Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over overbodige regels waardoor vrijwilligers voor carnavalsoptochten dreigen af te haken
Vragen van het lid Inge vanDijk (CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over overbodige regels waardoor vrijwilligers voor carnavalsoptochten dreigen af te haken (ingezonden 25 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
11 april 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1679.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat bouwers van carnavalswagens steeds meer worstelen
met alle voorwaarden waaraan ze moeten voldoen, waardoor vrijwilligers afhaken en
het de vraag is of er in de toekomst überhaupt nog optochten mogelijk zijn?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Deelt u de mening dat wet- en regelgeving de carnavalcultuur zo min mogelijk in de
weg zou moeten zitten, zeker nu het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland vorig jaar bevestigd heeft dat de carnavalcultuur aan de
criteria voor immaterieel erfgoed voldoet zoals gesteld in het UNESCO Verdrag inzake
de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed?2
Antwoord 2
Ja, die mening deel ik. Aan het 2003 Unesco Immaterieel Erfgoed Verdrag kunnen geen
juridische consequenties verbonden worden. Als iets in de Inventaris Immaterieel Erfgoed
Nederland staat, biedt dat geen wettelijke bescherming.
Nederland is met de ratificatie van het UNESCO Verdrag inzake de Bescherming van Immaterieel
Cultureel Erfgoed wel de verplichting aangegaan zich in te zetten voor het immaterieel
erfgoed binnen de landsgrenzen. Eén van de manieren om dat te doen, is om een gunstig
klimaat te creëren waarin immaterieel erfgoed beoefend kan worden. Zo min mogelijk
belemmeringen door wet- en regelgeving past goed in deze gedachte en hierin worden
stappen gezet. Zo is één van de doelen van de Bestuurlijke Afspraken Cultuurbeoefening
2025–20283 om te verkennen hoe overheden met de sector structurele knelpunten en uitdagingen
kunnen aanpakken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat carnavalsoptochten, en de bouw van carnavalswagens daarvoor,
een groot maatschappelijk belang hebben, mede omdat het allerlei mensen van jong tot
oud bij elkaar brengt?
Antwoord 3
Ja, deze mening deel ik. Immaterieel erfgoed, zoals carnaval (inclusief de voorbereidende
activiteiten zoals de bouw van de wagens en de optocht met wagens) heeft een grote
maatschappelijke waarde. Niet alleen verbindt het generaties, maar is het ook een
plek voor creativiteit en talentonwikkeling. Daarnaast draagt kennis en zichtbaarheid
rondom immaterieel erfgoed (zoals carnaval) bij aan meer respect voor elkaars cultuur,
tradities en rituelen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat vrijwilligers die hun tijd en energie steken in het bouwen van
carnavalswagens zo min mogelijk moeten worden geconfronteerd met nutteloze regelgeving?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, ik vind het belangrijk dat vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen
zo min mogelijk worden gehinderd door onnodige regels. Daarom heb ik uw Kamer ook
geïnformeerd over een aanpak regeldruk op dit gebied. In de brief4 zijn geen specifieke acties aangekondigd op het gebied van carnavalswagens.
Desondanks ben ik van mening dat onnodige regeldruk voor vrijwilligers zich, waar
het kan, tot het minimum moet beperken. De wettelijke verplichtingen die in het nieuwsartikel
worden genoemd zijn echter bedoeld om deelnemers en derden (waaronder toeschouwers)
te beschermen en de verkeersveiligheid te vergroten. Dit maakt het keuren en verzekeren
van carnavalswagens nuttig en noodzakelijk.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke omstandigheden volgens u veranderd zijn waardoor het keuren
en verzekeren van carnavalswagens nu moeilijker zou zijn dan voorheen?
Antwoord 5
Carnavalswagens vormen geen aparte voertuigcategorie, maar vallen onder verschillende
bestaande voertuigcategorieën5 met elk (deels) andere regels. Zo kan een carnavalswagen gebouwd worden op een aanhangwagen
voor snelverkeer (O), op een omgebouwde personenauto (M1), een bedrijfsauto (N), bus
(m2, m3) of een landbouwaanhangwagen (R). Al deze voertuigen hebben een goedkeurings- en
een kentekenplicht en hiervoor gelden in bepaalde gevallen ook voertuigverplichtingen.
Verzekeraars of wegbeheerders stellen daarnaast soms nog aanvullende eisen aan carnavalswagens.
Voertuigen die zelf gebouwd worden, dienen een individuele goedkeuring te verkrijgen
om te bepalen onder welke bestaande voertuigcategorie zij vallen voor toegang tot
de openbare weg. Dit is een bestaande procedure. Carnavalswagens die voorzien zijn
van een motor (zelfbouw/rijdend) zijn voor de regelgeving al motorrijtuigen. Deze
moeten voldoen aan de eisen gesteld in de Wegenverkeerswet 1994 en onderliggende regelgeving.
Aan deze eisen en regelgeving is de afgelopen jaren niets gewijzigd.
Vraag 6
Hoe is afgelopen jaren omgegaan met de apk-plicht voor zelfrijdende wagens gebouwd
rond een onderstel van bijvoorbeeld een oude vrachtwagen of busje? Is hier recent
iets in veranderd?
