Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over “het artikel Re-integratie (ex-)gedetineerde personen komt niet goed van de grond”
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over het artikel «Re-integratie (ex-)gedetineerde personen komt niet goed van de grond» (ingezonden 28 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 16 december 2024). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 460.
Vraag 1
Hoe duidt u de knelpunten die uit het onderzoek «Van Bajes naar buiten» naar voren
komen, namelijk de beperkte mogelijkheden van de casemanager en het re-integratiecentrum
(RIC) om een schuldenoverzicht en een betalingsregeling te regelen of in het geval
van complexere zaken schuldhulpverlening of -sanering, in het licht van de constatering
dat de schuldenaanpak één van de vijf basisvoorwaarden voor een succesvolle re-integratie
van (ex-)gedetineerde personen is?1,
2 Welke mogelijkheden zijn er om reeds tijdens detentie meer vorm te geven aan begeleiding
bij schulden met het oog op het voorkomen van recidive en het bevorderen van re-integratie?
Antwoord 1
Uit het onderzoek «Van Bajes naar buiten» blijkt dat de beperkte mogelijkheden van
de casemanager om een schuldenoverzicht te maken vooral te maken heeft met de hoge
caseload van de casemanager en niet (duidelijk) zichtbare samenwerking met gemeenten.
Voor wat betreft de caseload van de casemanager geldt dat er wordt gewerkt aan het
verbeteren van het Detentie- en Re-integratieplan (D&R-plan) waardoor naar verwachting
de casemanager effectiever kan worden ingezet. In de zesde voortgangsbrief Recht doen, Kansen biedenis uw Kamer hierover geïnformeerd.3 Medio 2025 zal een werklastmeting plaatsvinden van de caseload van casemanagers.
Ten aanzien van de schuldhulpverlening geldt dat dit een taak is van de gemeentes
(zie het antwoord op vraag4. Voor de samenwerking tussen Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en gemeentes geldt
dat sinds 2023 de werkwijze waarop gemeenten worden geïnformeerd over burgers in detentie
is vernieuwd. Er is een digitale voorziening ontwikkeld voor het delen van het D&R-plan.
Hier maakt ondersteuning bij schulden onderdeel van uit. Via deze voorziening verstuurt
DJI binnen 10 dagen informatie over het traject van de gedetineerde aan de gemeente
van herkomst. Hierdoor is de gemeente beter betrokken bij de re-integratie van de
gedetineerde.
Gemeenten hebben de wettelijke taak om schuldhulpverlening te bieden aan hun inwoners,
ook wanneer deze in detentie verblijven. De DJI signaleert bij aanvang van detentie
of er schulden zijn. Indien er schulden zijn dan informeert DJI binnen tien werkdagen
de gemeente van herkomst over de hulpvraag. De gemeente ondersteunt de gedetineerde
bij het vinden van een oplossing voor diens schuldenproblematiek. De casemanagers
van DJI hebben een signalerende rol ten aanzien van schulden en de gemeente heeft
een ondersteuningsrol bij het oplossen hiervan. Gemeenten hebben beleidsvrijheid over
de manier waarop zij gedetineerden ondersteunen bij het oplossen van de schuldenproblematiek.
De ondersteuningsmogelijkheden zijn gelijk aan de mogelijkheden die er zijn voor alle
inwoners. Zo kan er gebruik worden gemaakt van een schuldbemiddelingstraject of een
saneringskrediet wanneer er sprake is van een problematische schuldensituatie.
Vraag 2
Is met het aanwijzen van één schuldhulpverlener per regio die werkzaam is de Penitentiaire
Inrichting (PI) en het verantwoordelijk maken van deze persoon voor de gedetineerden
uit de regio, een betere afstemming van de regierol en informatie-uitwisseling tussen
re-integratieprofessionals geborgd zoals aanbevolen in het rapport «Van Bajes naar
buiten»? En hoe wordt hierbinnen afstemming en samenwerking tussen Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI), de regionale schuldhulpverlener en gemeenten geborgd én hoe wordt
voorkomen dat er extra afstemmingslast bij gemeenten komt?
Antwoord 2
Gemeenten kennen beleidsvrijheid in de wijze waarop zij schuldhulpverlening bieden
aan hun inwoners die verblijven in detentie. Zij kunnen daarom ook kiezen om hierin
regionaal op te trekken. Hierdoor worden de uitvoeringslasten voor de individuele
gemeenten verdeeld. In de uitwerking van de genoemde motie5 kwam naar voren dat het aanwijzen van één regionale schuldhulpverlener zal kunnen
leiden tot een betere afstemming tussen schuldhulpverlener en de casemanagers van
DJI. Op die manier hebben zij niet te maken met individuele gemeenten maar hebben
zij één aanspreekpunt per penitentiaire inrichting. Ook voor individuele gemeenten
kan de inzet van een regionale schuldhulpverlener effectief zijn. De lokale schuldhulpverleners
gaan immers niet meer zelf naar de PI maar kunnen hier een regionale schuldhulpverlener
voor inzetten, dit scheelt tijd en daarom ook kosten. In de zomer is aan uw Kamer
toegezegd om de mogelijkheid van het inzetten van één regionale schuldhulpverlener
te verkennen.6 Over deze toezegging wordt u Kamer voor het einde van het jaar geïnformeerd in de
voortgangsbrief Armoede en Schulden.
Vraag 3
Hoeveel uur hebben casemanagers gemiddeld beschikbaar voor de schuldenaanpak? Wat
is hun caseload? Zijn deze uren ook afdoende voor het begeleiden van gedetineerden
ten aanzien van schulden?
Antwoord 3
Een ureninschatting voor ondersteuning bij specifiek de schuldenaanpak is niet te
geven. De casemanagers van DJI hebben de taak om samen met de gedetineerde aan de
slag te gaan met een persoonsgericht D&R-plan waarbij aandacht is voor alle basisvoorwaarden. Een schuldenaanpak kan daar onderdeel van uitmaken. Als er sprake
is van schulden bij gedetineerden dan wordt de gemeente van herkomst geïnformeerd
over de hulpvraag. Gemeenten hebben immers de wettelijke taak om gedetineerden te
begeleiden bij het oplossen van de schuldenproblematiek
Zoals in het antwoord op vraag 1 benoemd, wordt er gewerkt aan een verbetering van
het D&R proces waardoor naar verwachting de casemanager effectiever kan worden ingezet.
Medio 2025 vindt er een werklastmeting plaats van de caseload van casemanagers.7
Vraag 4
In hoeverre is de ondersteuning vanuit gemeenten daadwerkelijk effectief voor personen
in detentie om het re-integratieproces soepel(er) te laten verlopen?
Antwoord 4
Er zijn geen cijfers bekend over de effectiviteit van de schuldhulpverlening tijdens
detentie. Wel blijkt de problematische schuldensituatie voor een grote groep nazorgkandidaten
nauwelijks voor en na detentie te zijn veranderd. Dat wil zeggen dat ongeveer 90%
van de nazorgkandidaten die voor detentie problematische schulden had deze nog steeds
had na detentie.8 Gemeenten verschillen in de ondersteuningsmogelijkheden die zij bieden aan hun inwoners,
ook wanneer zij in detentie verblijven. Hoewel gemeenten de wettelijke taak hebben
om ook gedetineerden te ondersteunen bij hun schuldenproblematiek zien we dat de aanpak
en capaciteit per gemeente verschilt. Wanneer een inwoner in detentie verblijft, is
het voor een lokale schuldhulpverlener praktisch niet goed mogelijk om de verschillende
DJI te bezoeken omdat deze op geruime afstand van gemeente kunnen liggen. Er is onvoldoende
ruimte om de vraag naar en aanbod van schuldhulpverlening bij elkaar te brengen. Dit
maakt het tot een uitdaging voor gemeenten om schuldhulpverlening te bieden aan inwoners
die in detentie verblijven.
Vraag 5
Hoeveel gemeenten bekostigen tijdelijk de vaste lasten van gedetineerden vanuit de
bijzondere bijstand met als doel escalatie van de schuldensituatie na detentie te
voorkomen en daarmee het risico op recidive?
Antwoord 5
Als iemand gedetineerd is, dan heeft hij geen recht op algemene of bijzondere bijstand.9 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid voorziet in de algemene en bijzondere noodzakelijke
kosten van het bestaan voor gedetineerden, ook tijdens het weekendverlof. De kosten
voor het aanhouden van een woning moet de gedetineerde zelf betalen. Het is zijn eigen
verantwoordelijkheid om een afdoende regeling te treffen. In acute noodsituaties waarin
dit niet mogelijk is, kan de gemeente op grond van zeer dringende redenen en afhankelijk
van het individuele geval bijzondere bijstand verstrekken voor doorbetaling huur en
eventuele andere woonlasten (zoals vastrecht voor gas, water en elektriciteit). Het
betreft echter slechts heel uitzonderlijke situaties waarbij steeds een strikt individuele
afweging van de omstandigheden noodzakelijk is. Het is niet bekend hoeveel gemeenten
hier gebruik van maken.
Vraag 6
Hoe wordt het instrument van bijzondere bijstand en het doorbetalen van vaste lasten
onder de aandacht gebracht bij gemeenten? En wordt dit onderdeel van de basisdienstverlening
schuldhulpverlening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse
Verenging voor Volkskrediet (NVVK), Divosa en het kabinet?
Antwoord 6
Het behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college om invulling
te geven aan de uitvoering van de Participatiewet. De gemeenteraad houdt toezicht.
Informatie over de toekenning van bijzondere bijstand in dergelijke situaties kunnen
gemeenten vinden op reguliere kennisbanken als Stimulansz en Schulinck.
Anders dan de doelgroep jongeren, ondernemers en huisbezitters, is er geen specifieke
aanpak voor gedetineerden opgenomen in de basisdienstverlening. Gemeente Den Haag
evalueert momenteel de pilot «Schuldenzorgenvrij uit detentie».10 Mocht hun aanpak succesvol zijn gebleken, dan zal de Staatssecretaris van Participatie
en Integratie (P&I) in gesprek gaan met VNG, NVVK en Divosa over de mogelijkheid om
deze aanpak op te nemen in het actieplan van de basisdienstverlening.
Vraag 7
Wanneer kan de Kamer de wettelijke regeling om de zorgverzekering tijdens detentie
automatisch op te schorten verwachten?
Antwoord 7
De Ministeries van VWS en Justitie en Veiligheid onderzoeken samen met de zorgverzekeraars,
het CAK en DJI of de zorgverzekering tijdens detentie automatisch kan worden opgeschort
en na detentie automatisch hervat. Hiervoor moeten de uitvoeringsconsequenties in
beeld worden gebracht en er is een aanpassing van de Zorgverzekeringswet nodig. Uw
Kamer wordt via de jaarlijkse brief over het gevangeniswezen op de hoogte gehouden
van de ontwikkelingen van dit punt.
Vraag 8
Wanneer wordt het verstrekken van een saneringskrediet tijdens detentie een onderdeel
van de basisdienstverlening schuldhulpverlening van VNG, NVVK, Divosa en het kabinet?
Antwoord 8
Gemeenten kunnen al een saneringskrediet inzetten tijdens detentie. De gemeente Den
Haag doet dit al voor haar inwoners die in detentie verblijven. Uit gesprekken met
de VNG en NVVK blijkt echter dat gemeenten hierin terughoudend zijn. Omdat de gedetineerden
tijdelijk geen inkomen hebben, wordt het inkomen waarop het krediet wordt ingezet
geschat. Hiermee loopt de gemeente het risico dat het verstrekte krediet niet volledig
kan worden afbetaald door gedetineerden wanneer blijkt dat inkomen te laag is ingeschat.
Om dit risico voor gemeenten te verlagen, is de Staatssecretaris van P&I in gesprek
met het waarborgfonds saneringskredieten. Dit is toegezegd in de derde voortgangsrapportage
van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.11 Over deze toezegging wordt u geïnformeerd in de voortgangsbrief Armoede en Schulden
die voor het eind van dit jaar naar uw Kamer wordt verzonden.
Vraag 9
Welke mogelijkheden zijn er momenteel voor hulp aan gedetineerden bij schulden richting
uitstroom uit detentie en in hoeverre is er daarbij sprake van warme overdracht naar
hulp bij schulden na detentie?
Antwoord 9
Zoals eerder aangegeven zijn gemeenten al tijdens detentie verantwoordelijk voor het
bieden van schuldhulpverlening aan hun inwoners die in detentie verblijven. Dit op
grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Indien een gedetineerde uitstroomt
naar een andere gemeente dan de gemeente van herkomst, dan verschuift deze verantwoordelijkheid
naar de gemeente van uitstroom en is deze gemeente aan zet om schuldhulpverlening
vorm te geven voor de ex-gedetineerde. Gemeenten kennen beleidsvrijheid wanneer het
gaat om de inrichting van deze ondersteuning.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting voor 2025 van
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
Antwoord 10
Aan uw Kamer is een uitstelbericht verzonden. Aangezien de beantwoording van de vragen
zorgvuldige stemming vraagt tussen verschillende ministeries is het niet mogelijk
gebleken om deze voor de begrotingsbehandeling te verzenden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.