Plenair verslag Tweede Kamer, 37e vergadering
Dinsdag 17 december 2013

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    19:54 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Heerema, Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Verheijen, Verhoeven, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, De Wit, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, mevrouw Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, mevrouw Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

De voorzitter:
Ik verzoek de leden en de mensen op de publieke tribune, voor zover zij daartoe in staat zijn, te gaan staan.

Herdenking oud-Kamerlid Van der Lek

Herdenking oud-Kamerlid Van der Lek

Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van de heer Van der Lek, oud-fractievoorzitter van de PSP.

De voorzitter:
Op vrijdag 29 november jongstleden overleed op 82-jarige leeftijd Bram van der Lek. Hij was van 1967 tot en met 1978, met een korte onderbreking, lid van de Tweede Kamer voor de PSP. In die laatste periode was hij bovendien zes jaar fractievoorzitter. Hij verliet op 46-jarige leeftijd om gezondheidsredenen de Tweede Kamer. In de jaren tachtig was hij nog enkele jaren lid van de Eerste Kamer en van het Europees Parlement.

Bram van der Lek was een gepromoveerde bioloog, die aanvankelijk en met veel plezier, zo begrijp ik, aan de slag ging als leraar. Toch koos hij al vrij snel voor de politiek. Er wordt beweerd dat hij het was, die voor het eerst het woord "milieu" gebruikte op het Binnenhof; hij waarschuwde in de Kamer met name voor de gevaren van kernenergie voor het milieu. Later was hij bestuurslid en voorzitter van de Vereniging Milieudefensie.

Van der Lek voelde zichzelf geen idealist en ook geen beroepspoliticus. Het Kamerlidmaatschap vond hij ongeschikt voor ongeduldige mensen. Diep in zijn hart twijfelde hij eraan of er wel wezenlijke verbeteringen in de maatschappij mogelijk waren, laat staan dat eenvoudige Kamerleden veel aan zulke verbeteringen konden bijdragen: Kamerleden die het met veel te weinig ondersteuning moesten opnemen tegen een steeds verder uitdijend regeringsapparaat, terwijl de vraagstukken waarvoor de politiek zich gesteld zag, steeds gecompliceerder werden. Hij gaf openlijk toe dat hij als Kamerlid omkwam in informatie en details, en sprak al in de jaren zeventig de veelzeggende woorden dat hij niet zozeer moe werd van wat hij als Kamerlid moest doen, als wel van het besef hoeveel hij moest laten liggen.

Maar hij zag ook lichtpuntjes: mede door beter onderwijs en modernere communicatiemiddelen raakte de kiezer beter geïnformeerd en meer betrokken bij de maatschappij en bij de politiek. Hij pleitte in dat verband voor meer integrale uitzendingen van belangrijke Kamerdebatten op de televisie. Dat zou Kamerleden bovendien dwingen om in begrijpelijker taal te spreken. Van der Lek droeg als een van de eerste parlementariërs nooit een stropdas.

Zelden liet een Kamerlid zich zó openhartig uit over zijn eigen twijfels en worstelingen met de harde, alledaagse werkelijkheid in de politiek. Maar mede daardoor kunnen wij hem vandaag gedenken als wat hij was en wilde zijn: een waarachtig mens in de politiek.

Ik verzoek u een moment van stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:
Ik verzoek de familie om zich naar het Ledenrestaurant te begeven, alwaar gelegenheid is tot condoleren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Van Veldhoven

Vragen van het lid Van Veldhoven aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht "Groene stroom Rijk niet duurzaam".

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Hoe groen is groene stroom? En hoe groen is onze overheid? Is de groene stroom die onze minister in zijn nieuwe toren gebruikt eigenlijk wel groen? "Sjoemelstroom uit Noorwegen", noemde de Volkskrant het. De certificaten kloppen, maar er zou geen kilowatt extra groene energie mee worden opgewekt.

Hoe groen is groene stroom? Die vraag is belangrijk, omdat het gaat over veel energie — het equivalent van honderdduizenden huishoudens — maar ook omdat de overheid aan mensen en bedrijven vraagt om duurzamer om te gaan met hun energieverbruik. Dan moet de overheid dus ook bereid zijn om zelf het geode voorbeeld te geven. D66 vindt het prima om daarbij goed op de kosten te letten, en verder te kijken dan onze landsgrenzen.

Ik wil natuurlijk geen zwartkijker zijn, maar grijze stroom "witwassen" totdat die groen is, kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Toch lijkt dit met stroom uit Noorwegen wel het geval zijn. De stroom die de Noren al jaren afnemen, wordt namelijk op papier ineens aan ons als groene stroom verkocht. Op papier wordt die groene stroom dus gebruikt door onze ministeries en hun ambtenaren, zonder dat die stroom uit het stopcontact komt. Het lijkt dus dubbel te tellen.

Ik krijg graag scherp hoe het zit. Vindt de minister dat hij hiermee het goede voorbeeld geeft? Leidt de inkoop van groene stroom door het Rijk nu echt tot extra nettoproductie van zon-, wind- of waterkracht en, zo nee, vindt de minister dat dit wel zo zou moeten zijn? Als groene stroom op papier via waterkracht uit Noorwegen wordt opgewekt, telt de leverancier die stroom dan dubbel of wordt dit dan echt van zijn duurzame productie afgetrokken en, zo ja, kunnen wij dat controleren? In Nederland hebben wij een certificerende instantie die checkt of alle certificaten kloppen. Zouden de door het Rijk ingekochte certificaten uit het buitenland door de keuring komen van onze eigen Nederlandse keuringsautoriteit? Met andere woorden, stellen wij daaraan dezelfde eisen als aan de groene stroom die in Nederland wordt opgewekt?

Minister Blok:
Voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven vraagt of het Rijk als een grote verbruiker van het goede voorbeeld geeft voor duurzame inkoop daarvan. In mijn overtuiging kan ik daar volmondig "ja" op zeggen. Ter compensatie van het elektriciteitsverbruik kopen wij garanties van oorsprong. Die garanties worden volgens een Europees certificeringssysteem beoordeeld op milieukwaliteit. Dat betekent niet per se dat daarbij sprake is van extra nettoproductie. Dat was namelijk de volgende vraag van mevrouw Van Veldhoven. Er is in Europa nu eenmaal een groter aanbod van groenestroomcertificaten dan er vraag naar is. Het aankopen van die garanties van oorsprong leidt dus niet per se tot meer productie.

Dat wil overigens niet zeggen dat de overheid geen initiatieven neemt om een bijdrage te leveren aan extra productie. Dat moet natuurlijk wel binnen de speelruimte blijven die, alweer, Europese inkoopregelgeving ons biedt. Wij mogen niet zomaar zeggen dat stroom uit een andere Europees land niet welkom is. We bereiden een aanbesteding voor de kantoorgebouwen rond het centraal station in Den Haag voor. Wij willen in de buurt van die kantoren duurzame energievoorziening organiseren. Dan betreft het echt additionele energievoorziening.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg ook naar de telling in Noorwegen; telt de leverancier dubbel? Die vraag kan ik niet uit het hoofd beantwoorden. Ik ben graag bereid om daar schriftelijk op te antwoorden, maar het hangt samen met de manier waarop Europa de garanties van oorsprong beoordeelt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Produceerden wij maar veel meer groene stroom dan dat wij met elkaar elektriciteit verbruiken. Dan zou het argument van de minister natuurlijk opgaan, maar dat is niet zo. Een heel groot gedeelte van onze stroom wordt nog steeds grijs geproduceerd, in Nederland zelfs 96%. Er is dus nog voldoende stroom om te vergroenen. De overheid kan daaraan een bijdrage leveren door ervoor te zorgen dat zijzelf in ieder geval groene stroom inkoopt. Wat is er nu in Noorwegen aan de hand? Daar krijgen de huishoudens al jaren elektriciteit op basis van waterkracht. Nu wordt op die elektriciteit ineens een groen labeltje geplakt en dat labeltje alleen wordt aan Nederland verkocht. Daarmee dragen wij dus op geen enkele manier bij aan de verdere vergroening van onze totale energiemix. Zoals ik al heb gezegd, is D66 niet tegen kosteneffectieve oplossingen. Wij zijn evenmin tegen over de grens kijken. Wij vinden echter dat het bij groene stroom niet kan gaan om stroom die er altijd al was, maar groen herlabeld is. Vindt de minister dat ook?

Ik ben blij met de toezegging dat de minister voor de aanbesteding gaat kijken naar duurzame energie. Ik ben ook blij met zijn schriftelijke reactie op de dubbeltelling. Ik wil graag ook een principieel antwoord van de minister. Vindt hij ook dat groene stroom die de Nederlandse overheid inkoopt, echt groene stroom moet zijn en geen herlabeling van iets wat er allang was?

Minister Blok:
Allereerst heb ik een correctie op de manier waarop mevrouw Van Veldhoven mij citeerde. Zij zei dat ik gesuggereerd zou hebben dat er meer groene stroom is dan elektriciteitsverbruik, maar wat ik gezegd heb, is dat het aanbod van groene stroom groter is dan de vraag naar specifiek groene stroom. Dat is de reden dat de aanschaf van die garanties van oorsprong door de Nederlandse overheid niet leidt tot extra productie van groene stroom. Het aanbod is namelijk al groter dan de vraag naar groene stroom.

De vervolgvraag van mevrouw Van Veldhoven was of ik uit principe vind dat alle groene stroom die de Nederlandse overheid inkoopt, additionele groene stroom zou moeten zijn. Daaraan hangt inderdaad een prijskaartje. Het is niet de strekking van de afspraak die wij nu gemaakt hebben. De vraag is dus of de regering en de Kamer ook bereid zijn om dit extra prijskaartje te betalen. Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten wij eerst die extra prijs in kaart brengen. Mevrouw Van Veldhoven zal mij vergeven dat ik dat niet even vanachter het spreekgestoelte doe.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als de minister kan toezeggen dat hij de berekening van het prijskaartje zal opnemen in de brief over de dubbeltelling, waaraan hij daarnet refereerde, komen wij met elkaar een stap verder en leggen wij de vraag waar die hoort te liggen. De vraag naar groene stroom wordt in belangrijke mate bepaald door de vraag in hoeverre grote spelers — zoals de NS, die dit al doet, en de Nederlandse overheid — naar echt groene stroom vragen. Zo komen wij dichter bij een werkelijke vergroening van onze energiemarkt.

Minister Blok:
De gevraagde berekeningen zal ik graag leveren. De vergelijking met de inkoop van bedrijven als de NS gaat niet helemaal op, omdat bedrijven niet of veel minder dan overheden zijn gebonden aan de inkoopeisen volgens welke je niet mag discrimineren tussen landen.

De heer Paulus Jansen (SP):
Het goede nieuws van dit vragenuur is dat zelfs een eurofiele partij als D66 afstand neemt van de groene rommelcertificaten die zijn ingevoerd onder de bezielende leiding van D66-minister Laurens Jan Brinkhorst, een jaar of elf geleden.

Ik heb de volgende vraag aan de minister. Klopt het dat die heel goedkope groene certificaten, waarvan ook de overheid gebruikmaakt, handig zijn voor greenwashing van het overheidsbeleid? Of wil het kabinet serieus werk maken van verduurzaming en is het bereid om zelf echt te investeren in verduurzaming in Nederland?

Minister Blok:
Ik weet eigenlijk niet of het woord "greenwashing" een positief of negatief oordeel inhoudt.

De heer Paulus Jansen (SP):
Wat denkt u zelf?

Minister Blok:
Ik heb geen idee, want u komt ermee. De vervolgvraag lijkt op die van mevrouw Van Veldhoven. Vind ik dat alle inkoop ter plekke duurzaam geproduceerd moet zijn? Ik heb al aangegeven dat dit een kostenafweging is en dat ik de benodigde berekeningen graag met de Kamer deel.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
ProRail en Rijkswaterstaat gebruiken de CO2-Prestatieladder bij hun inkoop. Wij doen namelijk aan groene stroom om CO2-uitstoot te verminderen. Zou de CO2-Prestatieladder geen handig instrument zijn om toe te passen bij de inkoop van stroom?

Minister Blok:
Dat lijkt mij ook een dubbeltelling, want het feit dat we bij duurzame energie werken met garanties van oorsprong, geeft aan dat het daarbij gaat om energie die geen of nauwelijks extra CO2-productie oplevert. Als mevrouw Van Tongeren daarnaast ook nog om een CO2-ladder gaat vragen, dan produceren we zelf extra CO2, zou ik zeggen.

De voorzitter:
Dank u wel. En dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Marcouch

Vragen van het lid Marcouch aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Vuurwerkpost nauwelijks onderschept".

De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Het is bekend dat Nederlandse consumenten via webshops in het buitenland en vooral in Oost-Europa verboden, gevaarlijk, illegaal vuurwerk bestellen. Sterker nog, consumenten die die bestellingen willen doen, worden zelfs via een persoonlijke boodschap van de politie bestraffend toegesproken. Dat is heel slim. Dat is ook prima. De Task Force Opsporing Vuurwerk Bommenmakers waarin de politie en het OM werken, doet daarmee wat mij betreft goed werk: criminaliteit en gevaar preventief tegenhouden. Wat niet prima is, is dat vele duizenden pakketten, die blijkbaar toch nog worden besteld en waarvan een handvol wordt onderschept, niet via stiekeme kanalen en sluipweggetjes Nederland binnenkomen, maar gewoon via de post. Met de gevolgen daarvan worden we jaarlijks geconfronteerd: ernstig gewonden, overlast, vernielingen en noem maar op, vorig jaar weer meer dan het jaar daarvoor. Daar komt nog het gevaar voor de postmedewerkers bij. Zij moeten immers dat gevaarlijke spul verwerken en afleveren. De minister kan dan wel terecht trots zijn op de grote hoeveelheid illegaal en verboden vuurwerk dat door de politie en andere diensten in beslag wordt genomen, maar het helpt niet als dit gevaarlijke spul via de post vrijwel ongehinderd ons land binnenkomt. Dat is dweilen met de kraan open.

De minister moet hier iets aan gaan doen. Het is verboden, illegaal en gevaarlijk spul. Dat verbod moet worden gehandhaafd. In de Rotterdamse haven worden containers gescand op cocaïne. Kunnen dit soort pakketten ook gescand worden? Zijn er juridische en technische handicaps, beperkingen, om deze instroom van gevaarlijk vuurwerk te onderscheppen? Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de heer Marcouch voor zijn vragen. Ook dank voor de complimenten die hij heeft uitgedeeld. Ik begrijp de zorgen van de heer Marcouch over transport via pakketdiensten van illegaal vuurwerk. De Inspectie Leefomgeving en Transport, aangestuurd door staatssecretaris Mansveld, maakt afspraken met de postbedrijven over de aanpak van het vuurwerk dat met postpakketten wordt verzonden. De ILT kan, als er geen afspraken gemaakt worden met de postbedrijven, ook afspraken maken met de douane over het gebruik van scanners. Het kan dus. Er moeten echter afspraken over gemaakt worden. Het is immers allereerst de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf om binnen de regels van het spel te blijven en te opereren en afspraken te maken met de ILT, de politie en de douane. Daarbij kunnen scanners worden ingezet. Mijn antwoord is dus: het kan.

De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. De minister zegt: het kan. Dan hebben wij ook de plicht om het te doen. In het algemeen overleg Vuurwerk hebben wij het hierover uitgebreid gehad. Toen heb ik aangedrongen, namens mijn fractie, op verbetering van die samenwerking. Beide bewindspersonen hebben toen gezegd tegen de Kamer dat de samenwerking goed is. Ik heb toen ook een motie aangenomen gekregen, de motie-Oosenbrug/Marcouch, waarin die integrale aanpak wordt bepleit. Wat is de stand van zaken van de uitwerking van die motie? Ik lees daar namelijk, buiten wat kritische zinnetjes in de begroting, weinig over. Hoe kan het dat de samenwerking blijkbaar niet zodanig is dat wij dit soort pakketten kunnen tegenhouden? Is de minister het met mij eens dat wij die pakketten soms moeten volgen om te kijken waar zij worden afgeleverd, zodat wij de daders die erachter zitten, kunnen pakken?

Minister Opstelten:
Ik wil nog even iets zeggen over de scanners, want daar stond ik nog even over na te denken. De douane helpt de ILT en postbedrijven door ze scanners te lenen. Die worden dus aangeboden. De postbedrijven kunnen ze lenen. Onze taskforce zit daar dus bovenop.

Het is zuiver toeval, maar een staat een brief met een reactie op de motie op stapel. De Kamer ontvangt die vandaag of morgen. De staatssecretaris van I en M heeft die brief geschreven, mede namens mij. Dat zijn de posities. Ik wil niet al te zeer op de brief vooruitlopen. In de brief wordt ingegaan op landelijke regie, inclusief de prioriteiten van de toezichthouders, de landelijke informatiepositie en de operationele afstemming tussen de betrokken diensten. Als die brief straks de deur uitgaat, denk ik dat de heer Marcouch op zijn wenken wordt bediend.

De heer Marcouch (PvdA):
Het gaat er uiteindelijk om dat die papieren werkelijkheid ook in de echte wereld werkelijkheid wordt. Ik vraag nogmaals, omdat ik nog niet een echt antwoord op die vraag heb gekregen, hoe de minister met de opsporing omgaat om ervoor te zorgen dat de pakkans ook vanuit de invalshoek post groter wordt. Daar schijnt schijnt een gat te zijn, qua capaciteit. Bovendien wordt kennelijk niet de urgentie gevoeld om ook daar te controleren. Hoe gaat de minister dat in de echte wereld regelen, zodat wij met oud en nieuw niet worden geconfronteerd met dit soort fout en gevaarlijk vuurwerk?

Minister Opstelten:
Dat zijn twee vragen, die beide heel serieus zijn. De heer Marcouch sprak over de wereld. De ILT probeert ook zaken aan de voorkant te regelen en te voorkomen dat pakketten worden opgestuurd. Veel vuurwerk wordt in China geproduceerd. Vuurwerkwebshops opereren vanuit Polen en andere Oost-Europese landen. Met de overheden van deze landen hebben wij afspraken gemaakt over strenger toezicht. Als het zich voordoet, spreken wij bijvoorbeeld de Polen aan over het bestuurlijk aanpakken van een bedrijf daar.

Het OM zit hier scherp in, in deze tijd. De ILT kan bedrijven bestuursrechtelijk aanpakken, bijvoorbeeld door de vergunning in te trekken of het bedrijf te sluiten. Het OM kan daarnaast hoge straffen uitdelen, zowel hoge vrijheidsstraffen als hoge boetes. Dat is de kern van de manier waarop wij hier bovenop zitten. Wij zijn ons zeer bewust van onze verantwoordelijkheden hierin. In dit geval begint de verantwoordelijkheid overigens in de eerste plaats bij het bedrijf zelf.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik hoor de minister tot mijn genoegen zeggen dat er ter plekke wordt opgetreden, bijvoorbeeld in Polen. Hij zegt dat er daar sprake zou moeten zijn van een bestuurlijke aanpak. Ik denk dat het goed zou zijn als daar een strafrechtelijke aanpak op zou volgen. Is de minister bereid om met zijn Europese collega's afspraken te maken over te zwaarte van vuurwerk, zodat er één lijn kan worden getrokken en er dus geen illegaal vuurwerk meer wordt geproduceerd en naar ons land verzonden?

Minister Opstelten:
Ik ben daartoe bereid. Dat doen wij natuurlijk al. Wij doen dat nu bilateraal, want dat is effectiever. Wij hebben contact met de Poolse collega's, bestuursrechtelijk of strafrechtelijk, als zoiets zich voordoet. Welk instrumentarium men gebruikt, bepalen wij niet. Samenwerking is goed. Die verantwoordelijkheid wordt aan beide kanten gevoeld.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Ulenbelt

Vragen van het lid Ulenbelt aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het niet van toepassing zijn van de bouw-cao voor buitenlandse arbeiders die werken aan de A2-tunnel en het voortduren van de misstanden.

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Afgelopen donderdagavond was ik in Duinrell, samen met mijn fractievoorzitter Emile Roemer. Wij waren daar niet om te zwemmen, maar wij bezochten daar Portugese en Spaanse arbeiders die werken aan de A4 in Vlaardingen. Ze worden onderbetaald, werken tien tot elf uur per dag en ook op zaterdag. Hun loon wordt minstens anderhalve maand te laat uitbetaald. Ze zijn nu naar huis gegaan. Ze hebben beloftes, maar geen geld. Bij de A2 is het van hetzelfde laken een pak: ook Spanjaarden, Polen en Portugezen die €1000 per maand aan huisvesting moeten betalen. Twee maanden geleden werd dat bekend. Ze hebben de toezegging dat ze het geld zouden terugkrijgen, maar ze hebben nog steeds niets. Deze projecten van de A2 en A4 — er zijn er veel meer — zijn uitgevoerd onder de Crisis- en herstelwet om het werk in de bouw te stimuleren. Grote ondernemers schakelen geen Nederlandse jongeren of ouderen in, maar huren buitenlandse bedrijven en buiten die mannen uit. Dit speelt bij de A15, bij de A1 en bij de A16. Het ergste is misschien nog wel dat de overheid de opdrachtgever is van deze projecten. Ik weet dat deze minister een hekel heeft aan uitbuiting, schijnconstructies en malafide uitzendbureaus en ik heb maar één vraag voor hem. Gaat hij ervoor zorgen dat deze mannen en een paar vrouwen voor kerstmis hun geld hebben?

