Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wijen-Nass over het vertrek van rijksdiensten uit Roermond
Vragen van het lid Wijen-Nass (BBB) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het vertrek van rijksdiensten uit Roermond (ingezonden 11 maart 2025)
Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
31 maart 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichtgeving over het vertrek van rijksdiensten uit Roermond
en de brief van de gemeente Roermond gericht aan u van 18 februari jongsleden over
de ongelijke spreiding van rijksbanen?1
Antwoord 1
Ja, de stand van de rijkswerkgelegenheid in de provincie Limburg is vaker onder mijn
aandacht gebracht. De brief van de gemeente Roermond waar het lid Wijen-Nass naar
verwijst, refereert onder meer aan mijn Kamerbrief van 25 oktober 2024.2 In de brief heb ik uiteengezet dat de wisselende ontwikkeling in rijkswerkgelegenheid
over het land, met in 2023 zelfs een afname van rijkswerkgelegenheid in de provincie
Limburg, de noodzaak onderstreept kabinetsbreed een extra inspanning te leveren. Ik
merk hierbij wel op dat een bijzondere, eenmalige omstandigheid ten grondslag lag
aan de afname in de provincie Limburg in 2023. Dit licht ik in het antwoord op vraag
7 toe.
In de brief van de gemeente Roermond wordt het aanbod gedaan om samen te kijken naar
de kansen die de gemeente biedt om bij te dragen aan een betere spreiding van rijkswerkgelegenheid
over Nederland. Ik ga graag, middels een ambtelijke verkenning, het gesprek met de
gemeente aan. Ik hecht aan dergelijke signalen uit het land. Deze worden gebruikt
bij het concretiseren van de kabinetsaanpak. Momenteel vindt een ronde langs alle
provincies plaats. Naast gesprekken met Commissarissen van de Koning, wordt gesproken
met burgemeesters en vindt ambtelijk overleg plaats. Hierbij wordt stilgestaan bij
verschuivingen in de huisvesting van en de werkgelegenheid bij nieuwe en uitbreidende
rijksdiensten. De reacties van provincies en gemeenten zijn soms kritisch, maar er
is ook begrip voor de bredere opgave van het Rijk.
Vraag 2 en 3
Zijn er bij u andere gemeenten bekend die, net zoals Roermond, een veelheid aan rijkdiensten
en zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en enorme aantallen banen zijn kwijtgeraakt?
En zo ja, welke gemeenten zijn dat dan?
Hoe beoordeelt u de gevolgen voor de regionale economie en werkgelegenheid in situaties
zoals zich in Roermond hebben voorgedaan?
Antwoord 2 en 3
De lijst van rijksdiensten die sinds 2005 zijn gegroeid, gekrompen, opgericht, opgeheven
of verplaatst, en het aantal banen dat hiermee is gemoeid, is aanzienlijk. Dit onderstreept
dat de rijksoverheid sterk in beweging is. Ik heb oog voor de consequenties hiervan,
zoals in het geval van Roermond. Het algehele beeld is dat in meerdere gemeenten sprake
was van verlies van rijkswerkgelegenheid, terwijl elders juist groei plaatsvond. Daar
lagen verschillende oorzaken aan ten grondslag. Zo was in opeenvolgende kabinetten
Balkenende en Rutte verhoging van de efficiency van de rijksoverheid een van de hoofdprioriteiten.
Voor de rijkshuisvesting leidde dit tot concentratie op minder locaties in het land.
Dit vraagstuk kent een lange historie en is met enige regelmaat met uw Kamer besproken,
als het over het functioneren van het Rijk als organisatie ging of – uitgewerkt in
concrete plannen – de masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting betrof.
Ik zet samen met regionale partners in op het verbeteren van de kwaliteit van het
wonen, werken en leven in de regio, zoals recentelijk toegelicht in mijn brief van
20 december 2024.3 Onderdeel hiervan is het toewerken naar een betere spreiding van rijksdiensten over
het land, in het belang van een rijksdienst en tegelijkertijd in het belang van heel
Nederland. In het kabinet zijn daarom afspraken gemaakt waarmee ik als Minister van
Binnenlandse Zaken een sterkere coördinerende en adviserende rol heb gekregen.4 Centraal staat dat alle Ministers werken aan een betere spreiding van hun organisatie.
