Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer over verzorgingsplaatsen van de toekomst
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over verzorgingsplaatsen van de toekomst (ingezonden 12 februari 2025).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 19 maart
2025).
Vraag 1
Erkent u dat het huidige beleid, met de hoge kosten voor kavelverwerving en exploitatie
omtrent verzorgingsplaatsen langs rijkswegen, de beoogde gelijke kansen voor mkb-ondernemers
ondermijnt? En zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Onder het huidige beleid bestaat er geen veiling voor shops of laadpalen op verzorgingsplaatsen.
Vergunningen voor deze voorzieningen worden via een loting (in het geval van een zelfstandig
laadstation – een basisvoorziening) of op aanvraag (als het gaat om laadpalen of shops
als aanvullende voorziening) toegekend.
De locaties voor de verkoop van motorbrandstoffen (benzinestations) worden door het
Rijksvastgoedbedrijf geveild. Het Rijksvastgoedbedrijf veilt de huurrechten voor tankstations
op basis van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (ook
wel Benzinewet genoemd). In deze veilingen worden soms hoge bedragen betaald. De markt
bepaalt de hoogte van deze biedingen echter zelf.
Iedere partij kan onder dezelfde voorwaarden meedoen aan de veilingen van tankstations.
Dat gezegd hebbende is er sprake van enige toetredingsdrempels tot de benzinemarkt.
Uit evaluaties van de Benzinewet komt onder meer dat toetreding tot de benzinemarkt
moeilijk is omdat het een ingewikkelde markt is. Deze markt vraagt specifieke kennis,
een netwerk en adviseurs, veel kapitaal en ervaring met tankstations langs rijkswegen.
Voor alle voorzieningen geldt dat vergunninghouders voor het gebruik van de grond
(verzorgingsplaatsen liggen op Rijksgrond) huur betalen aan het Rijksvastgoedbedrijf.
De hoogte van de huurprijs hangt onder meer af van het aantal passanten, de grootte
van de locatie, het aantal verkochte liters brandstof en kWh aan stroom. Kleinere
tankstations betalen dus ook minder huur dan grotere stations. Dit komt kleinere (mkb-)partijen
ten goede.
Vraag 2
Welke concrete stappen zult u nemen om mkb-ondernemers betere kansen te geven bij
de veilingen van rijksweglocaties, en wanneer kunnen zij deze verwachten?
Antwoord 2
Gelijke toegang voor alle ondernemers is erg belangrijk. Daarom heeft het Ministerie
van IenW al sinds de start van het programma Verzorgingsplaats van de toekomst op
frequente basis contact met kleine en grote ondernemers.
Rijksweglocaties voor motorbrandstoffen worden geveild onder de Benzinewet. De Benzinewet
wordt met een nieuw beleid op de verzorgingsplaatsen niet gewijzigd.
Op dit moment ligt er een conceptwetsvoorstel voor ter internetconsultatie. Met dit
conceptwetsvoorstel wordt een nieuw systeem voorgesteld voor het verlenen van vergunningen
voor laadpalen en shops op verzorgingsplaatsen. Het voorstel is onderdeel van een
nieuw beleid op de verzorgingsplaatsen. Een belangrijk aandachtspunt bij het opstellen
van dit beleid en het conceptwetsvoorstel is een gelijk speelveld en gelijke kansen
voor (mkb-)ondernemers.
In het conceptwetsvoorstel dat openstaat voor consultatie is bijvoorbeeld opgenomen
dat voor iedere dienst een aparte vergunning wordt vergeven. Dit is belangrijk om
ondernemers gelijkwaardige kansen te bieden. Zo heeft een brede groep ondernemers
toegang tot de markt. Dit verlaagt toetredingsdrempels, leidt tot meer concurrentie
en biedt de weggebruiker meer keuzevrijheid. Een ondernemer die bijvoorbeeld alleen
een shop wil aanbieden, maar geen laadstation, biedt alleen op de shop. Een ondernemer
die alleen een laadstation wil aanbieden, biedt alleen op het laadstation. Een ondernemer
die beiden wil aanbieden biedt op beiden. Wanneer bijvoorbeeld de hele verzorgingsplaats
aan een partij zou worden gegund (na veiling) zou dit ten nadele van kleinere (innovatieve)
partijen zijn. Zij zouden in deze variant («alles in een hand» genoemd) dan moeten
bieden voor de hele verzorgingsplaats (tanken, laden en shop).
Daarnaast doet het kabinet onderzoek naar het beperken van de regeldruk o.a. in de
uitwerking van een nieuw beleid. Hierbij worden alle aanbieders op verzorgingsplaatsen
geconsulteerd. De bevindingen neemt het kabinet mee in de uitwerking van het wetsvoorstel.
Vraag 3, 4 en 5
Bent u zich bewust van de negatieve gevolgen van de Tijdelijke Beleidsregel voor de
uitrol van laadpalen, de verkeersveiligheid, de weggebruikers en de energietransitie?
