Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Uitgangspunten Programma Vernieuwing Stalbeoordeling (Kamerstuk 28973-258)
2025D12681 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat over zijn brief van 19 december 2024 «Uitgangspunten
Programma Vernieuwing Stalbeoordeling» (Kamerstuk 28 973-258).
De voorzitter van de commissie,
Aardema
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Brule-Holtjer
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
III
Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hierover
een aantal vragen.
Algemeen beleid en rechtszekerheid
De leden van de PVV-fractie vragen hierbij aan de Staatssecretaris of het nu wel het
geschikte moment is om het huidige stalbeoordelingsstelsel te vervangen, aangezien
er nog steeds discussie is over de effectiviteit van eerdere emissiereductiemaatregelen.
Kan de Staatssecretaris ook een reflectie geven op de waarborging dat veehouders niet
steeds opnieuw moeten investeren in technieken die later door de overheid als onvoldoende
worden beoordeeld? Afsluitend op dit onderdeel vragen deze leden waarom er is gekozen
om het Nederlandse Normalisatie Instituut (NEN) een rol te geven in de borging van
innovaties en welke invloed dit heeft op de snelheid van implementatie.
Effectiviteit van emissiearme stalsystemen
De leden van de PVV-fractie zouden van de Staatssecretaris graag een uitleg ontvangen
met betrekking tot het programma waarbij zowel forfaitaire emissie-indicatoren, als
continue metingen mogelijk worden. Hoe wordt de betrouwbaarheid van deze methodes
gewaarborgd en welke meetmethode heeft prioriteit? Hoe wordt voorkomen dat veehouders
met tijdelijke emissie-labels later alsnog met juridische problemen worden geconfronteerd?
Afsluitend hierop zijn deze leden benieuwd op welke manier bedrijven worden gecompenseerd
die al in bestaande stalsystemen hebben geïnvesteerd die niet meer voldoen aan de
nieuwe standaarden?
Kosten en financiële impact voor boeren
De leden van de PVV-fractie zouden graag een reactie van de Staatssecretaris ontvangen
over wie de kosten gaat dragen voor het accreditatie- en certificeringssysteem? Kan
de Staatssecretaris ook toelichten hoe deze nieuwe regelgeving zich verhoudt tot de
belofte om boeren perspectief te bieden en onnodige lasten te verminderen? Heeft de
Staatssecretaris er al zicht op welke concrete financiële lasten dit nieuwe beoordelingssysteem
met emissie-labels en monitoringseisen met zich mee brengt voor boeren en welke steunmaatregelen
worden overwogen? Afsluitend hierop vragen deze leden wat er gebeurt wanneer blijkt
dat de marktomvang niet groot genoeg is om dit nieuwe stelsel rendabel te maken, zoals
in de beslisnota wordt genoemd?
Private certificering en controlemechanismen
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris waarom een deel van de verantwoordelijkheid
voor stalbeoordeling wordt overgeheveld naar private partijen en hoe hierbij de neutraliteit
wordt gewaarborgd. Evenals hoe voorkomen gaat worden dat door private certificeringsinstanties
de kosten en bureaucratie voor boeren onnodig hoog worden. Afsluitend hierop vragen
deze leden de Staatssecretaris of hij kan aangeven welke waarborging er is dat dit
nieuwe systeem juridisch houdbaar is en niet leidt tot rechtszaken zoals eerder met
de stikstofregels?
Internationale concurrentiepositie en landbouwbeleid
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd of en hoe de Staatssecretaris kan voorkomen
dat Nederlandse boeren door deze extra regels op achterstand worden gezet ten opzichte
van buitenlandse concurrenten. Is de Staatssecretaris ook bereid de invoering van
deze regelgeving uit te stellen totdat een grondige evaluatie heeft plaatsgevonden
van de effectiviteit van bestaande emissiearme stalsystemen? Hoe verhoudt dit nieuwe
systeem zich tot de stikstof- en emissieregels in Duitsland en België? Zijn Nederlandse
boeren straks opnieuw strenger gereguleerd dan hun concurrenten? Is het met het oog
op de aanloop naar het stikstofbeleid en ontwikkelingsbeleid dierwaardige veehouderij
bestuurlijk wel een juist moment voor de Uitgangspunten Programma Vernieuwing Stalbeoordeling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op het programma Vernieuwing Stalbeoordeling. Deze leden wensen
in dit kader enkele specifieke aandachtspunten te benadrukken en vragen hierover nadere
toelichting van het kabinet.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de huidige Regeling ammoniak en veehouderij
(Rav)-systematiek niet langer voldoet en dat vergunningverlening enkel mogelijk is
via een passende beoordeling. Deze leden vragen het kabinet hoe de transitie naar
het nieuwe beoordelingsstelsel zo wordt ingericht dat deze de innovatie niet vertraagt
en vergunningverlening niet verder bemoeilijkt. Welke tijdelijke maatregelen worden
overwogen om de impasse in vergunningverlening voor emissiearme stalsystemen op te
lossen?
