Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over innovaties in de landbouw
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over innovaties in de landbouw (ingezonden 28 januari 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
24 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1359.
Vraag 1
Welke geteste en gevalideerde innovaties zijn er die de stikstofuitstoot significant
naar beneden brengen?
Antwoord 1
De volledige lijst van emissiearme stalsystemen en aanvullende technieken met een
definitieve emissiefactor voor ammoniak zijn respectievelijk terug te vinden in bijlage
V en VI van de Omgevingsregeling1. Van enkele van deze emissiearme stalsystemen en technieken is uit onderzoek gebleken
dat de emissiearme werking in de praktijk tegenvalt. Zo blijkt uit onderzoek uit 2023
dat emissiearme vloeren voor melkrundvee gemiddeld minder reductie behalen dan de
emissiefactor aangeeft. In de begeleidende Kamerbrief van 30 juni 20232 staat dat de Staatssecretaris van IenW het wijzigen van deze emissiefactoren alvast
voorbereidt.
Vraag 2
Klopt het dat de Lely Sphere de enige innovatie is die in aanmerking komt voor de
subsidieregeling voor stalsystemen?3
Antwoord 2
Dit klopt niet. Met de Sbv-investeringsmodule, die van 21 oktober 2024 tot en met
8 januari 2025 opengesteld geweest is als onderdeel van de aanpak piekbelasting, wordt
subsidie beschikbaar gesteld aan veehouders voor investeringen in verschillende brongerichte
en nageschakelde emissiereducerende technieken voor melkvee, varkens en vleeskalveren.
Voor melkvee is de techniek HA1.38 uit bijlage V van de Omgevingsregeling (bekend
als de Lely Sphere) opgenomen. Voor varkens- en kalverhouderijen zijn verschillende
type luchtwassers opgenomen. Ook zijn er optionele brongerichte investeringen voor
varkenshouderijen mogelijk. Daarnaast is voor zowel melkvee-, varkens- als kalverhouderijen
subsidie voor andere optionele investeringen met een emissie-reducerend aspect (zoals
een monomestvergister) beschikbaar.
Vraag 3
Deelt u de mening van Wageningen University & Research (WUR) dat de onzekerheidsmarge
bij het bepalen van de «definitieve emissiefactor» voor de Regeling ammoniak en veehouderij
(Rav)-lijst veel te groot is aangezien de techniek op «veel te weinig» proefstallen
wordt toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u deze toetsing aanpassen?4
Antwoord 3
De metingen in vier proefstallen om te komen tot een emissiefactor volstaat volgens
het in de Omgevingsregeling vastgelegde meetprotocol van WUR: «Protocol voor meting
van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013a». De emissiefactoren
en het meetprotocol behoren tot de voormalige Regeling ammoniak en veehouderij, die
in januari 2024 is opgegaan in de Omgevingswet. De emissiefactoren zijn toepasbaar
gemaakt voor de milieuregelgeving voor stallen, waarbij de gemiddelde emissie vanuit
een stalsysteem van belang is om te bepalen of voldaan wordt aan de emissiegrenswaarde
uit het Besluit activiteiten leefomgeving.
Hoewel voor milieuregelgeving emissiefactoren voldoende zijn, moet er voor het verlenen
van natuurvergunningen op individueel bedrijfsniveau zekerheid zijn dat omliggende
stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden er door een activiteit niet op achteruitgaan.
In de praktijk is gebleken dat emissiefactoren hier niet altijd geschikt voor zijn.
Daarom vindt toestemmingverlening voor Natura 2000-activiteiten niet langer plaats
op basis van de emissiefactoren uit de milieuregelgeving. In de praktijk moet voor
de natuurvergunningsaanvraag een passende beoordeling uitgevoerd worden. Om een vergunning
te verkrijgen moet uitgesloten worden dat een stalaanpassing significante effecten
kan hebben op stikstofgevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden en zal, naar
aanleiding van de uitspraken van de Raad van State van 18 december 2024 over intern
salderen, beoordeeld moeten worden of voldaan wordt aan de additionaliteitsvereiste.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief5 van 14 februari jl. wordt in de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel
momenteel verkend wat er mogelijk is of kan worden in de vergunningverlening.
