Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vijlbrief en Rooderkerk over het uitblijven van duurzame investeringen door bedrijven en beleggers
Vragen van de leden Vijlbrief en Rooderkerk (beiden D66) aan de Ministers van Financiën en van Economische Zaken over het uitblijven van duurzame investeringen door bedrijven en beleggers (ingezonden 20 februari 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Minister van
Financiën (ontvangen 3 april 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025,
nr. 1638.
Vraag 1 en 2
Welke signalen krijgt u over het feit dat (mogelijk vele miljarden aan) duurzame investeringen
uitblijven omdat er onduidelijkheid bestaat over het klimaatbeleid en de klimaatdoelen?
Deelt u de mening dat, indien dit klopt, dit zeer onwenselijk is?
Hoeveel investeringsbeslissingen stellen de financiële sector en het bedrijfsleven
op dit moment uit doordat niet duidelijk is welk klimaatbeleid in Nederland gevoerd
gaat worden?
Antwoord 1 en 2
Het kabinet heeft zich in het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma gecommitteerd
aan de bestaande afspraken voor de klimaatdoelen van 2030 en 2050 zoals geformuleerd
in de Klimaatwet. Het kabinet herkent de signalen dat investeringsbeslissingen worden
uitgesteld of uitblijven zowel bij het grootbedrijf als het mkb. Financiële instellingen
geven aan dat onzekerheid over politieke besluiten zorgt voor onzekerheid in de markt,
waardoor de industrie grootschalige investeringen in de energietransitie uitstelt.
Uit gesprekken met bedrijven blijkt niet dat dit komt door onduidelijkheid over de
klimaatdoelen. De voornaamste redenen die genoemd worden, zijn het ontbreken van de
randvoorwaarden voor investeringsprojecten, zoals energie-infrastructuur (netcongestie),
CCS-opslagcapaciteit en de relatief hoge elektriciteitsprijzen. Daarnaast geldt voor
bedrijven in het mkb dat toegang tot kennis en expertise over verduurzaming en belemmeringen
in het verkrijgen van financiering het nemen van investeringsbeslissingen beperkt.
Het kabinet herkent dat het klimaat- en energiebeleid van groot belang is voor investeringsbeslissingen.
Daarom geeft het kabinet hier onder ander met het Klimaatplan 2025–2035 dat 14 maart
jl. is gepubliceerd op een integrale manier meer duidelijkheid over1. Verder heeft het kabinet in de Klimaatnota 2024 aangegeven in het voorjaar met alternatief
beleid te komen om de klimaat- en energiedoelen weer binnen bereik te brengen. Dit
gebeurt op drie manieren: door de randvoorwaarden voor ons energiesysteem op orde
te brengen, door de uitvoering van bestaande afspraken te realiseren en, waar nodig,
alternatieve beleidsmaatregelen te treffen. Het kabinet pakt knelpunten in de uitvoering
met voorrang aan en werkt aan het op orde brengen van de randvoorwaarden, zodat de
maatregelen die we al hebben afgesproken daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. Hierover
wordt de Kamer geïnformeerd gelijktijdig met de Voorjaarsnota.
Vraag 3
Bent u van mening dat er dit voorjaar definitief duidelijkheid moet komen over de
klimaataanpak, en er dus geen beleid vooruitgeschoven kan worden, zodat bedrijven
en financiers weten waar ze aan toe zijn?
Antwoord 3
Het is van groot belang dat er zoveel mogelijk duidelijkheid wordt geboden over het
klimaat- en energiebeleid, zodat bedrijven en financiers weten waar ze aan toe zijn.
Het kabinet probeert hier dan ook zoveel mogelijk duidelijkheid over te geven, bijvoorbeeld
met het Klimaatplan 2025–2035 en bij de Voorjaarsnota. Zie ook vraag 2.
