Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diederik van Dijk over het bericht ‘Eén man, 25 baby’s:‘schijnkinderen’zijn een nieuwe manier om verblijfspapieren te krijgen’
Vragen van het lid Diederik van Dijk (SGP) aan de Ministers van Asiel en Migratie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Eén man, 25 baby’s: «schijnkinderen» zijn een nieuwe manier om verblijfspapieren te krijgen» (ingezonden 13 december 2024).
Antwoord van Minister Faber-van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 17 februari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1097.
Vraag 1 en 2
Hebt u kennisgenomen van het artikel in NRC «Eén man, 25 baby’s: «schijnkinderen»
zijn een nieuwe manier om verblijfspapieren te krijgen» van 11 december jl.?1
Hoe reageert u op de in dit artikel genoemde fraudesignalen van schijnouders die tegen
betaling zich laten registreren als ouder van een buitenlands kind om zo verblijfspapieren
te verkrijgen?
Antwoord 1 en 2
Ik ben bekend met het artikel en uiteraard vind ik de signalen zorgelijk.
Vraag 3
Deelt u de mening dat dit frauduleus is en met oog op de gevolgen voor kinderen buitengewoon
onwenselijk?
Antwoord 3
Ja. Een kind heeft belang bij ouders die een daadwerkelijke ouderrol willen vervullen.
Bij een schijnerkenning is de erkenner enkel juridisch ouder van het kind geworden,
zonder de intentie om een rol te spelen in het leven van het kind. Deze ouder zal
naar verwachting dan ook niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen jegens het
kind die hierbij horen, zoals de onderhoudsplicht (artikel 1:395a en 404 van het Burgerlijk
Wetboek, hierna: BW) en het kind heeft in de praktijk vermoedelijk niets van deze
ouder te verwachten. Daarbij kan een kind maximaal twee juridische ouders hebben.
Zoals in het artikel al wordt genoemd staat een schijnerkenning dan ook juridisch
ouderschap in de weg voor iemand die wel daadwerkelijk een vaderrol wil vervullen
voor het kind. Om al deze redenen is een schijnerkenning onwenselijk voor het kind.
Daar komt bij dat als er sprake is van een schijnerkenning er ook sprake is van valsheid
in geschrifte, en daarmee van een frauduleuze handeling die enkel gericht is op het
verkrijgen van een verblijfsrecht. Het is ook vanuit dat oogpunt onwenselijk dat een
schijnerkenning plaatsvindt.
Vraag 4
Welke mogelijkheden ziet u om deze praktijken aan te pakken?
Antwoord 4
De signalen uit het artikel neem ik serieus. Daarom wordt er op dit moment, in samenwerking
met de IND, het Openbaar Ministerie (OM), de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken
en de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid gewerkt aan een
aanpak voor de problematiek rondom schijnerkenningen bij Chavez-verblijfsaanvragen.
Daar kan ik nog niet op vooruitlopen.
Dat laat onverlet dat er op dit moment reeds de mogelijkheid bestaat voor ambtenaren
van de burgerlijke stand om onderzoek te doen bij een erkenning, dan wel de erkenning
te weigeren, bij vermoedens van fraude (artikel 1:18, tweede en derde lid, en artikel 1:18c,
tweede lid, BW). Daarnaast is het voor het OM mogelijk om vernietiging van een erkenning
te vragen bij de rechter (artikel 1:205, tweede lid, BW), of strafrechtelijk te vervolgen
voor valsheid in geschrifte (artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, hierna: Sr),
het opzettelijk valse gegevens verstrekken (artikel 227a Sr) of fraude (artikel 326
Sr), dan wel mensensmokkel (artikel 197a Sr), in gevallen waar dit aan de orde is.
Vraag 5
Gaat u onmiddellijk actie ondernemen tegen het netwerk van schijnouders dat de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) in beeld heeft?
Antwoord 5
De IND heeft enkele signalen onderzocht en is in overleg met het OM over het doen
van aangifte. Tevens is een zaak met een groot aantal mogelijke schijnerkenningen
door dezelfde erkenner in beeld gebracht met de intentie om aangifte te doen bij de
Koninklijke Marechaussee (KMar) terzake van mogelijke mensensmokkel.
Vraag 6
Wat is gedaan met de vierhonderd signalen over mogelijke fraude met kind-erkenningen
in de achterliggende jaren?
Antwoord 6
Eerdere signalen hebben ertoe geleid dat er met diverse gemeenten, Buitenlandse Zaken,
OM en Politie regelmatig overleg is gevoerd over het handelingsperspectief om schijnerkenningen
tegen te gaan. Dit heeft geleid tot handvatten zoals een indicatorenlijst die door
gemeenten kan worden gebruikt voor het behandelen van aanvragen van de erkenning van
kinderen en het eventueel nader interviewen van de aanvragers. De toename van het
aantal signalen in 2024 heeft ertoe geleid dat deze problematiek thans weer volop
de aandacht heeft en dat er afspraken zijn gemaakt met de KMar en het OM in verband
met het doen van aangiften.
Vraag 7
Bent u bereid het erkennen van een kind om een verblijfsvergunning te ontvangen strafbaar
te stellen, zoals dat ook in België het geval is?
Antwoord 7
België heeft inderdaad enkele jaren geleden een versterkte aanpak opgezet om de problematiek
rondom schijnerkenningen aan te pakken. Op dit moment wordt er gewerkt aan een aanpak
voor de problematiek, zie ook het antwoord op vraag 4. Het Belgische voorbeeld wordt
daarbij ook meegenomen. Ik kan daar nog niet op vooruitlopen.
