Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de voorjaarsvergadering van het IMF op 22 tot 26 april 2025 (Kamerstuk 26234-304)
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 306
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 april 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 8 april 2025 over de geannoteerde
agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de voorjaarsvergadering
van het IMF op 22 tot 26 april 2025 (Kamerstuk 26 234, nr. 304).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 april 2024 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 17 april 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
De griffier van de commissie, Weeber
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersoon
De leden van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor
de voorjaarsvergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van 22 tot en
met 26 april 2025 en hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van GroenLinks-PvdA maken zich zorgen over de constatering dat de VS in korte
tijd de handen aftrekt van de wereld. Ook hun deelname aan het IMF is geen zekerheid
meer, blijkt uit de geannoteerde agenda. Zelfs Bretton Woods lijkt daarmee geen zekerheid
meer. Wat zouden de gevolgen zijn als de VS haar steun voor Bretton Woods intrekt?
Hoe realistisch acht de Minister dit, nu de VS ook USAID al heeft opgeblazen?
1. Antwoord
Multilaterale organisaties zoals het IMF en de Wereldbank vormen de hoeksteen voor
internationale samenwerking en spelen een essentiële rol in de mondiale welvaart,
inclusief de welvaart van de VS. Bovendien heeft de VS een significante invloed op
het beleid van IMF en Wereldbank en een veto op belangrijke beslissingen.
President Trump heeft of 4 februari jl. een decreet uitgevaardigd om kritisch naar
de deelname van de VS aan internationale organisaties te kijken en of deze nog steeds
in het Amerikaanse belang is. In het decreet is opgenomen dat binnen 180 dagen aanbevelingen
worden gedaan op basis van de evaluatie. Het kabinet wil niet vooruitlopen op de uitkomst
van deze evaluatie.
De VS heeft een sleutelrol gespeeld bij de oprichting van deze instellingen, en is
nog steeds een belangrijke partner binnen de instellingen. Het kabinet ziet ernaar
uit deze samenwerking voort te zetten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
voorjaarsvergadering van het IMF van 22 tot en met 26 april 2025 en hebben daarover
nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er veel speelt op dit moment als het gaat
om de geopolitieke spanningen, de handelsoorlog met importheffingen en de toegenomen
onzekerheid. Het is daarom belangrijk dat daarover ook in IMF-verband wordt gesproken.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de geschetste lijn van het kabinet om het
belang van vrijhandel te blijven benadrukken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de mondiale inflatie volgens het IMF naar verwachting
daalt naar gemiddeld 4,2% in 2024 en 3,5% in 2026. Inflatie is de sluipmoordenaar
voor de portemonnee en het spaargeld van mensen, dat geldt in Nederland, maar ook
in andere landen. Deze leden zijn van mening dat de verwachte inflatie nog steeds
te hoog is. Welke rol heeft of kan het IMF hebben bij het verlagen van de inflatie?
In hoeverre gaan er afspraken gemaakt worden over de aanpak van de inflatie? Welke
gevolgen hebben de geopolitieke spanningen en de importheffingen potentieel op de
hoogte van de inflatie?
2. Antwoord
Het IMF draagt middels analyses en beleidsaanbevelingen bij aan het beheersen van
inflatie. Dit moet uiteindelijk gerealiseerd worden door centrale banken. De ECB heeft
in de eurozone het mandaat voor stabiele inflatie. Daarnaast kunnen overheden met
begrotingsdiscipline een bijdrage leveren aan het beheersen van de inflatie. Tijdens
de Voorjaarsvergadering vinden, onder meer in het International Monetary and Financial
Committee, gedachtewisselingen plaats over macro-economisch beleid met het IMF, centrale
bankiers en Ministers van Financiën. Deze gedachtewisselingen dragen bij aan verstandig
beleid, maar leiden niet tot bindende afspraken over inflatiebestrijding.
Het Koninkrijk benadrukt, net als veel andere landen, het belang van multilaterale
samenwerking en de baten van vrijhandel. Importheffingen dragen direct bij aan de
inflatie, vooral in de VS, het land dat de heffingen instelt. In andere landen (waaronder
Europa) is het effect van heffingen op inflatie minder eenduidig. Enerzijds kan de
inflatie toenemen als heffingen doorwerken in prijzen, vooral wanneer landen reageren
met importheffingen. Anderzijds kunnen heffingen via het negatieve effect op economische
groei ook een neerwaarts effect op inflatie hebben.
De leden van de VVD-fractie constateren verder dat het kabinet in de geannoteerde
agenda schrijft dat centrale banken nog steeds de voet van de rem halen en het monetaire
beleid wereldwijd minder restrictief wordt, juist terwijl de inflatie in Nederland
al boven het streefdoel van 2% zit. Voorziet het kabinet verdere problemen met de
inflatie als de beleidsrente naar verwachting verder daalt, maar de inflatie in Nederland
al hoog is en deze naar alle waarschijnlijkheid alleen maar verder wordt aangewakkerd
door geopolitieke onrust en handelsheffingen?
3. Antwoord
In het eurogebied bereikt de inflatie met 2,3% in 2025 de doelstelling van de ECB.
Zoals in het antwoord op vraag 1 beschreven is niet eenduidig vast te stellen hoe
tarieven zullen doorwerken op de inflatie in Nederland. Zowel tarieven als geopolitieke
onrust kunnen bijdragen aan prijsstijgingen, maar via lagere vraag en lagere groei
kunnen ze de inflatie ook dempen. Het is van belang dat de ECB de doorwerking van
deze economische schokken op de inflatie in het eurogebied zorgvuldig monitort en
beleid voert in lijn met haar doelstelling. Voor Nederland geldt dat inflatie met
3,7% in maart op een hoger niveau ligt dan in de rest van het eurogebied. De Nederlandse
economie vertoont tekenen van oververhitting en de arbeidsmarkt is zeer krap. Begrotingsdiscipline,
waarbij de afgesproken kaders worden gehandhaafd, is daarom van belang om te voorkomen
dat begrotingsbeleid inflatie verder opdrijft.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het IMF na jaren van ruim begrotingsbeleid
als reactie op verschillend economische schokken het IMF het belang van begrotingsdiscipline
benadrukt. Hoe kijkt het IMF naar dit uitgangspunt in relatie tot de urgente noodzaak
om in nationale veiligheid te investeren?
