Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over de onrust op Nederlandse universiteiten nadat een pro-Israelische spreker een lezing heeft gehouden
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over de onrust op Nederlandse universiteiten nadat een pro-Israelische spreker een lezing heeft gehouden (ingezonden 13 maart 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister
van Justitie en Veiligheid (ontvangen 19 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 1758.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Lezing pro-Israëlische activiste op Radboud
Universiteit ruw verstoord, aangifte tegen gemaskerde docent: «Hij leidde de bende»»1 en het bericht «Pro-Israëlische activiste Rawan Osman opnieuw doelwit actievoerders:
politie grijpt in bij vechtpartij tijdens lezing in Maastricht»2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hebben de Radboud Universiteit en Maastricht Universiteit voorafgaand aan de lezing
een risicoinschatting gemaakt en zo ja, welke maatregelen hebben de Radboud Universiteit
en de Maastricht Universiteit hierop volgend genomen? Hebben de Radboud Universiteit
of de Maastricht Universiteit bijvoorbeeld maatregelen genomen om toegangscontroles
in te stellen?
Antwoord 2
Ik heb dit nagevraagd bij deze instellingen. De Radboud Universiteit (RU) geeft aan
een risicoanalyse gemaakt te hebben, mede gebaseerd op de ervaringen van de TU Delft
waar deze spreker al was geweest. De RU besloot om de lezing te laten plaatsvinden
in een collegezaal die zo gelegen is dat aanwezigen geen hinder zouden ondervinden
van protesten van buiten. Daarnaast had de RU ervoor gezorgd dat de lezing alleen
toegankelijk was op vertoon van een campuskaart of id-bewijs van door de organisatie
uitgenodigde externen. Ook had de RU extra toezicht geregeld en contact opgenomen
met de politie en gemeente, iets wat volgens de RU standaard gebeurt bij activiteiten
op de campus, als daar mogelijk risico’s aan verbonden zijn.
De Universiteit Maastricht (UM) geeft aan dat hun risicoschatting is gebaseerd op
de risicoschattingen van gemeente en politie. Op basis daarvan heeft de UM intern
beveiliging geregeld en zijn er afspraken gemaakt over wie mogelijke verstoorders
van de lezing zou aanspreken. Ook geeft de UM aan dat er afspraken zijn gemaakt met
de gemeente over de handhaving buiten, op de openbare weg, waar de demonstratie plaatsvond.
Vraag 3
Heeft u vooraf, tijdens en/of na het incident contact gehad met de Radboud Universiteit
en/of de Maastricht Universiteit over de ontstane situatie? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat is hier besproken?
Antwoord 3
Met beide universiteiten is zowel tijdens als na het incident contact geweest met
mijn ministerie. Daarbij is onder andere gesproken over wat er precies aan de hand
was en hoe zij hiermee omgegaan zijn en voorts om na te gaan of uw Kamer geïnformeerd
zou moeten worden indien er sprake zou zijn geweest van een grootschalige verstoring
van het primaire proces van onderwijs en onderzoek, zoals toegezegd aan uw Kamer naar
aanleiding van de motie Martens-America3. Dat was niet het geval.
Vraag 4 en 5
Bent u het ermee eens dat deze lezingen vooraf kon worden aangemerkt als «risicovol»
en dat er daarom extra veiligheidsmaatregelen wenselijk waren?
Bent u van mening dat de veiligheid van zowel de spreker als de aanwezigen niet goed
genoeg geborgd was, nu vooraf bekend was dat deze bijeenkomst grote kans liep te worden
verstoord?
Antwoord 4 en 5
Het beoordelen van de risico's van lezingen en het nemen van veiligheidsmaatregelen
en het daarbij waar nodig inschakelen van daartoe bevoegde partijen, is de verantwoordelijkheid
van de instelling in samenspraak met de lokale driehoek. Beide instellingen geven
aan dat zij extra veiligheidsmaatregelen hebben genomen, zie hiervoor het antwoord
op vraag 2. De instellingen evalueren hun veiligheidsbeleid om de juistheid van de
inschatting vooraf en de proportionaliteit en effectiviteit van de genomen maatregelen
na te gaan. Ook in dit geval doen de Radboud Universiteit en de Universiteit Maastricht
dat.
Vraag 6
Is de «Richtlijn protesten universiteiten en hogescholen» van de sector opgenomen
in de huisregels van de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit en zijn
die gehandhaafd?4
Antwoord 6
De sectorale «richtlijn protesten» wordt door alle universiteiten en hogescholen onderschreven.
