Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Flach en Grinwis over de invulling van de klimaatmaatregelen voor de glastuinbouw
Vragen van de leden Flach (SGP) en Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretarissen van Financiën en van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur over de invulling van de klimaatmaatregelen voor de glastuinbouw (ingezonden 27 mei 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de staatssecretarissen
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en van Financiën (ontvangen 26 juni
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2449.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de potentiële impact die het van toepassing verklaren van
ETS-2 en de bijmengverplichting op de glastuinbouw (Kamerstuk 32 140, nr. 251) kan hebben op glastuinbouwbedrijven1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hebben alle partners in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 ingestemd
met de opt-in voor ETS-2, zoals gevraagd in de motie-Flach/Grinwis (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 24)? Zo nee, waarom zet u deze opt-in dan wel door?
Antwoord 2
Mede op basis van de motie van de leden Flach en Grinwis heeft intensief overleg plaatsgevonden
met Glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland. Vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid is het onvermijdelijk dat de glastuinbouw gaat deelnemen aan ETS2,
via een opt-in of door onterechte kosten. In onderstaande beantwoording wordt hier
verdere toelichting bij gegeven.
Het kabinet neemt de zorgen en wensen van de sector zeer serieus. Daarom is er afgelopen
maanden hard gewerkt om hier gehoor aan te geven én oog te houden voor de bredere
uitdagingen – waaronder het behalen van de klimaatdoelen zoals afgesproken in het
Hoofdlijnenakkoord en het bredere belang van de bijmengverplichting groen gas voor
een robuust toekomstig energiesysteem, het verdienvermogen, stikstof- en methaanreductie
in de landbouw en het aanbod van duurzame CO2. Met het pakket wordt gehoor gegeven aan de zorgen van de glastuinbouw door middel
van de vermindering en vertraging van de bijmengverplichting, financiële compensatie
tot de benodigde tariefhoogte om het doel met voldoende zekerheid te borgen én door
extra middelen te reserveren om randvoorwaarden specifiek voor de glastuinbouw verder
op orde te brengen. In april 2026 wordt geëvalueerd of de uitgewerkte compensatie
voor de meerkosten van de ETS2 opt-in redelijk en tijdig is. Het kabinet blijft hierover
in gesprek met de convenantspartijen in het vertrouwen dat de zorgen vanuit de sector
over de redelijke en tijdige compensatie weg te nemen zijn op basis van de uitgewerkte
compensatieregeling.
Vraag 3
Kunt u aangeven waarom het niet mogelijk zou zijn de glastuinbouw uit te zonderen
van ETS-2, terwijl Eneco en Glastuinbouw Nederland een voorstel hebben gedaan om deze
uitzondering uitvoeringstechnisch vorm te geven en in omliggende landen deze uitzondering
wel mogelijk blijkt te zijn?
Antwoord 3
Het kabinet heeft september vorig jaar de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over
de uitvoeringsproblematiek in het ETS2 (Kamerstuk 32 813, nr. 1413). Een belangrijke oorzaak is dat een groot deel van de Nederlandse glastuinbouwbedrijven
ook actief is in energieproductie en energieproductie verplicht onder ETS2 valt. De
ETS-richtlijn maakt voor het ETS2 gebruik van de Common Reporting Format (CRF) uit
de 2006 IPCC-richtsnoeren voor de afbakening van welke emissies onder de reikwijdte
vallen. Door de onduidelijkheid in deze IPCC-richtsnoeren in de definitie van hoofdactiviteit energieproductie kunnen energieleveranciers vooraf (ex ante) niet goed bepalen voor welk gedeelte
van de gaslevering wel ETS2 rechten ingeleverd moeten worden en voor welk deel niet.
Als consequentie zullen energieleveranciers rechten moeten inleveren voor alle emissies
in de sector. Het kabinet heeft de afgelopen maanden samen met alle relevante partijen,
waaronder de NEa, de glastuinbouwsector en energieleveranciers, naar een mogelijkheid
gezocht om een vrijstelling vooraf van de glastuinbouw uitvoerbaar te maken, maar
dit is door de onduidelijkheid in de definitie niet mogelijk gebleken. Omdat vooraf
vrijstellen van het deel van de glastuinbouw dat niet verplicht onder ETS2 valt voor
energieleveranciers niet uitvoerbaar is, zouden zij ETS2-kosten aan alle glastuinbouwbedrijven
gaan doorberekenen vanaf 2027. Er is geen voorstel van Eneco, van energieleveranciers
of van Energie-Nederland dat een uitzondering voor glastuinbouw uitvoerbaar maakt.
