Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tielen en Bevers over het bericht ‘Zorg Spoedeisende hulp loopt vast door ouderen, maar terug naar huis is vaak ook geen optie’
Vragen van de leden Tielen en Bevers (beiden VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Zorg Spoedeisende hulp loopt vast door ouderen, maar terug naar huis is vaak ook geen optie» (ingezonden 7 januari 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en van Staatssecretaris
Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 20 februari 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zorg Spoedeisende hulp loopt vast door ouderen, maar
terug naar huis is vaak ook geen optie»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre verwacht u dat de nu al stijgende aantallen patiënten die noodgedwongen
in een ziekenhuis moeten overnachten, verder zullen stijgen, met het oog op de dubbele
vergrijzing2? Kunt u dat met cijfers aangeven?
Antwoord 2
De meest recente NZa monitor acute zorg3 laat zien dat het aantal bezoeken aan de acute zorg door 75+»ers daalt. Daar waar
in 2017 en 2018 het aantal patiënten van 75+ dat in de avond, nacht of het weekend
huisartsenzorg nodig had nog boven de 400 per 1.000 inwoners lag is dat cijfer in
de jaren erna gedaald naar in 2021 ruim onder de 400 per 1.000 inwoners. Ook is het
aantal SEH-bezoeken per 1.000 65+»ers in 2022 lager dan in 2017. We zien dus dat de
groep ouderen in de samenleving groeit maar het aantal bezoeken aan de acute zorg
niet evenredig meegroeit.
Nadat de financiering van de verzorgingshuizen is gestopt per 2013/2014 is het ELV
(eerstelijnsverblijf) de plek geworden waar (veelal) ouderen tijdelijk opgenomen kunnen
worden voordat ze weer naar huis gaan. Het ELV, en andere kortdurende zorg bedden,
kunnen we op dit moment niet voldoende inzetten om te zorgen dat ouderen niet noodgedwongen
in het ziekenhuis moeten blijven. Het liefste zou ik willen dat ze niet op de SEH
terecht komen. Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat toegang tot intramurale zorg de
kans op een ziekenhuisopname binnen één jaar met negen procentpunt verlaagt.4 Dit wijst mogelijk op positieve gezondheidseffecten van de verpleeghuiszorg, maar
het is ook mogelijk dat een deel van de ziekenhuiszorg wordt overgenomen door de zorginstelling.
Om dit in kaart te brengen heb ik in het regeerprogramma opgenomen dat er een nadere
doorrekening zal plaatsvinden naar de mogelijke terugkeer van de verzorgingshuizen.
Om de huidige druk op de zorg na een bezoek aan de acute zorg door een kwetsbare ouderen
nu al te ontlasten zetten we hier met o.a. bestaande afspraken in het IZA en mogelijk
aanvullende afspraken beleid op in.
Vraag 3
Hoe staan deze cijfers in verhouding tot de afspraken gemaakt in het Integraal Zorgakkoord
(IZA)? Wat is de verwachting van de impact van het IZA op de in het artikel genoemde
problemen, zowel in kwaliteit als in cijfers?
Antwoord 3
We vinden het belangrijk dat, in lijn met IZA, onnodige SEH/ziekenhuisopnames voorkomen worden. De in het IZA afgesproken versterking van de eerstelijnszorg
en zorgcoördinatie moeten hieraan bijdragen. Binnen zorgcoördinatie kijken triagisten
met een brede blik naar een zorgvraag, zodat zij zorg kunnen inzetten die het best
aansluit bij de persoonlijke context van de patiënt. Daarnaast is het van belang dat
er goede alternatieven zoals kortdurend verblijf beschikbaar zijn.
We werken samen met partijen aan het versterken van de eerstelijnszorg om gelijkwaardigere
toegang van zorg dichtbij te realiseren. Hierbij werken we aan het inrichten van hechte
wijkverbanden waarin de belangrijkste zorgverleners in de wijk nauw met elkaar samenwerken.
