Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Michon-Derkzen en Sneller over het gebruik van de Wet Bibob bij subsidieverlening
Vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) en Sneller (D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Economische Zaken en van Klimaat en Groene Groei over het gebruik van de Wet Bibob bij subsidieverlening (ingezonden 4 december 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers
van Economische Zaken en Klimaat en van Klimaat en Groene Groei (ontvangen 29 januari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 953.
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden op de vragen, ingediend op 29 augustus 2022, door de
leden Sneller (D66) en Michon-Derkzen (VVD), over het onbenut laten van Bibob-toetsing
bij subsidieverlening?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Aangezien u in het antwoord op vragen 10, 11 en 12 van bovengenoemde set heeft aangegeven
dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid gesprekken voert met de Ministeries
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) om
de toepassing van de Wet Bibob bij subsidieverlening te verbeteren; wat is de huidige
stand van zaken van deze gesprekken, en welke concrete resultaten of beleidsmaatregelen
zijn inmiddels voortgekomen uit deze gesprekken om het gebruik van de Wet Bibob bij
subsidieverlening door de rijksoverheid te bevorderen?
Antwoord 2
Zoals mijn ambtsvoorganger in haar brief aan uw Kamer op 3 april 2023 aangaf, zijn
door mijn ministerie gesprekken gevoerd met verschillende subsidieverlenende onderdelen
van de rijksoverheid.2 Waar nodig zijn zij in contact gebracht met andere Rijksonderdelen die ervaring hebben
met de Wet Bibob en met het Landelijk Bureau Bibob (LBB), dat in het kader van zijn
voorlichtingstaak informerende of ondersteunende werkzaamheden verricht.
Rijksonderdelen zijn zelf verantwoordelijk voor het gebruik van de Wet Bibob als zij
een subsidie verlenen. In een groot deel van de gevallen is een Bibob-toets echter
niet opportuun: het bedrag dat wordt verleend is klein of de subsidie wordt verstrekt
aan een andere overheidsinstantie zoals een gemeente. Daarnaast biedt het subsidierecht
via de Algemene wet bestuursrecht zelf ook de mogelijkheid om voorwaarden te stellen
om misbruik tegen te gaan. Toepassing van de Wet Bibob is dan niet nodig.
Het opstellen van landelijk Bibob-beleid bij het verstrekken van subsidies voor het
Rijk is niet mogelijk; de inzet van het instrument per Rijksonderdeel en per sector
verschilt te veel. Wel hebben de betrokken ministeries met een aantal Rijksonderdelen
gesprekken gevoerd, zoals Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). RVO is onderdeel
van het Ministerie van Economische Zaken en voert subsidieregelingen uit voor verschillende
ministeries. RVO heeft naar aanleiding van de vorige Kamervragen een Bibob-adviesgroep
opgericht. Zie ook de beantwoording van de vragen 3 en verder.
Niet alleen Rijksonderdelen zoals RVO verstrekken subsidies waarop de Wet Bibob van
toepassing is, ook (beleids)afdelingen van de ministeries kunnen dat doen, zoals ook
aangegeven in de bijlage bij de brief aan uw Kamer van 15 december 2023.3 Er is gekeken welke rol mijn ministerie daarin kan hebben en in dat kader zijn onder
andere gesprekken gevoerd met het onderdeel binnen mijn ministerie dat de kaders opstelt
voor het verstrekken van subsidies. Hun kader ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk
gebruik van subsidies wordt op dit moment uitgebreid met aandacht voor de Wet Bibob.
Met deze afdeling zal ook worden nagedacht over mogelijke uitbreiding naar andere
ministeries.
Vraag 3
Wat zijn de concrete resultaten van de Bibob-adviesgroep die Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) in 2023 heeft ingesteld?
Antwoord 3
De Bibob-adviesgroep van RVO adviseert en ondersteunt binnen RVO over het proportioneel
inzetten van de onderzoeksmogelijkheden die de wet Bibob biedt. Dit gebeurt op basis
van adviesverzoeken die bij de adviesgroep kunnen worden ingediend door uitvoerende
afdelingen van RVO. Ook kan een Bibob-tip (zie hierover ook vraag 5 en 7) aanleiding
zijn voor bespreking van een casus in de adviesgroep. Vanaf 2023 heeft de Bibob-adviesgroep
negen adviezen verstrekt over de inzet van de Wet Bibob binnen RVO. Geen van deze
zaken gaf aanleiding om een adviesaanvraag bij het LBB te doen.
