het is een verklaring. Er staat niet dat wij tegen bindende doelstellingen zijn. Hadden wij deze verklaring niet ondertekend — en daar is best discussie over geweest, want je moet met een groot aantal landen tot een gemeenschappelijke verklaring komen — dan zouden wij ons in het kamp hebben geschaard van landen zoals Polen en Hongarije. En daar horen wij zeker niet thuis, want als ik één opdracht meekrijg van deze Kamer is het: ambitie, ambitie en ambitie waar het gaat om klimaatbeleid.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Klaver.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ambitie is niet zozeer je aansluiten bij anderen, maar ook zelf het initiatief nemen. Dat had bijvoorbeeld gekund door te zeggen: wij willen die bindende afspraken. Maar als ik de staatssecretaris goed begrijp, heeft zij nimmer gezegd dat die bindende afspraken er niet moeten komen en zal het kabinet wanneer dit onderwerp op deze top wordt besproken, niet aangeven dat er bindende doelstellingen moeten komen.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik heb gezegd dat wij in een proces zitten met het PBL en het ECN. Dat proces wil ik afwachten. Ik heb gezegd dat wij een verklaring hebben ondertekend. Daar staat niet in dat wij tegen bindende doelstellingen zijn. Met een groot aantal landen hebben wij, met alles wat ik in mij heb en waar deze Kamer mij toe stuurt, de ambitie verwoord met betrekking tot klimaat en energie. De heer Klaver zegt: ambitie betekent ook vooroplopen. Hij weet dat wij als een van de eerste landen hebben aangegeven dat we minimaal 40% CO2-reductie willen. Wij waren daar bijzonder ambitieus in, in relatie tot andere landen. Ik herhaal wat ik heb gezegd en daar laat ik het ook bij.
De heer Sjoerdsma (D66):
Toch nog even over dit punt. De staatssecretaris zegt dat wij bijzonder veel ambitie hebben, maar we hebben in de afgelopen jaren gezien, wanneer het niet nationaal bindend was, dat alle Europese lidstaten werden uitgespeeld door dat grote machtige Rusland. Als we dit bekijken met het oog op de veiligheidspolitiek en niet alleen de duurzaamheid, zou de staatssecretaris dan niet op dit moment juist een enorme voorstander moeten zijn van nationaal bindende afspraken?
Staatssecretaris Mansveld:
In verband daarmee hebben we niet gesproken over nationaal bindende afspraken. Er is afgesproken dat er overmorgen een AO is over de problematiek van Rusland en de Oekraïne. Dat zou ik daar willen laten liggen. Ik denk dat er een vergelijking te maken is met de standpunten die Polen en Hongarije innemen. Zij hebben toch een andere visie op het klimaat. Ik vind het belangrijk om met die landen in gesprek te gaan. Ik heb altijd gezegd dat je wel breed voor de troepen uit kunt lopen om een breed gedragen stap naar voren te maken bij het klimaatbeleid, maar dan kom je niet met zijn allen over de finish. Dan kom je in je eentje over de finish. Dan denk je dat je gewonnen hebt, maar dan heb je niet je doelen bereikt.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Mansveld:
De motie van de leden Klaver en Van Tongeren op stuk nr. 846 gaat over de energiemissie. Daarin wordt gevraagd om de deelname van de Europese lidstaten aan het International Energy Forum te heroverwegen. Economische sancties zijn een vervolgstap die alleen in Europees verband genomen moeten worden. Mijn collega's minister Dijsselbloem en de minister-president hebben dat ook bepleit, heb ik begrepen. Dat is nu nog niet aan de orde. Gisteren zijn er gerichte sancties afgekondigd: een visumban en bevriezing tegoeden. Het kabinet is zo nodig bereid tot economische sancties, als Rusland niet inbindt, maar wij vinden de motie voorbarig. De missie gaat in die zin gewoon door. We opereren hierbij ook in EU-verband. Ik ontraad dan ook de motie.
De heer Klaver (GroenLinks):
Het verzoek is tweeledig. Een deel van het verzoek gaat over het heroverwegen van de deelname aan het International Energy Forum. Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar dat zou voor alle ministers van de Europese Unie moeten gelden. Even voor de goede orde, dat forum wordt gehouden in Moskou.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik begrijp het punt van de heer Klaver. Ik vraag hem om dat in het AO van komende donderdag in te brengen, omdat dat direct in relatie staat tot Rusland en de Oekraïne. Ik vind persoonlijk dat je elk forum moet gebruiken om te laten zien wat je standpunt is, als het om de inhoud gaat. Het op voorhand zeggen dat we dat heroverwegen zou in een breder kader bezien moeten worden met de minister van Buitenlandse Zaken. In die zin stel ik ook voor dat u die vraag aanstaande donderdag herhaalt.
De heer Klaver (GroenLinks):
We hebben net een debat gehad over de aanwezigheid van de premier. Daarom ben ik niet geneigd om het helemaal naar andere debatten te verplaatsen. Ik kom echt terug op deze vraag. Er is besloten dat de G8 niet in Sotsji gehouden zal worden. De G8 heeft laten weten niet naar Rusland te gaan. Die bijeenkomst zou ongeveer in dezelfde periode zijn als waarin dit forum in Moskou wordt georganiseerd. In de motie wordt gevraagd of het kabinet in de Europese Raad wil vragen om te heroverwegen of de ministers van de Europese Unie hiernaartoe moeten. Mag ik misschien vragen wat het kabinet überhaupt wel wil, als het gaat om Rusland?
Staatssecretaris Mansveld:
De laatste vraag kan ik op dit moment niet beantwoorden, dus die ga ik ook niet beantwoorden. Ik heb net gereageerd op de motie: dat ik die voorbarig vind; dat het gaat om vervolgstappen en dat iedere stap op zijn merites moet worden beoordeeld, dat dit nog moet worden ingevuld, dat de missie doorgaat, evenals onze deelname aan het International Energy Forum, dat we opereren in EU-verband.
De voorzitter:
Meneer Klaver, u hebt een procedurele opmerking? U mag immers maar twee vragen stellen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Zeker, voorzitter. Ik zal geen inhoudelijke vraag stellen, maar een punt van orde maken. We hadden eerder vandaag een ordedebatje, waarin werd gezegd dat het kabinet met één mond spreekt en dat er een afvaardiging is. Nu krijg ik op allerlei vragen het antwoord: sorry, daar ga ik niet over; dat weet ik niet, vraag dat maar aan de minister van Buitenlandse Zaken in een ander AO. Ik vind dat geen goede gang van zaken.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik wil hier even een opmerking over maken. Ik heb iets gezegd over de brede discussies over Oekraïne en Rusland. De Kamer heeft zojuist in een procedurevergadering afgesproken dat ze daar donderdagochtend een AO over wil houden. Dit is een VAO over een Raad die momenteel gaande is. De Kamer heeft die afspraak over komende donderdag met zichzelf gemaakt. Ik denk dat het goed is om alles wat hier wordt besproken, in een breder kader te plaatsen. "Dat weet ik niet" of "ik heb hier geen antwoord op" heeft u niet uit mijn mond gehoord.
Er zijn nog twee moties over. De zesde motie, op stuk nr. 847, gaat over een openbaar register. Nederland zet zich mondiaal en in EU-verband actief in voor een effectievere witwasbestrijding, onder andere door het bevorderen van de automatische uitwisseling van fiscale gegevens. Verder steunt Nederland de Common Reporting Standards van de OESO, het centraal aandeelhoudersregister en de spaartegoedrichtlijn. De Europese Raad van 20 en 21 maart zal oproepen tot de aanpak van belastingfraude en belastingontwijking. Het kabinet is een groot voorstander van afstemming van de EU-initiatieven met mondiale ontwikkelingen.
De achtste motie, op stuk nr. 849, zien wij als ondersteuning van het beleid. In de zesde motie, op stuk nr. 847, wordt gevraagd om een openbaar register. Een openbaar register is ons een brug te ver, in verband met privacy-aangelegenheden. Daarom ontraad ik deze motie.
Ik zie dat ik zomaar over de vragen en opmerkingen van de heer Sjoerdsma heen ben gestapt. Mijn excuus daarvoor. Het betrof fase drie, de sancties en het embargo. De mogelijkheid van een wapenembargo ligt op tafel; zie daarvoor het verslag van de RBZ van gisteren. Het zou voorbarig zijn om ons daar nu al over uit te spreken. Dit staat hoog op de agenda van de Europese Raad. Nieuwe sancties zijn waarschijnlijker geworden. Maar ik heb eerder aangegeven dat er in EU-verband moet worden opgetreden. Ik begrijp dat de Kamer deze discussie graag breder zou willen voeren. Ik heb begrepen dat de Kamer zichzelf daarvoor ook de gelegenheid heeft gegeven, namelijk met een AO komende donderdagochtend. Met deze beantwoording wil ik de heer Sjoerdsma suggereren die discussie in dat bredere kader te voeren.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zou daar natuurlijk heel graag gehoor aan geven, ware het niet dat we zo gaan stemmen over moties die ook dit onderwerp aangaan. Vandaar de volgende vragen ter verheldering: is het kabinet van mening dat er op dit moment sprake is van fase drie op de sanctielader, zoals minister Timmermans eerder meedeelde? Is er nu, na de vermeende annexatie van de Krim door Rusland, sprake van fase drie, ja of nee?
Staatssecretaris Mansveld:
Op dit moment is de heer Timmermans in Brussel, in de Raad Algemene Zaken. Ik weet niet wat de actualiteit is. Dat maakt het VAO wat ingewikkeld, omdat het tegelijk met de Raad is. Ik kan hier geen antwoord op geven, simpelweg vanwege de actualiteit waar de ministers van Buitenlandse Zaken op dit moment in zitten.
De voorzitter:
De heer Omtzigt had nog een vraag. Kan hij die voor de zekerheid herhalen?
