Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 17 december 2024 te Brussel (Kamerstuk 21501-08-969)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 970
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 december 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister
van Klimaat en Groene Groei over de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 17 december
2024 te Brussel (Kamerstuk 21 501-08, nr. 969) en het verslag van de Milieuraad van 14 oktober 2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 966).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 december 2024 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat en de Minister van Klimaat en Groene Groei voorgelegd. Bij brief van
12 december 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Wiendels
I. WIJZIGING AGENDA MILIEURAAD
Ten opzichte van de geannoteerde agenda zijn er twee AOB-punten aan de agenda van
de Milieuraad toegevoegd. Zweden zal informatie delen met betrekking tot de herziening
van REACH. En de Europese Commissie zal een update geven over het gebruik van het
Horizon programma voor klimaatactie. Beide punten zullen in de verslaglegging meegenomen
worden.
II. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Haalbaarheid, realisme, betaalbaarheid
1.
De leden van de PVV-fractie nemen kennis van de agenda, maar vragen tegelijkertijd
ook of de Staatssecretaris rekening houdt met de principes realisme, haalbaar en betaalbaar.
Antwoord
Ja. Dat zijn aspecten die worden meegewogen.
Nationale koppen
2.
De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat de Staatssecretaris ook goed in acht neemt
dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid komen en kijkt naar welke andere
bestaande nationale koppen kunnen worden geschrapt in lijn met het Hoofdlijnenakkoord.
Antwoord
Dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid komen, is gewaarborgd in de
Aanwijzingen voor de regelgeving.1 Aanwijzing 9.4 bepaalt dat bij implementatie van Europees beleid geen nationaal beleid
(en dus ook geen nationale koppen) mogen worden meegenomen. Wat wél kan, is nationaal
beleid (inclusief nationale kop) opnemen in een apart wetgevingstraject, los van implementatie.
Er kunnen allerlei redenen zijn om nationaal regels te stellen, bijvoorbeeld ter uitvoering
van het Hoofdlijnenakkoord. Daar zal uw kamer transparant over worden geïnformeerd.
In 2006, 2007, 2012 en 2023 zijn onderzoeken gedaan naar nationale koppen. Uit die
onderzoeken is gebleken dat in Nederland niet veel nationale koppen zijn. De nationale
koppen die uit de onderzoeken kwamen, bleken over het algemeen weloverwogen politieke
besluiten. De Minister van Economische Zaken doet in 2025 opnieuw onderzoek en het
kabinet zal hier te zijner tijd naar kijken.
Circulaire voertuigen
3.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de sterke ambitie van de Staatssecretaris ten
aanzien van circulariteit rijmt met het huidige tijdperk waarbij het toepassen van
gerecycled plastic onder druk staat.
Antwoord
De recyclaatmarkt functioneert slecht, met name omdat deze te afhankelijk is van de
olieprijs. Bij een lage olieprijs kiezen meer producenten van plastic producten voor
virgin fossiel plastic, bij een hoge olieprijs is het andersom. Het is daarom belangrijk
om in Europese productregelgeving het toepassen van recyclaat verplicht te stellen,
zoals in de nu voorliggende Europese verordening voor circulaire voertuigen. Zo ontstaat
er een stabielere recyclaatmarkt, waarin recyclers hun recyclaat kwijtkunnen. De Nederlandse
plasticsector roept zelf ook op tot dergelijke Europese eisen. Nederland zal nationaal
niet op deze Europese producteisen voor voertuigen vooruitlopen.
4.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de uitvoering voor zich
ziet met betrekking tot de verbreding van het UPV-systeem (uitgebreide producentenverantwoordelijkheid),
met name gericht op aanhangwagens (omdat veel wagens van deze categorie niet zijn
voorzien van een kenteken).
Antwoord
De betaling van de afvalbeheerbijdrage voor het UPV-systeem loopt in Nederland via
de kentekenregistratie. Dit betekent dat elk voertuig dat een kenteken heeft, makkelijk
is toe te voegen aan het UPV-systeem voor auto’s. Voor andere voertuigen is dat lastiger,
maar niet onmogelijk. Aanhangwagens tot 750kg hebben inderdaad geen kenteken, maar
wel een typegoedkeuringsbewijs. Dit zou een manier kunnen zijn om deze aanhangwagens
onder de UPV te voegen Aanhangwagens boven de 750kg hebben wel een kenteken.
5.
De leden van de PVV-fractie vragen tevens wat het mechanisme voor kosten van het afvalbeheer
van nieuwe categorieën in de praktijk wordt uitgevoerd. Mede gezien het feit dat dit
omschreven staat als «een uitdaging in de uitvoering». Wellicht ten overvloede: rekening
houdend met de principes realisme, haalbaar en betaalbaar.