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de beantwoording van de vraag.

Minister Asscher:
Voorzitter. Met de heer Ulenbelt deel ik de weerzin tegen uitbuiting en schijnconstructies. Deze mensen worden gedwongen om hun werk te doen onder slechte omstandigheden en slechte voorwaarden. Er kan sprake zijn van arbeidsuitbuiting. De Inspectie SZW bestrijdt die misstanden door ze te signaleren en op te sporen. Ook in dit geval, het voorbeeld waarover de heer Ulenbelt spreekt, loopt een onderzoek van de Inspectie SZW.

Intussen staan partijen tegenover elkaar voor de rechter. De toepasselijkheid van de bouw-cao wordt voor de rechter bestreden. Men moet met elkaar tot een oplossing komen. Het doet er niet aan af wie de opdrachtgever is, ook als dat de overheid is; schijnconstructies en uitbuiting kunnen niet worden geaccepteerd. We gaan de wet nog strenger maken. In dit geval loopt er een onderzoek van de inspectie en zodra er uitkomsten zijn, deel ik die met de Kamer.

De heer Ulenbelt (SP):
Dat zijn mooie woorden. Dat zijn we van de minister gewend. Maar mijn vraag was wat hij gaat doen, zodat deze harde werkers aan de Nederlandse infrastructuur voor kerst het achterstallige loon en het niet betaalde overwerk terug hebben. Het is mooi dat de minister de wet gaat veranderen, maar deze mannen zitten nu zonder centen in Lissabon, in Madrid of waar dan ook, terwijl ze gewerkt hebben. Daar moet deze minister toch iets aan doen? Gaat hij dat geld bij die aannemers ophalen?

Minister Asscher:
Ik kan niet tussen de private partijen komen die nu voor de rechter staan. Dat gaat over het derde beslag dat gelegd was bij het ene bedrijf en de vordering van het andere. Dat heeft de voorzieningenrechter nu opgeheven, omdat hij de toepasselijkheid van de bouw-cao niet kan vaststellen. Daar hangt ook van af welke rechten de werknemers tegenover hun werkgever hebben. Wij kunnen ervoor zorgen dat de Inspectie SZW onderzoek verricht als er signalen zijn van arbeidsuitbuiting. Dat is ook de rol van de overheid. Dat onderzoek loopt ook. Zodra de uitkomsten bekend zijn, zal ik die met de Kamer delen. Mocht dat leiden tot sancties, dan zal ik die ook treffen, ook als ze andere overheden of de rijksoverheid raken.

De heer Ulenbelt (SP):
Iedere arbeider werkt voor zijn centen. Daar doet hij het voor. De minister kan wel een onderzoek instellen, maar de vraag is nu of hij voor deze mensen achter het geld aan gaat. Inderdaad hebben cao-partijen een conflict. Bouwend Nederland vindt het prachtig wat er gebeurt, want zo worden de leden — de grote aannemers — beschermd. Laat ik de minister dan helpen. Is de minister bereid om een noodwet uit te vaardigen om dit soort uitbuiting van buitenlandse werkers aan onze infrastructuur te voorkomen? Ik vraag dus om een noodwet. Niet praten, maar ingrijpen.

Minister Asscher:
Even voor de goede orde: werknemers hebben recht op hun loon. Als er discussie is over dat loon, moeten zij zelf dat recht zien te halen, hoe lastig dat ook is. In dit geval is de vraag of de bouw-cao wel of niet van toepassing is. Ook is de vraag of er intussen nog sprake is van uitbuiting, verkeerde arbeidsomstandigheden en lange uren. Dat waren de voorbeelden die de heer Ulenbelt gaf. Naar dat laatste kijk ik. Ten aanzien van de tweede vraag, namelijk hoe het verder moet met de toekomst van dit soort constructies, zeg ik het volgende. Wij hebben de sociale partners beloofd om met advies te komen over betere naleving en handhaving van cao's en aanscherping van de regels. Ik verwacht dat advies in het voorjaar van 2014. De sociale partners moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen om de cao waarbij iedereen belang heeft, na te laten leven. Je houdt dan nog altijd de discussie of werknemer X of werknemer Y goed wordt behandeld — die kan naar de overheid als dit niet zo is — maar het is aan de baas en de werknemer om zich met elkaar aan de afspraken te houden over welke betaling er is voor welk werk.

De heer Ulenbelt (SP):
Het grote probleem is natuurlijk dat de Portugese bouwvakker in Portugal zit. Moet hij dan hier naar de rechter om zijn loon te vorderen? Dat gaat toch niet werken? De minister zou op zijn minst kunnen zeggen dat de Arbeidsinspectie mensen moet helpen bij het verhalen van het loon waarop zij recht hebben. Als hij dat niet doet, kan hij wetten maken wat hij wil, maar dan betekent het dat de constructie met het uitbuiten van buitenlandse arbeiders alleen maar doorgaat. Nogmaals vraag ik de minister wat hij gaat doen zodat die mensen aan hun eerlijke loon komen, dat zij hebben verdiend.

Minister Asscher:
Dat is het gevaar van een individuele casus die onder de rechter is. De rechter heeft de werknemers nu niet gelijk gegeven ten aanzien van hun rechten op voorzieningen.

Zeker, er geschiedt onderzoek naar de eventuele misstanden bij het werken aan de A2. Verder kunnen mensen in de toekomst, ook in het buitenland, rechtstreeks een vordering wegens achterstallig loon inzetten. Dat is de ketenbepaling die er komt, ook in Europees verband. Dat kun je niet bij noodwet doen, maar dit kun je wel in Nederlandse wetgeving doen. Die hebben wij aangekondigd in het kader van de aanpak van schijnconstructies. Wat mij betreft jassen wij die zo snel mogelijk door de Kamer met de hulp van de Kamerleden. Dat laat onverlet dat de inspectie in dit geval eerst onderzoek moet doen naar de vraag of er uitbuiting is.

De heer De Graaf (PVV):
Spanjaarden bouwen de A4, Portugezen bouwen de A2 en hier in de binnenstad zijn er bouwprojecten waarbij je binnen het project over de hoofden van Oost-Europeanen kunt lopen, terwijl de Nederlandse bouwvakker werkloos thuiszit. Dat is allemaal zo dankzij de fantastische EU met de heel mooie verplichte Europese aanbestedingen. Wordt het niet eens tijd dat wij gewoon zeggen dat wij kappen met die verplichte Europese aanbestedingen? Het antwoord dat ik niet wil horen, is dat dit niet kan.

Minister Asscher:
Wij willen — hopelijk is dat met steun van de Kamer en de PVV— de uitbuiting en de schijnconstructies waardoor buitenlandse werknemers soms worden betaald onder de niveaus die wij in Nederland hebben afgesproken en die dus een concurrentievoordeel bieden, onmogelijk maken. Hoe doe je dat? Dat doe je door meer inspectiecapaciteit, strengere boetes, een verantwoordelijkheid voor de opdrachtgever, die zich niet moet kunnen verschuilen tussen allerlei kerstbomen van bv's, door internationale boeteïnning en internationale aansprakelijkheid. Dan haal je het voordeel weg van altijd maar werken met mensen die bereid zijn om voor een lager inkomen te werken. Dat kunnen wij doen. Dat kan. Daarvoor reken ik dus ook op de steun van de Kamer.

Mevrouw Karabulut (SP):
Het is natuurlijk de vraag hoe het kan dat nota bene de overheid zelf met dit soort clubs, dit soort bedrijven, in zee is gegaan. De minister en de staatssecretaris zeggen dat zij dit alles erg vinden, maar vervolgens zegt de minister dat dit een individuele casus is en dat hij daar niet in kan treden. Die houding van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken begint mij steeds meer tegen te staan. Deze werknemers, deze werkers, missen loon. Dat is loon dat zij heel hard nodig hebben.

De voorzitter:
Uw tijd is op.

Mevrouw Karabulut (SP):
Wil de minister vandaag in de Kamer zeggen dat hij met die bedrijven om tafel gaat en dat hij ze aanspreekt, zodat deze mensen zo snel mogelijk hun loon krijgen?

Minister Asscher:
Het staat mevrouw Karabulut tegen dat ik antwoord geef op de vraag, namelijk dat het kabinet streng optreedt tegen schijnconstructies, dat het daarbij internationaal vorderingen maakt en successen boekt om de aansprakelijkheid te vergroten, dat het de boetes voor uitbuiting van arbeiders verhoogt, dat het voor extra inspectiecapaciteit en meer controles zorgt en dat het samenwerkt met cao-partijen om de cao te laten naleven. Vervolgens krijg ik commentaar van mevrouw Karabulut op houding en toon. Dat laat ik graag bij haar. Ik heb gezegd wat we in dit individuele geval doen en geschetst wat het beleid van het kabinet is, dat verder gaat dan enig eerder kabinet.

Mevrouw Hamer (PvdA):
De minister zei, als ik het goed heb, dat hij een SER-advies heeft gevraagd over de naleving van cao's. Die discussie ligt in het verlengde hiervan. De minister zei dat dit advies in het voorjaar komt. Misschien kunnen wij vanaf deze plek en de minister vanaf zijn plek sociale partners aansporen om daarmee heel vroeg in het voorjaar te komen, dus zo snel mogelijk, omdat dit een dringend probleem is. Ik snap dat de minister niets kan zeggen over individuele casussen en ook dat hij niets kan zeggen over zaken die onder de rechter zijn, maar hij kan natuurlijk wel in algemene zin bijvoorbeeld Bouwend Nederland aanspreken door te zeggen: hoe gaat dat nu met elkaar; doe daar wat aan.

Minister Asscher:
In het kader van het sociaal akkoord is afgesproken dat sociale partners advies uitbrengen over het voorkomen van misstanden bij aanbestedingen en van driehoekrelaties tussen opdrachtgever, werkgever en werknemer. In het bijzonder denkt men dan aan misstanden in de bouw. Het advies van de Stichting van de Arbeid moet in het voorjaar komen. Ik wil er bij sociale partners op aandringen om dat zo snel mogelijk te doen.

Bouwend Nederland heeft zich geschaard achter de zeer strenge aanpak van schijnconstructies. De werkgevers in Nederland hebben gezegd in te willen stemmen met ketenaansprakelijkheid, waarbij iedere opdrachtgever verantwoordelijk is voor het loon en de arbeidsvoorwaarden van iedere werknemer, ook als hij getrapt aan het werk is. De situatie van de energiecentrale in Groningen waar werknemers worden onderbetaald en niemand zich verantwoordelijk voelt, wordt daarmee onmogelijk. Ik zal werkgevers op die houding blijven aanspreken, maar ik ben er trots op dat in Nederland de goede werkgevers ervoor kiezen om zich te scharen achter de overheid in de strijd tegen uitbuiting. Daarmee moeten we door.

De voorzitter:
Ik dank u voor de beantwoording van de vragen en voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Fritsma

Vragen van het lid Fritsma aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht "Asielzoekers kraken opnieuw Amsterdams pand".

De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Dit kabinet en deze staatssecretaris maken helaas een enorme bende van het vreemdelingenbeleid. Terwijl Nederland de problemen van de massa-immigratie allang niet meer aankan, worden er niet minder, maar veel meer asielzoekers verwelkomd. Iedereen in de wereld die dat wil, krijgt toegang tot de Nederlandse asielprocedure, zelfs wanneer opvang in de eigen regio mogelijk is. Velen krijgen een verblijfsvergunning, maar zelfs als het asielverzoek toch is afgewezen, kan men rustig in Nederland blijven. Zie de zoveelste pardonregeling, waarmee ook deze staatssecretaris weer uitgeprocedeerde vreemdelingen beloont die botweg hun vertrekplicht negeren.

Zie ook het gebed zonder einde van de uitgeprocedeerde asielzoekers in Amsterdam. Afgelopen vrijdag kwam in het nieuws dat zij voor de zoveelste keer hun intrek hebben genomen in een gekraakt pand. Weer is er niet opgetreden. Krakende illegalen wordt geen strobreed in de weg gelegd. De staatssecretaris staat erbij en kijkt ernaar. Hij laat zich helaas overlopen door PvdA-burgemeester Van der Laan, die het terugkeerbeleid steeds saboteert door uitgeprocedeerde nepvluchtelingen te helpen om in Nederland te blijven. Daarbij gaat het om mensen die wel terug kunnen keren naar de landen van herkomst, maar dat simpelweg niet willen. Ook van de Amsterdamse krakende illegalen over wie we het nu hebben, is bekend dat zij elke medewerking aan terugkeer hebben geweigerd. Desondanks worden zij niet aangepakt. Daar betaalt de Nederlandse samenleving letterlijk en figuurlijk de rekening voor. Zo kan het niet langer. Daarom stel ik de volgende drie vragen aan de staatssecretaris.

1. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat de asielinstroom wordt beperkt? De actualiteit leert immers dat wie hier binnenkomt, gewoon niet meer weg is te krijgen door de staatssecretaris. 2. Waarom wordt in het geval van uitgeprocedeerde asielzoekers het kraakverbod nooit gehandhaafd? 3. Is de staatssecretaris bereid om deze illegalen zo snel mogelijk uit te zetten en voor zover dat niet kan, vast te zetten? Alleen dan zullen zij meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst.

Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik dank de heer Fritsma voor zijn vragen over dit onderwerp. De heer Fritsma en ik wisselen regelmatig van gedachten over dit onderwerp. De vragen zijn ook een beetje voorspelbaar. De eerste vraag betreft de beperking van de asielinstroom. Het is duidelijk dat het kabinet op dat punt allerlei maatregelen neemt. Het programma Stroomlijning Toelatingsprocedures is doorgevoerd en de wetgeving die daarvoor noodzakelijk was, treedt in werking, de laatste wetgeving op 1 januari aanstaande. We proberen het dus wel, maar we hebben natuurlijk te maken met een verhoogde instroom, onder meer vanuit Eritrea en Syrië. Degenen die afgelopen weekend de beelden hebben gezien van drums, explosieven en staal die op de hoofden van de bevolking van Aleppo worden gegooid, zullen begrijpen dat mensen dat land op dit moment ontvluchten. Met die verhoogde asielinstroom heeft ook Nederland te maken.

Het tweede punt betreft de uitgeprocedeerde asielzoekers en het handhaven van het kraakverbod. De heer Fritsma weet natuurlijk dat het handhaven van het kraakverbod plaatsvindt door de lokale driehoek, door de burgemeester, de plaatselijke politiechef en het Openbaar Ministerie. In dat verband worden de beslissingen met betrekking tot het kraakverbod genomen. Het mag ook als bekend worden verondersteld dat het Amsterdamse gemeentebestuur een kraakpand niet ontruimt als er vervolgens sprake is van leegstand. Het gemeentebestuur bekijkt dus of er een eigenaar is die gebruik wil maken van het pand of dat ontruiming zou resulteren in leegstand. Het is ook nooit de bedoeling van de antikraakwet geweest om voor leegstand te ontruimen.

De derde vraag van de heer Fritsma betreft het vastzetten van illegalen. Dat doen wij wel, natuurlijk ter fine van uitzetting naar het land van herkomst, maar alleen als uitzetting mogelijk is. We gaan in Nederland geen mensen vastzetten als er zelfs niet een begin van zicht is op de mogelijkheid om iemand uit te zetten. Dat staat in de wet. Die heeft de heer Fritsma als medewerker van de IND ook een aantal jaren toegepast. Hij is daar dus goed mee bekend.

De heer Fritsma (PVV):
Natuurlijk moeten vluchtelingen geholpen worden, maar dat moet in de eigen regio gebeuren. Nu hebben we de bizarre situatie dat deze staatssecretaris duizenden verblijfsvergunningen klaarlegt, bijvoorbeeld voor Syriërs, terwijl de rijke Golfstaten in de eigen regio helemaal niets doen. Dat is een bizarre situatie.

Ik kom ook terug op het kraken: wat is het kraakverbod in hemelsnaam waard als dat niet wordt gehandhaafd? De staatssecretaris vindt het kennelijk de normaalste zaak van de wereld dat een groep illegalen van het ene naar het andere kraakpand trekt, terwijl er niet wordt opgetreden. Dat is toch raar? De staatssecretaris zegt dat hij hier niet over gaat en dat de driehoek hierover gaat. Dat is onzin, want het terugkeerbeleid van deze staatssecretaris wordt gewoon ondermijnd. Sterker nog: die krakende illegalen chanteren de zaak en daarmee hebben ze nog succes ook. Van der Laan heeft hun immers gemeentelijke opvang aangeboden. Zelfs daarmee is de staatssecretaris akkoord gegaan. Ik vraag de staatssecretaris dus nogmaals waarom hij zich gewoon laat chanteren door krakende illegalen.

Staatssecretaris Teeven:
Wij hebben bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie uitgebreid over dit onderwerp gesproken. Ik heb toen bij herhaling gevraagd of er van de Partij voor de Vrijheid oplossingen waren te verwachten, zeker voor dit probleem in Amsterdam. Die oplossingen waren er niet; er waren geen ideeën over hoe je dit probleem zou moeten oplossen, afgezien van de mantra dat je mensen moet vastzetten. Dat kan een onderdeel van de oplossing zijn, maar een onderdeel van de oplossing in Amsterdam is op dit moment ook dat wij proberen om die mensen iets meer lucht te geven en even op adem laten komen. Dat gebeurt op dit moment ook in de Havenstraat. Ik heb dat goedgevonden en ik heb daar met de burgemeester over gesproken. In het nieuwe jaar gaan we de inspanningen voor het uitzetten naar het land van herkomst natuurlijk weer intensiveren, maar we gaan ook bekijken of we mensen ertoe kunnen bewegen om uit vrije wil terug te keren, want dat is natuurlijk het beste. Als mensen uit vrije wil terugkeren, hebben ze de beste kans op een start in het land van herkomst. Ik laat me dus absoluut niet chanteren, maar ik probeer wel voor oplossingen te zorgen en om de mensen niet van het ene kraakpand naar het andere kraakpand te jagen zonder dat we daadwerkelijk naar een oplossing kijken. En nogmaals: uitzetten kan alleen als je zicht hebt op terugkeer naar het land van herkomst. Je kunt mensen in Nederland niet vastzetten als er geen begin van zicht is op uitzetting. Dat weet de heer Fritsma ook heel goed.

De heer Fritsma (PVV):
In plaats van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie staat hier een staatssecretaris van spek en bonen, want deze staatssecretaris kan niets doen naar eigen zeggen. Er worden panden gekraakt en de staatssecretaris kan er niets aan doen, want de lokale driehoek gaat erover. Illegalen worden niet uitgezet. Daar kan de staatssecretaris ook niets aan doen, want ze mogen niet worden vastgezet. Dit kan toch zo niet doorgaan? De staatssecretaris had het over een oplossing van de PVV. Die is klip-en-klaar: uitgeprocedeerden moeten terugkeren naar het land van herkomst, ze moeten uitgezet worden en als dat niet kan moeten ze worden vastgezet. Dat is een werkende oplossing. Dat deze staatssecretaris daar niet aan wil, zorgt ervoor dat de problemen in stand blijven.

Staatssecretaris Teeven:
Als ultimum remedium wil ik daar wel aan, maar we bekijken ook of mensen uit vrije wil terug kunnen. Daar zijn we mee bezig. Sommige mensen gaan op dit moment al uit vrije wil terug. Tja, met dat spek en bonen kan ik niet zo vreselijk veel. Ik hoor dat de Partij voor de Vrijheid er geen ideeën over heeft. De regering heeft er wel ideeën over. Daar zijn we op dit moment mee bezig. We zullen dus bekijken of het probleem over een aantal maanden is opgelost.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De regering heeft hier goede ideeën over en heeft die inmiddels in werking gezet in Amsterdam. Daar dank ik de staatssecretaris voor. Toch valt een aantal mensen buiten die regeling en buiten die 159, zoals de heer Fritsma al opmerkte, terwijl dat gezinnen echt splijt. Ik heb een man en een vrouw gesproken: de man zit binnen en de vrouw zit buiten. Is de staatssecretaris bereid om flexibel om te gaan met die 159? Van die 159 worden op dit moment namelijk maar 100 mensen opgevangen.