Energie-Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van een opt-in van de glastuinbouw.
Vanwege deze uitvoeringsproblematiek is financiële compensatie bieden de enige manier
om glastuinbouwbedrijven uit te zonderen van de impact van ETS2. In het besluit worden
de meerkosten van het ETS2 t.o.v. het nieuwe tarief van de CO2-heffing in de glastuinbouwsector volledig gecompenseerd.
Alle lidstaten die naast Nederland tot nu toe formeel een opt-in verzoek hebben ingediend
bij de Europese Commissie hebben de glastuinbouw hierbij betrokken. Dit zijn Oostenrijk,
Zweden en Finland. De meeste andere lidstaten hebben laten weten dat er nog politieke
besluitvorming moet plaatsvinden over een eventuele opt-in. Lidstaten hebben tot 1 januari
2027 nog de tijd om voor de start van ETS2 een opt-in te implementeren, maar kunnen
dat ook na de start van ETS2 nog doen.
In januari heeft de Duitse regering de wet die ETS2 in Duitsland implementeert aangenomen.
In deze aangenomen wet valt de glastuinbouw ook onder het ETS2. In het coalitieakkoord
van de nieuwe Duitse regering staat echter het voornemen om de landbouwsector buiten
ETS2 te houden. Verdere details van de Duitse plannen zijn nog onbekend, inclusief
of ze dit willen gaan uitvoeren via compensatie achteraf of anderszins. België heeft
ook nog geen politieke keuze gemaakt ten aanzien van de ETS2 opt-in voor de glastuinbouw.
Frankrijk is voornemens een opt-in in te voeren om de uitvoerbaarheid van het ETS2
te verbeteren, de inhoud hiervan is echter nog niet bekend.
Vraag 4
Heeft er in uw ogen voldoende inhoudelijk overleg plaatsgevonden tussen betrokken
partijen, waaronder de Nederlandse Emissieautoriteit, sectorpartijen en energieleveranciers,
over de mogelijkheden om een uitzondering voor de glastuinbouw in ETS-2 uitvoeringstechnisch
vorm te geven?
Antwoord 4
Ja. Er hebben gedurende meer dan een jaar diverse intensieve overleggen plaatsgevonden
met de sector over de plannen, waaronder een technische briefing en directe gesprekken
met de betrokken bewindspersonen. Er zijn voor de sector ook gesprekken gefaciliteerd
met de NEa en energieleveranciers. De problematiek is veelvuldig in diverse sessies
verkend. Juridische en uitvoeringsexpertise is daarbij nauw betrokken geweest. Ten
slotte is er ook na het bekendmaken van de besluitvorming op 25 april in convenantsverband
contact geweest met de sector.
Vraag 5
Hoe verhouden de genomen besluiten met betrekking tot ETS-2 en de bijmengverplichting
en de voorbereiding daartoe zich tot de afspraken in het Convenant Energietransitie
Glastuinbouw 2022–2030?
Antwoord 5
In het convenant Energietransitie Glastuinbouw uit 2022 zijn geen afspraken gemaakt
over ETS2 of de bijmengverplichting. In voorbereiding van het principebesluit om de
glastuinbouw onder ETS2 en de bijmengverplichting te brengen heeft overleg plaatsgevonden
met alle convenantspartners. ETS2 en de bijmengverplichting groen gas hebben als effect
een lastenstijging en daarmee gevolgen voor de afspraken in het convenant, met name
wegens de interactie met de CO2-heffing glastuinbouw die het klimaatdoel uit het convenant borgt. Zoals omschreven
in de beantwoording van vraag 3 is het niet mogelijk gebleken om de glastuinbouw goed
uit te zonderen van ETS2. Datzelfde geldt voor de bijmengverplichting. Een andere
optie specifiek voor de bijmengverplichting, namelijk een verplichting voor alleen
kleinverbruikers, is in een eerder stadium uitgebreid onderzocht. Ook deze is niet
uitvoerbaar gebleken, omdat de benodigde data niet tijdig genoeg verkregen kan worden
(van bijvoorbeeld huishoudens zonder slimme meters). Er is daarom gekeken naar andere
alternatieven om de impact voor de glastuinbouw te verkleinen, zoals vertraging en
vermindering van de gehele bijmengverplichting. Er is voor gekozen om de bijmengverplichting
verlaagd (met 25%) in te voeren en pas vanaf 2027, in tegenstelling tot 2026 zoals
eerder het voornemen was. Dit gaat dan uiteraard wel deels ten kosten van de voordelen
van de bijmengverplichting zoals een robuust toekomstig energiesysteem, het verdienvermogen
en stikstof- en methaanreductie in de landbouw en het aanbod van duurzame CO2. Voor het besluit tot deelname aan de ETS2 opt-in en de groen gas bijmengverplichting
is daarom aanvullend gekozen om de glastuinbouw te compenseren voor de extra lasten
ten opzichte van de CO2-heffing glastuinbouw en daarmee recht te doen aan het convenant. Het kabinet is en
blijft in gesprek met alle convenantspartijen.
