Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dassen over het bericht “Rendement innovatie defensie erg groot: ‘magnetron, mobieltje en ducttape met dank aan leger" en het daaraan gerelateerde onderzoek ‘The economic returns on defense R&D’
Vragen van het lid Dassen (Volt) aan de Minister en Staatssecretaris van Defensie over het bericht «Rendement innovatie defensie erg groot: «magnetron, mobieltje en ducttape met dank aan leger» en het daaraan gerelateerde onderzoek «The economic returns on defense R&D»» (ingezonden 16 januari 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Defensie) en van Staatssecretaris Tuinman (Defensie)
(ontvangen 6 februari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het Telegraaf-artikel «Rendement innovatie defensie erg groot: «magnetron,
mobieltje en ducttape met dank aan leger»»1 en het gerelateerde onderzoek van RaboResearch?
Antwoord 1
Ja, wij zijn bekend met zowel het artikel als het onderzoek van RaboResearch.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie uit het onderzoek van RaboResearch dat iedere geïnvesteerde
euro in kennis en innovatie in de defensiesector een rendement van grofweg tussen
de 8,10 euro en 9,40 euro oplevert? Bent u bereid hieraan concrete acties te verbinden?
Zo ja, welke?
Antwoord 2
Het belang van kennis en innovatie (research & development (R&D)) voor een toekomstbestendige Defensieorganisatie en breder voor de welvaart van Nederland
wordt onderkend. Onze Nederlandse krijgsmacht moet altijd een minimale voorsprong
behouden op onze tegenstanders, op elk moment, op elke plek en voor iedere missie,
om het gevecht te kunnen winnen. Daarom moeten we bij Defensie continu kennis opbouwen,
leren en innoveren. De onderzoeks- en innovatiekracht van Nederland kan onze krijgsmacht
en industrie versterken en daarmee actief en effectief bijdragen aan afschrikking
en strategische autonomie. Sinds de Defensienota 2022 zijn er dan ook, jaarlijks,
toenemende middelen beschikbaar gesteld om ons innovatief vermogen te vergroten.
Met de Defensienota 2022 zijn de middelen die vanuit Defensie beschikbaar worden gesteld
voor kennis en innovatie fors toegenomen.2 Hiermee zijn diverse activiteiten gefinancierd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het
versterken van onze strategische kennispartners TNO, NLR en Marin (TO2), de verbreding
van onze samenwerking met nieuwe (inter)nationale kennispartners, het additionele
budget voor technologieontwikkeling met industriepartners, de borging van innovatiecentra
over de gehele Defensieorganisatie en het budget om te experimenteren met o.a. dual-use technologieën.3 Met deze middelen zijn al verschillende resultaten behaald en speelt innovatie een
belangrijke rol in materieelprojecten.4
Met de Defensienota 2024 is er wederom extra geoormerkt budget beschikbaar gesteld
voor R&D en de opschaling naar industriële kansen. In 2024 zijn vijf NLD gebieden geselecteerd
waar Nederland een sterke kennis- en/of industriepositie in heeft en die van belang
zijn voor de toekomst van de krijgsmacht: slimme materialen, intelligente systemen,
quantum, ruimtevaart en sensoren. De nieuwe R&D- en industriemiddelen worden primair
hierop gericht. Dit zijn gebieden met toepassingsmogelijkheden in zowel het civiele-
als het militaire domein. In lijn met het RaboResearch onderzoek, is het mogelijk
dat er op deze gebieden spill-over winst ontstaat vanuit Defensie R&D voor civiel of andersom. Op deze gebieden is ook een koppeling te maken naar de Nationale
Technologie Strategie (NTS) en wordt met het Ministerie van Economische Zaken (EZ)
en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gekeken naar de mogelijkheden
om samen op te trekken om multipliers te creëren. Samen met EZ en OCW werken we ook aan het bouwen van verschillende landelijke
en regionale ecosystemen waarin er onderzoek wordt gefaciliteerd in zowel het civiele-
als het militaire domein. Als Nederland komen we van ver, maar we zetten nu, middels
de Defensienota 2024, grote stappen in het realiseren van onze ambities.
De beleidsambities worden uiteengezet in een nieuwe Strategische Agenda op kennis,
innovatie en industrie die aankomend voorjaar met uw Kamer wordt gedeeld en bouwen
voort op onder andere de Defensienota 2024. Tevens is in de kabinetsreactie5 op het AWTI adviesrapport «Kennisoffensief voor Defensie» uiteengezet op welke manier
Defensie, OCW en EZ de samenwerking opzoeken, mede ten gunste van zowel de Nederlandse
kennis- en innovatiepositie als de effectiviteit van de krijgsmacht.
