Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mutluer over de onafhankelijkheid van de beoordeling van politiegeweld in Nederland
Vragen van het lid Mutluer (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de onafhankelijkheid van de beoordeling van politiegeweld in Nederland (ingezonden 13 maart 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 8 mei 2025). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1827.
Vraag 1
Kent u het bericht «De beoordeling van politiegeweld in Nederland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusie van de auteur dat de praktijk van het beoordelen van mogelijk
onrechtmatig politiegeweld op onderdelen niet in overeenstemming is met de jurisprudentie
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)? Zo ja, op welke onderdelen
is daar sprake van en hoe gaat u die praktijk laten verbeteren? Zo nee, waarom deelt
u die conclusie niet?
Antwoord 2
Die conclusie deel ik niet. Artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM) beschermt het recht op leven. Artikel 3 EVRM verbiedt marteling of
onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Uit de jurisprudentie van
het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat deze artikelen ook van
toepassing zijn op situaties waarin een opsporingsambtenaar geweld gebruikt tegen
een burger.2 De artikelen 2 en 3 EVRM bevatten materiële en procedurele vereisten. De in Nederland
geldende regels voor geweldgebruik door de politie en de procedures waarin dit wordt
onderzocht, zijn een invulling van deze vereisten op nationaal niveau. Er is geen
aanleiding om aan te nemen dat de beoordeling van geweldgebruik in de Nederlandse
rechtspraktijk niet in overeenstemming is met de jurisprudentie van het EHRM.
Vraag 3
Deelt u de mening van de auteur dat het toetsen van politiegeweld aan de vereisten
van proportionaliteit en subsidiariteit aangevuld dient te worden met een toets op
het vereiste van absolute (artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM)) of strikte (artikel 3 EVRM) noodzakelijkheid? Zo ja, hoe gaat u zorg
dragen dat deze aanvulling plaats gaat vinden? Zo nee, waarom niet? En zo nee, waaruit
blijkt dat politie en het Openbaar Ministerie al toetsen of politiegeweld absoluut
of strikt noodzakelijk was?
Antwoord 3
Ik deel die mening niet. Uit de jurisprudentie van het EHRM volgt het materiële vereiste
dat de politie niet meer geweld mag gebruiken dan «absolutely necessary» (artikel 2 EVRM) of «strictly necessary» (artikel 3 EVRM) om het beoogde doel te bereiken. Doorslaggevend daarvoor is of een
opsporingsambtenaar op het moment van het geweldgebruik redelijkerwijs kon aannemen
dat zich een situatie voordeed waarin het noodzakelijk was het geweld te gebruiken.
Het EHRM schrijft voor dat lidstaten regels moeten stellen met betrekking tot proportioneel
geweldgebruik door de politie.3 In dat verband acht het EHRM van belang dat de politie vaak moet optreden in gevaarlijke
en onvoorspelbare situaties. De uit het EVRM voortvloeiende positieve verplichtingen
moeten zodanig worden uitgelegd dat de autoriteiten niet onmogelijk of disproportioneel
worden belast.4
In overeenstemming met deze eisen zijn er regels opgenomen in de Nederlandse wet voor
geweldgebruik door de politie. Op grond van artikel 7 van de Politiewet zijn opsporingsambtenaren
bevoegd om – in overeenstemming met de geweldsinstructie – geweld te gebruiken bij
de rechtmatige uitoefening van een politietaak indien een situatie dit vereist. Het
uitgangspunt is daarbij dat geweld het laatste redmiddel is. De geweldsinstructie
bepaalt dat een opsporingsambtenaar bij het gebruik van geweld altijd handelt in overeenstemming
met de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid.
Dat de in Nederland geldende regels voor geweldgebruik door de politie niet dezelfde
terminologie aanhouden als (de Nederlandse vertaling van) de bewoordingen van het
EHRM, maakt nog niet dat de Nederlandse regels niet voldoen aan het EVRM. Immers,
het gaat erom dat de nationale regels in materiële zin voldoen aan de normen die volgen
uit de jurisprudentie van het EHRM, onder meer door de wijze waarop de nationale regels
worden geïnterpreteerd.5 Het EHRM schrijft voor dat een opsporingsambtenaar zich beperkt tot geweldgebruik
dat in verhouding staat tot het beoogde doel en indien mogelijk altijd kiest voor
de lichtste vorm van geweld.6 Dit wordt gewaarborgd door de in Nederland geldende vereisten van proportionaliteit
en subsidiariteit, die van toepassing zijn op alle geweldshandelingen van de politie.
