Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over het bericht dat de helft van de jongvolwassenen hun mentale gezondheid niet goed noemt
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de helft van de jongvolwassenen hun mentale gezondheid niet goed noemt (ingezonden 23 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
6 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1287.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de helft van de jongvolwassenen hun mentale gezondheid
niet goed noemt?1
Antwoord 1
De Gezondheidsmonitor laat zien dat 51% van de jongvolwassenen de eigen mentale gezondheid
als goed of zeer goed beoordeelt. Dit betekent niet automatisch dat de andere 49%
van de jongvolwassenen de eigen mentale gezondheid niet goed noemt. 14% van de jongvolwassenen
beoordeelt de eigen mentale gezondheid als slecht of zeer slecht.
Ondanks deze nuancering vind ik dat de mentale gezondheid van een te grote groep jongeren
en jongvolwassenen nog steeds onder druk staat. Uit de monitor blijkt bijvoorbeeld
ook dat 18% van de jongvolwassenen zich in het dagelijks leven vaak tot voortdurend
beperkt voelt door psychische klachten. Dit percentage is weliswaar afgenomen ten
opzichte van 2022 (24%), maar blijft verontrustend en te hoog temeer omdat dit grote
risico’s geeft voor langdurige (mentale) gezondheidsproblemen.
Vraag 2
Kunt u de ontwikkeling van deze cijfers over de mentale gezondheid van jongeren over
de afgelopen 20 jaar in een tabel weergeven?
Antwoord 2
Er zijn verschillende monitors die inzicht bieden in de ontwikkeling van de mentale
gezondheid van jongeren. In onderstaand overzicht zijn, op grond van het 4-jaarlijkse
HBSC2 (Health Behaviour in School-aged Children), trendgegevens opgenomen over levenstevredenheid
en mentale problemen van jongeren in het voortgezet onderwijs over de periode 2005–2021.
De gegevens over 2022 komen uit het onderzoek «Jong na Corona3» van de Universiteit Utrecht en het Trimbos. De gegevens over 2023 komen uit het
Peilstationonderzoek4 van het Trimbos. Beide onderzoeken zijn afgestemd op het HBSC-onderzoek en gebruiken
vergelijkbare methoden.
2005
2009
2013
2017
2021
2022
2023
Levenstevredenheid
7,7
7,9
7,6
7,6
7,1
7,1
7,4
Mentale problemen
16,4%
14,6%
20,0%
19,6%
30,5%
35,4%
29,6%
Op basis van deze cijfers lijkt sprake van een eerste herstel sinds de Coronaperiode.
Het is in deze fase echter nog te vroeg al van een trend te kunnen spreken.
De Gezondheidsmonitors Jeugd 2023 en Jongvolwassenen 2024 rapporteren ook een eerste
(voorzichtige) verbetering voor wat betreft tevredenheid/geluk en psychische klachten.
Vraag 3
Deelt u de analyse dat de lange wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg een
negatieve invloed hebben op de mentale gezondheid van jongeren? Zo ja, wat gaat u
doen om deze wachtlijsten aan te pakken?
Antwoord 3
In de Jeugdzorg, waar jeugd-ggz onder valt, zijn geen landelijke cijfers beschikbaar
over wachttijden. Het is daardoor niet bekend hoe lang de wachttijden zijn voor verschillende
psychische diagnoses binnen de jeugd-ggz. Ik deel de analyse dat lange wachttijden
in de ggz een negatieve invloed kunnen hebben op de mentale gezondheid van jongeren
die ggz hulp nodig hebben. Er kan echter geen verband gelegd worden tussen de bevindingen
uit de Gezondheidsmonitor jongvolwassenen 2024 en de wachttijden in de (jeugd) ggz.
Niet alle jongeren met mentale problematiek hebben ook behoefte aan ggz-hulp. Vaak
kunnen andere vormen van (laagdrempelige) ondersteuning, zoals een inloopvoorziening
of steun vanuit het sociale netwerk, een passender antwoord bieden.
Om wachttijden duurzaam aan te pakken loopt binnen de jeugdzorg de Aanpak Wachttijden.
Het team Aanpak Wachttijden van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd ondersteunt
in opdracht van het Ministerie van VWS en de VNG jeugdzorgregio's bij het aanpakken
van onderliggende oorzaken van wachttijden. Deze aanpak is gericht op structurele
verbeteringen in de hele keten van instroom, doorstroom en uitstroom van de jeugdzorg
om zo wachttijden duurzaam terug te dringen.
Hiernaast buigt uw Kamer zich op dit moment over het wetsvoorstel «Verbetering beschikbaarheid
jeugdzorg». In het wetsvoorstel zijn maatregelen opgenomen om de beschikbaarheid van
specialistische jeugdzorg te verbeteren. Deze maatregelen liggen o.a. op het terrein
van verplichte regionale samenwerking door gemeenten en een mogelijkheid om, zo nodig,
in lagere regelgeving landelijke contractering van (hoog) specialistische jeugdhulpvormen
te verplichten.
Samen met de sector zet ik mij voorts ook in voor het verbeteren van de toegankelijkheid
van de volwassen-ggz voor jongvolwassenen vanaf 18 jaar, met name voor mensen met
ernstige, complexe problematiek. Hiervoor zijn al goede stappen gezet in het kader
van het Integraal Zorgakkoord (IZA). Zo zijn afspraken gemaakt over het vergroten
van behandelcapaciteit en het borgen van voldoende (zeer) complexe psychische zorg
(cruciale ggz). Zoals ik de Kamer eerder informeerde, ben ik voornemens aanvullende
maatregelen te treffen om de toegankelijkheid van de ggz te vergroten.5 In het voorjaar van 2025 zal ik uw Kamer uitgebreider informeren over mijn inzet
hierop.