Vraag 4
Deelt u de mening dat duidelijkheid vanuit de overheid over duurzaamheidsbeleid zal
leiden tot meer duurzame investeringen? Hoe beoordeelt u de oproep van de Maatschappelijke
Alliantie die vraagt om stabiel klimaatbeleid?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het pleidooi van de Maatschappelijke Alliantie
erkent het kabinet het belang van continuïteit in het beleid en de uitvoering van
het klimaatbeleid voor burgers en ondernemers in Nederland. Ten behoeve van de uitvoering
kijkt het kabinet ook naar extra inspanningen om bestaande belemmeringen weg te nemen,
randvoorwaarden te versterken en het gelijke speelveld (waaronder ten aanzien van
energiekosten) te verbeteren. U wordt hier nader over geïnformeerd bij de Voorjaarsnota.
Vraag 5
Kunt u inschatten wat de prijs van te laat of niet handelen op het gebied van het
klimaat, gegeven het feit dat later handelen duurder zal zijn dan tijdig handelen?
Wat zijn bijvoorbeeld, naar schatting, de kosten van 1 / 5 / 10 jaar later handelen?
Antwoord 5
Verschillende studies hebben aangetoond dat uitblijvend klimaatbeleid voor grote economische
schade kan zorgen naarmate de aarde verder opwarmt. Een studie van de Universiteit
Utrecht heeft uitgerekend dat de schade van opwarming van 2 graden 2 procent van het
mondiale bbp kost.2 Enerzijds kan economische schade worden veroorzaakt door de toename in extreem weer.
Anderzijds kunnen de kosten worden veroorzaakt door onzekerheid rondom investeringsbeslissingen.
Wanneer partijen tijdig op de hoogte zijn van hetgeen van hen verwacht wordt, kunnen
partijen daar op anticiperen en in hun investeringsbeslissingen rekening mee houden.
Ook CE Delft heeft onlangs ten behoeve van het Klimaatplan een inschatting gegeven
van de kosten van niets doen voor West-Europese landen door het niet aanpakken van
klimaatverandering, op basis van modelresultaten van een Europese impactanalyse van
de Europese Commissie. Het niets doen zou leiden tot een wereldwijde temperatuurstijging
van circa 3,6°C rond 2090, waarvan de kosten worden geschat op ongeveer 6,2% van het
BBP in 2100. Het behalen van de klimaatdoelen kan deze schade voor Nederland op lange
termijn (rond 2100) jaarlijks met circa € 60 miljard (prijspeil 2022) doen verminderen.
Daarnaast kan het uitstellen van klimaatbeleid er ook toe leiden dat er op een later
moment kostbaardere maatregelen moeten worden genomen om de klimaatdoelen alsnog te
halen. Voor een transitie met de laagste economische kosten is het dus van belang
om tijdig te handelen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er dit voorjaar een klimaatpakket moet liggen waarmee de wettelijke
klimaatdoelen met voldoende zekerheid worden gehaald zodat investeerders weten waar
ze aan toe zijn?
Antwoord 6
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Vraag 7
Is het voor u een mogelijkheid dat dat keuzes uitgesteld kunnen worden, bijvoorbeeld
als de dekking van de maatregelen die nodig zijn om de klimaatdoelen te halen, lastig
te vinden is?
Antwoord 7
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Zoals in het Hoofdlijnenakkoord en Regeerprogramma is aangegeven heeft het kabinet
zich gecommitteerd aan de klimaatdoelen. In het voorjaar wordt altijd een integrale
afweging gemaakt tussen de doelen op verschillende beleidsterreinen en budgettaire
gevolgen.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u uw bredere beleid op gebied van publieke investeringen in innovatie
en transitie naar de groene economie? Ziet u ook in dat publieke investeringen zullen
leiden tot private investeringen?
Antwoord 8
Ja, het kabinet ziet dat subsidies een hefboomeffect kunnen hebben op private investeringen.
Er is een breed publiek investeringsinstrumentarium beschikbaar dat zich richt op
het stimuleren van verduurzaming en innovatieve technologieën. In bredere zin ziet
het kabinet dat om te zorgen dat private investeringen in de transitie naar een klimaatneutrale
en circulaire economie verder toenemen, het van belang is dat investeringen in de
hiervoor benodigde projecten en innovaties rendabel worden. Het kabinet beoogt met
het klimaatbeleid de onrendabele top weg te nemen en de investeringscondities op orde
te brengen door een afgewogen beleidsmix van subsidies, publieke investeringen in
bijvoorbeeld energie-infrastructuur en beprijzende en normerende maatregelen. De doeltreffendheid
en doelmatigheid van dit beleid is recentelijk geëvalueerd en het kabinet heeft deze
evaluatie aan de Kamer aangeboden en hierop gereageerd middels een Kamerbrief van
14 juni 20243.
