Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hirsch en Piri over de IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid
Vragen van de leden Hirsch en Piri (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over de IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid (ingezonden 18 maart 2025).
Antwoord van Minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp), mede namens
de Minister van Financiën (ontvangen 29 april 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 1908.
Vraag 1
Bent u het ermee eens dat om negatieve effecten te vermijden, de mensenrechtensituatie
in een land ook moet worden meegewogen bij de beoordeling van een exportkredietverzekeringsaanvraag?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Bij een aanvraag voor een exportkredietverzekering (ekv) worden altijd de risico's
voor mens, dier en milieu zorgvuldig in kaart gebracht. Daarbij worden ook mensenrechten
in de specifieke context van het project meegewogen, conform internationale standaarden.1
Vraag 2
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie
(IOB) om aanvullende middelen ter beschikking te stellen aan ambassades in hoogrisicolanden
waar de overheid via het handelsinstrumentarium betrokken raakt bij omvangrijke economische
projecten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe?
Antwoord 2
De bezuinigingen op de ODA en non-ODA begrotingen raken ook de beschikbare middelen
voor ambassades. Daarnaast raakt de bezuinigingsopdracht waaraan dit kabinet invulling
geeft de uitvoering van het mensenrechtenbeleid. De taakstelling op apparaatskosten
zal bovendien een weerslag hebben op de op posten beschikbare capaciteit. Nederland
kan niet hetzelfde blijven doen met minder mensen en middelen.
Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het IOB-rapport2, is het kabinet voornemens de opzet van het decentrale mensenrechtenfonds aan te
passen, op basis van de IOB-aanbeveling om geografische focus aan te brengen en het
aantal partnerlanden te beperken. Uw Kamer zal geïnformeerd worden over de voortgang
van deze uitwerking tijdens het jaarlijkse debat over mensenrechten.
Zoals in de kabinetsreactie uiteengezet wordt, geldt voor projecten die gebruikmaken
van publieke handelsinstrumenten, reeds dat bedrijven moeten voldoen aan IMVO-voorwaarden,
waarbij mensenrechten een integraal onderdeel zijn. Het kabinet hecht belang aan het
beschermen van de rechten van mensen die in een projectgebied wonen en/of werken.
In lijn met het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten zet het kabinet
daarom in op het vormgeven van dialoog tussen ambassades, uitvoerders van het handelsinstrumentarium,
Nederlands bedrijfsleven en mensenrechtenverdedigers om milieu, sociale en veiligheidsrisico’s
beter in kaart te brengen om deze vroegtijdig te kunnen adresseren. Ook kunnen ambassades
een veilige ontmoetingsplek bieden aan mensenrechtenverdedigers en het belang van
naleving van mensenrechten adresseren bij de overheden in landen waar Nederland betrokken
is bij omvangrijke economische projecten.
Vraag 3
Klopt het dat projecten die in de eerste instantie niet aan de door Atradius Dutch
State Business (ADSB) gehanteerde standaarden voldoen nog steeds exportkredietverzekering
toegekend kunnen krijgen als er een actieplan is om wel aan standaarden te voldoen?
Welke overwegingen maakt ADSB hierbij? Welke middelen heeft ADSB tot zijn beschikking
om concrete acties af te dwingen? Zijn er casussen waarbij dit nodig bleek te zijn?
Zo ja, welke en waarom? Wat zijn de gevolgen als opvolging van het actieplan uitblijft?
Zijn er gevallen geweest waarin de Nederlandse overheid bedrijven extra ondersteuning
heeft gegeven om hun actieplan uit te voeren? Zo ja, welke en op welke manier is die
uitvoering gesteund?
Antwoord 3
ADSB beoordeelt of projecten voldoen aan internationale standaarden, waaronder de
IFC Performance Standards. Projecten die niet volledig voldoen aan deze standaarden komen alleen in aanmerking
voor een ekv als er een concreet en overtuigend actieplan ligt om aan deze standaarden
te gaan voldoen. ADSB beoordeelt hierbij de haalbaarheid van het plan en monitort
de uitvoering. Als het actieplan onvoldoende wordt nageleefd dan zal Nederland in
eerste instantie altijd kiezen voor een dialoog met betrokkenen om verbeteringen te
realiseren. Mocht hiermee niet het gewenste resultaat behaald worden dan kan dit in
het uiterste geval gevolgen hebben voor het recht op schade-uitkering onder de polis
of trekkingen onder de verzekerde lening. Er zijn geen gevallen waarin de Nederlandse
overheid aanvullende financiële steun heeft geboden voor de uitvoering van een actieplan;
naleving ervan ligt bij de projecteigenaren.