Het is wenselijk om de onzekerheidsmarges waar mogelijk te verkleinen. Hier wordt
aan gewerkt. Zo wordt het meetprotocol in opdracht van het Ministerie van IenW herzien,
waarbij de meetmethode, het proefstaldesign en de onzekerheidsmarge van de emissiefactor
opnieuw wordt opgesteld door WUR in samenwerking met andere Nederlandse en Vlaamse
kennisinstellingen. Verder wordt in samenwerking tussen het Ministerie van IenW, LVVN
en RVO gewerkt aan een nieuw stelsel voor stalbeoordeling, in het programma Vernieuwing
Stalbeoordeling. De Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu heeft uw Kamer
op 19 december 2024 geïnformeerd over de uitgangspunten daarbij6.
Vraag 4
Deelt u de mening van onderzoeker Ogink en anderen dat «het hele meetprocedé onbetrouwbaar
is»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u het meetprotecol aanpassen om de betrouwbaarheid
en onafhankelijkheid te vergroten?7
Antwoord 4
Ik ben niet van mening dat het hele meetprocedé onbetrouwbaar is. Wel is het zo dat
er verbeteringen mogelijk zijn. Het meetprotocol zelf wordt op dit moment herzien.
Uit onderzoek van WUR uit 2022 is naar voren gekomen dat de reguleringssystematiek
in de gehele keten van ontwerp, beoordeling en gebruik van een emissiearm stalsysteem
niet effectief functioneert. Zoals aangegeven in de beleidsreactie van 25 november
2022 op dat rapport worden de aanbevelingen uit dit onderzoek overgenomen, en uitgewerkt
in het interdepartementale programma Vernieuwing Stalbeoordeling (Kamerstuk 29 383, nr. 3848). Over de uitgangspunten daarbij heeft de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en
Milieu uw Kamer op 19 december 2024 geïnformeerd9.
Vraag 5
Wat is de onzekerheidsmarge van de Lely Sphere?
Antwoord 5
Voor het vaststellen van een emissiefactor zijn de uitkomsten van de onderliggende
meetrapporten leidend. De Technische Adviespool (TAP) controleert of de metingen volgens
protocol zijn uitgevoerd. In het milieustelsel wordt geen gebruik gemaakt van een
onzekerheidsmarge. Emissiefactoren zijn geschikt zijn voor de milieuregelgeving, waarbij
de gemiddelde emissie vanuit een stalsysteem van belang is. Voor het verlenen van
natuurvergunningen moet er op individueel bedrijfsniveau zekerheid zijn dat stikstofgevoelige
habitattypen in Natura 2000-gebieden er door een activiteit niet op achteruitgaan.
Hiervoor dient een passende beoordeling uitgevoerd te worden en kan de zekerheid niet
enkel gebaseerd worden op de emissiefactoren. Het bedrijf Lely ondersteunt veehouders
bij het maken van een passende beoordeling die nodig is bij de aanvraag van een natuurvergunning.
Ik beschik niet over eventuele onzekerheidsmarges die in dit kader worden aangehouden
door Lely.
Vraag 6
Vertrouwt u erop dat de Lely Sphere gemiddeld 77 procent ammoniakreductie heeft in
de stal ondanks de kritiek op de meetmethode en onzekerheidsmarge?
Antwoord 6
De Lely Sphere is conform de in regelgeving vastgelegde methode bemeten. Ik heb op
dit moment geen aanwijzingen dat de Lely Sphere in de praktijk deze reductie gemiddeld
niet zal behalen.
Vraag 7
Hoe verhoudt emissiereductie in de stal, zoals de Lely Sphere, zich tot de totale
emissiereductie van een boerderij?
Antwoord 7
Voor de nationale emissieregistratie10 wordt ruim de helft van de ammoniakemissies toegekend aan de stal en mestopslag, terwijl bijna de helft van overige emissies
afkomstig is van het uitrijden van mest en kunstmestgebruik. Deze verhouding kan afwijken
op het niveau van individuele ondernemers waardoor het lastig is hier een uitspraak
over te doen.
Vraag 8
Hoe wordt er rekening gehouden met emissiereducerende innovatie op veehouderijen die
hun dieren veel buiten laten lopen?
Antwoord 8
Als dieren veel buiten lopen dan zullen er minder emissies vanuit de stal komen waardoor
een emissiearme staltechniek relatief minder reduceert op bedrijfsniveau. Bij de vergunningaanvraag
Natura 2000-activiteit moet dit passend beoordeeld worden.
