Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het het lid Danielle Jansen over het bericht ‘Hoe lager de sociaaleconomische positie en hoe groter de reisafstand, des te kleiner de kans op het gebruik van geavanceerde oncologische behandelingen’
Vragen van het lid Danielle Jansen (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Hoe lager de sociaaleconomische positie en hoe groter de reisafstand, des te kleiner de kans op het gebruik van geavanceerde oncologische behandelingen» (ingezonden 28 februari 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 4 april
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1693.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ongelijkheid in toegang tot immunotherapie
bij longkanker: de invloed van sociaaleconomische positie en reisafstand»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u ook dat gebruik kunnen maken van innovatieve behandelingen niet afhankelijk
mag zijn van inkomen of reisafstand?
Antwoord 2
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland gelijkwaardige toegang heeft tot
goede zorg, inclusief de brede toegankelijkheid van de oncologische zorg. Ook innovatieve
behandelingen moeten voor iedereen toegankelijk zijn. Bij voorkeur kunnen patiënten
voor oncologische zorg terecht in het eigen ziekenhuis dichtbij, in de eigen regio
of provincie, waar zij zich vertrouwd voelen. Maar, soms is het nodig, en ook beter
voor de patiënt, om voor bepaalde (innovatieve) behandelingen van (hoogcomplexe) oncologische
zorg iets verder te reizen, omwille van de kwaliteit van zorg. Daarnaast deel ik de
opvatting, zoals ook staat beschreven in het aangehaalde bericht2, dat verschillen in behandeling niet per se onwenselijk zijn, zolang er maar een
goede afweging heeft plaatsgevonden, tussen arts en patiënt, waarbij er is gekeken
naar de gehele gezondheidstoestand van de patiënt en diens persoonlijke omstandigheden
(oftewel, samen beslissen).
Vraag 3
In hoeverre doet dit probleem zich ook voor bij andere vormen van oncologische zorg,
zoals diagnostiek, nazorg en andere behandelingen? Speelt deze ongelijkheid ook bij
andere kankersoorten? Beschikt u over cijfers die inzicht geven in ongelijkheden binnen
de gehele oncologische zorg?
Antwoord 3
Ongelijkheid in de toegang tot oncologische zorg is een complex probleem dat zich,
helaas, voordoet in de volle breedte (diagnose, behandeling, en nazorg en controle)
van de zorg. Zo is het bekend dat patiënten uit lagere inkomensgroepen minder vaak
een tumorgerichte behandeling ondergaan dan patiënten met een hoger inkomen. Dit is
bekeken voor vijf veelvoorkomende tumorsoorten: borstkanker, niet-kleincellige longkanker,
darmkanker, prostaatkanker en melanoom. Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)
publiceert met enige regelmaat over de sociaaleconomische verschillen binnen de oncologische
zorg in Nederland. Deze cijfers zijn voor iedereen beschikbaar via de website van
IKNL3.
Vraag 4
Wat zegt bovengenoemd bericht volgens u over de gezondheidskloof tussen welvarende
en minder welvarende mensen in Nederland, en hoe verhoudt dit zich tot onze nationale
gezondheidsdoelen?
Antwoord 4
Het kabinet zet zich in om de gezondheidsverschillen in Nederland te verkleinen. Hiervoor
neemt het kabinet verschillende maatregelen. Zo verlaag ik bijvoorbeeld het eigen
risico voor een gelijkwaardigere toegang tot zorg voor iedereen. Verder is uw Kamer
in december 2024 geïnformeerd over de eerste contouren van de beleidsagenda «Gezondheid
in alle Beleidsdomeinen»4. Doel van deze Rijksbrede beleidsagenda is het terugdringen van gezondheidsachterstanden
en om de gezondheid van iedereen, én in het bijzonder die van mensen in een kwetsbare
situatie, te verbeteren.