Antwoord 6
Voor zover dit in het artikel wordt benoemd, lijken de zorgen over de regelgeving
te gaan over de Algemene Periodieke Keuring (APK)-, registratie- en kentekenplicht
voor landbouw- of bosbouwvoertuigen en mobiele machines. Deze regelgeving is reeds
ingegaan per 1 januari 2021. Volgens deze regelgeving moeten sinds 1 januari 2022
alle landbouw- of bosbouwtrekkers en bepaalde motorrijtuigen met beperkte snelheid,
mobiele machines en getrokken voertuigen, een eigen kentekenbewijs hebben.
De enige wijziging die per 1 januari 2025 is ingegaan met betrekking tot bovenstaande
regeling, is de kentekenplaatplicht voor de voertuigen die al een kentekenbewijs hebben
sinds 1 januari 2022. Verder moeten land- en bosbouwvoertuigen met een datum van eerste
toelating na 1 januari 2021 na vier jaar voor het eerst een APK ondergaan. Deze regels
vloeien voort uit een Europese richtlijn (2014/45/EU) en zijn onder andere gemaakt
om de verkeersveiligheid te verbeteren.
Er wordt in het nieuwsartikel verder gesproken over een verzekeringsplicht. Motorrijtuigen
moeten verzekerd zijn op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
De verzekeringsplicht geldt sinds 1965, met als doel om derden (waaronder toeschouwers)
te beschermen. Voor aanhangers geldt geen aparte verzekeringsplicht; aanhangers die
zijn gekoppeld aan een motorrijtuig, vallen onder de verzekering van het trekkende
motorrijtuig. Het hangt van de verzekeringsovereenkomst af welke voorwaarden gelden.
Hierbij is het mogelijk om een collectieve verzekering af te sluiten. Ook hier zijn
per 1 januari geen wijzigingen doorgevoerd.
Vraag 7
Is het mogelijk om een uitzondering te maken voor de apk-plicht voor zelfrijdende
carnavalswagens, waardoor deze aan minder regels hoeven te voldoen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Er zijn al uitzonderingen op de APK- en kentekenplicht die van toepassing kunnen zijn
op carnavalswagens, namelijk:
De kentekenplicht geldt niet voor een landbouw- of bosbouwaanhangwagen met een maximumconstructiesnelheid
van ten hoogste 25 km/u én in gebruik genomen is vóór 1-1-2021. De kentekenplaat van
de landbouw- of bosbouwtrekker krijgt dan een witte kentekenplaat met hetzelfde kenteken;
Landbouw- of bosbouwtrekkers met een maximumconstructiesnelheid lager dan 40 km/h
zijn niet APK-plichtig.
Vraag 8
Kunt u, bijvoorbeeld samen met het Verbond van Verzekeraars, inzicht geven hoe de
ontwikkeling van de hoogte van verzekeringspremies voor carnavalswagens afgelopen
jaren is geweest en hoeveel verzekeraars daadwerkelijk aan schade hebben moeten uitkeren?
Antwoord 8
Er is op landelijk niveau geen data beschikbaar over de ontwikkeling van de hoogte
van verzekeringspremies voor carnavalswagens en het aantal verzekeraars dat schade
heeft moeten uitkeren. Daardoor is het niet mogelijk om hierover inzicht te geven
en is het niet vast te stellen óf en op hoeveel voertuigeigenaren dit impact heeft.
Vraag 9
Bent u bereid in de ondersteuning aan vrijwilligersorganisaties bij de toepassing
van wet- en regelgeving die u voor eind van dit jaar heeft aangekondigd in reactie
op het onderzoek «Regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen»
ook op te nemen hoe vrijwilligers het best kunnen omgaan met plichten zoals rond de
keuring en verzekering van carnavalswagens? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ja, hiertoe ben ik bereid aangezien dit verzoek binnen de reikwijdte van mijn aanpak
past. Ik vind vrijwilligers van groot belang voor de samenleving en zie het mijn als
mijn rol om vrijwilligers te ondersteunen bij dit belangrijke werk. Daarom ga ik met
de Staatssecretaris van Rechtsbescherming, gemeenten en andere relevante partijen
in gesprek om dit knelpunt een passende plek te geven in de aanpak. Hierbij gelden
de volgende uitgangspunten. Zoals opgenomen in de Kamerbrief van 28 november 2024
hebben vrijwilligers zich te houden aan wettelijke verplichtingen van de wetgever.
Het is van belang dat deze verplichtingen proportioneel zijn en vrijwilligers hun
kerntaken kunnen blijven uitvoeren. Daarnaast is de top 10 aan knelpunten zoals opgenomen
in de aanpak regeldruk vrijwillige inzet en filantropische instellingen leidend en
zullen de genoemde knelpunten met carnavalswagens een plek krijgen.
Vraag 10
Bent u, als bewindspersoon die verantwoordelijk is met het bevorderen van vrijwilligerswerk,
bereid zich in te zetten voor minder regelgeving voor de bouwers van carnavalswagens?
Zo ja, op welke wijze kunt u aan minder regelgeving voor deze vrijwilligers bijdragen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ja, ik ben ben bereid om in het licht van de genoemde maatregelen in gesprek te gaan
met met de betrokken partijen om te verkennen wat de precieze knelpunten zijn en hoe
deze een passende plek krijgen in de aanpak. Hierbij gelden, zoals bij het vorige
antwoord ook al aangegeven, de uitgangspunten zoals genoemd in de brief die ik op
28 november 2024 aan uw Kamer heb aangeboden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.