Antwoord
Met «een uitdaging in de uitvoering» werd gedoeld op het mechanisme voor de kosten
van het afvalbeheer wanneer een voertuig in een andere lidstaat afval wordt dan waar
het voertuig op de markt is geplaatst. In het UPV-systeem zal een afvalbeheerbijdrage
worden betaald in de lidstaat waar het voertuig op de markt is geplaatst. Hierdoor
wordt het afvalbeheer (droogleggen voertuig, ontmantelen van onderdelen en recycling,
et cetera) door de producenten georganiseerd en gefinancierd. Dit mechanisme maakt
het mogelijk dat producenten de kosten voor afvalbeheer van voertuigen die niet in
hetzelfde land afval worden als waar ze op de markt worden geplaatst met elkaar kunnen
vereffenen. Om dit in de praktijk goed uit te voeren zijn goede informatiestromen
essentieel. Nederland is samen met een groep andere lidstaten voorstander van dit
mechanisme. Realisme, haalbaarheid en betaalbaarheid zijn voor Nederland belangrijke
uitgangspunten in de onderhandelingen
6.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris om meer informatie betreffende
de maatregelen om te voorkomen dat voertuigen (illegaal) geëxporteerd worden als die
niet rijwaardig zijn en als afval (voertuigwrak) bestempeld zijn, waarbij negatieve
milieueffecten worden afgewenteld op derde landen. Dit in relatie tot het feit dat
de Staatssecretaris daarbij oog voor de handelspolitieke aspecten van het voorstel
en de impact hiervan op derde landen houdt. Hoe ziet hij de uitvoering hiervan?
Antwoord
Om te voorkomen dat niet rijwaardige voertuigen of autowrakken worden geëxporteerd,
is het belangrijk om een heldere definitie te formuleren voor «autowrak». Het voorstel
voorziet hierin. Verder legt het voorstel een bepaling op waarbij de overbrenging
van eigenaarschap van voertuigen niet is toegestaan als een voertuig bestempeld is
als autowrak óf als het voertuig geen APK heeft, dus niet rijwaardig is. Dit helpt
voorkomen dat autowrakken worden geëxporteerd onder het mom van een rijwaardig voertuig.
Tegelijkertijd wordt de handel in rijwaardige, tweedehands voertuigen niet belemmert.
7.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Staatssecretaris streeft op diverse onderwerpen
naar een hoger ambitieniveau (in andere woorden: zijn dit verborgen koppen).
Antwoord
In de onderhandelingen over het voorliggende wetsvoorstel streeft het kabinet naar
een hoger ambitieniveau voor bijvoorbeeld de toepassing van recyclaat en eisen met
betrekking tot het verplicht verwijderen van onderdelen. Dit zal de markt voor recyclaat
versterken en eraan bijdragen dat Nederland en de Europese Unie minder afhankelijk
worden van derde landen voor materiaalgebruik. Aangezien het hier gaat over een Europese
Verordening is er geen sprake van nationale koppen, maar van Europees beleid dat voor
alle lidstaten zal gelden.
8.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het in grote lijnen eens met het voorstel
voor circulaire voertuigen en de lijn van de Staatssecretaris hierop, maar denken
dat het voorstel op enkele vlakken nog kan worden aangescherpt. Deze leden zijn van
mening dat er een verplicht oplopend percentage groen staal en aluminium in de bouw
van nieuwe auto’s in het voorstel moet worden opgenomen. Dat geeft zekerheid over
de vraag naar groen staal en kan de transitie van de staalsector aanjagen. Ten tweede
zijn deze leden van mening dat het voorgestelde Circular Vehicle Passport meer informatie
zou moeten bevatten, zoals materiaalsamenstelling (inclusief aandeel gerecyclede inhoud
per materiaal) en de CO2-voetafdruk. Ten derde vinden deze leden dat er te weinig gebeurt om afgedankte voertuigen
in te zamelen. Daarom denken zij dat de inzameling kan worden verbeterd als er nieuwe
financiële prikkels voor eigenaren worden ingevoerd om hun afgedankte voertuigen naar
een erkende verwerker te brengen, zodat kostbare materialen niet verloren gaan, bijvoorbeeld
via een retourpremie of statiegeldregeling. Kan de Staatssecretaris zich vinden in
elk van deze aanscherpingen en is hij bereid om zich daar tijdens de Milieuraad hard
voor te maken?
Antwoord
Het voorstel stelt de Commissie in staat om naar aanleiding van een haalbaarheidsstudie
via een gedelegeerde handeling een voorstel te doen voor een minimum percentage recyclaattoepassing
voor staal en aluminium. Voor staal zal dit plaatsvinden na 23 maanden van inwerkingtreding
en voor aluminium 35 maanden. Het kabinet steunt dit onderdeel van het voorstel. Ten
aanzien van het Circulair Vehicle Passport wil ook het kabinet dat dit meer informatie
bevat. Zo heeft Nederland ervoor gepleit dat de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen
onderdeel moet zijn van het paspoort. Daarnaast heeft het kabinet een voorstel gesteund
om de CO2 voetafdruk van voertuigen te berekenen. Als dit voorstel wordt overgenomen, kan deze
informatie ook in het paspoort worden opgenomen. Tot slot ziet het kabinet geen meerwaarde
in verdere financiële prikkels voor de inzameling van autowrakken. Aangezien een voertuig
over het algemeen nog een waarde heeft, ontvangen eigenaren bij het inleveren van
hun voertuig doorgaans al een bedrag van het autodemontagebedrijf of garage.
9.
De leden van de VVD-fractie staan achter de Nederlandse inzet. Echter maken zij zich
zorgen over de import van Chinese voertuigen die niet voldoen aan de circulariteitseisen.
Deze Chinese producten kunnen de overhand nemen op onze markt. Kan de Staatssecretaris
ervoor waken dat naar Europa geïmporteerde voertuigen aan dezelfde circulariteitseisen
voldoen als waar Europese producenten aan moeten voldoen? Daarnaast benadrukken deze
leden dat het belangrijk is dat er een gelijk speelveld is om ongeregeldheden bij
import/export van autowrakken te voorkomen.
