Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over het bericht 'Universiteit Maastricht verbiedt lezing van Joodse student; pro-Palestijnse activiteiten gaan wel door'
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Universiteit Maastricht verbiedt lezing van Joodse student; pro-Palestijnse activiteiten gaan wel door» (ingezonden 19 mei 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister
van Justitie en Veiligheid (ontvangen 10 juni 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Universiteit Maastricht verbiedt lezing van
Joodse student; pro-Palestijnse activiteiten gaan wel door»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de situatie waarbij een lezing wordt verboden vanwege «het politieke
karakter»? Bent u van mening dat het verbieden van de lezing de academische vrijheid
op de Universiteit Maastricht schaadt? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De Universiteit Maastricht (hierna: UM) laat weten het ongelofelijk triest te vinden
dat zij een lezing op 12 maart vroegtijdig moest annuleren. De UM wenst ruim baan
te geven aan open debat, dat voldoet aan academische waarden. Dat hoort bij een universiteit.
Daarbij is het uitgangspunt dat aanwezigen zich houden aan de huisregels en gedragscode
van de UM. Bij het faciliteren of organiseren van bijeenkomsten zal steeds in overleg
met betrokken partijen de afweging moeten worden gemaakt tussen het faciliteren van
het open debat en de veiligheid van aanwezigen.
De UM geeft aan in die afweging zowel het belang van academische vrijheid alsook het
belang van de veiligheid van de aanwezigen mee te nemen (zie ook mijn antwoord op
vraag 5 en2. Ik vertrouw op de afweging die de Universiteit Maastricht hierin maakt. Het is de
verantwoordelijkheid van de instellingen om af te wegen of zij een bijeenkomst wel
of niet door laten gaan. Het beoordelen van de risico's van lezingen, het nemen van
veiligheidsmaatregelen en het daarbij waar nodig inschakelen van daartoe bevoegde
partijen, is de verantwoordelijkheid van de instelling in samenspraak met de lokale
driehoek.
Vraag 3
Heeft u contact gehad met de Universiteit Maastricht over deze lezing? Zo ja, wat
is daar besproken?
Antwoord 3
Conform de motie Martens-America3 informeer ik uw Kamer indien er verstoringen van het onderwijs plaatsvinden. Ik heb
daarom contact opgenomen met de UM. Het blijkt dat daarvan in dit geval geen sprake
is geweest.
Vraag 4
Wat is de huidige stand van zaken van het rapport van de Universiteit Maastricht,
dat wordt opgesteld naar aanleiding van de ongeregeldheden van de lezing van vredesactiviste
Rawan Osman?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op Kamervragen van de PVV met kenmerk 2025Z04507 heeft de UM aangegeven naar aanleiding van de verstoring van de lezing op 12 maart
jl. een extern onderzoek te starten.4 Dit onderzoek betreft een reconstructie van de protesten en moet leiden tot inzicht
in o.a. welke partijen een bijdrage hebben geleverd aan de verstoringen. Daarnaast
wil de UM de uitkomsten uit het onderzoek gebruiken om belangrijke lessen te trekken
ter voorkoming van een dergelijk scenario en om inzicht te geven op welke wijze de
UM bijeenkomsten over het Israëlisch-Palestijnse conflict kan organiseren zodat er
voldoende zekerheid is dat een open en veilig academisch debat kan plaatsvinden. Het
is aan de instelling, verantwoordelijk voor een veilige leer- en werkomgeving, om
deze beoordeling te maken. Ik vertrouw op de afweging die de UM hierin maakt.
Vraag 5 en 6
Klopt het dat deze lezing verboden is, terwijl er wel bijeenkomsten plaatsvinden van
pro-Palestijnse aard? Kunt u inzichtelijk maken welke bijeenkomsten op de Universiteit
Maastricht wel en niet mogen doorgaan en op basis waarvan dit besloten is?
Kunt u uitleggen waarom de bijeenkomst georganiseerd door de Joodse Studentenvereniging
IJAR-Maastricht geen doorgang mag vinden, terwijl er wel pro-Palestijnse bijeenkomsten
georganiseerd mogen worden?
Antwoord 5 en 6
Op 15 mei heeft de UM een bericht gepubliceerd waarin zij stelt de komende tijd zeer
terughoudend te zijn in het toelaten en/of faciliteren van bijeenkomsten met een sterk
politiek karakter en met externe sprekers over de situatie in Gaza/Israël.5 Zij wacht eerst de uitkomsten af van het onderzoek naar de gang van zaken rond de
vroegtijdig beëindigde bijeenkomst op 12 maart. De UM betracht terughoudendheid zolang
er wordt gewacht op de uitkomsten van het onderzoek en deze zijn geïmplementeerd.
De UM kan het zich immers niet veroorloven dat zij de veiligheid van (zowel interne
als externe) aanwezigen niet kan borgen.
De UM geeft aan dat bij een aanvraag om een UM-ruimte beschikbaar te stellen voor
een lezing door de heer Kestenbaum op 19 mei die terughoudendheid niet is gehonoreerd.