4. Antwoord
Het klopt dat het IMF momenteel sterk de nadruk legt op het belang van begrotingsdiscipline,
zeker na jaren van ruim beleid in reactie op economische schokken. Het IMF wijst er
inderdaad op dat uitgavendruk, bijvoorbeeld gerelateerd aan vergroening, defensie,
industriebeleid en vergrijzing, tot verdere opwaartse druk op schuldniveaus kan leiden.
Het IMF wijst daarbij op de noodzaak van het herstellen van buffers in overheidsbegrotingen,
maar het IMF doet geen uitspraken over de wenselijke omvang van uitagaven aan nationale
veiligheid.1
Deze leden merken voorts op dat uit onderzoek blijkt dat investeringen in defensie
onderzoek en ontwikkeling de afgelopen 50 jaar ontzettend rendabel zijn geweest in
de westerse wereld. Iedere geïnvesteerde euro leverde namelijk op termijn tussen de
€ 8,10 en € 9,40 aan maatschappelijke waarde op, terwijl dit voor uitgaven aan onderzoek
en ontwikkeling van niet-defensiebedrijven een rendement van «slechts» € 1,50 à € 1,70
per geïnvesteerde euro was. Deelt het kabinet de mening van de leden van de VVD-fractie
dat er daarom een mogelijkheid is om wereldwijd stijgende defensie-uitgaven gepaard
te laten gaan met een groei van de (in de westerse wereld stagnerende) arbeidsproductiviteit?
5. Antwoord
Het kabinet deelt de mening dat stijgende defensie-uitgaven gepaard kunnen gaan met
een groei van de arbeidsproductiviteit. Investeringen in defensie onderzoek en ontwikkeling
(R&D) kunnen leiden tot productiviteitsgroei door innovatie te stimuleren. Daarbij
richt defensie R&D zich vooral op doorbraaktechnologieën, waardoor het potentiële
rendement van succesvolle investeringen in defensie R&D hoog kan zijn.
Wel moet opgemerkt dat defensie R&D slechts een klein deel uitmaakt van de totale
uitgaven aan defensie. Ook materialiseren de in de vraag genoemde effecten op de productiviteitsgroei
op de lange termijn. Het onderzoek waarnaar wordt gerefereerd geeft daarbij aan dat
het vaak jaren kan duren voordat defensie R&D zich vertaalt richting toepassing in
de civiele sector.2
Zo ja, op welke manier denkt het kabinet dit goed vorm te kunnen geven, en ziet het
kabinet hier een rol weggelegd voor het IMF?
6. Antwoord
Het IMF gaat in beginsel niet over defensie-uitgaven aangezien dit niet onder het
IMF mandaat valt. Het IMF heeft recent wel in algemene zin analyses gedaan over industriebeleid.
Hier wijst het IMF op de wisselende ervaringen met industriebeleid. In lijn met onder
andere de analyse in het Draghi-rapport, benoemt het IMF wel op de succesvolle ervaring
met industriebeleid in de defensiesector in de VS via het DARPA-programma3, dat een positieve bijdrage heeft geleverd aan high-tech innovaties.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er veel onzekerheid is over de positie
van de VS in relatie tot het IMF, ook omdat president Trump heeft aangegeven de deelname
aan alle internationale organisaties te evalueren. Wat zijn de verwachtingen van het
kabinet ten aanzien van die evaluatie? Wanneer is daarover duidelijkheid?
7. Antwoord
Ik verwijs voor een reactie naar het antwoord op vraag 1 hierboven.
De VS kan fundamentele beleidswijzigingen blokkeren. De VS heeft nog niet ingestemd
met de 16e quoataherziening die is overeengekomen. Wat zijn de gevolgen als deze herziening
niet doorgaat of wordt uitgesteld? En wat betekent dit voor een eventuele 17e quotaherziening? Welk standpunt heeft de VS daarover tot nu toe ingenomen? Kan het
kabinet ook meer uitgebreid ingaan op de inzet van het Koninkrijk als het gaat om
die 17e quotaherziening?
8. Antwoord
Afronding van de 16e quotaherziening vereist instemming van leden van het IMF die samen tenminste 85%
van quota in handen hebben. Onder andere de VS heeft nog niet ingestemd met de 16e quotaherziening van het IMF waardoor de herziening niet kan worden geïmplementeerd.
Het IMF beschikt echter over ruim voldoende middelen om diens centrale positie in
het mondiale financiële vangnet te vervullen. De totale leencapaciteit van het IMF
blijft ongeveer gelijk na implementatie van de 16e quotaherziening.
Het voordeel van implementatie is dat het IMF over meer permanent kapitaal kan beschikken
en daardoor minder afhankelijk wordt van tijdelijke leenoverkomsten met een deel van
de lidstaten, inclusief Nederland. Besluitvorming over de inzet van permanent kapitaal
is eenvoudiger dan over de inzet van de tijdelijke middelen.
Een aantal landen willen wachten tot implementatie van de 16e quotaherziening, alvorens een mogelijke quotaverschuiving in het kader van de 17e quotaherziening te bespreken. De verwachting is daarom dat de deadline voor het ontwikkelen
van voorstellen van een quotaverschuiving van juni 2025 niet gehaald zal worden.
