Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Campen, Meulenkamp, Bromet, Holman, Boomsma en Podt over gesprekken met de Deutsche Umwelthilfe en Agora Agrar gedurende het werkbezoek aan Berlijn van 15 tot en met 18 januari 2025
Vragen van de leden Van Campen, Meulenkamp (beiden VVD), Bromet (GroenLinks-PvdA), Holman, Boomsma (beiden Nieuw Sociaal Contract) en Podt (D66) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over gesprekken met de Deutsche Umwelthilfe en Agora Agrar gedurende het werkbezoek aan Berlijn van 15 tot en met 18 januari 2025 (ingezonden 17 januari 2025).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
3 maart 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met de Duitse «Stoffstrombilanzverordnung», die regelt hoe landbouwbedrijven
moeten omgaan met nutriënten en hoe operationele «Stoffstrombilanzen» moeten worden
opgesteld?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Ziet u de overeenkomst met de Nederlandse discussie over doelsturing of het uitwerken
van een afrekenbare stoffenbalans om emissiedoelen te realiseren, en bent u bereid
om deze verordening te betrekken bij de uitwerking van uw voorstellen? Zo ja, hoe
gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Er zijn overeenkomsten met de Nederlandse inzet om over te kunnen gaan naar een systematiek
van doelsturing, met name de uitwerking van een afrekenbare stoffenbalans.
Duitse agrarische bedrijven moeten jaarlijks een balans opstellen over de nutriëntenaanvoer
van stikstof en fosfor op hun bedrijf door onder andere meststoffen, diervoeders en
de nutriëntenafvoer via met name plantaardige en dierlijke producten, dierlijke mest
en diervoeder. Ook in Nederland zijn veel van deze gegevens van agrariërs bekend bij
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). En er zijn in Nederland private initiatieven
zoals de Kringloopwijzer vanuit de zuivelsector en het bedrijfsbodemwaterplan van
LTO, waarin ook veel informatie wordt verzameld over aan- en afvoerstromen van nutriënten
op het agrarisch bedrijf.
Op dit moment wordt onderzocht of en op welke wijze in Nederland een afrekenbare stoffenbalans
kan worden opgesteld. Gezien de overeenkomsten is het goed om de ervaringen die in
Duitsland worden opgedaan met de «Stoffstrombilanzen» te betrekken bij de ontwikkeling
van de stoffenbalans in Nederland.
Vraag 3
Wat is uw reflectie op een analyse van deze verordening? Waar ziet u overeenkomsten
met de Nederlandse ambitie om te komen tot emissiereductie en waar ziet u verschillen?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven ligt de overeenkomst tussen de «Stoffstrombilanzen»
en de te ontwikkelen Nederlandse afrekenbare stoffenbalans in de verplichting voor
de agrariërs om de aan- en afvoer van nutriëntenstromen te leveren en daar jaarlijks
een balans voor op te stellen. In Duitsland zijn agrariërs reeds verplicht deze balans
op te stellenen is voorgesteld, maar nog niet ingevoerd, dat agrariërs op basis van
een driejarig gemiddelde van de stoffenbalans het resultaat beoordelen en maatregelen
nemen.
In Nederland wordt een afrekenbare stoffenbalans ontwikkeld, waarbij het doel is dat
de stoffenbalans kan worden ingezet voor afrekenbare doelsturing voor de onderwerpen
stikstof, broeikasgassen, nitraat en fosfaat. We kunnen van Duitsland leren van de
wijze waarop zij de registratie van gegevens en de beoordeling daarvan organiseren
en van de ervaringen die zij opdoen met dit instrument.
Vraag 4
Bent u ermee bekend dat de Duitse overheid al lang spreekt met de Europese Commissie
over deze vorm van emissiereductie? Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Duitse
autoriteiten hierover en de Kamer over het resultaat te informeren? Indien nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Ik ben ervan op de hoogte dat de Duitse overheid met de Europese Commissie (EC) spreekt
over de wijze waarop zij de waterkwaliteit verbeteren. Ik ben niet exact op de hoogte
van de inhoud van de gesprekken die de Duitse overheid voert met de EC, maar mogelijk
zal het systeem van inzameling van gegevens over nutriëntenstromen zijn besproken,
naast de andere maatregelen die Duitsland heeft genomen om de waterkwaliteit te verbeteren
zoals het aanwijzen van de met nutriënten verontreinigde gebieden (de zogenoemde «Rote
Gebiete»).
Ik ben bereid hierover in gesprek te gaan met de Duitse overheid. Indien dit tot aanvullende
inzichten leidt, zal ik u hierover informeren.
Vraag 5
Deelt u de mening dat we kostbare middelen en tijd kunnen besparen door ons voordeel
te doen met de Duitse verordening voor emissiereductie in Nederland in plaats van
dat we hier het wiel opnieuw gaan uitvinden?
Antwoord 5
Ik deel uw mening dat het goed is te leren van de wederzijdse ervaringen met vergelijkbare
systemen voor een stoffenbalans in Nederland en Duitsland. Uitwisseling van ervaringen
met stoffenbalansen is daarom zeer nuttig.
Vraag 6
Wilt u de beantwoording van deze vragen betrekken bij de toegezegde januaribrief waarin
u concreter ingaat op de uitwerking van uw stikstofbeleid, emissiereductie en doelsturing?
Antwoord 6
De antwoorden in de vragen 1 tot en met 5 sluiten aan bij de inhoud van de aan uw
Kamer verstuurde contourenbrief bedrijfsspecifieke emissienormen stikstof en broeikasgassen1, voor zover het de ontwikkeling van de afrekenbare stoffenbalans betreft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.