Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paulusma en Rooderkerk over het bericht 'De impact van vervuilende industrie op burgers en overheden'
Vragen van de leden Paulusma en Rooderkerk (beiden D66) aan de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport over het bericht «De impact van vervuilende industrie op burgers en overheden» (ingezonden 20 februari 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 13 maart 2025).
Vraag 1
Ziet u net zoals het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat klimaatverandering
een effect zal hebben op de gezondheid van Nederlanders en wat zijn volgens u de grootste
risico's voor de gezondheid van Nederlanders als het gaat om klimaatverandering?1
Antwoord 1
De effecten van klimaatverandering op onze gezondheid, die het RIVM in beeld heeft
gebracht, zijn mij bekend. De grootste risico’s voor de gezondheid in Nederland zitten
in een toename in hitte, met onder andere meer risico op hart- en vaataandoeningen
als gevolg. Daarnaast zijn er risico’s voor de gezondheid door meer blootstelling
aan UV-straling, door een langer seizoen met meer pollen in de lucht, door meer en
andere infectieziekten vanuit de leefomgeving en door de effecten van klimaatverandering
op mentale gezondheid.
Vraag 2
Deelt u de zorgen dat door klimaatveranderingen een gezonde leefomgeving steeds verder
wordt aangetast, zoals een gebrek aan schone lucht of schoon drinkwater?
Antwoord 2
Ik deel de zorgen dat een gezonde leefomgeving steeds meer onder druk komt te staan.
De Wereldgezondheidsorganisatie noemde dat eerder de «triple crisis» van klimaatverandering,
milieuvervuiling en verlies aan biodiversiteit. Een voor de mens gezonde leefomgeving
is afhankelijk van een balans in de uitstoot in onze leefomgeving en wat onze planeet
daarvan kan compenseren. Te veel uitstoot kan ons klimaat verstoren, heeft impact
op de luchtkwaliteit en impact op de beschikbaarheid van veilig drinkwater.
Vraag 3
Wat zijn de effecten van de grootste CO2-uitstoters in de grootste industrieclusters, te weten Rotterdam-Moerdijk, Groningen,
Limburg, Noord-Holland en Zeeland/West-Brabant?
Antwoord 3
De uitstoot van CO2 geldt op zich niet als een gezondheidsrisico. Uitstoot van CO2 wordt als maat gehanteerd voor de bijdrage aan klimaatverandering. Andere uitstoot
van de industrie en zaken als geluidsoverlast en trillingen kunnen echter wel gezondheidseffecten
hebben. Dat varieert per industrieel complex en is ook afhankelijk van de lokale omstandigheden,
zoals wind en de hoeveelheid mensen die dagelijks wordt blootgesteld aan uitstoot.
In zijn algemeenheid is er daardoor geen uitspraak te doen over de effecten van deze
industrieclusters. De vergunningverlening, handhaving en toezicht op de grote industrieclusters
zijn regionaal georganiseerd bij de provincies en omgevingsdiensten en advisering
over gezondheidsrisico’s aan de gemeenten wordt regionaal gedaan door de GGD’en. Daarnaast
heeft het RIVM recent een rapport gepubliceerd over de gezondheidsgevolgen van Tata
Steel Nederland in Noord-Holland2 en in het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden laat het kabinet ook onderzoek
doen naar de situatie rond Chemelot in Limburg.3
Vraag 4
Welke acties onderneemt u richting uw collega-Minister van Klimaat en Groene Groei
en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat om ervoor te zorgen dat omwonenden
van de grote uitstoters kunnen rekenen op een gezonde leefomgeving?