Het RaboResearch onderzoek is verricht door vooraanstaande economen van één van de
grootste banken in Nederland, een wereldwijd gerenommeerde financiële instelling.
Wij hechten daarom waarde aan het onderzoek en zullen het nader beschouwen. De conclusies
zijn ten opzichte van eerdere studies grotendeels vernieuwend. Gezien de geopolitieke
ontwikkelingen en investeringen van en in Defensie (R&D), zijn de bevindingen betekenisvol voor Defensie, maar ook zeer relevant voor EZ,
OCW, het Ministerie van Financiën (FIN) en kennis- en industriepartners. Defensie
is voornemens in gesprek te treden met diverse stakeholders, waaronder de auteurs
van het artikel, om de beleidsimplicaties nader te duiden.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de constatering dat de achterstand van Europa (ten opzichte van de
VS en China) op het gebied van onder andere AI, quantum en cybersecurity mede veroorzaakt
is door de relatief gezien lage uitgaven aan kennis en innovatie op defensiegebied?
Kunt u dit onderbouwen?
Antwoord 3
De kennis- en innovatie budgetten van Europa en Nederland zijn in zowel absolute zin
als procentueel lager dan de budgetten van de VS en China. Het is aannemelijk dat
de achterstand op AI, quantum en cybersecurity ten opzichte van deze landen, mede
veroorzaakt is door lagere investeringen in deze gebieden en het (ongunstigere) investerings-
en innovatieklimaat in Europa.6 Hiernaast kunnen deze landen ook sneller opschalen door minder beperkende omgevingsfactoren
en komen zij op die manier sneller tot use casesom van te leren en door te ontwikkelen. Met ingang van de Defensienota 2022 zijn de
Defensie R&D-investeringen, onder andere op deze gebieden, aanzienlijk toegenomen. Daarnaast komen
deze gebieden terug in de hiervoor genoemde NLD gebieden (intelligente systemen en
quantum) waar geoormerkt budget voor beschikbaar is en zijn zij ook opgenomen in de
NTS.7 De ambities op de 5 NLD gebieden worden in de aankomende Strategische Agenda verder
uiteengezet. Ook wordt in deze Strategische Agenda ingegaan op hoe Defensie, EZ en
OCW kunnen samenwerken op de NLD gebieden en toepassingsgebieden van de NTS. Hiernaast
is een speerpunt van de nieuwe Europese Commissie om het concurrentievermogen, waaronder
het investerings- en innovatieklimaat van de EU, te versterken. Het kabinet deelt
de urgentie8 die de Europese Commissie hiervoor voelt en kijkt uit naar de voorstellen die de
Commissie zal doen als concrete opvolging van bijvoorbeeld het Draghi rapport. De
beoordeling van de verschillende voorstellen komt via de gebruikelijke route naar
uw Kamer toe.
Vraag 4
Gegeven de grote meerwaarde die de US DARPA (c.q. het Amerikaanse hoofdkwartier voor
de ontwikkeling van militaire technologie) heeft gehad voor de vele toepassingen waarop
de huidige Amerikaanse economie gebaseerd is; bent u van mening dat Europa ook een
dergelijk instituut zou moeten opzetten? Zo niet, waarom?
Antwoord 4
DARPA financiert en stimuleert onderzoek naar nieuwe technologieën die de nationale
veiligheid van de VS bevorderen. Zij versnellen innovatie van militaire toepassingen
door samen met universiteiten, bedrijven en andere overheidsinstanties snel nieuwe
technologieën te ontwikkelen en toe te passen in de praktijk. In het volledige innovatietraject
hebben zij een rol. Hiernaast richt DARPA zich op het voorspellen en aanpakken van
toekomstige veiligheidsuitdagingen om een technologische voorsprong te hebben in toekomstige
conflicten. Voor deze taken hadden zij in 2024 een budget van ruim $ 4,1 miljard.