Staatssecretaris Teeven:
Van de groep van 159 zijn er 100 in de Havenstraat. Die zijn goed geïndividualiseerd. Er zijn ook mensen die er zelf voor hebben gekozen daar niet heen te gaan. Dat is hun eigen keuze. We kunnen hen nergens toe verplichten. Naast de ongeveer 100 personen die in de Havenstraat zitten, zijn er ook nog 90 mensen die daar niet zitten. Zo'n 30 personen zitten in een locatie van de gemeente Amsterdam voor mensen die hulpbehoevend zijn. Verder hebben we niet iedereen uit die groep geïndividualiseerd. Dat is dus onze eerste opgave. Daarmee is de gemeente Amsterdam samen met mijn diensten bezig. Als we daarmee klaar zijn, zullen we bezien of die mensen dezelfde faciliteiten kunnen krijgen. Mensen moeten echter wel bekendmaken wie ze zijn en zeggen waar ze zitten in de procedure.

Mevrouw Maij (PvdA):
Ik zou de staatssecretaris willen complimenteren met de pragmatische oplossing die hij samen met de burgemeester van Amsterdam heeft gezocht en gekozen voor de mensen die op dit moment in de Havenstraat zitten. Ik zou hem ook willen vragen of hij het gesprek aan wil gaan over de groep die nu een pand heeft gekraakt en over de groep die hier in Den Haag in de Sacramentskerk zit. Hij noemt individualiseren als een voorwaarde. Is de staatssecretaris ook bezig om te bekijken of deze mensen individueel geïdentificeerd kunnen worden en of er een individuele oplossing voor die mensen kan worden gevonden?

Staatssecretaris Teeven:
De inspanningen van de diensten zijn daar wel op gericht. De Dienst Terugkeer & Vertrek is zowel in Amsterdam als in Den Haag bezig te bekijken welke procedures er lopen ten aanzien van enkele individuele mensen. Als daar duidelijkheid over is, kunnen we gaan werken aan een oplossing. Dat kan uitzetting zijn, vrijwillige terugkeer of opvang gedurende een langere periode aan de Havenstraat. Dat zijn de zaken waar we op dit moment aan werken.

De heer Van Klaveren (PVV):
Ik heb nog één vraag aan de staatssecretaris. Waarom verkiest deze staatssecretaris het laten kraken van panden door illegalen boven het vastzetten van illegalen? Want dat kan wel, en dat is ook wat er moet gebeuren. Deze staatssecretaris zegt: dat doen we niet. Maar waarom niet? Waarom vindt hij het prachtig om deze mensen te laten bestaan in kraakpanden? Ze zijn illegaal. Ze zouden hier niet mogen zijn. Pak die mensen op en zet ze vast.

Staatssecretaris Teeven:
Het aanhouden van mensen ter uitzetting gebeurt ook, maar dan moet je wel daadwerkelijk mogelijkheden tot uitzetting hebben. Ze moeten wel terug kunnen naar hun land van herkomst. Dan kun je ze vastzetten. Echter, het enkele vastzetten zonder dat je zelfs maar het zicht op terugkeer naar het land van herkomst hebt, laat de wet niet toe. Het is misschien af en toe moeilijk maar we moeten ons wel aan de wet houden, zeg ik tegen de heer Van Klaveren. Het is namelijk belangrijk dat je dat wel doet, want dat geldt nou eenmaal in een rechtsstaat. Daar moet ook de heer Van Klaveren een beetje rekening mee houden.

De voorzitter:
Nee, mijnheer Van Klaveren, uw collega de heer De Graaf heeft hierover al een vraag gesteld. Dus u kunt geen vragen meer stellen.

Ik dank de staatsecretaris voor de beantwoording van deze vragen.


Vragen Voordewind

Vragen van het lid Voordewind aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de oproep van Amnesty International over de opvang van Syrische vluchtelingen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. We zien dezer dagen de beelden op televisie van besneeuwde tenten en kinderen met slippertjes in de modder en de sneeuw. Inmiddels worden de meeste vluchtelingen alweer tweeënhalf jaar lang opgevangen in omliggende landen en zijn er 6,5 miljoen van huis en haard verdreven in Syrië. We horen van de honderden vluchtelingen die inmiddels zijn omgekomen in de Middellandse Zee. Er wordt al gesproken van één groot zeekerkhof. Afgelopen zaterdag volgde Zembla een Syrische familie van zes mensen van wie helaas alleen de vader Hassan en de zoon de tocht overleefd hebben. Zij zullen donderdag hier in dit parlement hun verhaal komen vertellen.

Amnesty International heeft net een nieuw rapport uitgegeven, waarin op een rijtje is gezet hoeveel Syrische vluchtelingen in Europa worden opgevangen. Het resultaat is 0,5% van de 2,3 miljoen vluchtelingen. Nederland was bereid om 50 vluchtelingen op te vangen en daarbovenop komen dan nog de 200 van volgend jaar.

Ik kom tot de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wat is de uitkomst geweest van het overleg van gisteren van de minister van Buitenlandse Zaken met zijn collega's in Europa om meer te doen voor de Syrische vluchtelingen? Is de staatssecretaris bereid over te gaan tot een versoepeling van de visa voor de meest kwetsbare vluchtelingen met familie in Nederland? Is de staatssecretaris bereid om er bij de Europese collega's van de achttien lidstaten die op dit moment geen enkele vluchteling willen opnemen, op aan te dringen om alsnog ruimhartig Syrische vluchtelingen op te vangen?

Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Dank aan de heer Voordewind voor zijn vragen. Laat duidelijk zijn dat de beelden die we afgelopen weekend hebben gezien rond de stad Aleppo iedereen natuurlijk schokken. Het is ook duidelijk dat als dat gebeurt in Syrië, dit, hoewel we dat niet hopen, vermoedelijk tot nog veel meer vluchtelingen zal leiden.

Kijkend naar de vragen van de heer Voordewind denk ik dat het belangrijk is even vast te stellen wat Nederland al doet. Nederland is een belangrijke donor; tot op dit moment is een bedrag van ruim 61 miljoen beschikbaar gesteld voor het steunen van de opvang van vluchtelingen in de regio. Nederland heeft hervestiging toegezegd van dit jaar 50 vluchtelingen en volgend jaar 250. Bovendien wordt bezien of er volgend jaar nog 250 vluchtelingen extra mogen komen. Daarnaast is het zo dat Nederland de afgelopen negen maanden 1.900 vluchtelingen die asiel hebben aangevraagd in Nederland, heeft opgevangen; die mensen hebben ook een vluchtelingenstatus gekregen. Het is dus niet zo — maar dat weet de heer Voordewind ook wel — dat het zich beperkt tot 300 mensen, zoals hij zegt, want dan gaat om hervestiging; daarnaast zijn er dus de 1.900 mensen die asiel hebben aangevraagd.

De heer Voordewind heeft gevraagd of de regering bereid is om te komen tot extra opvang van mensen die in Nederland al familieleden hebben. Er worden op dit moment 30.000 vluchtelingen in Europa opgevangen, van wie Nederland er dus zo'n 2.000 voor zijn rekening neemt en Duitsland nog aanzienlijk meer, maar dat is ook een groter land. Als het gaat om het opnemen van die familieleden is het probleem — ik heb er ook een brief over gestuurd aan de Kamer — dat die mensen hier dan niet tijdelijk blijven maar dat het dan ook een blijvende situatie zal zijn die je dan in het leven roept. Het is ook een situatie die we niet willen. Het betekent ook dat we niet precies weten wie er dan komt. We kunnen dat niet goed checken. Maar we gaan wel twee andere dingen doen. Ik spreek morgen met vertegenwoordigers van de UNHCR om te bezien wat voor extra zaken we kunnen doen. Bovendien ga ik zelf in januari naar Jordanië om de kampen daar te bezoeken en om te kijken welke maatregelen we dan verder kunnen nemen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank voor de toezegging van de staatssecretaris dat hij bereid is met de UNHCR te bekijken wat er eventueel nog mogelijk is. Ik hoop ook dat de minister van Buitenlandse Zaken van Nederland daar op aandringt bij de andere achttien lidstaten die tot nu toe daartoe nog niet bereid zijn.

Het gaat om twee zaken. Ten eerste gaat het om het verruimen van de visatoekenningen voor mensen met familieleden in Nederland. Ten tweede gaat het om het opvangen van uitgenodigde Syrische vluchtelingen via de UNHCR. De UNHCR heeft gezegd ook volgend jaar veel meer mensen uit te kunnen nodigen dan het aantal van 200 dat tot nu toe is toegezegd. Ik hoor graag van de staatssecretaris aan welke getallen hij denkt om enigszins in de buurt te komen van een redelijk aantal in vergelijking met landen als Duitsland, dat op dit moment 10.000 mensen opvangt.

Is het kabinet bereid om er bij Griekenland op aan te dringen dat dat land geen boten met vluchtelingen uit de Griekse wateren terugsleept naar bijvoorbeeld de Turkse wateren? Daardoor moeten de mensen immers langer dan nodig is op zee blijven en kunnen zij Europa niet binnenkomen.

Staatssecretaris Teeven:
Ik begin met de laatste vraag van de heer Voordewind. Ik zal vanavond al in de gelegenheid zijn om dat onder de aandacht van de Griekse autoriteiten te brengen. Wij hebben een Griekse delegatie op bezoek die de immigratie-inspanningen bekijkt die wij hier verrichten. De delegatie wil zien of er van de best practices iets geleerd kan worden. Ik zal de opmerking van de heer Voordewind verifiëren en ik zal bezien of ik die onder de aandacht van de Griekse collega's, de Griekse immigratie-autoriteiten, kan brengen.

Ik kom op de gesprekken met de UNHCR. Er is een langdurig misverstand. De UNHCR zou steeds zeggen dat zij veel meer kan doen, ook als het gaat om uitgenodigde vluchtelingen hier in Nederland, terwijl wij juist informatie van de UNHCR hebben dat zij op dit moment niet meer kan doen; zij kan niet zorgen voor de opvang van meer mensen dan de aantallen die wij met elkaar in de Kamer hebben afgesproken. Ik hoop morgen te kunnen ophelderen hoe dit precies zit. Wij zullen bekijken wat er dan mogelijk is.

Ik heb de Kamer in een brief al uitgelegd dat het extra verstrekken van visa aan familieleden niet de optie is waar het kabinet op dit moment aan denkt, ten eerste omdat het nooit tijdelijk zal zijn, waardoor wij een blijvende situatie in het leven roepen, en ten tweede omdat wij niet goed kunnen controleren wie er op dat moment nog meer binnenkomen. Wij willen in ieder geval niet dat er mensen kunnen binnenkomen in Nederland van wie wij niet weten wat hun geschiedenis is geweest in Syrië. Daarmee bedoel ik dat wij oorlogsmisdadigers of mensen die die verdenking op zich hebben geladen, hier natuurlijk geen onderdak willen bieden. Dat zou de omgekeerde situatie zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het is goed om te horen van de staatssecretaris dat hij bereid is om met de UNHCR te overleggen over de vraag wat er nog meer mogelijk is volgens de UNHCR. Ik heb net nog contact met de commissie gehad. De UNHCR is bereid om veel meer mensen op te vangen dan het door de staatssecretaris toegezegde aantal van 200. Kan de staatssecretaris nogmaals bevestigen dat de motie van de ChristenUnie, ondersteund door de Kamer, wordt uitgevoerd, zodat het aantal van 250 mensen in ieder geval bovenop het vaste quotum van 500 mensen van de UNHCR komt? Ik zal bekijken waartoe de staatssecretaris bereid is als het gaat om grotere aantallen uitgenodigde vluchtelingen. Dat is natuurlijk de beste route, in plaats van dat mensen zelf over land naar Nederland moeten komen.

Staatssecretaris Teeven:
De heer Voordewind weet dat 250 van die 500 mensen uit Syrië komen. De motie die door de Kamer is aangenomen, heeft betrekking op nog eens 250 Syriërs. Ik heb aangegeven dat ik eerst wil nagaan hoe ik die 250 mensen een plek kan geven. Daarna zullen wij kijken naar de uitvoering van de motie. Dat is de stand van zaken. Dat verdraagt zich inderdaad niet met de mededelingen die de heer Voordewind krijgt van de UNHCR, dus het is goed dat ik morgen met de commissie spreek, want dan krijgen wij daar gelijk duidelijkheid over.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Voordewind, sorry, mevrouw Voortman, voor een interruptie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is inderdaad goed dat de staatssecretaris morgen met de UNHCR spreekt over de vraag of er nog meer mogelijk is. Ik ben erg benieuwd naar de uitkomst daarvan, dus ik hoop dat de staatssecretaris ons daar snel van op de hoogte kan snellen.

Mijn tweede punt betreft andere EU-landen. Er zijn genoeg EU-landen die nog minder doen dan Nederland. Is de staatssecretaris bereid om zich ervoor in te zetten dat ook andere landen Syrische vluchtelingen gaan opvangen?

Staatssecretaris Teeven:
Het onderwerp van de Syrische vluchtelingen is twee weken geleden bij de Europese Raad aan de orde geweest. Dat ging onder meer over de opvangactiviteiten in Bulgarije en de vermeende slechte opvang van vluchtelingen in Bulgarije. Toen is ook gevraagd of andere Europese landen, niet alleen Nederland en Zweden, bijstand kunnen geven aan de migratie- en opvangautoriteiten in Bulgarije. Dat beroep op de andere lidstaten hebben de Zweedse collega en ik toen gedaan. Wij hebben ook over Syrië gesproken. Wij hebben gezegd dat de inspanningen wel over alle 28 lidstaten moeten worden verdeeld. Ik ben het met, niet mevrouw Voordewind, maar mevrouw Voortman eens, dat ook andere lidstaten hierop moeten worden aangesproken.

De heer Schouw (D66):
De problematiek met Syrië neemt elke dag toe, maar het standpunt van de regering blijft hetzelfde als een paar weken geleden. Ik vraag het kabinet om eind januari een nieuwe brief aan de Kamer te sturen, met daarin verwerkt het resultaat van het gesprek met de UNHCR, de impressie van de staatssecretaris na zijn werkbezoek aan Jordanië en de visumaanpak, die in Duitsland kennelijk wel mogelijk is en in Nederland niet. Is de staatssecretaris daartoe bereid? Dan kunnen wij misschien met elkaar discussiëren over de vraag of de deur een stukje kan worden opengezet of dicht blijft.

Staatssecretaris Teeven:
Ik ben zeer bereid om eind januari de Kamer te informeren over de stand van zaken rond de eerste twee onderwerpen: de gesprekken met de UNHCR en mijn werkbezoek aan Jordanië. Dat zal ik zeker doen. Over het derde onderwerp heb ik de Kamer al geïnformeerd. Ook vandaag nog heb ik in de Kamer aangegeven dat de manier waarop Duitsland het doet geen zekerheid biedt dat je goed screent wie er op dat moment Europa binnenkomen. Daarover heb ik ook met mijn Duitse collega gesproken. Het laatste wat wij moeten willen is ongescreende vluchtelingen binnenkrijgen, onder wie zich misschien ook mensen bevinden tegen wie wij later artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag moeten inzetten omdat ze zelf betrokken of mogelijk betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden. Dat hebben wij in het verleden ook meegemaakt in verband met Afghanistan en Irak. Dus ja, ik heb aandacht voor de nood die ontstaat. Informeren zal ik zeker, maar ik zal wel goed kijken wie wij concreet binnenkrijgen. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de D66-fractie dit helemaal met mij eens is, want wij moeten het 1F-probleem niet groter maken dan het op dit moment al is.

De voorzitter:
Ik dank u voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Ik heb begrepen dat u bereid bent bij de stemmingen nog even aanwezig te blijven. Daarvoor ben ik u ook dankbaar.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor om het dertigledendebat over het bericht dat er te weinig geld is voor ouderenzorg van de lijst af te voeren.

Ik stel voor om vanmiddag ook te stemmen over de aangehouden motie-Lodders (33750-XIII, nr. 44) en de aangehouden motie-Rog (33750-VIII, nr. 29).

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, enkele door hen ingediende moties opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor de volgende moties opnieuw gaat lopen:

  • de gewijzigde motie-Dik-Faber (30195, nr. 40, was nr. 38);
  • de motie-Dik-Faber (30195, nr. 39);
  • de motie-Dik-Faber c.s. (30872, nr. 138);
  • de motie-Dik-Faber (29984, nr. 396);
  • de motie-Dik-Faber c.s. (29984, nr. 354);
  • de motie-Dik-Faber (21501-08, nr. 464).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Internationalisering in het onderwijs, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 12 december jongstleden, met als eerste spreker de heer Duisenberg van de VVD;
  • het VAO Eerstelijnszorg, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 12 december jongstleden, met als eerste spreker de heer Van Gerven van de SP;
  • het VAO Externe veiligheid / handhaving, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 12 december jongstleden, met als eerste spreker mevrouw Van Tongeren van GroenLinks;
  • het VAO EU-arbeidsmigranten, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 12 december jongstleden, met als eerste spreker de heer Van Klaveren van de PVV-fractie.

Ik stel de Kamer voorts voor om mij in de gelegenheid te stellen eventuele andere VAO's deze week toe te voegen aan de agenda, mocht daaraan behoefte zijn.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Het herlabelen van Noorse stroom uit waterkracht draagt niet bij aan de vergroening van onze energievoorziening. Wij hebben daarover tijdens de mondelinge vragen al even gesproken. Ik vond dat eerlijk gezegd niet heel bevredigend. Het pluspunt was wel dat wij nu een brief van de regering zullen ontvangen met berekeningen van de kosten als wij echt groene stroom gaan inkopen. Mijn voorstel is om een debat te voeren met de minister van Economische Zaken als die brief ontvangen is.

De voorzitter:
Een verzoek tot het houden van een debat over het sjoemelen met groene stroom.

De heer Paulus Jansen (SP):
Laten we nu gewoon ordentelijk werken: eerst de brief afwachten en daarna een besluit nemen. Mijn ervaring is dat een algemeen overleg in zo'n geval de kortste weg is naar een debat met de minister.

De voorzitter:
Geen steun voor een debat dus.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister voor Wonen en Rijksdienst heeft mij in het mondelinge vragenuur een brief toegezegd. Die wacht ik graag af. Dan kunnen we op basis daarvan wat mij betreft bepalen of we nog een debat gaan doen.

De voorzitter:
Op dit moment geen steun voor het houden van een debat.

De heer Leegte (VVD):
De vaste commissie voor Economische Zaken onderzoekt bij zichzelf of zij de plenaire zaal minder kan belasten. Volgens mij is dit een goed voorbeeld van waar we dat minder kunnen doen, dus geen steun voor dit debat.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij wachten graag eerst de brief af. Als dat aanleiding geeft om alsnog een debat te voeren, hoor ik het verzoek graag opnieuw.

De voorzitter:
Mevrouw Dik, op dit moment hebt u geen steun voor het houden van een debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Nee, er is geen steun voor het houden van een debat. We krijgen natuurlijk wel de brief, die in de procedurevergadering aan de orde zal komen. Ik hoop dat we de brief dan spoedig kunnen agenderen, ofwel in een AO ofwel in een plenair debat.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Klaveren van de PVV.

De heer Van Klaveren (PVV):
Voorzitter. Uit onderzoek van het Duitse wetenschapsbureau WZB blijkt dat een meerderheid van de moslims in West-Europa er antiwesterse en pro-sharia-ideeën op na houdt. Het blijkt dat twee derde aangeeft dat de sharia boven nationale wetten gaat en dat 60% vindt dat we terug moeten naar de wortels van de islam. Eveneens is 60% homofoob en bijna de helft ronduit antisemitisch. Verder wordt in het onderzoek gesteld dat dit islamitisch antisemitisme en de homofobie een serieuze voedingsbodem zijn voor geweld. Gezien de reeds bestaande statistieken met betrekking tot islamitisch geweld is dit zeer zorgelijk. De PVV wil dan ook zo spoedig mogelijk een debat hierover.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over moslimfundamentalisme in West-Europa.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Geen steun voor het debat. Morgen is er een algemeen overleg over terrorisme en extremisme. Daar past het buitengewoon goed in.

De heer Azmani (VVD):
Dit betreft onderzoeksgegevens van begin 2008, dus al bijna zes jaar geleden. Ik steun wel het verzoek om een brief, waarin wordt ingegaan op meer recente gegevens als deze beschikbaar zijn.

De voorzitter:
Geen steun voor het houden van een debat dus.

Mevrouw Keijzer (CDA):
De cijfers die zijn opgesomd, zijn verontrustend. Het lijkt me echter goed om het voorstel van mevrouw Berndsen te volgen en dit te bespreken in een AO.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Geen steun voor een debat. Ik doe de suggestie om D66 te volgen.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Geen steun voor het debat, wel steun voor het voorstel van de VVD over een brief met een reactie op basis van recente gegevens.

