Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Piri over het bericht 'Minister Faber negeerde eigen inspectie bij vorming asielwet’
Vragen van het lid Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Asiel en Migratie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Minister Faber negeerde eigen inspectie bij vorming asielwet» (ingezonden 25 maart 2025).
Antwoord van Minister Faber-van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 7 april
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Minister Faber negeerde eigen inspectie bij vorming
asielwet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u uitgebreid toelichten waarom u de Inspectie Justitie en Veiligheid niet heeft
betrokken bij de totstandkoming van de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering
tweestatusstelsel, terwijl dat wel vereist is op grond van de Aanwijzingen inzake
de rijksinspecties en het Relatiestatuut van het ministerie?
Antwoord 2
Zoals toegelicht in de nader rapporten bij beide genoemde wetsvoorstellen wil de regering
met spoed komen tot een breed pakket aan maatregelen om de asielketen te ontlasten
en de instroom van asielzoekers te verminderen. Om die reden worden beide wetstrajecten
zoveel mogelijk versneld doorlopen en is ervoor gekozen in de consultatiefase de wetsvoorstellen
alleen voor te leggen aan de organisaties die in hun uitvoering direct door de voorgestelde
maatregelen worden geraakt.2 Hoewel wijzigingen van vreemdelingenwet en -regelgeving uiteraard in zijn algemeenheid
relevant kunnen zijn voor de aard en omvang van het toezicht, wordt de Inspectie niet
direct geraakt door de wetsvoorstellen. Deze voorzien niet in nieuwe taken of verplichtingen
voor de Inspectie. De regering gaat ervan uit dat de genoemde instrumenten – de Aanwijzingen
inzake de rijksinspecties en het Relatiestatuut JenV – voldoende ruimte bieden om
het verrichten van een uitvoeringstoets door de Inspectie in voorkomende gevallen
hiertoe te beperken. Het vorengaande betekent overigens niet dat de kennis en ervaring
van de Inspectie met de vreemdelingenketen niet worden meegenomen. Er bestaan reguliere
contactmomenten waarin beleidsvoornemens en de ontwikkeling van wet- en regelgeving
met de Inspectie worden besproken. Het is staand beleid dat de Inspectie gevraagd
en ongevraagd de bewindspersonen van advies kan dienen.3
Vraag 3
Kunt u toelichtingen waarom u niet heeft gereageerd op de brief van de Inspectie van
4 december 2024 waarbij u werd gewezen op dit vereiste?
Antwoord 3
De brief waar u naar verwijst betreft correspondentie tussen ambtenaren. De Inspectie
is ambtelijk telefonisch op de hoogte gesteld van de keuzes die in het antwoord op
vraag 2 zijn beschreven.
Vraag 4
Deelt u de constatering van de Inspectie dat het niet vroegtijdig consulteren van
de Inspectie ertoe kan leiden dat de consequenties van het wetsvoorstel onvoldoende
in beeld zouden worden gebracht, met mogelijke negatieve effecten en schade als gevolg?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Die mening deel ik niet. Bij de totstandkoming van de wetsvoorstellen zijn de partijen
geraadpleegd die direct door deze voorstellen worden beïnvloed, of waarvan de taken
door deze voorstellen worden geraakt. In het antwoord op vraag 2 is toegelicht dat
en waarom de regering dat in dit geval, gelet op de aan de orde zijnde belangen, een
verantwoorde keuze acht.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties alsnog dienen te worden
nageleefd en dat de Inspectie zo snel mogelijk alsnog betrokken moet worden bij de
de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel? Zo ja, op welk termijn
bent u voornemens dit te doen en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik zal de Inspectie niet alsnog om een uitvoeringstoets vragen. Zoals toegelicht in
het antwoord op vraag 2 is de regering van oordeel dat de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties
en het Relatiestatuut JenV voldoende ruimte bieden om in dit geval deze keuze te maken.
Zoals eveneens toegelicht in het antwoord op vraag 2 betekent dat overigens niet dat
de kennis en ervaring van de Inspectie met de vreemdelingenketen niet worden meegenomen.
Vraag 6
In hoeverre voldoet u met deze werkwijze aan de ambitie in het hoofdlijnenakkoord
om op zeer korte termijn wettelijk vast te leggen dat rijksinspecties vroegtijdig
worden betrokken bij de totstandkoming van wet- en regelgeving?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 7
Deelt u de mening dat uw handelen niet in lijn is met artikel 7 van de inmiddels in
consultatie gebrachte Kaderwet rijksinspecties waarin staat dat «Onze Minister die
het aangaat betrekt een rijksinspectie vroegtijdig bij de totstandkoming van beleidsvoornemens,
internationale verplichtingen en ontwerpen voor wet- en regelgeving indien deze gevolgen
hebben voor de toezichtstaak van de betreffende rijksinspectie»? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 7
Het in de vragen 6 en 7 bedoelde wetstraject loopt nog en is reeds daarom niet richtinggevend
voor het antwoord op de vraag of een uitvoeringstoets door de Inspectie in dit geval
moet worden verricht.
Vraag 8
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor 3 april 2025?
Antwoord 8
Ik heb mijn best gedaan de vragen zo spoedig als mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.