De samenwerking in de wijkverpleging is hier een belangrijk aandachtspunt.
Ook ondersteunen we de zorgverleners in de wijk door ze op regionaal niveau taken
uit handen te nemen bijvoorbeeld met administratieve en ICT ondersteuning.
Daarnaast ondersteunen we de beweging die regio’s maken naar zorgcoördinatie. Hierbij
werken onder andere huisartsenposten, de ambulancezorg via de meldkamer 112, de regionale
coördinatiepunten eerstelijnsverblijf en de acute ggz samen om telefonische triage
zo in te richten dat direct de meest geschikte zorg kan worden ingezet. Ook als dit
zorg buiten de SEH is, kan zorgcoördinatie vervolgens door inzicht in actueel beschikbare
zorgcapaciteit en goede samenwerkingsafspraken tussen zorgaanbieders bijdragen aan
het sneller vinden van een locatie waar deze zorg beschikbaar is. Zo kan een patiënt
snel de zorg ontvangen die past bij hun behoefte en wat op dat moment nodig is. We
stimuleren initiatieven binnen de kortdurende zorg zoals de wijkkliniek, een vorm
van tijdelijk verblijf waar samenwerking tussen de 1e en 2e lijn centraal staat, om
zorg te bieden voor patiënten die niet thuis kunnen blijven, maar ook niet in het
ziekenhuis op hun plek zijn. In opdracht van ons werkt het programma Beter Thuis II
van ZonMW aan het ontwikkelen van de kwaliteit van zorg binnen de kortdurende herstelgerichte
zorg. Hierbij is inzicht in effectiviteit van innovaties onderdeel.
Vraag 4
Deelt u de mening dat een ziekenhuisopname voor (kwetsbare) ouderen eigenlijk altijd
risicovol is en dat deze zoveel mogelijk moeten worden voorkomen? Zo ja, op welke
manier wordt dit nu effectief aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, we delen de mening dat een ziekenhuisopname voor (kwetsbare) ouderen vaak risicovol
is. Kwetsbare ouderen verdienen een veilige en fijne plek om te herstellen, zonder
de stress van een ziekenhuisomgeving. Tijdens een ziekenhuisopname lopen zij verhoogde
risico’s op functieverlies, infecties, en verwardheid (delier).
Om onnodige ziekenhuisopnames te voorkomen richten wij ons op het versterken van de
eerstelijnszorg en de uitbreiding en verbetering van kortdurende zorg, zoals een goede
toegang tot eerstelijnsverblijfbedden.
De tarieven voor het eerstelijnsverblijf zijn per 1 januari jongstleden verhoogd,
naar aanleiding van een kostenonderzoek van de NZa. Dit zal het aanbieden van deze
zorg aantrekkelijk maken voor instellingen. De tarieven moeten kostendekkend zijn.
Daarnaast moet de manier waarop dit betaald wordt makkelijker en duidelijker worden.
We gaan de NZa vragen om een experiment uit te voeren naar de beste bekostiging voor
het tijdelijk verblijf in de Zvw.
De aanwijzing hiervoor wordt op korte termijn aan de Kamer voorgelegd. Ook moeten
de afspraken over wie recht heeft op deze zorg duidelijker zijn. We hebben hiervoor
het Zorginstituut om advies gevraagd.
Vraag 5
In hoeverre blijft het voorkomen van deze onnodige ziekenhuisopnames bij ouderen onderdeel
van het aanvullend zorg en welzijnsakkoord? Wordt deze doelstelling ook opgenomen
in het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg waar momenteel aan gewerkt wordt?
Antwoord 5
Het Hoofdlijnenakkoord Ouderzorg (HLO) wordt naar verwachting op korte termijn afgesloten.
Dit akkoord spitst zich voor de periode 2025–2028 toe op de Wet langdurige zorg. De
onderwerpen die in dit akkoord staan kunnen voor de lange termijn, waar wordt ingezet
op een vereenvoudiging van het totale stelsel van zorg en ondersteuning voor ouderen,
bijdragen aan de vermindering van onnodige ziekenhuisopnames.
