Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Krul over het bericht 'Zorgverzekeraars vinden thuis sterven vaak te duur'
Vragen van het lid Krul (CDA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Zorgverzekeraars vinden thuis sterven vaak te duur» (ingezonden 6 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
19 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1427.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zorgverzekeraars vinden thuis sterven vaak te duur»?
Zo ja, wat vindt u hiervan?1
Antwoord 1
Uiteraard betreur ik het zeer dat de patiënt waarover in het artikel geschreven werd,
in het ziekenhuis is overleden en niet thuis zoals zijn uitdrukkelijke wens was. De
betrokken zorgverzekeraar, VGZ, heeft door middel van een persbericht op het artikel
gereageerd.2 In het persbericht geeft VGZ aan dat het niet klopt dat VGZ een verzoek heeft geweigerd
om palliatieve zorg in de thuissituatie te bieden aan deze patiënt, die bij VGZ verzekerd
was. VGZ geeft ook aan dat de betreffende aanbieder dat heeft bevestigd. Ook heb ik
hierover een gesprek gevoerd met VGZ. VGZ gaf daarin aan dat er door de betrokken
zorgaanbieder het beeld werd geschetst dat er een beroep moest worden gedaan op het
omzetplafond. Alleen al vanwege het feit dat zo vroeg in het jaar, januari, een zorgplafond
helemaal niet in zicht kan zijn, gaf volgens VGZ aan dat het beroep daarop onterecht
was. Hieruit leid ik af dat het in Trouw geschetste beeld niet lijkt te kloppen. Dit
neemt niet weg dat mensen in de stervensfase te allen tijde de palliatieve zorg moeten
ontvangen die zij nodig hebben. De zorgverzekeraars geven aan dat omzetplafonds nooit
een belemmering mogen zijn om juist in palliatief terminale fase patiënten de zorg
te geven die nodig is. Om te voorkomen dat hierover onduidelijkheden tussen zorgaanbieders
en zorgverzekeraars bestaan, zet ik, zoals ik heb aangegeven in mijn brief d.d. 14 maart
jl.3, erop in om hierover in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) aanvullende
afspraken te maken. Daarbij is mijn inzet dat mensen in de stervensfase te allen tijde
de palliatieve zorg ontvangen die zij nodig hebben en dat afspraken tussen zorgaanbieders
en zorgverzekeraars over omzetplafonds hier op geen enkele wijze een belemmering in
vormen. Daarnaast wil ik er in het AZWA op inzetten om communicatie tussen zorgverzekeraars
en zorgaanbieders te versterken zodat misverstanden over omzetplafonds worden voorkomen.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraars een doelmatigheidstoets uitvoeren bij de aanvraag
voor terminale thuiszorg?
Antwoord 2
In mijn bovengenoemde brief van 14 maart jl. heb ik toegelicht dat met de zorgverzekeraars
is gesproken over de werkwijze bij palliatieve zorg. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders
van wijkverpleging maken onderling afspraken met als uitgangspunt dat op basis van
de principes van passende zorg alle patiënten die palliatieve zorg nodig hebben goed
kunnen worden geholpen. De contractafspraken die worden gemaakt geven aanbieders te
allen tijde de ruimte om tijdig palliatieve zorg te kunnen leveren. Waarbij het van
belang is dat aanbieders van wijkverpleging tijdig met de verzekeraar in gesprek gaan
als zij zien dat een groot deel van het omzetplafond is bereikt, zodat zij afspraken
kunnen maken over de voor palliatieve zorg benodigde uitbreiding.
Als het gaat om een aanbieder die niet-gecontracteerd is, kan het zo zijn dat een
zorgverzekeraar in de polisvoorwaarden heeft bepaald dat een machtiging moet worden
aangevraagd voorafgaand aan het starten van de zorg. Bij het beslissen over de machtiging
hanteert de medisch adviseur van de zorgverzekeraar het Normenkader indicatieproces
en de beroepsrichtlijnen als toetsingskaders. Zorgverzekeraars zien dat deze niet
altijd worden gevolgd. Ook worden er zorguren aangevraagd die niet vallen onder «zorg
zoals verpleegkundigen die plegen te bieden». Dat kan dan tot discussies leiden tussen
aanvrager en zorgverzekeraar. Het is belangrijk dat dit soort discussies zo min mogelijk
plaatsvinden. Mensen moeten in de stervensfase te allen tijde de terminale palliatieve
zorg ontvangen die zij nodig hebben en ook machtigingen mogen daar op geen enkele
wijze belemmeringen voor vormen. Daarom zet ik mij er voor in dat de beroepsgroep,
zorgaanbieders en zorgverzekeraars in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord afspreken
dat zij goede afspraken maken over de vraag wanneer palliatief terminale zorg niet
meer verantwoord thuis kan worden georganiseerd en de beschikbaarheid van volwaardige
alternatieven en zo nodig het Normenkader indicatieproces hierop aanpassen.
Vraag 3
Is bekend bij hoeveel mensen de aanvraag voor terminale thuiszorg vanwege doelmatigheidseisen
wordt geweigerd?
Antwoord 3
Alle zorgverzekeraars geven aan dat deze situatie zich niet heeft voorgedaan in 2024,
noch in de jaren hiervoor.
Vraag 4
Hanteren zorgverzekeraars bij de aanvraag voor terminale thuiszorg een limiet van
12 uur zorg per maand?
Antwoord 4
Zorgverzekeraars geven aan dat er geen limieten (maximum aantal uren) worden gesteld.