Vraag 5
Hoe verklaart u dat, ondanks het feit dat Durvalumab is opgenomen in de basisverzekering,
patiënten met een hogere sociaaleconomische positie (SEP) 26 procent meer kans hebben
deze behandeling te ontvangen dan patiënten met een lagere SEP? Bent u zich ervan
bewust dat de werkelijke ongelijkheid mogelijk nog groter is, omdat mensen met een
lagere SEP ook minder vaak chemoradiotherapie ondergaan en daardoor überhaupt minder
vaak in aanmerking komen voor Durvalumab? Wat is uw reflectie hierop?
Antwoord 5
Voor Durvalumab specifiek kan ik hierover geen harde uitspraken te doen, want de redenen
van het niet starten van een behandeling met Durvalumab zijn mij niet bekend en zijn
dus ook niet meegenomen in de onderliggende studie5, zoals ook blijkt uit het aangehaalde bericht. Ik kan mij daarom slechts beperken
tot de bevindingen zoals de onderzoekers deze zelf beschrijven, en tot de reeds bekende
inzichten als het gaat om de sociaaleconomische verschillen bij kanker.
Zoals ik ook heb aangegeven bij mijn beantwoording op vraag 2 en 4 vind ik dat iedereen
in Nederland toegang moet hebben tot goede (oncologische) zorg. Mede daarom voert
dit kabinet beleid om de gezondheidsverschillen in Nederland te verkleinen en zo de
gelijkwaardige toegang tot zorg te vergroten.
Vraag 6
Hoe verklaart u dat voor elke extra vier kilometer reisafstand naar een behandelcentrum
de kans op behandeling met zeven procent daalde (dus: hoe verder een patiënt van het
ziekenhuis woont hoe kleiner de kans is dat hij of zij deze therapie krijgt)?
Antwoord 6
Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. De reisbereidheid verschilt per situatie,
van patiënt tot patiënt. Belangrijke kenmerken van mensen zoals leeftijd, opleidingsniveau
en gezondheidstoestand beïnvloeden de reisbereidheid6. Ook zijn er financiële drempels. Daarnaast kunnen er regionale verschillen bestaan
als gevolg van verschil in verwijspatronen van huisartsen. Het onderliggende onderzoek7 zelf benoemt dat het beeld past binnen een breder patroon van verschillen in kankerbehandelingen
tussen regio’s in Nederland. Zo is er eerder vastgesteld dat het gebruik van bestraling
bij prostaat- en darmkanker per regio kan verschillen. Voor longkanker blijkt uit
recent onderzoek dat er ook regionale verschillen zijn in het gebruik van bestraling
en de manier waarop chemotherapie en bestraling worden gecombineerd.
In algemene zin kan ik wel zeggen dat patiënten voor (hoog)complexe kankerbehandeling
bereid zijn verder te reizen, juist omwille van de kwaliteit8. Desondanks snap ik dat nabijheid van zorg voor patiënten van belang is. Juist daarom
is het belangrijk om de zorg in netwerken te organiseren en om de voor- en zorg van
complexe kankerbehandelingen dichtbij de patiënten thuis te organiseren, in het ziekenhuis
dichtbij en zo de reisbelasting zo beperkt mogelijk te maken. Zie ook mijn antwoorden
bij vraag 8 en 10.
Vraag 7
Weet u in welke regio’s patiënten het hardst worden getroffen door beperkte toegang
tot geavanceerde oncologische behandelingen als gevolg van een grotere reisafstand?
Antwoord 7
Nee, ik ben niet in bezit van deze informatie.
Vraag 8
Wat gaat u doen om gelijke toegang tot dure kankerbehandelingen te waarborgen?
Antwoord 8
In de afgelopen jaren zijn er, om de toegankelijkheid van oncologische zorg te verbeteren,
regionale oncologienetwerken opgericht. Samenwerken in netwerken draagt bij aan goede
zorg voor patiënten met kanker en aan de toegankelijkheid en houdbaarheid van de oncologische
zorg nu, maar ook in de toekomst. Via samenwerking tussen deze netwerken kan elke
patiënt, ongeacht de plaats waar hij of zij het zorgtraject start, de best zorg krijgen.