Zie het antwoord op vraag 15 voor de inzet van het Koninkrijk bij de 17e quotaherziening.
De leden van de VVD-fractie hebben in het verleden meermalen hun zorgen uitgesproken
over de situatie in Argentinië als grootste debiteur van het IMF en ook over de effectiviteit
van de IMF-aanpak met betrekking tot Argentinië. Deze leden vinden het positief dat
er tekenen zijn van economische stabilisatie. Zij zouden het goed vinden dat er nu
voor Argentinië ook erkenning is dat er verbeteringen zijn doorgevoerd. Het IMF-programma
werd in januari 2025 afgerond. Recent sloot Argentinië een nieuwe deal met het IMF
voor een steunpakket van 20 miljard dollar met een looptijd van vier jaar. De leden
van de VVD-fractie ontvangen hier graag een toelichting op van het kabinet. Deze leden
vinden het belangrijk dat Argentinië verder gaat op de ingezette weg voor economische
stabiliteit en groei en hervormingen. Het is uiteindelijk primair aan de politiek
in Argentinië om te kijken naar de sociale impact van de door Argentinië gekozen hervormingen.
8b. Antwoord
Ik verwijs voor een reactie naar het antwoord op vraag 18 hieronder.
De leden van de VVD-fractie lezen dat momenteel 14% van alle lage-inkomenslanden (LIC’s)
een onhoudbare publieke schuld heeft en dat 39% een hoog risico loopt op onhoudbare
publieke schulden. Deze leden zien dat als een risico. Het IMF stelt niettemin dat
de schuldniveaus van LIC’s historisch gezien niet uitzonderlijk hoog zijn. Wat vindt
het kabinet daarvan? Welke risico’s ziet het kabinet? Wat zou dit moeten betekenen
voor het IMF-beleid?
9. Antwoord
Het kabinet ziet onhoudbare schulden als een risico voor de mondiale economie en zet
zich daarom in voor de bevordering van houdbare schulden. Op dit moment is de inschatting
van het IMF en de Wereldbank dat LICs met name kampen met liquiditeitsproblemen. Dit
volgt bijvoorbeeld uit een recente analyse van het IMF over schuldkwetsbaarheden en
financieringsuitdagingen in opkomende economieën en lage-inkomenslanden.4 Om te voorkomen dat deze problemen uitgroeien tot solvabiliteitsproblemen en leiden
tot onhoudbare schulden, hanteren het IMF en de Wereldbank een zogenaamde driepijlerstrategie.
Dit houdt in dat de beide instellingen zich allereerst inzetten voor structurele hervormingen,
bijvoorbeeld het verbeteren van de binnenlandse belastinginning en het bevorderen
van een effectieve besteding van overheidsmiddelen. Hiermee neemt de noodzaak van
externe financiering af. De tweede pijler is het aantrekken van aanvullende (concessionele)
financiering om acute liquiditeitsnoden te dichten. Tot slot zetten de instellingen
zich in voor een verlaging van de financieringskosten van uitstaande schulden. Het
kabinet steunt deze driepijlerstrategie.
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat bij de laatste jaarvergadering van
het IMF een akkoord is bereikt om op reguliere IMF-leningen de rente te verlagen (de
zogenaamde charges), evenals een verlaging voor de rente voor landen die verwikkeld
zijn in grote IMF-programma’s (de zogenaamde supercharges). Met dit akkoord zullen
de rentekosten op IMF-leningen met gemiddeld 36% afnemen. De verlaging van deze rentekosten
zou mogelijk zijn, omdat IMF-reserves recentelijk hun doelniveau zouden hebben bereikt
en naar verwachting de komende periode alleen maar verder toenemen. Waardoor komt
het dat de IMF-reserves naar verwachting stijgen en blijft deze verwachting hetzelfde
ondanks recente geopolitieke ontwikkelingen? Kan het kabinet bevestigen dat een verlaging
van de rentekosten geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor het IMF-budget en/of
de IMF-inkomsten en zo nee, welke gevolgen heeft dit potentieel voor Nederland?
10. Antwoord
De IMF-reserves worden op verschillende manieren aangevuld, maar voornamelijk via
de rentebetalingen van lenende landen. In de raming van het IMF nemen de reserves
de komende jaren toe. Deze raming is onder andere afhankelijk van de waardering van
IMF-reserves, en van de ontwikkeling van IMF-inkomsten, die beïnvloed worden door
het renteniveau en het aantal IMF-programma’s. De raming is met onzekerheid omgeven.
Het is niet eenduidig vast te stellen wat de impact van de recente geopolitieke ontwikkelingen
op de reservepositie van het IMF zal zijn. Indien mondiale rentes sneller dan verwacht
dalen zal dit een neerwaarts effect hebben op de inkomsten van het IMF vanwege lagere
rentes op IMF-programma’s. Een sterker dan verwachte stijging van mondiale rentes,
of een stijging van het aantal IMF-programma’s, verhoogt juist de rente-inkomsten
van het IMF en kan zo tot een snellere opbouw van reserves leiden.
De opbouw van de reserves van het IMF wordt nauwlettend in de gaten gehouden door
de Raad van Bewindvoerders, onder andere middels terugkerende discussies over de toereikendheid
van reserves, de verdeling van het netto-inkomen of bredere risicorapportages. In
deze discussies vraagt Nederland ook aandacht voor de invloed van de recente economische
volatiliteit en geopolitieke ontwikkelingen op de rente-inkomsten van het IMF en de
financiële risico’s voor het Fonds, waardoor extra zorgvuldige monitoring noodzakelijk
is.