De voorzitter:
Mijnheer Van Klaveren, u hebt op dit moment geen steun voor het houden van een debat. Er is wel behoefte aan een brief.

De heer Van Klaveren (PVV):
Ja. Allereerst vind ik het erg treurig dat de Kamer hier niet over durft te spreken. Daarbuiten klopt ook het punt van D66 niet, want dat AO is niet morgen. We wachten de brief af. De cijfers waren overigens vrij recent.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet voor de gevraagde reactie.

Het woord is aan mevrouw Dikkers van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Voorzitter. Vorige week stond ik hier om een debat aan te vragen met de staatssecretaris van Economische Zaken over de misstanden bij VION. Nu blijkt dat het bij de misstanden bij VION niet alleen gaat om fraude met vlees, maar ook om voedselveiligheid. Er zijn botsplinters en plastic in het vlees aangetroffen. Daarom zouden wij de minister van VWS ook graag bij dit debat betrekken.

De voorzitter:
Ik zal uw verzoek doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Klaver van GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou graag een debat willen met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat Nederland steeds meer een claimparadijs wordt. De rechtsstaat geldt wel voor burgers, maar niet voor grote multinationals. Het lijkt mij goed dat de Kamer daarover spreekt.

De voorzitter:
Het gaat om een verzoek om steun voor het houden van een debat met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het claimparadijs.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het was een heel helder artikel. Dit is nu precies het gedrag dat wij niet willen van ons bedrijfsleven. Laten wij daar maar eens met elkaar over gaan debatteren. Steun voor het debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat geldt ook voor de Partij voor de Dieren.

De heer Leegte (VVD):
Wij hebben deze week een algemeen overleg over economische missies. Dat lijkt mij een prima gelegenheid om ook hierover te praten, omdat het ook gaat over dit soort handelsrelaties.

De voorzitter:
U geeft geen steun aan het verzoek om dit aparte debat.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Steun voor het debat.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik heb de collega's van de PvdA nog niet gehoord.

De voorzitter:
Dat is ook niet verplicht. Ik zie ook niemand van de PvdA opstaan. Dat betekent meestal geen instemming met het verzoek. Zeker nu ik dit heb geconcludeerd en er nog steeds niemand van de PvdA opstaat, stel ik vast dat u niet de steun van de meerderheid hebt voor het houden van een apart debat over dit onderwerp.

De heer Klaver (GroenLinks):
Helaas, want het is een belangrijk onderwerp. Het is jammer dat de PvdA het verzoek niet kan steunen.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Klaver voor zijn tweede verzoek.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik heb een rappel voor een heel setje onbeantwoorde vragen. Het is wat ongebruikelijk om dat op de dinsdag te doen, maar het debat is morgen al. Het betreft vragen onder nummer 23540, vragen onder nummer 22948 en vragen onder nummer 23782. Verder gaat het om de beantwoording van vragen, gesteld bij het schriftelijk overleg met het stuk nr. 178 (31066).

De voorzitter:
U wilt die antwoorden hebben voor het debat morgenmiddag. Hoe laat moeten de antwoorden dan binnen zijn? Voor 12.00 uur?

De heer Klaver (GroenLinks):
Het debat is om 14.00 uur, dus als ze om 12.00 uur binnen kunnen zijn, dan heel graag.

De voorzitter:
Ik zal het tijdstip toevoegen en het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Wij weten het denk ik allemaal wel, maar het kwam weer eens onder de aandacht bij EenVandaag, namelijk dat de overheidsregels de burgerparticipatie in de weg zitten. Een actieve rol voor burgers wordt gewenst door de overheid, maar diezelfde overheid bevordert dit soms niet. Zo worden vrijwilligers die met een initiatief komen om bijvoorbeeld een buurthuis op te zetten of die maaltijden willen serveren, tegengewerkt door regelgeving. Daarom zou ik graag een debat willen met staatssecretaris Van Rijn over de manier waarop wij initiatieven van burgers beter mogelijk kunnen maken. Ik zou van tevoren graag een brief willen ontvangen.

De voorzitter:
Het gaat om een verzoek om steun voor het houden van een debat met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over burgerparticipatie en vrijwilligers.

Mevrouw Agema (PVV):
Wij zijn tegen alle bezuinigingen van het kabinet, maar als het kabinet die bezuinigingen doorzet, zal het wel de weg moeten vrijmaken voor burgers die willen participeren. Wij hebben daar eerder al een punt van gemaakt en zullen daarom het verzoek van mevrouw Bergkamp voor een debat steunen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het kabinet maakt het zelfs nog erger door onder andere ook tegenprestaties te eisen die ervoor zorgen dat vrijwilligerswerk juist belemmerd wordt. Dus van harte steun voor dit verzoek. Ik zou me kunnen voorstellen dat we de staatssecretaris van Sociale Zaken hier ook bij uitnodigen.

Mevrouw Leijten (SP):
Over de afbraak van de zorg spreken wij regelmatig en over de inzet van vrijwilligers ietsjes te weinig. Volgens mij is het goed om daarover te spreken. Of het uiteindelijk een plenair debat wordt, wil ik laten afhangen van wat de staatssecretaris in zijn brief schrijft.

De voorzitter:
Dat betekent dat u op dit moment nog geen steun geeft voor het houden van een debat.

De heer Van 't Wout (VVD):
Het afschaffen van overbodige regels moeten wij altijd doen. Daarom ook steun voor dit debat.

De voorzitter:
U steunt het debat.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Bij de behandeling van de Jeugdwet heb ik acht voorstellen ingediend om regels uit de wet te schrappen. Helaas heeft de fractie van D66 er maar drie van gesteund. Desalniettemin steun voor dit verzoek, want wij hebben echt veel te veel regels in onze samenleving. Ik denk dat het goed is dat de brief verstuurd wordt voordat de fractievoorzitters met elkaar debatteren over de participatiemaatschappij. Dat debat staat ook nog op de rol.

De heer Slob (ChristenUnie):
Daar kan ik mooi bij aansluiten. Steun voor de brief, want het lijkt mij goed dat wij dit op schrift krijgen. Misschien zou het debat kunnen worden gekoppeld aan een debat dat ik heb aangevraagd en dat wij begin 2014 zullen houden. Daar kan het volgens mij ook qua tijd goed bij worden meegenomen.

Mevrouw Tanamal (PvdA):
Wij steunen een debat, maar wij zouden liever zien dat het een AO wordt. Dat gaat gewoon wat sneller.

De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp, u hebt de steun van een meerderheid voor het houden van een debat. Ik ga proberen dat zo snel mogelijk in te plannen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Mooi. Ik ben blij dat iedereen het vanuit zijn eigen invalshoek een belangrijk onderwerp vindt. Ik verheug mij op het debat.

De voorzitter:
Er is het verzoek gedaan om het samen te voegen met het debat dat al is aangevraagd over de participatiesamenleving. Het hoeft niet — u hebt steun voor uw verzoek — maar de vraag is gesteld.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik zou het toch willen scheiden. De insteek van mijn debat is de positie van vrijwilligers, en dat is ook gelieerd aan VWS en de staatssecretaris. Ik vind het prima dat er op twee terreinen vanuit een andere invalshoek over gedebatteerd wordt. Ik ben in ieder geval blij met de steun voor mijn verzoek.

De voorzitter:
Het wordt een debat over burgerparticipatie en vrijwilligers in de aanwezigheid van de staatssecretaris van VWS en de minister van Sociale Zaken. De spreektijd bedraagt vier minuten per fractie. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Mede namens PvdA-woordvoerder Jacobi verzoek ik u om het VSO Gewasbeschermingsmiddelen uit te stellen. Er worden namelijk nog twee rapporten nagestuurd naar de Kamer.

De voorzitter:
Er is een meerderheid voor dit verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik had verzocht om dit VSO. De PvdA en de VVD hadden zich niet als spreker ingeschreven. De Kamer wordt gebombardeerd door mailtjes van NOC*NSF, die graag uitstel wil van het verbod op het gebruik van hormoonverstorend gif, waar de organisatie kinderen blijkbaar wel op wil laten voetballen. Ik heb zomaar het vermoeden dat dit te maken heeft met dit verzoek, maar ik voel al aankomen waar eventuele moties op gaan stuiten, dus ik leg mij erbij neer dat de meerderheid dit pas in februari wil bespreken. Maar zuur vind ik het wel.

De voorzitter:
Waarvan akte. Het verzoek wordt gesteund door een meerderheid en daarom zal ik het debat van de agenda afhalen.

Het woord is aan de heer De Graaf van de PVV.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Vanmorgen kopte het Algemeen Dagblad dat de werkloosheid volgend jaar naar jarentachtigniveaus zal stijgen. Daar kwamen de decemberramingen van het CPB nog overheen, die het beeld bevestigden. Het wordt tijd om daar een stevig debat over te voeren met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, want dat flauwe sociaal akkoord is natuurlijk lang niet voldoende. Er is veel meer nodig. Daarom graag de uitnodiging aan de collega's om mijn verzoek tot dit debat te steunen.

De voorzitter:
De heer De Graaf verzoekt om steun voor een debat over de werkloosheid die naar het niveau van de jaren tachtig stijgt.

De heer Ulenbelt (SP):
Onder deze minister loopt de werkloosheid alleen maar op. Dat is zorgelijk. Ik steun het debat.

De heer Klein (50PLUS):
Steun voor het debat, zeker waar het gaat over de positie van 55-plussers op de arbeidsmarkt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Steun voor het debat.

Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik realiseer mij dat wij hierover bij de begroting van Sociale Zaken al heel veel hebben gezegd, maar ik wil toch steun geven voor dit debat.

De heer Heerma (CDA):
Ook steun voor het debat.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ook steun van D66.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Steun van GroenLinks.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Steun.

De voorzitter:
Mijnheer De Graaf, u hebt de steun van een meerderheid van de Kamer voor het houden van een debat. Ik zal het zo snel mogelijk proberen in te plannen met spreektijden van vier minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Volgens de stemmingslijst van vandaag zouden wij stemmen over moties die zijn ingediend tijdens het VSO Antibioticaresistentie. Het kabinet had beloofd om voor de zomer al een rapport met een brief te sturen over de aanpak van schimmelresistenties. Toen ik daarover tijdens het VSO sprak, zei de minister van Volksgezondheid dat die informatie voor de kerst zou komen. Ik vraag u om de brief te rappelleren en de stemmingen uit te stellen tot donderdag. Als de brief er dan nog niet is, moeten wij maar even bekijken wat wij doen. Maar de brief is voor kerst beloofd. Daarom zou ik het op prijs stellen als u aan de minister van VWS kunt vragen of de brief er donderdagochtend kan zijn.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Daarmee wordt voldaan aan uw verzoek om een rappel. De brief met het rapport moet voor donderdag 10.00 uur naar de Kamer worden gestuurd. Ik stel de stemmingen uit tot dinsdagmiddag. Sorry, ik stel de stemmingen uit tot donderdag. Ik hoop dat wij dinsdag reces hebben.

De heer Dijkgraaf heeft zijn verzoek voor de regeling ingetrokken. Het woord is aan de heer Omtzigt van het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Morgen hebben wij een debat over de Europese top. Het gaat daarbij om een woord: is er een "bindend" contract met de EU of niet? De premier zei vorige keer van niet. Wij mogen niet citeren uit de conceptconclusies. Dat vinden wij belachelijk, maar dat standpunt is bekend. De conceptconclusies zijn echter overal op het internet openbaar. Ik dien de conceptconclusies daarom hierbij in als een ingekomen stuk, met verzoek om het te agenderen voor de vergadering van morgenochtend 10.15 uur. Ik vraag de Nederlandse regering of er andere vertalingen van het woordje "binding" zijn dan "bindend".

De voorzitter:
Ik moet heel even kijken wat op het voorblad staat van het stuk dat u mij zojuist hebt aangeboden, mijnheer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Het stuk is openbaar op het internet te vinden, voorzitter.

De voorzitter:
Het stuk is publiek gemaakt op het internet, maar ik vraag mij af of het daarmee ook kan worden toegevoegd aan de agenda. Wij hebben al heel veel van dergelijke debatten gevoerd. Ik zal het stuk toevoegen aan de Handelingen, zoals u hebt verzocht.

De minister moet morgen zelf aangeven of hij zich vrij voelt, onder de gemaakte afspraken, om er met u over in debat te gaan. Ik weet het beter gemaakt: ik verzoek de minister om dit ons voorafgaand aan het debat schriftelijk te laten weten. Als hij zich niet vrij voelt om erover in debat te gaan, vraag ik hem om daarbij aan te geven waarom niet. Dit gedeelte van het stenogram zal ik doorgeleiden naar het kabinet. Dit stuk zal ik in ieder geval toevoegen aan de Handelingen, zodat mensen niet op internet hoeven te zoeken maar gewoon de Handelingen erbij kunnen pakken.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Bommel (SP):
Ik wil hier graag op reageren. Tijdens het vorige debat over dit onderwerp heb ik de minister-president gevraagd of de contracten al dan niet bindend zijn. De minister-president heeft dit toen krachtig ontkend en gezegd dat het woordje "engaged" verkeerd was vertaald. Daar heb ik toen een punt van gemaakt, maar de minister-president zei: het zij zo, de contracten zijn niet bindend. Behalve dat dit gedeelte van het stenogram wordt doorgestuurd naar de regering, zou ik graag zien dat de minister-president in zijn schriftelijke reactie ingaat op de vraag of hij zich vergist heeft, of er een vertaalfout is gemaakt of dat de Nederlandse regering een politieke inschattingsfout heeft gemaakt. De Nederlandse regering heeft er namelijk wel mee ingestemd.

De heer Segers (ChristenUnie):
Het gaat niet alleen om de vraag of de stukken worden vrijgegeven, maar ook om de vertaling van de woorden "engaged" en "binding". Met dat onderscheid steun ik het verzoek van de CDA-fractie.

De heer Madlener (PVV):
Ook wij steunen dit verzoek uiteraard. Het zou natuurlijk belachelijk zijn als een openbaar stuk, dat gelekt is door de Italianen, hier niet behandeld kon worden. Daarbij vraag ik u of wij al vandaag om 18.00 uur het antwoord kunnen krijgen, zodat wij ons nog kunnen voorbereiden voor het debat van morgen.

De heer Pechtold (D66):
Ik steun dat verzoek, inclusief de laatste aanvulling. Aangezien u het stuk nu al aan de Handelingen toevoegt, denk ik niet dat de minister-president, populair gezegd, kan wegkomen door te zeggen dat hij hierover niet kan delibereren. Europa staat vaak ver van mensen weg, maar als zij dit zouden volgen, snappen zij er helemaal niets meer van! Ik stel dus voor dat de minister-president de kans aangrijpt om zich nader te verklaren, nu dit stuk zo duidelijk aan onze Handelingen is toegevoegd.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik dank de heer Omtzigt voor deze creatieve wijze van opereren. Het is goed als de minister-president hierop reageert. Steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering, inclusief alle opmerkingen en nadere vragen, doorgeleiden naar het kabinet. Ik zal daarin onderstrepen dat wij graag uiterlijk vandaag om 18.00 uur een reactie willen.

Mevrouw Leijten heeft ook een verzoek.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik verzoek om uitstel van de stemmingen over de motie op stuk 31016, nr. 61 over privéklinieken in de geestelijke gezondheidszorg en marktwerking.

De voorzitter:
Wij zullen dit verwerken in de stemmingslijst. Het gaat slechts om één punt en de motie was al aangehouden. Ik hoef daarvoor dus geen verdere steun meer te vragen aan de Kamer.

Vormgeving Europees resolutiefonds

Vormgeving Europees resolutiefonds

Aan de orde is het VSO Vormgeving Europees resolutiefonds.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Financiën van harte welkom bij dit VSO.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. De vergadering die vandaag en morgen plaatsvindt en de top die daarna plaatsvindt, zijn belangrijk voor de vormgeving van de bankenunie. Wij hebben in de Kamer al vaak over dat onderwerp gesproken, maar het lijkt ons goed om het kabinet ook een duidelijke richting mee te geven, waaruit blijkt hoe wij die vormgeving voor ons zien. Ik zal twee moties indienen. In de eerste motie wil ik onze ambitie neerleggen om bij het oprichten van de bankenunie de vicieuze cirkel tussen banken en overheden moeten doorbreken. De tweede motie gaat over democratische controle.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een meerderheid van de Kamer de wens heeft uitgesproken om bij de vormgeving van het SRM te kiezen voor nationale fondsen;

constaterende dat de Europese regeringsleiders (inclusief de Nederlandse minister-president) in een gezamenlijke verklaring in juni 2012 benadrukten dat bij de vormgeving van de bankenunie "de vicieuze cirkel tussen banken en overheden absoluut doorbroken moet worden";

overwegende dat de keuze voor nationale fondsen bij het SRM de doelstelling om de vicieuze cirkel tussen banken en overheden te doorbreken, kan belemmeren;

verzoekt regering, de doelstelling om de vicieuze cirkel tussen banken en nationale overheden te doorbreken, leidend te laten zijn bij haar onderhandelingsinzet met betrekking tot de Europese bankenunie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1105 (21501-07).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het beoogde Europese resolutiefonds naar verwachting 55 miljard euro gaat bevatten;

overwegende dat controle op en verantwoording van de inkomsten en uitgaven van dit fonds goed geregeld moeten worden;

verzoekt de regering, ervoor te ijveren dat de Europese Rekenkamer, het Europees Hof van Justitie en het Europees Parlement hun controlerende taak ten aanzien van het resolutiefonds kunnen vervullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1106 (21501-07).

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Mijn fractie zal geen nieuwe motie indienen, want er ligt een motie waarin wij ons goed kunnen vinden. Wel heb ik een aantal vragen over de stand van zaken op een aantal onderdelen die wij daarin hebben aangestipt. Naar onze inschatting zijn er namelijk nog veel losse eindjes en onduidelijkheden in het onderhandelingsproces over de vormgeving van de bankenunie, bijvoorbeeld over het sneller toepassen van de regels voor de strenge en diepe bail-in, oftewel kapitaalverschaffers laten opdraaien voor de verliezen van banken. De invoering daarvan lijkt naar 2016 te gaan, maar wat ons betreft kan het niet snel genoeg ingaan, mogelijk in 2015 of zelfs al eerder als het gaat om de afwikkeling van de erfenis, de legacy assets, het opschonen van de bankbalansen in aanloop naar het ESM. Kan de minister ingaan op de vraag wanneer de strenge bail-inregels echt van toepassing worden?

Een belangrijk punt is het toewerken naar een stelsel van nationaal afgebakende fondsen, waarom wordt verzocht in de motie-Harbers. De minister verwijst in zijn schriftelijke reactie naar het Europese voorstel om te komen tot een Europees resolutiefonds. Hij schrijft dat de inzet van Nederland is om te komen tot nationale compartimenten. Mijn conclusie is dat de minister niet bereid is om de motie op dit punt uit te voeren. Ik wijs op het risico van afwenteling op de belastingbetaler of op de nationale bankensector als de nationale toezichthouders en nationale lidstaten invloed houden op de resolutieautoriteit. Daardoor kunnen de rekeningen namelijk weer makkelijker bij belastingbetalers en lidstaten terechtkomen. Ik zou daarom graag zien dat de minister vasthoudt aan de inzet van de Kamer, zoals verwoord is in de motie-Harbers. Ik krijg daarop graag een reactie.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Een kleine twee weken geleden spraken we over de vormgeving van het Single Resolution Mechanism en de Nederlandse inzet in dat kader bij de Ecofin-Raad. Het eerste deel van de Raad heeft inmiddels plaatsgevonden en morgen vindt het tweede deel plaats. De motie die ik samen met de heren Harbers en Van Hijum heb ingediend, bevat naast enkele andere verzoeken het verzoek "dat er wordt toegewerkt naar een stelsel met nationaal afgebakende fondsen die hooguit aan elkaar kunnen lenen met een garantie vanuit de desbetreffende lidstaat als waarborg". Deze motie is aangenomen door de Tweede Kamer. Nu is het kabinet zelf met een voorstel daarheen gegaan dat gebaseerd is op één fonds met verschillende compartimenten. In de schriftelijke beantwoording van onze vragen lezen we bovendien dat er in tien jaar moet worden toegewerkt naar één Europees resolutiefonds. Dat is toch 180° het omgekeerde van wat de Kamer verzoekt? We kunnen niet afwachten wat er uit de onderhandelingen komt in Brussel en dan kijken of de motie is uitgevoerd, aangezien het om de Nederlandse inzet gaat. De minister gaat mij toch ook niet vertellen dat hij in Brussel precies het omgekeerde gaat bepleiten van wat de Kamer van hem verlangt en dat de motie vervolgens alsnog blijkt te zijn uitgevoerd omdat de Nederlandse regering haar zin niet krijgt? Daarom dien ik de volgende motie in over de inzet van de minister in Brussel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Raadsonderhandelingen een akkoord voorhanden is over de opzet van een "Single Resolution Fund" waar nationale resolutiefondsen in tien jaar geheel in opgaan;

verzoekt de regering, alleen in te stemmen met een akkoord als er wordt toegewerkt naar een stelsel van nationaal afgebakende fondsen die hooguit aan elkaar kunnen lenen met een garantie vanuit de desbetreffende lidstaat als waarborg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1107 (21501-07).