De afspraken in het kabinet zijn een breuk met hoe tot nu toe locatiekeuzes door ministeries
worden gemaakt. Het kabinet wil hiermee borgen dat in de komende periode stappen worden
gezet. In mijn adviezen aan collega-bewindspersonen betrek ik de effecten op de regionale
economie en werkgelegenheid als gevolg van krimp, opheffing of verplaatsing van een
rijksdienst.
Vraag 4
Bent u van mening dat, in situaties zoals die in Roermond, een vorm van compensatie
ter demping van het vertrek van dergelijke aantallen rijksdiensten en de gevolgen
hiervan voor de regionale economie en werkgelegenheid gerechtvaardigd is? En zo ja,
hoe zou die compensatie er dan uit kunnen zien?
Antwoord 4
In de brief van de gemeente Roermond wordt de periode 2005–2025 als referentie genomen,
een periode waarin bij de rijksoverheid efficiency leidend was. Voor de rijkshuisvesting
lag de focus op doelmatigheid, het terugdringen van leegstand en het beheersen van
kosten. Inzoomend op de rijkskantoorhuisvesting, vond in die jaren, in overleg met
de Tweede Kamer, een ingrijpende herschikking van de vastgoedportefeuille plaats.
Overigens kon daarmee ook een kwaliteitsverhoging in rijkskantoren worden doorgevoerd.
Zoals ik in het antwoord op vragen 2 en 3 aangeef, heeft deze herschikking in meerdere
gemeenten tot vertrek van rijksdiensten en verlies van rijkswerkgelegenheid geleid.
Ik acht een structurele compensatie niet wenselijk en niet werkbaar. De samenleving
verandert voortdurend, en de rijksoverheid, provincies en gemeenten moeten zich aanpassen
aan ontwikkelingen. Wel acht ik het van belang met een bredere blik te kijken naar
regio’s waar de kwaliteit van het wonen, werken en leven achterblijft, om daar gezamenlijk
en met gerichte maatregelen in te zetten op verbetering.
In de periode 2005–2025 was er in Roermond, naast krimp en vertrek, wel degelijk ook
sprake van groei en nieuwe vestigingen. Ik noem als voorbeeld de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO), een samenvoeging destijds van diverse onderdelen van
de voormalige ministeries van EZ en LNV. Een deel van deze onderdelen is juist naar
Roermond gekomen, zoals Agentschap NL in 2014. Inmiddels werken 307 fte (stand eind
februari 2025) bij RVO in Roermond.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het voorstel van de gemeente Roermond om het leegstaande voormalig
belastingkantoor in Roermond te benutten voor nieuwe rijksdiensten? Bent u bereid
hierover op korte termijn in gesprek te gaan met het gemeentebestuur?
Antwoord 5
Binnen het Rijkshuisvestingsstelsel voor kantoren en specialties verstrek ik opdracht aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) om te zorgen voor locaties
om te voldoen aan de behoefte van ministeries aan kantoorruimte. Hiertoe worden om
de vijf jaar nieuwe masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting opgesteld. De huidige
masterplannen, met een looptijd tot en met 2028, zijn in uw Kamer besproken in het
commissiedebat Rijksvastgoed en renovatie Binnenhof van 29 mei 2024. Vervolgens zijn de masterplannen door de toenmalige Minister van
Binnenlandse Zaken vastgesteld. Daarmee liggen in beginsel de mutaties in de rijkskantorenportefeuille
voor de komende jaren vast. Voor Roermond is besloten het huidige rijkskantoor, dat
huisvesting biedt aan RVO en Rijkswaterstaat, intensiever te benutten met andere diensten.