Antwoord 4
De Minister van KGG is inderdaad verantwoordelijk voor de verduurzaming van de industrie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is verantwoordelijk voor het
milieubeleid, waaronder de bescherming van de gezondheid van omwonenden. Conform het
verzoek van de Tweede Kamer neemt VWS deel aan de besprekingen over de maatwerkafspraken
voor verduurzaming van Tata Steel Nederland. Daarnaast werkt VWS mee aan de Actieagenda
Industrie en Omwonenden, onder andere door te verkennen of de rol van de GGD’en bij
besluitvorming in de leefomgeving versterkt kan worden. Met de Actieagenda Industrie
en Omwonenden brengen we acties in kaart die kunnen zorgen dat omwonenden van industriële
gebieden zich beter gehoord voelen, dat gezondheidszorgen beter geadresseerd worden
en dat dit eventueel op gepaste wijze verankerd wordt in wet- en regelgeving. Deze
agenda, gebaseerd op aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV),
richt zich op het laten meewegen van gezondheid in beslissingen rondom industrie en
gezonde leefomgeving. Zo werken we aan een gezondere en veiligere leefomgeving voor
iedereen, waarin ook economische activiteiten op groene en schone wijze kunnen plaatsvinden.
Vraag 5
Wat zijn de gezondheidseffecten van langdurig verblijven of wonen in de buurt van
drukke wegen met veel uitstoot? Wat zijn de gezondheidseffecten van zero-emissie zones?
Antwoord 5
Er zijn verschillende negatieve gezondheidseffecten van langdurig verblijven of wonen
in de buurt van drukke wegen. De hogere concentraties van luchtvervuiling (fijnstof,
stikstofdioxide) afkomstig van het wegverkeer kunnen leiden tot luchtwegaandoeningen
zoals COPD en astma, (long)kanker en hart- en vaatziekten. Daarnaast kan de geluidshinder
van het verkeer ook leiden tot verhoogde bloeddruk, stress en slaapverstoring. Daarom
adviseert de GGD gemeenten om in hun ruimtelijke ordening extra afstand te houden
tussen (drukke) wegen en locaties waar hooggevoelige groepen, zoals kinderen en ouderen,
langdurig verblijven.4 Ook moeten gemeenten die verbonden zijn aan het Schone Lucht Akkoord beleid maken
ter bescherming van gevoelige groepen.5
In 2019 is onderzocht wat de kosten en baten van nul-emissiezones voor stadslogistiek
kunnen zijn. Daaruit is gebleken dat dankzij deze zones de emissies van fijnstof en
stikstofdioxide met 44% zouden dalen ten opzichte van de uitstoot in 2030. Uit hetzelfde
onderzoek bleek dat de geluidshinder zou afnemen (–0,5 tot –2,0 dB). De maatschappelijke
waarde gepaard aan de reducties loopt op in de tientallen miljoen euro’s volgens het
onderzoek6. Later dit jaar zal het Ministerie van IenW een actualisatie van dit onderzoek uitbrengen
met de recentste cijfers.
Vraag 6
Welke acties onderneemt u richting de bewindspersonen van Infrastructuur en Waterstaat
om de leefomgeving van mensen te verbeteren?
Antwoord 6
De bewindslieden van IenW zijn onder andere verantwoordelijk voor het landelijke beleid
ten aanzien van weg-, water- en luchtverkeer en het milieu. Als ik gezondheidsvragen
heb over die onderwerpen, neem ik contact met hen op.
Vraag 7
Wat zijn volgens u de gezondheidseffecten als gevolg van slechte huisvesting, bijvoorbeeld
door een slecht geïsoleerd en/of gebouwd huis?
Antwoord 7
Er is voor zover bij mij bekend geen algemeen cijfer beschikbaar voor gezondheidseffecten
als gevolg van slechte huisvesting. In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning van
2024 heeft het RIVM berekend dat 0,6 procent van de ziektelast in Nederland veroorzaakt
wordt door het binnenmilieu.7 Dat gaat echter ook over factoren die niet gerekend kunnen worden tot slechte huisvesting.
Verschillende zaken in huis, op school en op het werk kunnen gezondheidsgevolgen hebben,
zoals slechte luchtkwaliteit, straling, loden leidingen, huismijt, hitte en schimmel.
Zorgen over de kwaliteit van de huisvesting kunnen ook stress en bijbehorende gezondheidsklachten
veroorzaken. In een deel van de gevallen zijn dat soort factoren toe te rekenen aan
de kwaliteit van de huisvesting, maar het wordt ook beïnvloed door gedrag van de bewoners,
zoals onjuist of onvoldoende gebruik van ventilatie, zonwering en verwarming, roken
in huis, schoonmaken, houtstook en het gebruik van vervuilende apparatuur en chemische
stoffen in huis.