Daarnaast is in het regeerprogramma opgenomen dat er een nadere doorrekening zal worden
uitgevoerd naar de terugkeer van de verzorgingshuizen. Naar verwachting kan het onderzoek
binnenkort starten en in september 2025 worden afgerond. De terugkeer van verzorgingshuizen
kan een bijdrage leveren aan de invulling van de woon-zorgvraag van ouderen en mogelijk
het beroep op spoedeisende hulp verminderen.
Vraag 6
Wat zijn de te verwachten effecten van de maatregelen aangekondigd in de brief over
de versterking van de eerstelijnszorg5 op het aantal (onnodige) ziekenhuisopnames van ouderen? Kunt u dat met cijfers aangeven?
Antwoord 6
Op basis van eerdere Nederlandse studies en metingen wordt geschat dat ongeveer 20%
van alle SEH-bezoeken bij ouderen vermijdbaar zijn door eerder in te grijpen.6 Het is op voorhand echter niet met cijfers aan te geven welk effect het beter inrichten
van de proactieve zorg thuis precies heeft voor het aantal (onnodige) ziekenhuisopnames
onder ouderen.
De versterking van de eerstelijnszorg focust op verbetering van de toegankelijkheid
en continuïteit van zorg, door een betere samenwerking van verschillende zorgverleners
in hechte wijkverbanden. Deze wijksamenwerking, tussen in ieder geval huisarts, wijkverpleging,
apotheker en sociaal domein, wordt ondersteund door regionale eerstelijns samenwerkingsverbanden.
Deze zorgen voor het ontlasten van de zorgprofessionals door bijvoorbeeld afspraken
te maken over samenwerking met de ziekenhuizen of de GGZ en ook administratieve taken
uit handen te nemen.
Zorg- en hulpverlening in de wijk die beter in samenhang kan worden geboden zorgt
ervoor dat de zorg- en hulpverleners zicht hebben op de kwetsbare mensen in de wijk.
Door zicht te hebben op deze mensen kan vroegtijdig hulp geboden worden wat (onnodige)
ziekenhuisopnames kan voorkomen. In een rapport over acute ouderenzorg is aangetoond
dat de meeste acute zorgvragen ontstaan bij thuiswonende ouderen met een verhoogde
kwetsbaarheid.
Vraag 7
Kunt u een overzicht geven van regionale samenwerkingsafspraken over gezondheidsbevordering
voor ouderen met valrisico zoals opgenomen in het IZA? Wat is de verwachting van de
(kwantitatieve) effecten van deze afspraken? Welke andere preventieafspraken zijn
in regio’s gemaakt?
Antwoord 7
In het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) hebben het Ministerie van VWS, zorgverzekeraars
en gemeenten de volgende afspraken gemaakt over de te behalen landelijke resultaten
voor valpreventie:
1) Het risico op vallen bij ouderen wordt vroegtijdig gesignaleerd in zowel zorgdomein
als gemeentelijk domein en wordt ondersteund door laagdrempelige toegang tot valpreventief
aanbod. Hierbij is de doelstelling geformuleerd dat 14% van de ouderen een valrisico-inschatting
krijgen en 3% van de ouderen met verhoogd valrisico een beweeginterventie doet.
2) Jaarlijks komen er minder méér ouderen (65+) op de spoedeisende hulp naar aanleiding
van een val.
Regio’s maken zelf plannen hoe ze deze resultaten gaan behalen en volgen hierin de
ketenaanpak valpreventie. Voor een effectieve aanpak is goede samenwerking tussen
medisch en sociaal domein essentieel. In de eerste fase van deze samenwerking, waarin
veel regio’s nog zitten, wordt vooral tijd besteed aan het vormgeven van deze afspraken
en dus het inrichten van de ketenaanpak. Jaarlijks monitort het RIVM de voortgang,
zowel op het samenwerkingsproces als op de uiteindelijk te bereiken doelen. Afgelopen
december heeft het RIVM de resultaten van de monitor Valpreventie (over de periode
2023 en eerste half jaar 2024) gepubliceerd op haar website. Hieruit blijkt dat in
elk geval 82% van de gemeenten is gestart met de inrichting van de (keten)aanpak.