Voor complexere zorg en bepaalde ingrepen gaat een patiënt naar gespecialiseerd ziekenhuis,
maar de nazorg en controle vinden plaats in het ziekenhuis dichtbij. De beweging naar
netwerkzorg zet ik de komende jaren door, concreet door samen met het veld uitwerking
te geven aan de uitvoering van het in 2023 opgeleverde Plan van Aanpak netwerk- en
expertzorgzorg voor mensen met kanker9.
Vraag 9
Hoe gaat u voorkomen dat er bij de introductie van innovatieve en dure medicatie in
Nederland direct een SEP-gerelateerde kloof ontstaat in de toegang tot deze behandelingen?
Antwoord 9
De gelijke toegang tot nieuwe (dure) geneesmiddelen voor iedereen, ongeacht de sociaaleconomische
positie, is hierbij onbetwist. Bij dit traject zijn verschillende veldpartijen betrokken,
waaronder de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK). Dit is de
koepel van 22 verschillende kankerpatiëntenorganisaties. Zij hebben een belangrijke
rol in het vertegenwoordigen en bereiken van kankerpatiënten. Zij kunnen mij bijvoorbeeld
adviseren of ondersteunen bij de effectieve communicatie richting patiënten.
Vraag 10
In hoeverre neemt u de bevindingen van deze studie mee in de discussie over concentratie
en spreiding die gevoerd wordt ter uitvoering van het IZA?
Antwoord 10
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn afspraken gemaakt om samenwerking in netwerken
te bevorderen door spreiding van laagcomplexe zorg en concentratie van hoogcomplexe
zorg. Deze beweging wordt door veldpartijen (FMS, NVZ, NFU, ZN, V&VN, ZKN en de betreffende
patiëntenorganisaties) zelf getrokken en kent een breed draagvlak, onder andere bij
de betrokken patiëntenorganisaties.
Begin 2024 is door de partijen een set met voorstellen voor hogere (volume)normen
voor hoogcomplexe oncologische en vaatchirurgische interventies opgesteld, zoals in
het IZA was beoogd. De (volume)normen zijn opgesteld vanuit de medische inhoud om
passende zorg van goede kwaliteit voor patiënten te bevorderen.
In het najaar van 2024 is aan de hand van het door de NZa opgestelde «kader impactanalyse»
gestart met de regionale impactanalyses. De impactanalyses dienen ter ondersteuning
van een zorgvuldige besluitvorming over de hogere normen én vormen de start van het
gesprek over herverdeling van zorg in elke regio. Het doel van de impactanalyses is
om in kaart te brengen in welke mate en op welke manier de voorgestelde volumenormen
de patiënt en de betrokken zorgprofessionals, zorgaanbieders en zorgnetwerken raakt
en te beoordelen of deze impact maatschappelijk gezien acceptabel is. Hierbij wordt
ook gekeken naar de toegankelijkheid van de zorg en de reistijd, welke ook in deze
studie naar voren komen. Ik vind het belangrijk dat dit traject zorgvuldig plaatsvindt
en dat partijen in de regio afspraken maken over samenwerking in netwerken en herverdeling
van zorg. De regionale impactanalyses maken inzichtelijk welke potentiële effecten
er zijn, en vormen daarmee een belangrijke bouwsteen om tot zorgvuldige besluiten
en oplossingen te komen.
Op dinsdag 25 maart jl. zijn de volumenormen voor 18 complexe behandelingen bij kanker
en vaatziekten vastgesteld. De vaststelling van deze normen is een belangrijke stap
op weg naar regionale samenwerkingsnetwerken van ziekenhuizen. Die zullen zo worden
ingericht dat iedere patiënt met bepaalde kanker of vaatziekten, in elke regio toegang
heeft tot de best mogelijke zorg wanneer dat nodig is. Vanaf 2026 worden deze behandelingen
alleen nog uitgevoerd in ziekenhuizen die deze ingrepen vaak genoeg doen. We maken
hiermee een kwaliteitsslag door complexe zorg in enkele ziekenhuizen te concentreren
en tegelijkertijd minder complexe zorg te spreiden, wat het ziekenhuis dichtbij meer
bestaansrecht geeft. Dat is goed nieuws voor de patiënt en sluit aan bij mijn ambities
voor een toegankelijkere zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.