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Allereerst spreek ik vandaag mijn complimenten uit aan de minister van Financiën voor de voortgang op het punt van de bankenunie. Een Europees resolutiemechanisme en een Europees resolutiefonds zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de rekening van falende banken bij de banken zelf terechtkomt en niet meer bij de belastingbetaler. Ik ben blij dat het nu geregeld lijkt te worden.

Tegelijkertijd heb ik nog wel zorgen: maken we het niet te complex? President Draghi van de ECB waarschuwde hier gisteren voor in het Europees Parlement. De poging om iedere lidstaat tevreden te houden, moet er niet toe leiden dat we straks met een onvolmaakte bankenunie zitten. Die kan dan Europees lijken, maar als de rekening toch weer bij de nationale overheden en belastingbetalers terechtkomt, schieten wij er niets mee op. Houd het simpel, is mijn oproep aan de minister.

Ook bij de institutionele vormgeving zet ik vraagtekens. Er wordt aangestuurd op een intergouvernementeel verdrag. Bij dat soort verdragen is de kans groot dat landen als Duitsland en Frankrijk net wat meer invloed hebben dan de kleinere landen. Ook voor de democratische controle is dit niet de beste route. Zo sterk is de rol van het parlement niet, zeker niet als we moeten onderhandelen met zestien andere landen. Daarom heb ik voor vandaag één vraag aan de minister: waarom wordt voor deze route gekozen in plaats van voor een echte Europese route met controle door het Europees Parlement?

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Ik heb geen motie maar wel een korte inbreng. Ik begin met de minister te bedanken voor zijn uitvoerige beantwoording in het schriftelijke overleg. De onderhandelingen lopen nog, dus ik begrijp dat er nog geen definitieve resultaten zijn. Ik wacht daar nog op. Ik zie wel dat de grote zorgen die de VVD ziet, effectief lijken te worden opgelost. In de eerste plaats hebben wij de zorg dat we na de start van de bankenunie een meerderheid van lidstaten tegenover ons vinden die de spelregels willen versoepelen. Die mogelijkheid wordt geblokkeerd met een apart verdrag. De andere zorg is dat ongezonde banken in andere lidstaten heel gemakkelijk met geld van Nederlandse banken kunnen worden gered. Dat wordt geblokkeerd door de diepe bail-in-regels en een fonds met op zijn minst stevig afgebakende nationale compartimenten. Daarmee wordt de basis van het SRM fundamenteel veranderd ten opzichte van het voorstel van de Europese Commissie van afgelopen zomer. Zoals ik vaker heb gezegd: de VVD wil een bankenunie maar alleen als dat een goede bankenunie is zonder perverse prikkels. Het allerbelangrijkste punt voor de VVD-fractie is dat er een apart verdrag komt waarin het resolutiefonds en de bijbehorende spelregels worden vastgelegd. Die worden dan alleen bij unanimiteit gewijzigd. Dat zien wij nu terug. Het moet natuurlijk wel een stevig verdrag zijn met duidelijk verankerde spelregels.

Ook de waarborg dat de diepe bail-in, de BRRD-regels, expliciet in dat SRM-verdrag worden vastgelegd en niet kunnen verwateren, is pure winst. Verder zie ik dat de bail-in van de BRRD eerder ingaat, per 2016. Wanneer het SRM per 2016 van start gaat, is dat weer een waarborg voor twee andere cruciale zaken voor de VVD. In de eerste plaats: dat problemen uit de doorlichting van de banken, de asset quality review, nog niet door het SRM worden opgevangen maar, zoals thans gebeurt, door lidstaten zelf. In de tweede plaats: dat er geen licht kan zitten tussen de BRRD-richtlijn en de SRM-richtlijn.

Omdat de onderhandelingen nog lopen, zijn er ook openstaande punten, zoals de publieke achtervang. Ik vraag de minister om vasthoudend te zijn in zijn standpunt en de toezegging die hij deed aan de Kamer om geen nieuw ESM-instrument te creëren.

De heer Merkies (SP):
Ik wil van de heer Harbers weten of hij de motie, die ik samen met hem en de heer Van Hijum heb ingediend, beschouwt als uitgevoerd? Ik doel dan met name op hetgeen ik net heb voorgelezen, namelijk dat wordt toegewerkt naar een stelsel met nationaal afgebakende fondsen die hooguit aan elkaar kunnen lenen met een garantie van de desbetreffende lidstaat als waarborg. Is dat uitgevoerd?

De heer Harbers (VVD):
Samen met de heer Merkies zijn zes uitgangspunten meegegeven aan het kabinet. De onderhandelingen lopen nog. Ik beoordeel een en ander wanneer dat terugkomt. Op dit punt vind ik dat als alle andere vijf punten worden uitgevoerd inclusief de motie die ik eerder, in oktober, indiende voor het aparte verdrag, wij veel van onze zin krijgen. Er wordt toegewerkt naar nationale afbakening. Voor mij zit de beoordeling dan uiteindelijk in de afbakening, de spelregels maar ook in de vraagstukken die daarbij horen, zoals: hoe worden de compartimenten weer gevuld als zij eventueel leeg getrokken zijn; gebeurt dat dan ook weer langs de nationale weg? Ik vind het dus te vroeg om dat te beoordelen. Als aan dat soort zaken is voldaan, dan kan ik er heel goed mee leven.

De heer Merkies (SP):
De heer Harbers wist al dat de Kamer het eens was over een paar punten, maar dit was het cruciale punt: krijgen wij één resolutiefonds of wordt het nog steeds een resolutiefonds per land? Of wordt het een resolutiefonds in compartimenten, wat op hetzelfde neerkomt? Dan is het natuurlijk ook prima. Daar gaat het om. Dan kun je toch niet zeggen: wij wachten eerst af wat er uit die onderhandelingen komt? Je wilt toch weten met welke inzet de minister naar Brussel gaat?

De heer Harbers (VVD):
Met de inzet zoals de minister die aangeeft in zijn brief van afgelopen maandag kan ik leven, want die ligt nog steeds in grote lijnen binnen onze motie, namelijk nationale compartimenten. Er zit één grote onbekende in, namelijk de spelregels, de wijze waarop de compartimenten worden gevuld en wat daarmee gebeurt in de loop van de jaren. Het eindresultaat daarvan wacht ik gewoon af.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik vind dit werkelijk waar niet te geloven. In de aanloop naar het algemeen overleg vorige week liet de VVD in alle kranten en media horen: het gaat niet de goede kant op met de bankenunie; er moeten nationale fondsen komen; wij moeten bij het Duitse voorstel blijven. Dat is uitgebreid gewisseld in het debat met de minister. Nu zegt de minister eigenlijk hetzelfde als in het debat: ik ga dat niet uitvoeren. De heer Harbers zegt nu ineens: ik vind het eigenlijk wel goed. Ik begrijp hier helemaal niets van. Kan hij dat eens toelichten?

De heer Harbers (VVD):
Ik heb van meet af aan gepleit voor een apart verdrag. Dat heeft er maandenlang niet goed uitgezien. Ik weet nog dat ik hier nog maar twee maanden geleden door ongeveer alle sprekers kopje-onder ben gehouden omdat niemand hier geloofde dat wij onder dat gedrocht van artikel 114 uit konden. Ik hoop dat wij dat binnenhalen; de minister geeft aan dat het daarnaar uitziet. Dat is voor mij een heel belangrijke waarborg. Dat wilde ik meegeven als uitgangspunten. Net als bij nationale fondsen en nationale compartimenten kun je dat op twee manieren zien. Ik had de afgelopen maanden sterk het gevoel dat de nationale afbakening tussen de verschillende compartimenten bij wijze van spreken een stippellijntje zou zijn of als je in termen van hekwerk denkt, een soort kippengaas. Ik zie nu steeds meer in kranten maar ook in de brief van de minister dat het op zijn minst iets van steen en cement is. Er staat dus echt een muurtje tussen de compartimenten. Dan gaat het heel erg de kant uit van het nationale fonds zoals ik dat bedoel.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik weet niet waar de heer Harbers dat anders ziet dan in de discussie die wij al met de minister hebben gevoerd. Die was voor de heer Harbers aanleiding om met die motie te komen. Het was voor hem het springende punt om een motie in te dienen om nationale fondsen te kunnen houden en geen groot Europees resolutiefonds. Nu laat hij dat punt gewoon lopen!

De heer Harbers (VVD):
Voor mij zijn er heel veel springende punten. Het allerbelangrijkste punt voor mij is een apart verdrag waarin wij bij unanimiteit over zaken beslissen, zodat wij er altijd bij zijn, ook als er iets veranderd aan die compartimenten en zodat Nederland zijn zin kan krijgen. De motie bestond voor mij uit heel veel springende punten, waaronder nog steeds die nationale afbakening. Vandaar dat ik daar het eindresultaat van afwacht. Ik wacht af hoe de afbakening straks in de spelregels van het Single Resolution Mechanism is vastgelegd.

De heer Koolmees (D66):
Allereerst wil ik de heer Harbers ermee complimenteren dat hij het punt van het nationale fonds loslaat. Dat vind ik, in tegenstelling tot de heer Van Hijum, heel verstandig, omdat het echt een Europese oplossing is. Ik heb wel een vraag over dat aparte verdrag. Is niet het grote risico dat je de democratische controle uit handen geeft door een apart verdrag tussen alle lidstaten vast te stellen, aangezien het Europees Parlement daar niets over te zeggen heeft? Vis je daardoor als klein land niet juist achter het net? Is het daarom niet heel onverstandig om aan te sturen op zo'n apart verdrag?

De heer Harbers (VVD):
Wat het eerste punt betreft, ik hecht nog steeds aan nationale afbakening. Ik zal straks ook kijken hoe die afbakening verloopt. Over het tweede punt verschillen D66 en de VVD van mening. De democratische legitimatie loopt ook via een nationaal parlement. Als andere lidstaten de regels willen versoepelen, kunnen wij, de Nederlandse regering, het Nederlandse parlement, daar een stokje voor steken. Daar zat mijn grootste zorg. Die kun je alleen maar oplossen door er een apart verdrag van te maken. Ik ben heel blij dat dat nu de goede kant opgaat, terwijl twee maanden geleden door iedereen, ook in dit huis, werd gezegd dat dat onmogelijk zou zijn.

De heer Koolmees (D66):
Ik hoorde net dat compartimentering voor de heer Harbers oké is, maar dat hij nationale fondsen heeft losgelaten. Nogmaals, hulde daarvoor. Maar wij hebben het afgelopen jaar ook geleerd van constructies die via de Europese Raad lopen, bijvoorbeeld het Stabiliteits- en Groeipact. Iedere keer dat er een beetje politieke druk komt in de Europese Raad worden al die lessen losgelaten.

De voorzitter:
Uw vraag.

De heer Koolmees (D66):
Is het niet veel verstandiger om het Europees verdrag aan te passen en het Europees te regelen in plaats van alles elke keer weer via de Europese Raad te laten lopen?

De heer Harbers (VVD):
Nee, zoveel vertrouwen heb ik er niet in dat we dat meteen in het Europese verdrag kunnen regelen. Het gaat hier om groot geld, om een grote inleg van onze banken en ook om uiteenlopende bankensectoren. Ik heb er meer vertrouwen in als we dat via zo'n apart verdrag regelen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik stond erop dat we vandaag een VSO zouden hebben, omdat ik mij erg veel zorgen maakte over deze motie die nog maar de vorige week was aangenomen. Daarin werd echt gevraagd om aparte fondsen. Ik ben dan ook gerustgesteld, doordat de heer Harbers zegt dat het over de aparte compartimenten gaat. Begrijp ik dan ook goed dat hij weer terug is in het kamp van de mensen die zeggen dat de vicieuze cirkel moet worden doorbroken? Zal hij daarom ook de motie van de heer Koolmees en mij steunen?

De heer Harbers (VVD):
Ik weet nog niet of ik die motie zal steunen, want die gaat wel weer heel erg de andere kant op. Ik zit in mijn eigen kamp en laat me ook niet zomaar in een ander kamp opnemen. Ik vind inderdaad dat we er alles aan moeten doen om te voorkomen dat banken met geld van de belastingbetaler gered moeten worden, maar ik vind het ook niet verstandig om zoals de heer Klaver blind achter een vicieuze cirkel aan te zonder goed na te denken en je goed rekenschap te geven van de spelregels die erbij horen en van wat er allemaal kan gebeuren. Je moet het geheel van de uitgangspunten zien. Je moet voorkomen dat belastingbetalers aangeslagen worden, maar ook dat fondsen te snel kunnen worden leeggetrokken, zeker door landen die hun eigen bankensector nog niet op orde hebben.

De heer Klaver (GroenLinks):
De heer Harbers heeft een ruim wensenlijstje opgegeven. Nogmaals, ik ben heel blij dat hij afstapt van de nationale fondsen en inmiddels over "compartimenten" spreekt, maar het doel van het optuigen van een bankenunie was om ervoor te zorgen dat staten niet in de problemen komen als banken failliet gaan. Daarom wil ik de heer Harbers nogmaals de vraag stellen of hij in ieder geval achter die doelstelling staat, namelijk dat het doorbreken van de vicieuze cirkel van het allergrootste belang is.

De heer Harbers (VVD):
Dat doel heb ik van meet af aan gedeeld, maar ik geef heel veel uitgangspunten mee en niet alleen dit als allesbepalend uitgangspunt. Als het doorbreken van de vicieuze cirkel ertoe leidt dat je een slechte bankenunie met perverse prikkels krijgt, die te snel leeggetrokken kan worden, zou ik zo'n bankenunie niet willen. Dan hoeft dat doel niet gerealiseerd te worden. Het kan maar op één manier en dat is op de goede manier.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik deel de verbazing van een aantal collega's die nu stellen dat de VVD toch zal instemmen met compartimentering. Daar was het onder andere in de motie van de heer Harbers om te doen geweest, namelijk om dat nu juist te voorkomen en daar nationale fondsen van te maken. We hebben geconstateerd dat de VVD op dat punt wat omgebogen is. Ik heb echter nog een andere vraag aan de heer Harbers. Er is nog niets besloten over het ESM als mogelijke achtervang. Is de VVD met ons van mening dat wij het ESM daarvoor niet zouden moeten gebruiken?

De heer Harbers (VVD):
Wat betreft het eerste punt heb ik al een paar keer aangegeven dat ik nog steeds hecht aan afbakening en dat ik straks ook de spelregels van die afbakening zal beoordelen. Op het tweede punt, het ESM, ben ik in eerste termijn al ingegaan door te zeggen dat de discussie nog gaande is. Ik heb de minister gevraagd, zijn eigen toezegging in het AO en het VAO gestand te doen en geen nieuwe ESM-instrumenten te creëren en geen wijziging van het ESM-verdrag op dat punt voor te stellen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De heer Harbers wil dus geen nieuwe ESM-instrumenten, maar daarmee sluit hij ook uit dat het ESM nog een rol kan spelen in de discussie over de bankenunie. De VVD zegt hiermee dat wij daar in het kader van de bankenunie niet aan mogen komen.

De heer Harbers (VVD):
Het ESM speelt geen rol in de bankenunie, maar het ESM bestaat wel. Het heeft een verdrag en het heeft instrumenten. Wanneer landen in nood zijn en een beroep doen op die instrumenten, volgen wij de gebruikelijke lijn. Het speelt volgens mij echter verder geen expliciete rol bij de bankenunie.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Zo kennen we de VVD weer: zij neemt een eurokritische houding aan in het AO, dient een stoere motie in, krijgt steun van andere partijen en krijgt vervolgens een brief van deze minister waarin de vloer wordt aangeveegd met haar motie. Er blijft niets van overeind. De minister heeft aangegeven dat hij deze motie niet zal uitvoeren. Toen zat de VVD al met de vingers tussen de deur. Nu krijgen we een brief van de minister, waarin alle zes punten van de motie overboord zijn gegooid en staat de heer Harbers een beetje mooi weer te spelen onder het motto dat de VVD er toch wel mee kan leven. Hij tekent weer bij het kruisje, terwijl hij hier de vorige week als eurocriticaster zei dat het hem niet zou gebeuren.

De heer Harbers (VVD):
Het waren geen zes punten, maar zeven als ik mijn motie van oktober daarbij betrek. Van die zeven punten halen we nagenoeg alles binnen. Straks hebben wij de combinatie van een apart verdrag, een diepe bail-in, een grondige vastlegging van de bail-inregels, een ingangsdatum van het SRM pas na de doorlichting van de banken zodat daarop geen beroep kan worden gedaan bij de doorlichting van de banken, en geen nieuwe achtervang vanuit het ESM. Daarmee hebben wij al vijf sloten op de deur. Daardoor hoeft er hopelijk nooit meer uit dat fonds te worden geput. Vervolgens blijkt ook dat er in ieder geval nationale compartimenten komen en dat er dus een nationale afbakening komt, in tegenstelling tot wat deze zomer in het Commissievoorstel stond en in tegenstelling tot de heersende mening in de Kamer in september, oktober en ook nog in november, namelijk dat er fondsen komen. Ik voel mij dus meer dan goed bediend. Wij hebben hiermee eindelijk het fundament voor een heel goede bankenunie.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Wat de heer Harbers hier zegt, is gewoon niet waar. De heer Harbers vraagt een diepe bail-in vanaf 2014. Die komt er op zijn vroegst pas in 2016. Dat staat in de motie. Hij vraagt om compartimenten met een garantie van de lidstaten, maar er is niet gesproken over een garantie van lidstaten. In de compartimenten kunnen zij aan elkaar lenen. Ook wordt er een ex-post getrokken op de banken. Niks garantie van lidstaten!

Verder kan het ESM worden gebruikt als achtervang in de BRRD. Is het al mogelijk gemaakt dat het ESM wordt gebruikt? Daarover wordt nog gesproken. Ik garandeer de heer Harbers dat het ESM eerder wordt gebruikt dan hem goeddunkt. Hij moet dus niet liegen. Hij moet gewoon zeggen dat hij een grote broek aan heeft getrokken, dat hij een stoere motie in heeft gediend en dat hij de SP en het CDA heeft kunnen verleiden om die mee te ondertekenen, maar dat hij nu weer bij het kruisje tekent. Nu doet hij weer wat Brussel van hem vraagt.

De heer Harbers (VVD):
Ik breng de heer Van Dijck in herinnering dat ik twee maanden geleden eenzelfde soort aanvaring met hem had. Toen zei hij: nee, de VVD gaat gewoon akkoord met iets onder artikel 114. Ook de heer Van Dijck weigerde toen met mij te zoeken naar een andere mogelijkheid om dat resolutiemechanisme op te hangen. Iedereen in de Kamer zei dat dit niet zou lukken. De minister zei dat er niets kon onder artikel 352, het uitzonderingsartikel. Ik stel vast dat het twee maanden later toch gaat lukken. Daarmee leggen wij allerlei spelregels vast en tal van dingen die de heer Van Dijck zojuist aangeeft, bijvoorbeeld over het lenen tussen compartimenten. Dat moet nog uitgewerkt worden en valt onder de spelregels van de afbakening. Daarvan zal ik het resultaat straks beoordelen. Daarmee hebben wij winst geboekt, zeker ten opzichte van het voorstel van de Commissie van afgelopen zomer. Dat lag mij wel heel zwaar op de maag.

De voorzitter:
Daarmee is een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven gelijk over te gaan tot het geven van zijn reactie op de ingediende moties en de beantwoording van de nog openstaande vragen.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. De bankenunie is op dit moment een van de grootste en meest ingrijpende projecten waaraan wij werken in de Europese Unie, in het bijzonder met die landen die daaraan gaan deelnemen, in ieder geval de eurolanden. Het is dan ook goed dat de Kamer daarbij zo nauw is betrokken. Tegelijkertijd moet ik opmerken dat de onderhandelingen volop gaande zijn. We hebben vorige week de Ecofin gehad, vanavond is de eurogroep en morgen is er weer een Ecofinbijeenkomst. Het is lastig om als regering de volledige onderhandelingen te kunnen voeren en tegelijkertijd continu in debat te zijn met de Kamer. Dat gezegd hebbende, denk ik dat er zeer brede steun in de Kamer is om de rekening van de bankencrisis en de problemen bij de banken, terug te leggen bij de financiële sector.