Bijna al deze gemeenten gaven aan samen te werken met tenminste fysiotherapeuten (96%)
en buurtsportcoaches (83%). Van de zorgverzekeraars geeft de helft aan samenwerkingsafspraken
te hebben gemaakt met gemeenten.
Het RIVM brengt ook per regio afzonderlijk in beeld wat voortgang is op de implementatie
en uitvoering van de ketenaanpak Valpreventie (Monitor Valpreventie | Regiobeeld).
In het IZA en GALA zijn diverse afspraken gemaakt over de inzet van met name gemeenten
en zorgverzekeraars op gezondheidsbevordering en preventie. Het is in principe aan
deze partijen om de landelijke afspraken regionaal en lokaal concreet vorm te geven.
In december 2024 is een eerste voortgangsrapportage van het RIVM over de voortgang
op de afspraken uit het GALA naar uw Kamer gezonden. Dit geeft een eerste beeld van
de inzet van partijen op gezondheidsbevordering en preventie.
Vraag 8
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de IZA-doelstelling dat in 2025 20% minder
ouderen met een kwetsbare gezondheid onnodig opgenomen worden op de spoedeisende hulp
(SEH)? Deelt u de mening dat het bericht over de spoedeisende hulp laat zien dat deze
doelstelling nog wel heel ver weg lijkt?
Antwoord 8
Het IZA wordt gemonitord via verschillende routes. Een van die monitors gaat over
de uitkomsten voor verschillende doelgroepen, waarvan een van de doelgroepen kwetsbare
ouderen betreft. Deze informatie wordt op regiokantoor niveau ontsloten op www.regiobeeld.nl. Na de 1-meting van de monitor die einde voorjaar 2025 is voorzien, kunnen we uw
Kamer informeren over de stand van zaken op de uitkomsten van de monitor.
Vraag 9
In hoeverre worden patiënten met meerdere aandoeningen (multimorbide) meegenomen in
de akkoorden? Wat voor effect heeft het «nogmaals onder de aandacht van de relevantie
IZA-partijen brengen van de noodzaak voor goede organisatie rond de multimorbide patiënt'
gehad, zoals u antwoordde op eerdere vragen van het lid Tielen7?
Antwoord 9
Het IZA is een integraal akkoord voor alle patiëntgroepen, zo ook patiënten met meerdere
aandoeningen en alle ouderen. Daarbij vinden we het voor alle patiënten belangrijk
dat de urgentie leidend is.
Het is belangrijk dat deze patiënten goed geholpen worden en kwalitatief goede zorg
ontvangen. Het beleid dat is ingezet, onder andere in het kader van passende zorg,
draagt hier aan bij. We vinden het daarom belangrijk dat binnen en tussen de ziekenhuizen
en zorgaanbieders meer wordt samengewerkt. Met de afspraken in het IZA zijn de eerste
stappen gezet voor de benodigde transitie naar meer samenwerking, netwerkzorg en meer
digitale en hybride zorg. Daarbij vinden we het voor alle patiënten belangrijk dat
de urgentie leidend is.
Vraag 10
Hoeveel initiatieven zijn gericht op het vinden van de juiste plek voor een patiënt
zodat deze niet hoeft te worden opgenomen, zoals Het Regionaal Transferpunt Salland,
het Zorgplein-Gooi en het Centraal Aanmeldpunt Verplaatsingen in Zeeland? Wat doet
u om ervoor te zorgen dat er in het hele land (meer) gebruik wordt gemaakt van al
bestaande samenwerkingen?