De Bibob-adviesgroep helpt binnen RVO ook bij een goede waarborging van ontvangen
vertrouwelijke Bibob-gegevens. Daarnaast wordt vanuit de Bibob-adviesgroep deelgenomen
aan externe overleggen en netwerken rondom de Wet Bibob, zoals het Landelijk Subsidieoverleg
van het IPO (Interprovinciaal overleg) en het Landelijk Bibob-congres. Doel hiervan
is om overheidsbreed kennis met elkaar te delen over de Wet Bibob en de toepassing
daarvan in de praktijk.
Vraag 4
Worden subsidieaanvragers van duurzame energieprojecten door RVO altijd gescreend
op integriteit, bijvoorbeeld via een Bibob-toets, en zo ja, op welke wijze gebeurt
dit?
Antwoord 4
Het screenen van subsidieaanvragers met behulp van de Wet Bibob gebeurt risicogericht.
De inzet van de Wet Bibob bij subsidieverstrekking is een mogelijkheid om misbruik
en oneigenlijk gebruik van subsidies tegen te gaan en wordt gedaan op basis van een
risicoanalyse die gedaan wordt bij het opstellen van een nieuwe (subsidie)regeling.
Deze risicoanalyse die wordt uitgevoerd bij een nieuwe regeling vloeit voort uit het
Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) en het Uniform Subsidiekader (USK). Dit
gebeurt in samenspraak met het ministerie dat de opdracht voor uitvoering van een
subsidieregeling aan RVO geeft.
Een voorbeeld van screening op integriteit is de Stimulering Duurzame Energieproducten
en Klimaattransitie (SDE++). Bij de SDE++ worden subsidieaanvragers in het kader van
de Wet Bibob gescreend op basis van ontvangen tips door bijvoorbeeld het Openbaar
Ministerie. Daarnaast wordt de SDE++ ieder jaar geactualiseerd op basis van een (verkorte)
risicoanalyse.
Vraag 5
Aangezien bij subsidies voor de totstandkoming van duurzame energieprojecten, zoals
energieparken, vaak ook een vergunning van de gemeente nodig is, deelt u de mening
dat RVO transparant moet zijn richting gemeenten over het al dan niet uitvoeren van
een Bibob-toets bij een subsidieaanvraag, zodat gemeenten deze informatie kunnen betrekken
bij hun vergunningverlening?
Antwoord 5
Overheden die bevoegd zijn om de Wet Bibob toe te passen kunnen elkaar tippen om een
Bibob-onderzoek te starten. Dat kan echter alleen als de ene overheidsinstantie weet
dat de andere overheidsinstantie een rechtsverhouding heeft of wil aangaan met een
betrokkene4 of iemand in zijn zakelijke omgeving. De tippende overheidsinstantie moet over informatie
beschikken dat deze persoon in relatie staat tot strafbare feiten. Het is vervolgens
aan de andere overheidsinstantie om een keuze aangaande het eigen onderzoek te maken.
Informatie uit een Bibob-onderzoek kan onder voorwaarden wel gedeeld worden met elkaar.
Vraag 6
Worden bij de beoordeling van een subsidieaanvraag door RVO gegevens uitgewisseld
met andere bestuursorganen, zoals gemeenten, en zo nee, waarom niet? Bent u bereid
dit proces te verbeteren?
Antwoord 6
Bij het opstellen van een subsidieregeling wordt altijd gekeken naar hoe deze het
beste uitgevoerd kan worden. Indien gegevensuitwisseling met andere organisaties of
overheidsinstanties nodig is bij uitvoering en handhaving van een (subsidie)regeling,
wordt dit nader geregeld in de wet- en regelgeving die betrekking heeft op de betreffende
subsidieregeling.
Een belangrijk aandachtspunt is dat de samenwerkende instanties bij gegevensuitwisseling,
als daarbij sprake is van persoonsgegevens, hierbij voldoen aan de voorschriften van
de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit betekent onder meer dat er
altijd een rechtsgrondslag moet zijn voor het verwerken en uitwisselen van persoonsgegevens
en dat bepaalde vereisten gelden ter waarborging van een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens
conform de wet. Persoonsgegevens kunnen dus niet zonder wettelijke grondslag tussen
partijen en instanties uitgewisseld worden of voor andere doeleinden gebruikt worden
dan waarvoor zij oorspronkelijk verzameld zijn.
Ook het delen van gegevens uit een Bibob-onderzoek van RVO na een subsidieaanvraag
is aan strenge voorwaarden verbonden. Zoals bij de beantwoording van vraag 5 is aangegeven
kan deze informatie soms wel gedeeld worden. Zo moet RVO onder andere weten dat een
ander bestuursorgaan een eigen Bibob-onderzoek verricht naar personen die door RVO
zijn onderzocht, de gegevens moeten noodzakelijk zijn voor het eigen onderzoek en
de gegevens zou het bestuursorgaan ook zelf moeten kunnen verkrijgen.