De heer Omtzigt (CDA):
De vraag van de CDA-fractie ging over het stemgedrag van het kabinet in de COSAC en vandaag. De regering zal zich inzetten, maar stemt ze uiteindelijk ook tegen het voorstel?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik heb hier staan: de Nederlandse delegatie heeft snoeihard tegengestemd. Er is net gesproken met de plaatsvervanger in het Coreper, een ambassadeur, en hij bevestigde dit. Dat is dus mijn antwoord.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil mijn motie over het belanghebbendenregister aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor, zijn motie (21501-20, nr. 847) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik wil de staatssecretaris hartelijk bedanken voor haar aanwezigheid, voor het beantwoorden van de vragen en voor het becommentariëren van de moties. De opmerking over de warme ontvangst van de Kamer had echt betrekking op de afwezigheid van de minister-president en absoluut niet op de bewindspersoon, wie dat ook moge zijn.
De vergadering wordt van 16.39 uur tot 16.45 uur geschorst.
Stemmingen
Stemmingen
Stemmingen moties Bestuurders-cao's
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Bestuurders-cao's,
te weten:
- de motie-Van Meenen c.s. over arbeidsvoorwaarden van bestuurders onderdeel laten zijn van de cao voor al het onderwijspersoneel (33495, nr. 36);
- de motie-Mohandis/Van Meenen over de salarisstijging van onderwijsbestuurders koppelen aan de algemene salarisstijging van onderwijspersoneel (33495, nr. 37);
- de motie-Mohandis/Van Meenen over de salarisklassen voor het onderwijs per ministeriële regeling vastleggen (33495, nr. 38);
- de motie-Beertema over BBRA-schaal 16 als maximum voor de beloning van bestuurders (33495, nr. 39);
- de motie-Rog/Jasper van Dijk over informatie over het aantal bestuurders in het voortgezet onderwijs en over hun totale salarissom (33495, nr. 40);
- de motie-Rog/Duisenberg over de nulmeting van de monitor inzake bestuurders-cao's eind 2014 aan de Kamer sturen (33495, nr. 41);
- de motie-Jasper van Dijk over schrappen van de 5% opslag voor bestuurders met tijdelijke aanstelling (33495, nr. 42).
(Zie vergadering van 11 maart 2014.)
De motie-Rog/Duisenberg (33495, nr. 41) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wet Normering Topinkomens 2 (WNT-2) op 1 januari 2015 in werking treedt;
overwegende dat de bestuurders-cao's in de sectoren vo, mbo en hbo uitkomen boven de WNT-2 norm;
overwegende dat de regering voornemens is, de monitor inzake de bestuurders-cao's in het onderwijs pas medio 2015 aan de Kamer te sturen;
verzoekt de regering, de nulmeting van de monitor inzake de bestuurders-cao's in het onderwijs eind 2014 aan de Kamer te sturen, zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij haar afweging rond de inpassing van de bestuurderssalarissen bij invoering van de WNT-2,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 46, was nr. 41 (33495).
De motie-Jasper van Dijk (33495, nr. 42) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de bestuurders-cao vo geregeld is dat bestuurders met een tijdelijke aanstelling 5% opslag krijgen;
verzoekt de regering, zich in te spannen om deze passage in een toekomstige cao te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 47, was nr. 42 (33495).
De voorzitter:
De motie-Mohandis/Van Meenen (33495, nr. 37) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in het funderend onderwijs sprake is van een aparte bestuurders-cao die los staat van de reguliere onderwijs-cao en dat hierdoor ook de salarisstijging van onderwijsbestuurders losgekoppeld is van de salarisstijging van het overige onderwijspersoneel zoals leraren, conciërges en klassenassistenten;
van mening dat de salarisstijging van onderwijsbestuurders nooit groter mag zijn dan de salarisstijging van het overige onderwijspersoneel, omdat hierdoor het (salaris)gat tussen werkvloer en bestuurskamer groter wordt;
verzoekt de regering, per ministeriële regeling vast te leggen dat de algemene salarisstijging van beloningen van onderwijsbestuurders wordt gekoppeld aan de algemene salarisstijging van het overige onderwijspersoneel zoals leraren, conciërges en klassenassistenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 44, was nr. 37 (33495).
De motie-Mohandis/Van Meenen (33495, nr. 38) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onder de huidige Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) voor onderwijsbestuurders in het voortgezet onderwijs een aangepaste maximale beloning geldt die 70% van het WNT-maximum bedraagt;
constaterende dat er voor het voortgezet onderwijs sprake is van een indeling in salarisklassen onder het aangepaste WNT-maximum, maar dat deze salarisklassen niet wettelijk verankerd zijn;
van mening dat ook in de toekomst een aangepast verlaagd maximuminkomen ten opzichte van de WNT voor onderwijsbestuurders wenselijk is en dat de salarisklassen wettelijk verankerd dienen te worden;
verzoekt de regering, bij de aanscherping van de maximumnorm van de WNT van 130% naar 100% van een ministerssalaris wederom een verlaagd maximum voor onderwijsbestuurders aan te houden, zoals nu ook het geval is;
verzoekt de regering, bij de aanscherping van de WNT de salarisklassen voor het onderwijs, nadat hiervoor door de sector een voorstel is gedaan, per ministeriële regeling vast te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 45, was nr. 38 (33495).
Voordat wij gaan stemmen hebben zich drie leden gemeld. Ik zie de heer Klaver al staan.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn motie op stuk nr. 846 (21501-20), onder punt 22 van de stemmingslijst, over de voorbereiding voor de energiemissie naar Rusland wil ik graag aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor, zijn motie (21501-20, nr. 846) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Tongeren. Zij staat ook op mijn lijst. Mij is verteld dat zij haar motie op stuk nr. 114, onder punt 20, zou aanhouden. Klopt dat?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Sorry, voorzitter. Ik dacht dat ik het al had doorgegeven, maar bij dezen wil ik graag die motie aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (33750-VI, nr. 114) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De motie op stuk nr. 362 (23432), onder punt 7, zou ik graag willen aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (23432, nr. 362) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik verzoek u om te kijken of u de brief van de premier nog kunt krijgen, want die hebben wij vandaag nog niet gezien.
De voorzitter:
Nee, die is er nog niet.
De heer Omtzigt (CDA):
Het kan toch niet zo zijn dat die er vanavond niet is? Dus ik verzoek u als voorzitter, nu minister Ploumen als eerste vervanger, minister Timmermans, minister Hennis-Plasschaert en premier Rutte allemaal afwezig waren, om ervoor te zorgen dat die brief hier nog vanavond is.
De voorzitter:
Ja. Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik wil motie nr. 128 (27858), onder punt 11, van mij en van de heer Schouw graag aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (27858, nr. 128) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. (33495, nr. 36).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Nu deze motie is aangenomen, verzoek ik via u om een brief van het kabinet om te horen hoe het deze motie gaat uitvoeren.
De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de gewijzigde motie-Mohandis/Van Meenen (33495, nr. 44, was nr. 37).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA, de SGP, Bontes en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Mohandis/Van Meenen (33495, nr. 45, was nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, het CDA, Bontes en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Beertema (33495, nr. 39).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Rog/Jasper van Dijk (33495, nr. 40).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de ChristenUnie, het CDA, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Rog/Duisenberg (33495, nr. 46, was nr. 41).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de SGP en Bontes voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Jasper van Dijk (33495, nr. 47, was nr. 42).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de SGP, Bontes en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Voedsel
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Voedsel,
te weten:
- de motie-Van Gerven over stoppen met het gebruik van legbatterijeieren (31532, nr. 124).
(Zie vergadering van 4 maart 2014.)
De voorzitter:
De motie-Van Gerven (31532, nr. 124) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de verwerkende industrie nog steeds legbatterijeieren gebruikt voor haar verwerkte producten zoals cake, terwijl legbatterijen verboden zijn in Europa;
verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de verwerkende industrie en daarbij zeer indringend te verzoeken het gebruik van legbatterijeieren te staken en dit tevens in Europees verband aan te kaarten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 131, was nr. 124 (31532).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
De heer Rog (CDA):
Voorzitter. U hebt bij de gewijzigde motie-Jasper van Dijk (33495,nr. 47, was nr. 42) het CDA per abuis niet genoemd als een van de voorstemmers.
De voorzitter:
Dit wordt in de Handelingen opgenomen. De motie blijft aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Gerven (31532, nr. 131, was nr. 124).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemming motie Gewasbescherming buiten de landbouw
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Gewasbescherming buiten de landbouw,
te weten:
- de motie-Van Gerven over versneld invoeren van een verbod op glyfosaat op recreatieterreinen (27858, nr. 236).
(Zie vergadering van 20 februari 2014.)
In stemming komt de motie-Van Gerven (27858, nr. 236).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Rapport van de tijdelijke commissie Huizenprijzen
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het rapport van de tijdelijke commissie Huizenprijzen,
te weten:
- de motie-Paulus Jansen/De Rouwe over een meer woonvormonafhankelijke benadering (33194, nr. 11);
- de motie-Paulus Jansen c.s. over onderzoek naar de effecten van zelfrealisatie (33194, nr. 12);
- de motie-De Rouwe over het realiseren van meer woningen in de sociale huursector door woningcorporaties (33194, nr. 14);
- de motie-Monasch/Koolmees over een routekaart voor 2020 over betaalbare innovatie en duurzaamheid (33194, nr. 15).
(Zie vergadering van 11 maart 2014.)
In stemming komt de motie-Paulus Jansen/De Rouwe (33194, nr. 11).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Paulus Jansen c.s. (33194, nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Rouwe (33194, nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Monasch/Koolmees (33194, nr. 15).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Bezoek kabinet aan de Palestijnse gebieden en Israël
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Bezoek kabinet aan de Palestijnse gebieden en Israël,
te weten:
- de motie-Van der Staaij/Voordewind over aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (23432, nr. 363);
- de motie-Omtzigt over nader uitwerken van het ontmoedigingsbeleid (23432, nr. 364);
- de motie-Sjoerdsma over toejuichen van economische relaties voor zover deze geen betrekking hebben op het ontmoedigingsbeleid (23432, nr. 365);
- de motie-De Roon over direct afschaffen van het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van de Israëlische nederzettingen (23432, nr. 366);
- de motie-De Roon over beëindigen van de financiering van ngo's die een boycot van Israëlische nederzettingen nastreven (23432, nr. 367).
(Zie vergadering van 12 maart 2014.)