Antwoord
Alle ontwerpeisen en -verplichtingen gelden voor alle voertuigen die op de Europese
markt worden gebracht. Via de type-goedkeuring wordt gecontroleerd of het voertuig
voldoet aan de geldende veiligheids- en circulariteitseisen. Dit proces wordt uitgevoerd
door de Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW). Alle voertuigen die op de Europese markt
worden gebracht, zijn dus onderhevig aan deze type-goedkeuring, ongeacht waar ze zijn
geproduceerd. De circulariteitseisen die worden voorgesteld in de verordening zullen
ook onderdeel worden van de type-goedkeuring. Via dit proces wordt dus gecontroleerd
of alle voertuigen onder de reikwijdte die op de Europese markt worden gebracht voldoen
aan de circulariteitseisen. Dit handhaaft een gelijk speelveld.
10.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Staatssecretaris
onvoldoende aandacht besteedt aan de zorgwekkende trend van steeds grotere, zwaardere
en materiaal-intensievere voertuigen. In voertuigen worden veel kostbare materialen
gebruikt, waarvoor Europa volledig afhankelijk is van andere landen. Deze leden vragen
of de Staatssecretaris niet wegkijkt voor deze ontwikkeling, die haaks staat op het
streven naar een circulaire economie, efficiënt materiaalgebruik en strategische autonomie.
Wat doet de Staatssecretaris eraan om deze trend tegen te gaan? Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat het meest circulair is om minder materiaal te gebruiken?
Antwoord
Het voorstel stelt op zichzelf geen eisen aan de grootte en het gewicht van voertuigen.
Wel zijn de bepalingen in het voorstel gericht op het stimuleren van hergebruik en
recycling en dragen op die manier bij aan het behouden van materialen in de Europese
Unie doordat voertuigen en materialen langer worden gebruikt en kostbare materialen
worden bespaard.
11.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat bij de inzet van Nederland
enkel wordt gesproken over ontwerpeisen ten behoeve van reparatie en hergebruik en
dat de focus ligt op recycling en recyclaatdoelstellingen. Waarom wordt bij de inzet
van Nederland niet gesproken over bijvoorbeeld een maximum aan de lengte, breedte
en hoogte van voertuigen om kostbaar materiaal te besparen? Ziet de Staatssecretaris
het als een prioriteit om in het verdrag te pleiten voor het verminderen van het gebruik
aan materialen voor circulaire voertuigen? Deze leden van vragen hoe minder materiaalgebruik
het best zou kunnen worden toegepast in de verordening, en wat de Staatssecretaris
concreet heeft gedaan, of gaat doen, om dit voor elkaar te krijgen.
Antwoord
Het verminderen van materiaalgebruik is een belangrijk element van de circulaire economie.
De bepalingen in het voorstel die gericht zijn op het stimuleren van hergebruik en
recycling zullen bijdragen aan het behouden van materialen in de Europese Unie doordat
voertuigen en materialen langer worden gebruikt. Daarnaast geeft het voorstel de mogelijkheid
om de bijdrage voor het UPV-systeem aan te passen op basis van niet alleen de recyclebaarheid
van de materialen, maar ook het gewicht van het voertuig. Zo is er een stimulans voor
autofabrikanten om minder materiaal toe te passen of de voertuigen kleiner te maken
zodat de financiële bijdrage lager zal zijn.
Microplastics
12.
De leden van de PVV-fractie vragen of er voldoende rekening wordt gehouden met kleine
ondernemingen (lastendruk) bij de regelgeving voor microplastics.
Antwoord
Ja. Allereerst is de categorie zeer kleine bedrijven nog steeds uitgezonderd van de
zwaardere verplichtingen zoals certificering, ongeacht hoeveel plastic pellets ze
op jaarbasis verhandelen. Dat geldt niet voor alle andere bedrijven. De zwaardere
verplichtingen zoals certificering, gelden echter pas wanneer met meer dan 1.000 ton
pellets per jaar wordt gewerkt. Ter vergelijking, Frankrijk heeft al een certificeringsplicht
voor alle bedrijven die met meer dan 5 ton plastic pellets per jaar werken. Dit Franse
systeem is in overleg met de sector opgezet. Van Franse collega’s heeft het ministerie
begrepen dat dit ook voor bedrijven prima werkt. Het is dus erg onwaarschijnlijk dat
de lastendruk van deze Europese maatregel voor kleine ondernemingen te hoog is.
13.
De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot de drempelwaarde (microplastics)
waarom er na de evaluatie zo nodig naar beneden bijgesteld moet gaan worden.
Antwoord
Plastic pellets is één van de grootste oorzaken van microplastics in het milieu. In
tegenstelling tot andere bronnen van microplastics die intrinsiek gepaard gaan met
productgebruik (zoals bandenslijtage, slijtage van verf, textiel, et cetera) dient
de lekstroom van pellets bij productie, vervoer of omvorming geen enkel doel. Daarom
is het van belang dat deze vorm van vervuiling tot een minimum beperkt wordt. Dit
is mogelijk, want er is voldoende handelingsperspectief voor de sector, door onder
andere plastic pellets op de juiste wijze te verpakken tijdens het vervoer. De drempelwaarde
bepaalt welke bedrijven striktere verplichtingen krijgen, waaronder certificering.