Het professioneel oordeel van de indicerend wijkverpleegkundige is leidend. De aanspraak
wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet omvat zorg zoals een verpleegkundige die
pleegt te bieden. Dit betekent dat een HBO-geschoolde wijkverpleegkundige een inschatting
maakt van de benodigde zorg. De wijkverpleegkundige doet dit op basis van klinisch
redeneren volgens het normenkader van de V&VN. Zo indiceert de wijkverpleegkundige
de zorgbehoefte die nodig is en kijkt hoe deze ingezet kan worden binnen het steunsysteem
van de verzekerde, in combinatie met de zorgorganisatie en eventueel vrijwilligers.
Onderdeel van dat professionele oordeel is ook de vraag of de zorg thuis op verantwoorde
wijze geboden kan worden en wat de mogelijkheden van mantelzorgers zijn. Als de grenzen
van de mogelijkheden zijn bereikt maakt de wijkverpleegkundige alternatieve oplossingen
– zoals verblijf in een hospice – bespreekbaar.
Vraag 5
Terminale thuiszorg in de laatste fase is toch juist hele intensieve zorg en verloopt
toch bij iedereen anders?
Antwoord 5
Dat klopt.
Vraag 6
Klopt het dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis geen doelmatigheidseis hanteert bij terminale
zorg thuis? Zo ja, dan betekent dit toch dat de doelmatigheidseis bij terminale thuiszorg
een keuze is van de zorgverzekeraar is? Kunt u uitleggen waarom zij die keuze maken?
Antwoord 6
De weergegeven werkwijze van Zilveren Kruis klopt deels. Zorgverzekeraars hebben de
wettelijke taak om doelmatige zorg in te kopen, hiervoor hebben zij enkele sturingselementen
tot hun beschikking. Eén daarvan kan een doelmatigheidsmodel of benchmarksystematiek
zijn. Dit is een instrument dat voor de contractering kan worden ingezet, en dat kan
worden gebruikt om bijvoorbeeld zorgaanbieders te belonen als zij zorg efficiënt organiseren.
Dit betreft dus nadrukkelijk geen instrument voor toetsing op individueel niveau.
Om een goede vergelijking in doelmatigheid te maken kan palliatieve terminale zorg
een onderdeel van het doelmatigheidsmodel voor de zorginkoop zijn. Dit is een individuele
keuze van de zorgverzekeraar. Zilveren Kruis heeft met ingang van dit jaar palliatieve
terminale zorg uit het doelmatigheidsmodel voor de contractering wijkverpleging gehaald.
Het is bekend dat de zorg in de palliatief terminale fase vaak een hoger aantal uren
meebrengt dan reguliere wijkverpleging. Dit had invloed op de uitkomst van het doelmatigheidsmodel
van de gecontracteerde zorgaanbieders. Doordat palliatieve terminale zorg uit het
doelmatigheidsmodel gehaald is, heeft dit geen invloed meer op de doelmatigheidsscore.
Alle zorgverzekeraars hebben mij de verzekering gegeven dat de gemaakte keuze voor
welk type inkoopafspraken met aanbieders wordt gemaakt, deze de individuele en tijdige
levering van palliatieve terminale zorg niet in de weg staat.
Vraag 7
Klopt het dat zorgaanbieders financieel opdraaien voor de «overige uren» als de limiet
van 12 uur zorg thuis is bereikt?
Antwoord 7
Er is geen limiet van 12 uur zorg, omdat het bij palliatieve en terminale zorg, zorg
op maat betreft. Wel zijn er in de contractuele afspraken tussen aanbieders en verzekeraars
doorgaans afspraken gemaakt over een gemiddeld aantal uren, waarbij in sommige situaties
waarbij dit afgesproken aantal uren ruim wordt overschreden nog enige afstemming tussen
de zorgaanbieder en zorgverzekeraar plaatsvindt.
Vraag 8
Bent u bereid in overleg te treden met de zorgverzekeraars om een meer eenduidig beleid
te ontwikkelen op het sterven thuis, waarbij meer zaken worden meegenomen dan alleen
doelmatigheid?
Antwoord 8
Ja, daar ben ik zeker toe bereid. Ik vind het echter belangrijk om dat gesprek met
alle betrokken partijen te voeren. En dat gesprek wordt ook al gevoerd vanuit het
Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II) waarin wordt gewerkt aan de transformatie
palliatieve zorg. Deze transformatie betekent dat partijen (ziekenhuizen, hospices,
huisartsen, wijkverpleging, zorgverzekeraars, etc.) per regio afspraken maken over
hoe ze gaan zorgen dat zorgverleners tijdig de palliatieve fase markeren, dat zorgverleners
tijdig en regelmatig gesprekken voeren met patiënten over hun wensen en grenzen in
de palliatieve fase, dat zorgverleners met elkaar gaan samenwerken, over de «muren»
heen en dat zij zorgen dat bij complexe palliatieve zorg voldoende specialisten palliatieve
zorg beschikbaar zijn.
Daarnaast ben ik met partijen in gesprek over afspraken over palliatieve zorg in het
Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord. Ik verwijs hiervoor naar mijn bovengenoemde brief
d.d. 14 maart jl.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Dobbe (SP),
ingezonden 30 januari 2025 (vraagnummer 2025Z01590) en van de leden Bikker (ChristenUnie), Diederik van Dijk (SGP) en Slagt-Tichelman
(GroenLinks-PvdA), ingezonden 5 februari 2025 (vraagnummer 2025Z02020).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.