Vraag 7
Hoe wordt geborgd dat de vergunningverlenende gemeente op de hoogte wordt gesteld
van het al dan niet uitvoeren van een Bibob-toets bij de betreffende subsidieaanvraag?
Antwoord 7
Zie ook het antwoord op vraag 5. Een tip behoort tot de mogelijkheden, maar daarvoor
is wel noodzakelijk dat de ene overheidsinstantie op de hoogte is van een vergunning(aanvraag)
bij de gemeente. De gemeente heeft echter wel altijd de mogelijkheid om het Bibob-register
te raadplegen. In het Bibob-register moeten conclusies worden geregistreerd wanneer
een (eigen) onderzoek heeft geleid tot een bepaalde mate van gevaar of een terugtrekking
uit de procedure. Een zogenaamde «hit» kan voor een gemeente of andere overheidsinstelling
aanleiding zijn om een onderzoek te starten en het kan vervolgens ook onder voorwaarden
om informatie uit het al afgeronde Bibob-onderzoek verzoeken.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe vaak RVO in 2021, 2022, 2023 en tot nu toe in 2024 een adviesaanvraag
heeft gedaan bij het Landelijk Bureau Bibob?
Antwoord 8
RVO heeft tussen 2021 en nu in totaal tien adviesaanvragen gedaan bij het LBB. Hierbij
wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat de adviesaanvragen van RVO in voornoemde
periode per definitie zien op subsidies.
Vraag 9
Kunt u per bestuursorgaan aangeven hoeveel adviesaanvragen er zijn gedaan bij het
Landelijk Bureau Bibob in 2023 en tot nu toe in 2024?
Antwoord 9
Het LBB deelt in verband met de geheimhoudingsplicht in de Wet Bibob alleen cijfers
over adviesaanvragen als deze cijfers niet te herleiden zijn naar individuele gevallen.
Dit betekent dat het aantal adviesaanvragen per bestuursorgaan/rechtspersoon met overheidstaak
slechts gedeeld wordt als dit een dusdanig aantal betreft dat op basis daarvan geen
sprake is van herleidbaarheid naar een individueel geval. Een globaal overzicht van
de cijfers is jaarlijks te vinden in het jaarverslag van het LBB.
In 2023 heeft het LBB in totaal 255 adviesaanvragen ontvangen. 230 daarvan waren afkomstig
van gemeenten. 14 adviesaanvragen waren afkomstig provincies. 9 adviesaanvragen waren
afkomstig van Rijksonderdelen. In totaal hebben 94 verschillende bestuursorganen of
rechtspersonen met een overheidstaak in 2023 advies bij het LBB aangevraagd. Voor
meer informatie over de cijfers in 2023 verwijs ik u naar het jaarverslag 2023 van het LBB.
In 2024 heeft het LBB tot en met 5 december 2024 in totaal 243 adviesaanvragen ontvangen.
209 daarvan waren afkomstig gemeenten. 7 adviesaanvragen waren afkomstig van provincies.
13 adviesaanvragen waren afkomstig van Rijksonderdelen. 13 adviesaanvragen waren afkomstig
van een samenwerkingsverband. In totaal hebben 106 verschillende bestuursorganen of
rechtspersonen met een overheidstaak tot en met 5 december 2024 een advies bij het
LBB aangevraagd.
Vraag 10
Wanneer bent u voornemens de Kamer te informeren over de inspanningen die worden gedaan
om de inzet van de Bibob als instrument tegen ondermijning beter te kunnen benutten?
Antwoord 10
Mijn ministerie zet zich op een continue basis in om (de inzet van) het Bibob-instrument
te optimaliseren. Zo wordt regelmatig met het LBB en de Regionale Informatie- en Expertisecentra
gesproken over de inzet en over de ontwikkelingen bij bestuursorganen. Het jaarverslag
van het LBB wordt naar de Kamer verzonden en geeft een goed beeld van de werkzaamheden
van het LBB.
Daarnaast wordt in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum op
dit moment daarnaast een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de recente wijzigingen
van de Wet Bibob, waarbij ook aandacht wordt besteed aan moties en enkele actualiteiten.5 Een reactie op dit onderzoek en eventuele opvolging volgt na afronding, verwacht
in het najaar van 2025. Ten slotte blijf ik mij inzetten om Rijksonderdelen bewust
te maken van de mogelijkheid om de Wet Bibob in te zetten. Een update op dit onderwerp
volgt voor de zomer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.