Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025 (Kamerstuk 21501-02-3184)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 3213 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 juli 2025
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 2 juli 2025 over de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3184).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 juli 2025 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 14 juli 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van der Plas
Adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
4
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025 en hebben op dit moment geen verdere
vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025. Zij willen in dit kader
enkele specifieke aandachtspunten benadrukken en verzoeken het kabinet om nadere toelichting.
Deze leden hechten groot belang aan een toekomstbestendig Europees begrotingskader
dat gericht is op strategische prioriteiten, waaronder defensie, innovatie en grensbewaking.
Tegelijkertijd constateren zij dat de financiële ruimte binnen het nieuwe Meerjarig
Financieel Kader (MFK) onder druk staat, terwijl de ambities toenemen. Voornoemde
leden vragen hoe het kabinet ervoor wil zorgen dat de EU meer doet met minder, waarbij
financiële discipline en een scherpe prioritering leidend zijn.
1.
Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in de Kamerbrief MFK van 28 maart jl.1 is het kabinet voorstander van een toekomstgericht, gemoderniseerd en financieel
houdbaar MFK, waarin middelen worden gericht op de grote gezamenlijke Europese opgaven
van deze tijd. Gezien de budgettaire situatie in de lidstaten en de grote uitdagingen
die op ons afkomen is her-prioritering en een kritische reflectie op de besteding
van Europese publieke middelen nodig. Zodra de Commissie haar MFK-voorstellen heeft
gepubliceerd, zal het kabinet deze voorstellen appreciëren en uw Kamer hierover informeren.
Met betrekking tot de aangekondigde koppeling van nationale partnerschapsplannen aan
economische hervormingen, steunen de aan het woord zijnde leden het uitgangspunt van
een meer prestatiegerichte inzet van EU-middelen. Zij vragen hoe gewaarborgd wordt
dat deze koppeling daadwerkelijk leidt tot structurele hervormingen in lidstaten en
hoe wordt voorkomen dat deze constructie gebruikt wordt als dekmantel om af te wijken
van bestaande conditionaliteiten of rechtsstatelijke criteria.
2.
Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in de Kamerbrief MFK van 28 maart jl. staat het kabinet open voor
een verkenning van bredere toepassing van resultaatgericht begroten. Er is echter
nog veel onduidelijk over de precieze invulling van de systematiek zoals de Commissie
deze voor ogen lijkt te hebben. Zodra de Commissie haar MFK-voorstellen heeft gepubliceerd,
zal het kabinet deze voorstellen appreciëren en uw Kamer hierover informeren. Hierbij
zal het kabinet ook specifiek in gaan op conditionaliteiten, waaronder op het terrein
van de rechtsstaat.
De leden van de VVD-fractie zien met zorg dat meerdere lidstaten zich afzetten tegen
hervormingen van het cohesiebeleid en pleiten voor het behoud van een status quo die
onvoldoende aansluit op de veranderende economische en geopolitieke realiteit. Hoe
beoordeelt het kabinet de weerstand vanuit veertien lidstaten tegen modernisering
van het cohesiebeleid? En hoe ziet het kabinet de rol van regio’s die pleiten voor
een grotere zeggenschap over de inzet van cohesiemiddelen?
3.
Antwoord van het kabinet
Het Europese krachtenveld rond hervorming van het cohesiebeleid is volop in beweging.
Het kabinet zet in op een modern en toekomstbestendig cohesiebeleid en zal bij de
onderhandelingen hiervoor actief de samenwerking zoeken met gelijkgestemde lidstaten.
Hoe de Europese Commissie de rol van medeoverheden in het toekomstige cohesiebeleid
precies wil vormgeven, is op dit moment nog niet duidelijk. Dit zal naar verwachting
duidelijker worden op bij de publicatie van de MFK-voorstellen op 16 juli a.s. Het
kabinet acht het van belang dat de fondsen onder het cohesiebeleid met voldoende betrokkenheid
van alle lagen van overheid tot stand komen, via het partnerschapsprincipe.
Deze leden steunen de Deense inzet voor vereenvoudiging van Europese regelgeving,
in het bijzonder waar het gaat om het verlichten van de regeldruk voor ondernemers.
Zij vragen welke aanvullende stappen nodig zijn om de aangekondigde doelstelling van
25% lastenverlichting (en zelfs 35% voor het mkb) daadwerkelijk te realiseren.
4.
Antwoord van het kabinet
Het is op dit moment te vroeg om te beoordelen of, naast de huidige initiatieven,
aanvullende stappen nodig zijn om de aangekondigde doelstelling van 25% lastenverlichting
(en 35% voor het MKB) te halen. De Europese Commissie heeft toegezegd om periodiek
(in ieder geval jaarlijks) over de voortgang van deze doelstellingen te rapporteren.
Het kabinet wacht de uitkomsten van deze rapportage af.