De RU heeft mij laten weten dat de instelling omgangsregels voor studenten en medewerkers
heeft opgesteld en een gedragscode heeft voor medewerkers. Momenteel ontwikkelt de
RU aanvullend nog een document waarin huisregels zijn vastgelegd. Dit document wordt
naar verwachting van de RU dit jaar in overleg met de medezeggenschap vastgesteld,
conform de verantwoordelijkheden die op de RU zijn afgesproken over de rol van de
medezeggenschap hierbij.
De UM geeft aan dat de richtlijn protesten en haar huisregels grotendeels dezelfde
strekking hebben, maar dat sommige onderdelen van de richtlijn in andere documenten
zijn opgenomen. Zo is de mogelijkheid om studenten en medewerkers te identificeren
op basis van hun universiteitspas opgenomen in het beheersreglement van de UM-card.
Daarnaast heeft het CvB van de UM een «Handreiking huisregels inzake demonstraties»
vastgesteld, waarin verwezen wordt naar het doen van aangifte in geval van strafbare
feiten.
De RU en UM geven aan dat zij extra toezicht en/of beveiliging hebben ingezet en de
huisregels hebben gehandhaafd.
Vraag 7
Hoe kan het dat studenten, maar ook in het bijzonder medewerkers, soms zelfs gemaskerd,
keer op keer de openbare orde op hun eigen campus kunnen verstoren en zelfs sprekers
intimideren?
Antwoord 7
De instellingen geven aan in te grijpen wanneer het gedrag over de grens gaat. Dit
doen zij waar zij bevoegd zijn om te handhaven. Waar nodig doen ze dit in samenwerking
met de gemeente en politie.
Het is bij wet niet toegestaan om gezichtsbedekkende kleding te dragen in het openbaar
vervoer en in gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen, overheidsinstellingen
en zorginstellingen. Dit verbod is ook opgenomen in de sectorale «richtlijn protesten».
Instellingen geven aan dat zij demonstranten met gezichtsbedekkende kleding vragen
om deze kleding af te doen, en als zij dat niet willen om de locatie te verlaten.
Er is sectoraal afgesproken dat er niet wordt onderhandeld met gemaskerde individuen.
De universiteiten geven ook aan dat zij altijd aangifte doen van strafbare feiten,
zoals bedreiging, geweld, vernieling of openlijk geweldpleging.
Vraag 8
Hoeveel studenten en/of medewerkers zijn er vanaf 7 oktober 2023 van een universiteit
ontslagen en/of definitief van hun instelling gestuurd, omdat zij Israelische en/of
Joodse studenten/medewerkers lastig hebben gevallen?
Antwoord 8
Als Minister beschik niet over het aantal uitschrijvingen van studenten of het aantal
ontslagen medewerkers. Maatregelen jegens studenten worden door mij niet centraal
geregistreerd. De koepelorganisaties van universiteiten (UNL) en van hogescholen (VH)
geven daarnaast aan dat instellingen de maatregelen jegens studenten vanwege privacy
niet (centraal) registreren.
Vraag 9
Bent u van mening, nu u kennis heeft genomen van deze gebeurtenissen, dat deze ondermijning
en verstoring strafbare elementen bevat? Zo niet, waarom niet? Zo ja, wat zijn volgens
u terechte consequenties voor zowel studenten als medewerkers die hierbij aanwezig
waren?
Antwoord 9
Het is aan de rechter om te oordelen over eventuele strafbare feiten, niet aan de
Minister van OCW. Daarvoor is het van belang dat instellingen aangifte doen wanneer
zij menen dat er strafbare feiten begaan zijn. De instellingen bevestigen dat zij
dat ook doen.
Instellingen handhaven hun eigen huisregels. Bij ongewenst gedrag van studenten en
medewerkers dat in strijd is met de huisregels zijn de instellingen bevoegd te handelen.
Vraag 10
Is het bij u bekend of door de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit
tenminste de identiteit is vastgesteld van de verstoorders? Zo ja, wat zijn de consequenties
geweest voor deze personen?