De voorzitter:
De motie-Omtzigt (23432, nr. 364) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de kwestie van de beoogde samenwerking tussen het Nederlandse bedrijf Vitens en het Israëlische bedrijf Mekorot tot ophef en veel onduidelijkheid heeft geleid over het ontmoedigingsbeleid;
constaterende dat zakendoen met Israël als het gaat om activiteiten die ook direct of indirect betrekking kunnen hebben op nederzettingen, in toenemende mate leidt tot onzekerheid over wat eronder valt;
constaterende dat het bedrijfsleven mede in dat licht behoefte heeft aan duidelijkheid over het ontmoedigingsbeleid en de toepassing ervan in concrete gevallen;
overwegende dat ten aanzien van zakendoen met Israël als het gaat om activiteiten die ook direct of indirect betrekking kunnen hebben op nederzettingen, er een grijs gebied bestaat, waarbij niet voldoende duidelijk is welke activiteiten wel of niet onder het ontmoedigingsbeleid vallen;
verzoekt de regering, het ontmoedigingsbeleid schriftelijk te verduidelijken, aan te geven welke gevolgen bedrijven ondervinden wanneer zij zich niet aan het beleid houden en dit binnen een maand aan de Kamer te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 369, was nr. 364 (23432).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Van der Staaij/Voordewind (23432, nr. 363).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de SGP, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Omtzigt (23432, nr. 369, was nr. 364).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, 50PLUS, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en de SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Sjoerdsma (23432, nr. 365).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de VVD en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Roon (23432, nr. 366).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-De Roon (23432, nr. 367).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie,
te weten:
- de motie-Sjoerdsma over het niet inzetten van financiële middelen voor modernisering (33783, nr. 8);
- de motie-Sjoerdsma over beëindiging van de Nederlandse kernwapentaak voordat modernisering een feit is (33783, nr. 9).
(Zie vergadering van 12 maart 2014.)
De voorzitter:
De motie-Sjoerdsma (33783, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NAVO een kernwapentaak zal houden zolang kernwapens op deze wereld aanwezig zijn;
constaterende dat Nederland in NAVO-verband een kernwapentaak heeft;
overwegende dat het wenselijk is, nucleaire wapens, waaronder de niet-strategische nucleaire wapens in Europa, terug te dringen en uiteindelijk te elimineren;
verzoekt de regering, in NAVO-verband te pleiten voor de beëindiging van de Nederlandse kernwapentaak,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10, was nr. 9 (33783).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Sjoerdsma (33783, nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Sjoerdsma (33783, nr. 10, was nr. 9).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties "Ministerie spekt club farmaceuten"
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht "Ministerie spekt club farmaceuten",
te weten:
- de motie-Klever over verbieden van deelname van ambtenaren, toezichthouders en leden adviesorganen aan farmaceutische lobbyclubs (29477, nr. 272);
- de motie-Klever over alles wat binnen het Apollo Netwerk besproken is naar de Kamer sturen (29477, nr. 273);
- de motie-Klever over per direct stoppen met sponsoren van farmanetwerken (29477, nr. 274);
- de motie-Van Gerven over tegengaan van de schijn van belangenverstrengeling (29477, nr. 275);
- de motie-Voortman over met de Kamer delen wat er binnen het Apollo Netwerk is besproken (29477, nr. 276);
- de motie-Bruins Slot over de financiële bijdrage van de overige deelnemers aan het Apollo Netwerk (29477, nr. 277).
(Zie vergadering van 12 maart 2014.)
In stemming komt de motie-Klever (29477, nr. 272).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Klever (29477, nr. 273).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik houd het heel kort. Nu mijn motie op stuk nr. 9 (33783), over de beëindiging van de Nederlandse kernwapentaak is aangenomen, zou ik graag een brief van het kabinet ontvangen over de uitvoering daarvan.
De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Klever (29477, nr. 274).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Gerven (29477, nr. 275).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Voortman (29477, nr. 276).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bruins Slot (29477, nr. 277).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte,
te weten:
- de motie-Ouwehand/Schouw over ecologisch en bijvriendelijk natuur- en bermbeheer (27858, nr. 242);
- de motie-Ouwehand over intrekking van particuliere toelatingen van alle neonicotinoïden (27858, nr. 243);
- de motie-Ouwehand over niet verlengen van de toelating voor metam-natrium (27858, nr. 244);
- de motie-Jacobi over een vereenvoudigd toetsingskader (27858, nr. 245);
- de motie-Smaling c.s. over aanpassing van het toelatingsbeleid bij structurele overschrijdingen (27858, nr. 246);
- de motie-Smaling/Van Gerven over voldoende aandacht bij werkgevers voor de risico's van gif voor werknemers (27858, nr. 247);
- de motie-Smaling/Van Gerven over naar de Kamer sturen van de gegevens uit de gewasbeschermingsmonitor (27858, nr. 248);
- de motie-Graus over een kwantitatief en kwalitatief betere opsporing (27858, nr. 249);
- de motie-Bosman/Lodders over ruimte voor de glastuinbouw om de normoverschrijdingen op een economisch verantwoorde manier terug te dringen (27858, nr. 251);
- de motie-Dik-Faber over alternatieven voor metam-natrium (27858, nr. 252);
- de motie-Dik-Faber over een green deal voor recreatieterreinen (27858, nr. 253);
- de motie-Dik-Faber over kostenbeheersing van het zuiveringsproces (27858, nr. 254);
- de motie-Dik-Faber over een concrete reductiedoelstelling in 2018 (27858, nr. 255).
(Zie vergadering van 12 maart 2014.)
De voorzitter:
De motie-Ouwehand (27858, nr. 243) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer heeft aangedrongen op een verbod op de verkoop van bestrijdingsmiddelen en biociden die neonicotinoïden bevatten (27858, nr. 151);
constaterende dat de regering deze motie niet uitvoert omdat zij geen noodprocedure wil opstarten voor een verbod op deze middelen;
overwegende dat de regering de mogelijkheid van een reguliere intrekkingsprocedure onbenut laat omdat ze wil wachten op Brussel;
verzoekt de regering, de aangenomen motie-Ouwehand alsnog uit te voeren door de reguliere procedure op te starten om de particuliere toelatingen van alle neonicotinoïden in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 256, was nr. 243 (27858).
De motie-Ouwehand (27858, nr. 244) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat metam-natrium al sinds 1991 op de lijst staat van te saneren stoffen van de Nederlandse regering vanwege het gevaar van dit middel voor de volksgezondheid, flora en fauna;
constaterende dat metam-natrium in veel Europese landen verboden is maar dat het in Nederland met de huidige toelating nog tot eind 2014 gebruikt mag worden;
overwegende dat omwonenden en passanten een groot risico lopen op gezondheidsschade door het gebruik van metam-natrium, getuige de ernstige incidenten die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan;
verzoekt de regering, de huidige toelating voor metam-natrium niet te verlengen en geen nieuwe toelating voor metam-natrium meer af te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 257, was nr. 244 (27858).
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn moties (27858, nrs. 247 en 248) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Bosman/Lodders (27858, nr. 251) is in die zin gewijzigd (27858, nr. 258) en nader gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de ambities voor vermindering van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater niet haalbaar en betaalbaar zijn voor de glastuinbouw;
constaterende dat de regering iedere tuinder vanaf 2016 wil verplichten, een waterzuiveringsinstallatie te hebben;
overwegende dat 90% van de glastuinbouw is aangesloten op de riolering en dat deze rioolzuiveringen gemiddeld 60% van de gewasbeschermingsmiddelen uit het water halen;
van mening dat een extra zuiveringsstap kan bijdragen aan het verminderen van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in plaats van een verplichte zuiveringsinstallatie voor elke tuinder;
verzoekt de regering om samen met de glastuinbouw en de waterbeheerders te zoeken naar een realistische tijdsplanning om het afvalwater van glastuinbouwbedrijven zodanig te zuiveren dat normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in lokaal oppervlaktewater worden teruggebracht en de Kamer hierover vóór 1 juni 2014 te infomeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 259, was nr. 258 (27858).
Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. 22,5 jaar geleden, in 1991, hebben we metam-natrium, een zwaar giftige stof die in de landbouw wordt gebruikt, op de lijst geplaatst van stoffen waar we zo snel mogelijk vanaf moesten. Het is nu 2014 en die stof wordt nog steeds gebruikt. We hebben daar een debat over gevoerd en de vertegenwoordiger van de ChristenUnie heeft een motie ingediend waarin de staatssecretaris wordt verzocht om in beeld te brengen of er alternatieven zijn. De Partij voor de Dieren onderschrijft de constateringen in deze motie niet; we weten welke alternatieven er zijn en we schamen ons er een beetje voor dat de sector nu pas in beweging komt. Toch zullen we deze motie steunen, omdat we daarmee het debat over metam-natrium voort kunnen zetten.
Ik houd mijn motie op stuk nr. 244, over het niet-verlengen van de toelating van metam-natrium op dit moment aan, omdat deze motie op dit moment wellicht verworpen zou worden. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 243, over de intrekking van particuliere toelatingen van alle neonicotinoïden.
Wij steunen dus de motie van het lid Dik-Faber op stuk nr. 252, maar dat wil niet zeggen dat wij ervan overtuigd zijn dat die alternatieven niet bekend zouden zijn. De rapporten liggen er namelijk allang.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar gewijzigde motie (27858, nr. 256, was nr. 243), en haar gewijzigde motie (27858, nr. 257, was nr. 244) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Ouwehand/Schouw (27858, nr. 242).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de ChristenUnie, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De voorzitter:
Had ik u overgeslagen, mevrouw Berndsen?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Ook D66 was voor deze motie. Nee, het was niet uw schuld, u hebt ons niet overgeslagen, het was onze schuld.
De voorzitter:
Oké. De motie blijft aangenomen.