Kent u de zorgen van de sector? En wat is de reden voor de verlenging van de Tijdelijke
Beleidsregel, ondanks de zorgen van de sector?
Waarom werd de Tijdelijke Beleidsregel niet per 1 januari 2025 beëindigd, zoals de
sector vraagt?
Antwoord 3, 4 en 5
De tijdelijke beleidsregel is nodig om nieuw beleid straks in te kunnen voeren. Onder
de tijdelijke beleidsregel worden nieuwe vergunningen voor laadpalen op verzorgingsplaatsen
toegekend met een aangepaste looptijd. De looptijd van de nieuwe vergunning hangt
af van de resterende looptijd van het zelfstandige laadstation (de zogenoemde basisvoorziening
laden) op de verzorgingsplaats. Alleen als deze resterende looptijd korter is dan
5 jaar wordt een vergunning voor een laadpaal niet toegekend. Dit is om te voorkomen
dat er vergunningen worden toegekend die niet redelijkerwijs zijn terug te verdienen
binnen de looptijd. Wanneer de periode langer is dan 5 jaar wordt een vergunning dus
verleend tot de duur van de basisvoorziening laden op diezelfde verzorgingsplaats.
Het kabinet is zich bewust van de zorgen van de sector. Daarom werkt het kabinet hard
door aan nieuw beleid. Bijvoorbeeld door een conceptwetsvoorstel in consultatie te
doen. De overgang van een bestaande situatie naar een nieuw beleid vraagt om moeilijke
keuzes. Als deze keuzes nu niet worden gemaakt blijft de problematiek op verzorgingsplaatsen
die aanleiding was voor een nieuw beleid, voortbestaan.
Tot slot: de tijdelijke beleidsregel lijkt geen negatieve invloed te hebben op de
verkeersveiligheid en het aanbod van voorzieningen op de verzorgingsplaats. Wat betreft
de verkeersveiligheid: het beperken van laadpalen tot één of enkele plekken op de
verzorgingsplaats beperkt zoekverkeer van weggebruikers op zoek naar een geschikte
laadpaal. Dit verkleint het risico op verkeersonveilige verplaatsingen op de verzorgingsplaats.
Wat betreft het aanbod: in de toekomst is een grootschalige uitbreiding van het aantal
laadpalen nodig, maar het bestaande netwerk lijkt op dit moment nog te voldoen aan
de vraag van de weggebruiker.
Vraag 6
Welke alternatieven ziet u om de uitrol van laadinfrastructuur te versnellen zonder
de bestaande ondernemers te benadelen?
Antwoord 6
Om de uitrol van laadpalen te versnellen is een nieuw systeem van vergunningverlening
nodig. Een nieuw systeem zal ook meer duidelijkheid bieden voor alle ondernemers.
Het wetsvoorstel dat nodig is voor dit systeem ligt op dit moment voor ter internetconsultatie.
Vanaf 2028 verlopen de vergunningen voor laadstations op ruim 166 verzorgingsplaatsen.
Het is de bedoeling dat deze worden geveild op grond van de wet ‘marktordening voorzieningen
verzorgingsplaatsen’. Hier kunnen bestaande (maar ook eventuele andere, nieuwe ondernemers)
aan meedoen. De eerste veilingen kunnen plaatsvinden nadat de nieuwe wet inwerking
is getreden, naar verwachting vanaf 2027.
Gelijke kansen voor ondernemers en lage toetredingsdrempels zijn belangrijke uitgangspunten
van een nieuw beleid op de verzorgingsplaatsen, waar het conceptwetsvoorstel een onderdeel
van is. Zie ook het antwoord op vraag 2. Dit betekent ook dat bestaande ondernemers
niet worden benadeeld. Onder het nieuwe beleid worden de looptijden van bestaande
vergunningen dan ook gerespecteerd.
Vraag 7 en 8
Hoe verklaart u dat de zorgplicht voor leveringszekerheid van brandstoffen tot 2050
botst met de teruglopende verkoop en de blijvende investeringsverplichtingen voor
mkb-ondernemers?
Hoe denkt u de leveringszekerheid van brandstoffen te garanderen, terwijl tegelijkertijd
de levensvatbaarheid van mkb-tankstations onder druk staat?
Antwoord 7 en 8
Het huidige beleid en het nieuwe beleid kennen geen plicht om de leveringszekerheid
te waarborgen. Wel is het belangrijk dat het aanbod van voorzieningen op de verzorgingsplaats
goed aansluit op de behoefte van de weggebruiker en het wagenpark. Tankstations blijven
voorzien in een essentiële behoefte voor de Nederlandse weggebruiker, de behoefte
aan benzinepompen en laadpalen zal de komende decennia naast elkaar blijven bestaan.
Het merendeel van de Nederlandse automobilisten rijdt nog vele jaren op fossiele brandstof.
Het is daarom vanzelfsprekend dat er zo veel mogelijk plekken zijn en blijven om te
tanken.