Vraag 4
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de juridische mogelijkheden om
de mensenrechten-effectanalyses en de plannen om deze risico’s aan te pakken, openbaar
te maken voor projecten in hoogrisicolanden die de overheid ondersteunt met een exportkredietverzekering?
Antwoord 4
Het kabinet erkent het belang van transparantie bij exportkredietverzekeringen en
benadrukt dat bedrijven moeten voldoen aan internationale richtlijnen op dit vlak.
Voor de exportkredietverzekeringen zijn de OESO Common Approaches leidend op het terrein
van standaarden voor transparantie. Uit een externe evaluatie blijkt dat het Nederlandse
ekv-beleid aan deze standaarden voldoet en dat ADSB verder gaat dan veel andere exportkredietverzekeraars.3 Het kabinet en ADSB moedigen projecteigenaren en exporteurs actief aan tot transparantie
en het openbaar maken van mensenrechten-effectanalyses, rekening houdend met vertrouwelijkheid
en eigendomsrechten. Omdat deze analyses doorgaans eigendom zijn van buitenlandse
projecteigenaren, ligt de beslissing hierover echter primair bij hen. Nederland zet
zich actief in binnen de OESO voor het opnemen van een inspanningsverplichting voor
projecteigenaren om transparantie te bevorderen.4
Vraag 5 en 6
Welk signaal geeft Nederland volgens u af door handelsmissies uit te voeren naar landen
die mensenrechtenverdragen structureel en grootschalig met de voeten treden?
Ziet u een rol voor handelsmissies in het bevorderen van mensenrechten, bijvoorbeeld
door (potentiële) handelspartners te wijzen op het niet naleven van mensenrechtenverdragen?
Zo ja, op welke wijze adresseert u mensenrechten risico’s in de aanloop naar en tijdens
de handelsmissies zelf?
Antwoord 5 en 6
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is het Nederlandse handelsbeleid gebaseerd
op balans: het gaat om de versterking van ons internationale verdienvermogen en tegelijkertijd
om blijvend te engageren met landen in een brede bilaterale relatie. Mensenrechten
en handel sluiten elkaar niet uit, maar kunnen juist elkaar aanvullen. Keuzes voor
prioritaire markten en de economische relaties die hieruit voortvloeien bieden mogelijkheden
om binnen deze brede bilaterale relatie het gesprek te voeren over onderwerpen zoals
mensenrechten en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). In
relatie tot deze onderwerpen verwacht de Nederlandse overheid van alle Nederlandse
bedrijven die internationaal (gaan) ondernemen dat zij de OESO richtlijnen voor multinationale
ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. De overheid ondersteunt en informeert bedrijven hierbij, o.a. via het
MVO steunpunt. Ook tijdens missies wordt er regelmatig aandacht besteed aan IMVO,
bijvoorbeeld via briefings. Tevens organiseert mijn ministerie twee keer per jaar
een Breed Mensenrechten Overleg met Nederlandse mensenrechtenorganisaties om aandacht
voor mensenrechten in het Nederlands buitenlandbeleid, zo ook missies, te bevorderen.
Vraag 7
Waarom ontbreken mensenrechten vaak op de agenda tijdens bilaterale consultaties,
met name met landen waarbij er sprake is van strategische afhankelijkheden, zoals
uit de IOB-evaluatie blijkt?
Antwoord 7
In bilaterale economische consultaties is IMVO, waarin mensenrechten een belangrijk
thema vormen, onderwerp van het gesprek. Deze samenhang tussen mensenrechten en handel
past bij de integrale landensturing waar het Ministerie van Buitenlandse Zaken op
inzet om de effectiviteit van het buitenlandbeleid te vergroten en wordt breed gedragen.
Inzake economische consultaties met landen waar sprake is van hoge mensenrechtenrisico’s
zal er in lijn met het advies, daar waar relevant, aandacht zijn voor mensenrechten.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat mensenrechtenbevordering niet afhankelijk mag zijn van andere
belangen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst mensenrechten vaker op
de agenda staan tijdens gesprekken met handelspartners? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals geschetst in de kabinetsreactie, zullen zich in de huidige geopolitieke situatie
vaker spanningen voordoen in de driehoek van waarden, welvaart en weerbaarheid. De
tijd dat Nederland en gelijkgezinde partners relatief comfortabel economisch belang,
veiligheid en waarden konden combineren is voorbij. Het feit dat belangen vaker zullen
botsen en het opkomen voor mensenrechten niet in isolement kan gebeuren, is ook een
constatering van de IOB. Mensenrechten en internationale rechtsorde blijven van belang.