In stemming komt de motie-Jacobi (27858, nr. 245).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, 50PLUS, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de SGP, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Smaling c.s. (27858, nr. 246).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66 en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Graus (27858, nr. 249).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de SGP, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de nader gewijzigde motie-Bosman/Lodders (27858, nr. 259, was nr. 258).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de SGP, Bontes en de PVV voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dik-Faber (27858, nr. 252).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de SGP en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dik-Faber (27858, nr. 253).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dik-Faber (27858, nr. 254).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, 50PLUS, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de SGP en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dik-Faber (27858, nr. 255).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik zou graag een brief ontvangen van de staatssecretaris over de uitvoering van de motie-Dik-Faber op stuk nr. 252 over alternatieven voor metam-natrium.
De voorzitter:
Hebt u die motie meeondertekend?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb die motie niet meeondertekend, maar ik heb wel een motie over metam-natrium aangehouden. Ik wil de staatssecretaris verzoeken om geen onomkeerbare stappen te zetten op het punt van nieuwe toelating van metam-natrium na 2014.
De voorzitter:
Ik kijk nu even naar de indiener. Het is gebruikelijk dat de indiener zelf een verzoek doet als zij dat wenst.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kan er ook Kamervragen over stellen, maar dat vind ik zo kinderachtig. Ik kan net zo goed een brief vragen over de uitvoering van de motie die net is aangenomen waar wij voor hebben gestemd.
De voorzitter:
Dat zijn de regels die wij met elkaar hebben afgesproken.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Het is prima; een brief van het kabinet over de wijze waarop de motie wordt uitgevoerd.
De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen moties Gewasbeschermingsmiddelen
Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het VAO Gewasbeschermingsmiddelen,
te weten:
- de motie-Ouwehand c.s. over het gebruik van neonicotinoïden (27858, nr. 125);
- de motie-Ouwehand over de teelt van bollen en lelies (27858, nr. 127).
(Zie vergadering van 15 november 2012.)
In stemming komt de motie-Ouwehand c.s. (27858, nr. 125).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (27858, nr. 127).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Bijensterfte
Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het VAO Bijensterfte,
te weten:
- de motie-Ouwehand over een preregistratietoets op waterkwaliteitsdoelstellingen (27858, nr. 152);
- de gewijzigde motie-Ouwehand over een volledig nationaal moratorium (27858, nr. 155, was nr. 147);
- de gewijzigde motie-Ouwehand over een gebruiksverbod op een drietal bestrijdingsmiddelen (27858, nr. 156, was nr. 148);
- de gewijzigde motie-Ouwehand over een verbod in de sierbloemen- en bollenteelt (27858, nr. 157, was nr. 149);
- de gewijzigde motie-Ouwehand over opheffing van het gebruiksverbod voor nu uitgezonderde gewassen (27858, nr. 158, was nr. 150).
(Zie vergadering van 4 juni 2013.)
In stemming komt de motie-Ouwehand (27858, nr. 152).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 155, was nr. 147).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik ben blij dat mijn motie op stuk nr. 155 voor een volledig moratorium is aangenomen. Dat betekent dat de zwakkere moties die hierna komen, op de stukken nrs. 156, 157 en 158, op dit moment niet in stemming hoeven te komen. Ik houd ze graag aan. Ik krijg graag in een brief van de staatssecretaris te horen hoe zij de aangenomen motie gaat uitvoeren.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar gewijzigde motie (27858, nr. 156, was nr. 148), haar gewijzigde motie (27858, nr. 157, was nr. 149) en haar gewijzigde motie (27858, nr. 158, was nr. 150) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
Stemming motie Antibioticaresistentie
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Antibioticaresistentie,
te weten:
- de motie-Ouwehand over het van de markt halen van een aantal bestrijdingsmiddelen (27858, nr. 222, was nr. 208).
(Zie vergadering van 12 december 2013.)
In stemming komt de motie-Ouwehand (27858, nr. 222, was nr. 208).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Begroting Economische Zaken
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2013,
te weten:
- de motie-Ouwehand over het terugdringen van chemische bestrijdingsmiddelen (33400-XIII, nr. 116).
(Zie vergadering van 24 januari 2013.)
De voorzitter:
De motie-Ouwehand (33400-XIII, nr. 116) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onder andere in tuincentra, supermarkten en doe-het-zelfzaken chemische bestrijdingsmiddelen vrij te verkrijgen zijn voor de particulier;
overwegende dat het brede publiek niet goed geïnformeerd is over de risico's van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen voor mens, dier en milieu;
verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen voor het terugdringen van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door particulieren en voor het stimuleren van natuurvriendelijk tuinieren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 151, was nr. 116 (33400-XIII).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (33400-XIII, nr. 151, was nr. 116).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie en de SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Natura 2000 inclusief Westerschelde
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Natura 2000 inclusief Westerschelde,
te weten:
- de motie-Ouwehand over het weren van lelieteelt uit en rond Natura 2000-gebieden (32670, nr. 76).
(Zie vergadering van 1 oktober 2013.)
De voorzitter:
De motie-Ouwehand (32670, nr. 76) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er miljoenen aan publiek geld wordt geïnvesteerd in het verbeteren van de waterkwaliteit van Natura 2000-gebieden;
constaterende dat de lelieteelt, met een gemiddeld bestrijdingsmiddelengebruik van 98,9 kilo per hectare per jaar, verreweg de meest vervuilende teelt is in Nederland;
constaterende dat er in een aantal gevallen sprake is van lelieteelt in de zeer nabije omgeving van Natura 2000-gebieden;
overwegende dat bestrijdingsmiddelen vanuit leliepercelen via de lucht en via het grond- en oppervlaktewater terechtkomen in deze Natura 2000-gebieden en daar significante effecten kunnen hebben op de natuur en in het bijzonder op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden;
constaterende dat de negatieve effecten van de bestrijdingsmiddelen de positieve effecten van de extra maatregelen voor het verbeteren van de waterkwaliteit weer tenietdoen en dat in zulke gevallen dus sprake is van kapitaalvernietiging;
verzoekt de regering, lelieteelt te weren uit en rond Natura 2000-gebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 86, was nr. 76 (32670).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (32670, nr. 86, was nr. 76).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66 en 50PLUS voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Biociden
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden,
te weten:
- de motie-Ouwehand over verkoop vanachter de toonbank (33490, nr. 10).
(Zie vergadering van 5 juni 2013.)
De voorzitter:
De motie-Ouwehand (33490, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in Duitsland de verkoop van bestrijdingsmiddelen aan particulieren alleen vanachter de toonbank is toegestaan;
constaterende dat verkopers van bestrijdingsmiddelen en biociden hierdoor zowel de plicht als de mogelijkheid hebben om consumenten voor te lichten over de risico's van het gebruik van dergelijke middelen en de voorschriften die zij in acht moeten nemen bij de opslag en het gebruik ervan;
overwegende dat het toepassen van deze regels een goede tussenstap kan zijn naar het uitbannen van het gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen door particulieren;
verzoekt de regering, de verkoop van bestrijdingsmiddelen en biociden aan particulieren alleen vanachter de toonbank toe te staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15, was nr. 10 (33490).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (33490, nr. 15, was nr. 10).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen Brief EU-voorstellen Kader klimaat en energie 2030
Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud zoals vastgelegd bij de EU-voorstellen: Kader klimaat en energie 2030 (COM (2014) 15, 20 en 21).
De voorzitter:
Ik stel voor, conform het advies van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en het parlementair behandelvoorbehoud formeel te beëindigen, onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het advies te hebben gestemd.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen moties Belastingnomaden
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over belastingnomaden,
te weten:
- de motie-Omtzigt over een Europees plan van aanpak voor correcte uit- en inschrijvingen (31066, nr. 193);
- de motie-Omtzigt/Merkies over voorbereidingen voor accijnsverlaging en een teruggaveregeling diesel (31066, nr. 194);
- de motie-Merkies/Omtzigt over de accijnsverhogingen die dom en onhandig zijn (31066, nr. 195);
- de motie-Merkies over afzien van de automatische indexatie van accijnzen voor 2014 (31066, nr. 196);
- de motie-Tony van Dijck over terugdraaien van de domme accijnsverhogingen op lpg en diesel (31066, nr. 197).
(Zie vergadering van 13 maart 2014.)
In stemming komt de motie-Omtzigt (31066, nr. 193).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Omtzigt/Merkies (31066, nr. 194).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, het CDA, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Merkies/Omtzigt (31066, nr. 195).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, het CDA, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Merkies (31066, nr. 196).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Tony van Dijck (31066, nr. 197).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, het CDA, Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Gaswinning in Groningen
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de gaswinning in Groningen,
te weten:
- de motie-Klein over ook compenseren van immateriële schade (33529, nr. 52).
(Zie vergadering van 5 februari 2014.)
De voorzitter:
De motie-Klein (33529, nr. 52) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet zich verplicht heeft, alle aantoonbare en kwantificeerbare schade ontstaan door aardbevingen als gevolg van gaswinning te vergoeden;
roept de regering op om ook immateriële schade, voor zover ontstaan als gevolg van aardschokken door gaswinning, te compenseren en derhalve tegemoet te komen aan in dit verband relevante hulpvragen naar aanleiding van psychosociale problematiek,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 57, was nr. 52 (33529).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Klein (33529, nr. 57, was nr. 52).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen motie Sluiten van deals met criminelen
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over het sluiten van deals met criminelen,
te weten:
- de motie-Helder c.s. over een nadere toelichting op het relaas van minister Opstelten over het sluiten van een deal met een crimineel (33750-VI, nr. 113).
(Zie vergadering van 13 maart 2014.)
In stemming komt de motie-Helder c.s. (33750-VI, nr. 113).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Raad Buitenlandse Zaken
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Raad Buitenlandse Zaken,
te weten:
- de motie-Servaes/Van Tongeren over pleiten voor een Europees actieplan voor een gezamenlijk duurzaam energiebeleid (21501-02, nr. 1356).
(Zie vergadering van 13 maart 2014.)
