Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stultiens en Tseggai over de gevolgen van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen studenten en hun ouders voor de hoogte van de aanvullende studiebeurs
Vragen van de leden Stultiens en Tseggai (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de gevolgen van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen studenten en hun ouders voor de hoogte van de aanvullende studiebeurs (ingezonden 23 januari 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 6 maart
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1199.
Vraag 1
Kent u het artikel dat studenten met weigerachtige of onvindbare ouders nauwelijks
in aanmerking komen voor een volledige aanvullende studiebeurs? Zo ja, wat vindt u
van dit bericht?1
Antwoord 1
Ja, ik ken dit artikel.
Het artikel beschrijft de verschillende redenen op grond waarvan het ouderlijk inkomen
kan worden losgekoppeld van de berekening van de (maximale) aanvullende beurs. Daarbij
heeft de auteur de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie daarover doorgelicht.
De auteur concludeert dat de loskoppelingsgronden restrictief worden uitgelegd door
de Minister en in de rechtspraak. Het is niet aan mij om te oordelen over rechterlijke
uitspraken. Wel hecht ik veel waarde aan deze belangrijke regeling voor studenten
met een verstoorde verhouding met hun ouder(s). Momenteel bestudeer ik daarom het
artikel en de jurisprudentie waaraan wordt gerefereerd. Op basis daarvan zal ik bezien
of er eventueel aanleiding is tot aanpassingen in het beleid.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel studenten, onderverdeeld naar onderwijsvorm, jaarlijks genoodzaakt
zijn een beroep te doen op de mogelijkheid van een aanvullende studiebeurs omdat hun
ouders weigeren bij te dragen aan hun studiekosten?
Antwoord 2
Alle studenten die aanspraak maken op (volledige) studiefinanciering, kunnen een beroep
doen op deze regeling, mits zij aan de voorwaarden voldoen.
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ontvangt per week ongeveer 200 tot 250 verzoeken
tot loskoppeling. Jaarlijks zijn dit er ongeveer 10.000. Daarvan wordt ongeveer de
helft van alle aanvragen toegekend. De onderwijsvorm is niet relevant bij de beoordeling
voor het buiten beschouwing laten van een ouder. Deze gegevens worden daarom niet
bijgehouden voor dit proces en het systeem is hierop niet ingericht.
Vraag 3
Op welke financiële ondersteuning kunnen minderjarige mbo’ers, die wettelijk gezien
niet in aanmerking komen voor studiefinanciering, een beroep doen als hun ouders weigeren
bij te dragen aan studiekosten?
Antwoord 3
Minderjarige mbo’ers hebben recht op een studentenreisproduct. Zij hoeven daarnaast
geen lesgeld te betalen aan hun onderwijsinstelling. Vanuit de overheid ontvangen
de ouders kinderbijslag en eventueel kindgebonden budget. Hiervoor wordt niet gekeken
of ouders bijdragen aan de (overige) studiekosten In studiejaren 2024–2025 en 2025–2026
ontvangen minderjarige BOL- en BBL-studenten van bekostigde mbo-instellingen voorts
een financiële tegemoetkoming voor schoolboeken en licenties.2
Minderjarige mbo’ers kunnen tot slot via de school aanspraak maken op het mbo-studentenfonds.
Hiermee kan de student financieel worden ondersteund of kunnen leermiddelen worden
vergoed of uitgeleend aan de student. De school bepaalt welke studenten hier recht
op hebben en welke maximale inkomenseisen zij hiervoor stellen.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat de Centrale Raad van Beroep de wettelijke uitzondering voor
studenten met ouders die onvindbaar zijn of weigeren bij te dragen in de studiekosten
van hun kind zó strikt interpreteert dat slechts zelden een volledige aanvullende
studiebeurs wordt toegekend?
Antwoord 4
In de genoemde situaties is een aanvraag door DUO afgewezen en is vervolgens het bezwaar
ongegrond verklaard. Na behandeling door de rechtbank is de zaak door de Centrale
Raad van Beroep (CRvB) beoordeeld. Het is niet aan mij om te oordelen over rechterlijke
uitspraken.
