Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Podt en Paulusma over veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO-III)
Vragen van de leden Podt (D66) en Paulusma (D66) aan de Ministers van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over gezondheidsrisico’s van omwonenden van geitenhouderijen (ingezonden 10 februari 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) en
van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 14 maart 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1434.
Vraag 1
Deelt u de mening dat actie nodig is om te voorkomen dat de gezondheid van mensen
wordt geschaad en mensen zelfs eerder doodgaan als gevolg van de nabijheid van geitenhouderijen?
Antwoord 1
De gezondheidsrisico’s die uit het VGO-III rapport blijken, nemen we heel serieus.
Voor het nemen van een besluit over een vervolgaanpak is verdere duiding nodig van
het gezondheidseffect. Daarom vragen we de Gezondheidsraad om advies hierover.
Vraag 2
Hoe kan het dat het aantal geiten gestegen is in de afgelopen jaren, zelfs nadat in
2021 de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) al het advies gaf om afstand te behouden
tussen veehouderijbedrijven en gevoelige bestemmingen?1
Antwoord 2
Het aantal geiten is de laatste jaren inderdaad gestegen. De afgelopen 15 jaar is
het aantal geiten bijna verdubbeld. De groei heeft voornamelijk plaatsgevonden tot
2019, daarna is het aantal geiten afgevlakt. De laatste jaren zijn de aantallen geiten
redelijk stabiel. In deze ontwikkeling spelen de provinciale moratoria mee. Deze zijn
grotendeels ingesteld in de periode 2016–2018. Dat er toch nog groei plaatsvond, kan
komen doordat de invulling van de moratoria per provincie verschilt, waarbij sommige
provincies ruimte hebben gelaten voor uitbreiding in bepaalde situaties. Ook was op
een aantal geitenhouderijen sprake van «latente ruimte» op de vergunning. Zij mochten
dus meer dieren houden dan zij deden op het moment van de vergunningverlening en hebben
deze ruimte later ingevuld.
Vraag 3
Waarom heeft u niet gekozen om – gezien de ernst van de situatie – direct maatregelen
te treffen tegen de acute gezondheidsschade van omwonenden van geitenhouderijen?
Antwoord 3
De gezondheidsrisico’s die uit het VGO-III rapport blijken, nemen we heel serieus.
Voor het nemen van een besluit over een vervolgaanpak is verdere duiding nodig van
het gezondheidseffect en hoe het zich verhoudt tot andere risico’s. Daarom vragen
we eerst de Gezondheidsraad advies hierover. Op basis van de resultaten van VGO-III
en het advies van de Gezondheidsraad gaan wij ons beraden op verdere stappen.
Vraag 4
Welke inzichten verwacht u van de Gezondheidsraad te ontvangen en hoelang zal het
nieuwe onderzoek duren?
Antwoord 4
Aan de Gezondheidsraad is gevraagd het gezondheidseffect te duiden, zodat we nog beter
kunnen inschatten hoe groot het effect is. Ook is gevraagd hoe het zich dan verhoudt
tot andere risico’s2. De Gezondheidsraad heeft het adviestraject al opgestart. De commissie die de adviesvraag
gaat beantwoorden wordt op dit moment samengesteld en de commissie wordt zo spoedig
mogelijk geïnstalleerd. De Gezondheidsraad doet geen onderzoek, maar zij beantwoorden
de vragen zoals geformuleerd in de adviesaanvraag, op basis van de huidige stand van
de wetenschap en/of expert opinion. Het opstellen van een zorgvuldig en gewogen advies
kost tijd. Wij hebben de Gezondheidsraad gevraagd of zij mogelijkheden zien om het
adviestraject te versnellen en het advies eerder te publiceren. De Gezondheidsraad
heeft aangegeven het advies in twee delen uit te brengen, het eerste deel wordt eind
juni verwacht en het tweede deel in november 20253. Voor besluitvorming over een vervolgaanpak zijn beide deeladviezen nodig.
Vraag 5
Hoeveel meer bevestiging hoopt u te ontvangen van de Gezondheidsraad bovenop het «aantoonbare
en consistente verband» tussen longontstekingen en geitenboerderijen?
Antwoord 5
We vragen de Gezondheidsraad om de informatie van het meest recente VGO-onderzoek
te duiden en in een breder perspectief te plaatsen op basis van de huidige stand van
de wetenschap. Bij het voorgaande advies in 2018 concludeerde de Raad dat er nog geen
sprake was van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten met betrekking tot het
verband tussen geitenhouderijen en longontsteking bij omwonenden. Er zijn nu meer
onderzoeksresultaten beschikbaar dan toen en het is daarom wenselijk dat het oude
advies wordt geactualiseerd zodat duidelijkheid bestaat over de stand van wetenschap
op dit punt. Het is bovendien belangrijk om het gezondheidseffect ten gevolge van
geitenhouderijen te vergelijken met het effect van andere bronnen van luchtverontreiniging.
Deze informatie is nodig om een goede afweging te kunnen maken over proportionaliteit
(afwegen of maatregelen passen bij de grootte van het risico) van eventueel te treffen
maatregelen.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de claim dat er geen «causaal» verband is tussen longontstekingen
en geitenboerderijen?4 Klopt dat, en betekent dat dat er geen gezondheidsrisico’s zijn?
