Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over ‘De verduurzaming Rotterdamse haven en fossiele lock-in
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de verduurzaming Rotterdamse haven en fossiele lock-in (ingezonden 11 november 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 16 december 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «De Rotterdamse haven heeft een toekomstplan nodig»,
verschenen in NRC op 30 oktober 2024?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre bent u het eens met de stelling van de auteurs dat de Rotterdamse haven
een integraal toekomstplan nodig heeft voor de toekomst, dat onder meer rekening houdt
met de bescherming van de lokale leefomgeving, de klimaatdoelstellingen en het behoud
van werkgelegenheid ook op de lange termijn?
Antwoord 2
De Rotterdamse haven is een sleutel in veel transities waar Nederland voor staat.
Dat vraagt naast ombouw en afbouw van het bestaande, ruimte voor nieuwe spelers die
bijdragen aan de transitie. Deze transities moeten gerealiseerd worden in goede balans
met de leefomgeving. Vanwege het belang van deze opgave werk ik samen met de Ministers
van Infrastructuur en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de Provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam,
Havenbedrijf Rotterdam, DCMR en een reeks aan andere regionale partners samen in NOVEX
Rotterdamse haven.
In december 2023 hebben de partners gezamenlijk een ontwikkelperspectief opgeleverd
wat gezien moet worden als een eerste stap naar een toekomstplan voor de Rotterdamse
haven. Het doel: «De haven van Rotterdam is in 2050 het meest duurzame haven- en industriecomplex
ter wereld functionerend in een krachtige toekomstbestendige metropoolregio. Hiermee
houden we de haven internationaal concurrerend en bieden we perspectief voor het duurzaam
en toekomstbestendig verdienvermogen van de haven met lokale, regionale en (inter)nationale
meerwaarde. Ook creëren we een krachtige en toekomstbestendige metropoolregio in de
nabijheid van de haven. Zonder sterke metropoolregio met onderwijs, gekwalificeerd
personeel, kennisinstellingen, proeftuinen, MKB en aantrekkelijke woonmilieus geen
transitie.»
Op dit moment werken de partners in NOVEX Rotterdamse haven samen aan een investerings-
en een uitvoeringsagenda om de stap richting uitvoering van het ontwikkelperspectief
te kunnen zetten.
Vraag 3
In hoeverre bent u het eens met de stelling van de auteurs dat een dergelijk toekomstplan,
in ieder geval een afbouw moet omvatten van fossiele activiteiten in de haven, dat
wil zeggen de activiteiten rondom olie, kolen en aardgas?
Antwoord 3
NOVEX Rotterdamse haven, dat zich richt op 2050 met een doorkijk naar 2100, zal rekening
houden met een verminderde vraag naar fossiel en daarmee ook gedeeltelijke afbouw
van fossiele activiteiten, als logisch gevolg van een veranderende markt en het klimaatbeleid.
Daarnaast ontvangt de Kamer in Q2 2025 een brief die in zal gaan op de algehele verantwoorde
afbouw van fossiele energiedragers in het energiesysteem. De brief heeft daarmee een
bredere scope, maar zal ook raken aan de fossiele activiteiten in de Rotterdamse haven.
Vraag 4
In hoeverre bent u het eens met de stelling van de auteurs dat het Havenbedrijf Rotterdam
een belangrijke rol speelt in het opstellen en uitvoeren van een dergelijk plan voor
de Rotterdamse haven?
Antwoord 4
Havenbedrijf Rotterdam is een belangrijke partner in NOVEX Rotterdamse haven.
Vraag 5
Welke extra beleidsmaatregelen voorziet u – gelet op de meeste recente Klimaat- en
Energieverkenning (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) waaruit volgt
dat de klimaatdoelen uit zicht raken en dat extra beleid met snel effect nodig is
– in de Rotterdamse haven die moeten leiden tot een reductie van broeikasgassen van
de industrie in de Rotterdamse haven? En hoeveel bedraagt de verwachte extra emissiereductie
daarvan?
Antwoord 5
In het voorjaar wordt tot alternatief beleid besloten zodat de afgesproken doelen,
conform het hoofdlijnenakkoord, binnen bereik komen. Ik kan nu niet vooruitlopen op
die maatregelen maar zij zullen zich naar alle waarschijnlijkheid niet specifiek richten
op de Rotterdamse haven. Wel zullen zij mogelijk effect hebben op de bedrijven in
de Rotterdamse haven. Ook worden op dit moment gesprekken gevoerd met een aantal bedrijven
in de Rotterdamse haven in het kader van de maatwerkafspraken en wordt cluster maatwerkaanpak
onderzocht voor de Botlek.
Vraag 6
In hoeverre houden de maatregelen die u voorziet voor de industrie in de Rotterdamse
haven rekening met ketenemissies, dat wil zeggen emissies die verband houden met fossiele
activiteiten in de haven maar die leiden tot uitstoot van broeikasgassen elders (binnen
of buiten Nederland)?
Antwoord 6
Zie antwoorden 5 en 7.
Vraag 7
In hoeverre dragen de beoogde maatwerkafspraken met bedrijven in de Rotterdamse haven
bij aan de afbouw van fossiele activiteiten?
Antwoord 7
De maatwerkaanpak is primair gericht op de grootste emittenten van broeikasgassen
en een additionele reductie van CO2 emissies (scope 1) bij deze bedrijven in 2030 ten opzichte van de reductie die past
bij het pad van de nationale CO2-heffing.
Het merendeel van de verduurzamingsprojecten in de portfolio’s van maatwerkbedrijven
die actief zijn in de Rotterdamse haven, is gericht op het afvangen en opslaan van
CO2 (CCS) en het vervangen van fossiele input als grondstof of als bron voor verhitting
door bijvoorbeeld de inzet op elektrificatie of het gebruik van koolstofarme waterstof.
In meerdere Expression of Principles (EoP’s) is zichtbaar dat naast de reductie van
scope 1 emissies bij maatwerkbedrijven er ook een positieve bijdrage wordt geleverd
aan de reductie van scope 2 en scope 3 emissies in de keten, bij eindgebruikers en
aan verbetering van de leefomgeving.
Een voorwaarde in de maatwerkafspraken is dat de maatwerkbedrijven een visie moeten
hebben op hun weg naar klimaatneutraliteit, zodat ze hun activiteiten nu en in de
toekomst in Nederland kunnen blijven ontwikkelen. Door te investeren in innovatie
en verduurzaming, werken we naar een schone basisindustrie in 2050 die van belang
is voor onze economie en voorkomen we dat bedrijven vertrekken.
Vraag 8
In hoeverre voorzien deze afspraken erin om ruimte te creëren voor nieuwe, duurzame
activiteiten in de Rotterdamse haven, met het oog op het behoud van economische activiteiten
en werkgelegenheid in de Rotterdamse haven?
Antwoord 8
Het kabinet wil de industrie stimuleren en ondersteunen om in Nederland haar processen
te verduurzamen en daarmee voorkomen dat bedrijven uit Nederland vertrekken. Zo worden
belangrijke economische activiteiten en werkgelegenheid behouden.
Voorwaarde voor de reductie van scope 1 emissie bij maatwerkbedrijven is veelal dat
ook andere bedrijven in de keten duurzame grondstoffen leveren of afnemen. De maatwerkaanpak
heeft daardoor direct en indirect een positieve bijdrage aan de verduurzaming van
het bredere haven- en industrieel complex in Rotterdam.
Op dit moment wordt, als uitwerking van de Routekaart Nationaal Programma Verduurzaming
Industrie (NPVI), voor de vijf industrieclusters, waaronder Rotterdam/Moerdijk, een
onderzoek uitgevoerd naar de beschikbare ruimte voor de industrie in de toekomst.
Uit dat onderzoek moet blijken in hoeverre er voldoende fysieke- en milieuruimte is
voor de verduurzaming van de bestaande activiteiten (ombouw) en voor de opbouw van
nieuwe industrie. De bevindingen worden in Q2 van 2025 verwacht en aan de Kamer gestuurd.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de waarschuwing van het PBL in o.a. Trajectverkenning klimaatneutraal
2050 over een mogelijke fossiele lock-in bij een te ruim aanbod van Carbon Capture
and Storage (CCS) tegen lage kosten, specifiek in de context van de Rotterdamse haven?
Antwoord 9
Zonder de inzet van Carbon Capture and Storage (CCS) worden CO2-reductiedoelstellingen niet gehaald. CCS zorgt bovendien voor het behoud en het versterken
van het concurrentievermogen van Nederland. Daarnaast kan de CCS-infrastructuur worden
ingezet voor het hergebruik van CO2 en het op de langere termijn behalen van negatieve emissies. Dit alles neemt niet
weg dat de prikkel om verder te verduurzamen moet blijven bestaan.
Bij een te ruim aanbod van opslag van CO2 tegen relatief lage kosten op de korte termijn kan op de lange termijn een lock-in
op fossiele energiedragers ontstaan. Dit is ook zo door PBL benoemd. Wat in het algemeen
geldt, geldt ook in de context van de Rotterdamse haven. Daarom blijft het kabinet
zorgvuldig sturen op de inzet van CCS, om er zo voor te zorgen dat de opslagcapaciteit
zo efficiënt mogelijk wordt benut, tot én na 2050. Tegelijkertijd ziet het kabinet
ook dat het risico op een lock-in van fossiele CCS om meerdere redenen beperkt is.