In stemming komt de motie-Servaes/Van Tongeren (21501-02, nr. 1356).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties RAZ/Europese Top
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO RAZ/Europese Top,
te weten:
- de motie-Madlener/Wilders over vetoën van alle besluiten van de Europese Raad totdat de loonsverhoging van Europese ambtenaren van tafel is (21501-20, nr. 842);
- de motie-Madlener c.s. over vetoën van alle voorstellen van de Europese Commissie om Oekraïne financieel te steunen (21501-20, nr. 843);
- de motie-Verheijen/Maij over verdere versobering van de arbeidsvoorwaarden van Europese ambtenaren en politici (21501-20, nr. 844);
- de motie-Klaver/Van Ojik over ambitieuze, bindende EU-doelstellingen voor vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (21501-20, nr. 845);
- de motie-Sjoerdsma/Van Veldhoven over nationaal bindende doelstellingen voor de opwekking van duurzame energie als onderdeel van de Europese klimaatdoelen voor 2030 (21501-20, nr. 848);
- de motie-Maij/Nijboer over een effectievere bestrijding van witwaspraktijken, corruptie en fraude (21501-20, nr. 849).
(Zie vergadering van heden.)
In stemming komt de motie-Madlener/Wilders (21501-20, nr. 842).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Madlener c.s. (21501-20, nr. 843).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Bontes en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Verheijen/Maij (21501-20, nr. 844).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Klaver/Van Ojik (21501-20, nr. 845).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Sjoerdsma/Van Veldhoven (21501-20, nr. 848).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Maij/Nijboer (21501-20, nr. 849).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de stemmingen.
De vergadering wordt van 17.16 uur tot 17.19 uur geschorst.
Politieonderwerpen
Politieonderwerpen
Aan de orde is het VAO Politieonderwerpen (AO d.d. 30/01).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom. Het woord is aan de eerste spreker, mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. In het algemeen overleg Politieonderwerpen heb ik aangegeven dat het vreemd is dat het voorhanden hebben van professionele inbrekerswerktuigen niet strafbaar is gesteld in onze strafwetgeving. Vanaf de werkvloer bereiken mij vele geluiden dat dit tot problemen leidt. Er moet namelijk bewezen worden dat er sprake is van een voorbereidingshandeling, ofwel voorbereiding van diefstal. Een dergelijk onderzoek kost veel capaciteit en wordt dan ook zelden gestart, tot frustratie van de politie.
Laat ik iets citeren uit de berichten die ik heb ontvangen: "Zo waren er laatst twee bekende inbrekers aangehouden. Zij waren in het bezit van inbrekerswerktuigen. Dan bedoel ik niet een doorsneeschroevendraaier of een koevoet, maar echt professioneel inbrekerswerktuig. Daarnaast waren ze in het bezit van een uitschuifbare antenne met daaraan een sterke magneet om naar sleutels te hengelen door een brievenbus."
Het antwoord van de minister was ontluisterend: aparte strafbaarstelling is niet nodig, want het valt onder de noemer van voorbereidingshandelingen. Maar dat wisten wij al. In de praktijk stuit het dus op problemen. Dat een aparte strafbaarstelling wel degelijk nodig is, blijkt ook uit een citaat van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid: "De inventiviteit van de inbrekers is bijna indrukwekkend te noemen." Een apart wetsartikel is dus wel degelijk nodig, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voorhanden hebben van professionele inbrekerswerktuigen zoals een slotentrekker, lockpick of kopsleutels niet strafbaar is gesteld in onze strafwetgeving;
overwegende dat indien een gemeente dit niet strafbaar heeft gesteld in een algemene plaatselijke verordening, de politie vaak weinig kan ondernemen tegen de drager van dergelijke werktuigen, aangezien in dat geval bewezen moet worden dat sprake is van voorbereidingshandelingen en een dergelijk onderzoek veel capaciteit bij politie en het Openbaar Ministerie kost;
overwegende dat een dergelijk onderzoek dan ook zelden wordt gestart, vaak tot frustratie van de politie;
van mening dat het voorhanden hebben van professionele inbrekerswerktuigen derhalve niet alleen bestuursrechtelijk moet kunnen worden aangepakt, maar ook strafrechtelijk eenvoudig(er) moet kunnen worden aangepakt;
verzoekt de regering derhalve, het voorhanden hebben van professionele inbrekerswerktuigen strafbaar te stellen en daarbij rekening te houden met personen die dergelijke werktuigen nodig hebben voor een rechtmatige taakuitoefening, zoals slotenmakers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 438 (29628).
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat door een storing in het tapsysteem mogelijk waardevolle opsporingsinformatie verloren is gegaan;
overwegende dat de onderste steen boven moet komen om de oorzaak van deze storing te achterhalen en dat daarvoor de onderzoekers de beschikking moeten hebben over alle gegevens, waaronder bijvoorbeeld de computerlogs;
verzoekt de regering om alle informatie die direct of indirect te maken heeft met de storing in het tapsysteem onafhankelijk zeker te laten stellen ten behoeve van onderzoek;
verzoekt de regering voorts om de Kamer voor 1 juli 2014 het onderzoeksrapport toe te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 439 (29628).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de spoorwegpolitie een belangrijke bijdrage levert aan de veiligheid van de NS-stations;
overwegende dat de spoorwegpolitieteams binnen afzienbare termijn hun vaste plaats zullen verliezen en van de NS-stations verdwijnen;
overwegende dat door het verdwijnen van de spoorwegpolitie het risico ontstaat op toenemende criminaliteit op en rond de NS-stations, waardoor de noodzaak herleeft om de spoorwegpolitie snel te laten terugkeren op de NS-stations;
verzoekt de regering om erin te voorzien dat op de grotere NS-stations ruimte gereserveerd blijft voor de eventuele herintroductie van de spoorwegpolitie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 440 (29628).
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we met de minister gewisseld dat het ambitieniveau van de minister af en toe te hoog is, gelet op het realiteitsgehalte qua uitvoering. De inspectierapporten waren dan ook bijzonder kritisch. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een vertraging van de personele reorganisatie en een vertraging in de verbetering van de informatievoorzieningen als risico's zijn geïdentificeerd in het realisatieplan van de Nationale Politie;
constaterende dat de Inspectie Veiligheid en Justitie aangeeft dat de vertraging van de personele reorganisatie tot interne gerichtheid leidt en gevolgen voor de politieprestaties heeft;
constaterende dat de Review Board van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening belangrijke zorgpunten heeft over de governance en de financiën van het programma en suggereert de werkingsperiode van het programma met een jaar te vertragen;
constaterende dat de Algemene Rekenkamer aangeeft dat de vertraging van de personele organisatie en de uitvoering van het Bijgestelde Aanvalsprogramma ICT mogelijk zal leiden tot maatregelen om binnen de budgettaire kaders te kunnen blijven;
verzoekt de regering, de Kamer in de reguliere voortgangsbrief Nationale Politie van mei te informeren over de organisatorische en financiële gevolgen van deze vertragingen voor 2014, 2015, 2016 en 2017 en, als het nodig blijkt, de veranderagenda van de Nationale Politie dan te heroverwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen, Kooiman, Oskam en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 441 (29628).
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
PTSS is een belangrijk onderwerp met betrekking tot de gezondheid van politieagenten en voormalige politieagenten. Omdat mijn fractie samen met de PvdA-fractie vindt dat wij niet afhankelijk zouden moeten zijn van de inzet van de minister — wij zijn van mening dat deze minister zich hier absoluut voor inzet — dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat politiemensen met PTSS goede zorg en nazorg verdienen;
verzoekt de regering, (voormalige) politiemensen met PTSS, analoog aan defensiemedewerkers, een vergelijkbare status te geven wat betreft zorg, nazorg en rechtspositie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 442 (29628).
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Het is dus de bedoeling om PTSS te verankeren in de Politiewet.
De heer Van Oosten (VVD):
Natuurlijk trekt ook de VVD zich het lot aan van politieagenten die lijden aan dat syndroom, maar wil mevrouw Berndsen de Kamer uitleggen wat de toegevoegde waarde is van wettelijke verankering van dit probleem, mede gelet op het feit dat wij recent van de minister een brief hebben ontvangen waarin de nodige concrete instrumenten worden benoemd die op dit punt worden ingezet?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik gaf al aan dat ik niet afhankelijk wil zijn van de minister die op dat moment verantwoordelijk is voor de politieorganisatie. Net zoals de Veteranenwet, waarin de rechtspositie van mensen bij wie PTSS wordt geconstateerd, wettelijk goed geregeld is, breed door deze Kamer en de Eerste Kamer is aangenomen, zou ik wensen dat eenzelfde wettelijke regeling plaatsvindt voor politiemensen.
De heer Van Oosten (VVD):
Hoe verhoudt dit zich dan tot de vorming van de Nationale Politie? Er komen regelmatig onderwerpen voorbij, zoals dit onderwerp, die wij ook bespreken in de algemene overleggen over de politie. Vindt mevrouw Berndsen niet, ondanks al haar goede bedoelingen — die deel ik met haar — dat we eerst die Nationale Politie en dus ook de zorglijn ten aanzien van dit syndroom moeten laten vormen, voordat wij als Kamer weer gaan interveniëren?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De zorglijn als zodanig staat hier los van. Dit heeft niet te maken met hoe je de zorg organiseert. Dit heeft te maken met hoe je de rechtspositie van politiemensen organiseert. Daarvoor vraag ik de aandacht van deze minister.
De heer Bontes (Bontes):
Voorzitter. Veelvoorkomende criminaliteit neemt een hoge vlucht. Veel mensen hebben last van deze vorm van criminaliteit. Het gaat om zakkenrollerij, de normale, eenvoudige inbraken en winkeldiefstal. Om dat een halt toe te roepen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op veel plaatsen in ons land het aantal gevallen van winkeldiefstal, zakkenrollerij en inbraak toeneemt;
constaterende dat deze misdrijven een grote impact hebben op de burger;
verzoekt de regering, de lokale autoriteiten maximaal te ondersteunen bij de bestrijding van deze vormen van misdaad,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 443 (29628).
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Ik heb twee moties naar aanleiding van het debat over de politie. Ik lees ze voor. Ik denk dat het vanzelf wel duidelijk is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog veel klachten zijn onder agenten over falende ICT;
constaterende dat de minister beterschap beloofd heeft en met een aanvalsplan de ICT-problemen wil aanpakken;
van mening dat agenten als gebruikers de ervaringsdeskundigen zijn en de ICT-voorzieningen op hen moeten aansluiten en niet andersom;
verzoekt de regering, de ICT-wensen van het politiepersoneel duidelijk in kaart te brengen en te betrekken bij het vinden van oplossingen voor de ICT-problemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Berndsen-Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 444 (29628).