Tot slot constateren de aan het woord zijnde leden dat het Deense voorzitterschap
ook inzet op het versterken van Europese kernwaarden en rechtsstatelijkheid. Deze
leden onderstrepen het belang van het beschermen van democratische processen tegen
externe beïnvloeding, desinformatie en ongewenste inmenging van derde landen. In hoeverre
acht het kabinet de lopende voorstellen van de Europese Commissie op dit terrein,
zoals de richtlijn inzake belangenvertegenwoordiging door derde landen, toereikend?
En op welke wijze zal Nederland zich inspannen voor een ambitieuze en handhaafbare
uitwerking van het zogeheten «Democracy Shield»?
5.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet zich actief in voor Europese samenwerking op gebied van verkiezingsintegriteit
en het tegengaan van desinformatie en van interne en externe dreigingen. In algemene
zin pleit het kabinet voor het zoveel mogelijk voortbouwen en versterken van bestaande
structuren, met oog voor nationale bevoegdheden en uitvoerbaarheid. De onderhandelingen
over de richtlijn inzake belangenvertegenwoordiging door derde landen lopen nog.2 Het is te vroeg om te beoordelen of de richtlijn toereikend is. Conform de motie
Paternotte3 pleit het kabinet voor het opnemen van tegenmaatregelen in het European Democracy Shield wanneer er duidelijk sprake is van ongewenste inmenging in democratische processen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025. Zij maken van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen en opmerkingen aan het kabinet voor te leggen.
Deze leden merken op dat de voorstellen voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader
(MFK) op 16 juli worden gepubliceerd, twee dagen vóór de Raad Algemene Zaken. Daarom
achten de leden het van belang om het kabinetsoptreden tijdens de Raad Algemene Zaken
scherp te positioneren.
Zij constateren dat veertien lidstaten, eerder bekend onder de noemer: «Friends of
Cohesion», zich opnieuw in de onderhandelingsarena hebben gemeld. Het betreft landen
die reeds decennialang substantieel profiteren van het cohesiebeleid en zich daarom
nu kritisch opstellen tegenover hervorming en modernisering van het cohesiebeleid.
De aan het woord zijnde leden merken op dat het Deense EU-voorzitterschap cohesiebeleid
slechts beperkt agendeert en vragen het kabinet of dit een momentum biedt om samen
met gelijkgezinde lidstaten, waaronder Duitsland, een verbond te sluiten voor modernisering
van het cohesiebeleid. Daarbij past een koers die inzet op afbouw van inefficiënties
en een heroriëntatie van EU-middelen op nieuwe prioriteiten als defensie, veiligheid,
migratie en concurrentievermogen. Kan het kabinet reflecteren op deze mogelijkheid?
6.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de wens om de EU-begroting te moderniseren en beter te richten op
moderne Europese prioriteiten zoals defensie en veiligheid, migratie en concurrentievermogen.
Het kabinet zet daarbij in op een cohesiebeleid dat zich richt op economische convergentie
en concurrentievermogen. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen actief de samenwerking
zoeken met gelijkgestemde lidstaten en hanteert daarbij een constructieve en strategische
benadering.
Voor de voornoemde leden is het beperken van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU een belangrijk uitgangspunt. Modernisering van het cohesiebeleid kan daaraan
bijdragen. Tegelijk zien zij met zorg dat Denemarken, de kersverse voorzitter van
de Raad, zich niet langer verzet tegen de inzet van eurobonds. De aan het woord zijnde
leden achten eurobonds voor het nieuwe MFK, en eigenlijk in vrijwel ieder scenario,
onacceptabel. Het gezamenlijk aangaan van schulden ondermijnt structureel de financiële
verantwoordelijkheid van individuele lidstaten, creëert een permanente transferunie
en beloont landen die de begrotingsregels stelselmatig negeren.
De leden van de NSC-fractie verzoeken het kabinet tijdens de Raad Algemene Zaken onomwonden
te verklaren dat eurobonds voor Nederland niet bespreekbaar zijn. Tevens vragen zij
of het kabinet bereid is, bij een hernieuwd pleidooi voor eurobonds, proactief het
voortouw te nemen in een blok van landen dat zich hiertegen verzet.
7.
Antwoord van het kabinet
In lijn met het Regeerprogramma is het kabinet geen voorstander van het aangaan van
gemeenschappelijke schulden voor nieuwe Europese instrumenten. Binnen het MFK, de
EU-verdragen en de EU-begroting bestaan reeds mogelijkheden om gemeenschappelijke
leningen af te sluiten voor specifieke doelen, met name door het gebruik van de «headroom»
onder het Eigenmiddelenplafond en door middelen toe te voegen aan een voorzieningsfonds.
De inzet van het kabinet ten aanzien van dergelijke mogelijkheden in het volgend MFK
zal worden opgenomen in de kabinetsappreciatie van de MFK-voorstellen van de Commissie.
Deze leden steunen de huidige inzet van de Europese Unie op het gebied van vereenvoudiging
van regelgeving. Zoals voormalig president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi,
vorig jaar in zijn rapport over concurrentievermogen stelde, draagt overregulering
bij aan de verzwakking van de Europese concurrentiepositie ten opzichte van de Verenigde
Staten en China.