Vraag 8
Welke acties onderneemt u richting uw collega-Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening om de leefomgeving van mensen in slechte woningen te verbeteren?
Antwoord 8
De Minister van VRO is onder andere verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van voldoende
woningen en de bouwregelgeving. Als er gezondheidsvragen zijn die gerelateerd zijn
aan de bouwregelgeving of de kwaliteit van de bestaande gebouwde omgeving bespreek
ik die met mijn collega.
Vraag 9
Deelt u de zorgen dat door klimaatveranderingen er steeds grotere kans is op zoönose
en andere overdraagbare aandoeningen?
Antwoord 9
Ja, ik deel deze zorgen. In het rapport Zoönosen in het vizier van de Expertgroep
zoönosen maar ook door het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) wordt
vastgesteld dat door klimaatverandering bestaande infectieziekten kunnen verergeren
en nieuwe infectieziekten kunnen opkomen.8 Dit hangt samen met het feit dat veel ziekteverwekkers klimaatgevoelig zijn, maar
ook met bepaalde risicofactoren, zoals hittegolven of overstromingen, die door klimaatverandering
vaker gaan voorkomen. Daarnaast kan klimaatverandering leiden tot verandering van
gedrag van mensen. Als er bijvoorbeeld vaker sprake is van warm weer, kan het zo zijn
dat mensen verkoeling zoeken in (met ziekteverwekkers) verontreinigd water. In Nederland
is nog weinig onderzoek gedaan naar infectieziekten in de context van klimaatverandering.
Voor veel infectieziekten is het dus moeilijk om te zeggen wat hier het effect van
klimaatverandering zal zijn. Wel weten we dat klimaatverandering niet op alle infectieziekten
of blootstellingsroutes een even groot effect zal hebben. Met de acties uit het Nationaal
Actieplan versterken zoönosenbeleid9 en de evaluatie en de aanpassing van de Nationale Adaptatiestrategie10 werken we aan kennis en handvatten om die nieuwe risico’s in kaart te brengen en
waar nodig te beperken.
Vraag 10
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland is voorbereid op een nieuwe pandemie en hoe
dit strookt met de voorgenomen bezuinigingen op pandemische paraatheid?
Antwoord 10
Er is in de afgelopen jaren hard gewerkt aan het verbeteren van onze pandemische paraatheid.
Denk aan de oprichting van de Landelijke Functie Opschaling Infectieziektebestrijding
(de LFI), de initiatieven om de GGD’en en het RIVM te versterken en het ICT-landschap
te verbeteren en de verschillende kennis- en onderzoeksprogramma’s die zijn opgezet.
We zijn dus goed op weg, maar we zijn er nog niet. We moeten paraat staan voor allerlei
crises die op ons afkomen, zoals hybride conflicten, pandemieën of een natuurramp.
Deze dreigingen vragen om versterking van de weerbaarheid van onze zorg. Het kabinetsbrede
weerbaarheidsbeleid wordt in de komende maanden verder uitgewerkt onder regie van
de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het Ministerie
van Defensie. De maatregelen die bijdragen aan pandemische paraatheid, waaronder het
versterken van de GGD’en, fungeren als fundament voor basisnoodzorg bij crisis en
conflict en zullen hier dan ook bij worden betrokken. Zoals ik eerder heb aangegeven
wordt gezocht naar middelen hiervoor. Daar is tijd voor nodig en ik kan u dan ook
nu niet meer informatie geven dan dat ik verwacht medio 2025 meer duidelijkheid te
hebben over de middelen voor 2026 en verder.
Vraag 11
Welke plannen heeft u om op Europees vlak samen te werken om gezondheidsschade door
klimaatveranderingen aan te pakken?