Antwoord 10
De lezing op de UM is verstoord door een demonstratie die plaatsvond op de openbare
weg, grenzend aan de zaal van de UM waar de lezing werd gehouden. Deze demonstratie
is door de politie niet beëindigd. De verstoorders binnen in de zaal zijn door medewerkers
van de UM naar buiten geleid waarna de lezing werd hervat. De identiteit van deze
verstoorders is niet vastgesteld. Naar aanleiding van de verstoring van de lezing
is de UM een extern onderzoek gestart in de vorm van een reconstructie. Dit onderzoek
kijkt o.a. naar welke partijen een bijdrage hebben geleverd aan de verstoringen. Op
basis van de bevindingen van het onderzoek wordt bekeken welke consequenties passend
zijn.
De RU geeft aan dat de gebeurtenissen momenteel worden geëvalueerd, waarbij de identiteit
van de mensen die in de zaal de lezing hebben verstoord voor een groot deel is vastgesteld.
De mogelijkheid van aangifte doen wordt onderzocht.
Vraag 11
Hoeveel studievisa zijn er sinds de aangenomen motie van het lid Eerdmans inmiddels
ingetrokken?5
Antwoord 11
Dat is mij niet bekend. Instellingen registreren maatregelen tegen studenten niet
(centraal).
Vraag 12
Waarom lijken universiteiten na zo veel incidenten nog steeds geen grip te hebben
op verstoringen op hun eigen campus en kunt u hierbij ingaan op de samenwerking tussen
onderwijsinstellingen, de beveiliging van onderwijsinstellingen en de politie alsmede
reflecteren op uw eigen rol?
Antwoord 12
Mijn beeld is dat er juist meer grip is dan in de beginperiode van de acties, doordat
er heldere afspraken binnen de sector zijn gemaakt over hoe te handelen en doordat
het contact met de lokale driehoek over het algemeen goed verloopt. Instellingen worden
voor stevige dilemma’s geplaatst en ongeregeldheden tijdens demonstraties zijn niet
altijd op voorhand te voorkomen, bijvoorbeeld als relschoppers van buiten de instellingen
de demonstraties aangrijpen om vernielingen aan te richten. Instellingen maken risicoanalyses
vooraf en waar nodig doen zij een beroep op de lokale veiligheidsdriehoek. Ik vind
het van belang dat de verantwoordelijkheid ook zoveel mogelijk lokaal wordt genomen.
Elk incident is weer net anders en de aanpak ervan vergt altijd een inschatting ter
plekke en in de context van dat moment. De instelling in samenwerking met de politie
en lokale driehoek kunnen de specifieke situatie het beste inschatten en besluiten
hoe hiermee om te gaan.
Verder vind ik het belangrijk dat instellingen, zoals ook de UvA, RU en UM doen, leren
van hun ervaringen op het gebied van veiligheid, ook gezamenlijk. Dit doen de universiteiten
via hun netwerk van integrale veiligheidsadviseurs, en als sector via het Platform
Integrale Veiligheid dat met subsidie van OCW tot stand is gekomen. Over de inrichting
van hun veiligheidsbeleid, spreek ik momenteel ook met bestuurders van universiteiten
en hogescholen in het kader van een aantal moties en toezeggingen die voortkomen uit
het plenair debat van 23 januari jl. over de veiligheid op instellingen. Dit betreft
onder meer de meldpunt-voorzieningen, het verhogen van de aangiftebereidheid, het
ontwikkelen van een veiligheidsprotocol en de regie inzake veiligheid. Zoals toegezegd,
zal ik uw Kamer over de uitkomsten van deze besprekingen voor het zomerreces informeren.
Daarnaast werk ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid aan het bevorderen van een
veilige leer- en werkomgeving op alle instellingen. Mijn rol als Minister is om instellingen
in staat te stellen hun verantwoordelijkheid te nemen. Met de integrale aanpak sociale
veiligheid, die samen met het veld is opgesteld, werk ik hier onder meer aan door
het realiseren van een wettelijke zorgplicht voor de sociale veiligheid en een onderzoek
naar klacht- en meldprocedures. Over de uitkomsten van dit onderzoek zal ik uw Kamer
voor het zomerreces informeren.
Verder worden vanuit het kabinet en verschillende ministeries, waaronder het mijne,
diverse maatregelen ter bestrijding van antisemitisme genomen. Zo heeft het kabinet
afgelopen najaar de strategie bestrijding antisemitisme aan uw Kamer gezonden en per
1 februari jl. de Taskforce antisemitismebestrijding ingesteld. De Taskforce gaat
aan de slag met het doen van gerichte voorstellen voor de maatregelen ten behoeve
van de veiligheid van Joden, in het bijzonder de veiligheid van Joodse studenten op
hogescholen en universiteiten en het weren van antisemitische sprekers op hogescholen
en universiteiten. Ik werk daarnaast aan een handreiking voor vertrouwenspersonen,
die voor de zomer klaar is. Deze handreiking gaat over het herkennen van en omgaan
met antisemitisme. Hiervoor heeft onlangs een gesprek plaatsgevonden waar mijn ministerie,
samen met het bureau van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB),
heeft gesproken met vertrouwenspersonen en andere functionarissen sociale veiligheid,
en met Joodse studenten en medewerkers.