Tegelijkertijd constateren deze leden met verbazing dat de Europese Commissie recent
een nieuw klimaatdoel van 90% emissiereductie in 2040 heeft voorgesteld. De voornoemde
leden vragen hoe dit doel zich verhoudt tot de vereenvoudigingsagenda. Is het kabinet
van mening dat dit klimaatdoel realistisch en uitvoerbaar is, mede in het licht van
bestaande uitdagingen zoals de stikstofcrisis en netcongestie in Nederland, die mede
het gevolg zijn van eerdere, bindende Europese doelstellingen?
8.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt het wetsvoorstel voor het nieuwe EU-klimaatdoel van netto-90% emissiereductie
in 2040. Dit doel is in lijn met het advies van de EU Wetenschappelijke Klimaatraad
en afspraken uit het Parijsakkoord. Met de huidige maatregelen koerst de EU op 88%
emissiereductie, hetgeen betekent dat er nog 2% aanvullende maatregelen genomen moeten
worden. Nederland ziet het tussendoel als een logische en noodzakelijke stap richting
klimaatneutraliteit in 2050. Nederland zal bij de uitwerking van deze plannen, net
zoals bij andere wetgeving, aandacht vragen voor de uitvoerbaarheid en voor samenhang
met andere doelstellingen. Uw Kamer wordt via het BNC-fiche nader geïnformeerd.
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie kennisgenomen van het Spaanse voorstel
om het Baskisch, Catalaans en Galicisch als officiële EU-talen op te nemen. Zij steunen,
als partij met hart voor de regio’s, dit voorstel onder de voorwaarde dat er juridische
en financiële duidelijkheid bestaat over de uitvoering, zoals verwoord in de Nederlandse
inzet.
Deze leden roepen het kabinet op in lijn met deze inzet ook aandacht te vragen voor
de positie van het Fries. Met circa 425.000 sprekers is het Fries vergelijkbaar met
het Maltees, dat reeds als officiële EU-taal geldt. Kan het kabinet tijdens de Raad
Algemene Zaken, of in het vervolgtraject, het initiatief nemen om te verkennen of
het Fries eveneens als officiële EU-taal erkend kan worden? Dit zou niet alleen recht
doen aan de Nederlandse inzet voor taaldiversiteit, maar tevens passen binnen de bredere
Europese erkenning van regionale talen en culturen.
9.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet erkent het belang van taalverscheidenheid in de Unie. Daarmee wordt de
Unie dichter bij de EU-burgers gebracht. Om die reden is, in samenwerking met de provincie
Friesland, op 27 september 2011 een Friese vertaling van een geconsolideerde versie
van de EU-verdragen beschikbaar gemaakt en neergelegd in de archieven van de Raad.
Er bestaat echter beperkt draagvlak voor de introductie van nieuwe officiële EU-talen.
Hoewel er binnen het kabinet geen afweging heeft plaatsgevonden over de vraag of het
Fries erkend moet worden als een officiële EU-taal, is het kabinet in algemene zin
zeer terughoudend over het aangaan van additionele financiële verplichtingen. Het
kabinet zet zich in Europa in op een toekomstgericht, gemoderniseerd en financieel
houdbaar MFK. Het kabinet blijft zich uiteraard inzetten voor de bescherming en bevordering
van de Friese taal binnen de bestaande nationale en Europese kaders.
EU-toetredingsprocessen Oekraïne en Moldavië
Voorts maakt het kabinet van de mogelijkheid gebruik om uw Kamer te informeren over
de huidige stand van zaken van de EU-toetredingsprocessen van Oekraïne en Moldavië.
In navolging op de conclusies van de Europese Raad (ER) van 26 juni jl. zal – mogelijk
op korte termijn – stilgestaan worden bij de voortgang van de toetredingstrajecten
van beide landen. Zoals gecommuniceerd middels het verslag van de ER, gaf een brede
groep lidstaten aan een positief signaal te willen afgeven over de voortgang ten aanzien
van het openen van Cluster 1 met zowel Oekraïne als Moldavië. De ER nam hierbij nota
van het oordeel van de Commissie dat dit Fundamentals cluster klaar is om geopend te worden. Zolang niet alle lidstaten met de opening
kunnen instemmen, hetgeen door één lidstaat in het geval van Oekraïne expliciet werd
gesteld, stagneert het toetredingstraject. Bij gebrek aan perspectief op het openen
van Cluster 1 op korte termijn bezien zowel de Europese Commissie als de 26 andere
lidstaten hoe het voorbereidend werk voorafgaand aan het openen van het Cluster, binnen
de kaders van de uitbreidingsmethodologie, voortgang kan vinden. Van formele besluitvorming
is echter nog geen sprake. Nederland staat, conform de kabinetsappreciatie van het
laatste landenrapport van de Commissie, en het werk dat sedertdien door Oekraïne is
verricht, constructief-kritisch tegenover de opening van het eerste cluster. Deze
constructief-kritische houding is ook van toepassing op Moldavië, waarvan het toetredingsproces
tot op heden gelijk loopt met dat van Oekraïne. Voorafgaand aan de formele besluitvorming
zal Uw Kamer hierover geïnformeerd worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier