Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stoffer en Martens-America over het bericht ‘Lezing pro-Israëlische activiste op Radboud Universiteit ruw verstoord, aangifte tegen gemaskerde docent: ’Hij leidde de bende’’
Vragen van de leden Stoffer (SGP) en Martens America (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het ZorgSaam-ziekenhuis in Terneuzen (ingezonden 14 maart 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 19 mei
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1757.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Lezing pro-Israëlische activiste op Radboud Universiteit
ruw verstoord, aangifte tegen gemaskerde docent: «Hij leidde de bende»»1 en «Pro-Israëlische lezing in Maastricht voortijdig beëindigd na lawaaiprotest»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het toelaatbaar binnen de academische omgeving dat een lezing geen doorgang
kan hebben of ernstig verstoord wordt door kabaal van activisten die zich beroepen
op hun eigen gelijk?
Antwoord 2
Zoals mijn collega Minister van JenV heeft aangegeven in het debat van uw Kamer op
22 januari jl. mag een demonstratie zorgen voor overlast en hinder. Echter is het
overtreden van de wet in de vorm van discriminatie, vernieling en (oproepen tot) geweld
nooit toelaatbaar. In de praktijk worden besturen voor lastige dilemma’s geplaatst
wanneer zij het evenwicht moeten vinden tussen het demonstratierecht en de continuïteit
van onderwijs en onderzoek in een veilige leer- en werkomgeving.
Vraag 3
Hoe komt het dat niet veel sneller in samenwerking tussen de beveiliging en de politie
een eind kon worden gemaakt aan dergelijke misstanden?
Antwoord 3
Bij het overtreden van huisregels kunnen zowel tijdens als nadien maatregelen worden
genomen, die afhangen van de ernst van de overtreding en de relatie met de universiteit.
Het is aan de instellingen om bij dergelijke situaties proportioneel te handelen,
waar nodig daarbij de daartoe bevoegde partijen van de lokale driehoek in te schakelen
en bij strafbare feiten aangifte te doen bij de politie. De politie kan daarbij optreden
indien er sprake is van het plegen van strafbare feiten.
Vraag 4
In hoeverre is door de instellingen een risicoanalyse opgesteld, zijn de huisregels
gehandhaafd en zijn toegangscontroles toegepast?
Antwoord 4
Ik heb dit nagevraagd bij deze instellingen. De Radboud Universiteit (RU) geeft aan
een risicoanalyse gemaakt te hebben, mede gebaseerd op de ervaringen van de TU Delft
waar deze spreker al was geweest. De RU besloot om de lezing te laten plaatsvinden
in een collegezaal, die zo gelegen is dat aanwezigen geen hinder zouden ondervinden
van protesten van buiten. Daarnaast had de RU ervoor gezorgd dat de lezing alleen
toegankelijk was op vertoon van een campuskaart of id-bewijs van door de organisatie
uitgenodigde externen. Ook had de RU extra toezicht geregeld om de huisregels te handhaven
en contact opgenomen met de politie en gemeente, iets wat volgens de RU standaard
gebeurt bij activiteiten op de campus, als daar mogelijk risico’s aan verbonden zijn.
De Universiteit Maastricht (UM) geeft aan dat hun risicoschatting is gebaseerd op
de risicoschattingen van gemeente en politie. Op basis daarvan heeft de UM intern
beveiliging geregeld en zijn er afspraken gemaakt over wie mogelijke verstoorders
van de lezing zou aanspreken, omdat dergelijke verstoringen een overtreding zijn van
de huisregels. Ook geeft de UM aan dat er afspraken zijn gemaakt met de gemeente over
de handhaving buiten, op de openbare weg, waar de demonstratie plaatsvond.
Vraag 5
Hoe komt het dat in Maastricht de lezing geen doorgang kon hebben ondanks bekendheid
met het gebeuren in Nijmegen en de aankondigingen van verdere acties?
Antwoord 5
Het beoordelen van de risico's van lezingen en het nemen van veiligheidsmaatregelen
is de verantwoordelijkheid van de instelling. Het is aan de instellingen om hun veiligheidsbeleid
te evalueren om de juistheid van de inschatting vooraf en de proportionaliteit en
effectiviteit van de genomen maatregelen na te gaan. Het is van belang dat dat lokaal
gebeurt en dat daar ook in overleg wordt getreden met de instanties uit de lokale
driehoek.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat een docent van een hoger onderwijsinstelling een aanjagende
rol heeft bij intimiderende en verstorende acties die de voortgang van academische
debat en vrije meningsuiting belemmeren?
Antwoord 6
Als zo’n situatie zich voordoet verwacht ik dat de instelling haar verantwoordelijkheid
neemt in de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers
en hierbij het instrumentarium inzet dat hiervoor beschikbaar is, variërend van aanspreken,
berispen tot en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen
hangt af van de ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als
werkgever van de betreffende medewerker. Bij strafbare feiten moet een instelling
aangifte doen.
Zoals aangegeven tijdens het debat met uw Kamer op 23 januari jl. over de veiligheid
op Nederlandse universiteiten roep ik alle universiteiten en hogescholen op om altijd
aangifte te doen bij vermoedens van strafbare feiten. De instellingen hebben aangegeven
dat ook te doen.
Vraag 7
Heeft de instelling de betreffende docent aangesproken op de mogelijke consequenties
van zijn gedrag uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, mede gezien de effecten van
dit intimiderende gedrag op andere studenten en docenten?
Antwoord 7
De RU heeft gesprekken gevoerd met de betreffende docent. Deze gesprekken zijn vertrouwelijk
tussen werkgever en werknemer.
Vraag 8
Zijn u inmiddels situaties bekend waarin instellingen jegens personeel en studenten
maatregelen hebben getroffen bij het zich (herhaaldelijk) schuldig maken aan dit soort
wangedrag?
Antwoord 8
Ik beschik niet over deze informatie, aangezien maatregelen jegens personeel vertrouwelijke
informatie betreft over arbeidsrelaties op instellingen. De koepelorganisaties van
universiteiten (UNL) en van hogescholen (VH) geven daarnaast aan dat instellingen
de maatregelen jegens studenten vanwege privacy niet (centraal) registreren.
Vraag 9
Wat vindt u ervan dat een spreker dusdanig wordt belaagd dat zij ternauwernood het
terrein van de universiteit kan verlaten?
Antwoord 9
Dat vind ik betreurenswaardig.
Vraag 10
Is inmiddels aangifte gedaan en vindt u dat de instellingen in zulke gevallen een
verantwoordelijkheid hebben om dat te doen?
Antwoord 10
Zoals in het antwoord op vraag 6 ook aangegeven roep ik alle universiteiten en hogescholen
op om altijd aangifte te doen bij vermoedens van strafbare feiten. De instellingen
hebben aangegeven dat ook te doen.
Vraag 11
Bent u bereid in overleg te treden met de instellingen, met het oog op de aankomende
Israëli-apartheidweek en de aankondigingen van acties in die week, om in beeld te
brengen wat nodig is om de veiligheid van studenten te waarborgen en misstanden te
voorkomen?
Antwoord 11
Ik spreek regelmatig met de besturen van universiteiten en hogescholen over de veiligheid
op hun campussen en heb hen ook op de aangekondigde actie geattendeerd, die inmiddels
heeft plaatsgevonden. Daarbij heb ik de verwachting uitgesproken dat zij al het redelijke
doen om hun verantwoordelijkheid voor de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving
in te vullen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.