Door meer bedrijven onder het striktere regime te laten vallen, neemt de vervuiling
door plastic pellets af. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 dient dit wel
proportioneel te zijn voor bedrijven. Dat is ook bij een significant lagere drempelwaarde
nog steeds het geval.
14.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
het voorstel ter voorkoming van pelletverlies om microplasticvervuiling te verminderen.
Plastic pellets, ook wel nurdles, zijn één van de voornaamste oorzaken van microplasticvervuiling
en betere regelgeving is erg belangrijk. Deze leden vinden het goed dat de Staatssecretaris
wil pleiten voor een hoger ambitieniveau, maar hebben hierbij nog een aantal toevoegingen.
Het huidige voorstel laat de zeetransport van plastic pellets grotendeels buiten beschouwing,
terwijl dit een belangrijke oorzaak is van pelletvervuiling. Zo zouden er verplichtingen
moeten zijn rond het veilig vervoer van pellets om risico’s bij extreem weer te voorkomen,
zoals de toepassing van goede verpakkingen en verplicht onderdeks vervoer. Er moet
een protocol zijn voor reders, zodat zij direct kunnen ingrijpen wanneer er toch lekkages
op zee zijn. Tevens zijn de leden van mening dat er sancties moeten zijn bij nalatigheid.
Gaat de Staatssecretaris zich inzetten voor verplichte maatregelen voor maritiem vervoer?
Antwoord
Het kabinet zet zich in voor het meenemen van verplichtingen voor de maritieme sector.
Het huidige compromisvoorstel van het voorzitterschap schept verplichtingen die gebaseerd
zijn op relevante richtlijnen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Hiermee
zijn de verplichtingen voor de maritieme schepen minder vergaand dan voor de overige
vervoerders. Er zijn echter ook lidstaten die de maritieme sector in zijn geheel niet
willen meenemen. Het kabinet is van mening dat het huidige compromisvoorstel van de
voorzitter een afdoende uitkomst is. Dit neemt niet weg dat internationale wetgeving
uiteindelijk de meest effectieve manier is om het maritiem transport van plastic pellet
te reguleren, gezien het internationale karakter van de zeevaart. Daarom pleit Nederland
ook in de IMO actief voor het bewerkstelligen van strengere vervoersmaatregelen voor
plastic pellets, onder andere ten aanzien van het beter verpakken van pellets en het
onderdeks vervoer van containers met pellets.
15.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook van mening dat er onvoldoende maatregelen
worden genomen om de verantwoordelijkheid van de producenten vast te leggen. In het
huidige voorstel blijft dat beperkt tot preventieve maatregelen tegen lekkages in
fabrieken. Gaat de Staatssecretaris zich ervoor inzetten dat er ook in het voorstel
wordt opgenomen dat er verplichte trainingen komen voor personeel dat met pellets
werkt, zodat zij effectief pelletvervuiling kunnen aanpakken? En gaat de Staatssecretaris
zich er tevens voor inzetten dat er lekkageprotocollen komen?
Antwoord
Binnen de Pelletverordening ziet het kabinet deze ruimte momenteel niet gezien het
krachtenveld en het moment waarin de onderhandelingen zich bevinden. Het kabinet is
van mening dat het huidige compromisvoorstel van de voorzitter een afdoende uitkomst
is. Maar op andere manieren wordt hier wel aan gewerkt. Binnen het lopende programma
Plasticvrije Rivieren2, stimuleert het Rijk plastic producenten om preventieve maatregelen te nemen voor
de aanpak van pelletverlies en -lekkage. Ook is er ook een checklist ontwikkeld voor
inspecteurs van omgevingsdiensten, gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders voor het
opsporen van pellet vervuilingsbronnen en het aandragen van oplossingen. In 2025 worden
deze activiteiten voortgezet en wordt er verder gewerkt aan een ketenaanpak met producenten
en verwerkers. Ook wordt de monitoring van plastic pellets op rivieroevers en stranden
voortgezet.
Klimaatdoel 2040
16.
De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot het Klimaatdoel 2040 of de Staatssecretaris
zich inzet voor een tussendoel dat haalbaar is. Ook hier ontbreekt weer haalbaarheid,
betaalbaarheid en realisme. Hoe ziet de Staatssecretaris dit en dan met name als het
gaat om de netcongestie?
Antwoord
Ja, voor het kabinet is het van belang dat het tussendoel in 2040 haalbaar is. Uit
het impact assessment van de Europese Commissie blijkt dat een tussendoel van netto
90% haalbaar is, mits voldaan wordt aan enkele randvoorwaarden. Hieronder valt onder
andere de implementatie van het Fit-for-55 pakket. Het kabinet werkt aan oplossingen om knelpunten in de uitvoering zoals netcongestie
op te lossen, en pleit ook in Brussel, conform motie Erkens3, voor een stevig uitvoeringspakket voor het wegnemen van knelpunten in de transitie,
waaronder netcongestie.
17.
De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot de indicatie van het krachtenveld
of Nederland ook behoort tot een grote groep lidstaten die steun heeft uitgesproken
voor een ambitieuze reductiedoelstelling van netto 90% te.