De fondsen zijn daarin maar één schakeltje. Het debat vandaag ging zeer sterk, tamelijk gedetailleerd, over de vormgeving van de fondsen, terwijl die er echt maar een schakel van zijn. Het eerste wat we gedaan hebben in de bankenunie, is het opschroeven van de normen, de kapitaalsvereisten, van banken. De banken moeten dus zelf buffers hebben. De tweede eis — dat is op dit moment echt het cruciale element en is ook nog volop in beweging — zit in de BRRD en betreft de bail-inregels. Op basis daarvan wordt een bijdrage van de beleggers in de bank gevraagd als die bank verliezen moet nemen. Ik houd de Kamer dus voor dat alle aandacht voor het fonds begrijpelijk en terecht is, maar dat de bouwstenen van de bail-in nog niet zeker zijn gesteld en zeker net zo belangrijk zijn. Als die bouwstenen degelijk zijn en goed worden ingericht, komen we nooit aan het fonds toe. Dat geldt ook voor het belang van buffers, waar we vaak met elkaar over spreken.

Er is een aangenomen motie-Harbers c.s. met meerdere onderdelen. Die motie wordt het kabinet ondersteund, met een kanttekening op het punt van de inrichting van de fondsen. Wij kunnen immers niet uitsluiten dat een nog betere vormgeving mogelijk is, ook om een uitkomst in het proces inzake het SRM, het resolutiemechanisme, tot stand te brengen. De brief is slechts een tussenstand. We hebben daarin beschreven waar wij nu staan. De gedachten gaan inderdaad uit naar een fonds met compartimenten die geleidelijk zullen overgaan naar een Europees fonds. Waarom is dat belangrijk? Omdat een Europees resolutiefonds past bij een bankenunie die straks functioneert en in al haar onderdelen overeind staat. Doe je dat meteen? Nee, want we delen met elkaar de zorgen over wat "de legacyproblemen" wordt genoemd, de problemen uit het verleden: welke problemen komen er nog uit de banken? Het fonds wordt dus geleidelijk een Europees fonds. In eerste instantie zijn het eigenlijk nationale fondsen, maar de afscherming tussen die nationale fondsen wordt geleidelijk minder. Zo maken we in tien jaar een zeer zorgvuldige overgang naar een Europees stelsel. In die tien jaar wordt de hele sector op orde gebracht. Dat geldt uiteraard ten eerste voor de kapitaalratio's. Het toezicht wordt gevestigd et cetera. Dan hebben we een sterke Europese bankensector. Dat is zeer in het belang van Nederland.

De heer Van Hijum (CDA):
We hoeven dat debat niet te herhalen, maar ik ben benieuwd of het aannemen van de motie van de heer Harbers, waarin wordt uitgesproken dat het einddoel niet is om naar een Europees fonds toe te groeien maar om een stelsel van nationale fondsen in stand te houden, gevolgen heeft gehad voor de stellingname en de inzet van de minister.

Minister Dijsselbloem:
Ik heb in dat debat al aangegeven dat er vele varianten liggen tussen de keuze tussen nationale fondsen en één Europees fonds. Een van die varianten is door Nederland zelf ontwikkeld, is door Duitsland omarmd en is verder ontwikkeld. Die variant staat inmiddels centraal in de onderhandelingen. Dat is een heel goede variant waarbij wij juist vanwege de problematiek uit het verleden beginnen met nationale fondsen. De Nederlandse sector betaalt in het Nederlandse compartiment en bij problemen in de Nederlandse sector wordt er ook geld getrokken uit het Nederlandse compartiment. Over tien jaar zijn wij naar een Europees fonds toegegroeid. Ik denk dat die variant goed en verdedigbaar is en past bij een Europees stelsel. Ik heb ook in dat debat al gezegd dat hier echt een fundamentele vraag onder ligt: wilt u een Europese bankenunie of niet? Als u dat niet wilt, past een Europees fonds daar inderdaad niet bij.

De heer Van Hijum (CDA):
Nu gaan we het debat toch overdoen, want de minister probeert mij weer te overtuigen. Mijn punt is dat de heer Harbers niet was overtuigd door dat pleidooi en een motie heeft ingediend waarin wordt gesteld dat het eindbeeld anders is. Mijn vraag is daarom opnieuw of het aannemen van die motie, dus die wens van de Tweede Kamer, gevolgen heeft gehad voor de inzet van de minister bij de onderhandelingen.

Minister Dijsselbloem:
Op alle onderdelen is die motie natuurlijk zeer belangrijk voor de inzet van het kabinet, maar het zijn wel onderhandelingen. Met betrekking tot de eerdere motie van de heer Harbers, die betrekking had op de rechtsgrondslag van het verdrag, lijken wij succesvol te zijn. Zoals ik er nu naar kijk, worden de zes onderdelen van de motie op één na volledig overgenomen in de uitkomsten. Dat is echter allemaal een tussenstand. Op het punt van het fonds hebben we tussen de digitale optie — wordt het nationaal of wordt het Europees? — een heel slimme, goede variant gekozen, waarbij we geleidelijk mutualiseren, zoals dat heet. Die motie bood niet echt een andere keuze dan de digitale keuze tussen nationaal of Europees. Het kabinet heeft volgens mij een nog betere variant in het spel gebracht. Ik denk de Kamer daarvan te kunnen overtuigen als ik terugkom met een totaalpakket dat stevig en degelijk zal zijn en dat in zijn samenhang de rekening van toekomstige bankenreddingen weghoudt van de nationale publieke kas. Dat is het doel dat we hier met elkaar willen bereiken.

De heer Merkies (SP):
De minister heeft gezegd dat van de zes punten er vijf zijn uitgevoerd. Ik ben dan bijna geneigd de volgende keer als ik een motie van de heer Harbers meeonderteken, daarbij nog een motie in te dienen met als dictum "verzoekt de minister alle zes punten uit te voeren". Het is namelijk wel een beetje gek. Er worden zes punten gevraagd en dat ene punt is juist het springende punt, namelijk of we naar één fonds gaan of naar afzonderlijke fondsen per land. Dus zegt de minister van Financiën dat deze motie is uitgevoerd, ja of nee?

Minister Dijsselbloem:
Daar kan ik nog niets over zeggen. We zitten midden in een onderhandelingsproces. Ik heb ook niet gezegd dat de andere vijf of vier punten — ik ben de tel kwijt — allemaal letterlijk zijn uitgevoerd. Dat zal allemaal nog worden bezien. Vraagt u het mij na morgenavond, morgennacht nog een keer. Dan zal ik u precies vertellen hoe de motie is uitgevoerd.

De heer Merkies (SP):
Daar ging mijn betoog ook over. Het gaat dus niet om wat de uitkomst is van de onderhandelingen. Het zou natuurlijk mooi zijn als de uitkomst is dat er afzonderlijke fondsen komen. Het gaat erom of dat ook de inzet is van de minister, want dat is de vraag van de Kamer die er ligt.

Minister Dijsselbloem:
In het debat over de motie heb ik ook meteen gezegd dat strikt nationale, volledig gescheiden fondsen niet passen bij een Europees stelsel. Dat stelsel moet stevig en degelijk worden ingericht. Daarom zou ik u ook willen oproepen om straks het totaal te overzien aan het eind van deze week — althans, ik hoop dat we er dan uit zijn — en om dan te beoordelen of het totaal stevig en effectief is, het de rekening weghoudt bij de belastingbetaler en het de financiële sector fundamenteel gezond maakt. Daar richten we het op in.

De heer Koolmees (D66):
Ik had nog een vraag gesteld over het verdrag.

Minister Dijsselbloem:
De heer Koolmees heeft een oproep gedaan om het simpel te houden. Dat doen wij zo veel mogelijk. Dat zal op onderdelen niet helemaal lukken, kan ik nu al voorspellen. Hij heeft verder gevraagd of een intergouvernementeel verdrag democratisch minder te verkiezen is. Ik denk niet dat dit is zo is. Immers, dat verdrag wordt in alle nationale parlementen straks geratificeerd. Ik denk dat dit de parlementen, mocht dat nog nodig zijn, dwingt om het zeer gedegen af te wegen, te behandelen en daar dan expliciet steun aan te verlenen, althans daar hoop ik op. Dus qua verankering in de nationale parlementen is het, denk ik, de beste optie. In de systematiek van de combinatie van de verordening en het verdrag die met elkaar sterk samenhangen, zullen ook het Europees Parlement, de Rekenkamer et cetera gewoon hun rol kunnen gaan spelen. Daar gaat een van de moties ook over die de heer Koolmees heeft ondersteund. Zo is het nationaal sterk verankerd in het verdrag en is het in de richtlijn in Europees kader geplaatst.

Dan kom ik op de moties. De motie op stuk nr. 1105 is eigenlijk een reactie op de motie-Harbers die al is aangenomen. Dat maakt het op zichzelf voor mij ingewikkeld. In het dictum staat: verzoekt regering de doelstelling om de vicieuze cirkel tussen banken en nationale overheden te doorbreken. Dat staat ook centraal in onze inzet. Dus in die zin kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer overlaten. Ik maak er nog een kanttekening bij. Wat betreft het leerstuk van het doorbreken van de cirkel richt deze motie zich met name op dat fonds. Ook tegen de indieners van deze motie zou ik willen zeggen: besef nu dat dit fonds maar secundair is als wij die bail-inregels, het neerleggen van de rekening in de sector zelf, goed krijgen. Ik zie nu aan het handgebaar van de heer Koolmees dat ik het breder moet begrijpen. Zoals gezegd: oordeel Kamer.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 1106. Daarin wordt de regering verzocht ervoor te ijveren dat de Europese Rekenkamer, het Europees Hof van Justitie en het Europees Parlement hun controlerende taak ten aanzien van het resolutiefonds kunnen vervullen. Dat zullen we zeker doen. Dus oordeel Kamer, geen probleem, ondersteuning van beleid. Ook hierbij nog een kanttekening. Dit is niet een fonds dat gevuld wordt met publieke middelen. Dit wordt gevuld door heffingen op de banken. Het heeft ook gewoon een bestemming; het is een bestemmingsheffing. De bestemming: zo nodig na de bail-in, als er dan nog verliezen te dekken zijn, banken overeind houden of te saneren. Het is dus een bestemmingsfonds en is in die zin anders dan begrotingsmiddelen.

Dan de motie op stuk nr. 1107, van de heer Merkies. Die herhaalt eigenlijk één punt uit een eerdere motie en maakt het nog harder. De motie-Harbers sprak over uitgangspunten voor de inzet van het kabinetsbeleid. In deze motie staat: "verzoekt de regering alleen in te stemmen met". Dat is een dictaat. Dat maakt onderhandelen onmogelijk. Zoals de heer Merkies weet, hebben wij een betere oplossing dan wat in dit dictum staat. Deze motie moet ik dus ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor de beantwoording. Bij de stemmingen zullen wij direct over de zojuist ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wij stemmen straks over het initiatiefwetsvoorstel voor de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (33258). Wij doen, mede namens de VVD, het verzoek om eerst te stemmen over de motie op stuk nr. 24 en daarna pas over het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Het verzoek is om eerst te stemmen over de motie op stuk nr. 24, alvorens te stemmen over het wetsvoorstel. Dat zullen wij doen. Daarna zullen wij stemmen over de rest van de moties die bij het debat over dit wetsvoorstel zijn ingediend.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik wil graag mijn motie (33750-XIII, nr. 44) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Lodders stel ik voor, haar motie (33750-XIII, nr. 44) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Gerven (SP):
Ik wil graag mijn motie over de opsporing en vervolging van de criminele oliezwendel aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (33450, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik hoop dat wij alle wijzigingen hebben doorgekregen. Dan gaan wij nu stemmen. Ik verzoek de leden zo stil mogelijk te zijn, zodat wij het zo snel mogelijk kunnen doen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen Wet aanpassing waterschapsverkiezingen

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet en de Waterschapswet ten behoeve van gecombineerde verkiezingen van vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap en de verkiezingen voor de provinciale staten (Wet aanpassing waterschapsverkiezingen) (33719).

(Zie wetgevingsoverleg van 9 december 2013.)

In stemming komt het amendement-Schouw (stuk nr. 9, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Segers (stuk nr. 10) tot het invoegen van onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Segers (stuk nr. 11) tot het invoegen van onderdeel Ja.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Wet aanpassing waterschapsverkiezingen

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet aanpassing waterschapsverkiezingen,

te weten:

  • de motie-Schouw over een visie op de toekomst van de waterschappen (33719, nr. .

(Zie wetgevingsoverleg van 9 december 2013.)

In stemming komt de motie-Schouw (33719, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, D66, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen motie Wet Huis voor klokkenluiders

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van Wet Huis voor klokkenluiders,

te weten:

- de motie-Van Toorenburg/Litjens over het Huis voor klokkenluiders vormgeven als een zbo (33258, nr. 24).

(Zie vergadering van 11 december 2013.)

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Litjens (33258, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Wet Huis voor klokkenluiders

Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Voortman, Segers, Ouwehand en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)(33258).

(Zie vergadering van 11 december 2013.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Litjens (stuk nr. 25, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP en de VVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 25 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bisschop c.s. (stuk nr. 27, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 27 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Litjens (stuk nr. 21, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en de VVD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Litjens (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie vindt het belangrijk dat de positie van klokkenluiders wordt verbeterd. Daarom onderschrijven wij de doelstelling van het wetsvoorstel Huis voor klokkenluiders. Door het onderbrengen van het Huis voor klokkenluiders bij de Nationale ombudsman wordt echter de reikwijdte van de Ombudsman verbreed tot de private sector. De VVD-fractie is van mening, hierin ondersteund door het advies van de minister van Binnenlandse Zaken, dat dit in strijd is met de Grondwet. De VVD-fractie heeft geprobeerd dit probleem weg te nemen met het amendement op stuk nr. 25, waarmee slechts de publieke sector bij de Ombudsman wordt ondergebracht. Voor de private sector ligt namelijk een andere oplossing voor de hand. Nu dit amendement is verworpen, is dit wetsvoorstel in strijd met de Grondwet en zal de VVD-fractie tegen het voorstel stemmen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Wij stemmen zo dadelijk over een zeer sympathiek wetsvoorstel, waarin de positie van de klokkenluiders wordt versterkt. Ook de CDA-fractie onderschrijft het doel en het belang hiervan. Ook wij geloven dat een wettelijke regeling nodig is. Wij vinden wel dat het Huis voor klokkenluiders ook moet gaan over de private sector, maar dan kan het niet vallen onder de Ombudsman, zo heeft ook de regering aangegeven. Zij deed dit vrij stellig door te zeggen dat het wetsvoorstel zoals het nu voorligt, in strijd is met de Grondwet. Omdat wij echt oprecht bang zijn dat hiermee dit wetsvoorstel niet door de Eerste Kamer zal komen, zullen wij tegen dit wetsvoorstel stemmen, maar onze verantwoordelijkheid vasthouden om te kijken of dit niet toch via een zbo kan worden vormgegeven.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. De SGP hecht zeer aan een goede positionering en bescherming van klokkenluiders. Dat is ook de reden geweest dat wij volop hebben deelgenomen aan de debatten over dit initiatiefvoorstel, waarvoor wij de initiatiefnemers oprechte waardering en lof hebben toegezwaaid. Het is ook de reden geweest dat wij met een amendement zijn gekomen. Echter, er blijven wat haken en ogen aan dit wetsvoorstel kleven, met name van constitutionele aard. Er zijn wat bewoordingen gebruikt die ik niet helemaal namens de SGP tot de mijne maak, maar de samenvoeging van de private en de publieke sector, het samen onderbrengen, niet bij een zbo maar bij de Ombudsman, levert voor ons toch staatsrechtelijk gezien een te grote hobbel op. Dat is de reden dat wij tegen dit wetsvoorstel zullen stemmen, zonder overigens maar iets in mindering brengen op de waardering die wij voor dit initiatiefvoorstel hebben.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Bisschop c.s. (stuk nrs. 27, I tot en met III).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

(Geroffel op de bankjes)

Mag ik de initiatiefnemers vragen of zij bereid zijn, de verdediging van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen? Ik zie dat de heer Van Raak de mede-indieners feliciteert. Mijnheer Van Raak, mag ik u, voordat u de hele Kamer de hand hebt geschud, vragen of u dat wilt doen? Met deze ondertekening moet het toch geen verbazing wekken, zou ik denken.

De heer Van Raak (SP):
Ik heb even kort overleg moeten voeren omdat de voorzitter met een verzoek komt! Mevrouw Fokke, de heer Schouw, de heer Segers, mevrouw Voortman, mevrouw Ouwehand, de heer Klein en ikzelf zijn graag bereid om deze wet namens de Tweede Kamer te verdedigen in de Eerste Kamer.

De voorzitter:
Ik wens u daarbij heel veel succes.

(Geroffel op de bankjes)


Stemmingen overige moties Wet Huis voor klokkenluiders

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van Wet Huis voor klokkenluiders,

te weten:

- de motie-Litjens over een klokkenluidersregeling in de private sector (33258, nr. 22);
- de motie-Tanamal c.s. over aandachtspunten voor de wetsevaluatie (33258, nr. 23).

(Zie vergadering van 11 december 2013.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Litjens (33258, nr. is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

In stemming komt de motie-Tanamal c.s. (33258, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord,

te weten:

  • de motie-Rog over geen onbevoegde leraren in het lerarenregister (27923, nr. ;
  • de motie-Bisschop over vergroten van het bereik van de educatieve minor (27923, nr. ;
  • de motie-Bisschop over brede onderwijsbevoegdheid met smalle bekwaamheden in het basisonderwijs (27923, nr. ;
  • de motie-Ypma c.s. over extra gelden aanwenden voor behoud van arbeidsplaatsen (27923, nr. ;
  • de motie-Ypma over versterken van complexe vaardigheden onder docenten (27923, nr. .

(Zie vergadering van 11 december 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Rog stel ik voor, zijn motie (27923, nr. 176) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Bisschop (27923, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop (27923, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66 en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ypma c.s. (27923, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ypma (27923, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Wetenschapsbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Wetenschapsbeleid,

te weten:

  • de motie-Jasper van Dijk over een landelijk register van nevenfuncties van hoogleraren (31288, nr. ;
  • de motie-Beertema over uitbreiding van de wetenschappelijke gedragscode naar politieke motieven (31288, nr. ;
  • de motie-Van Meenen over het formaliseren van de functie van Chief Scientific Advisor (31288, nr. .

(Zie vergadering van 11 december 2013.)

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (31288, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beertema (31288, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (31288, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Dierenwelzijn

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over dierenwelzijn,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Lodders over de economische en financiële gevolgen van maatregelen in de veehouderij (28286, nr. was nr. 664).

(Zie notaoverleg van 2 december 2013.)

De voorzitter:
De gewijzigde motie-Lodders (28286, nr. 704, was nr. 664) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is, maatregelen te nemen om de ingrepen in de veehouderij te verminderen zoals het verbod op keizersnedes bij vleesrassen en het op termijn komen tot een verbod op het couperen van varkensstaarten;

overwegende dat het te snel invoeren van een verbod op ingrepen in de veehouderij grote risico's heeft voor dierenwelzijn en dat dit kan leiden tot grote economische schade;

van mening dat in de beleidsbrief geen rekening is gehouden met de lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van de voorgestelde maatregelen;

verzoekt de regering, een berekening te laten uitvoeren wat de economische en financiële gevolgen zijn voor de verschillende sectoren van de verschillende maatregelen zoals eerder het Landbouw Economisch Instituut (LEI) heeft berekend wat de economische en financiële gevolgen zijn voor de pluimveehouderij als gevolg van het Ingrepenverbod,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 711, was nr. 704 (28286).

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Lodders (28286, nr. was nr. 704).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de VVD voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen brief Presidium Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Raad voor de rechtspraak inzake de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32399, nr. 12).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met het verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een advies te vragen aan de Raad voor de rechtspraak over de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging bij de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Woningcorporaties

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Woningcorporaties,

te weten:

  • de motie-Fritsma over het aanpakken van topinkomens van corporatiebestuurders (29453, nr. ;
  • de motie-Paulus Jansen over niet-integer gedrag van raden van commissarissen (29453, nr. ;
  • de motie-Verhoeven/Visser over financieel toezicht op afstand van volkshuisvestelijk beleid (29453, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

In stemming komt de motie-Fritsma (29453, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Paulus Jansen (29453, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Verhoeven/Visser (29453, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De Partij voor de Dieren had ook voor de motie-Paulus Jansen op stuk nr. 341 gestemd.

De voorzitter:
Waarvan akte, dank u wel.