Vraag 6
Is in aanloop naar de voorjaarsbesluitvorming met sectorpartijen, waaronder Glastuinbouw
Nederland, overleg gevoerd over ETS-2, de bijmengverplichting, de CO2-heffing en eventuele alternatieven hiervoor en over de invulling van compenserende
maatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke alternatieven voor de opt-in bij ETS-2
en de bijmengverplichting zijn onderzocht? Waarom is hier niet voor gekozen?
Antwoord 6
Ja, zie antwoorden op vragen 2–4.
Vraag 7
Is de veronderstelling juist dat de verschillende beprijzingsmaatregelen voor de glastuinbouw
optellen tot ongeveer 200 euro per ton CO2, terwijl voor het bereiken van het sectordoel maar ongeveer 100 euro per ton CO2 nodig is?
Antwoord 7
Wij kunnen uw veronderstelling niet toetsen aangezien onduidelijk is welke maatregelen
wel en niet zijn meegenomen in de door u genoemde beprijzingsniveaus. De beprijzing
in de glastuinbouwsector bestaat op dit moment uit een combinatie van de energiebelasting
op aardgas en een aparte CO2-heffing voor de glastuinbouw. De komende jaren wordt de energiebelasting op aardgas
voor de glastuinbouw stapsgewijs verhoogd, doordat het verlaagd energiebelastingtarief
glastuinbouw wordt afgebouwd en de bestaande inputvrijstelling voor gebruik van aardgas
voor elektriciteitsproductie geleidelijk wordt beperkt. Doordat via de inputvrijstelling
een deel van het aardgasverbruik is vrijgesteld en de energiebelasting een degressieve
tariefstructuur kent, verschilt de hoogte van de CO2-prijs per tuinder. Bovenop de energiebelasting op aardgas geldt per 1 januari van
dit jaar een aparte CO2-heffing voor de glastuinbouw. De hoogte van het heffingstarief wordt afgesteld op
wat nodig is om het afgesproken restemissiedoel van 4,3 Mton in 2030 te realiseren.
In de vorige tariefstudie (2024) hebben Berenschot en Kalavasta berekend dat een heffingstarief
van de CO2-heffing van circa 100 euro/ton CO2 in 2030 nodig is om het afgesproken restemissiedoel te halen2. Doordat er ook maatregelen in de energiebelasting zijn genomen is toen geadviseerd
om een tariefhoogte van circa 14,5 euro/ton CO2 te hanteren. Uit de klimaat- en energieverkenning van PBL bleek afgelopen najaar
dat de glastuinbouw nog niet op koers ligt om het afgesproken klimaatdoel te halen.
Het kabinet laat daarom een nieuwe tariefstudie uitvoeren om de benodigde CO2-prijs te berekenen. De eerste concept resultaten van deze studie laten zien dat het
tarief van de CO2-heffing glastuinbouw in 2030 moet stijgen naar 42,50 euro/ton CO2 om in 2030 het sectordoel te bereiken. De berekeningen van de tariefstudie worden
op dit moment afgerond en met Prinsjesdag met de Kamer gedeeld.
Het kabinet is voornemens om per 2027 de glastuinbouw onder ETS2 en de bijmengverplichting
groen gas te brengen. Hiermee zou de totale CO2-prijs inderdaad hoger worden dan nodig om het afgesproken restemissiedoel te borgen.