Ik merk hierbij wel op dat het onjuist is dat slechts zelden een volledige aanvullende
beurs wordt toegekend. Gemiddeld 50 procent van alle aanvragen tot loskoppeling wordt
toegekend. In situaties waarin het ouderinkomen onder een bepaalde grenswaarde ligt,
kan het bovendien al voorkomen dat de maximale aanvullende beurs hoe dan ook wordt
toegekend, ongeacht het wel of niet loskoppelen van het inkomen van de ouder(s). Concreet
zal dit veelal voorkomen in situaties waarin het gezamenlijke inkomen van de ouders
laag is, waardoor de student op basis daarvan al recht heeft op de maximale aanvullende
beurs. In dat geval zal de loskoppeling van het inkomen van de ouder(s) geen effect
hebben voor de student.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het van een bijzondere hardheid getuigt om zelfs van studenten
die in het verleden door hun ouder(s) zijn mishandeld te eisen dat eerst geprocedeerd
moet worden om alimentatie af te dwingen, voordat een succesvol beroep op de wettelijke
uitzondering wordt toegekend? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het is niet aan mij om rechterlijke uitspraken te beoordelen.
Ik hecht waarde aan de belangrijke regeling voor studenten met een verstoorde verhouding
met hun ouder(s). De regeling voor weigerachtige ouders is juist bedoeld om het inkomen
van deze ouder(s) buiten beschouwing te laten in situaties waarin de student geen
contact heeft met de ouder of er sprake is van een ernstig en structureel conflict.
Momenteel bestudeer ik het artikel en de jurisprudentie waaraan wordt gerefereerd.
Op basis van kennis over de uitwerking van de regeling rond weigerachtige en onvindbare
ouders zal ik bezien of er eventueel aanleiding is tot aanpassingen in het beleid.
Met betrekking tot het afdwingen van alimentatieverplichtingen wil ik opmerken dat
in de praktijk door DUO op basis van de specifieke situatie van de student wordt beoordeeld
of voldoende pogingen zijn gedaan om de betaling van alimentatie af te dwingen. Dat
betekent niet altijd dat de student daarvoor naar de rechter moet. De student kan
proberen betaling van de alimentatie zelf bij de ouder af te dwingen. Het Landelijk
Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) kan daarnaast ook kosteloos ingeschakeld
worden om te helpen de betalingen weer op gang te krijgen en een zaak te starten.
Bij uitblijven van betaling door de betalingsplichtige kan het LBIO een incassoprocedure
starten. Als inning op geen enkele manier lukt, kan de gang naar de rechter gemaakt
worden.
Vraag 6
Bent u het eens met de conclusie van dit onderzoek dat de restrictieve uitleg van
de Centrale Raad van Beroep niet strookt met het door de wetgever beoogde doel van
de wettelijke uitzondering voor een aanvullende studiebeurs? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De regeling voor weigerachtige ouders is bedoeld om het inkomen van deze ouder(s)
buiten beschouwing te laten in situaties waarin de student geen contact heeft met
de ouder of er sprake is van een ernstig en structureel conflict. Het betreffen situaties
waarin niet van de student gevergd kan worden dat deze diens ouders aanspreekt op
het betalen van een bijdrage voor de opleiding. Het enkele gegeven dat een ouder niet
wil bijdragen aan de studie, is volgens het wettelijk kader geen reden om de regeling
voor weigerachtige ouders toe te passen.
De praktijk van het loskoppelen van het ouderinkomen van de berekening van de aanvullende
beurs is zeer genuanceerd en afhankelijk van individuele situaties. DUO en de rechter
kijken hierbij altijd naar het totale beeld.
Het is niet aan mij om te beoordelen of de uitleg van de CRvB strookt met de bedoeling
van de wetgever. Als hoogste rechtscollege in studiefinancieringszaken geeft de CRvB
immers een bindende uitleg aan de studiefinancieringswetgeving.
Vraag 7
Bent u bereid om op korte termijn maatregelen te nemen om de uitvoering van de wettelijke
uitzondering voor een aanvullende studiebeurs voor studenten met onvindbare of weigerachtige
ouders in lijn te brengen met de oorspronkelijke bedoeling van de wet en de Kamer
hierover te informeren? Zo ja, wat zijn hiervan de financiële gevolgen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Momenteel bestudeer ik de constateringen in het artikel en of er eventueel aanleiding
is tot aanpassingen in het beleid. Dit past in het bredere streven om de studiefinancieringswetgeving
door te lichten op de menselijke maat, zoals door uw Kamer verzocht via de motie-Ergin
c.s.3 Ik zal de Kamer daarover informeren voor de zomer van 2025.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.