Ten eerste streeft het kabinet, zoals ook uiteengezet in het Nationaal Plan Energiesysteem,
naar een volledig circulaire en fossielvrije economie. Daartoe worden richting 2050
het gebruik van fossiele brandstoffen zoveel mogelijk geminimaliseerd en wordt de
behoefte aan fossiele CCS op de lange termijn ook afgebouwd. Onderdeel daarvan is
dat na 2035 geen nieuwe SDE++-beschikkingen voor fossiele CCS worden afgegeven.
Als een bedrijf SDE++-subsidie ontvangt, kan het wel zo zijn dat het bedrijf gedurende
de looptijd van de beschikking – dus 15 jaar – niet zal overstappen naar een andere
techniek. Dit geldt echter voor alle technieken die met de SDE++ worden gesubsidieerd.
Daartegenover staat ook dat na afloop van de subsidie operationele kosten blijven
bestaan en bedrijven alternatieve verduurzamingsmogelijkheden daartegen zullen afwegen.
Bovendien kunnen andere verduurzamingstechnieken parallel worden ingezet. Niet alle
CO2-emissies op een productielocatie zullen met CCS kunnen worden gereduceerd. Bedrijven
die voor CCS kiezen, kunnen met andere woorden nog steeds kiezen voor alternatieve
verduurzamingsopties naast de inzet van CCS.
Vraag 10
Welke concrete maatregelen neemt u om te voorkomen dat de inzet van CCS in de Rotterdamse
haven leidt tot een vertraging in de transitie naar werkelijk duurzame alternatieven?
Antwoord 10
Zie antwoord vraag 9.
Vraag 11
Kunt u toelichten hoe de «zeef» in de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-regeling
(SDE++) in de praktijk functioneert voor projecten in de Rotterdamse haven, en hoe
vaak is gebleken dat er kosteneffectieve alternatieven waren voor CCS?
Antwoord 11
De SDE++ is een generieke regeling voor bedrijven en non-profitorganisaties die grootschalig
hernieuwbare energie opwekken of de CO2-uitstoot verminderen. Ook verduurzamingsprojecten in de Rotterdamse haven, waaronder
projecten gericht op het afvangen en laten opslaan van CO2 (CCS), kunnen hiervoor in aanmerking komen.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat subsidiëring van CCS niet ten koste mag gaan
van de ontwikkeling van duurzame energietechnieken. De zeefstudie heeft als doel om
te bepalen of er alternatieve maatregelen zijn waarvan de kosteneffectiviteit vergelijkbaar
is met die van CCS, om zo te bepalen of stimulering van CCS middels de SDE++ nog steeds
passend is. Tot en met de SDE++ 2024 hebben deze jaarlijkse onderzoeken nog geen aanleiding
gegeven tot subsidiebeperkingen voor CCS in de SDE++.
Vraag 12
Kunt u specificeren hoe de «hekjes» in het SDE++-budget concreet bijdragen aan de
ontwikkeling van duurzame alternatieven in de Rotterdamse haven?
Antwoord 12
De hekjes zijn sinds 2023 opgenomen in de SDE++. De hekjes zorgen ervoor dat technieken
die nu minder kosteneffectief zijn, maar wel noodzakelijk voor de energietransitie,
eerder in aanmerking komen voor subsidie. Middels de hekjes wordt budget gereserveerd
in de domeinen met een gemiddeld hogere subsidiebehoefte. Dit zijn de domeinen lagetemperatuurwarmte,
hogetemperatuurwarmte en moleculen. In 2024 was er € 1 miljard per domein gereserveerd,
op een totaal openstellingsbudget van € 11,5 miljard. Door deze hekjes komen verduurzamingsprojecten
in de Rotterdamse haven die onder deze domeinen vallen eerder in aanmerking voor subsidie.
Een voorbeeld zijn de categorieën voor geavanceerde hernieuwbare brandstoffen, die
onder het domein moleculen vallen. Het is niet mogelijk om nu een uitspraak te doen
over de mate waarin de hekjes tot zover hebben bijgedragen aan de ontwikkeling in
deze domeinen, omdat er op dit moment nog geen informatie beschikbaar is over de definitieve
resultaten van de openstellingsrondes van 2023 en 2024. Deze informatie volgt op een
later moment.
Vraag 13
Hoe zorgt u ervoor – gelet op de waarschuwing van het PBL – dat de inzet van CCS in
de Rotterdamse haven niet leidt tot een verlenging van de levensduur van fossiele
infrastructuur en activiteiten?
Antwoord 13
Zie antwoord vraag 9.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.