Stemmingen moties Verbreding draagvlak cao-afspraken

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Verbreding draagvlak cao-afspraken,

te weten:

  • de motie-Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga over het niet uitsluiten van zzp'ers in cao's (29544, nr. ;
  • de motie-Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga over het niet benadelen van niet-vakbondsleden in cao's (29544, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (29544, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (29544, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Toekomstplannen financiële instellingen ABN AMRO, ASR en SNS REAAL

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Toekomstplannen financiële instellingen ABN AMRO, ASR en SNS REAAL,

te weten:

  • de motie-Merkies over het in overheidshanden houden van ABN AMRO (32013, nr. ;
  • de motie-Van Hijum over een verkenning van de voor- en nadelen van loyaliteitsaandelen (32013, nr. ;
  • de motie-Van Hijum/Nijboer over het waarborgen van het nutskarakter van SNS Bank (32013, nr. ;
  • de motie-Nijboer over de stabiliteit en continuïteit van de dienstverlening van ABN AMRO (32013, nr. ;
  • de motie-Nijboer over ook voor ASR een beschermingsconstructie in het leven roepen (32013, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

In stemming komt de motie-Merkies (32013, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Hijum (32013, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Hijum/Nijboer (32013, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer (32013, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer (32013, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Transactie Rabobank in verband met LIBOR en EURIBOR

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Transactie Rabobank voor betrokkenheid bij manipulatie van LIBOR en EURIBOR,

te weten:

  • de motie-Merkies over strafvervolging van de Rabobank (33803, nr. ;
  • de motie-Tony van Dijck over vervolgen van alle betrokkenen (33803, nr. ;
  • de motie-Aukje de Vries over de aanscherping van het strafrechtelijk instrumentarium ter bestrijding van marktmisbruik (33803, nr. ;
  • de motie-Van Hijum/Nijboer over een zwarte lijst van bankiers (33803, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

In stemming komt de motie-Merkies (33803, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck (33803, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries (33803, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Hijum/Nijboer (33803, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Mobiel banditisme

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Mobiel banditisme,

te weten:

  • de motie-Helder over het door verdachten in groepsverband opereren als strafverzwarende grond (29911, nr. ;
  • de motie-Kooiman over voorkomen dat criminelen uit EU-landen na het uitzitten van hun straf terugkeren naar Nederland (29911, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

In stemming komt de motie-Helder (29911, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman (29911, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Scheepvaart

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Scheepvaart,

te weten:

  • de motie-Van Gerven over regels bij op- en overslag en import van stookolie en blendmiddelen (33450, nr. ;
  • de motie-Graus over bouweisen voor de binnenvaartvloot niet laten gelden voor schepen kleiner dan 86 meter (33450, nr. ;
  • de motie-Graus/Bashir over niet laten gelden van de eisen van het ROSR voor bestaande schepen (33450, nr. ;
  • de motie-Graus over de eis met betrekking tot de lichtdoorlatendheid van kajuitruiten (33450, nr. ;
  • de motie-Graus over verzet tegen door EU en CCR opgelegde eisen (33450, nr. ;
  • de motie-Heerema c.s. over een andere invulling van het Buijtenland van Rhoon (33450, nr. ;
  • de motie-De Boer over een onderzoek naar debunkeren in de buurlanden en EU-landen (33450, nr. ;
  • de motie-Albert de Vries over een benchmarkonderzoek naar de kwaliteit van bunkers (33450, nr. ;
  • de motie-Albert de Vries over regels voor het bijmengen van (afval)stoffen in scheepsbrandstof (33450, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Graus (33450, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) aan te dringen om de (nieuw)bouweisen die men voornemens is in te voeren voor de binnenvaartvloot, niet te laten gelden voor schepen kleiner dan 86 meter,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17, was nr. 8 (33450).

De voorzitter:
De motie-Van Gerven (33450, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vertegenwoordigers uit de stookoliebranche zich hebben uitgesproken voor een transparanter bunkerproces met traceerbare productstromen;

overwegende dat er momenteel sprake is van niet traceerbaar zijn of blijven van stoffen binnen de productstromen bij het bunkerproces;

verzoekt de regering, bij op- en overslag en import van stookolie en blendmiddelen regels te stellen waarmee deze producten traceerbaar zijn en blijven in de gehele bunkerketen en daarbij tevens in overleg met de relevante marktpartijen te onderzoeken of het mogelijk is om een sluitend (elektronisch) paspoort in te voeren voor scheepsbrandstoffen en de Kamer hierover vóór 1 juli 2014 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is ondertekend door de leden Van Gerven en Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16, was nr. 6 (33450).

De voorzitter:
De motie-De Boer (33450, nr. 13) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bunkersector een belangrijke bijdrage levert aan de kracht van de haven van Rotterdam en daarmee de Nederlandse economie;

constaterende dat in buurlanden van Nederland op basis van dezelfde EU-regelgeving mogelijk anders met debunkeren wordt omgegaan dan in Nederland, waardoor een concurrentienadeel zou kunnen bestaan;

verzoekt de regering, een onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop buurlanden en andere EU-landen met debunkeren omgaan;

verzoekt de regering tevens, de Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek voor 1 juli 2014 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18, was nr. 13 (33450).

De voorzitter:
De motie-Albert de Vries (33450, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Albert de Vries en De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19, was nr. 14 (33450).

Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Gerven/Albert de Vries (33450, nr. was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Graus (33450, nr. was nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus/Bashir (33450, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (33450, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (33450, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Heerema c.s. (33450, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-De Boer (33450, nr. was nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Albert de Vries/De Boer (33450, nr. was nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Albert de Vries (33450, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Instellingswet Autoriteit Consument en Markt

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33622).

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

In stemming komt het amendement-Verhoeven (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komen de amendementen-Klever (stuk nrs. 11, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 18) tot het invoegen van onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Verhoeven (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Instellingswet Autoriteit Consument en Markt

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten,

te weten:

  • de motie-Klever over schrappen van het belang van duurzaamheid uit de beleidsregels van de ACM (33622, nr. ;
  • de motie-Mei Li Vos over fusies van kleinere pensioenfondsen (33622, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

In stemming komt de motie-Klever (33622, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Mei Li Vos (33622, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014,

te weten:

  • de motie-Rog/Van Meenen over Nederlands onderwijs in het buitenland (33750-VIII, nr. .

(Zie vergadering van 31 oktober 2013.)

De voorzitter:
De motie-Rog/Van Meenen (33750-VIII, nr. 29) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gebleken is dat door de bezuiniging op Nederlands onderwijs in het buitenland deze scholen en scholen zoals het Lycée International in Frankrijk op korte termijn over onvoldoende middelen beschikken om dit onderwijs te blijven aanbieden;

overwegende dat de meeste kinderen die dit onderwijs volgen binnen korte tijd weer terugkeren in het Nederlandse onderwijs en het belangrijk is dat zij onze taal beheersen;

verzoekt de regering om, in gesprek met de Stichting NOB, te onderzoeken hoe en in welke vorm Nederlands onderwijs in het buitenland toch gecontinueerd kan worden op plekken waar sluiting van een Nederlandse school dreigt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78, was nr. 29 (33750-VIII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Rog/Van Meenen (33750-VIII, nr. was nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Europees Resolutiefonds

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Vormgeving Europees Resolutiefonds,

te weten:

  • de motie-Klaver/Koolmees over leidend laten zijn van de doelstelling om de vicieuze cirkel tussen banken en overheden te doorbreken (21501-07, nr. ;
  • de motie-Merkies over de controlerende taak ten aanzien van het resolutiefonds (21501-07, nr. ;
  • de motie-Klaver over een stelsel van nationaal afgebakende fondsen met een garantie vanuit de desbetreffende lidstaat als waarborg (22501-07, nr. .

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Klaver/Koolmees (21501-07, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klaver (22501-07, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Merkies (21501-07, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Ik dank de minister van Financiën voor zijn aanwezigheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Arbeidsomstandigheden in Bangladesh

Arbeidsomstandigheden in Bangladesh

Aan de orde is het VAO Maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeidsomstandigheden in Bangladesh (AO d.d. 19/09).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aangezien de minister nog niet aanwezig is, schors ik de vergadering nog enkele ogenblikken tot zij er is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is uit de Eerste Kamer komen snellen. Dank u en welkom in de Tweede Kamer.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Een belangrijke motie, die wij bij dit debat wilden indienen, hebben wij inmiddels ingediend bij de begrotingsbehandeling, omdat ik niet zeker wist of wij het voor de kerst nog gingen redden. Die motie is inmiddels aangenomen, waarvoor ik de collega's heel dankbaar ben. Ik heb begrepen dat de minister die motie voortvarend gaat uitvoeren. De motie vraagt de regering om een convenant aan te gaan voor risicolanden en -sectoren.

Omdat wij de puntjes op de i willen zetten, heb ik nog een motie waarin ik de regering vraag om de financiële sector op te nemen in het risicosectorenbeleid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat financiële instellingen als banken en pensioenfondsen als kapitaalverstrekkers een vaak onmisbare schakel vormen in internationale handels- en productieketens;

constaterende dat Nederlandse financiële instellingen grootschalig investeren in ketens met een hoog risicoprofiel op duurzaamheid en mensenrechten, zoals mijnbouw en cacao;

overwegende dat transparantie over investeringskeuzes in de financiële sector de consument beter in staat stelt om duurzame betalingsbeslissingen te nemen;

verzoekt de regering, de financiële sector expliciet op te nemen in het mvo-risicosectorenbeleid om duurzaamheid en transparantie in deze sector te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 170 (26485).

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Het AO vond inderdaad al lang geleden plaats, in september van dit jaar. Wij voerden toen een goed debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen, over transparantie en over Bangladesh. Met name die transparantie vormde voor mij een belangrijk onderwerp in het debat. Ik heb een aanzienlijke hoeveelheid van de spreektijd besteed aan de zogenaamde "bloedkolen". Inmiddels heeft collega Vos bij de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een motie ingediend die ik van harte steun. Ik hoop vooral dat hij deze ofwel niet in stemming hoeft te brengen omdat de minister met mooie resultaten terugkomt van haar gesprekken met de elektriciteitsbedrijven ofwel in stemming brengt om de minister een steuntje in de rug te geven.

Er is helaas nog wel onduidelijkheid over de eisen die het Rijk stelt aan bedrijven die subsidies ontvangen of meegaan op exportmissies. De minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking lijkt dit elke keer enkel op haar ministerie te betrekken. Mijn fractie ziet het echter rijksbreed en ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid het goede voorbeeld moet geven wat betreft maatschappelijk verantwoord ondernemen;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat bedrijven rijksbreed enkel in aanmerking komen voor overheidssteun indien zij handelen conform de OESO-richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 171 (26485).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Mij werd de doorgang versperd op weg naar het katheder, maar ik ben er toch gekomen. Wij hebben eigenlijk al best vaak van gedachten gewisseld over de kwestie van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daar zijn wij allemaal voor en daar bestaan prachtige richtlijnen voor, waaronder de OESO-richtlijnen. Hoe kun je ervoor zorgen dat die in de praktijk worden toegepast en tot uitwerking komen? De discussie gaat dan vaak over de vraag welke mate van binding er zou moeten zijn in de internationale regelgeving. De minister heeft daarover een opvatting. De fractie van GroenLinks heeft er vaak voor gepleit om de bindende werking van die richtlijnen wat sterker te maken, voor zover dat kan.

In Nederland hebben we het Nationaal Contactpunt. Een klacht over het toepassen van de OESO-richtlijnen kan daar worden ingediend. De fractie van GroenLinks zou willen dat de werking en de reikwijdte van het werk van het Nationaal Contactpunt wordt uitgebreid. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de OESO-richtlijnen heldere criteria en regels bevatten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;

constaterende dat Nederland een Nationaal Contactpunt heeft waar klachten ingediend kunnen worden in het geval dat er een meningsverschil bestaat over het toepassen van de OESO-richtlijnen;

verzoekt de regering, een instrumentarium te ontwikkelen dat de naleving van de OESO-richtlijnen permanent volgt en waar klachten ingediend kunnen worden, dat op eigen initiatief onderzoek kan verrichten en dat toezicht houdt op de naleving van de OESO-richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 172 (26485).

Er is een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. De minister heeft enkele minuten nodig om haar antwoord voor te bereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik begin met de motie-Voordewind op stuk nr. 170 over de financiële sector. Ten eerste ben ik mede naar aanleiding van de rol die financiële instellingen kunnen spelen in het borgen van landrechten, reeds in gesprek met financiële instellingen over hun mvo-beleid. Dat gesprek is wat breder dan alleen landrechten. Dat ligt voor de hand. Dat gaat ook over transparantie en keuzecriteria, en over wat men doet als men onrechtmatigheden constateert of als afspraken niet worden nagekomen. Ten tweede is de sectorrisicoanalyse die wij in gang gaan zetten, bedoeld om sectoren te selecteren waarmee wij met voorrang in overleg willen treden en convenanten willen sluiten om de risico's in de ketens te verkleinen. In die sectorrisicoanalyse wordt de financiële sector meegenomen. Dat wil niet zeggen dat de financiële sector een van de sectoren is waarop wij in eerste instantie die risicoanalyse gaan doen, maar hij wordt daar wel breed in betrokken. Op die analyse wil ik niet vooruitlopen, want daarvoor maken wij hem; anders heeft hij geen zin. Maar als ik de motie zo mag lezen dat ik met het gesprek dat ik nu al voer met de financiële sector, beantwoord aan de vragen uit de motie enerzijds en dat de financiële sector naast een aantal andere sectoren wordt gezien als een van de mogelijke sectoren in de sectorrisicoanalyse anderzijds, dan wil ik de motie beschouwen als ondersteuning van beleid.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het is logisch dat de minister eerst de risico's gaat onderzoeken. Wat daar uitkomt, lijkt mij redelijk voorspelbaar, gezien de belangrijke rol van de Nederlandse financiële instellingen in die ketens. Maar de minister mag haar zo zien. Dan zullen wij bezien of ze straks daadwerkelijk in dat beleid terechtkomen, maar daar heb ik alle vertrouwen in gezien het trackrecord.

Minister Ploumen:
Dank u wel.

De motie-Sjoerdsma op stuk nr. 171 zie ik graag als ondersteuning van beleid als ik haar zo mag lezen dat het gaat over het internationalebedrijfsleveninstrumentarium dat de overheid in de volle breedte hanteert. Een groot deel zit bij mijn begroting maar het zit ook bij andere departementen. Dus voor zover de motie betrekking heeft op het bedrijfsleveninstrumentarium — dat is vrij ver — is het ondersteuning van beleid, want het bedrijfsleven moet inderdaad voldoen aan de OESO-richtlijnen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Waarom zou de minister de reikwijdte van de motie willen beperken van rijksbreed naar enkel het bedrijfsleveninstrumentarium?

Minister Ploumen:
Misschien moet ik mij iets preciezer uitdrukken. Ik wil niet zozeer van rijksbreed naar bedrijfsleveninstrumentarium. Ik zou het willen hebben over het internationalebedrijfsleveninstrumentarium dat rijksbreed wordt ingezet, dus niet alleen vanuit mijn begroting.

In de motie-Van Ojik op stuk nr. 172 wordt verzocht, een instrumentarium te ontwikkelen dat de naleving van OESO richtlijnen permanent volgt, met verwijzing naar het Nationaal Contactpunt. Ik wil de heer Van Ojik vragen of hij die motie wil aanhouden, want zoals aangekondigd heeft het kabinet het Nationaal Actieplan Ruggie in voorbereiding. Dat gaat onder meer over een instrumentarium om de naleving van de OESO-richtlijnen te monitoren. Hoe dat instrumentarium er precies uit komt te zien, wil het kabinet graag in de brief duiden. Ik hoop dat de heer Van Ojik daarop wil wachten, want het zal interessant zijn voor het debat.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Uiteraard wil ik daarover nadenken, maar we kunnen het ook omdraaien. De minister kan het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Als de Kamer de motie aanneemt, heeft de minister een goede input voor de brief die zij zal sturen. Wil de minister het niet op die manier doen?

Minister Ploumen:
Het is mij geheel duidelijk waarom de heer Van Ojik politiek talent van het jaar is geworden. Ik begrijp zijn redenering, maar het zou het nationaal actieplan niet ten volle recht doen. Dit is er overigens een heel belangrijk onderdeel van en de heer Van Ojik koppelt het aan het Nationaal Contactpunt, waarover het ook in de brief zal gaan. We hebben ook onderzoek laten doen naar de wijze waarop nationale contactpunten in andere landen functioneren. Ik zou mijzelf echter de vrijheid willen gunnen om daar nog eens even goed naar te kijken en niet alvast de ene of de andere motie als ondersteuning van beleid te kwalificeren. De heer Van Ojik zou mij een groot genoegen doen als hij de motie zou willen aanhouden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Die kans wil ik mij niet laten ontnemen en ik zal de motie dus aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor, zijn motie (26485, nr. 172) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Ploumen:
Hiermee heb ik de moties in dit VAO besproken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u wel. Wij zullen aanstaande donderdag over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt van 16.51 uur tot 17.00 uur geschorst.

Internationalisering in het onderwijs

Internationalisering in het onderwijs

Aan de orde is het VAO Internationalisering in het onderwijs (AO d.d. 12/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en de woordvoerders.

De heer Duisenberg (VVD):
Voorzitter. Het was goed om in het AO te zien dat wij in deze commissie de ambitie om te komen tot internationalisering in het onderwijs zo breed deelden. Wij hebben echter ook gesteld dat het ambitieuzer en vooral concreter en met meer focus moet. Dat heb ik ook in mijn inbreng gezegd. Wij zijn een middenmoter wat betreft de uitgaande mobiliteit van studenten, leerlingen en docenten. Italië is Europees kampioen in het gebruiken van Europees geld. Ik wil dat wij stijgen en dat wij Europees kampioen worden. Wat betreft de ingaande mobiliteit halen wij met name alfastudenten binnen in plaats van de zo gewilde bèta- en techniekstudenten. Ook daarin moet dus meer focus komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitgaande mobiliteit van Nederlandse leerlingen, studenten en docenten onder het Europees gemiddelde is en Nederland een groter deel van de Europese mobiliteitsgelden kan benutten;

overwegende dat de ingaande mobiliteit van buitenlandse studenten naar Nederland nog onvoldoende gericht is op sectoren met een grote arbeidsvraag;

van mening dat het actieplan "Make it in the Netherlands! 2013-2016" een goede basis vormt om meer te profiteren van de baten van internationalisering, maar grotendeels generieke maatregelen betreft en dat een sterkere focus op specifieke studierichtingen (bèta en techniek, topsectoren) gewenst is;

verzoekt de regering om voor de zomer van 2014, in haar visie op internationalisering, concrete aspiraties en de stappen ernaartoe op te nemen op de terreinen uitgaande mobiliteit en arbeidsmarktfocus van ingaande mobiliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Duisenberg en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (22452).

De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. Er moeten mogelijkheden zijn om in het buitenland te studeren en om buitenlandse studenten in Nederland te laten studeren. De internationale uitwisseling van kennis en kunde is altijd belangrijk geweest en dat zal het ook altijd blijven. Internationalisering om de internationalisering, vanuit een ideologie van kosmopolitisme zoals die in bepaalde kringen als een pseudoreligie gevierd wordt, is echter niet in het Nederlandse belang. Dat Nederlandse belang moet wat ons betreft altijd vooropstaan. Als het om internationalisering gaat, is wederkerigheid van het grootste belang: quid pro quo. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van een disbalans tussen buitenlandse studenten in Nederland (53.150) en Nederlandse studenten in het buitenland (18.100);

constaterende dat internationale studentenmobiliteit daarmee voor Nederland een nettokostenpost vormt van 90 miljoen euro op jaarbasis;

constaterende dat hier geen sprake is van wederkerigheid;

verzoekt de regering om per direct alle activiteiten te staken die tot doel hebben om studenten te werven in het buitenland om de disbalans niet groter te maken dan die nu al is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (22452).

De heer Beertema (PVV):
Tot ons verdriet gaan ook gerenommeerde onderzoeksinstellingen zoals het CPB en het SCP mee in die kosmopolitische droom. Bij de berekening van de baten en lasten van internationale studentenmobiliteit zijn zij niet concreet genoeg, maar begeven zij zich wat ons betreft in wensdenken. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het actieplan "Make it in the Netherlands!" niet gebaseerd is op feiten, maar op speculaties;

overwegende dat genoemde financiële opbrengsten van buitenlandse studenten in Nederland zoals het CPB en het SCP die berekenen, niet gebaseerd zijn op harde cijfers, maar op schattingen en wensdenken;

verzoekt de regering om kosten en baten van inkomende en uitgaande studentenmobiliteit concreet te kwantificeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (22452).