Vraag 8
Is het mogelijk deze fraude aan te merken als mensensmokkel, zodat strafrechtelijke
vervolging kan plaatsvinden?
Antwoord 8
Strafrechtelijke vervolging kan – afhankelijk van de omstandigheden van het geval –
mogelijk zijn op grond van feiten zoals valsheid in geschrifte (artikel 225 Sr), het
opzettelijk valse gegevens verstrekken (artikel 227a Sr) of fraude (artikel 326 Sr).
Als deze feiten worden gepleegd om een ander behulpzaam te zijn bij de toegang tot
of doorreis door Nederland kan het strafbaar zijn op grond van mensensmokkel (artikel 197a
Sr). De officier van justitie beslist hierover.
Vraag 9
Welke rol speelt de in het artikel genoemde uitspraak van het Hof van Justitie in
2017 hierin? Herkent u het beeld dat hierdoor meer vreemdelingen verblijf krijgen
omdat zij een Nederlands kind erkennen?
Antwoord 9
De uitspraak die in het NRC-artikel wordt aangehaald is het arrest Chavez-Vilchez.2 Op basis van dit arrest kan een ouder die geen Nederlandse of andere EU-nationaliteit
heeft (de zogenoemde derdeland-ouder) van een Nederlands kind een verblijfsdocument
verkrijgen, onder de voorwaarden (i) dat hij of zij de daadwerkelijke zorg over het
Nederlandse kind heeft en (ii) dat het kind zodanig afhankelijk is van die verzorging
dat het kind de EU zou moeten verlaten als zijn ouder hier niet mag blijven. Dat gedwongen
vertrek zou immers in strijd zijn met artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (het Unieburgerschap) op basis waarvan het Nederlandse kind niet
gedwongen mag worden de EU te verlaten.
Volledigheidshalve merk ik op dat het verblijfsrecht in de in het artikel geschetste
situatie niet toekomt aan de erkenner – die heeft immers de Nederlandse nationaliteit –
maar aan de andere ouder van het kind. Voorts is het zo dat niet aan iedere verlening
van een Chavez-verblijfsrecht een erkenning ten grondslag ligt. Een kind kan bijvoorbeeld
ook Nederlands zijn door geboorte uit een Nederlandse ouder. Voor het verlenen van
verblijfsrecht aan de verzorgende derdeland- ouder van een Nederlands kind op grond
van het arrest Chavez-Vilchez is ook niet van belang hoe en wanneer dat kind de Nederlandse
nationaliteit heeft verkregen.
Vraag 10
In hoeverre is het belang van het kind voldoende geborgd in de procedure van erkenning
gelet op deze schijnerkenningen, en wie houdt hier zicht op?
Antwoord 10
In artikel 1:204 BW is een aantal voorwaarden gesteld voor erkenning van een kind.
De belangrijkste waarborg voor de bescherming van het belang van het kind is de wettelijke
voorwaarde dat de geboortemoeder toestemming moet geven voor de erkenning. Aangezien
erkenning levenslange gevolgen heeft voor het kind en in veel gevallen ook gevolgen
heeft voor de uitoefening van het gezag door de ouder, heeft een geboortemoeder er
groot belang bij haar kind enkel te laten erkennen door een persoon die daadwerkelijk
een ouderrol in het leven van het kind zal willen spelen. Daar heeft zij ook een financieel
belang bij, aangezien de tweede ouder ook een onderhoudsbijdrage zal moeten leveren
ten behoeve van het kind. Als er twijfel bestaat over de intentie van de erkenning,
heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de mogelijkheid om het opmaken van de
akte van erkenning te weigeren op grond van strijd met de openbare orde (artikel 1:18c,
tweede lid, BW). De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken heeft in overleg met de
ketenpartners een interne indicatielijst voor schijnerkenningen opgesteld die de ambtenaar
van de burgerlijke stand kan gebruiken om te beoordelen of sprake is van een schijnerkenning
en deze te weigeren. Van een weigering doet de ambtenaar melding bij de IND (artikel 1:18c
derde lid BW). Heeft een erkenning desondanks toch plaatsgevonden, dan kan het OM
de rechter verzoeken een erkenning te vernietigen vanwege strijd met de openbare orde
(artikel 1:205, tweede lid, BW). Hiermee kan het belang van het kind bij de erkenning
worden gewaarborgd. Zoals in antwoord 3 hiervoor is genoemd, is een schijnerkenning
onwenselijk voor het kind. Het is dan ook van belang dat de ambtenaar van de burgerlijke
stand en het openbaar ministerie actief handelen bij (een vermoeden van) schijnerkenningen
op basis van hun wettelijke bevoegdheden.
Vraag 11
Behoeft dit gezien deze schokkende berichten geen aanscherping?
Antwoord 11
De signalen uit het artikel neem ik serieus. Daarom wordt er op dit moment, in samenwerking
met de IND, het OM, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de Ministeries van
Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid gewerkt aan een aanpak voor de problematiek
rondom schijnerkenningen bij Chavez-verblijfsaanvragen. Daarop kan ik nog niet vooruitlopen.
Vraag 12
Bent u bereid het genoemde, vertrouwelijke IND-rapport te delen met de Kamer?
Antwoord 12
Nee, omdat dit IND-rapport de uitwerking van een individuele casus betreft en het
rapport vertrouwelijke persoonsgegevens bevat.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Rajkowski
(VVD), ingezonden 12 december 2024 (vraagnummer 2024Z20930)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.