Vraag 9
Kunt u ingaan op de berichtgeving dat de methode die door Lely wordt gebruikt, alleen
door Lely mag worden geproduceerd en geleverd, maar dat het ondanks dat volgens uw
ministerie niet de staatssteunregels schendt?11
Antwoord 9
De openstelling van de Sbv-investeringsmodule heeft tot doel het mogelijk maken van
investeringen in bewezen en erkende emissiereducerende staltechnieken waarmee een
structurele en blijvende reductie van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura
2000-gebieden in Nederland wordt gerealiseerd. Bij het selecteren van de voor subsidie
in aanmerking komende technieken is hierbij gelet op een aantal criteria. De techniek
moet ten minste 85% emissiereductie behalen, waarbij voor melkvee een uitzondering
is gemaakt, omdat er op dit moment geen technieken beschikbaar zijn die 85% ammoniak
reduceren. Er is overwogen om geen subsidiemogelijkheid op te nemen voor melkveehouders,
maar dan zou het beleidsdoel niet of minder snel bereikt worden. Daarnaast moet de
techniek minimaal een voldoende scoren op aspecten uit de door WUR uitgevoerde sectoranalyses.
Voor melkveehouders heeft dit ertoe geleid dat er slechts één techniek voldoet aan
de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen. De keuze om deze techniek
subsidiabel te maken, is niet in strijd met de staatssteunregels. Op het moment van
publicatie van de subsidieregeling waren er namelijk geen andere bewezen en effectieve
technieken voor melkveehouders beschikbaar. Indien er andere technieken waren die
aan de criteria voldeden dan zouden die ook op de investeringslijst opgenomen zijn.
Vraag 10
Heeft de Europese Commissie akkoord gegeven voor de subsidieregeling, gezien de onzekerheid
omtrent de mogelijke staatssteunregels?
Antwoord 10
Nee, dat hoeft ook niet. De regeling is namelijk zo vormgegeven dat de subsidieverlening
voldoet aan de voorwaarden van de Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening (EU)
2022/2472). In dat geval is de steun vrijgesteld van de aanmeldingsplicht.
Vraag 11
Hoe kijkt u naar het oordeel van België over de Lely Sphere, die een negatief advies
gaf vanwege «twijfel aan de goede werking van de mestzuigrobot onder langdurige praktijkomstandigheden»?12
Antwoord 11
In Vlaanderen heeft het Wetenschappelijk Comité Veeteeltemissies (WeComV) een gunstig
advies afgeleverd voor de werking van de Lely Sphere. Dit wetenschappelijk advies
stelt heel duidelijk dat de beoogde reducties wel behaald kunnen worden met het systeem.
Vanuit het ambtelijke Administratief Team Luchtemissies Veeteelt (AT) zijn enkele
bezorgdheden geuit met betrekking tot het onderhoud en toepassing van het systeem.
De Vlaamse bevoegde Minister heeft daarop een nieuw wetenschappelijk advies gevraagd
met het oog op het formuleren van enkele bijzondere voorwaarden dan wel kritische
controlepunten om aan deze bezorgdheden tegemoet te komen. Dat advies is ondertussen
afgeleverd en maakt duidelijk dat er geen twijfels zijn over de werking van het systeem.
De Vlaamse Minister van Omgeving en Landbouw overweegt momenteel de Lely Sphere op
de AER-lijst te zetten. Op basis van de adviezen van WeComC en het AT worden randvoorwaarden
opgesteld die cruciaal zijn om een effectieve werking te kunnen garanderen. Deze situatie
is vergelijkbaar met de Nederlandse situatie.
Vraag 12
Kunt u toelichten hoeveel lager de emissiereductie gemiddeld is op boerenbedrijven
na de aanschaf van een Lely Sphere, gezien de praktische opgaves bij het gebruik?
Antwoord 12
Het emissiearme stalsysteem HA1.38 is in bijlage V van de Omgevingsregeling opgenomen
met een emissiefactor per dierplaats van 3 kg NH3/jaar. Daarbij wordt uitgegaan van gebruik conform de systeembeschrijving. Dit is
een reductie van 77% ten opzichte van een stal zonder emissiearm stalsysteem waarvoor
een emissiefactor van 13 kg NH3/jaar is vastgesteld.
Vraag 13
Kunt u ingaan op de bezwaren van uw collega Jansen die het hele systeem, van ontwerp,
beoordeling en gebruik, van de Lely Sphere bekritiseert?13
Antwoord 13
Ik hecht er belang aan om te vermelden dat de bezwaren van de Staatssecretaris van
Openbaar Vervoer en Milieu zien op het niet effectief functioneren van de reguleringssystematiek
in de gehele keten van ontwerp, beoordeling en gebruik van een emissiearm stalsysteem.