Als compensatie is het kabinet daarom voornemens om de CO2-heffing glastuinbouw af te schaffen, een kostencompensatieregeling voor ETS2 uit
te werken en de energiebelastingtarieven voor de glastuinbouw aan te passen.
Vraag 8
Hoe verhouden de uitvoeringslasten van een eventuele uitzondering van de glastuinbouw
voor ETS-2 en de bijmengverplichting zich tot de uitvoeringslasten van de gewenste
bedrijfsspecifieke compensatie?
Antwoord 8
Naar verwachting zouden de lasten van een uitzondering gelijk of groter zijn dan van
een compensatieregeling, zowel voor de overheid als voor tuinders. De NEa geeft aan
dat het ETS2 slecht uitvoerbaar, slecht handhaafbaar en fraudegevoelig is als glastuinbouw
uitgezonderd blijft. Het leidt tot hoge administratieve lasten voor zowel energieleveranciers
als glastuinbouwbedrijven en er wordt een ongelijk speelveld in de sector in Nederland
gecreëerd. Een uitzondering lost namelijk het probleem zoals toegelicht in antwoord
2 niet op, namelijk dat energieleveranciers geen onderscheid kunnen maken. In geval
van een uitzondering krijgen tuinders nog steeds te maken met doorberekende ETS2-kosten.
Omdat deze kosten bij een opt-out onterecht zouden zijn, zou Nederland een Europese
teruggaveregeling kunnen implementeren om tuinders achteraf te compenseren voor de
onterecht gemaakte kosten. Daarbij blijft dan echter onduidelijk tot welk niveau een
tuinder gecompenseerd zou mogen worden, omdat niet goed vast te stellen is welk deel
van de doorberekende ETS2-kosten terecht of onterecht zijn. De lasten zijn dus in
dat geval niet alleen hoger, er zou ook meer rechtsonzekerheid ontstaan.
Vraag 9
Kunt u de nieuwe tariefstudie van de CO2-heffing glastuinbouw, uitgevoerd door Kalavasta en Berenschot, voor de debatten over
de voorjaarsbesluitvorming met de Kamer delen?
Antwoord 9
Berenschot en Kalavasta zullen de tariefstudie uiterlijk in september afronden, dit
mede op basis van input vanuit de glastuinbouwsector. De tariefstudie zal op dat moment
ook met de Kamer worden gedeeld.
Vraag 10
Acht u de genoemde verhoging van de CO2-heffing van 17,70 euro naar 42,50 euro per ton CO2 de meest kosteneffectieve en haalbare maatregel om het sectordoel te halen? Hoe is
de problematiek van netcongestie, waardoor veel tuinders de voor verduurzaming noodzakelijke
aansluiting op het net niet kunnen krijgen, meegewogen?
Antwoord 10
Het kabinet is tot een evenwichtig pakket aan maatregelen gekomen om de verduurzaming
van de glastuinbouw op koers te houden. Dit betreft naast het verhogen van de prijs
van aardgas (via ETS2 en kostencompensatieregeling) ook het reserveren van 200 miljoen
uit het Klimaatfonds voor de glastuinbouw. Met deze middelen kunnen de randvoorwaarden
voor verduurzaming van de glastuinbouwsector worden verbeterd. Berenschot en Kalavasta
is gevraagd om de consequenties van het gehele pakket in beeld te brengen in de definitieve
tariefstudie. Daarbij zal het onderzoeksbureau ook nagaan in hoeverre de glastuinbouwsector
handelingsperspectief heeft om te verduurzamen. Dit mede met het oog op netcongestie.
Op dit moment werkt het kabinet aan het verbeteren van randvoorwaarden voor energietransitie
voor Nederland, bijvoorbeeld met het landelijk actieprogramma netcongestie. Aanvullend
is er ook inzet op het verbeteren van de randvoorwaarden specifiek voor de glastuinbouwsector.
Zo werkt het kabinet in samenwerking met de sector aan het Actieprogramma Randvoorwaarden
Energietransitie Glastuinbouw. Deze zal met Prinsjesdag gedeeld worden.