Antwoord
Ja, waarbij er volgens het kabinet een stevig uitvoeringspakket moet komen. Het kabinet
zet zich in voor een tussendoel dat haalbaar is, in lijn met de wetenschap en de afspraken
in het Parijsakkoord. Daarmee onderschrijft het kabinet het door de Commissie aanbevolen
Europese tussendoel van netto 90%. Het kabinet is niet van plan om een nationaal tussendoel
voor 2040 vast te leggen in de nationale Klimaatwet. Het kabinet pleit in Brussel,
conform motie Erkens4, voor een stevig uitvoeringspakket voor het wegnemen van knelpunten in de transitie,
waaronder netcongestie, langdurige en complexe vergunningsverleningsprocedures en
beschikbaarheid van voldoende financiering, betaalbare duurzame energie en grondstoffen.
18.
De leden van de PVV-fractie nemen kennis van het feit dat Nederland een gezamenlijke
verklaring heeft ondertekend om wind op zee ambities te realiseren. In hoeverre houdt
de Staatssecretaris rekening met ruimte voor de visserij in plaats van onze Noordzee
vol te bouwen met windturbines zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord?
Antwoord
Bij de aanwijzing van nieuwe windgebieden kijkt het kabinet, zoals aangegeven in het
Regeerprogramma, eerst naar ruimte voor de visserij. Daartoe wordt onderzoek uitgevoerd
om de waarde van de visgronden in beeld te brengen en wordt met de sector overlegd,
zodat deze ook zijn belangen daarbij kan inbrengen. In het onderzoek wordt ook in
beeld gebracht voor welke type visserij en keten en visserijgemeenschappen de visgronden
belangrijk zijn en wordt rekening gehouden met stapeling van effecten. Daarnaast kijkt
het kabinet ook naar mogelijkheden voor visserij in windparken.
Er spelen ook andere grote belangen op de Noordzee. De Minister van Infrastructuur
en Waterstaat coördineert in het Nederlandse deel van de Noordzee de ruimtelijke ordening
en geeft daarbij invulling aan de afspraken uit het Regeerprogramma over bijvoorbeeld
windenergie, visserij, mijnbouw, scheepvaart, natuur en zandwinning. Hiermee geeft
de Minister tevens invulling aan de aangenomen motie Erkens c.s.5 Het kabinet zet in op een zorgvuldige balans met andere activiteiten op de Noordzee,
waaronder naast visserij ook mijnbouw, scheepvaart en defensie, met oog voor de natuur,
kustverdediging, zandwinning en maritiem erfgoed. Hierbij stemt het kabinet waar relevant
af met buurlanden en wordt rekening gehouden met de Europese natuur- en milieuwetgeving.
De ministeriële verklaring van het Great North Sea Basin Initiative (GNSBI) beoogt door samenwerking tussen de Noordzeelanden de doelen op de Noordzee
ten aanzien van visserij, energie, natuur en ruimtelijke ordening te ondersteunen.
Het GNSBI gaat niet specifiek over windenergie op zee, maar is er om de gezamenlijke
ruimtelijke en ecologische uitdagingen het hoofd te bieden, vanuit het perspectief
van belangrijke gebruikers zoals de visserij en de energiesector. Dit gebeurt in de
werkstromen van het GNSBI, waaronder bijvoorbeeld een werkstroom waarin gezamenlijk
gewerkt wordt aan een langetermijnperspectief voor de visserij.
19.
De leden van de PVV-fractie lezen dat er wat afgereisd wordt in naam van de Milieuraad
en/of onder het mom van klimaat en milieu. Zo zijn er onder andere bezoeken afgelegd
aan, of staan nog in de planning, naar Azerbeidzjan, Colombia en Zuid-Korea. Toegevoegd
aan deze agenda zijn geplande bezoeken aan Saudi-Arabië, Thailand, Namibië en Slovenië.
Er zou aandacht aan worden besteed om dit soort bezoeken centraal al dan niet digitaal
te voeren in de toekomst, ook gezien de ecologische voetafdruk. Waarom is dit nog
niet gedaan?
Antwoord
Het kabinet is zich bewust van de voetafdruk van reizen. De rijksoverheid wil met
eigen handelen een voorbeeldrol innemen in de transitie. Onderdeel van deze voorbeeldrol
is dat er meer digitaal wordt overlegd, en dat er, waar mogelijk, met de trein of
elektrische auto wordt gereisd naar overleggen in andere landen. Dit wordt voor de
meeste EU-Raden, zoals de Milieuraad, gedaan. Voor reizen waar geen alternatief voor
vliegen is wordt de CO2-uitstoot gecompenseerd.
20.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen over het Europese klimaatdoel voor 2040
dat «een grote groep lidstaten steun heeft uitgesproken voor een ambitieus doel, waarbij
een aantal lidstaten expliciet een reductiedoelstelling van netto 90% heeft omarmd».
Hoort Nederland bij deze groep lidstaten? Pleit de Staatssecretaris in Brussel expliciet
voor het vastleggen van een reductiedoelstelling van 90% of hoger en probeert de Staatssecretaris
hier ook andere lidstaten op mee te krijgen? Waarom wel of niet? Zoals aangegeven
in de geannoteerde agenda is tijdige besluitvorming over het 2040-tussendoel ook van
belang voor de COP30. Gaat de Staatssecretaris er in de Milieuraad op aandringen dat
de Europese Klimaatwet ook echt begin 2025 wordt afgerond?
Antwoord
Ja. Zie ook de beantwoording van vraag 17. Het kabinet onderschrijft het door de Commissie
aanbevolen Europese tussendoel van netto 90%, en zal dit uitdragen op de Milieuraad.
De Commissie heeft aangekondigd om begin 2025 te komen met een wetsvoorstel om dit
doel vast te leggen in de Europese Klimaatwet. Het kabinet zal tijdens de aankomende
Milieuraad het belang van tijdige besluitvorming benadrukken.
21.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Nederlandse inzet ten aanzien
van een tussendoel voor 2040. Deze leden zijn benieuwd welke lidstaten nog positie
moeten bepalen en welke lidstaten hebben aangeven dat ze het tussendoel niet kunnen
steunen. Daarnaast vinden deze leden het positief om te lezen dat de Staatssecretaris
pleit voor een stevig uitvoeringspakket. Is hiervoor (voldoende) steun vanuit andere
lidstaten? Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat er meer duidelijkheid zal zijn
over of het uitvoeringspakket er komt? Welke mogelijke obstakels ziet hij specifiek
voor het Nederlandse doel, die moeten worden overwonnen? Daarnaast zijn deze leden
benieuwd wat de impact van het tussendoel voor Nederland zal zijn, is hier al meer
over bekend? Wanneer wordt inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen van de 90%-doelstelling
voor Nederland zijn?
Antwoord
Aangezien er nog geen wetgevend voorstel ligt, is het krachtenveld nog volop in beweging.
Een grote groep lidstaten heeft steun uitgesproken voor een ambitieus tussendoel in
lijn met de wetenschap en het 1,5-graden ambitie uit het Parijsakkoord. Hiertoe behoren
de Noord-Europese lidstaten, een grote groep lidstaten uit West-Europa, en enkele
Oost- en Zuid-Europese lidstaten. Polen en Hongarije hebben onder andere geuit dat
zij een doel voor 2040 op dit moment nog niet kunnen steunen.
Er lijkt steun te zijn van andere lidstaten en de Europese Commissie voor een uitvoeringspakket
of soortgelijke maatregelen. Zo pleiten diverse lidstaten eveneens voor voorspelbaar
en stabiel beleid voor investeringszekerheid, versnelling van de vergunningverlening,
toegang tot financiering, verminderen van regeldruk, het aantrekken van private investeringen,
en het waarborgen van een rechtvaardige transitie. De Europese Commissie spreekt over
het belang van een zogenaamd enabling framework om de klimaatdoelstellingen te kunnen realiseren en wijst naar de aankomende Clean Industrial Deal in dit kader.
Het kabinet werkt op dit moment aan het Klimaatplan 2025–2035. Het ontwerpKlimaatplan
2025–2035 lag tot en met 5 december ter publieke consultatie. Bij de uitwerking van
het definitieve ontwerpKlimaatplan zal een impact analyse worden gedaan naar de gevolgen
van de EU-tussendoelstelling voor 2040 op Nederland. Het kabinet is niet van plan
om een nationaal tussendoel voor 2040 vast te leggen in de nationale Klimaatwet. Dit
definitieve ontwerpKlimaatplan wordt in het voorjaar van 2025 aangeboden aan de Tweede
Kamer.
22.
De leden van de NSC-fractie lezen dat er bij de Milieuraad van gedachten gewisseld
zal worden over de vraag of het klimaatdoel voor 2040 op 90% CO2-reductie ten opzichte van 1990 gesteld zou moeten worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris
om bij het gezamenlijk vastleggen van dit doel niet alleen de haalbaarheid van de
Europese doelen in ogenschouw te nemen, maar ook rekening te houden met het feit dat
er in Nederland nog klimaatbeleid op de plank ligt dat nog uitgevoerd moet worden,
dat er uitdagingen zijn op het gebied van de betaalbaarheid van de energietransitie
(energieprijzen en tarieven warmtenetten) voor lage en middeninkomen huishoudens en
kleine bedrijven, en dat de energietransitie in Nederland wordt afgeremd door de problemen
rond netcongestie.
Antwoord
Het kabinet pleit in Brussel, conform de motie Erkens6, voor een stevig uitvoeringspakket voor het wegnemen van knelpunten in de transitie,
waaronder netcongestie, langdurige en complexe vergunningsverleningsprocedures en
beschikbaarheid van voldoende financiering, betaalbare duurzame energie en grondstoffen.
23.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris voornemens is om voor juli
2025 een aanvraag te doen voor het EU Sociaal Klimaatfonds, waaruit uitkeringen gedaan
zullen kunnen worden ter bestrijding van energiearmoede en vervoersarmoede. Deze leden
vragen de Staatssecretaris of hij de aanvraag voor het EU Sociaal Klimaatfonds specifiek
zal onderbouwen met een plan om in Nederland vervoersarmoede in de regio tegen te
gaan.
Antwoord
Het EU Sociaal Klimaatfonds (SCF) is een fonds om tegemoet te komen aan lastenstijgingen
voor kwetsbare huishoudens, weggebruikers en micro-bedrijven die volgen uit het emissiehandelssysteem
voor fossiele brandstoffen in de gebouwde omgeving en wegtransport (ETS2). Nederland
kan aanspraak maken op € 720 mln., waarbij we zelf € 240 mln. moeten bijdragen. Het
kabinet bereidt op dit moment een aanvraag voor en zal in Q1 2025 de Kamer informeren
over het Sociaal Klimaatplan, dat in juni 2025 ingediend moet worden bij de Europese
Commissie. Er zullen meerdere opties worden overwogen en geconsulteerd om de middelen
aan te besteden, waaronder ook opties om energie- en vervoersarmoede te bestrijden.