Vanuit de grondwettelijke opdracht (artikel 90), internationaalrechtelijke verplichtingen
maar zeker ook vanuit geopolitiek en veiligheidsbelang, blijft Nederland daarom werken
aan mogelijkheden om ongewenste ontwikkelingen met gelijkgezinde partners tegen te
gaan.
Vraag 9
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om meer uitgebreide voorlichting over
de mensenrechtensituatie en de risico’s op mensenrechtenschendingen te geven aan bedrijven
die deelnemen aan handelsmissies naar hoogrisicolanden? En bent u bereid om daarbij
meer gebruik te maken van de expertise van maatschappelijke organisaties en andere
externe deskundigen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het Kabinet erkent dat bij handelsmissies naar hoog-risico landen adequate voorlichting
gegeven moet worden. Het afgelopen jaar zijn extra inspanningen geleverd om de inzet
op voorlichting en ondersteuning daar te verhogen waar de risico’s potentieel het
hoogst zijn. Deze inzet zal in lijn met deze aanbeveling gecontinueerd worden. Zo
zijn er IMVO «gesprekstechniek» trainingen ontwikkeld voor het postennetwerk zodat
zij ook preventief de juiste vragen kunnen stellen en bedrijven nog beter kunnen informeren
over hun zorgplicht. Op de RVO-landenpagina’s is informatie opgenomen over vaak voorkomende
lokale IMVO-risico’s en daarnaast kunnen bedrijven voor ondersteuning terecht bij
het MVO steunpunt van RVO. In specifieke gevallen, bijvoorbeeld bij handelsmissies
naar hoog-risico landen, zet het postennet in samenwerking met BZ in op proactieve
voorlichting aan het bedrijfsleven en is het maatschappelijk middenveld betrokken
geweest. Zo hebben we bij eerdere handelsmissies naar China en Hong Kong een briefing
van Amnesty International gedeeld met missiedeelnemers en zijn er lokale partijen
uitgenodigd om bedrijven te informeren over lokale risico’s en bijbehorende mitigerende
maatregelen.
Maatschappelijke organisaties hebben tijdens bestaande overlegstructuren zoals het
Breed Mensenrechten Overleg en het brede handelsberaad reeds de gelegenheid om input
te leveren op uitgaande handelsmissies. Recent is overeengekomen dat de input van
maatschappelijke organisaties en andere externe deskundigen kan worden meegenomen
door de mensenrechtenambassadeur (MRA) in de voorlichting aan bedrijven, in geval
van hoog risico. Deze informatie wordt gebruikt om middels handelsmissies de aandacht
voor mensenrechten in het Nederlands buitenlandbeleid te bevorderen.
Vraag 10
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de openbaarmaking van de MVO-zelfscan
als voorwaarde te stellen voor deelname aan handelsmissies naar hoog-risicolanden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De «MVO-zelfscan» die wordt uitgevraagd bij handelsmissies bestaat uit een zelf-assessment
over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid. De zelfscan is het startpunt van een
proces gericht op bewustwording en verbetering waarin de overheid bedrijven proactief
helpt bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het vroegtijdig openbaar maken van
de «MVO-zelfscan» kan dit proces bemoeilijken, omdat een voorwaarde voor openbaarmaking
kan beïnvloeden hoe bedrijven de scan invullen en daarmee mogelijk ook de dienstverlening
en de beoogde verbeterafspraken die RVO in gang kan zetten. Het kabinet zal openbaarmaking
van de «MVO-zelfscan» van individuele bedrijven dus niet als voorwaarde voor deelname
aan handelsmissies naar hoog-risicolanden stellen. Zolang een bedrijf zich houdt aan
de toepasselijke wet- en regelgeving (zoals de CSRD) is de mate van transparantie
een keuze van het bedrijf zelf.
Vraag 11
Wanneer verwacht u de kabinetsreactie op het volledige IOB-rapport met de Kamer te
kunnen delen?
Antwoord 11
De kabinetsreactie is op 21 maart jl. met uw Kamer gedeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede namens
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.