Wel zien we dat de verkoop van motorbrandstoffen langs het hoofdwegennet al enige
tijd aan het afnemen is. Uiteraard is het van belang dat er voldoende tankaanbod blijft
dat aansluit bij de behoefte van de automobilisten.
Om te bepalen hoe dit wordt gedaan zal samen met de markt gekeken worden naar een
passende strategie die rekening houdt met voldoende aanbod en de levensvatbaarheid
van motorbrandstofverkooppunten op het hoofdwegennet. Zie ook het antwoord op vraag
12.
Vraag 9
Hoe kunnen mkb-tankstationhouders tegemoetgekomen worden voor de hoge kosten die zij
moeten blijven maken voor de levering van brandstof, terwijl de afname hiervan steeds
verder daalt en zij geen laadpalen mogen openen?
Antwoord 9
Zoals aangegeven bij antwoord op vragen 7 en 8 gaan we in gesprek met de markt over
hoe om te gaan met de afnemende vraag naar fossiele brandstoffen. Als een ondernemer
ziet dat de behoefte van de weggebruiker verandert, kan hij er bijvoorbeeld voor kiezen
minder tankzuilen aan te bieden en zich meer te richten op laadpalen. Hiervoor biedt
hij mee op een locatie voor laadpalen die onder het nieuwe beleid in de markt wordt
gezet. Ondernemers kunnen zo zelf bepalen of ze motorbrandstoffen, laadpalen of beiden
willen aanbieden. De tijdelijke beleidsregel, die de looptijd van aangevraagde vergunningen
voor laadpalen – op dit moment in bepaalde gevallen verkort, is een tijdelijke maatregel.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het beperken van de rechten van mkb-tankstationhouders die hebben
betaald voor hun concessie leidt tot onbetrouwbaar overheidsbeleid en een vertrouwensbreuk
met de sector?
Antwoord 10
Nee, deze mening deelt het kabinet niet. De looptijden van bestaande van ondernemers,
waaronder de mkb-tankstationhouders, zijn en worden gerespecteerd. De tankstationhouders
hebben via de benzineveiling het recht verkregen een tankstation uit te baten voor
een periode van maximaal 15 jaar. Deze overeenkomsten worden gerespecteerd. Er is
veelvuldig contact geweest met de sector tijdens het opstellen van een nieuw beleid.
Ook heb ik bij mijn aantreden gesprekken gevoerd met de belanghebbende partijen. Hier
heb ik ook aangegeven dat de zorgen van deze partijen mee zullen worden genomen in
het verder uitwerken van het nieuwe beleid.
Vraag 11
Welke concrete maatregelen neemt u om het vertrouwen van mkb-tankstationhouders te
herstellen en hun verleende rechten te waarborgen gedurende de concessieperiode?
Antwoord 11
De belanghebbende partijen, waaronder de mkb-tankstationhouders, zijn betrokken bij
de vorming van een nieuw beleid. Gesprekken met deze partijen worden op dit moment
nog steeds gevoerd en zullen ook in de toekomst gevoerd blijven worden.
Daarbij hebben alle belanghebbende partijen de komende weken de gelegenheid om via
de openstaande internetconsultatie te reageren op een conceptwetsvoorstel dat onderdeel
is van het nieuwe beleid.
Vraag 12
Kunt u toezeggen dat de uitfasering van fossiele brandstoffen gebaseerd zal zijn op
objectieve criteria, vastgesteld aan de hand van een «routekaart» en in overleg met
de sector?
Antwoord 12
Het is inderdaad de bedoeling dat er voor de eventuele uitfasering van fossiele brandstoffen
objectieve criteria gebruikt worden. Deze uitfasering wordt uitgewerkt in de routekaart,
maar deze onderdelen van het nieuwe beleid zijn geen onderdeel van het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel ziet met name op het systeem voor de verdeling van vergunningen.
Voor de routekaart wordt een apart participatietraject opgezet. Dit traject zal naar
verwachting in het tweede deel van 2025 plaatsvinden. Zo hebben alle belanghebbende
partijen een kans om mee te denken over de «verzorgingsplaats van de toekomst».
Vraag 13
Welke stappen heeft u al gezet om de samenwerking met de sector te verbeteren en wat
is de tijdlijn voor concrete acties?
Antwoord 13
De sector is intensief betrokken bij de vorming van het nieuwe beleid op verzorgingsplaatsen.
De sector zal ook betrokken worden bij de nadere uitwerking ervan. Op deze manier
krijgen belanghebbenden meermaals de mogelijkheid hun zienswijze te geven en eventuele
zorgen aan te kaarten. De zorgen die u benoemt in uw vragen zijn bekend bij het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat. Zie ook de antwoorden op vraag 11 en 12.
Vraag 14
Bent u bereid om regelmatig met de sector in gesprek te gaan om de voortgang te bespreken
en aanpassingen in het beleid door te voeren indien nodig?
Antwoord 14
Uiteraard. Die contacten zijn er al geruime tijd met het ministerie en die contacten
zullen ook blijven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.