Schriftelijke vragen : De implementatie van REDIII ten aanzien van het onderdeel ‘biomassaverbranding voor energie’
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de implementatie van REDIII ten aanzien van het onderdeel «biomassaverbranding voor energie» (ingezonden 13 januari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de brief «Gemiste kansen in huidige zuivere implementatie EU richtlijn
hernieuwbare energie (REDIII)» (Kamerstuk 2024D40273), aangeboden door Comité Schone Lucht op 21 oktober 2024?
Vraag 2
Deelt u de mening van de auteurs dat de Europese richtlijn REDIII op het onderdeel
«biomassaverbranding voor energie» te generiek is en niet leidt tot de gewenste aanscherping
van duurzaamheidscriteria noch tot afbouw van biomassaverbranding?
Vraag 3
Wat is de reden voor de keuze van een zuivere implementatie en wat is de oorsprong
van deze term?
Vraag 4
Waarom is er niet gekozen voor een ambitieuzere aanpak waarbij Nederland de ruimte
benut die REDIII expliciet biedt aan lidstaten om regelgeving aan te passen en aan
te scherpen?
Vraag 5
Welke concrete plannen heeft u voor een snelle afbouw van verbranding van houtige
biomassa en bioEnergy with Carbon Capture Storage (BECCS)? Kunt u een specifiek tijdspad
met maanden en jaartallen verstrekken?
Vraag 6
Op welke wijze en wanneer zult u de Kamer informeren over de voortgang van de implementatie
van REDIII betreffende «biomassaverbranding voor energie»?
Vraag 7
Kunt u specificeren hoe en waar elk van de vier (sub)bepalingen die in de brief en
in bijlage 3 over «houtige biomassa voor energie» worden genoemd, in Nederlandse wetgeving
worden opgenomen? Wanneer en hoe zult u de Kamer hierover informeren
Vraag 8
Wat is uw definitie van het cascaderingsprincipe in relatie tot biomassa?
Vraag 9
Deelt u de mening dat het cascaderingsprincipe een leidend principe is in REDIII,
conform het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) uit 2020? Zo ja, hoe gaat
u de toepassingsmogelijkheden binnen Nederland beter specificeren en waarborgen? Zo
nee, waarom niet?
Vraag 10
Bent u van mening dat de toepassing van het cascaderingsprincipe inhoudt dat resthout
primair voor de productie van houtvezel- en spaanplaat moet worden gebruikt en niet
mag worden verbrand? Zo ja, hoe gaat u dit concretiseren in wet- en regelgeving en
wanneer?
Vraag 11
Is aanpassing van de Nederlandse wetgeving nodig voor de implementatie van het cascaderingsprincipe?
Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Zijn er publieke consultaties voor de implementatie van «biomassaverbranding voor
energie» van de REDIII nodig? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Hoe gaat u de onduidelijkheid over de correcte implementatie van het cascaderingsprincipe,
zoals vermeld in bijlage 2 van de brief, aanpakken en binnen welke termijn?
Vraag 14
Deelt u de mening dat Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidies
(SDE) strikt ingezet dienen te worden voor hoogwaardig gebruik van schaarse biomassa
om een circulaire economie te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Vraag 15
Bent u bekend met artikel 2 (1a) van REDIII, waarin de definitie van houtsoorten «geschikt
voor industrieel gebruik» wordt gegeven?
Vraag 16
Op welke wijze zorgt u ervoor dat resthout geschikt voor hoogwaardige toepassing binnen
de definitie «geschikt voor industrieel gebruik» valt en niet laagwaardig wordt verbrand?
Vraag 17
Zijn de bestaande en langlopende SDE-subsidies voor verbranding van houtige biomassa
volgens u in strijd met het cascaderingsprincipe en de ambities voor een versnelde
circulaire economie? Zo ja, overweegt u deze subsidies anders vorm te geven? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 18
Bent u bekend met Artikel 29(7) van REDIII betreffende de effecten van biomassaverbranding
op de koolstofopslag in de landsector (LULUCF)? Zo ja, welke klimaatmaatregelen acht
u noodzakelijk om deze effecten te beheersen?
Vraag 19
Bent u bekend met het onderzoek «Burning up the carbon sink» over de negatieve effecten
van houtoogst voor biomassaverbranding op de koolstofopslag? Zo ja, welke klimaatmaatregelen
acht u noodzakelijk om deze effecten te beheersen?
Vraag 20
Hoe stelt u de effecten van «biomassaverbranding voor energie» op de koolstofopslag
in de Nederlandse en buitenlandse «land use sector» vast? Wanneer was de laatste evaluatie,
door wie is deze uitgevoerd en kunt u de resultaten delen?
Vraag 21
Bent u bereid in gesprek te gaan met de auteurs van de brief en afgevaardigden van
de internationale coalitie? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Indieners
-
Gericht aan
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Indiener
Christine Teunissen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.