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet zal deelnemen aan de 13e ministeriële bijeenkomst van de Coalition of Finance Ministers for Climate Action
(CFMCA). De bijeenkomst zal zich richten op de wijze waarop Ministers van financiën
klimaatdoelen en duurzame economische groei en ontwikkeling kunnen bevorderen in tijden
van beperkte fiscale ruimte, waaronder door mobilisatie van meer private kapitaalfinanciering,
zo schrijft het kabinet. Wat is de inzet van het Kabinet tijdens deze vergadering
om te komen tot meer private kapitaalfinanciering? Hoe liggen de verhoudingen om deze
inzet internationaal voor elkaar te krijgen? Hoe verschilt deze inzet van de inzet
bij eerdere bijeenkomsten van de Coalition of Finance Ministers for Climate Action?
11. Antwoord
Het centrale thema van deze bijeenkomst is de rol van Ministers van Financiën in het
bevorderen van duurzame economische groei, hierbij rekening houdend met de beperkte
begrotingsruimte van landen. Hierbij zal ik met name de rol van de private sector
belichten en specifiek het belang van blended finance onder de aandacht brengen. Ik
zal hierbij onder andere ingaan op een Nederlands voorbeeld, het SDG Loan Fund van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO. Door deze uitwisseling en kennisdeling,
specifiek op het thema private sector mobilisatie, kunnen landen van elkaar leren
en bijdragen aan (inter)nationale klimaatactie.
Ministeriële meetings van de CFMCA hebben elk half jaar een ander onderwerp. Zo richtte
de bijeenkomst in oktober jl. zich op klimaatrisico’s en financiering van uitgaven
aan adaptatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de
bijbehorende stukken betreffende de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden bij de
voorjaarsvergadering van het IMF van 22 tot 26 april 2025. Deze leden hebben hierover
de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat het kabinet zich in algemene zin blijft
uitspreken voor multilaterale samenwerking en vrijhandel. Zij vragen of het kabinet
inzichtelijk kan maken op welke concrete punten het Koninkrijk tijdens de voorjaarsvergadering
bepleit dat geopolitieke fragmentatie en handelsconflicten actief worden tegengegaan.
Deze leden willen daarnaast weten welke inzet wordt gepleegd om te voorkomen dat de
internationale economische orde verder versplintert als gevolg van unilateraal beleid
van met name de Verenigde Staten. Wordt er tevens een analyse gemaakt van de risico’s
voor de Nederlandse en Europese economie wanneer multilaterale instituties zoals het
IMF en de Wereldbank verder worden uitgehold?
12. Antwoord
Multilaterale organisaties zoals het IMF en de Wereldbank vormen de hoeksteen voor
internationale samenwerking en spelen een essentiële rol in onze welvaart. De VS heeft
een sleutelrol gespeeld bij de oprichting van deze instellingen, en is nog steeds
een belangrijke partner voor Nederland, zowel binnen de instellingen als op het gebied
van handel. Vrijhandel en globalisering hebben de economische groei afgelopen decennia
gestimuleerd en bijgedragen aan de mondiale welvaart. Multilaterale organisaties ondersteunen
dit systeem en waarborgen een gelijk speelveld. Nederland zet zich in voor sterke
en effectief functionerende multilaterale instellingen zoals het IMF en de Wereldbank.
Tijdens de Voorjaarsvergadering zal Nederland het belang van sterke multilaterale
organisaties en op regels gebaseerde vrijhandel bij verschillende gesprekspartners
bepleiten.
Uitholling van multilaterale organisaties kan leiden tot onzekerheid en een verzwakking
van het mondiale financiële vangnet, wat een negatieve impact kan hebben op de wereldeconomie.
We volgen de ontwikkelingen op de voet.
De leden van de NSC-fractie onderschrijven het belang van houdbare overheidsfinanciën,
structurele hervormingen en macro-economische stabiliteit. Zij constateren echter
dat er in het verleden herhaaldelijk sprake was van eenzijdige focus op begrotingsconsolidatie,
waarbij sociale effecten onvoldoende zijn meegewogen. Deze leden vragen in hoeverre
het IMF bij landenspecifieke adviezen voldoende aandacht heeft voor de maatschappelijke
gevolgen van hervormingsprogramma’s en voor de noodzaak van publieke investeringen
in bijvoorbeeld klimaat, infrastructuur, defensie en basisvoorzieningen. Hoe wordt
hierin de balans bewaakt tussen prudent beleid en brede welvaart? Wordt hierbij gebruik
gemaakt van indicatoren voor sociale rechtvaardigheid of ongelijkheid?
13. Antwoord
Het IMF houdt in toenemende mate rekening met maatschappelijke effecten bij de vormgeving
van hervormingsprogramma’s, waarbij ook sociale indicatoren als ongelijkheid worden
meegewogen. Naast het waarborgen van macro-economische stabiliteit en budgettaire
houdbaarheid, richt het IMF zich ook op thema’s zoals sociale bescherming, corruptiebestrijding
en klimaatbeleid. Een concreet voorbeeld hiervoor is de Resilience and Sustainability Trust (RST), waarmee landen worden ondersteund bij hervormingen gericht op klimaatweerbaarheid
en duurzaamheid. Deze leningen worden vaak gekoppeld aan structurele maatregelen zoals
het afbouwen van inefficiënte subsidies, invoering van koolstofbeprijzing, of vergroening
van de financiële sector. Ook heeft het IMF in 2024 een guidance note uitgebracht die richting geeft aan het beleid van het IMF ten aanzien van sociale
zekerheid. Deze beschrijft onder andere overwegingen voor het instellen van een minimumniveau
aan uitgaven aan sociale zekerheid in IMF-programma’s, zodat de meest kwetsbare groepen
beschermd worden5. Daarnaast blijven nationale overheden bij hervormingsprogramma’s medeverantwoordelijk:
IMF-adviezen worden opgesteld in nauwe samenwerking met landen zelf, waardoor ook
nationale prioriteiten kunnen worden meegenomen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Verenigde Staten zich momenteel onthouden
van stemming binnen het IMF en vragen welke gevolgen dit heeft voor het functioneren
van het instituut. Kan het kabinet aangeven hoe groot de kans is dat de VS zich ook
bij toekomstige hervormingen of besluiten zullen onthouden of een veto zullen inzetten?