Mevrouw Kooiman (SP):
De volgende motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de politie geworteld moet zijn in gemeenten, wijken en buurten, en dat het hiervoor belangrijk is dat de politie beschikt over voldoende politiebureaus en politieposten;
constaterende dat er door de reorganisatie van de Nationale Politie en de vorming van robuuste teams veel onduidelijkheid onder agenten is over welke bureaus en posten er in de toekomst geopend blijven;
constaterende dat het wenselijk is dat hier snel duidelijkheid over komt;
verzoekt de regering, binnen een halfjaar aan te geven welke politiebureaus en politieposten er open blijven en welke gaan sluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 445 (29628).
De voorzitter:
Ik kijk even of de minister meteen kan antwoorden. De minister moet de laatste motie nog krijgen. Ik schors de vergadering voor twee minuten.
De vergadering wordt van 17.32 uur tot 17.34 uur geschorst.
Termijn antwoord
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor de afrondende moties met betrekking tot ons overleg over de politie.
De eerste motie, op stuk nr. 438, is van mevrouw Helder. Ik kan zeggen dat voortschrijdend inzicht bij mij zijn werk heeft gedaan. De consistentie van de geachte afgevaardigde brengt mij op de gedachte om hier nog eens naar te kijken. De aanpak van de high-impact crimes heeft voor mij een hoge prioriteit. Ik hecht er daarom aan dat de politie over voldoende mogelijkheden beschikt om de daders effectief aan te pakken. Thans is het mogelijk om inbrekers te straffen voor voorbereidingshandelingen. Mevrouw Helder verwees naar mijn eerdere antwoord. De denkrichting om niet alleen in de nachtelijke uren, maar ook overdag tegen voorbereidende handelingen te kunnen optreden, spreekt mij aan. Als ik zou meedenken over de aanpassing van de wetgeving, ligt een afzonderlijke bepaling nog het meest voor de hand. Dit wordt thans ook toegepast bij de voorbereidende handelingen in het kader van de Opiumwet. Ik vind het van belang om dit voorstel zowel in het licht van de effectiviteit als van de rechtsstatelijkheid te beoordelen. In de wetsgeschiedenis is de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen nadrukkelijk gereserveerd voor de ernstigste vormen van criminaliteit; dat is de historie en de traditie. Om mee te kunnen gaan in de wens tot verruiming is het noodzakelijk om nut en noodzaak onomstotelijk aan te tonen. Wat dat betreft kan ik het oordeel over deze motie wellicht aan de Kamer laten. Ik ben echter bereid om toe te zeggen dat ik onderzoek laat verrichten naar de onderbouwing en de mogelijkheden van de motie. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk over de uitkomst hiervan informeren. Misschien is deze toezegging voor mevrouw Helder aanleiding om haar motie in te trekken.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik wil het voortschrijdende inzicht van de minister niet verstoren. Ik vind dit positief, maar intrekken gaat mij net iets te ver. Ik wil de motie wel aanhouden. De minister zegt dat hij de Kamer zo snel mogelijk zal informeren, dus ik houd de motie liever aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor, haar motie (29628, nr. 438) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Opstelten:
Ik kom bij de tweede motie, die op stuk nr. 439 van mevrouw Van Tongeren. We hebben in het AO uitvoerig gesproken over het tapsysteem. Op dit moment worden door de ADR de voorbereidingen van de uitvoering van de audit getroffen. Bij deze audit worden de vragen betrokken van mevrouw Van Tongeren en anderen in het AO van 30 januari. In de audit zal nadrukkelijk ook worden gekeken naar het opvolgen van de aanbevelingen uit eerdere audits. De ADR zal onderzoek doen naar de storing in het tapsysteem op 20 september 2012. De genoemde tijden van de storing zijn gelogd en dus traceerbaar. De loggegevens die zijn gebruikt voor de analyse van deze storing, zijn opgeslagen en beschikbaar voor de ADR. Conform mijn toezegging in de brief van 17 december jongstleden zal de audit in de eerste helft van 2014 worden uitgevoerd. Volgens mij is dit wat mevrouw Van Tongeren in haar motie vraagt. Deze motie is dus eigenlijk overbodig, maar het is aan mevrouw Van Tongeren of zij haar intrekt of niet. Ik ga het in ieder geval doen zoals ik toen heb aangegeven.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik twijfel een beetje. Ik hoor de goede intentie van de minister, maar ik zou hem toch een steuntje in de rug willen geven door echt vast te leggen dat we dit zo hebben afgesproken. Als de minister daarmee kan leven, zou ik het zo willen doen.
Minister Opstelten:
Als ik er niet mee zou kunnen leven, zou mevrouw Van Tongeren het ook zo doen. Maar ik kan ermee leven, want mij gaat het om het onderzoek. Ik wil alleen een voorbehoud maken voor 1 juli 2014. Dat is aan degenen die het onderzoek doen, en zij moeten dit goed doen. Wat mij betreft, komt het zo snel mogelijk, maar het moet ook zo goed mogelijk. Dat is de kanttekening die ik hierbij maak.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister mag het zo lezen dat het bij voorkeur voor 1 juli en zo snel mogelijk gebeurt in plaats van strak voor 1 juli.
Minister Opstelten:
Dan kom ik op de motie van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 440. Over de spoorwegpolitie heb ik al een duidelijke brief geschreven. De motie is overbodig en moet ik dan ook ontraden. Ik heb aangegeven dat de bureaus op de stations die nog open zijn, openblijven tot het einde van 2015. Ik heb het dan over Amsterdam, mogelijk Rotterdam en Utrecht dat thans verbouwd wordt. Het komt in het strategisch huisvestingsplan medio 2014.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp de intentie van de minister, maar mijn veronderstelling is dat we op niet al te lange termijn die ruimtes weer nodig hebben. De minister regeert en bestuurt, dus hij kan deze besluiten nemen. Mijn enige vraag is om die ruimtes nog even in de achterzak te houden, want mijn inschatting is dat de regering ze op enige termijn weer nodig zal hebben. Het wordt heel veel duurder als die ruimtes nu afgestoten worden en we ze over twee jaar weer nodig hebben.
Minister Opstelten:
Dat vind ik altijd jammer; dan hebben we het ergens over en dan zeg ik precies wat mevrouw Van Tongeren vraagt, maar dan is het net alsof we dat niet hebben gedaan. Ik heb gezegd dat Amsterdam nu nog functioneert en openblijft totdat er besluiten worden genomen over de huisvesting. Voor Rotterdam is een voorziening getroffen. Utrecht is even in de verbouwing; ik zou zeggen: gaat u daar eens kijken. Dat alles past helemaal in het huisvestingsplan waar we medio 2014 op terugkomen. De motie is dan ook overbodig.
Dan kom ik op de motie van mevrouw Berndsen op stuk nr. 441. De motie is sympathiek maar is wat mij betreft echt overbodig. In de realisatie van de Nationale Politie liggen we nog volop op koers. Zo zullen het basisteam en de districtsrecherche voor 1 januari 2015 in werking worden gebracht, geheel volgens schema. Uiteraard zullen we een mogelijke herijking op verschillende punten laten zien in de voortgangsrapportage die, uit mijn hoofd gezegd, in mei 2014 naar de Kamer gaat. Dan wordt trouwens alles besproken en bekeken.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De minister zegt wel erg gemakkelijk dat alles op schema ligt, want de inspectie heeft wat anders geconstateerd evenals de Review Board als het gaat om het aanvalsprogramma. Dat ligt duidelijk achter op schema. Als er ergens veel geld in omgaat, dan is dat wel in ICT. Dus ik zou toch de minister willen vragen of hij ons in zijn reguliere voortgangsbrief hierover wil informeren, inclusief de punten die ik heb genoemd in de motie.
Minister Opstelten:
Jazeker. Ik heb gezegd dat ik de Kamer — zo zit ik ook in elkaar — over alles zal informeren en haar niets zal onthouden. Dat is ook mijn plicht en dat doe ik ook graag. Daarom zeg ik dat de motie in de kern misschien wel sympathiek is maar dat die eigenlijk overbodig is omdat ik doe wat mevrouw Berndsen en anderen vragen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Er staat nog één zinnetje achteraan, en dat betreft die rust en ruimte zoals ik dat in het algemeen overleg heb genoemd, namelijk dat de veranderagenda eventueel aangepast zou moeten worden. Als de minister dat nu ook nog toezegt, dan trek ik mijn motie in.
Minister Opstelten:
Nee, dat is niet nodig. Als ik in mei met het voortgangsprogramma kom, zal precies aangegeven worden waar we op schema zitten, waar we vooruitlopen en waar we achterlopen. U krijgt dan een totaalinzicht. Alle onderwerpen die daarbij aan de orde zijn, worden daarin meegenomen. Mei is nog maar even wachten. Ik heb dus geen zetje nodig. Als ik mevrouw Berndsen zo nu en dan hoor, vindt zij het wel prettig dat zij mij geen zetje geeft, omdat zij zegt dat ik te ambitieus ben.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dit noem ik uitlokking.
Minister Opstelten:
Het is gelukt.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Mooi, dan krijg ik nog een derde mogelijkheid. Ik vind het belangrijk om de rust en de ruimte voor de organisatie in de voortgang te behouden. Daarom zal ik mijn motie gewoon wel indienen.
Minister Opstelten:
En ik vind dat overbodig, want ik doe het al.