Vraag 11
Kunt u aangeven welke impact (het rekenen met) een CO2-heffing van 42,50 euro per ton CO2 heeft op de economische rendabiliteit van glastuinbouwbedrijven? Hoe verhoudt dit
kostenplaatje, inclusief energiebelasting, zich tot het kostenplaatje van CO2-uitstoot voor glastuinbouwbedrijven in omringende landen?
Antwoord 11
Het benodigde tarief komt in de concept tariefstudie uit op € 42,50 per ton CO2 in 2030 in plaats van € 17,70/ton CO2. Dit komt bovenop de effecten van de energiebelasting. De impact van een € 42,50
per ton CO2 (ca. 7–8 cent per kuub gas) op de economische rendabiliteit op glastuinbouwbedrijven
is niet apart doorgerekend. Uit een rapport dat het kabinet met u deelde in januari
2025 volgt dat door een prijsverhoging van 12 cent per kuub gas de kosten kunnen oplopen
tot iets meer dan 8% van het bedrijfsresultaat van een glastuinbouwbedrijf. Dit betreft
dan vooral grootverbruikers met warmtekrachtkoppeling (wkk), bij bedrijfstypen met
een gasketel is de toename minder sterk.3
Om te voorkomen dat overbeprijzing plaatsvindt om het restemissiedoel voor 2030 te
halen zet het kabinet in op compensatie van ETS2 en de groen gas bijmengverplichting
tot het geactualiseerde benodigde tarief. In april 2026 wordt geëvalueerd of de uitgewerkte
compensatie redelijk en tijdig is. Het tarief van de CO2-heffing zal voor 2026 niet worden aangepast, waardoor er op de korte termijn geen
effecten worden verwacht voor de rentabiliteit.
Uit een studie van Blue Terra4 uit 2024 blijkt dat de totale kosten in 2023 voor gas en elektriciteit, inclusief
belasting, CO2 en netkosten voor de glastuinbouw, ten opzichte van omringende landen redelijk gemiddeld
zijn. Voor 2030 verwacht Blue Terra dat de kosten in Nederland sterk toenemen door
hogere energiebelasting, invoering CO2-heffing glastuinbouw en sterke stijging Nederlandse nettarieven. Wat omringende landen
richting 2030 doen is nog niet geheel bekend. Blue Terra gaf destijds aan dat het
risico dat tuinders in Nederland aan hogere kosten worden blootgesteld in 2030 dan
omringende landen hoog is.
Vraag 12
Gaat u zowel de lastenverzwaringen als gevolg van ETS-2 als van de bijmengverplichting
volledig en langjarig compenseren op bedrijfsniveau als kostencompensatie?
Antwoord 12
Als onderdeel van het pakket wordt een compensatieregeling uitgewerkt die het totale
beprijzingsniveau terugbrengt tot de hoogte van het nieuwe CO2-heffingstarief. Het gaat dan om een beprijzingsniveau dat, zoals afgesproken in het
convenant, het 2030-doel met voldoende zekerheid borgt. De bijmengverplichting valt
niet onder de compensatieregeling i.v.m. staatssteunregels. Om tegemoet te komen aan
de lastenstijging wordt de verplichting daarom verlaagd (met 25%) en pas vanaf 2027
ingevoerd, in tegenstelling tot 2026 zoals eerder het voornemen was. De overige lasten
vanuit de bijmengverplichting worden fiscaal gecompenseerd, met oog op staatssteungoedkeuring
en binnen de grenzen van het herstel- en veerkrachtplan. Ruim voor 2030 gaat het kabinet
in gesprek met de sector over nieuwe afspraken voor na 2030 om de balans in stimuleren
en beprijzen voort te zetten.
Vraag 13
Op welke wijze kunnen het staatssteunkader en de grenzen van het herstel- en veerkrachtplan
belemmeringen opwerpen voor volledige bedrijfsspecifieke compensatie? Hoe wordt voorkomen
dat het gezien wordt als fossiele subsidie?
Antwoord 13
In het herstel- en veerkrachtplan zijn afspraken gemaakt ten aanzien van de hoogte
van de CO2-heffing glastuinbouw en verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouw in
2025 en 2026. Om de desbetreffende mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan te
halen mogen deze hervormingen niet worden teruggedraaid na 2026. Hiermee wordt met
name compensatie via de verlaagde energiebelastingtarieven beperkt (tot het niveau
van de verlaagde energiebelastingtarieven uit 2026).