De leden van de VVD-fractie achten het een cruciaal punt dat het kabinet een helder
en werkbaar alternatief voor de Rav-lijst moet formuleren; om technische innovaties
mogelijk te maken en de stikstofuitstoot daadwerkelijk te verminderen. Hoe beoordeelt
het kabinet de effectiviteit van de voorgestelde maatregelen in het faciliteren van
innovaties? Op welke termijn verwacht het kabinet dat het nieuwe beoordelingsstelsel
operationeel zal zijn en welke garanties biedt het dat de emissiereductie daadwerkelijk
wordt gerealiseerd?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in België nog steeds een functionerende
lijst voor ammoniak-reducerende systemen bestaat, te weten de AER-lijst. Deze leden
vragen of het kabinet heeft onderzocht of, en in hoeverre, het Belgische model als
inspiratie kan dienen voor de Nederlandse situatie. Wat zijn de juridische en technische
verschillen tussen de AER-lijst en de Rav-systematiek, en zou een vergelijkbaar model
in Nederland een oplossing kunnen bieden voor de problemen rondom vergunningverlening?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast wanneer het kabinet de benoemde wijziging
van de Omgevingsregeling zal indienen bij de Kamer, en hoe het genoemde traject dat
daarbij hoort eruitziet. Deze leden willen ook weten hoe het private stelsel eruit
zal zien, wie hiervoor verantwoordelijk wordt en hoe het toezicht hierop is gewaarborgd.
De leden van de VVD-fractie vragen wat betreft de betaalbaarheid en kostenverdeling
van het nieuwe stelsel of dit niet grotendeels de verantwoordelijkheid van de markt
zelf is. Ontwikkelaars en marktpartijen die hun innovatie gevalideerd willen zien,
hebben immers zelf een belang bij deze validatie. Kan het kabinet hierop reflecteren?
De leden van de VVD-fractie willen verder weten hoe de borging van additieven in voer
en mest is geregeld. Hoe vindt de validatie van emissievermindering plaats en valt
dit binnen het Programma Vernieuwing Stalbeoordeling? Zo niet, waar wordt dit dan
geregeld?
De leden van de VVD-fractie vragen ook of het klopt dat het hele stelsel is gebaseerd
op de combinatie tussen staltechniek en een emissieplafond per bedrijf. Hoe en wanneer
wordt dit emissieplafond dan bepaald en vastgesteld, indien dit juist is?
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het kabinet stelt dat het nieuwe stelsel
complex is en tijd nodig heeft. Deze leden vragen wat er de afgelopen jaren is gebeurd,
aangezien de problematiek al sinds de Programma Aanpak Stikstof (PAS)-uitspraak (Afdeling
bestuursrechtspraak Raad van State, 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603) bekend is.
Bovendien wordt met NEN uitgewerkt hoe het stelsel van stalbeoordeling kan worden
ingericht. Wat is de tijdlijn van dit traject?
De leden van de VVD-fractie ontvangen tot slot graag een stand van zaken over de uitvoering
van de motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 35 334, nr. 266), die opriep tot het opstellen van een handreiking voor passende beoordeling en die
eind 2023 al gereed had moeten zijn. Welke concrete stappen zet het kabinet om deze
handreiking alsnog op te leveren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben de Kamerbrief over Programma Vernieuwing Stalbeoordeling
gelezen en hebben daarover een aantal vragen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat.
De leden van de BBB-fractie vragen ten eerste wat het te verwachten tijdspad is voor
de uitwerking van de nieuwe beoordelingssystematiek. Daarnaast willen deze leden graag
weten of er een versnelling van het programma mogelijk is.