Die zien dus niet specifiek op de Lely Sphere.
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 3 en 4 zijn de aanbevelingen van WUR om
de stalbeoordelingsprocedure te verbeteren overgenomen en wordt er interdepartementaal
gewerkt aan een vernieuwing van het stelsel van stalbeoordeling. Overigens betekent
het feit dat het huidige stelsel van stalbeoordeling verbetering behoeft niet dat
alle uitkomsten (emissiefactoren) van het huidige stelsel ten algemene niet bruikbaar
zouden zijn.
Vraag 14
Hoe kijkt u naar de onzekerheid die boeren voelen omtrent de Lely Sphere en de consequente
lage verkoopcijfers van en lage subsidieaanvragen naar het product?14
Antwoord 14
Er zijn meerdere factoren die waarschijnlijk hebben bijgedragen aan het relatief lage
aantal subsidieaanvragen. Deze openstelling van de Sbv-investeringsmodule richtte
zich op een beperkte doelgroep, namelijk veehouders op locaties met piekbelasting.
Daarnaast zijn er ook strenge voorwaarden gesteld aan deelname aan de regeling. Een
veehouder mag bijvoorbeeld gedurende een periode van 5 jaar na subsidievaststelling
niet uitbreiden in dieraantal. Ook zal de onzekerheid met betrekking tot de natuurvergunningverlening
een rol hebben gespeeld in het relatief lage aantal aanvragen.
Vraag 15
Maakt u zich zorgen over de gebrekkige vraag naar de Lely Sphere, gezien uw enthousiasme
voor dit product en uw hoop in de werking van innovaties als oplossing voor het stikstofprobleem?
Antwoord 15
De recente openstelling van de Sbv-investeringsmodule was erop gericht om veehouders
op een locatie met piekbelasting de mogelijkheid te bieden om, ook via een innovatieregeling,
te investeren in emissiearme stalsystemen en technieken. Daarmee bood ik ook voor
melkveehouders het volledige «trappetje van Remkes» aan, wat een nadrukkelijke wens
was van de Kamer. De inzet van innovatieve technieken en maatregelen heeft een grote
potentie voor een bijdrage aan de reductie van stikstof emissie. Om te zorgen dat
innovatie in de praktijk goed ingezet kan worden is het wel noodzakelijk dat randvoorwaarden,
zoals vergunningverlening, op orde zijn. Voor het op orde krijgen van die randvoorwaarden
zet ik me in, onder andere, in met de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel.
Vraag 16
Begrijpt u dat het voor boeren een onzekere en dure investering is, ondanks de overheidssubsidies?
Antwoord 16
De Sbv-investeringsmodule is bedoeld om de veehouders op een locatie piekbelasting
zoveel mogelijk te ondersteunen in het financieren van een emissiearm stalsysteem.
Het is een grote investering en tegelijkertijd is het een systeem met een forse emissiereductie.
Daar komt bij dat er door de stikstof situatie en de natuurvergunningverlening veel
onzekerheid is, wat ik onwenselijk vind. Ik zet mij er op verschillende manieren voor
in om die onzekerheid te verkleinen.
Vraag 17
Hoe verhoudt de gigantische overheidssubsidie voor deze innovatie zich tot de haalbaarheid
van de vele andere opgaven, zoals water, klimaat en dierwaardigheid?
Antwoord 17
Zoals in de beantwoording van eerdere vragen ook is benoemd is de openstelling van
deze regeling gedaan specifiek voor veehouders die onder de doelgroep van de aanpak
piekbelasting vallen. Hierdoor ligt de nadruk op het reduceren van ammoniakemissies.
Echter is ook bij deze openstelling rekening gehouden met andere opgaven. Zo is het
voor deelname verplicht om naast de investering in een emissiearme stalsysteem of
techniek te investeren in verbetering van dierenwelzijn en brandveiligheid en zijn
er optionele investeringen beschikbaar die methaanreductie bewerkstelligen.
Vraag 18
Deelt u de mening dat het beter zou zijn voor het doelbereik, de stabiliteit op het
boerenerf en financiële verantwoordelijkheid, zowel voor de boer als het belastinggeld,
om maatregelen te treffen die bijdragen aan alle doelen tegelijkertijd in plaats van
één innovatie, die enkel stikstofreductie beoogt? Zo ja, waarom zet u dan voornamelijk
in op één route, innovatie in plaats van op een breed pakket aan structuurbeleid?
