Schriftelijke vragen : De werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag. (ingezonden 27 maart 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in het NRC van 26 maart 2025 met de titel «Raad voor
de Kinderbescherming komt in regio Den Haag al jaren onvoorbereid bij de rechter»?
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag zich
voorafgaand aan zittingen niet inleest in de dossiers maar desondanks adviezen verstrekt
aan de rechtbank over zaken betreffende ouderlijk gezag, omgangsregelingen en zelfs
ingrijpende besluiten als een ondertoezichtstelling of een uithuisplaatsing?
Vraag 3
Klopt het aantal van enkele honderden zaken, waar in het artikel over gesproken wordt,
wel als we beseffen dat dit al zes jaar zou spelen?
Vraag 4
Klopt het dat het hier om onderlinge afspraken gaat tussen de Raad voor de Kinderbescherming
en de Rechtbank Den Haag?
Vraag 5
Hoe verhoudt deze werkwijze zich tot de wettelijke verplichtingen en kwaliteitsnormen
die gelden voor de Raad voor de Kinderbescherming?
Vraag 6
Hoe beoordeelt u deze werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming in het licht
van de rechtsbescherming van kinderen en ouders? Deelt u de mening dat dit het vertrouwen
in een eerlijks rechtsgang, en daarmee dus ook de rechtsbescherming, zoals vastgelegd
in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in gevaar
brengt?
Vraag 7
Hoe wordt met deze werkwijze gewaarborgd dat de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming
in lijn zijn met de belangen van het kind, zoals vastgelegd in het Internationaal
Verdrag inzake de Rechten van het Kind?
Vraag 8
Hoe wordt de kwaliteit van de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming momenteel
gemonitord en geëvalueerd? Zijn er recente evaluaties uitgevoerd naar de effectiviteit
en betrouwbaarheid van deze adviezen?
Vraag 9
Op welke wijze worden kinderen en ouders geïnformeerd over de rol en werkwijze van
de Raad voor de Kinderbescherming tijdens juridische procedures? Wordt hierbij expliciet
vermeld hoe de Raad zich (niet) voorbereidt op zittingen en op basis waarvan verstrekkende
adviezen worden uitgebracht?
Vraag 10
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de werkwijze van de Raad
voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag en de mogelijke gevolgen hiervan voor
de rechtsbescherming van kinderen en ouders?
Vraag 11
Zijn er signalen dat deze werkwijze ook in andere regio's voorkomt? Zo ja, welke stappen
worden ondernomen om dit landelijk te adresseren?
Vraag 12
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat de Raad voor
de Kinderbescherming in de regio Den Haag zich voortaan adequaat voorbereidt op zittingen,
conform de geldende kwaliteitsnormen?
Vraag 13
Welke stappen worden ondernomen om de transparantie en verantwoording van de Raad
voor de Kinderbescherming richting betrokkenen te verbeteren, zodat het vertrouwen
in de jeugdzorg en de rechtsbescherming van kinderen en ouders wordt versterkt?
Vraag 14
Bent u bereid om in overleg te treden met de Raad voor de Kinderbescherming en de
Rechtspraak om te waarborgen dat de voorbereiding en advisering door de Raad in de
toekomst op een adequate en uniforme wijze plaatsvinden?
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Raad dat het «ondoenlijk» en ook «niet nodig»
is om in al die zaken het dossier te lezen; «Naar die zittingen komt de Raad ongeïnformeerd.»?
Bent u het met deze uitspraak eens?
Vraag 16
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de woordvoerder van de Raad voor de Kinderbescherming:
«Desgevraagd zegt de Raad dat indien zulke zware zaken, bijv. Huiselijk Geweld, ex-partner,
geweld en stalking, in eerste instantie bij de rechtbank niet naar boven komen, ze
later alsnog bij de rechter en Raad zullen terugkeren omdat zal blijken dat het ingezette
hulpverleningstraject ongeschikt is»? Is deze uitspraak in uw ogen correct? Is het
niet zo dat als de Raad voor de Kinderbescherming in beeld komt dat dan juist alle
zaken aan bod moeten komen, ook in de eerste zitting, zodat direct juist passende
hulp kan worden ingezet in het belang van het kind?
Vraag 17
Deelt u de mening dat het niet aan de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtspraak
is om hier onderling afspraken over te maken omdat beiden een andere rol hebben in
deze procesgang? Deelt u de mening dat de wet leidend moet zijn en niet eventueel
onderling gemaakte ketenafspraken?
Vraag 18
Hoe verhoudt deze afspraak die gemaakt is zich tot bijvoorbeeld het kwaliteitskader
waar elke medewerker op basis van zijn SKJ-registratie aan moet voldoen? Kan het zo
zijn dat een zittingsvertegenwoordiger, die zich niet voorbereidt op een zitting en
daar adviezen geeft, al dan niet juist, tuchtrechtelijk aansprakelijk is? Is dat in
uw ogen fair als een werkgever afspraken maakt waar een medewerker mee moet werken
maar dat deze medewerker, bij het volgen van de werkinstructies van de werkgever,
tuchtrechtelijk op aangesproken kan worden?
Vraag 19
Hoe beoordeelt u de rol van de Rechtbank Den Haag als zij ingestemd heeft met deze
werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming?
Vraag 20
Bent u voornemens om met de Rechtbank Den Haag in gesprek te gaan hierover? En welke
boodschap heeft u dan voor de rechtbank?
Indieners
-
Gericht aan
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Faith Bruyning, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.