Ik kom op de motie op stuk nr. 442. Met de inrichting van de zorglijn, de PTSS-aanpak en de rechtspositionele borging wordt voor de politie een vergelijkbare zorg geregeld als voor defensie, maar het is toch anders. Hierbij noem ik het 24/7 Loket Politie, het registratiepunt voor suïcides, de Circulaire PTSS Politie, het Protocol PTSS Politie, de adviescommissie PTSS Politie, het coulancebeleid, het zorgloket en het zorgteam per eenheid, de fte's psychologen per eenheid, de bedrijfsmaatschappelijk werker op korpsniveau, de coördinator op korpsniveau, de 57 arbeidsdeskundigen, de inrichting van een digitaal Gezondheidsplein, het registratiesysteem voor psychosociale klachten, de bewustwordingscampagne om meldingen en klachten te stimuleren, de expertmeetings en de ervaringsdagen voor lotgenoten. Ik vind dit echt heel belangrijk en ik ga er ook voor. Materieel en immaterieel is het al grotendeels volgens dezelfde lijn als bij defensie in gang gezet. Ik vind het een ondersteuning van beleid. Ik begrijp dat mevrouw Berndsen werkt aan een initiatiefwet, die ik met belangstelling afwacht. Ik wil de politieorganisatie nu graag even rust gunnen voor de implementatie van de Nationale Politie. Het is een momentum. Wij gaan evalueren onder leiding van de heer Rinnooy Kan. Dat lijkt mij een mooi moment om te bekijken of wij hier en daar de Politiewet moeten wijzigen. Op dit moment is dat denk ik niet nodig.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Er gebeurt ontzettend veel. Dat heb ik ook gezegd. Maar het ontbreekt nou nog net aan die wettelijke verankering. Als de minister het niet wil doen, dan zetten wij ons initiatiefvoorstel wel door, maar wat is er nou simpeler dan dat de minister zegt: die Politiewet pas ik op dit punt aan? Ik kan één ding zeggen. De minister maakt zich binnen de politieorganisatie onsterfelijk als hij dit wil regelen.
Minister Opstelten:
Dat gun ik dan graag aan een ander. Het is ook een kwestie van timing. Ik wil voorkomen dat wij telkens ad hoc wetswijzigingetjes aanbrengen, zeker als ze op zichzelf voor dit moment geen toegevoegde waarde hebben. Nogmaals, de evaluatie loopt in feite al. Laat die grote commissie hier gewoon naar kijken. Het zal zeker leiden tot wijzigingen en aanpassingen van de Politiewet. Als mevrouw Berndsen nou gewoon even die ruimte geeft …
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Als de minister zegt dat wij dan maar moeten doorgaan met ons initiatiefvoorstel, dan vraag ik hem of hij er positief naar wil kijken als wij daarmee komen.
Minister Opstelten:
U weet hoe het gaat met initiatiefvoorstellen: die wachten wij af. Met alle adviezen et cetera komen ze op tafel bij het kabinet. Wij zullen daar op dat moment een oordeel over geven. Maar laten wij nu verstandig zijn. Binnen de politie is er niemand die er op dit moment naar vraagt. Materieel doet men wat noodzakelijk is. Ik ondersteun dat graag en verwijs naar het evaluatieproces.
Dan kom ik bij de motie-Bontes op stuk nr. 443. Ik zie deze motie in de kern als een ondersteuning van staand beleid. Daarom is zij overbodig. Ik verwijs naar mijn brief van april 2013, waarin ik aangeef wat ik al doe op het terrein van deze high-impact crimes. Ik denk niet dat ik dat in dit VAO moet herhalen. In de kern is deze motie een ondersteuning van het beleid. Daarmee is zij overbodig.
Dan kom ik bij de motie-Kooiman/Berndsen-Jansen op stuk nr. 444, waarin wordt uitgesproken dat de ICT moet aanduiden wat de politie moet doen en wat de politie wil. Ook deze motie is ondersteuning van beleid. Vermindering van de administratieve lasten is de kern van de gehele programmering. De voortgangsrapportage komt in mei. Wat dat betreft is deze motie ondersteuning van beleid en daarmee ook overbodig.
Tot slot kom ik bij de motie-Kooiman op stuk nr. 445. Ook deze motie is ondersteuning van beleid, wat dat betreft is het prettig, maar ze is echter wel te snel. Om de rust in het veld vast te houden, zowel bij de burgemeesters als bij de politie, hebben we gezegd dat we in 2014 en 2015 geen politiebureaus sluiten. We gaan gewoon rustig en goed kijken, langs de lijnen van het dienstverleningsscenario, wat er nodig is. Daarna gaan we rustig en goed, gehoord alle partijen, met name natuurlijk het lokaal gezag, onze besluiten nemen. Ik denk daarom dat deze motie ondersteuning van beleid is, maar dat het genoemde halfjaar te snel is. Zo'n periode vind ik niet verantwoord. Ik denk dus dat mevrouw Kooiman en ik elkaar tegemoetkomen. Alleen wat de tijd betreft, wil ik haar vragen om mij te volgen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik geloof dat de minister mijn motie niet helemaal goed begrepen heeft. Ik zeg daarin namelijk niet dat er posten gesloten moeten worden. De minister kent mijn opvatting daarover; ik vind het juist prettig als ze open blijven. Er komt echter een plan aan. Ik vraag in mijn motie om binnen dat halfjaar dat plan naar de Kamer te sturen, omdat er binnen de politie-eenheden behoorlijk wat onrust is over de vraag welke posten wel of niet dicht moeten.
Minister Opstelten:
Dan moet ik de motie echt ten stelligste ontraden, want het gevraagde zou tot onrust leiden. Ik heb een- en andermaal, ook in AO's, gezegd dat we 2014 en 2015 juist gebruiken om er ordelijk en goed over te spreken, in overleg met iedereen. Dat is de goede volgorde. In 2015 zullen we er besluiten over nemen en tot die tijd niet. Dan moet ik de motie dus ontraden.
Dat is het, voorzitter.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO. De stemmingen over de ingediende moties zullen volgende week dinsdag plaatsvinden. De minister blijft nog even zitten, omdat hij ook bij het volgende VAO aanwezig is.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Strafrechtelijke onderwerpen
Strafrechtelijke onderwerpen
Aan de orde is het VAO Strafrechtelijke onderwerpen (AO d.d. 12/02).
Termijn inbreng
De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Ik heb een motie. Dat is een relevante motie, omdat zij een andere motie vervangt. In die zin kunnen moties grote betekenis hebben voor de praktijk. Ik dien de motie mede in namens de heer Van der Steur, de heer Oskam, de heer Van der Staaij en mevrouw Helder.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er zware criminelen en criminele organisaties zijn, die hun criminele activiteiten zeer succesvol afschermen en met traditionele opsporingsmiddelen onvoldoende kunnen worden aangepakt;
overwegende dat bij deze vorm van zware criminaliteit de inzet van buitengewone opsporingsbevoegdheden, waaronder de inzet van de criminele burgerinfiltrant, noodzakelijk kan zijn;
overwegende dat de inzet van een criminele burgerinfiltrant zeer zorgvuldig moet plaatsvinden vanwege de hoge processuele afbreukrisico's;
overwegende dat alleen in hoge uitzonderingsgevallen en onder strikte waarborgen gewerkt moet kunnen worden met inzet van de criminele burgerinfiltrant;
verzoekt de regering, een criminele burgerinfiltrant alleen in te zetten:
- als voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit;
- onder een zeer streng regime van waarborgen;
- bij zeer gesloten criminele groeperingen die zich schuldig maken aan de ernstigste vormen van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit;
- in korte trajecten, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van groei-infiltranten;
- na toestemming van de minister van Veiligheid en Justitie;
verzoekt de regering voorts om de Kamer jaarlijks te informeren over het aantal gevallen waarin een criminele burgerinfiltrant is ingezet;
verzoekt de regering eveneens om de Kamer uiterlijk 1 januari 2017 te informeren middels een rapportage waarin in ieder geval wordt ingegaan op:
- het soort zaken waarin een criminele burgerinfiltrant is ingezet;
- het soort criminele fenomenen waarbij dit plaatsvindt;
- de gemiddelde duur en effecten van de inzet;
- de mogelijke alternatieven voor deze inzet;
- een evaluatie op basis van praktijkervaring van de procedures bij inzet van de criminele burgerinfiltrant,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Recourt, Van der Steur, Oskam, Van der Staaij en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 192 (29279).
De heer Van der Steur (VVD):
Voorzitter. Met de zojuist door collega Recourt ingediende motie is inderdaad sprake van een historisch moment. Er wordt nu een middel, dat al wettelijk verankerd is in ons huidige wetboek, opengesteld voor gebruik in de strijd tegen de internationaal georganiseerde, professionele criminaliteit. De VVD-fractie is daarvan een groot voorstander. Zij vindt het belangrijk dat er een mogelijkheid komt om een criminele burgerinfiltrant te gebruiken in de strijd tegen de misdaad.
We moeten ons goed realiseren dat de commissie-Van Traa nooit heeft gezegd dat een criminele burgerinfiltrant niet meer mocht worden gebruikt. Wel heeft de commissie gezegd dat het niet mag op de wijze waarop het ten tijde van de IRT-affaire is gedaan. Voor de VVD-fractie staat het dan ook vast dat de criminele burgerinfiltrant gebruikt mag worden als voldaan is aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit; als het niet anders kan, is de inzet van een criminele burgerinfiltrant gerechtvaardigd. Zoals in de motie staat, mag de infiltrant zeker niet verworden tot groei-infiltrant. Dat was nu juist de fout die in de IRT-affaire werd gemaakt. Uiteraard moet een en ander volledig plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van de minister en in nauw overleg met het College van procureurs-generaal.