14. Antwoord
Op het moment onthoudt de VS zich van stemming binnen het IMF en de Wereldbank. Als
grootste aandeelhouder, met meer dan 15% van het stemgewicht, heeft de VS significante
invloed op het IMF-beleid. De positie van de VS brengt de continuïteit van het dagelijks
bestuur van het IMF niet in gevaar, omdat besluiten over goedkeuring van steunprogramma’s
geschieden op basis van een eenvoudige meerderheid. Voor besluiten over het wijzigen
van de statuten van het IMF (Articles of agreement) of een quotaherziening is 85% van het stemgewicht nodig en kan de VS een blokkerende
factor zijn.
Deze leden vragen specifiek wat de Nederlandse inzet is bij de 17e quotaherziening en hoe daarbij de belangen van kleine, open economieën worden geborgd.
Is het kabinet voorstander van een nieuw verdeelmodel waarbij economische kracht en
kwetsbaarheid samen de quota bepalen? Wordt overwogen om, bij aanhoudende blokkades
door de VS, alternatieve besluitvormingsstructuren te ontwikkelen?
15. Antwoord
Om de positie van Nederland als open economie bij de discussie over een verschuiving
van quota te waarborgen, werkt Nederland nauw samen met EU-partners. De positie van
Nederland is dat de huidige quotaformule, die gebaseerd is op factoren zoals de omvang
en de openheid van economieën, een goede manier is om een quotaverschuiving richting
opkomende economieën te bewerkstelligen. Het toevoegen van andere factoren aan de
formule maakt de discussie onnodig complex.
Er is binnen het IMF geen mogelijkheid om alternatieve besluitvormingsstructuren te
ontwikkelen voor besluitvorming over de verdeling van quota-aandeel binnen het IMF.
Bovendien is het voor de legitimiteit van het IMF belangrijk dat ’s werelds grootste
economie en de grootste aandeelhouder van het IMF instemt met een eventuele verschuiving
van quota-aandeel.
In verband met de onderhandelingen over de verdeling van quota-aandeel bij het IMF
is het op dit moment niet opportuun om de omvang te kwantificeren van een «beperkte»
verschuiving van quota. Een beperkte verschuiving betekent in ieder geval dat ondervertegenwoordigde
landen niet in één keer het quota-aandeel zouden krijgen in lijn met de quota-formule.
Nederland is voorstander van een beperkte verschuiving, waarbij belangrijk is dat
opkomende economieën die aan aandeel winnen tegelijkertijd ook meer verantwoordelijkheid
tonen bij de aanpak van mondiale uitdagingen, zoals schuldenproblematiek.
De gezamenlijke EU-positie onderstreept onder andere dat een hoger quota-aandeel gepaard
moet gaan met het nemen van verantwoordelijkheid voor het versterken van het multilaterale
systeem, het belang een eerlijke verdeling van de last van een quotaverschuiving onder
ontwikkelde economieën, en de noodzaak om het quota-aandeel van de armste IMF-leden
te beschermen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat opkomende economieën kampen met gestegen
schuldenlasten en beperkte beleidsruimte. Zij vragen op welke wijze het IMF de liquiditeitsbehoeften
van deze landen beoordeelt en of daarbij ook gekeken wordt naar klimaat- en veiligheidsschokken.
Wordt de toenemende kwetsbaarheid voor klimaatverandering, voedselonzekerheid en migratiedruk
meegenomen in de analyse van macro-economische risico’s?
16. Antwoord
Om de leencapaciteit van een land te bepalen, maakt het IMF uitgebreide schuldhoudbaarheidsanalyses
(DSA’s). Deze DSA’s houden in het basisscenario rekening met de ontwikkeling van groei
en overheidsfinanciën, maar ook zaken als demografische ontwikkelingen. In deze DSA’s
wordt ook gekeken naar de schuldhoudbaarheid in het geval van grote externe schokken,
zoals natuurrampen. Op dit moment herziet het IMF zijn analysesystematiek en onderzoekt
of risico’s van frequentere natuurrampen hierin voldoende worden meegenomen. Nederland
zet zich er bij het IMF voor in dat deze risico’s voldoende landen in de schuldhoudbaarheidsanalyses
en dat DSA’s in het algemeen voldoende rekening houden met het risico op externe schokken.
Deze leden vragen bovendien in hoeverre Nederland pleit voor betere toegang van deze
landen tot concessionele financiering, onder meer via de Poverty Reduction and Growth
Trust (PRGT) en herkanalisering van speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights
of SDR’s).
17. Antwoord
Nederland onderschrijft de uitdagende economische situatie en de ernstige financieringsdruk
waar lage-inkomenslanden voor staan. Zeker ook gezien de context van moeilijke schuldposities.
Om die reden heeft Nederland het recent bereikte akkoord over de herziening van de
PRGT gesteund. Voor Nederland was het daarbij prioriteit om het financieringsmodel
van de PRGT zelfvoorzienend te maken met voldoende middelen om te voldoen aan de vraag
van lage-inkomenslanden. Daarnaast heeft Nederland op verschillende momenten bijgedragen
aan het doorlenen van SDRs aan de PRGT en de Resilience and Sustainability Trust (RST) tot aan 40% van de in 2021 gealloceerde SDR’s. Het doorlenen van SDR’s aan
deze fondsen draagt bij aan het op peil houden van de leencapaciteit van deze fondsen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat Argentinië in een fragiele hervormingsfase
verkeert. Zij vragen of de IMF-beoordeling van het programma met de regering-Milei
expliciet aandacht besteedt aan de uitvoerbaarheid van maatregelen en aan het behoud
van maatschappelijk draagvlak. Hoe beoordeelt het kabinet de huidige koers waarbij
de peso kunstmatig sterk wordt gehouden en welke risico’s ziet het ten aanzien van
toekomstige devaluatiegolven?
