Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State van het Koninkrijk en Nader rapport
36 695 (R2207) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Ecuador inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Quito, 19 oktober 2023
B/ Nr. 2
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 3 april 2024 en het nader rapport d.d. 11 december 2024, aangeboden
aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 februari 2024, no. 2024000210,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
haar advies inzake het bovenvermelde Verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 3 april 2024, nr. W02.24.00017/II/K, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 2 februari 2024, no. 2024000210, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen
en Douane, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter
overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en
de Republiek Ecuador inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Quito,
19 oktober 2023 (Trb. 2023, 125), met toelichtende nota.
Het verdrag maakt het mogelijk om wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
te verlenen, inclusief het uitwisselen van informatie, tussen de landen van het Koninkrijk
der Nederlanden1 en Ecuador.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert om in de
toelichtende nota meer duidelijkheid te geven over de waarborgen voor de bescherming
van persoonsgegevens en de effectuering daarvan. Zij adviseert om de toelichtende
nota aan te vullen.
1. Uitwisseling persoonsgegevens
Het verdrag eist dat op uitgewisselde persoonsgegevens een beschermingsniveau van
toepassing is dat ten minste gelijk is aan het beschermingsniveau van de wettelijke
en administratieve bepalingen van het land dat de gegevens levert.2 De uitwisseling van persoonsgegevens moet plaatsvinden in overeenstemming met de
wettelijke en administratieve bepalingen van dat land. Verder is de gegevensuitwisseling
onderworpen aan de bepalingen in de bijlage bij het verdrag.3 De bijlage, die integraal onderdeel is van het verdrag, bevat een aantal databeschermingsprincipes
en waarborgen voor de uitwisseling van persoonsgegevens.
2. Waarborgen bescherming persoonsgegevens
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) staat doorgifte van persoonsgegevens
vanuit Europees Nederland aan een derde land toe indien de Europese Commissie een
adequaatheidsbesluit heeft genomen.4 Een dergelijk besluit is niet voor Ecuador genomen. Doorgifte van persoonsgegevens
zonder adequaatheidsbesluit is toegestaan als de verwerkingsverantwoordelijke passende
waarborgen biedt en betrokkenen over afdwingbare rechten en doeltreffende rechtsmiddelen
beschikken.5
De Afdeling constateert dat de opname van gegevensbeschermingsprincipes en waarborgen
in de bijlage van het verdrag inzicht biedt in de wijze waarop de gegevensbescherming
wordt vormgegeven. De toelichtende nota besteedt echter niet afzonderlijk aandacht
aan de in de bijlage opgenomen waarborgen.6 De toelichtende nota maakt niet duidelijk of met deze waarborgen volledig is voldaan
aan de vereisten van de AVG en, waar van toepassing, Richtlijn 2016/680.7 Daarnaast ontbreekt een toelichting op de wijze waarop deze waarborgen in Ecuador
en in het Caribisch deel van het Koninkrijk worden geëffectueerd. De toelichting besteedt
ook geen aandacht aan de vraag in hoeverre betrokkenen aan de bijlage afdwingbare
rechten kunnen ontlenen en over doeltreffende rechtsmiddelen beschikken.
Aan de opmerking van de Afdeling is gevolg gegeven door in paragraaf 2. Gegevensbescherming en onder het kopje Bijlage aan te geven dat persoonsgegevens die door Nederland worden verstrekt op basis van
het verdrag en de in de bijlage opgenomen waarborgen in Ecuador een beschermingsniveau
genieten dat ten minste gelijk is aan dat in Nederland en in de Europese Unie in overeenstemming
met de algemene verordening gegevensbescherming en, waar van toepassing, Richtlijn
2016/680 (omgezet in de Wet tot wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële
en strafvorderlijke gegevens) en dat ten aanzien van de Ecuadoraanse autoriteiten
het verdrag bindend en afdwingbaar is voor betrokkenen via de aldaar geldende wetgeving
(Ley Orgánica de Protección de Datos Personales).
