Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid White over het (tijdelijk) stoppen vanuit de Verenigde Staten met financiering op de CAS-eilanden
Vragen van het lid White (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Asiel en Migratie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het (tijdelijk) stoppen vanuit de Verenigde Staten met financiering op de CAS-eilanden (ingezonden 24 maart 2025)
Antwoord van Staatssecretaris Szabó (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Asiel en Migratie (ontvangen 7 mei 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1955.
Vraag 1
Wat is de impact van het (tijdelijk) stoppen vanuit de Verenigde Staten met financiering
op Curaçao, Aruba en Sint Maarten (de CAS-eilanden) in het algemeen en specifiek op
maatschappelijke organisaties? Hoe raakt dit de sectoren zorg en educatie? Hoe raakt
dit rechtsbijstand en juridische voorlichting aan ongedocumenteerden, migranten en
mensen die bescherming zoeken? Mocht u hierover nog geen concrete informatie hebben,
bent u dan bereid hier op korte termijn onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Door het wegvallen van de financiële middelen van United States Agency for International
Development (USAID) is er verminderde financiering voor ontwikkelingsprojecten wereldwijd.
Dit heeft ook gevolgen voor de financiering aan internationale en maatschappelijke
organisaties die werkzaam zijn op Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Zij zijn op verschillende
terreinen actief en de impact verschilt per organisatie en is mede afhankelijk van
de mate waarin zij direct of indirect financiering ontvingen vanuit de Verenigde Staten.
Het is niet aan het Nederlandse kabinet inzage te geven in deze specifieke financieringsstromen
of onderzoek te doen naar de mogelijke impact.
Het is primair aan de overheden van de autonome landen om eventueel het wegvallen
van de financiering uit de Verenigde Staten (deels) te compenseren. Daarom is het
niet aan het Nederlandse kabinet hier onderzoek naar te doen.
Vraag 2
Kunt u aangeven welke concrete gevolgen er zijn als de financiering blijvend wordt
stopgezet?
Antwoord 2
Het Nederlandse kabinet kan niet aangeven wat de concrete gevolgen zullen zijn voor
het blijvend stopzetten van de financiering vanuit USAID. Zoals reeds gesteld is het
primair aan overheden van de autonome landen om eventueel het wegvallen van de financiering
(deels) te compenseren. Zo hebben de autoriteiten van Curaçao recentelijk een eenmalige
financiële bijdrage gedaan aan meerdere organisaties waaronder de stichting Salú pa
Tur zodat zij de eerstelijnszorgzorg voor de ongedocumenteerden op Curaçao kunnen
voortzetten. Het Nederlandse kabinet heeft in 2024 eerder een bescheiden (financiële)
bijdrage geleverd aan Salú Pa Tur.
Vraag 3
Zijn er ook concrete gevolgen merkbaar voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden)
(met name Bonaire) nu belangrijke projecten op Aruba en Curaçao (tijdelijk) geen financiering
ontvangen?
Antwoord 3
Er zijn geen signalen bekend dat er concrete gevolgen merkbaar zijn op Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.
Vraag 4
Ziet u het belang van projecten die werden uitgevoerd met deze financiering in het
algemeen en specifiek door het maatschappelijk middenveld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja. Ik erken het belang van deze projecten. Aruba, Curaçao en Sint Maarten kennen
een levendig maatschappelijk middenveld met tal van organisaties die zich inzetten
voor de bevolking van hun land. De projecten waaraan u refereert worden voor zover
mij bekend veelal deels gefinancierd door USAID, naast andere financiers. Zoals aangegeven
bij mijn antwoord op vraag 2 is het niet aan het Nederlandse kabinet om hier verder
onderzoek naar te doen. Het is aan de overheden van de landen om in samenspraak met
het maatschappelijk middenveld te verkennen hoe het eventuele tekort aan financiering
opgevangen kan worden.
Vraag 5
Hoe ziet u deze situatie ontwikkelen na de stop van drie maanden die nu is aangegeven
vanuit de Verenigde Staten?
Antwoord 5
Op 10 maart jl. heeft de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken een indicatie
gegeven van de omvang van de structurele bezuinigingen die op de stop volgen. Meer
details daarover kwamen onlangs naar buiten via Amerikaanse media. Daaruit blijkt
dat het voornemen is om het overgrote deel van alle USAID activiteiten stop te zetten,
evenals een aanzienlijk deel van de hulpprogramma’s van het Amerikaanse Ministerie
van Buitenlandse Zaken. De besluitvorming in de Verenigde Staten is nog niet afgerond,
maar de gevolgen kunnen wereldwijd aanzienlijk zijn. Met 27% van de wereldwijde hulpuitgaven
is de Verenigde Staten de grootste individuele donor in absolute termen.
Vraag 6
Bent u met de CAS-eilanden in gesprek over de gevolgen van de stop van de financiering
door USAID? Zo nee, bent u van plan dit alsnog op korte termijn te doen?
Antwoord 6
In de recente bestuurlijke overleggen die ik gevoerd heb met de Caribische landen
is stilgestaan bij het stopzetten van de financiering van USAID en de mogelijke gevolgen
hiervan.
Vraag 7
Erkent u dat het wegvallen van deze projecten de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk
raakt, gezien de bijzondere staatkundige relatie met de CAS-eilanden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Ik erken dit niet. De bijzondere staatkundige relatie betekent niet dat het Koninkrijk
verantwoordelijk is voor het compenseren voor het wegvallen van deze externe financiering.