Voor Europa zijn de taken die in de VS bij DARPA belegd zijn, zowel in NAVO-verband
als op Europees en nationaal niveau belegd. Op Europees niveau financiert (met een
budget van € 1 miljard per jaar) en stimuleert het Europees Defensiefonds (EDF) onderzoek
naar nieuwe technologieën voor 27 landen. Het EDF is een financieringsinstrument van
de Europese Unie dat tot doel heeft de samenwerking en innovatie binnen de Europese
Defensie-industrie te versterken en is sinds 2021 volledig operationeel. Het biedt
financiële steun aan projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van geavanceerde
technologieën en creëert samenwerking tussen private en publieke partijen. Zij zetten
bijvoorbeelddevelopment
calls uit waarin aan gezamenlijke ontwikkelingen wordt gewerkt tussen landen, inclusief
onderzoeksinstellingen en industrie. Naast het EDF faciliteert NAVO ook (internationale)
kennis en innovatie, bijvoorbeeld in de NATO Science & Technology Organisation (STO) waar Nederland actief aan deelneemt, het NATO Innovation Fund wat haar hoofdkwartier in Amsterdam heeft en de Defence Innovation Accelerator for the North Atlantic (DIANA) waar Nederland actief gebruik van maakt.
Nationaal heeft Defensie drie strategische kennispartners (TNO, NLR en Marin) die
ontwikkelingen op technologieën, en breder op concepten, stimuleren met andere kennis-
en industriepartners. Daarnaast werkt Defensie structureel samen met denktanks en
in toenemende mate met civiele kennispartners. Het ecosysteem van Defensie is met
ingang van 2022 aan het groeien en het aantal kennis- en industriepartners stijgt.
Met de keuze voor 5 NLD gebieden met dual-use toepassingen wordt deze samenwerking verder gefaciliteerd en kunnen positieve spill-over effecten richting zowel civiel als militair worden vergroot. Hiernaast zijn we momenteel
ervaring aan het opdoen met het opzetten en uitzetten van DARPA-achtige calls op de 5 NLD gebieden, zoals ook genoemd in de kabinetsreactie op het rapport van
de AWTI «Kennisoffensief voor Defensie». Concreet worden er Purple Nectar Quantum
challenges opgelopen vanuit Defensie en wordt onderzocht of Defensie mee kan doen met calls die dit voorjaar door Quantum Delta NL worden uitgeschreven. Het doel van deze calls is om disruptieve innovatie en de toepassing van quantumtechnologie te stimuleren.
Op dit moment wordt er geen meerwaarde gezien in het oprichten van een aanvullend
DARPA-achtig instituut op Europees of nationaal niveau, omdat de al aanwezige instituten
en instrumenten deze rol in samenwerking naar wens vervullen. Hiernaast is het budget
van DARPA vele malen groter dan het Europees of nationaal budget waardoor samenwerking
essentieel is om dezelfde slagkracht te hebben als dat het DARPA-instituut in de VS
heeft.
Vraag 5
Bent u van mening dat Nederland mogelijk zelf een equivalent van het Amerikaanse DARPA
zou moeten opzetten? Kunt u hierop reflecteren?
Antwoord 5
Op dit moment niet. Zie het antwoord op vraag 4 voor toelichting.
Vraag 6
Bent u nog steeds van mening – blijkens uw antwoorden tijdens de plenaire behandeling
van de Defensiebegroting 2025 – dat het Europese Defensiefonds (EDF) qua impact vergelijkbaar
is met de US DARPA? Zo ja, waaruit blijkt dit volgens u?
Antwoord 6
Het EDF is een belangrijk instrument voor Europese Defensie-innovatie. Het blijft
echter zo dat DARPA in financiële omvang veel groter is dan het EDF, al veel langer
bestaat en slechts één klant bedient. Het kennis-, innovatie- en (Defensie-)industrielandschap
in de VS is tevens ook niet één-op-één te vergelijken met dat van Europa of Nederland.
Daarom is het niet mogelijk om deze vergelijking alleen op het EDF te richten, zie
het antwoord op vraag 4 voor toelichting op meer instellingen en instrumenten die
een deel van de rollen van DARPA ondervangen.
Vraag 7
Op welke manier wil het kabinet, gezien de alarmerende veiligheidssituatie, zowel
in nationaal als Europees verband de nodige inhaalslag maken op het gebied van kennis
en innovatie in de defensiesector?