Vraag 4
Deelt u de analyse dat de prestatiedruk die op jongeren wordt gelegd in het onderwijs
en de onzekerheid die gepaard gaat met het niet kunnen vinden van een betaalbare woning
een negatieve invloed hebben op de mentale gezondheid van jongeren? Zo ja, welke stappen
gaan u en de rest van het kabinet zetten om deze problemen aan te pakken?
Antwoord 4
Er zijn meerdere achtergrondkenmerken en factoren die van invloed kunnen zijn op de
mentale gezondheid van jongeren, zoals sociaaleconomische status, ervaren thuissituatie,
middelengebruik of sociale media. Ook prestatiedruk en een onzeker toekomstperspectief
door bijvoorbeeld woningnood kunnen van invloed zijn op de mentale gezondheid.
De resultaten van diverse monitors maken duidelijk dat de mentale gezondheid van jongeren
en jongvolwassenen aandacht nodig heeft. De mogelijk negatieve factoren zijn echter
niet altijd eenvoudig weg te nemen. Ik vind het daarom belangrijk in te zetten op
het versterken van de mentale veerkracht in het algemeen, zodat jongeren weerbaarder
zijn om met de mentale uitdagingen in het leven om te gaan.
Dit jaar wordt het, grotendeels door VWS gefinancierde, online platform mentale gezondheid
gelanceerd. Het platform biedt betrouwbare informatie over mentale gezondheid en verschillende
vormen van ondersteuning, een peer-to-peer forum en een chat- en belfunctie voor jongeren
en jongvolwassenen met beginnende mentale klachten. Het is een belangrijke aanvulling
op bestaande voorzieningen gericht op het voorkomen van mentale problemen.
Nog voor de zomer 2025 bied ik uw Kamer ook de Werkagenda Mentale gezondheid en GGZ
(werktitel) aan die onder meer zal ingaan op het versterken van de mentale veerkracht
van jongeren.
Ook vanuit het onderwijs wordt ingezet op het versterken van de mentale veerkracht
en weerbaarheid van jeugdigen. Zo wordt op diverse scholen, ondersteund door VWS,
vanuit de Gezonde School-aanpak en Welbevinden op School integraal gewerkt aan de
(mentale) gezondheid en leefstijl van kinderen en jongeren in het po, vo en mbo, en
worden mbo-, hbo- en wo-instellingen met het programma STIJN door het Ministerie van
OCW ondersteund om het welzijn van studenten te verbeteren. Hiernaast wordt vanuit
het vo-onderwijs ook specifiek ingezet op het verminderen van prestatiedruk door inzet
op vermindering van toetsdruk.
Vraag 5
Hoe reageert u op het feit dat twee op de drie jongeren nog altijd negatieve gevolgen
ervaart van de coronacrisis?
Antwoord 5
Zoals benoemd in vraag 4 zijn veel factoren van invloed op de mentale gezondheid van
jongeren. Ook de coronaperiode heeft een grote impact gehad op de mentale gezondheid
van tieners en jongvolwassenen.
Uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2024 (16–25 jaar) blijkt dat 30% van de
jongvolwassenen nog steeds negatieve gevolgen van de coronaperiode ervaart op het
gebied van mentale gezondheid. Jongvolwassenen ervaren hiernaast ook negatieve gevolgen
op bijvoorbeeld het terrein van studievoortgang (26%) en de eigen ontwikkeling (26%).
Vraag 6
Hoe verhoudt dit feit zich tot de ingeboekte bezuiniging op pandemische paraatheid?
Vergroot deze niet de kans dat er bij een nieuwe pandemie weer ingrijpende maatregelen
moeten worden genomen die de mentale gezondheid van jongeren schaden? Hoe kijkt u
in dat licht als bewindspersoon die verantwoordelijk is voor de mentale gezondheid
van jongeren naar deze bezuiniging?
Antwoord 6
De investeringen van het programma pandemische paraatheid zijn gericht zich op het
versterken van het stelsel van de infectieziektebestrijding. De investeringen zijn
dus niet gericht op de weerbaarheid van jongeren. Wel geldt dat we er met deze investeringen
alles aan doen bij een volgende pandemie de impact zo beperkt mogelijk te kunnen houden.
In het hoofdlijnenakkoord zijn opbouwende bezuinigingen op pandemische paraatheid
opgenomen. Voor 2025 heeft de Minister van VWS de impact daarvan geminimaliseerd door
de activiteiten die al gestart waren voort te zetten, enkel de start van nieuwe activiteiten
is on hold gezet. Er wordt dus nog steeds hard gewerkt aan pandemische paraatheid
en de Minister van VWS is voornemens dat te blijven doen in het kader van weerbaarheid.
Tegelijkertijd beseffen wij ons ook dat we in een tijd leven waar we worden geconfronteerd
met allerlei dreigingen die ook de zorg kunnen raken. Denk aan dreiging van conflict,
natuurrampen of pandemieën. Het kabinet vindt het belangrijk dat we voor alle typen
crises paraat en weerbaar zijn. Het kabinetsbrede weerbaarheidsbeleid, waar de Tweede
Kamer 6 december jl. over is geïnformeerd, wordt in de komende maanden verder uitgewerkt
onder regie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)
en het Ministerie van Defensie. In dit traject zal ook de weerbaarheidsopgave van
het Ministerie van VWS nader worden geconcretiseerd. Daar is tijd voor nodig. Ik verwacht
medio 2025 meer duidelijkheid te kunnen geven over de middelen voor 2026 en verder.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.