Deze leden vragen voorts of het IMF het sociaal beleid van de Argentijnse overheid
voldoende meeweegt in het verstrekken van opvolgfinanciering.
18. Antwoord
Het nieuwe IMF-programma voor Argentinië is vrijdag 11 januari door de Raad van bewind
van het IMF goedgekeurd.6 Om aanspraak te maken op financiële steun van het IMF onder het Extended Fund Facility moet Argentinië aan verschillende criteria een beleidsvoorwaarden voldoen. Deze zijn
bedoeld om risico’s voor de middelen van het IMF te beperken en de slagingskans van
programma’s te verhogen. Gedurende het vorige IMF-programma heeft Argentinië sterke
prestaties laten zien met het uitvoeren van beleidsvoorwaarden, onder het beleid van
Milei. Uitgangspunt van IMF-programma’s is dat de hoeveelheid beleidsvoorwaarden beperkt
is, en gericht op de grootste prioriteiten voor macro-economische stabilisatie. Dit
vergroot ook de uitvoerbaarheid.
Eén van de kernelementen van het nieuwe steunprogramma is de transitie naar een vrijer
wisselkoersregime. Een belangrijke doelstelling in dit kader is dat de centrale bank
nieuwe internationale valutareserves kan opbouwen. Geloofwaardig begrotingsbeleid
en betere verankering van inflatieverwachtingen moeten bijdragen aan een verdere afname
van de inflatie. Tegen deze achtergrond kan de wisselkoers geleidelijk vrijer bewegen.
Een duurzaam lager inflatieniveau zal ook de kans op toekomstige devaluatiedruk verkleinen.
Hierbij is het belangrijk dat dit geleidelijk gebeurt om het vertrouwen van investeerders
te bewaren. Verlies van vertrouwen of negatieve economische schokken kunnen bijdragen
aan ontankering van inflatieverwachtingen en neerwaartse druk op de wisselkoers en
vormen risico’s voor het succes van het programma.
Naast sterke resultaten op economisch vlak ziet het IMF ook sterke verbetering van
de sociale indicatoren. Het armoedecijfer van Argentinië piekte halverwege 2024 op
53%, het hoogste niveau sinds 2003, en was eind 2024 al afgenomen tot 38,1%. Ook het
cijfer voor extreme armoede is afgenomen van 18% tot 8,2% in hetzelfde tijdsbestek.
Onderdeel van het programma is onder meer de herprioritering van uitgaven naar sociale
zekerheid en een doelstelling voor een minimumbedrag voor uitkeringen als percentage
van de prijs van een consumptiemandje.
De leden van de NSC-fractie spreken hun steun uit voor de voortzetting van IMF-steun
aan Oekraïne, maar vragen hoe de voortgang van het programma wordt getoetst. Wordt
binnen het IMF systematisch geëvalueerd op het gebied van goed bestuur, corruptiebestrijding
en rechtstatelijke hervormingen? Is het mogelijk de Kamer te informeren over de beschikbaarheid
van onafhankelijke audits van de besteding van IMF-middelen aan Oekraïne?
Ook willen de leden van de NSC-fractie graag weten of de huidige programma’s voldoende
buffers bevatten voor escalaties in de oorlogssituatie of voor politieke instabiliteit
in het land zelf.
19. Antwoord
Het IMF voert vier keer per jaar een review uit van het Extended Fund Facility (EFF-) programma. In deze reviews wordt de voortgang van Oekraïne op de beleidsvoorwaarden
onder het IMF-programma gemonitord. Het IMF-programma bevat onder meer voorwaarden
voor goed bestuur, corruptiebestrijding en rechtstatelijke hervormingen. Het IMF heeft
tot nu toe zeven keer een review van het EFF-programma uitgevoerd (de meest recente
vond in maart jl. plaats). Alle keren heeft Oekraïne indrukwekkende resultaten laten
zien. Oekraïne heeft bijna alle doelstellingen op tijd gehaald en boekt aantoonbaar
vooruitgang met hervormingen en de aanpak van corruptie en fraude. De uitbetaling
van IMF-financiering is afhankelijk van deze reviews.
De Kamer wordt over de voortgang van het EFF-programma en de uitbetalingen van IMF-middelen
twee keer per jaar schriftelijk geïnformeerd voorafgaand aan de jaarvergaderingen
van het IMF. De bijbehorende IMF-rapporten voor deze reviews zijn publiek toegankelijk
op de website van het IMF.7
Het EFF-programma heeft een totale omvang van circa USD 15,6 mld. De huidige ramingen
bevatten twee scenario’s (een baseline, met een staakt-het-vuren eind-2025 als uitgangspunt en een downside, met een staakt-het-vuren 2026Q2 als uitgangspunt). In het baseline scenario wordt een downside buffer aangehouden van circa USD 10 mld. die ingezet kan worden als de oorlog voortduurt
tot 2026Q2. Het risico blijft bestaan dat de oorlog langer voortduurt dan waar de
ramingen rekening mee houden. Bij de driemaandelijkse reviews wordt de raming voor
de financieringsbehoefte van Oekraïne geactualiseerd op basis van de meest recente
ontwikkelingen.
De leden van de NSC-fractie verwelkomen het akkoord over rentekortingen en de versterking
van de PRGT, maar vragen of deze maatregelen toereikend zijn voor de lange termijn.