Antwoord 7
Zie ook het antwoord op vraag 2. Met de Defensienota 2022 en de Defensienota 2024
zijn de middelen voor kennis en innovatie aanzienlijk toegenomen. Met de Defensienota
2024 is er € 1,1 miljard beschikbaar gekomen voor productiezekerheid en opschaling,
met een focus op innovatieve kansen die Nederland te bieden heeft. Door meer focus
te kiezen (NLD gebieden), wordt er gerichter geïnvesteerd en met andere (overheids)partners
gezocht naar multipliers, om als Nederland echt uit te blinken op een aantal sleuteltechnologieën. Op deze
manier kan Nederland een strategische plek innemen in cruciale waardenketens. Ook
dragen we met de middelen voor innovatie bij aan nieuwe digitale technologieën in
het veld en versterkt de digitale transformatiestrategie andersom weer ons innovatief
vermogen. In de aankomende Strategische Agenda wordt het nieuwe kennis, innovatie
en industriebeleid verder uiteengezet, voortbouwend op de Defensienota 2024, recente
Kamerbrieven en de kabinetsreactie op het hiervoor genoemde AWTI-advies. Het streven
is bijvoorbeeld om, in lijn met het AWTI-adviesrapport, bestaande kennis en infrastructuur
in die gebieden zo goed mogelijk te benutten. Daarom wordt er gewerkt aan het intensiveren
van de samenwerking met publieke kennisinstellingen. Daarmee ontsluiten we nieuwe
en bestaande inzichten voor kennis en innovatie in de Defensiesector.
Vraag 8
Hoe reflecteert u op het gegeven dat nog geen tien procent van de defensiekennis-
en innovatietrajecten in Europese gezamenlijkheid plaatsvindt? Welke gevolgen heeft
dit voor de positie van Europa op het gebied van ontwikkeling van militaire technologie
ten opzichte van de VS en China? Kunt u hierop reflecteren?
Antwoord 8
Binnen Europa wordt beoogd fragmentatie te voorkomen omdat dit onze concurrentiepositie
kan verzwakken. Dit is één van de redenen waarom het EDF is opgericht. Het EDF is
pas sinds 2021 volledig operationeel. In vier jaar tijd heeft dit fonds er mede voor
gezorgd dat er meer Defensiekennis- en innovatietrajecten in Europese gezamenlijkheid
plaatsvinden. We streven naar meer Europese samenwerking om onze Europese autonomie
te versterken en onze concurrentiepositie te verbeteren. Dit kabinet zet zich hiervoor
in en wil meer strategisch en gericht op de lange termijn acteren in het EDF om in
gezamenlijkheid meer kennis en innovatietrajecten te starten. Een betere samenwerking
en een toename van het aantal gezamenlijke trajecten zorgt ervoor dat onze achterstand
op de VS en China verkleind kan worden.
Vraag 9
Welke concrete acties onderneemt u om meer onderzoek en innovatie in gezamenlijk Europees
verband te stimuleren? Welke concrete resultaten heeft het kabinet tot dusverre geboekt?
Antwoord 9
Er zijn verschillende manieren waarop onderzoek en innovatie in Europees verband gestimuleerd
worden. In bilateraal overleg werkt Nederland nauw en uitgebreid samen op diverse
onderwerpen met omringende landen, zoals Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd
Koninkrijk en Zweden. Nederland is ook actief in verschillende activiteiten van het
Europees Defensieagentschap (EDA) en binnen het EDF, waarin ook diverse Nederlandse
kennisinstellingen en bedrijven actief zijn. Ook worden er in samenwerking met EZ
en RVO jaarlijkse innovatiemissies naar Europese landen georganiseerd om de Defensie-industrie
met elkaar in contact te brengen. Hiernaast treedt Nederland regelmatig in gesprek
met landen in Europa die dezelfde ambities hebben en onderzoeken we gezamenlijk hoe
we concrete acties hieraan kunnen verbinden om onze gezamenlijke positie te verbeteren.
Vraag 10
Erkent u het belang van de 2%-norm die in Europees verband is overeengekomen op het
gebied van investeringen in fundamentele kennis en innovatie in de defensiesector?
Kunt u hierop reflecteren?
Antwoord 10
Het EDA heeft als doel gesteld om een collectieve benchmark af te spreken van 2% van
de totale Defensie-uitgaven voor Research & Technology (R&T). Dit gaat om een specifiek gedeelte van de R&D-activiteiten waar het RaboResearch
onderzoek over gaat. Een dergelijke benchmark in Europees verband heeft meerwaarde
omdat het zorgt voor aandacht en onderkenning van het belang van R&D en specifiek fundamenteel onderzoek- en technologieontwikkeling (R&T) waar de markt gesteund dient te worden, zoals voor de Defensie-industrie veelal
nodig is (geweest).
