Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer over Agri-PV
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Ministers van Klimaat en Groene Groei en van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over Agri-PV (ingezonden 13 december 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Minister van
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (ontvangen 29 januari 2025). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 927.
Vraag 1
Bent u van mening dat de definitie van Agri-PV ruimte moet bieden aan de innovatiekracht
van de energiesector én de agrarische sector en hierin niet te beperkend moet zijn,
zodat de mensen in het veld kunnen onderzoeken welke vormen van Agri-PV – bijvoorbeeld
combinaties met akkerbouw, pluimvee of melkvee – het meest kansrijk zijn?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat bij Agri-PV de bestemming van de grond agrarisch blijft, aangezien
zonne-energie wordt toegevoegd aan een agrarische activiteit en niet andersom?
Antwoord 2
Het is in principe aan gemeenten om in het omgevingsplan de bestemming (ofwel functie)
van gronden te bepalen. De gemeente bepaalt dus of gronden een agrarische functie
hebben of niet en welk gebruik ter plaatse is toegestaan. De inzet van het kabinet
en zoals afgesproken met het bestuurlijk akkoord over de aanscherping van de voorkeursvolgorde
zon1 is dat de primaire functie bij agri-PV substantieel agrarisch is. Daarmee is het
logisch dat die gronden een agrarische bestemming behouden.
Vraag 3
Bent u bereid om samen te werken met de Ministeries van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur en Klimaat en Groene Groei om het regelgevend kader voor Agri-PV optimaal
aan te laten sluiten bij de agrarische bedrijfsvoering, zodat er zo min mogelijk verandert
voor agrariërs wanneer zij zonne-energie toevoegen aan hun agrarische activiteit op
hetzelfde perceel? Bent u het met BBB eens dat dit duidelijkheid zou bieden aan de
agrarische sector en ruimte geeft aan innovatie?
Antwoord 3
Ja, vanuit het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)
en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) wordt al samengewerkt aan hoe
agri-PV kan worden doorontwikkeld en zo de juiste inpassing kan krijgen in zowel het
agrarisch bedrijf als het energiesysteem. Zowel de landbouw- als energiesector wordt
hierbij betrokken. Het kabinet zet hierbij in op een win-winsituatie waarbij de voordelen
van agri-PV benut kunnen worden in het agrarisch bedrijf en waarbij tegelijkertijd
ook bijgedragen wordt aan het (lokale) energiesysteem. In 2024 is vanuit LVVN en KGG
een onderzoek uitgezet naar kansen en belemmeringen voor agri-PV in Nederland bij
Wageningen Environmental Research (WEnR). De publicatie van dit rapport wordt dit
voorjaar verwacht waarna de Kamer wordt geïnformeerd zoals eerder aangegeven in de
Kamerbrief van 6 januari jl.2.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat de fiscale situatie voor agrariërs die kiezen voor Agri-PV kraakhelder
moet zijn en geen bottleneck mag vormen? Kunt u bevestigen dat indien dit wel het
geval is u samen met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
gaat onderzoeken hoe dit te bewerkstelligen? Begrijpt u dat dit onder andere gaat
over de bedrijfsopvolgingsregeling voor landbouwbedrijven (BOR), vrijstellingen rondom
de overdrachtsbelasting en de landbouwvrijstelling (vrijstelling op belasting van
waardevermeerdering)?
Antwoord 4
Binnen de fiscaliteit moet per geval worden beoordeeld of er aanspraak kan worden
gemaakt op de verschillende regelingen. Het kabinet kan daar nu geen algemene uitlatingen
over doen. In concrete gevallen kan de belastingplichtige een vooroverleg met de Belastingdienst
aanvragen.
Vraag 5
Bent u bereid om samen met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur te onderzoeken of de huidige uitvoeringsregeling van het Gemeenschappelijk
landbouwbeleid (GLB) (artikel 6, lid 5) aangepast kan worden, zodat installaties die
zonne-energie opwekken niet categorisch worden uitgesloten als subsidiabele hectare?