Antwoord 10
Er is een landelijk dekkend netwerk van regionale coördinatiefuncties eerstelijnsverblijf
(ELV) ingericht om zorgverleners te helpen bij het vinden van een geschikt en beschikbaar
eerstelijnsverblijfbed. Deze al bestaande ELV-coördinatiefuncties vormen een belangrijk
deel van de basis van het onderdeel inzicht in capaciteit binnen de implementatie
en doorontwikkeling van zorgcoördinatie die momenteel in alle regio’s plaatsvindt.
Binnen de plannen voor zorgcoördinatie wordt de samenwerking tussen ELV-coördinatiefuncties
onderling en met andere zorgpartijen verder uitgebreid, zodat zorgverleners op één
punt terecht kunnen voor het vinden van een geschikte plek of extramurale zorgverlener
voor hun patiënt.
Vraag 11
Wat doen zorginstellingen en organisaties momenteel om te leren van bestaande initiatieven
gericht op samenwerking binnen en buiten het ziekenhuis, zoals de Intensieve Samenwerking
Afdeling van het Jeroen Bosch Ziekenhuis, het GEM-team in het Tergooi MC, de Herstelkliniek
van Pantein en Spaarnelabs? Is dat wat u betreft voldoende? Zo ja, hoe is dat te zien
in de voortgang op IZA-doelstellingen? Zo nee, hoe zorgt u ervoor dat zorginstellingen
meer gebruik maken van elkaars ervaringen?
Antwoord 11
Het hele IZA is gericht op bevordering van samenwerking, in de regio en in netwerken.
In iedere zorgkantoorregio wordt of is een overlegtafel ingericht voor het bevorderen
van de regionale samenwerking. Ook de ROAZ-regio’s voeren overleg om samen de toegankelijkheid
van zorg te verbeteren. Deze samenwerking wordt bevorderd door het maken van regio-
en ROAZ-beelden en regio- en ROAZ-plannen. Door als ketenpartners samen de uitdagingen
te formuleringen en de voorstellen om daar mee om te gaan en te komen tot transformatieplannen
wordt de samenwerking bevorderd. Voor dergelijke plannen zijn middelen beschikbaar
gesteld. Door informatie over goedgekeurde transformatieplannen en goede praktijkvoorbeelden
te delen op www.dejuistezorgopdejuisteplek.nl stimuleren we dat zorgaanbieders en regio’s leren van elkaar.
Vraag 12
Bent u bereid om zelf meer daadkracht te tonen jegens alle zorginstellingen om te
voorkomen dat overal opnieuw geprobeerd wordt het wiel uit te vinden en er meer arbeidskracht
wordt besteed aan praten en overleggen dan aan effectieve uitvoering? Zo ja, op welke
termijn is daar effect van te verwachten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
We vinden het belangrijk dat succesvolle initiatieven worden opgeschaald, waarbij
het uiteraard van belang is om rekening te houden met de lokale context. Daarom heb
ik, Minister van VWS, onder andere een leidraad Vakmanschap en werkplezier in ontwikkeling
die zorginstellingen concrete handvatten en inspirerende voorbeelden biedt om hiermee
mee aan de slag te gaan. Zoals ik uw Kamer eerder heb toegezegd, zal ik na het verschijnen
van het AZWA een zorgtop organiseren. Daar wil ik podium bieden aan effectieve initiatieven
die een succesvolle bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van het arbeidsmarkttekort.
We moedigen alle zorginstellingen aan om hier hun voordeel mee te doen en optimaal
gebruik te maken van de vele veelbelovende initiatieven die er al zijn. Dit geldt
ook voor instellingen in het kader van zorg en ondersteuning voor ouderen. Daarnaast
is binnen de ouderzorg ondersteuning mogelijk van individuele instellingen bij de
verbetering van bedrijfsvoering via het Waardigheid en Trots initiatief. Meer dan
100 zorgbieders maken daar momenteel al gebruik van.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.