De leden van de BBB-fractie willen ook graag weten hoe de ontwikkeling en implementatie
van innovatieve stalsystemen en emissiereductiesystemen op dit moment kunnen worden
gestimuleerd en gesteund, als de nieuwe beoordelingssystematiek zo lang op zich laat
wachten.
De leden van de BBB-fractie willen verder weten hoe het tijdstraject van het NEN-traject
er nu precies uitziet. In de Kamerbrief wordt aangegeven dat het erkenningstraject
wordt verbeterd, maar de ervaring leert dat het een paar jaar duurt voordat stalsystemen
worden erkend. Deze leden vragen daarom of het voor stallenbouwers nog wel aantrekkelijk
is om via het huidige traject een systeem erkend te krijgen, of dat zij zullen wachten
op het nieuwe stelsel.
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast of het NEN-traject ervoor zal zorgen
dat stalsystemen internationaal worden erkend, aangezien dit voor fabrikanten een
belangrijke factor is bij investeringen. Deze leden willen ook weten hoe het staat
met het Verificatie van milieutechnologieën voor landbouwproductie (VERA)-protocol,
dat hiervoor zou worden ontwikkeld.
De leden van de BBB-fractie maken zich ook zorgen over de aantrekkelijkheid van de
nieuwe systematiek voor kleinere veehouderijsectoren. Deze leden vragen of de markt
groot genoeg zal zijn om investeringen in stalsystemen voor deze sectoren te stimuleren.
Daarnaast merken deze leden op dat nieuwe innovaties vaak afkomstig zijn van kleinere
bedrijven of start-ups, die nu vaak vastlopen in het erkenningsproces door een gebrek
aan middelen. Deze leden willen weten of het ontwikkelen van een emissielabel voor
deze partijen straks eenvoudiger wordt dan in de huidige systematiek.
De leden van de BBB-fractie ontvangen tot slot signalen dat gemeenten terughoudend
zijn in het verlenen van een proefstalstatus, ondanks de mogelijkheid daartoe onder
de nieuwe Omgevingswet. Deze leden willen weten hoe vaak gemeenten tot nu toe een
proefstalstatus hebben erkend en of de Staatssecretaris bereid is om gemeenten hierbij
te ondersteunen als blijkt dat dit slechts beperkt gebeurt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief over de Uitgangspunten
Programma Vernieuwing Stalbeoordeling en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de enorme schaal waarop we in Nederland
dieren fokken en doden leidt tot grote problemen voor onder andere de natuur, waterkwaliteit
en gezondheid van mens én dier. Er is een forse reductie van de uitstoot nodig maar
in plaats van dat het kabinet daar werk van maakt, zet het vol in op technologie en
innovatie. In plaats van dat het kabinet de veestapel inkrimpt en boeren helpt om
te schakelen naar duurzame landbouw, tuigt het nieuwe beoordelingssystemen op, waardoor
veehouders telkens weer zullen moeten investeren in nieuwe lapmiddelen. Deze leden
constateren dat al deze beoordelingsmechanismen en waslijsten aan regels niet nodig
zouden zijn, als we een natuurinclusief, duurzaam en houdbaar landbouwsysteem zouden
hebben, in combinatie met een robuuste natuur. Deelt de Staatssecretaris deze mening?
Op basis van welke onderbouwing kiest het kabinet er dan toch voor om niet aan een
systeemverandering te werken, maar in te blijven zetten op technologische lapmiddelen?