Antwoord 6
In VGO-III is opnieuw een verhoogd risico op longontsteking bij omwonenden binnen
een straal van 2 km van geitenhouderijen gevonden. Het onderzoek naar de oorzaak heeft
een lijst van 23 kandidaat-ziekteverwekkers opgeleverd die voorkomen op geitenhouderijen,
die zich kunnen verspreiden via de lucht naar omwonenden en bij deze mensen mogelijk
longontsteking kunnen veroorzaken. De onderzoekers geven aan dat, ondanks dat er een
robuuste continue associatie is gevonden tussen longontstekingen en het wonen in de
nabijheid van geitenhouderijen, de gehanteerde methode van resultaten-synthese geen
oorzakelijk verband aantoont, ook niet voor de hoogst geprioriteerde micro-organismen.
In het rapport wordt namelijk aangegeven dat het moeilijk te bewijzen is dat de longontstekingen
bij mensen rondom geitenhouderijen direct worden veroorzaakt door de bacteriën uit
de geitenstallen. Wel zijn de gevonden bacteriën een mogelijke verklaring voor het
feit dat de longontstekingen vaker voorkomen.
Met VGO-III is wel een consistent, aantoonbaar verband gevonden in 11 opeenvolgende
jaren tussen het wonen in de nabijheid van een geitenhouderij en een verhoogd risico
op het oplopen van een longontsteking. Daar is dus wel sprake van een verband of een
associatie. Dit erkennen we en laten we nader duiden en in perspectief plaatsen door
de Gezondheidsraad.
Vraag 7
Is er onderscheid gemaakt tussen grote intensieve geitenhouderijen en kleinschalige
extensieve geitenboeren? Zo ja, zijn er verschillen waarneembaar?
Antwoord 7
Dit onderscheid is geprobeerd te maken in het onderzoek, maar vanwege het relatief
lage aantal patiënten per huisartspraktijk en de kleine verschillende in bedrijfsomvang,
konden de onderzoekers geen conclusies trekken. Alleen bedrijven met meer dan 50 geiten
zijn meegeteld. Aan de Gezondheidsraad is gevraagd het effect van het aantal geiten
mee te nemen.
Vraag 8
Denkt u dat de conclusies van de Gezondheidsraad zullen afwijken van de vele onderzoeken
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waarin wordt geconcludeerd
dat directe maatregelen noodzakelijk zijn? Zo nee, waarom neemt u dan geen voorzorgsmaatregelen?
Antwoord 8
Het RIVM en onderzoekspartners concluderen niet dat directe maatregelen noodzakelijk
zijn, zij geven alleen (kort) aanbevelingen voor verder onderzoek. We kunnen niet
op de conclusies van de Gezondheidsraad vooruit lopen.
Vraag 9
Heeft u inmiddels contact gehad met de betreffende provincies en gemeenten over de
schade aan de gezondheid van hun inwoners en hoe dit kan worden voorkomen?
Antwoord 9
Er zijn ambtelijk contacten met de provincies over dit onderwerp. Een bestuurlijk
afstemmingsproces is in gang gezet. We zullen in de komende periode nauw samen optrekken
met mede-overheden, vanwege hun rol als bevoegd gezag in het ruimtelijk beleid en
mede met het oog op de door de provincies ingestelde moratoria.
Vraag 10
Zullen er testen plaatsvinden met luchtreinigingsmethoden – zoals geadviseerd door
het rapport van het RIVM – tegen de verspreiding van bacteriën in geitenhouderijen
in afwachting van het advies van de Gezondheidsraad?5
Antwoord 10
De onderzoekers bevelen in het rapport niet zozeer aan om luchtreinigingsmethoden
te testen, maar om te onderzoeken of door mogelijke aanpassingen in de bedrijfsvoering,
bijvoorbeeld alternatieven voor omgang met stalmest en strooisel, de hoeveelheid ziekteverwekkers
in de stal- en omgevingslucht omlaag gebracht kan worden. In het Commissiedebat «Zoönosen
en Dierziekten» op 6 februari heeft de Minister van LVVN toegezegd om de Universiteit
Wageningen (WUR) een spoedadvies te vragen over de ziekteverwekkers in stallen van
geitenhouders en hoe deze verminderd kunnen worden en zij zal de Kamer over het gesprek
met de WUR en het tijdpad in maart 2025 informeren.
Vraag 11
Deelt u de mening dat het grote gezondheidsrisico dat omwonenden van geitenhouderijen
lopen zware maatregelen rechtvaardigt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Voor het nemen van een besluit over een vervolgaanpak is verdere duiding nodig van
het gezondheidseffect. Daarom vragen we de Gezondheidsraad om advies hierover.
Vraag 12
Overweegt u een minder intensieve, verkleinde geitenhouderij, als de Gezondheidsraad
het ook erkent dat er een volksgezondheidsrisico is? Zo nee, wat is dan uw boodschap
tegen omwonenden (met longontstekingen)?
Antwoord 12
Wij begrijpen dat omwonenden zich zorgen maken en duidelijkheid willen. De gezondheidsrisico’s
die uit het VGO-III rapport blijken, nemen we heel serieus.
Voor het nemen van een besluit over een vervolgaanpak is verdere duiding nodig van
het gezondheidseffect. Daarom vragen we de Gezondheidsraad (GR) om advies hierover.
We kunnen niet op de conclusies van de Gezondheidsraad vooruit lopen.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het tweeminutendebat Zoönosen en Dierziekten?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.