Vraag 4
Deelt u de conclusie van de auteur dat onderzoeken van de afdeling Veiligheid, Integriteit
en Klachten van de politie naar geweldsgebruik niet onafhankelijk zijn omdat er sprake
is «van hiërarchie en institutionele verbanden tussen de mensen die het geweld gebruikten
en de mensen die het geweld beoordelen»? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat dit
onderzoek wel onafhankelijk wordt? Zo nee, waarom deelt u die conclusie niet?
Antwoord 4
Ik deel deze conclusie niet. Procedureel vereist het EHRM dat er een effectief en
onafhankelijk onderzoek plaatsvindt wanneer geweldgebruik door de politie heeft geleid
tot de dood van een slachtoffer (artikel 2 EVRM) of wanneer een burger een geloofwaardige
verklaring aflegt dat hij of zij als gevolg daarvan letsel heeft opgelopen (artikel 3
EVRM).7 Onafhankelijk onderzoek betekent niet alleen het ontbreken van een hiërarchisch of
institutioneel verband maar ook praktische, feitelijke onafhankelijkheid. Dat betekent
dat degenen die het onderzoek verrichten onafhankelijk moeten zijn van de opsporingsambtenaar
die het geweld heeft aangewend. Daarnaast moet het onderzoek kunnen leiden tot vaststelling
van de feiten en tot een oordeel over de rechtmatigheid van de geweldsaanwending in
de gegeven omstandigheden, tot het vaststellen van de verantwoordelijke, en, indien
nodig, tot bestraffing van de verantwoordelijke. Het onderzoek moet onverwijld van
start gaan. Nabestaanden en slachtoffers moeten worden betrokken bij het onderzoek.8
In de gevallen waarin een opsporingsambtenaar gebruik heeft gemaakt van zijn vuurwapen
met een overlijden of enig lichamelijk letsel tot gevolg, wordt onafhankelijk onderzoek
verricht door de Rijksrecherche onder gezag van de officier van justitie. Dit geldt
ook voor ander geweldgebruik door opsporingsambtenaren met de dood of zwaar lichamelijk
letsel tot gevolg. Wanneer een burger aangifte doet van (zware) mishandeling door
de politie of andere opsporingsambtenaren, kan het OM bevelen dat dit wordt onderzocht.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijksrecherche indien sprake is van zwaar lichamelijk
letsel.
In andere gevallen van letsel als gevolg van geweld door opsporingsambtenaren wordt
het onderzoek uitgevoerd door medewerkers van een afdeling Veiligheid, Integriteit
en Klachten van de politie. Dit zijn opsporingsambtenaren die niet betrokken zijn
geweest bij het geweldsincident en bovendien onafhankelijk zijn ten opzichte van de
politieteams waartoe de opsporingsambtenaar die geweld gebruikte behoort. Gaat het
om een geweldsaanwending door een andere opsporingsambtenaar, dan zal het onderzoek
worden verricht door de afdeling interne onderzoeken van de betreffende organisatie
of, wanneer die daarover niet beschikt (denk aan veel organisaties die beschikken
over buitengewone opsporingsambtenaren zoals gemeenten), door de politie.9 Net als het onderzoek door de Rijksrecherche, vindt een onderzoek na een aangifte
van geweldgebruik door een opsporingsambtenaar plaats onder gezag van een officier
van justitie. Daarmee wordt de door het EHRM voorgeschreven onafhankelijkheid voldoende
gewaarborgd.
Indien de officier van justitie besluit de betrokken opsporingsambtenaar te vervolgen,
is de Blauwe Kamer van de rechtbank Midden-Nederland bevoegd een oordeel te geven
in de strafrechtelijke procedure. Het is niet aan mij als stelselverantwoordelijke
voor de politie om mij uit te spreken over de oordelen van de Blauwe Kamer of andere
(rechterlijke) functionarissen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.