In dit verband wijst de Afdeling erop dat de uitwisseling van persoonsgegevens met
Ecuador voor douaneaangelegenheden en de bescherming van die gegevens ook is geregeld
in een bijlage8 bij de handelsovereenkomst van de Europese Unie en haar lidstaten met Colombia, Peru
en Ecuador.9 De toelichting maakt geen melding van deze handelsovereenkomst en de bijbehorende
bijlage. Daardoor is niet duidelijk hoe de handelsovereenkomst zich verhoudt tot het
verdrag.10
De toelichting geeft verder geen antwoord op de vraag in hoeverre het verdrag meer
mogelijkheden biedt dan deze handelsovereenkomst, bijvoorbeeld om drugssmokkel te
bestrijden.11 Het is evenmin duidelijk hoe de in het verdrag geregelde waarborgen voor gegevensuitwisseling
zich verhouden tot de waarborgen in de bijlage van de handelsovereenkomst.12
Aan de opmerking van de Afdeling is gevolg gegeven door een nieuwe paragraaf 3. Europese Unie toe te voegen waarin de verhouding tussen het verdrag en de handelsovereenkomst aan
de orde komt. Toegelicht wordt dat het onderhavige verdrag niet in de weg staat aan
de verplichtingen die voortvloeien uit de handelsovereenkomst. De handelsovereenkomst
bestrijkt de competenties van de Europese Unie op het gebied van de handel, maar ziet
niet op nationale competenties waar de Nederlandse douane ook voor bevoegd is, zoals
de bestrijding van drugssmokkel.
Tot slot mist de Afdeling in de toelichtende nota aandacht voor het Caribisch deel
van het Koninkrijk. De toelichting beschrijft het in Europees Nederland en in Ecuador
geldende juridische kader voor de bescherming van persoonsgegevens. De toelichting
besteedt echter geen aandacht aan de in het Caribisch deel van het Koninkrijk geldende
wettelijke en administratieve bepalingen voor de bescherming van persoonsgegevens
en de daarvoor relevante internationale regelingen.
Aan de opmerking van de Afdeling is gevolg gegeven door in paragraaf 2. Gegevensbescherming op te nemen dat de Caribische delen van het Koninkrijk niet zijn gebonden aan de
algemene verordening gegevensbescherming en Richtlijn (EU) 2016/680 en een eigen juridisch
kader kennen voor de bescherming van persoonsgegevens waar belanghebbenden zich op
kunnen beroepen.
De Afdeling adviseert de toelichtende nota in het licht van het voorgaande aan te
vullen.
De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
Th.C. de Graaf
Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de toelichtende nota op enkele punten
aan te vullen en te verduidelijken, namelijk:
− In paragraaf 1. Algemeen is een zinsnede toegevoegd dat het Verdrag een belangrijke bijdrage levert aan de
bestrijding van drugssmokkel.
− In paragraaf 5. Koninkrijkspositie (oude paragraaf 4) is de tweede volzin verwijderd.
− In de artikelsgewijze toelichting is onder artikel 2 in de tweede alinea aan de zinsnede
«Daarnaast wordt als gevolg van artikel 2, derde lid, van het Verdrag onder meer rekening
gehouden met bestaande en toekomstige verplichtingen van Nederland [...]» het woord «bestaande» toegevoegd.
− In de artikelsgewijze toelichting is onder artikel 6 en 7 aangevuld dat het de intentie
is om nadere afspraken te maken over het verstrekken van informatie tussen de douaneadministraties.
− In de artikelsgewijze toelichting is onder artikel 14 verduidelijkt dat de aangezochte
partij een verzoek tot bijstand kan doen wegens specifieke kennis van de andere partij.
Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen
door te voeren.
Ik verzoek U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, mij te machtigen gevolg
te geven aan mijn voornemen het Verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota
ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en Sint
Maarten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.