Dit blijft primair een verantwoordelijkheid van de Caribische landen.
Vraag 8
Welke rol kan het land Nederland spelen in het opvangen van het wegvallen van deze
projecten?
Antwoord 8
Ik voorzie hierin voor Nederland geen concrete rol. Het is primair aan de autoriteiten
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om het wegvallen van de financiering vanuit de
Verenigde Staten (deels) te compenseren of te verkennen hoe de projecten die wegvallen
op een andere manier voortgang kunnen krijgen.
Vraag 9
Is Nederland bereid om mee te denken over alternatieve financieringsbronnen voor deze
projecten, zoals internationale humanitaire fondsen of Europese subsidies en hier
een faciliterende rol op zich te nemen?
Antwoord 9
Maatschappelijke organisaties hebben zelfstandig contact met humanitaire fondsen.
Zij zullen zelf nieuwe aanvragen moeten indienen. Nederland is bereid een faciliterende
rol te vervullen. Zo zijn er verschillende horizontale EU-fondsen die mogelijk kunnen
worden aangeschreven. Voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geldt dat de speciaal-gezant
voor de BES ondersteunt bij aanvragen voor soortgelijke EU-fondsen. Curaçao, Aruba
en Sint Maarten kunnen, indien gewenst, Nederland verzoeken om soortgelijke ondersteuning
te ontvangen. Tot op heden is dit niet gebeurd.
Daarnaast kunnen de CAS-landen gebruik maken van de diensten van de National Contact
Points (NCP) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). RVO ondersteunt
bij het indienen van voorstellen en organiseert (voor bepaalde fondsen) trainingen
en informatiebijeenkomsten. Nederland kan hier desgevraagd dus een faciliterende rol
bij spelen.
Vraag 10
Kan Nederland proactief financiële ondersteuning aanbieden in deze uitzonderlijke
situatie met inachtneming van de specifieke relatie tussen het Koninkrijk en de CAS-eilanden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zie mijn antwoorden bij vraag 8 en 9.
Vraag 11
Erkennen Nederland en de CAS-eilanden het cruciale werk van lokale en internationale
organisaties die personen die bescherming zoeken op de eilanden ondersteunen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 11
Nederland erkent de belangrijke rol die lokale en internationale organisaties kunnen
spelen binnen de migratieketen voor de bescherming en bevordering van mensenrechten.
Het delen van ervaringen en best practices kan bijvoorbeeld dienen als een waardevol
instrument ten behoeve van de doelgroep voor zowel de autoriteiten van de Caribische
landen als het maatschappelijk middenveld. Daarnaast worden sommige internationale
organisaties zoals United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) ingezet in
een adviserende rol met betrekking tot de uitvoering van het migratiebeleid in de
Caribische landen.
Vraag 12
Gegeven de huidige situatie in Venezuela, beschouwt Nederland Venezolaanse personen
op de CAS-eilanden als een groep waarvan een deel specifieke bescherming nodig heeft?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het toelatingsbeleid voor de Caribische landen is een landsaangelegenheid en geniet
de politieke verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie van de Caribische
landen. Voor alle Caribische landen geldt dat het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM) van toepassing is. Dit betekent dat Venezolanen een beroep kunnen
doen op artikel 3 van het EVRM wanneer zij bij terugkeer een risico lopen op een onmenselijke
behandeling. Het is aan de betreffende persoon om een reëel risico hierop aannemelijk
te maken.
De autoriteiten van de Caribische landen dienen elk artikel 3EVRM-verzoek individueel
te beoordelen. Indien de autoriteiten oordelen dat een beroep op het non-refoulementbeginsel
of bescherming gegrond is, wordt de desbetreffende persoon niet uitgezet naar het
land waar hij/zij vervolging te vrezen heeft.
Voor Nederland geldt dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet als zodanig als
uitzonderlijk wordt aangemerkt. Dit betekent concreet dat iedere persoon die dient
terug te keren naar Venezuela niet per definitie wordt gekenmerkt als iemand die vervolging
te vrezen heeft. Net als in de Caribische landen wordt het verzoek om bescherming
op basis van artikel 3 van het EVRM individueel beoordeeld door de bevoegde autoriteiten
in Nederland.
Vraag 13
Voelt Nederland zich, als grootste land binnen het Koninkrijk, verantwoordelijk vanwege
de impact die dit besluit heeft op de mensenrechten van personen op de CAS-eilanden
in het algemeen en ongedocumenteerden, migranten en mensen die bescherming zoeken
specifiek? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn migratie, waaronder dus het toelatings-,
opvang-, terugkeer-en asielbeleid, evenals het zorgdragen voor de verwezenlijking
van mensenrechten, landsaangelegenheden. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint
Maarten zijn daarom net als Nederland elk voor hun eigen migratiebeleid verantwoordelijk.
De samenwerking tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten op het vlak van migratiebeleid
is gestoeld op gelijkwaardigheid, wederzijds draagvlak en een goede onderlinge relatie.
Hier wordt waarde aan gehecht. Het Nederlandse kabinet is van mening dat mensenrechten
waar dan ook ter wereld gerespecteerd en gewaarborgd dienen te worden. De samenwerking
met de CAS-landen en geleverde bijstand is altijd gericht geweest om de vreemdelingenketens
in de landen afhankelijk van de wederzijdse wensen en behoeften verder te optimaliseren.
Vraag 14
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.