Het staatssteunkader is met name relevant bij de vormgeving van de kostencompensatieregeling
ter compensatie van ETS2. De gesprekken hierover met de Europese Commissie zullen
worden voortgezet aan de hand van de specifieke vormgeving van deze regeling.
De overheid beprijst aardgas mede omdat bij de verbranding hiervan CO2 vrijkomt en dit bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Iedere regeling waarbij
een sector minder dan de reguliere prijs hoeft te betalen voor aardgas wordt aangemerkt
als een fossiele subsidie. Dit geldt ook wanneer er goede redenen zijn om een uitzondering
te maken, bijvoorbeeld omwille van de energietransitie. Wat dat betreft kan niet worden
voorkomen dat de kostencompensatieregeling en de verlaagde energiebelastingtarieven
gezien worden (of blijven) als fossiele subsidie. Hier staan uiteraard de netto hogere
lasten van de ETS2 opt-in en bijmengverplichting tegenover.
Vraag 14
Kunt u een inschatting geven van de gevolgen van de stapeling van lastenverzwaringen
voor de glastuinbouw, inclusief de eerdere fiscale lastenverzwaringen, voor de concurrentiepositie
van glastuinbouwbedrijven?
Antwoord 14
Zie antwoord op vraag 11.
Vraag 15
Gaat u bestaande SDE++-projecten niet corrigeren voor de bijmengverplichting, zoals
u ook voornemens bent ten aanzien van ETS-2? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
De hoogte van de SDE+ subsidie wordt bepaald door het verschil tussen de kostprijs
(het basisbedrag) en de marktprijs van het product (het correctiebedrag). Het correctiebedrag
voor warmte is uitdagend om vast te stellen voor warmteprojecten omdat er geen marktindex
voor warmte is. In plaats daarvan wordt de marktprijs voor warmte berekend op basis
van een formule en de groothandelsprijs voor aardgas (TTF). Om duidelijkheid te geven
aan projecten wordt deze formule over de looptijd van een project niet meer aangepast.
Het correctiebedrag wordt vervolgens jaarlijks berekend met behulp van deze vaste
berekeningsmethodiek en de gemiddelde aardgasprijs van dat jaar. De bijmengverplichting
is geen onderdeel van de groothandelsprijs van aardgas voor bestaande projecten. Vandaar
dat de bijmengverplichting voor bestaande projecten ook niet leidt tot een hoger correctiebedrag
en een lagere subsidie.
Vraag 16
Bent u ook voornemens bestaande SDE++-projecten die niet gerund worden door een glastuinbouwbedrijf,
maar die wel volledig ontwikkeld zijn voor de glastuinbouw (aardwarmte, CCU) niet
te corrigeren voor ETS-2 en de bijmengverplichting?
Antwoord 16
De toezegging om bij uitzondering voor de glastuinbouw binnen de SDE voor bestaande
projecten niet te corrigeren voor de ETS2 moet nog worden uitgewerkt. Het moet uitvoerbaar
zijn en voldoen aan de kaders voor staatssteun. Op dit moment is het nog niet mogelijk
om antwoord te geven op vragen over de reikwijdte van deze uitzondering.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 15 is het voor alle bestaande projecten
niet het voornemen om te corrigeren voor de bijmengverplichting.
Vraag 17
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor de business case van nieuwe duurzame energieprojecten
als voor zowel ETS-2 als de bijmengverplichting gecorrigeerd zal worden?
Antwoord 17
Het belangrijkste gevolg voor de business case voor hernieuwbare energieprojecten
in een dergelijk scenario is dat minder SDE-subsidie zou worden uitgekeerd als de
ETS2 en de bijmengverplichting opgenomen zouden worden in het correctiebedrag. Daar
staat tegenover dat projecten een hogere marktprijs kunnen vragen, omdat de kosten
voor het fossiele alternatief van hun klanten ook stijgen. Voor de kostenstijging
door de bijmengverplichting en de ETS2 opt-in worden tuinders overigens reeds gecompenseerd
tot de benodigde tariefhoogte om het doel met voldoende zekerheid te borgen, zoals
hierboven toegelicht. Het is lastig om in algemene zin uitspraken te doen over de
gevolgen voor de volledige business case van dergelijke projecten omdat het per situatie
zal verschillen wat het specifieke effect zal zijn op de business case van een project.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.