Welke lessen heeft dit kabinet geleerd van het verleden, van de mislukte technologische
innovaties en de nadelige gevolgen voor boeren? Hoe kijkt het kabinet naar de eerdere
adviezen van prominente adviesorganen, zoals de Algemene Rekenkamer?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat eerder onder andere de Algemene Rekenkamer
namelijk concludeerde dat het effect van technieken om de uitstoot van schadelijke
stoffen terug te dringen vaak wordt overschat, waardoor steeds weer aanvullende maatregelen
nodig zijn om binnen de milieugrenzen te blijven. Ook de Staatssecretaris geeft in
de Kamerbrief aan dat technieken in de praktijk minder of zelfs geen significante
ammoniakemissiereducties bieden. Toch gaat het kabinet volop door op deze route. Deze
leden vinden dit onbegrijpelijk. Kan de Staatssecretaris aangeven op basis van welke
onderbouwing, adviezen en onderzoeken ervoor is gekozen om meer in te zetten op innovaties,
terwijl voorbeelden uit het verleden telkens laten zien dat deze route niet werkt
en zelfs tot grote problemen kan leiden? Telkens weer wordt er belastinggeld gebruikt
om een bepaald stalsysteem, zoals de emissiearme stalvloeren, te stimuleren. Boeren
zitten vast aan de lening, maar de problemen werden niet opgelost. Het kabinet zegt
nu alleen in te zetten op innovatie dat een «reële zekerheid» biedt. Een nieuw frame,
waarmee boeren verder in de problemen worden gebracht. Want een reële zekerheid kan
je niet garanderen. Kan het kabinet aangeven wat «reële zekerheid» betekent? Betekent
dat: zekerheid dat (alleen) de uitstoot naar beneden gaat, of zekerheid dat de innovatie
er ook daadwerkelijk voor gaat zorgen dat de problemen integraal worden opgelost,
waaronder dierenwelzijn?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de Staatssecretaris in de Kamerbrief
allerlei algemeenheden schrijft over dat het nieuwe systeem niet ten koste moet gaan
van het mestbeleid en lacunes en overlap moet worden vermeden. Deze leden wijzen erop
dat dit, gezien de huidige staat van de landbouw en de omvang van het mestprobleem,
zwaar onvoldoende is. Zullen de innovaties leiden tot een forse vermindering van de
mestproductie? Zo nee, waarom zet het kabinet hier dan toch op in, aangezien dit er
alleen maar voor zal zorgen dat boeren nog verder vast komen te zitten in het huidige
systeem terwijl de urgente problemen niet worden opgelost?
De leden van de PvdD-fractie missen aandacht voor dierenwelzijn in de Kamerbrief van
de Staatssecretaris. De dieren zijn immers de grootste slachtoffers van dit systeem.
De Staatssecretaris schrijft alleen dat een uitgangspunt is dat de systemen moeten
voldoen aan de «minimale» eisen voor dierenwelzijn. Deze leden wijzen erop dat de
doelen voor bijvoorbeeld een «dierwaardige» veehouderij hiermee niet dichterbij komen.
De pogingen van de overheid en de vee-industrie om de milieu-impact van de veehouderij
te verminderen, hebben de afgelopen decennia geleid tot het aanpassen van stallen
met technieken en innovaties die direct of indirect ten koste gaan van dierenwelzijn.
Denk aan de zogenaamde emissiearme stalvloeren en de luchtwassers, waarmee de risico’s
op een stalbrand aanzienlijk werden vergroot. Doordat er volop wordt ingezet om de
reductie buiten de stallen omlaag te brengen, resulteert dit vaak in potdichte volautomatische
stallen. Dieren zitten 24 uur per dag in hun eigen uitwerpselen; in een stal met een
zeer slechte luchtkwaliteit. Meer dan de helft van de kalfjes heeft luchtwegaandoeningen.
Miljoenen varkens lijden aan longaandoeningen en borstvliesontstekingen. De Staatssecretaris
stelt in de Kamerbrief dat innovatie voor het ene doel niet ten koste mag gaan van
het andere doel. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat er door dit kabinet geen enkele
innovatie zal worden gestimuleerd die leidt tot een verslechtering van het dierenwelzijn,
ook als er nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke minimale eisen? Deze minimale
eisen zijn immers niet in lijn met de wens van de Kamer en de politieke belofte om
tot een «dierwaardige» veehouderij te komen. Kan het kabinet beloven dat de nieuwe
innovaties er niet toe zullen leiden dat meer dieren in potdichte stallen worden gehouden
of minder vaak naar buiten kunnen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het kabinet er niet voor kiest om te leren
van boeren die op innovatieve wijze laten zien dat het ook anders kan, zoals voedselbosbouwers,
Caring Farmers en akkerbouwers die zonder dierlijke mest en kunstmest werken? Waarom
kiest het kabinet er niet voor om déze innovaties op grote schaal te stimuleren en
landelijk uit te rollen?
II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
III Volledige agenda
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
A. van den Brule-Holtjer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.