In lijn met de motie van het lid Postma7 onderzoekt het kabinet ook specifiek de optie om de lasten voor aangeslotenen op
een warmtenet te verzachten en of het SCF ingezet kan worden om ook in de toekomst
over een vorm van een energiefonds te beschikken.
24.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van een Europees klimaatdoel
voor 2040 en steunen de inzet van de Europese Commissie om dit doel op 90% reductie
vast te stellen. Zij vragen de Staatssecretaris om toe te zeggen bij de Milieuraad
duidelijk te maken dat Nederland achter de inzet van de Commissie staat en geen steun
te bieden aan lidstaten die de inzet van de Commissie ter discussie stellen.
Antwoord
Het kabinet zal zich bij de Milieuraad uitspreken zoals beschreven in de geannoteerde
agenda. Het kabinet zal het door de Commissie aanbevolen Europese tussendoel van netto
90% onderschrijven, en zal daarbij ook pleiten voor een stevig uitvoeringspakket voor
het wegnemen van knelpunten in de transitie, conform motie Erkens.8
Europees treinnetwerk
25.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen al langere tijd aandacht voor het
fors verbeteren van het Europese treinnetwerk. Deze leden constateren dat zowel de
EU als veel lidstaten – waaronder Nederland – vaak mooie intenties uitspreken, maar
dat er nog weinig daden zichtbaar zijn op dit vlak. Deze leden vragen de Staatssecretaris
in het kader van het behalen van het klimaatdoel veel steviger in te zetten op het
fors verbeteren van het Europese treinnetwerk. Welke concrete doelen wil hij in EU-verband
afspreken en welk tijdpad ziet de Staatssecretaris hierbij? En op welke manier vormt
Nederland een kopgroep met andere EU-lidstaten om dit op korte termijn concreet te
bevorderen?
Antwoord
In de kabinetsreactie van 29 november 2024 op de initiatiefnota «Alle seinen op groen»
is het belang van de ontwikkeling van het internationale spoorvervoer geschetst.9 Ook is daarbij aangegeven dat het kabinet in de eerste helft van 2025 zal komen met
een voorstel voor grensoverschrijdend spoorvervoer, inclusief de aansluiting van vijf
treinstations op stations van de hogesnelheidslijnen net over de grens. Dat bouwt
voort op het werkprogramma Internationaal Spoor, waarmee het kabinet sinds 2022 al
stappen zet om de internationale bereikbaarheid per trein van ons land te verbeteren
en waarover u regelmatig per kamerbrief bent geïnformeerd. Op Europees niveau werkt
Nederland samen met andere lidstaten en sectorpartijen via het platform International Rail Passenger Transport, waar Nederland onder andere samen met Oostenrijk een actieve rol in speelt. Op 18 juni
2024 is het 4e voortgangsverslag van het IRP gepresenteerd aan de EU transportministers. In dat
verslag is een monitor opgenomen van de ontwikkeling van de internationale markt voor
grensoverschrijdende treinen en naar verwachting zal in 2025 een update volgen. In
de mission letter van de nieuwe Eurocommissaris voor Duurzaam Transport en Toerisme Apostolos Tzitzikostas
is opgenomen het ontwikkelen van een ambitieus Europees plan voor hogesnelheidsvervoer,
nachttreinen en voor een versnelling voor het spoorgoederenvervoer. Binnen dat plan
kunnen mogelijk door de Europese Commissie concrete doelstellingen worden opgenomen
voor grensoverschrijdend spoorvervoer.
NEC-richtlijn
26.
De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot de consultatiereactie van Nederland
op de evaluatie NEC-richtlijn of het verstandig is om de uitstoot van luchtverontreinigde
stoffen alleen binnen de EU te verminderen. Zetten wij, gezien de huidige opstelling
vanuit diezelfde EU om Europa zelfvoorzienend te maken, ons hiermee niet op achterstand
ten opzichte van landen buiten Europa?
Antwoord
Er wordt door Nederland zowel binnen als buiten Europa gewerkt om luchtvervuilende
stoffen te reduceren. Dit is belangrijk, omdat luchtvervuiling zich niet aan landsgrenzen
houdt. Nederland is samen met alle andere landen van de EU partij bij het Gothenburg
Protocol. Het doel van het Gothenburg Protocol is om emissies van luchtverontreinigende
stoffen die door menselijk toedoen in de lucht terecht komen en een negatief effect
hebben op de menselijke gezondheid en het milieu, te beheersen en te verminderen.
Onder het Gothenburg Protocol werken veel landen van het Noordelijk halfrond samen
om emissies van vervuilende stoffen naar de lucht te reduceren. De NEC-richtlijn is
de Europese uitwerking daarvan, zoals toegelicht in de consultatiereactie. Het kabinet
zet zich samen met een groot aantal andere landen daarom juist in bij het streven
naar een gelijk speelveld met landen buiten Europa.