Tezamen met het hybride werken, digitale ontwikkelingen en het landelijk netwerk van
rijksontmoetingspleinen, krijgen medewerkers zo meer mogelijkheden om op afstand te
werken. Rijksmedewerkers kunnen hierdoor in Roermond (blijven) wonen.
In de loop van het jaar stuur ik uw Kamer het jaarlijkse overzicht van de spreiding
van rijkswerkgelegenheid. In de brief zal ik rapporteren over de casussen die ik oppak
om tot een betere spreiding over het land te komen. Daar zijn voorbeelden bij voor
de rijkskantoorhuisvesting, waarvoor ik een opdrachtgevende rol heb, en voorbeelden
voor andere onderdelen van de rijkshuisvesting waar collega-bewindspersonen de opdrachtgevende
rol hebben en mijn rol adviserend is. Ik kan hier niet op vooruitlopen, noch voor
Roermond, noch voor andere gemeenten. Het nu aankondigen van een eventueel gesprek
met het gemeentebestuur van Roermond acht ik dan ook niet opportuun. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 1, zal het Ministerie van BZK met de gemeente Roermond wel
een ambtelijke verkenning uitvoeren naar mogelijkheden en kansen.
Vraag 6
Roermond ligt in Midden-Limburg, een van de regio’s die is geselecteerd in het kader
van de nadere uitwerking van «Elke regio telt!». Bent u van mening dat, in lijn met
de uitgangspunten van «Elke Regio Telt!», binnen afzienbare tijd een rijksdienst of
zbo moet worden gevestigd in Roermond om negatieve gevolgen voor Roermond en regio
te compenseren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het toewerken naar een betere spreiding is een proces van de lange adem. Daar werk
ik aan, samen met mijn collega’s in het kabinet. Het van tevoren noemen van concrete
resultaten, i.c. regio’s of rijksdiensten, is niet wenselijk. Waar het mij om gaat
is dat de rijksoverheid en regio’s elkaar versterken. Dit vraagt om een secuur proces.
Om de kansen hiervoor inzichtelijk te krijgen, worden onder meer gesprekken gevoerd
met Commissarissen van de Koning en burgemeesters. Daar ben ik met een langetermijnblik
mee bezig. Mede aan de hand van de opgehaalde informatie, kunnen matches worden gemaakt
tussen een rijksdienst en een regio. Op dit moment werken de regio’s uit het Nationaal Programma Vitale Regio’s (NPVR) aan hun plannen voor de regio. Hierin schetsen zij een toekomstbeeld voor
hun regio, waaraan gewerkt zal worden binnen het NPVR. In voorkomende gevallen, zullen
de plannen voor de regio worden meegenomen in de vastgoedopgave van het Rijk voor
de komende jaren.
Vraag 7
In uw brief aan de Tweede Kamer van 25 oktober 2024 rapporteert u dat alleen de provincie
Limburg een daling in rijkswerkgelegenheid heeft gekend.5 In het rapport «Elke Regio Telt!» wordt benadrukt dat de spreiding van werkgelegenheid
bijdraagt aan regionale economische ontwikkeling en brede welvaart. Hoe verklaart
u dat Limburg, ondanks deze aanbevelingen, de afgelopen jaren juist rijksbanen is
verloren? Welke concrete maatregelen heeft u sindsdien genomen om dit recht te zetten?
Antwoord 7
Als enige van de twaalf provincies liet de provincie Limburg in 2023 een afname van
rijkswerkgelegenheid zien: min 108 fte, zijnde een daling met 0,9 procent voor de
provincie. De afname kwam grotendeels door minder werkgelegenheid bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen, als gevolg van verplaatsing van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting
(RJJI) van Horst aan de Maas naar Zeist.
Er zullen altijd gevallen zijn van politieke keuzes, organisatieontwikkelingen of
anderszins met een impact op de huisvesting en rijkswerkgelegenheid. Dit kan van interne
aard zijn, maar ook van externe aard. Zo was in het geval van de RJJI sprake van een
gebouw dat niet meer in gebruik genomen kon worden als gevolg van weersomstandigheden.