Wordt er een structureel financieringsmodel uitgewerkt dat minder afhankelijk is van
incidentele donorbijdragen?
20. Antwoord
Ja, de herziening van de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), die Nederland heeft gesteund, had als doel het financieringsmodel van de
PRGT zelfvoorzienend te maken met voldoende middelen om te voldoen aan de vraag van
lage-inkomenslanden. De herziening kwam na een periode waarin – door de gestegen rentes
en de toegenomen vraag naar PRGT-financiering – een financieringsgat op de PRGT subsidierekening was ontstaan. De middelen
uit deze subsidierekening worden gebruikt voor rentesubsidies, om rentes op PRGT-leningen
concessioneel te maken. De PRGT is opgezet als financieel zelfvoorzienend fonds. Dit
wil zeggen dat de rentesubsidies gefinancierd worden door rendement op de middelen
in de subsidierekening en dat er geen periodieke middelenaanvullingen nodig moeten
zijn.
Om het financieringsgat op de PRGT subsidierekening op te vullen koos het IMF voor
een strategie bestaande uit twee fasen. In de eerste fase is een deel van dit gat
gedicht middels giften van donoren. In totaal hebben donoren – waaronder Nederland
– vanaf 2021 USD 3 miljard aan de PRGT bijgedragen. In de tweede fase werd gezocht
naar herstel van een zelfvoorzienend financieringsmodel. Vanwege de wereldwijde druk
op ODA-middelen was het vullen van het resterende subsidiegat met giften vanuit lidstaten
niet wenselijk. Nederland heeft daarom tijdens de herziening gepleit voor een balans
tussen enerzijds de PRGT-rente differentiëren op basis van het inkomensniveau van
landen om de behoefte aan subsidiemiddelen te verkleinen en anderzijds het dichten
van het overgebleven subsidiegat met IMF-reserves. Daarbij was het een voorwaarde
dat de inzet van IMF-reserves zo werd vormgegeven dat deze niet in strijd is met het
verbod op monetaire financiering van de EU. Na overleg met de ECB stemden Nederland
en de andere Europese landen in met het voorstel van het IMF om de komende jaren een
deel van het netto-inkomen uit de General Resources Account via een tijdelijke aparte rekening te verzamelen om hiermee uiteindelijk het financieringsgat
te dichten van de PRGT-subsidierekening. Zodra het financieringsgat eenmaal gedicht
is, moet dat een structurele oplossing bieden om te voldoen aan de afgesproken leencapaciteit
van de PRGT. Tot die tijd zal het rendement op de tijdelijke aparte rekening al gebruikt
worden om de PRGT-subsidierekening aan te vullen.
Deze leden vragen daarnaast of Nederland het initiatief neemt om de effectiviteit
van het G20 Common Framework te verbeteren, bijvoorbeeld door het instellen van bindende
termijnen en onafhankelijke geschilbeslechting.
21. Antwoord
Wanneer een schuld van een land onhoudbaar blijkt te zijn, is een tijdige en efficiënte
herstructurering essentieel om ervoor te zorgen dat een land snel geholpen wordt.
Daarom zet het kabinet zich bij de G20 in voor verbeteringen van het Common Framework,
zoals snellere, duidelijkere en efficiëntere processen. Het doel van het Common Framework
is dat crediteuren samenwerken om zo snel mogelijk tot een goede herstructurering
te komen. Hierbij geldt dat met name China terughoudend is met het opnemen van bindende
termijnen ten aanzien van herstructureringen. Desalniettemin is de doorlooptijd van
meest recente herstructurering onder het Common Framework, voor Ghana, korter dan
voor de eerdere herstructureringen voor Tsjaad en Zambia.8
Tevens vernemen zij graag of de inzet van SDR’s via multilaterale ontwikkelingsbanken
actief wordt ondersteund door het kabinet.
22. Antwoord
Nederland was voorstander van de SDR-allocatie van het IMF in het 2021 en het versterken
van de impact daarvan middels het doorlenen van SDR’s. Als bijdrage aan de G20-ambitie
om USD 100 miljard door te lenen, heeft Nederland daarom ruim 40% van de in 2021 uitgekeerde
SDR’s doorgeleend aan de IMF-fondsen voor klimaatweerbaarheid van kwetsbare landen
(Resilience and Sustainability Trust; RST) en voor armoedebestrijding en groei in lage-inkomenslanden (Poverty Reduction and Growth Trust; PRGT). Nederland ziet de RST en PRGT als effectieve kanalen voor het doorlenen voor SDR’s
en neemt op dit moment geen voortrekkersrol bij het verkennen van het doorlenen van
SDR’s via multilaterale ontwikkelingsbanken.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Caribische delen van het Koninkrijk
nauwelijks aan bod komen in de geannoteerde agenda. Zij vragen of het kabinet kan
toelichten op welke wijze de belangen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden geborgd
binnen het IMF en aanverwante instellingen. Wordt er specifiek aandacht gevraagd voor
de klimaatkwetsbaarheid van deze landen en hun beperkte toegang tot reguliere internationale
financiering? En wordt er vanuit Nederland gepleit voor verbeterde toegang tot concessionele
financiering of technologische bijstand?
23. Antwoord
Het IMF ondersteunt lidstaten middels financiering, beleidsadviezen (surveillance) en technische assistentie. Het IMF steunt Aruba, Curaçao en Sint-Maarten middels (twee)jaarlijkse
Artikel IV missies en technische assistentie. Daarbij is ook aandacht voor de klimaatkwetsbaarheid
van deze landen. Zo heeft het IMF in maart jl. een advies uitgebracht over hervorming
van het budgettaire raamwerk in Aruba,9 en eerder deze maand over het Financial Stability Report van de Centrale Bank van
Curaçao en Sint Maarten.10 Daarnaast vraagt Nederland, gezien de huidige mondiale ontwikkelingen ten aanzien
van handel, ook om aandacht voor de impact hiervan op deze landen, gezien zij als
open economieën hier extra kwetsbaar voor zijn. Omdat Aruba, Curaçao en Sint-Maarten
niet afzonderlijk lid zijn van het IMF, maar als onderdeel van het Koninkrijk der
Nederlanden, is het niet mogelijk voor ze om (concessionele) financiering te krijgen
van het IMF.