Naast de rol van de overheid, heeft de financiële sector ook een rol om de klimaat-
en energietransitie verder te brengen, door het vergroenen van private kapitaalstromen.
Het kabinet stimuleert dit onder meer via betrokkenheid bij het Klimaatcommitment
van de financiële sector. Invest-NL organiseert financieringstafels, samen met de
overheid en de financiële sector, op specifieke klimaat- en energieonderwerpen. Het
doel hiervan is om knelpunten voor meer private financiering te achterhalen en deze
op te lossen.
Vraag 9
Bent u bekend met het voorbeeld van Duitsland, waar ze met een «klimaatschuld» in
beeld brengen hoeveel geld er nodig is om de klimaatdoelen te halen? Bent u bereid
dit door CPB/PBL te laten ramen?
Antwoord 9
Het kabinet is niet bekend met het genoemde voorbeeld van Duitsland, maar wel met
een rapport over klimaatschuld van een Frans onderzoeksinstituut4. Dit rapport pleit voor het gebruik van het begrip klimaatschuld als maatstaf voor
de investeringsbehoefte om de klimaatdoelen te bereiken. Er zijn diverse studies verricht
die inschattingen geven van de benodigde investeringen om de klimaatdoelen te halen.
Onlangs nog heeft CE Delft ten behoeve van het Klimaatplan hiervan een inschatting
gegeven. Specifiek voor het energiesysteem heeft Invest-NL in 2024 het initiatief
genomen voor het project «Financieel Inzicht in de Energietransitie», waarin de systeemkosten
en investeringsopgave van de transitie geraamd worden aan de hand van de scenario’s
uit de Integrale Infrastructuurverkenning ’30-’50 van Netbeheer Nederland.
Daarnaast organiseert Invest-NL financieringstafels, samen met de overheid en de financiële
sector, op specifieke klimaat- en energieonderwerpen. Deze tafels richten zich op
het wegnemen van knelpunten voor financiering van de transitie. Een financieringstafel
start met een financieringsanalyse, waarbij per specifiek onderwerp in kaart wordt
gebracht wat de investeringsopgave is en in welke mate de benodigde investeringen
rendabel zijn.
In het recent uitgebrachte interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) «Schakelen naar
de toekomst – over bekostiging elektriciteitsinfrastructuur» wordt geadviseerd om
de publieke kennisinstellingen, inclusief PBL en CPB, gezamenlijk meer onderzoek te
laten doen naar de kosten en baten van het toekomstige energiesysteem. Het kabinet
is momenteel in gesprek met deze instellingen om te bezien welke mogelijkheden hier
zijn. Het kabinet zal bij de Voorjaarsnota nader reageren op de adviezen uit het IBO.
Vraag 10
Hoe beoordeelt u de eigen bezuinigingen op de groene economie, wetende dat deze bezuinigingen
Nederland op termijn een veelvoud aan welvaart kosten?
Antwoord 10
In het Hoofdlijnenakkoord is een bezuiniging aangekondigd van € 1,2 miljard op de
ontwikkeling van groene waterstof en batterijen en € 9,5 miljard aan het Klimaatfonds
toegevoegd voor investeringen in kernenergie. Het kabinet beoogt de ontwikkeling van
de waterstofmarkt te stimuleren met een kleinere inzet van subsidies en vermindert
het budget voor waterstof met in totaal € 1.157 miljoen De resterende € 43 miljoen
van de bezuiniging is in mindering gebracht op de maatregel «invoering batterijverplichting
voor zonneparken». Gegeven de omvang van de al gealloceerde middelen uit het Klimaatfonds
om huishoudens en bedrijven te stimuleren om te verduurzamen, verwacht het kabinet
dat deze relatief kleine bezuiniging op het fonds niet zal leiden tot een veelvoud
aan welvaartsverlies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.