Dergelijke ontwikkelingen en de daarbij behorende verplaatsingen zullen zich altijd
voordoen binnen het grotere geheel van de rijksoverheid.
Vraag 8
Welke verdere plannen heeft het kabinet om te zorgen voor een eerlijkere verdeling
van rijksbanen, specifiek in Limburg?
Antwoord 8
Vanuit mijn coördinerende en adviserende rol bij de spreiding van rijkswerkgelegenheid
verzamel ik bij ministeries informatie over organisatieontwikkelingen en wijzigingen
in de huisvestingsbehoefte. Ik probeer de regionale effecten voor de komende jaren,
bijvoorbeeld door daling van het aantal fte bij een rijksdienst, naar de beste kennis
van nu in te schatten. Er is geen vast stramien voor hoe de kabinetsaanpak vervolgens
vorm krijgt. Mochten meerdere ontwikkelingen tezamen tot een ongewenste uitkomst voor
een regio leiden, dan zal ik daar in het kabinet aandacht voor vragen. Overigens kan
er ook sprake zijn van beleidsintensiveringen die het effect van een krimp, opheffing
of verplaatsing dempen.
Verspreid over het land zijn initiatieven rond de thema’s arbeidsmarkt en werkgelegenheid.
Als voorbeeld van hoe onderling tussen overheden, regionale partners en bedrijven
zorg wordt gedragen dat lokale werkgelegenheid en kennis niet verloren gaat, noem
ik de recent gelanceerde samenwerking in Fryslân onder de naam «Platform zakelijke
dienstverlening Leeuwarden». Twintig bedrijven in de zakelijke dienstverlening, onderwijsinstellingen
en overheden slaan de handen ineen en werken samen aan de uitdagingen op de arbeidsmarkt
in Leeuwarden. Daarbij gaat het om behoud van talent in de regio en behoud en het
aantrekken van werkgelegenheid. Rijksdiensten participeren in het traject.
Vraag 9
Bent u bereid om een actieplan op te stellen om de ongelijkheid in rijkswerkgelegenheid
recht te trekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
In de Kamerbrief van 25 oktober 2024 heb ik een reactie gegeven op de door uw Kamer
aangenomen motie-Flach/Zeedijk (verzoek om een actieplan met concrete doelstellingen
om te komen tot een meer evenredige verdeling van rijkswerkgelegenheid over de provincies).6 In de Kamerbrief licht ik toe welke acties worden opgepakt. Het gepresenteerde actieplan
behelst een overzicht van maatregelen. Per maatregel is omschreven welk doel wordt
beoogd en welke stappen worden gezet om dit te bereiken. Concrete resultaten zijn
iets van de lange adem. Dit betekent overigens niet dat ik een afwachtende houding
aanneem. Ik adviseer collega-bewindspersonen over vestigingslocaties daar waar zij
de opdrachtgevende rol hebben, en ik zoek oplossingen die bijdragen aan een betere
spreiding. Daar heb ik wel, naast alle Ministers, ook de provincies bij nodig.
Vraag 10
Bent u bereid om bij de herverdeling van rijkswerkgelegenheid voorrang te geven aan
de in het kader van «Elke regio telt!» aangewezen regio’s? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Bij nieuwe rijksdiensten of bij uitbreiding van een rijksdienst wordt als eerste gekeken
naar locaties buiten de Randstad. Hieronder vallen zeer zeker ook de regio’s die zijn
opgenomen in het NPVR. Het uitgangspunt bij het vestigen van een rijksdienst moet
zijn de meerwaarde voor rijksdienst én regio. Dat is het startpunt van waaruit ik
adviseer aan collega’s over vestigingslocaties. Verder vind ik het van belang dat
mensen uit het hele land bij het Rijk kunnen werken en hun perspectieven kunnen inbrengen
bij de vorming en uitwerking van beleid. Dit kan alleen als in het hele land goede
werkplekken worden gecreëerd. Dit komt een duurzame samenwerkingsrelatie tussen Rijk
en regio ten goede.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.