Vraag 11
Waarom blijft Nederland al jaren steken op 1,3% aan investeringen in fundamentele
kennis en innovatie in defensie als onderdeel van het totale defensiebudget? Hoe vindt
u dit te verantwoorden in een tijd waarin er een grootschalige oorlog plaatsvindt
op het Europese continent? Kunt u dit onderbouwen?
Antwoord 11
Tussen 2021 en 2024 zijn de bestedingen vanuit Defensie aan Research & Technology (R&T) met ruim 60% toegenomen, van circa € 150 mln. per jaar naar circa € 250 mln. per
jaar.9 Deze groei reflecteert het streven om meer middelen beschikbaar te stellen voor fundamentele
kennis en innovatie. Zie het antwoord op vraag 2 voor meer informatie over hoe deze
middelen ingezet zijn. Naast de uitgave aan lang-cyclische innovatie (m.a.w. de R&T
uitgave), wordt er sinds 2022 aanzienlijk geïnvesteerd in kort-cyclische innovatie.
Dit gaat o.a. om innovaties die in materieelprojecten kunnen landen, zoals een innovatieproject
op gebied van Unmanned Surface Vessels(USV’s) dat meegenomen kan worden in de verwerving van USV’s voor aan boord van de,
nu in aanbouw, Anti Submarine Warfare-fregatten en een innovatieproject naar het ombouwen van een Bushmaster naar een hybride
variant. Kort-cyclische innovatiemiddelen worden niet meegerekend in de KPI R&T. Ondanks
de toenames in budgetten voor Defensie, heeft Defensie een grote groeiopgave en zijn
er alsnog meer behoeftes om de krijgsmacht op orde te krijgen dan dat hier middelen
voor beschikbaar zijn. Er moeten keuzes gemaakt worden, waarbij er gekozen is voor
een sterke toename in R&T-budgetten. Deze toenemende budgetten volgen een realistisch groeipad waarbij rekening
wordt gehouden met het absorptievermogen van zowel onze (kennis)partners als de Defensieorganisatie
zelf om behoeftes te stellen en bevindingen te absorberen. Het doel van Defensie is
om waardevolle R&D-activiteiten te ondernemen t.b.v. de toekomstbestendige slagkracht van de krijgsmacht,
het vergroten van onze strategische autonomie en positieve spill-overste creëren naar het civiele domein. Het laten toenemen van het percentage voor fundamentele
kennis en innovatie activiteiten is zodoende wel een streven maar niet de enige richtsnoer
in een context waar financiële keuzes alsnog gemaakt moeten worden.
Vraag 12
Bent u van mening dat met een procentuele toename van het totale defensiebudget er
– naast een absolute toename – ook een procentuele toename van het fundamentele kennis-
en innovatiebudget moet plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Nee, ik ben niet van mening dat een procentuele toename van het totale Defensiebudget
automatisch een procentuele toename van het R&T-budget moet betekenen. De verdeling van de beschikbare middelen is gebaseerd op verschillende
behoeften en prioriteiten, rekening houdend met o.a. operationele eisen, capaciteitsontwikkeling,
internationale afspraken en langetermijneffecten, niet alleen één norm. We beseffen
wel dat een stijgend Defensiebudget mede ten goede moet komen aan innovatie. Zie het
antwoord op vraag 11 voor verdere toelichting.
Vraag 13
Bent u bereid uw standpunt te herzien en in samenwerking met partners uit het (defensie)kennis-
en ecosysteem te komen tot een groeipad richting de 2% uitgaven aan fundamenteel onderzoek
en innovatie als onderdeel van de defensiebegroting? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Nee. Er is sinds 2022 een steil groeipad in gang gezet in de R&T-uitgaven, deze is met de Defensienota 2024 verder toegenomen. Ondanks een grote kennis-
en innovatiebehoefte vanuit de Defensieorganisatie, is de financiële ruimte voor R&T op dit moment in lijn met het beschikbare absorptievermogen en is het passend gemaakt
binnen de bredere financiële afwegingen die gemaakt dienen te worden. Zie ook de antwoorden
op vragen 11 en 12 voor verdere toelichting.
Vraag 14
Kunt u de bovenstaande vragen apart van elkaar beantwoorden?
Antwoord 14
Ja, alle bovenstaande vragen zijn apart beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.