De leden van de NSC-fractie onderschrijven het belang van macro-economische klimaatbeleid
en begrotingsintegratie. Zij vragen hoe het kabinet de effectiviteit van de CFMCA-inzet
beoordeelt, met name als het gaat om concrete klimaatbudgettering, het gebruik van
klimaattagging in nationale begrotingen en samenwerking met multilaterale instellingen.
Wordt het mobiliseren van privaat kapitaal voor klimaatadaptatie voldoende concreet
gemaakt?
24. Antwoord
De CFMCA telt bijna 100 leden wereldwijd en heeft als doel de ontwikkeling van effectief
en betaalbaar klimaatbeleid te bevorderen door kennisuitwisseling over klimaatmaatregelen
die onder de verantwoordelijkheid van Ministers van Financiën vallen.
De beleidsinstrumenten waar de CFMCA zich op richt zijn o.a. macro-economisch modeleren,
vormgeving van CO2-beprijzing en de wet- en regelgeving ten aanzien van duurzame financiering. Op het
terrein van klimaatbudgettering vindt er capaciteitsopbouw en uitwisseling plaats
tussen leden en relevante partners.
Twee keer per jaar komen Ministers van Financiën bij elkaar, zo ook tijdens de 13e ministeriële bijeenkomst gedurende de IMF/WB Voorjaarsvergadering. Daarnaast wisselen
landen praktische ervaringen met elkaar uit op ambtelijk niveau en delen institutionele
partners van de CFMCA hun analyses. Veel multilaterale instellingen, zoals het IMF,
de Wereldbank en de Europese Investeringsbank zijn institutionele partners van de
CFMCA. Op deze manier vindt binnen de CFMCA een concrete uitwisselingen van prioriteiten,
analyses en ervaringen plaats, zowel op ministerieel en op ambtelijk niveau. Tijdens
de ministeriële meeting betekent dit bijvoorbeeld dat Ministers hun eigen concrete
ervaringen zullen delen over het mobiliseren van privaat kapitaal.
En op welke wijze wordt gemonitord of de via het Resilience and Sustainability Trust
(RST) verstrekte leningen daadwerkelijk bijdragen aan weerbaarheid, zonder schuldenlasten
onevenredig te vergroten of hervormingscapaciteit te ondermijnen?
25. Antwoord
De leningen die vanuit de Resilience and Sustainability Trust (RST) worden verstrekt
worden op verschillende manieren gemonitord. Aan de voorkant wordt door het IMF, in
samenspraak met de Raad van bewindvoerders en de autoriteiten van de het land een
hervormingsplan opgesteld, dat specifiek gericht is op het versterken van hun weerbaarheid.
Een lening uit de RST gaat gepaard met een regulier IMF-programma, waarvoor het IMF
ook een grondige analyse van schuldhoudbaarheid uitvoert. Vervolgens wordt via reguliere
Reviews (elke drie tot zes maanden) van het programma de voortgang van deze hervormingen
gemonitord. Bij elke uitbetaling aan een land wordt de voortgang beoordeeld door de
Raad van Bewindvoerders van het IMF, om te waarborgen dat de schuldhoudbaarheid niet
in het geding komt, de hervormingen worden geïmplementeerd en deze effectief zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB hebben met belangstelling kennisgenomen van de agendastukken voor
de voorjaarsvergadering van het IMF op 22 tot 26 april 2025.
De leden van de BB-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de regering-Trump een
decreet heeft uitgevaardigd om de deelname aan internationale organisaties, waaronder
het IMF en de Wereldbank, te evalueren.
Heeft de Minister een beeld wanneer deze evaluatie wordt afgerond en wanneer er meer
bekend is? Welke concrete gevolgen heeft een exit van de Verenigde Staten uit het
IMF voor Nederland?
26. Antwoord
Ik verwijs voor een reactie naar het antwoord op vraag 1 hierboven.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de vorige, 16e Algemene Herziening van Quota, in december 2023 werd afgerond. Hierbij werd een algemene
verhoging van de quota met 50% goedgekeurd, zonder wijzigingen in de relatieve stemverhoudingen
tussen de lidstaten. De 17e Algemene Herziening van Quota bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is momenteel
aan de gang. Het doel is om tegen juni 2025 voorstellen te ontwikkelen voor een mogelijke
herverdeling van de quota, inclusief een nieuwe quotumformule. Welke uitdagingen ziet
de Minister bij de onderhandelingen?
27. Antwoord
Ik verwijs voor een reactie naar het antwoord op vraag 8 hierboven.
De leden van de BBB-fractie constateren voorts dat Nederland met betrekking tot de
17e quotaherziening blijft Nederland openstaan voor een «beperkte verschuiving» van quota,
zolang dit plaatsvindt op basis van een eerlijke verdeling onder oververtegenwoordigde
landen. Nederland blijft daarbij optrekken met andere Europese landen en middelgrote,
open economieën om posities af te stemmen. De leden van de BBB-fractie vragen wat
het kabinet verstaat onder een beperkte verschuiving. Zij vragen voorts wat de verwachte
inzet van andere EU-landen hierbij is. Kan de Minister daarop ingaan?
28. Antwoord
Ik verwijs voor een reactie naar het antwoord op vraag 15 hierboven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier