Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Eerdmans en Bikker over het rapport ‘Hamas in Europe’ en het bericht 'Buurlanden komt hij niet in, tóch mag omstreden kopstuk van pro-Palestinaclub spreken op universiteit in Nijmegen'
Vragen van de leden Eerdmans (JA21) en Bikker (ChristenUnie) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het rapport «Hamas in Europe» en het bericht «Buurlanden komt hij niet in, tóch mag omstreden kopstuk van pro-Palestinaclub spreken op universiteit in Nijmegen» (ingezonden 25 oktober 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 16 december 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 590.
Vraag 1, 2 en 3
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Hamas in Europe»1 en het bericht «Buurlanden komt hij niet in, tóch mag omstreden kopstuk van pro-Palestinaclub
spreken op universiteit in Nijmegen»2?
Zijn, behalve Amin Abou Rashed, die al vervolgd wordt, ook de andere in het rapport
genoemde personen en organisaties bij u bekend en is u bekend of zij banden hebben
met Hamas?
Indien zij niet bekend zijn of onbekend is of zij banden hebben met Hamas, bent u
van mening dat dit rapport voldoende serieuze aanwijzingen bevat om onderzoek in te
laten stellen door de daartoe bevoegde en aangewezen diensten naar genoemde organisaties
en personen om na te gaan of zij inderdaad banden hebben met Hamas? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, bent u bereid dergelijk onderzoek in te laten stellen?
Antwoord 1, 2 en 3
Het rapport «Hamas in Europe» is onder de aandacht gebracht bij de daartoe bevoegde
instanties. Hamas is een terroristische organisatie en staat sinds 2003 op de Europese
sanctielijst terrorisme. Ook aan Hamas gelieerde organisaties als Islamic Jihad en
Al Qassem brigades staan op deze lijst. Sinds 2023 is ook de aan Hamas gelieerde stichting
Al Aqsa op de nationale sanctielijst terrorisme geplaatst.
Het kabinet is er alles aan gelegen om onze samenleving te beschermen tegen terrorisme
en extremisme en er worden stappen gezet op nationaal en internationaal niveau om
de steun aan Hamas in en vanuit Nederland tegen te gaan. Vanzelfsprekend kan in de
openbaarheid geen uitspraak worden gedaan over al dan niet lopende onderzoeken van
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten naar personen of organisaties, waarvan het
vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische
rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) mag op basis van de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 onderzoek doen naar organisaties en personen
die een dreiging vormen voor de nationale veiligheid. De AIVD meldt in het jaarverslag
van 2023 dat onderzocht wordt of de dreiging vanuit Hamas voor de nationale veiligheid
van Nederland mogelijk verandert sinds het conflict in Gaza en enkele aanhoudingen
in Europa.3 Dat onderzoek loopt door.
Het Openbaar Ministerie kan beoordelen of er sprake is van strafbare feiten en kan
bepalen of er een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld. De daarin te maken afwegingen
zijn echter aan het Openbaar Ministerie; het kabinet geeft daartoe geen opdracht.
Vraag 4
Wanneer personen of organisaties aantoonbaar banden hebben met Hamas, welke consequenties
heeft dat, aangezien Hamas op de lijst van terreurorganisaties staat?
Antwoord 4
Welke (juridische) consequenties het onderhouden van banden met Hamas heeft, zal afhangen
van de feiten en omstandigheden van het geval. Het geven van financiële steun aan
Hamas kan bijvoorbeeld worden beschouwd als terrorismefinanciering (als bedoeld in
artikel 421 Wetboek van Strafrecht), of als een overtreding van de Sanctiewet 1977.
Of er in een specifieke casus sprake is van het plegen van strafbare feiten is aan
het Openbaar Ministerie om te bepalen en – indien strafrechtelijke vervolging wordt
ingesteld – uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 5 en 6
Hoe heeft u, mede in het licht van dit rapport en het recente verbod in onder meer
Canada van Samidoun4, gekeken naar de uitnodiging van de Radboud Universiteit aan de Europa-coördinator
van Samidoun, Mohammed Khatib, die door onder meer een universitair docent Sociale
Geografie actief wordt verspreid?
In hoeverre bent u voornemens met de Radboud Universiteit in gesprek te gaan naar
aanleiding van de komst van dit Samidoun-kopstuk?
Antwoord 5 en 6
Voor haatzaaien en het verheerlijken van geweld is geen plaats in Nederland. De heer
Khatib, en de organisatie Samidoun waar hij lid van is, legitimeert, vergoelijk en
verheerlijkt geweld tegen de staat Israël, waaronder geweld door organisaties die
op de terrorisme sanctielijst van de Europese Unie staan. Betrokkene heeft ook actief
zijn steun uitgesproken voor terroristische organisaties. Deze uitspraken kunnen een
radicaliserend effect hebben. Deze conclusies hebben ertoe geleid dat de Minister
van Asiel en Migratie, in samenspraak met de Minister van Justitie en Veiligheid,
betrokkene geweerd uit Nederland. Zie voor verdere toelichting de beantwoording op
vraag acht.
Universiteiten zijn geen plek voor discriminatie, intimidatie en antisemitisme. Er
is ruimte om scherpe discussies te voeren, maar deze dienen zich te bewegen binnen
de grenzen van de wet, de academische standaarden, en de huisregels en gedragscodes
van de instelling. Zolang er geen wettelijke beperkingen gelden voor een organisatie
of beoogd spreker, is de instelling zelf verantwoordelijk voor bijeenkomsten die gehouden
worden op het terrein van de instelling en voor afstemming met de lokale driehoek.
Iedere student en medewerker heeft het recht om bijeenkomsten met een academisch karakter
te organiseren. In algemene zin geldt dat het aan de instelling is om voorafgaand
aan bijeenkomsten duidelijk aan te geven aan welke voorwaarden moet worden voldaan.
Deze academische vrijheid is een belangrijke waarde van onze rechtsstaat die we moeten
verdedigen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is niet voornemens om
op dit moment het gesprek aan te gaan met de Radboud Universiteit over deze specifieke
lezing die door de Radboud Universiteit is geannuleerd nadat de spreker de toegang
tot Nederland was ontzegd.
Het kabinet zal tevens onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en
Veiligheid op korte termijn de Taskforce Bestrijding Antisemitisme oprichten. Deze
Taskforce gaat op hoog niveau het komend jaar aan de slag met het doen van gerichte
voorstellen voor de maatregelen ten behoeve van de veiligheid van Joden, waaronder
de veiligheid van Joodse studenten op hogescholen en universiteiten, het weren van
antisemitische sprekers op hogescholen en universiteiten en veiligheidsconsequenties
van de sit-ins op de NS stations.
Vraag 7
Heeft u reeds gesproken met uw Duitse collega’s over hoe om te gaan met organisaties
als Samidoun, zoals u aangaf in antwoord op Kamervragen op 26 juli 2024?5
Antwoord 7
De Minister van Justitie en Veiligheid gaat in gesprek met collega’s in Duitsland
over hoe om te gaan met deze en soortgelijke organisaties. Door het Ministerie van
Justitie en Veiligheid worden op dit moment voorbereidingen getroffen voor het laten
plaatsvinden van dit gesprek. Over de uitkomsten zal de Kamer, conform de toezegging,
vanzelfsprekend worden geïnformeerd.
Vraag 8 en 9
Bent u het ermee eens dat u conform de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding
een gebiedsverbod voor de Radboud Universiteit aan Mohammed Khatib kan opleggen? Waarom
heeft u dit tot op heden nog niet gedaan?
Hoe verhouden de gronden waarop David Icke op 3 november 2022 door de toenmalig Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid de toegang tot Nederland is ontzegd6 zich tot de mogelijkheden die u heeft om ook dit Samidoun-kopstuk de toegang tot
Nederland te ontzeggen?
Antwoord 8 en 9
Voor vreemdelingen die naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtegoed te
verspreiden en die daarmee een gevaar vormen voor de openbare orde en nationale veiligheid
is in Nederland geen plaats. Het kabinet is er alles aan gelegen om deze personen
te weren als zij een dreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Dit kan bijvoorbeeld – binnen de daarvoor bestaande wet- en regelgeving – door het
weigeren van een visum, een signalering in het Schengeninformatiesysteem of het opleggen
van een ongewenstverklaring door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Betrokkene is inmiddels gesignaleerd ter fine van toegangsweigering. Hier is uw Kamer
op 25 oktober over geïnformeerd.7
8
De Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding biedt de mogelijkheid
om aan een persoon, die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht
met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan, een vrijheidsbeperkende
maatregel op te leggen in het belang van de nationale veiligheid. Een mogelijke maatregel
is een gebiedsverbod voor een bepaald gedeelte of bepaalde delen van Nederland, mits
kan worden onderbouwd dat de aanwezigheid van de persoon in dit specifieke gebied
een dreiging tegen de nationale veiligheid vormt en de gedragingen van de persoon
voldoen aan bovenstaande norm. Een gebiedsverbod voor heel Nederland is met het oog
op de vereiste proportionaliteit en subsidiariteit van de maatregel niet waarschijnlijk.
Het is van belang om te benadrukken dat er een verschil is in toetsingskaders tussen
visumplichtigen en personen met een rechtmatig verblijf in de EU. Voor de laatstgenoemde
categorie is de norm voor toegangsweigering hoger. Verder gaat de Minister van Justitie
en Veiligheid niet in op de besluitvorming in deze individuele zaken.
Vraag 10
Kunt u nauwkeurig inzichtelijk maken op welke termijn en op welke manier u uitvoering
gaat geven aan de motie-Diederik van Dijk/Eerdmans9 over organisaties als Samidoun op de nationale sanctielijst terrorisme en in het
CTER-register plaatsen?
Antwoord 10
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft, conform de motie Diederik van Dijk (SGP)
en Eerdmans (JA21)10 toegezegd in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie en de AIVD over hoe zij
om kunnen gaan met deze en soortgelijke organisaties. Vanzelfsprekend kunnen in de
openbaarheid geen uitspraken worden gedaan over de onderzoeken en werkwijze van de
AIVD. Het is van belang om te benadrukken dat het aan het Openbaar Ministerie en de
AIVD zelf is om hier een afweging in te maken.
Het gesprek met het Openbaar Ministerie heeft op vrijdag 29 november plaatsgevonden.
Het Openbaar Ministerie gaf daarbij aan geen aanknopingspunten te hebben voor strafrechtelijke
verdenkingen ten aanzien van Samidoun in Nederland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.