Vraag 13
Wilt u de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit opdragen om dit incident
extern te laten evalueren en dit net als de UvA te delen met andere universiteiten,
zodat zij hier lering uit kunnen trekken?
Antwoord 13
De UM laat momenteel een reconstructie uitvoeren en de RU heeft reeds een interne
evaluatie laten uitvoeren. Beide instellingen hebben al aangegeven deze evaluaties
te delen met de andere universiteiten.
Vraag 14
Bent u ervan op de hoogte dat de Dutch Scholars for Palestine heeft opgeroepen om
in de week van 21 tot 30 maart 2025 de «Israeli apartheidsweek» te organiseren, waarbij
zij onder andere oproepen Israël en alles wat aan hen gelieerd is te willen boycotten?
Antwoord 14
Ja.
Vraag 15
Wilt u in het kader van de vorige vraag instellingen en universiteiten oproepen hun
veiligheidsbeleid aan te scherpen, zodat onderwijs en onderzoek niet verstoord worden
door demonstranten en Israëli's en Joodse studenten en medewerkers zich te allen tijde
veilig voelen?
Antwoord 15
Ik heb de universiteiten en hogescholen via hun koepelorganisaties VH en UNL hier
destijds op geattendeerd en de verwachting uitgesproken dat zij al het redelijke doen
om hun verantwoordelijkheid voor de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving in
te vullen.
Vraag 16
Kunt u een inschatting maken hoeveel Joodse en/of Israelische studenten op dit moment
thuiszitten, omdat zij zich niet meer veilig voelen op hun onderwijsinstelling en
zo niet, wilt u de instellingen vragen te inventariseren hoeveel Joodse en/of Israelische
studenten en medewerkers nog thuiszitten?
Antwoord 16
Instellingen mogen de religie van studenten niet registreren, dat is wettelijk verboden.
Wel is er vanuit instellingen contact met studentengroeperingen en individuele studenten
die signalen van onveiligheid delen en aangeven niet naar de campus te willen komen.
Met hen kijken instellingen individueel wat er nodig is om het onderwijs toch doorgang
te kunnen laten vinden en welke (veiligheids-) maatregelen er getroffen kunnen worden.
Op basis van informatie die ik hierover van de koepelorganisaties heb ontvangen, is
het aantal studenten dat aangeeft niet naar de campus te willen komen omwille van
veiligheidsredenen naar hun inschatting beperkt. Desondanks is iedere student die
thuiszit er één teveel. Mogelijkerwijs zijn er ook studenten die hier geen melding
van durven te doen. In het eerdergenoemde onderzoek naar klacht- en meldvoorzieningen
wordt onderzocht waar verbetering mogelijk is. Daarbij wordt ook gekeken naar een
handelingsperspectief in de omgang met klachten en meldingen over antisemitisme.
Vraag 17
Kunt u inzichtelijk maken welke maatregelen u, of de afzonderlijke instellingen, heeft
genomen om de motie van het lid Eerdmans c.s. uit te voeren, waardoor alle barrières
voor Joodse en Israelische studenten, die niet naar hun universiteit durven gaan,
worden weggenomen?6
Antwoord 17
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 12 spreek ik momenteel met bestuurders van
universiteiten en hogescholen in het kader van meerdere moties en toezeggingen die
voortkomen uit het plenair debat van 23 januari jl. over de veiligheid op instellingen.
Dit betreft ook bovengenoemde motie over het wegnemen van barrières voor Joodse en
Israëlische studenten. Zoals toegezegd, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van deze
besprekingen voor het zomerreces informeren.
Daarnaast dragen de eerdergenoemde integrale aanpak sociale veiligheid en Taskforce
antisemitismebestrijding bij aan het wegnemen van barrières voor Joodse en Israëlische
studenten. Via de integrale aanpak sociale veiligheid werk ik samen met de sector
aan het vergroten van sociale veiligheid voor studenten en medewerkers van de onderwijsinstellingen.