Zeker als de ruimte onder de panelen ook een agrarische toepassing heeft, bijvoorbeeld
in de vorm van biodiversiteitsontwikkeling? Deelt u de mening van de BBB dat dit essentieel
is voor de innovatiekracht en mogelijkheden voor agrariërs om Agri-PV in hun bedrijfsvoering
in te passen?
Antwoord 5
Ja, de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zal bezien of aanpassing
van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 aan de orde is. Overigens sluit de huidige uitvoeringsregeling
GLB 2023 op dit moment zonnepanelen niet categorisch uit (zie artikel 6 lid 5). Een
goede definitie van agri-PV is cruciaal om te zorgen voor een uitvoerbare regeling
die ruimte biedt aan innovatieve oplossingen om een substantiële agrarische functie
te combineren met de opwekking van zonne-energie.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de aanwezigheid van zonnepanelen geen impact zou moeten hebben
op de hoeveelheid mest die op een perceel mag worden uitgereden, en of dit ook geldt
voor Agri-PV projecten?
Antwoord 6
Nee, dat kan de Minister voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur niet
in algemene bevestigen. De hoeveelheid mest die mag worden uitgereden hangt af van
de feitelijke situatie op het landbouwperceel en is niet specifiek afhankelijk van
de aanwezigheid van zonnepanelen; daarbij gelden de regels over mestplaatsingsruimte
die volgen uit de Meststoffenwet.
– Dit betekent dat voor het verkrijgen van mestplaatsingsruimte op landbouwgrond, er
op deze grond daadwerkelijk enige vorm van landbouw wordt uitgeoefend. Deze wet laat
hierbij ruimte voor andere activiteiten dan alleen landbouw op die grond, zolang die
zich met die vorm van landbouw op die grond laten combineren.
– Daarnaast moet de landbouwer de feitelijke beschikkingsmacht hebben over de grond.
De wet bepaalt dat grond uitsluitend als tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond
kan worden gerekend als deze in het kader van een normale bedrijfsvoering bij dat
bedrijf in gebruik is. Hierbij kunnen ook de afspraken die met derden zijn gemaakt
over het gebruik van de grond door de landbouwer van belang zijn voor de vraag of
de landbouwer de feitelijke beschikkingsmacht heeft over dat perceel.
– Daarbij moet deze beschikkingsmacht zodanig zijn dat de landbouwer in staat is teeltplan
en bemestingsplan op elkaar af te stemmen en deze plannen in de praktijk in samenhang
te realiseren overeenkomstig de in de Meststoffenwet neergelegde milieurandvoorwaarden.
– Een dergelijke feitelijke beschikkingsmacht veronderstelt al de aanwezigheid van een
geldige juridische titel3 (bijvoorbeeld eigendom, pacht, gebruiksovereenkomst).
Vraag 7
Bent u bereid om te onderzoeken of biodiversiteit bevorderende kruidenstroken of andere
groenvoorzieningen die direct onder de zonnepanelen worden geplant, aanspraak kunnen
maken op de Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLB) subsidie, net als reguliere
agrarische activiteiten?
Antwoord 7
ANLb heeft als doel bij te dragen aan biodiversiteit, en daarnaast aan water- en klimaatdoelen.
Conform de Contourennota Agrarisch natuurbeheer ligt het zwaartepunt van de inzet
bij prioritaire gebieden. Provincies voeren het ANLb uit, op basis van een Natuurbeheerplan.
De Minister voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ziet geen aanleiding
voor een onderzoek naar de inzet van het ANLb specifiek in combinatie met zonnepanelen.
Tegelijkertijd is het niet uitgesloten dat dergelijke groenvoorzieningen in specifieke
gevallen in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat er beleidsmatige ruimte moet zijn om te innoveren met verschillende
Agri-PV concepten, zodat deze in de praktijk bewezen kunnen worden en de inpasbaarheid
in de agrarische bedrijfsvoering wordt gewaarborgd?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.