Bijeenkomsten van de Joodse Studentenvereniging IJAR kunnen, zonder externe sprekers
op het thema Gaza/Israël, doorgang vinden. Dat geldt voor alle studentenverenigingen.
De bijeenkomst waarnaar het lid Eerdmans in zijn vraag refereert, stond gepland op
19 mei en kon bij de UM inderdaad niet doorgaan vanwege te grote veiligheidsrisico’s.
De UM heeft haar beoordeling mede gebaseerd op de ervaringen die zij heeft gehad met
een eerder door IJAR georganiseerde lezing van Rawan Osman op 12 maart jl. De bijeenkomsten
die sindsdien wel zijn doorgegaan, zo zegt de UM, waren bijeenkomsten zonder externe
sprekers of zonder sterk politiek profiel en bijeenkomsten die onderdeel zijn van
het academisch programma van één of meer faculteiten. Zo vond er een bijeenkomst plaats
met een spreker die, met financiering van de UM, deelneemt aan het NIAS Safe Haven
Fellowship Program.
Vraag 7
Bent u van mening dat het verbieden van lezingen als deze bijdraagt aan een onveilig
studieklimaat voor Joodse studenten? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik vind het betreurenswaardig dat er situaties zijn waarbij de veiligheid van studenten
en genodigden dusdanig onvoldoende gegarandeerd kan worden, dat een bijeenkomst geannuleerd
moet worden. Ik kan mij voorstellen dat het annuleren van een bijeenkomst voor Joodse
studenten een gevoel van oneerlijke behandeling en een gevoel van onveiligheid geeft.
Het is de verantwoordelijkheid van de instellingen dat de randvoorwaarden voor bijeenkomsten
en de veiligheid van de aanwezigen voldoende geborgd zijn. Indien de risico’s voor
de veiligheid te groot zijn, kan het zo zijn dat bijeenkomsten geen doorgang kunnen
vinden.
Vraag 8
Erkent u dat na alle ongeregeldheden op universiteiten de veiligheid van Joodse studenten
op universiteiten nog steeds niet gewaarborgd kan worden? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 8
Instellingen spannen zich in voor een veilige leer- en werkomgeving. Helaas zijn ongeregeldheden
tijdens demonstraties niet altijd op voorhand te voorkomen, en lukt het door ongeregeldheden
niet altijd om het primaire proces van onderwijs en wetenschap door te laten gaan.
Mijn beeld is wel dat er meer grip is dan in de beginperiode van de acties, doordat
er heldere afspraken binnen de sector zijn gemaakt over hoe te handelen en doordat
het contact met de lokale driehoek over het algemeen goed verloopt.
Momenteel spreek ik met de bestuurders van universiteiten en hogescholen over de inrichting
van hun veiligheidsbeleid in het kader van een aantal moties en toezeggingen die voortkomen
uit het plenair debat van 23 januari jl. over de veiligheid op instellingen. Dit betreft
onder meer de meldpuntvoorzieningen, het verhogen van de aangiftebereidheid, het ontwikkelen
van een veiligheidsprotocol en de regie inzake sturing op veiligheid. Zoals toegezegd,
zal ik uw Kamer over de uitkomsten van deze besprekingen voor het zomerreces informeren.
Daarnaast werk ik met de integrale aanpak sociale veiligheid, die samen met het veld
is opgesteld, aan het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving op alle instellingen,
onder meer aan door het realiseren van een wettelijke zorgplicht voor de sociale veiligheid
en een onderzoek naar klacht- en meldprocedures. Over de uitkomsten van dit onderzoek
zal ik uw Kamer voor het zomerreces informeren. Verder worden vanuit het kabinet en
verschillende ministeries, waaronder het mijne, diverse maatregelen ter bestrijding
van antisemitisme genomen. Zo heeft het kabinet afgelopen najaar de strategie bestrijding
antisemitisme aan uw Kamer gezonden en per 1 februari jl. de Taskforce antisemitismebestrijding
ingesteld. De Taskforce gaat aan de slag met het doen van gerichte voorstellen voor
de maatregelen ten behoeve van de veiligheid van Joden, in het bijzonder de veiligheid
van Joodse studenten op hogescholen en universiteiten en het weren van antisemitische
sprekers op hogescholen en universiteiten. Ik werk daarnaast aan een handreiking voor
vertrouwenspersonen, die voor de zomer klaar is. Deze handreiking gaat over het herkennen
van en omgaan met antisemitisme. Hiervoor heeft onlangs een gesprek plaatsgevonden
waar mijn ministerie, samen met het bureau van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding
(NCAB), heeft gesproken met vertrouwenspersonen en andere functionarissen sociale
veiligheid, en met Joodse studenten en medewerkers.
Vraag 9
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel andere Joodse bijeenkomsten geen doorgang mochten
of konden vinden de afgelopen maanden op andere universiteiten in Nederland?
Antwoord 9
Nee, ik vind het ongepast om bijeenkomsten als «Joodse bijeenkomsten» te administreren.
Dit wordt door de universiteiten ook niet als zodanig bijgehouden.
Vraag 10
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het commissiedebat Academische vrijheid op 3 juni
beantwoorden?6
Antwoord 10
Het commissiedebat is uitgesteld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.