Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Krul over het bericht 'Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens'
Vragen van het lid Krul (CDA) aan Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens» (ingezonden 21 januari 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 21 februari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1259.
Vraag 1
Kent u het bericht «Als er niet meer geld komt, verdwijnen onze molens»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat de vereniging De Hollandsche Molen de noodklok luidt?
Antwoord 2
Molens zijn onlosmakelijk verbonden met onze Nederlandse identiteit en een prachtig
voorbeeld van erfgoed dat veel Nederlanders aanspreekt. De instandhouding hiervan
is in het belang van ons allemaal. Vereniging De Hollandsche Molen speelt hierbij
als koepelorganisatie voor de molens een belangrijke rol. Ik neem daarom graag kennis
van hun observaties.
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van de inventarisatie van de vereniging De Hollandsche Molen
over het extra geld dat volgens hen nodig is en wat vindt u hiervan?
Antwoord 3
Ja. Zoals ik in mijn brief over de uitkomsten van de Verkenning financiering monumentenzorg
van 20 juni 2024 heb aangegeven is er grote druk op de middelen voor regulier onderhoud
in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) en de restauratieregelingen
van de provincies.2 Dit merken ook de moleneigenaren.
Op 21 november 2023 is een wijziging van de Sim gepubliceerd waarin het maximumbedrag
aan subsidiabele kosten voor molens op basis van loon- en prijsontwikkelingen is verhoogd
van € 10.000 naar ongeveer € 12.000 per jaar. Om zoveel mogelijk eigenaren subsidie
te kunnen verstrekken is daarnaast het subsidiepercentage in de Sim verlaagd van 60%
naar 50% voor eigenaren van gebouwde en groene rijksmonumenten. Omdat het subsidiepercentage
voor molens is gekoppeld aan het absolute maximumbedrag van € 12.000 leidt deze verlaging
voor molens tot een relatief grotere daling van het maximale subsidiebedrag dan bij
de andere categorieën rijksmonumenten waar de subsidiabele kosten worden bepaald op
basis van een percentage van de herbouwwaarde van maximaal 0,5 procent per jaar. De
herbouwwaarde ontwikkelt zich immers mee met het niveau van lonen en prijzen.
Reden om de subsidie aan moleneigenaren op andere wijze te bepalen, is dat 0,5 procent
herbouwwaarde te weinig zou zijn om molens te kunnen onderhouden vanwege de snellere
slijtage van bewegende delen. Deze gehanteerde methodiek brengt ook mee dat voor geen
enkele andere monumentencategorie in de Sim de zekerheid op subsidie zo groot is als
bij molens. Uit de gegevens van de RCE blijkt dat nagenoeg alle eigenaren van de 1.148
rijksmonumentale molens afgelopen jaren Sim-subsidie hebben ontvangen.
Wat betreft de opgave voor groot onderhoud en restauratie is vorig jaar als onderdeel
van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg de restauratieopgave
voor niet-woonhuisrijksmonumenten in beeld gebracht.3 Uit dit onderzoek volgt dat er om de restauratieachterstand terug te brengen naar
de doelstelling van maximaal 10 procent rijksmonumenten in matige of slechte onderhoudsstaat
er € 1,22 miljard nodig is. Uit het onderzoek komt naar voren dat ook rijksmonumentale
molens een substantieel onderdeel uitmaken van deze opgave.
Ik heb toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de verdere stappen die
ik wil zetten met betrekking tot de financieringsproblematiek van (grote) monumenten.
Daarbinnen heeft ook de problematiek van de molens mijn aandacht.
Vraag 4 en 5
Is bekend hoeveel van de 1.200 molens in Nederland inmiddels een zogenaamde «grote
renovatie» nodig heeft?
Is bekend of het aantal molens dat een grote renovatie nodig heeft de afgelopen 5
jaar is gestegen?
Antwoord 4 en 5
Vereniging De Hollandsche Molen geeft aan dat molens eens in de 10–15 jaar groot onderhoud
nodig hebben. De restauratiecyclus bedraagt gemiddeld één keer per 30 jaar. Deze cycli
zijn voor molens korter dan bij andere rijksmonumenten, omdat er sneller slijtage
plaatsvindt door bewegende onderdelen. Elk jaar hebben er dus zo’n 80 tot 120 molens
groot onderhoud of restauratie nodig. Volgens De Hollandsche Molen blijft dat aantal
over de jaren heen stabiel.
Vraag 6
Wat kunt u betekenen voor alle vrijwilligers die helpen bij het in stand houden van
molens?
Antwoord 6
Een belangrijk onderdeel van de instandhoudingsopgave van molens is het inwerking
houden van de molen. Daarvoor is van belang dat vrijwilligers een opleiding kunnen
volgen tot molenaar. De overheid ondersteunt het Gilde van Molenaars dan ook financieel
en geeft subsidie voor de opleidingen en het examineren van de molenaars. Het is positief
te constateren dat de interesse voor het molenaarsambacht in de lift zit. Op 1 februari
jl. heeft een recordaantal van 110 nieuwe molenaars hun getuigschrift in ontvangst
mogen nemen.
Daarnaast heeft Nederland in januari 2024 het Verdrag van Faro ondertekend. Kern van
het verdrag is de maatschappelijke, verbindende waarde van cultureel erfgoed.
Als onderdeel van de concrete invulling van dit verdrag ondersteun ik de inzet van
erfgoedparticipatiecoaches. Zij bieden coaching rondom verschillende knelpunten die
erfgoedvrijwilligers, vrijwillige besturen of burgerinitiatieven ervaren. Hier kunnen
ook vrijwilligers die helpen molens in stand te houden gebruik van maken. Deze coaches
werken vanuit de twaalf provinciale erfgoedhuizen.
Vraag 7
Zijn er afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over het verstrekken van aanvullende
subsidies om molens te onderhouden en hierdoor te behouden?
Antwoord 7
Ja. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 verloopt de verdeling
van de restauratiesubsidies voor niet-woonhuisrijksmonumenten, waaronder molens, via
de provincies. OCW heeft hiervoor structureel € 20 miljoen in het Provinciefonds gestort.
De afspraak die met de provincies is gemaakt, is dat zij dit bedrag matchen. Provincies
bepalen zelf op basis van welke criteria zij de middelen verdelen en welke percentages
ze hierbij hanteren.
Vraag 8 en 9
Herkent u het probleem dat molens ook bedreigd worden omdat oprukkende bebouwing en
hoge bomen steeds meer wind wegnemen?
Denkt u dat dit probleem voldoende bekend is bij gemeenten en provincies? Zo nee,
kunt u dit onder de aandacht brengen van gemeenten en provincies?
Antwoord 8 en 9
Ja, deze problematiek herken ik. Ook gemeenten, provincies en waterschappen zijn hiermee
bekend. Gemeenten hebben de opdracht om in het omgevingsplan rekening te houden met
het cultureel erfgoed in hun gemeente en daarmee ook met de windvang en watertoevoer
van de molen (de molenbiotoop). Sommige provincies hebben regels voor de molenbiotoop
in hun provinciale verordening opgenomen. De RCE heeft in samenwerking met het erfgoedveld
voorbeeldregels over het functioneren van de molen (draaien en malen) beschikbaar
voor gemeenten.4 De RCE brengt het onderwerp ook geregeld bij gemeenten, provincies en waterschappen
onder de aandacht. In de belangenafweging kunnen gemeenten en provincies anders besluiten.
Via IPO en VNG zal ik deze problematiek nogmaals onder de aandacht brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.