Daarvoor is de komende jaren jaarlijks € 8 miljoen beschikbaar. Hierbij is ook ruimte
om de middelen in te zetten voor antisemitismebestrijding. Zo wordt voor het landelijk
programma sociale veiligheid een subsidieregeling bekostigd voor het financieel ondersteunen
van activiteiten van de regiegroep sociale veiligheid en het veld met als doel de
bevordering van een sociaal veilige leer- en werkomgeving voor studenten en werknemers
in het hoger onderwijs en de wetenschap. Hier kunnen door de (samenwerkende) universiteiten,
hogescholen, studie- en studentenverenigingen alsmede medewerkers- en promovendiorganisaties
ook voorstellen ter bestrijding van antisemitisme worden ingediend. Daarnaast kunnen
de middelen voor uitvoering van de afspraken ten aanzien van sociale veiligheid in
het Bestuursakkoord ook door onderwijsinstellingen worden besteed aan antisemitismebestrijding.
Verder wordt in het onderzoek naar klacht- en meldvoorzieningen, onderdeel van de
aanpak, gekeken naar het handelingsperspectief bij meldingen van antisemitisme.
Daarnaast werk ik, zoals eerder gesteld, aan een handreiking voor vertrouwenspersonen,
die voor de zomer klaar is. Deze handreiking gaat over het herkennen van en omgaan
met antisemitisme.
Instellingen werken ook aan het wegnemen van barrières voor Joodse en Israëlische
studenten. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 16 hebben instellingen contact met
studentengroeperingen en individuele studenten die signalen van onveiligheid delen
en aangeven niet naar de campus te willen komen. Met hen kijken instellingen individueel
wat er nodig is om het onderwijs toch doorgang te kunnen laten vinden en welke (veiligheids)maatregelen
er getroffen kunnen worden.
Vraag 18
Bent u bereid het College van Bestuur van instellingen, die de veiligheid niet kunnen
garanderen, onder curatele te laten stellen door de respectievelijke Raden van Toezicht?
Antwoord 18
Onder het bestuurlijk instrumentarium dat ik als Minister voorhanden heb valt niet
de mogelijkheid tot het onder curatele stellen van een College van Bestuur door de
Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht heeft de zelfstandige taak en bevoegdheid
om als intern toezichthouder op te treden, wanneer er sprake van zou zijn dat het
College van Bestuur de veiligheid niet zou kunnen garanderen.
Wanneer de Inspectie van het Onderwijs op basis van een gedegen onderzoek tot de conclusie
komt dat er sprake is van wanbeheer in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek, heb ik als ultimum remedium de mogelijkheid de Raad van
Toezicht een aanwijzing te geven tot het nemen van een of meer maatregelen. Wanneer
het doel van de maatregel ook met een minder zwaar middel kan worden bereikt, zal
ik eerst dat middel moeten inzetten. Er ligt op dit moment niet een dergelijk onderzoek
van de Inspectie.
Vraag 19
Is de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding al langsgeweest op de Radboud
Universiteit of de Maastricht Universiteit, zoals toegezegd in het debat Veiligheid
op Nederlandse universiteiten op 23 januari 2025?
Antwoord 19
De NCAB is in maart jl. in gesprek gegaan met het College van Bestuur van de Radboud
Universiteit om te spreken over de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers.
Een afspraak met de Universiteit Maastricht is in voorbereiding.
Vraag 20
Bent u voornemens instellingen, en in het bijzonder de Radboud Universiteit en de
Maastricht Universiteit, opdracht te geven om extra veiligheidsmaatregelen te nemen
om de veiligheid van Joodse en/of Israëlische studenten te garanderen?
Antwoord 20
Ik ben met de sector in gesprek over de uitvoering van de aangenomen moties van uw
Kamer tijdens het debat op 23 januari jl. over de veiligheid op universiteiten. Deze
zijn bedoeld om de veiligheid op de universiteiten beter te borgen. Over de uitkomsten
van deze bespreking zal ik uw Kamer voor het zomerreces informeren. Daarbij wil ik
wel benadrukken dat ik niet in de verantwoordelijkheid van universiteiten treed om
veiligheidsbeleid in te richten en huisregels te handhaven om ongewenst gedrag tegen
te gaan.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Boon, Van
der Hoeff en Uppelschoten (allen PVV), ingezonden 12 maart 2025 (vraagnummer 2025Z04507).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.