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Voorzitter. We hebben een mooi AO gehad over de internationalisering van het onderwijs. Ik heb daarin een pleidooi gehouden voor extra aandacht voor het mbo. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat buitenlandse studenten een belangrijke bijdrage leveren aan de Nederlandse kenniseconomie en dat in de komende jaren in sommige sectoren behoefte is aan buitenlandse studenten met een goede beroepsopleiding;

van mening dat er momenteel te veel praktische obstakels zijn voor buitenlandse studenten die een beroepsopleiding willen volgen in Nederland, terwijl internationalisering andersom juist ook veel kansen biedt voor mbo-leerlingen;

verzoekt de regering om bij de visiebrief over internationalisering en hoger onderwijs ook het middelbaar beroepsonderwijs te betrekken en te komen met een integrale visie op internationalisering in het (beroeps)onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (22452).

Hiermee is een eind gekomen aan de termijn van de Kamer. De staatssecretaris beschikt al over alle moties en zal direct reageren.

Voorzitter: Van Veldhoven


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. De minister heeft in het AO al beloofd om voor de zomer een visie op de internationalisering naar de Kamer te sturen. Daarin zal zowel aan inkomende mobiliteit als aan uitgaande mobiliteit aandacht worden besteed. De minister heeft aangegeven dat het daarbij niet alleen gaat om het hoger onderwijs, want zij hecht ook veel belang aan internationalisering in het mbo. Dat leidt ertoe dat wij het oordeel over de motie-Duisenberg/Jadnanansing op stuk nr. 36 en de motie-Jadnanansing/Straus op stuk nr. 39 aan de Kamer kunnen overlaten.

Ik wil beide moties van de heer Beertema ontraden. In de motie op stuk nr. 37 wordt verzocht om per direct te stoppen met alle activiteiten om studenten van buiten te werven. Wij vinden meer balans tussen uitgaande en inkomende mobiliteit belangrijk, maar wij vinden dat dit vooral moet bereikt worden door het animo van Nederlandse studenten om een tijdje in het buitenland rond te kijken, te vergroten en dus niet op de door de heer Beertema voorgestelde manier.

De heer Beertema (PVV):
Ik vind dat de staatssecretaris heel laconiek voorbijgaat aan de kostenpost van 90 miljoen euro. Vanuit onze visie is de staatssecretaris op deze manier eerder bezig met een verkapte vorm van ontwikkelingshulp dan met studentenmobiliteit waar ook Nederland belang bij heeft. Het is toch niet zo verkeerd om te zeggen dat Nederland er ook wat mee op moet schieten? Quid pro quo. Waarom storten we 90 miljoen in een put zonder er iets voor terug te krijgen? Waarom doen we daar zo laconiek over?

Staatssecretaris Dekker:
Ik wil niet het hele AO overdoen, maar ik roep in herinnering dat we hebben gesproken over het belang van internationalisering. Dat is een belang dat verdergaat dan kwantificeerbare kosten. Je kunt namelijk ook wat leren van andere culturen en van internationale medestudenten. Het is ook een belangrijke stimulans naar meer excellentie in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs, juist omdat studenten van buiten extra gemotiveerd zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de Duitse studenten die gemiddeld een punt hoger scoren dan hun medestudenten. Dat legt de lat hoger en dat vinden wij belangrijk. Een tweede aspect is het kostenaspect. De heer Beertema veronderstelt dat het geld kost. Er ligt echter een CPB-studie, die ik ook graag betrek bij mijn reactie op de tweede motie van de heer Beertema, waaruit blijkt dat internationale studenten netto geld opleveren voor Nederland. Als studenten hier na hun studie blijven wonen en werken en dus ook belasting gaan betalen of een eigen onderneming opzetten waarmee zij economische bedrijvigheid genereren, dan leidt dat netto tot opbrengsten en is het dus geen kostenpost.

De heer Beertema (PVV):
Ik stel vast dat de staatssecretaris veel afstand neemt van zijn collega Zijlstra uit het kabinet-Rutte I, die becijferd heeft dat we een verliespost hebben van 90 miljoen op jaarbasis. Dat vind ik veel geld. Ik stel vast dat de staatssecretaris nu 90 miljoen uitgeeft aan een vaag soort didactisch middel, namelijk die gemotiveerdheid van de studenten, en aan een soort multiculturele opvoeding van studenten omdat die zo goed voor ze zou zijn. Dat kunnen ze kennelijk zelf niet. Dat is mijn constatering.

Staatssecretaris Dekker:
Ik laat die constatering geheel voor rekening van de heer Beertema. Het zou mijn conclusie niet zijn. De heer Zijlstra heeft in mei 2012 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij zelf ook al heeft aangegeven wat de kosten en opbrengsten zijn van internationalisering in het onderwijs. Er is ook een SER-advies naar de Kamer gestuurd. De aanbiedingsbrief bij het actieplan ging in op de uiteindelijke kosten en baten van internationalisering. Ik verwijs nogmaals naar het onderzoek van het CPB uit 2012. Daaruit blijkt dat niet alles volledig te kwantificeren is. Als je echter kijkt naar de wel te kwantificeren elementen en de effecten op de overheidsfinanciën, dan komt het CPB tot de conclusie dat internationale studenten in Nederland nu al 740 miljoen euro per jaar opleveren in plaats van dat ze het bedrag kosten dat de heer Beertema noemde.

Dat brengt me direct bij de motie op stuk nr. 38 van de heer Beertema. Die zou ik willen ontraden. Opnieuw soortgelijk onderzoek doen, is in mijn ogen niet nodig.

De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft ook een vraag. Hoewel hij niet de indiener is van de motie, mag hij toch een vraag stellen, want we zitten ruim in de tijd.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat was ook mijn inschatting. Ik wil ook niet het AO overdoen, maar ik heb wel een vraag in reactie op de motie. Ik vind internationalisering ook iets moois en uitwisseling is prachtig. Maar wat doet de staatssecretaris als er sprake is van verdringing? Stel dat studenten uit Engeland die een hoog collegegeld moeten betalen, naar Nederland komen omdat het hier goedkoper is en zij hier plaatsen innemen. Waar sprake is van een numerus fixus is dat reëel. Blijft de staatssecretaris de internationalisering dan op eenzelfde manier toejuichen? Of wil hij het dan toch goed bekijken?

Staatssecretaris Dekker:
Ook bij studies waarvoor een numerus fixus geldt, is het belangrijk om te kijken naar de samenstelling van de studentenpopulatie. Als we op voorhand zeggen dat we niet aan internationalisering willen doen omdat Nederlandse studenten zouden voorgaan, leidt dat tot een enorme vernauwing. Ik denk dat het ook bij selectievere studies belangrijk is om te bekijken of we ruimte hebben om internationale studenten een plek te geven.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dus ook als sprake is van verdringing, vindt de regering dat geen probleem?

Staatssecretaris Dekker:
U noemt dat verdringing. Als je kijkt naar studies waarbij een selectie wordt toegepast of in dit geval numerus fixus en loting, zou het niet per se zo moeten zijn dat Nederlandse studenten automatisch voorrang hebben. Je zou dan ook moeten kijken wat je kunt doen om ook daar een international classroom te hebben, wat ook uiteindelijk de Nederlandse studenten die daar een studie doen ten goede komt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. De stemming over de moties vindt aanstaande donderdag plaats.

De vergadering wordt van 17.16 uur tot 19.30 uur geschorst.

Externe veiligheid / handhaving

Externe veiligheid / handhaving

Aan de orde is het VAO Externe veiligheid / handhaving (AO d.d. 12/12).


Termijn inbreng

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Brzo-bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het in goede staat houden van bedrijventerrein en opstallen, maar dat het toch voorkomt dat overheden opdraaien voor de saneringskosten bij een faillissement;

verzoekt de regering, mogelijkheden te onderzoeken zodat bedrijven zelf zorg dragen voor de saneringskosten van een failliet Brzo-bedrijf via bijvoorbeeld een verplichte verzekering of een waarborgfonds, en de Kamer daarover te informeren vóór de Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 185 (26956).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een informatieprotocol vast te leggen zodat, indien het bevoegd gezag het advies van handhaving van de Brzo-RUD niet volgt, het bevoegd gezag de ILT daarover onmiddellijk op de hoogte stelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 186 (26956).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Brzo-bedrijven die herhaaldelijk in de fout gaan, een extra risico vormen voor de veiligheid van werknemers en omwonenden;

constaterende dat toezicht nu vooral bestaat uit "inspectie op papier";

verzoekt de regering, meer fysieke inspecties uit te voeren bij bedrijven die herhaaldelijk in de fout gaan, het bedrijf in kwestie zo nodig te laten meebetalen aan de extra kosten die dat met zich meebrengt en in de bestaande rapportages aan te geven hoeveel papieren en hoeveel fysieke controles zijn uitgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 187 (26956).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Rijk met de Wet generiek toezicht beschikt over de mogelijkheid om namens het bevoegd gezag op te treden bij Brzo-bedrijven;

overwegende dat het huidige handhavingssysteem ingewikkelder wordt als een RUD onder politieke verantwoordelijkheid komt te staan van meerdere bestuursorganen;

verzoekt de regering, voorlopig geen nieuwe wettelijke interventiebevoegdheden voor het Rijk in te voeren, maar de bestaande mogelijkheden beter te benutten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 188 (26956).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dan heb ik dat precies binnen twee minuten gered, voorzitter. Dank u wel.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie vindt veiligheid belangrijk. Daarom zijn wij tevreden met de toezegging dat er één integrale rapportage komt, de Staat van de veiligheid, in plaats van telkens over de drie ministeries versnipperde rapporten.

De VVD-fractie vindt het ook goed dat er transparantie komt over welke vergunning op welk moment van kracht is. De VVD-fractie vindt het ook goed dat de staatssecretaris onze vraag over de voors en tegens van een verplichte bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering op een rij zal zetten. De VVD-fractie wil echter niet tornen aan de structuur van de Brzo-RUD's. Wij zijn van mening dat er geen nieuwe regels nodig zijn, maar dat beter gebruik moet worden gemaakt van de bestaande regels.

Ten slotte is de VVD-fractie blij met de toezegging dat er een actieplan komt vanwege de werkzaamheden aan het spoor in Duitsland, waarbij het goederenvervoer moet worden omgeleid.

Ik dien één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Brzo-RUD-structuur feitelijk pas net van start is gegaan;

overwegende dat deze structuur een kans moet krijgen zich te ontwikkelen en de ILT in de dagelijkse praktijk geen vierde toezichtslaag moet worden;

overwegende dat het succes van de regionale uitvoeringsdiensten (inclusief Brzo's) voor eind 2014 geëvalueerd dient te zijn conform de motie-Houwers c.s.;

verzoekt de regering, geen nieuwe wettelijke interventiebevoegdheden voor het Rijk te creëren voordat de geplande evaluatie van de RUD's in 2014 is afgerond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189 (26956).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik wil het nog even hebben over de Zeeuwse boog. In het debat zei de staatssecretaris dat zij niet helemaal begreep wat die met duurzaamheid te maken heeft. Het punt is dat er allerlei materieel van Vlissingen naar Antwerpen moet. Het merkwaardige doet zich voor dat zo'n trein met goederen eerst helemaal naar Dordrecht moet, alwaar de zaak wordt omgedraaid en het weer naar het zuiden gaat. Dat lijkt mij niet erg duurzaam, want het kost heel veel extra tijd. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op de lijn Vlissingen-Dordrecht sprake is van een hoog risico door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;

overwegende dat minstens 30% van het risico kan worden verlaagd door de aanleg van de zogenaamde VEZA-boog, vanuit Zeeland rechtstreeks naar Antwerpen;

verzoekt de regering, de Kamer voor de Voorjaarsnota in 2014 te berichten over de stand van zaken in de onderhandelingen tussen de provincies Noord-Brabant en Zeeland met België en de mogelijkheden voor de aanleg van de spoorboog die Vlissingen direct met Antwerpen verbindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (26956).

Mevrouw Cegerek (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid hecht veel waarde aan de naleving van milieu- en veiligheidsregels bij gevaarlijke bedrijven. Odfjell behoort tot de categorie bedrijven die gevaarlijk zijn. In vorige discussies is herhaaldelijk aan de orde gesteld dat daar heel veel is misgegaan. Een dergelijk bedrijf is niet een opzichzelfstaand iets. Bedrijven werken vaak samen met andere partners. Wij vinden daarom ook dat opdracht verlenende partijen kritisch zouden moeten zijn op het veiligheidsbeleid van de gehele keten. Dit kan alleen als er voldoende openheid is. Als bedrijf moet je kunnen weten of je contractpartner er een potje van maakt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ketenverantwoordelijkheid een belangrijke voorwaarde is voor duurzame, schone en veilige productie en dat voor een effectieve ketenverantwoordelijkheid informatie over inspectie en handhaving cruciaal is;

verzoekt de regering, de inspectie- en handhavingsrapporten van Brzo-bedrijven openbaar toegankelijk te maken, zodat ketenpartners kunnen controleren of aan alle wettelijke vereisten is voldaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Cegerek en Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (26956).

Alhoewel dit niet uw eerste optreden was in een AO, mevrouw Cegerek, en dit ook niet uw maidenspeech was, was dit wel uw eerste VAO. Gefeliciteerd daarmee!

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik ga de moties een voor een af. De motie-Van Tongeren op stuk nr. 185 beschouw ik als ondersteuning van beleid. Het onderzoek wordt zo spoedig mogelijk gestart, maar ik zit even met de termijn. Ik kijk heel vriendelijk naar mevrouw Van Tongeren, via u, voorzitter. De Voorjaarsnota lijkt zeer krap en de vraag is wat mij betreft of mevrouw Van Tongeren akkoord kan gaan met "voor de zomer".

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van Tongeren knikken. Dat kunnen wij interpreteren als een "ja" van GroenLinks. Het mag voor de zomer.

Staatssecretaris Mansveld:
In de motie-Van Tongeren op stuk nr. 186 wordt de regering verzocht, een informatieprotocol vast te leggen. Wij hebben een landelijke Brzo-handhavingsstrategie. Wij hebben straks ook een landelijke handhavingsstrategie voor de reguliere omgevingsdiensten. Ik zou deze motie willen ontraden, want de motie is overbodig, omdat een en ander via de landelijke strategie zal plaatsvinden.

De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren heeft daar een vraag over, of zij is wellicht overtuigd. Dat zou ook nog kunnen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp dat er een landelijke strategie is, maar het probleem is nu juist dat de ILT niet tijdig wordt geïnformeerd als er wordt afgeweken van het advies van de directeur Brzo-RUD. De bedoeling is dat de ILT tijdig op de hoogte is, alleen als er wordt afgeweken door de directeur Brzo-RUD. Sorry voor alle afkortingen.

Staatssecretaris Mansveld:
In de hele strategie worden afspraken gemaakt over de wijze waarop met elkaar wordt omgegaan en samengewerkt. Wij doen dat het liefst landelijk zo uniform mogelijk, binnen alle Brzo-plusbedrijven volgens dezelfde strategie en ook volgens de andere RUD's. Dit wordt daarin meegenomen. Ik zou het niet verstandig noemen om naast de strategie een extra informatieprotocol in te richten. Daarom ontraad ik de aanneming van de motie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik geloof dat ik het nu wel begrijp. De staatssecretaris gaat het wel doen, maar wil het niet een informatieprotocol noemen, maar een strategie.

Staatssecretaris Mansveld:
Wij willen dat de Brzo-RUD, het bevoegd gezag en de ILT zo effectief en efficiënt mogelijk en zo uniform mogelijk met elkaar gaan communiceren. Een informatieprotocol met deze specifieke vraag valt daarbinnen en daarin wordt meegenomen hoe er gecommuniceerd wordt. Ik vind het niet verstandig om naast die strategie iets te laten voortbestaan. Overigens krijg ik net het bericht dat de Brzo-handhavingsstrategie morgen in uw postbus ligt.

De voorzitter:
Voor de mensen die zich afvragen wat de afkorten betekenen: bij Brzo gaat het om bedrijven met risico's op zware ongevallen. RUD staat voor regionale uitvoeringsdienst.

Staatssecretaris Mansveld:
Het is goed dat u mij daarop wijst, voorzitter. Ik zal proberen het voluit te zeggen.

De voorzitter:
Als het één keer gezegd is, kunnen wij de afkortingen weer gebruiken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik houd de motie aan tot nadat de Kamer heeft kennisgenomen van de strategie. Dan kan ik beoordelen of het er al dan niet in zit.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (26956, nr. 186) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Mansveld:
De motie-Van Tongeren op stuk nr. 187 gaat over de fysieke inspecties en het meebetalen. "Meer fysieke inspecties" doet vermoeden dat wat er nu gebeurt, niet voldoende is. Ik denk dat dit niet een verstandige invalshoek is. De ILT inspecteert soms onverwacht en soms aangekondigd en heeft daarvoor haar eigen strategie. Ik denk dat er op dit moment voldoende inspecties zijn. Ik wil het aan de ILT overlaten om van voldoende meer te maken. Het volgende punt is het bedrijf in kwestie zo nodig laten meebetalen. Mevrouw Van Tongeren heeft mij daar al eerder in geprikkeld. Zij weet dat wij de inspectieraad hebben gevraagd om met een advies te komen. Ook gaan wij het rapport Maat houden, dat al enkele jaren bestaat, opnieuw bekijken. In die zin wordt een deel van de motie al uitgevoerd. Een ander deel zou ik willen ontraden en daarmee ontraad ik eigenlijk de hele motie.

Dan de motie van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 188. Daarin wordt de regering verzocht om voorlopig geen nieuwe wettelijke interventiebevoegdheden voor het Rijk in te voeren, maar de bestaande mogelijkheden beter te benutten. Wij hebben lang van gedachten gewisseld over de rol die ik de ILT wil geven. Wij hebben bewust niet gekozen voor een verstorende rol in het stelsel. Er is geen rol aan de voorkant bij de vergunningverlening en er is geen doorslaggevende rol bij de accordering van de vergunning. Wel laten wij de adviesrol bestaan; daar moet over gesproken worden. Mede op verzoek van de Kamer ben ik gaan bekijken waarom ik niet kan ingrijpen. Gesteund door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heb ik daarop een antwoord gezocht. De raad heeft mij in een van de adviezen de mogelijkheid aangereikt om dat voor de externe veiligheid zelf te doen. Ik wil dat de ILT daarin zelf kan ingrijpen. In de motie wordt gepleit tegen nieuwe wettelijke interventiebevoegdheden, maar ik ga daarvoor wel de wet voorbereiden. Daarmee kom ik tegelijk op de motie van de heer Dijkstra op stuk nr. 189. Daarin wordt ook gepleit tegen nieuwe wettelijke interventiebevoegdheden, maar daaraan wordt toegevoegd: voordat de geplande evaluatie van de RUD's in 2014 is afgerond. Die motie zie ik als ondersteuning van beleid. De motie van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 188 ontraad ik, omdat ik de weg op wil van het voorbereiden van de wet. Die wet zal niet voor de evaluatie komen. Bij die evaluatie kunnen wij weer van gedachten wisselen. Ik ben dan al ver op weg met de wet en kan die ook naar de Kamer sturen. Dus ik ontraad de motie op stuk nr. 188 en ik zie de motie op stuk nr. 189 als ondersteuning van beleid.

Ik kom op de motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 190. Wij hebben over de stand van zaken gesproken. Er is gezegd wat er is gezegd. De samenvatting van de heer Van Gerven over duurzaamheid en mijn woorden herken ik niet helemaal, maar dat ter zijde. Ik laat de motie over aan het oordeel van de Kamer. Voor de Voorjaarsnota zal ik melden wat de stand van zaken is.

De heer Van Gerven (SP):
Ik interpreteer de woorden van de staatssecretaris zo dat zij feitelijk de motie overneemt, althans wil uitvoeren. Dan hoef ik de motie natuurlijk niet in stemming te brengen.

De voorzitter:
Volgens mij heeft de staatssecretaris daarnet bevestigd dat zij die stand van zaken aan de Kamer wil sturen. Ik geef graag nog een keer het woord aan de staatssecretaris als zij hier iets aan toe te voegen heeft.

Staatssecretaris Mansveld:
Nee, wat u zegt klopt.

De heer Van Gerven (SP):
Dan trek ik de motie in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Gerven (26956, nr. is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Mansveld:
Ik kom op de motie van mevrouw Cegerek en de heer Dijkstra op stuk nr. 191. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid. In de motie wordt de regering verzocht om de inspectie- en handhavingsrapporten van Brzo-bedrijven openbaar toegankelijk te maken. Hiermee kunnen bedrijven inzicht krijgen in de veiligheidsperformance van andere bedrijven. Het gaat om de samenvattingen van inspectierapporten. Waarom om samenvattingen? Het zijn dikke, zeer stevige rapporten. Wij zorgen voor openbaarmaking. Daarmee zie ik de motie als ondersteuning van beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Wij zullen aanstaande donderdag over de moties stemmen.

Sluiting

Sluiting 19.54 uur.