Als het op deze wijze wordt uitgevoerd, heeft de VVD-fractie er volledig vertrouwen in dat de wettelijke bepalingen die wij hebben, voldoende zullen zijn om dit instrument op een verstandige wijze in te zetten. Laten wij hopen dat dit een bijdrage levert aan de strijd tegen de zware, georganiseerde criminaliteit.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Uit het algemeen overleg blijkt dat de minister openhoudt of er sprake is van een infiltrant, een exfiltrant of een spijtoptant. Hij heeft geen waterdichte waarborgen voor het moment waarop de criminele burgerinfiltrant wordt ingezet. Het is een uitzondering, maar op basis van welke criteria is onduidelijk. Hoe dan ook kunnen er criminele handelingen worden gepleegd op verzoek van politie en justitie en zelfs onder regie van politie en justitie. Mijn fractie heeft te veel vragen om mee te kunnen gaan met de beweging die de minister wil maken. Daarom dien ik de volgende motie herbevestiging verbod criminele burgerinfiltrant in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat naar aanleiding van de IRT-affaire is gebleken dat het werken met een criminele burgerinfiltrant een hoog processueel afbreukrisico kent;
overwegende dat het handelen van een criminele burgerinfiltrant in het algemeen slecht controleerbaar is;
overwegende dat door de vaak voorkomende zogenaamde "dubbele agenda" bij een criminele burgerinfiltrant slecht te controleren is of zijn handelen voldoet aan het Talloncriterium;
constaterende dat de regering voornemens is de criminele burgerinfiltrant opnieuw in te voeren;
overwegende dat de "noodzaak" tot herinvoering van de criminele burgerinfiltrant en de waarborgen om de hoge processuele afbreukrisico's te minimaliseren, onvoldoende zijn aangetoond;
spreekt uit een herbevestiging van de door de Tweede Kamer aanvaarde motie-Kalsbeek-Jasperse (25403/23251, nr. 33), dat met criminele burgerinfiltranten niet dient te worden gewerkt en dat voor de politie en het Openbaar Ministerie een verbod geldt op het inzetten van criminele burgerinfiltranten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en De Wit. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 193 (29279).
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. Mijn fractie wenst vast te houden aan de motie-Kalsbeek van 19 november 1998. De Kamer heeft toen in ieder geval uitgesproken dat het verboden is om een criminele burgerinfiltrant te gebruiken en in te zetten. Hoe strikt nu ook in de door de coalitiepartijen voorgestelde motie het opereren van een criminele burgerinfiltrant wordt vastgelegd, dat sluit niet uit dat er grote risico's aan verbonden zijn: het risico van chantabel worden van de overheid, het risico van medeplichtigheid aan criminele feiten en in feite het algemene beeld dat de Staat aan dit soort praktijken ruimte biedt en ze ook faciliteert, het zogeheten "hellend vlak". Wat onze fractie betreft, moeten wij dat niet doen. Ik steun de motie van mevrouw Berndsen-Jansen van D66 van harte.
Wat mij het meest stoort in de wijze waarop de regering dit voorstel heeft verdedigd, is dat er met de crimineel ook afspraken worden gemaakt over de door hem te plegen strafbare feiten. Dat is "the limit" wat mijn fractie betreft. Daar moeten we nooit aan beginnen. Dat geeft tevens het risico aan van het hellend vlak en het risico van dingen die gaan gebeuren en die wij absoluut niet willen.
De heer Recourt (PvdA):
Wij hebben uitgebreid gedebatteerd. De voor- en nadelen zijn gewisseld in het debat — ik wil dat niet overdoen — en er zijn risico's. Zodra je een criminele burgerinfiltrant tijdelijk inzet in een criminele organisatie, is er sprake van een strafbaar feit, namelijk deelname aan een criminele organisatie, 140 Strafrecht. Vindt de heer De Wit het zelfs verwerpelijk om te zeggen: u maakt zich schuldig aan een strafbaar feit, deelname aan een criminele organisatie, maar dat pardonneren we?
De heer De Wit (SP):
Dat zijn dus twee dingen. Je gebruikt een criminele burgerinfiltrant waarvan je weet waar hij werkt, en je spreekt ook nog af — dat is dan maar één aspect, maar wel een heel belangrijk aspect — wat hij misschien nog wel mag doen en wat niet. Het is toch bijna immoreel dat de overheid, wetende dat ze met een crimineel te maken heeft, die ze niet altijd in de hand heeft, het ook nog goed vindt dat er bepaalde strafbare feiten gepleegd worden? Dat gaat mij echt veel te ver.
De voorzitter:
De heer Recourt, tot slot.
De heer Recourt (PvdA):
Nogmaals, ik wil het debat niet over doen, maar snapt de heer De Wit dat het niet kan zonder een strafbaar feit te plegen? Namelijk: deelname aan een criminele organisatie.
De heer De Wit (SP):
Dat geeft de moeilijkheid aan. Ik heb in het AO het voorbeeld genoemd — een beetje badinerend misschien, maar toch serieus bedoeld — dat je dan moet afspreken hoeveel moorden je toestaat. Dat is natuurlijk ondenkbaar. De heer Recourt zegt dat ook niet, maar in principe spreek je iets dergelijks af. Daarom moeten we er niet aan beginnen en is ook door de Kamer, in afwijking van Van Traa, gezegd, kennisnemende van de praktijk al op dat moment: we doen het niet en we moeten het nooit doen.
De heer Van der Steur (VVD):
Die emotie is goed te begrijpen, ook naar aanleiding van de commissie-Kalsbeek, die weer gekeken heeft naar de uitkomsten van de IRT-affaire en de commissie-Van Traa. Het is dus logisch dat de Kamer destijds die keuze heeft gemaakt. De heer De Wit kan toch ook niet ontkennen dat de criminaliteit in de afgelopen jaren, sinds 1998, toch iets van karakter veranderd is? De mate waarin criminele organisaties in staat zijn om zich met de enorme hoeveelheid geld die ze verdiend hebben, te verschuilen, ook technisch te verschuilen, is veel beter geworden. De wereld van 1998 is niet meer de wereld van 1998.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van der Steur (VVD):
Is de heer De Wit dat met mij eens?
De heer De Wit (SP):
Daarom is op dat punt mijn antwoord, dat dit een oud middel is. Dit is ook aan de orde geweest in het algemeen overleg. Tijdens de hoorzitting heeft een van de degenen die wij gehoord hebben, opgemerkt dat je in feite te maken hebt met een ouderwetse methode waarvan je ook de zekerheid niet hebt dat je daardoor meer te weten komt, juist omdat de methodes zo technisch ontwikkeld zijn. Daarom zou je het veeleer van de techniek moeten hebben en niet zozeer van iemand die ergens rondloopt in een organisatie.
De heer Van der Steur (VVD):
Het interessante is nu juist dat we in diezelfde hoorzitting ook gehoord hebben over criminele groepen zoals de Vietnamese hennepplukkers of de motorbendes waar we tegenwoordig allemaal last van hebben. Dat zijn voorbeelden waar de heer De Wit en ik, als wij agent zouden zijn, heel onsuccesvol in zouden kunnen infiltreren, als we dat zouden willen, want ze geloven ons niet. Dat is ten onrechte natuurlijk, maar dat is wel wat er gebeurt. De vraag is dan natuurlijk: de heer De Wit zit al heel lang in de Kamer, waarom heeft hij nooit de strafwet veranderd, waarin de inzet van een criminele burgerinfiltrant expliciet is toegestaan? Met instemming van de volledige Tweede Kamer!
De heer De Wit (SP):
Omdat er geen woord Spaans in de motie-Kalsbeek staat. Die is zo imperatief, zo absoluut; dat is voor mij de garantie dat de Kamer er niet op terugkomt. De Kamer moet dat ook niet doen.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg Strafrechtelijke onderwerpen was de PVV-fractie zeer behoudend bij de eventuele inzet van een criminele burgerinfiltrant. Sommigen noemden het een "spijtoptant", sommigen spraken over "exfiltratie". De voorbeelden die toen gebruikt waren — de inbreker die op een drugslab stuit — overtuigden de PVV-fractie niet. We hebben echter niet stilgezeten. We hebben op de werkvloer geïnformeerd en gesprekken gevoerd en daarmee toch wel de overtuiging gekregen dat de inzet van het buitengewone opsporingsmiddel wel noodzakelijk en zeer dringend gewenst is door het Openbaar Ministerie. Onder de uitdrukkelijke voorwaarden die in de motie staan, heeft de PVV-fractie dan ook meegetekend. Er blijft scepsis over de strafkorting die een spijtoptant daarmee zou moeten kunnen verdienen, maar daar komt een wetsvoorstel voor. Wat dat betreft is de PVV-fractie nog steeds bij haar standpunt gebleven: geen 100%. Daar komen wij nog over te spreken, maar ik wou deze termijn gebruiken om het toch enigszins gewijzigde standpunt van de PVV nader toe te lichten.
Termijn antwoord
Minister Opstelten:
Voorzitter. Dank aan de geachte afgevaardigden. Dit is de afsluiting van een langdurig maar buitengewoon belangrijk en goed gevoerd debat, naar de mening van het kabinet. Ik dank iedereen daarvoor.
Ter afsluiting, in de motie van de heer Recourt en degenen die hem steunen, worden de buitengewone voorwaarden aangegeven waarbinnen wij gebruik zullen kunnen maken van het buitengewoon opsporingsmiddel, dat natuurlijk aan alle eisen van subsidiariteit en proportionaliteit moet voldoen. Daarin vinden wij de waarborgen om het in te zetten.
Ik ga het niet herhalen, want wij hebben hier uitgebreid over gesproken, maar het gaat om schier ongrijpbare criminelen. Zij werken met geavanceerde afscherming. Zij zijn de groep waar de meeste dreiging van uitgaat. Zij hebben de schijn van onaantastbaarheid. Met de huidige opsporingsbevoegdheden komen wij er niet. Hun criminele activiteiten zijn alleen zichtbaar voor medeplegers. Door de inzet van burgers uit hun omgeving kan toch bewijs worden verzameld, mits wij dat langs de strakke voorwaarden doen. Daarvoor is de inzet van de criminele burgerinfiltrant nodig.
Het betreft uitzonderingssituaties. Het moet dan gaan om zeer ondermijnende criminaliteit en ontoereikendheid van andere middelen. Daar hebben wij in het AO van 12 februari uitgebreid over gesproken.
Ook werken wij na twintig jaar natuurlijk in een andere omgeving wat instituties zoals de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie betreft. Ik hecht er ook zeer aan dat ikzelf ten volle de verantwoordelijkheid hiervoor moet kunnen nemen. Daar zijn de randvoorwaarden voor aanwezig. Het is ook vanzelfsprekend dat er een gedegen evaluatie zal komen, zoals in de motie-Recourt c.s. is opgenomen. Dus over de motie-Recourt c.s. geef ik het advies: oordeel Kamer. Het zal mevrouw Berndsen en de heer De Wit niet verbazen dat ik hun motie zal ontraden aan de Kamer.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister, de Kamerleden en degenen die op de publieke tribune zitten of via internet dit debat volgen.
Sluiting
Sluiting 18.13 uur.