Antwoord 18
Ik deel de mening dat integraliteit van belang is, het komt immers allemaal samen
op het boerenerf. Echter is, zoals in een aantal antwoorden op voorgaande vragen ook
aangegeven, deze openstelling van de Sbv-investeringsmodule gedaan in het kader van
de aanpak piekbelasting waardoor de primaire focus lag op het reduceren van ammoniakemissies.
Met de Sbv-investeringsmodule als innovatieregeling werd, samen met de regelingen
gericht op het stimuleren van extensiveren, omschakelen, verplaatsen en stoppen, invulling
gegeven aan het «trappetje van Remkes». Daarmee waren er meer routes beschikbaar.
Vraag 19
Kunt u ingaan op het onderzoek «Verkenning effecten landbouwinnovaties» van de WUR
en hun conclusie dat innovaties een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan emissiereductie
als alle boeren, alle innovaties, perfect toepassen, in relatie tot de ontwikkelingen
van de Lely Sphere?15
Antwoord 19
Ik ben van mening dat innovaties een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan emissiereductie.
Elk bedrijf is anders en de toepassing van systemen zoals de Lely Sphere kunnen voor
een deel van de veehouders een goede manier zijn om emissies op hun bedrijf sterk
te reduceren. Verschillende studies, waaronder de bovenstaande studie, laten zien
dat het reductiepotentieel door inzet van technieken en(management)maatregelen op
bedrijven aanzienlijk is.
Vraag 20
Wat is uw reactie op de conclusie van de WUR dat extensivering en/of veestapelreductie
noodzakelijk zal zijn voor het behalen van de doelen?
Antwoord 20
Dit kabinet zet in op een combinatie van haalbare bedrijfsspecifieke emissienormen
voor ondernemers, landelijke maatregelen vanuit het Rijk en gebiedsgericht (aanvullend)
maatwerk in samenwerking met medeoverheden. Binnen deze sporen dragen doelsturing
en innovatie bij aan het behalen van de doelen.
Vraag 21
Wat is uw reactie op de conclusie van de WUR dat de jaarlijkse kosten van het inzetten
op innovaties rond de half miljard liggen, wat ruim boven het huidige innovatiebudget
ligt?
Antwoord 21
Het kabinet zet zich in voor een toekomstgericht voedselsysteem. Op dit moment wordt
vanuit de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel gekeken naar maatregelen
gericht op het op gang krijgen van de vergunningverlening. Haalbaarheid en betaalbaarheid
van maatregelen is een belangrijke randvoorwaarde daarbij. Uw Kamer is hierover recent
geïnformeerd16.
Vraag 22
Wat is uw reactie op de conclusie van de WUR dat investeringen in innovaties kunnen
leiden tot een vergroot risico op lock-in's? En dat dit indirect bijdraagt aan verdere
schaalvergroting en intensivering?
Antwoord 22
Innoveren is breder dan alleen het toepassen van emissiearme stalsystemen en technieken.
Voor sommige veehouders kan het aanpassen van de stal het meest logisch zijn terwijl
bij andere veehouders innovatie in bedrijfsmanagement beter past. Het risico op het
ontstaan van lock-ins is het grootst voor stalaanpassingen waar grote investering
voor nodig is. Wat een juiste keuze is voor een bedrijf is afhankelijk van veel factoren,
zoals de beschikbare middelen, het type bedrijf, maar ook van de locatie en betreffende
reductie-opgaven. Zo spelen er voor bedrijven die dichtbij stikstofgevoelige Natura
2000-gebieden gevestigd zijn andere uitdagingen en oplossingen dan voor een ondernemers
die verder van dit type locaties gelegen is.
Vraag 23
Bent u, gezien de onzekerheid rond de Lely Sphere en de bevindingen van de WUR, voornemens
om meer flankerend beleid te gaan voeren? Zo ja, welke maatregelen acht u kansrijk?
Antwoord 23
Het kabinet zet in op verschillende sporen om ondernemers de benodigde duidelijkheid
en opties te bieden waarmee kan worden voldaan aan nationale doelen. Onder andere
binnen de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel wordt bekeken wat hier
precies voor nodig is.
Vraag 24
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 24
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.