Antwoord 11
Het kabinet werkt op meerdere manieren internationaal samen om gezondheidsschade door
klimaatverandering te beperken. Op Europees niveau gebeurt dat met name met de Europese
Unie en met WHO Europe, de Europese afdeling van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Zoals u ongetwijfeld weet, zijn op Europees niveau afspraken gemaakt over de inzet
van de lidstaten om verdere klimaatverandering zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast
zijn er afspraken gemaakt over de ondersteuning vanuit de EU en de samenwerking tussen
lidstaten bij de omgang met gevolgen van klimaatverandering, waaronder gezondheidsgevolgen.11 Hierbij gaat het mede over het versterken van het «Early Warning and Response System»
voor klimaatgerelateerde gezondheidsdreigingen, om adequaat te kunnen reageren op
grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen.12 Veel kennis over klimaatverandering en gezondheid wordt verzameld bij de European
Climate and Health Observatory, waar Nederland ook gebruik van maakt.13 Ook werken we op Europees niveau samen aan de implementatie van de resolutie over
klimaatverandering en gezondheid die is aangenomen op de World Health Assembly in
2024 en het bijbehorende wereldwijde actieplan.14 Met WHO Europe heeft Nederland in 2023 de zogenoemde Boedapest-verklaring ondertekend,
waarin ook afspraken zijn opgenomen over de inzet van lidstaten voor klimaat en gezondheid.15 Daarbij is ook een partnership gestart met Europese landen voor Health Sector Climate
Action, waarin Nederland kennis uitwisselt met andere Europese landen over de aanpak.
Vraag 12
Zit u aan tafel bij de totstandkoming van het klimaatpakket van Minister Hermans?
Welke acties onderneemt u verder interdepartementaal om ervoor te zorgen dat de luchtkwaliteit
zal verbeteren voor de gezondheid van mensen?
Antwoord 12
Ja. VWS is, net als andere ministeries, betrokken bij totstandkoming van het klimaatbeleid,
dat vanuit het kabinet wordt gecoördineerd door de Minister van Klimaat en Groene
Groei. Bij de totstandkoming van klimaatbeleid heeft VWS drie aandachtspunten. Ten
eerste dat het beleid ondersteunend is aan het verduurzamen van de (publieke) zorg
en welzijn. De zorg in Nederland is goed voor 7% van de nationale broeikasgasuitstoot
en er liggen veel kansen om efficiënter en spaarzamer met grondstoffen en energie
om te gaan. Bijvoorbeeld door verspilling aan te pakken. Dat draagt ook bij aan de
betaalbaarheid van de zorg. Ten tweede dat klimaatbeleid de betaalbaarheid, toegankelijkheid
en kwaliteit van (publieke) zorg en welzijn niet onbedoeld onder druk zet. Ten derde
dat zowel kansen als risico’s voor volksgezondheid worden meegewogen in het beleid.
Zo is in het Regeerprogramma afgesproken dat de maatwerkaanpak voor verduurzamen van
de industrie niet alleen moet bijdragen aan verduurzamen en extra CO2-reductie, maar ook aan een gezondere leefomgeving.
De luchtkwaliteit in Nederland wordt steeds beter, wat ervoor zorgt dat mensen in
Nederland langer leven én in goede gezondheid. Maar luchtvervuiling blijft een van
de grootste negatieve risicofactoren voor de gezondheid van mensen in Nederland. De
kwaliteit van de buitenlucht in Nederland is een beleidsverantwoordelijkheid van de
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat voert daar veel activiteiten voor uit, waaronder de vaststelling van
Europese normen voor buitenluchtkwaliteit, het Schone Lucht Akkoord en specifieke
programma’s om bijvoorbeeld de blootstelling aan chemische stoffen terug te dringen.
Het Ministerie van VWS werkt aan veel van die programma’s mee.
Vraag 13
Kunt u toelichten hoe alle bovenstaande omschreven acties stroken met de bezuinigingen
op de GGD en preventiemaatregelen?
Antwoord 13
Voor een deel van de onderwerpen die in uw vragen worden genoemd geldt dat beleid
niet wordt gefinancierd vanuit het budget van publieke gezondheid, maar vanuit de
begrotingen van andere ministeries. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat SPUK-gelden
worden overgeheveld naar het gemeentefonds met een algemene korting en dat er een
algemene korting op subsidies plaatsvindt. Dat betekent dat er een herprioritering
op preventie heeft plaatsgevonden. Daartegenover staat dat mensen in de komende jaren
minder geld kwijt zullen zijn voor hun eigen risico als zij gebruik maken van zorg.
Voor pandemische paraatheid verwijs ik naar het antwoord op vraag 10.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.