PFAS
27.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben onlangs met blijdschap kennisgenomen
van het feit dat de Staatssecretaris eindelijk heeft besloten om in Nederland alle
PFAS te gaan classificeren als zeer zorgwekkende stof (ZZS) en dat daarmee voor al
deze stoffen een minimalisatieplicht gaat gelden. De directe aanleiding voor dit besluit
was het feit dat PFAS recent als prioritaire stof is opgenomen in het OSPAR-verdrag
en het verdrag als rechtsbasis dient. Ook andere EU-landen en de EU zelf zijn lid
van dit verdrag. Kan de Staatssecretaris aangeven of ook andere lidstaten deze stap
aan het zetten zijn? En zo niet, kan de staatsecretaris er in gesprekken met EU-landen
en in EU-verband op aandringen dat ook andere landen tot dergelijke actie over gaan?
En als laatste, kan de staatsecretaris toelichten welke rol de EU hier zelf, als lid
van het verdrag, kan spelen?
Antwoord
Het OSPAR-verdrag is een internationale samenwerking tussen 15 landen om het mariene
milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan te beschermen. De «List of Chemicals for Priority Action» (LCPA) van het OSPAR verdrag bevat stoffen die worden beschouwd als een bedreiging
voor het mariene milieu. Alle EU-lidstaten aangesloten bij OSPAR, zoals Nederland,
hebben een verplichting om emissies te beperken als een stof op de LCPA staat. Het
is aan de verdragspartijen hoe de verplichting om emissies te beperken verankerd wordt
in nationale wetgeving. Nederland doet dit via de aanwijzing als Zeer Zorgwekkende
Stof (ZZS) met bijbehorende minimalisatieplicht. Tijdens de volgende OSPAR stoffen
werkgroep vergadering in 2025, zal Nederland de andere lidstaten en de EU bevragen
hoe de verplichting daar wordt geïmplementeerd.
Kaderrichtlijn Water
28.
De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd naar de lopende trilogen rondom de herziening
van de Kaderrichtlijn Water. Wat is de huidige stand van zaken en welke uitkomst verwacht
de Minister? Voorts vragen deze leden of de Staatssecretaris een schriftelijke appreciatie
kan geven ná afronding van deze en andere lopende triologen (de herziening Kaderrichtlijn
water, herziening Kaderrichtlijn afval, richtlijn bodemmonitoring en de Green Claims
richtlijn)?
Antwoord
Sinds oktober 2022 ligt een wetsvoorstel van de Europese Commissie voor tot wijziging
van de Richtlijn Prioritaire Stoffen, de Grondwaterrichtlijn en de Kaderrichtlijn
Water (KRW). Op 22 februari 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd over twee non-papers die Nederland, met steun van diverse lidstaten, heeft ingediend ten behoeve van de
behandeling van dit wetsvoorstel.10
De essentie van de door Nederland opgestelde non-papers is onderdeel geworden van het gemeenschappelijk standpunt van de lidstaten in de
onderhandelingen over het wetsvoorstel van de Europese Commissie. Uitgangspunt hiervan
is dat de Europese Commissie nadere wetgeving moet maken met betrekking tot een alternatieve
rapportagemethode naast het one out, all out-principe, om zo de verbetering van de waterkwaliteit beter inzichtelijk te maken.
Verder zijn uitzonderingen op het achteruitgangsverbod van de KRW in het gemeenschappelijk
standpunt opgenomen. Deze beogen tijdelijke effecten uit te sluiten en onderscheid
te maken tussen de nieuwe lozingen van stoffen en het verplaatsen van een stof die
reeds in het watersysteem aanwezig is.
Dit gemeenschappelijk standpunt is tot stand gekomen onder het Belgisch voorzitterschap
en de Tweede Kamer is daarover begin juli jl. geïnformeerd.11 Dit onderhandelingsmandaat van de Raad voor de trilogen met het Europees parlement
en de Commissie is onder het huidig Hongaars voorzitterschap niet behandeld. De triloog-onderhandelingen
starten in de eerste helft van 2025 onder het Pools voorzitterschap. Hoewel er brede
steun is voor de Nederlandse voorstellen bij andere lidstaten, staat de uitkomst van
deze onderhandelingen niet vast.
Na afloop van deze en andere lopende trilogen, waaronder de herziening Kaderrichtlijn
Afval, richtlijn Bodemmonitoring en de Green Claims richtlijn, zal uw kamer te zijner tijd worden geïnformeerd.
Terugkoppeling recente internationale bijeenkomsten
29.
De leden van de VVD-fractie vragen of er ook een terugkoppeling komt van de internationale
conferentie over plastics, de Intergouvernementeel Onderhandelingscomité van de VN
(INC-5), onlangs gehouden in Busan, Zuid-Korea.
Antwoord
Een terugkoppeling over de op de agenda genoemde internationale bijeenkomsten zal
via het verslag van de Milieuraad na het kerstreces naar de Kamer worden gestuurd.
30.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de uitkomsten van de onderhandelingen
bij de biod-top over plasticvervuiling in Busan beoordeelt. Specifiek vragen deze
leden ook naar wat dit betekent voor de Europese concurrentiepositie, de Nederlandse
recyclebedrijven in het bijzonder en voor de circulaire economie.
Antwoord
Hoewel de onderhandelingen (nog) niet tot een bindend verdrag hebben geleid, is er
enige vooruitgang geboekt ten opzichte van INC-4. Bijna 100 landen hebben tijdens
INC-5 steun uitgesproken voor bindende maatregelen voor problematische producten en
zorgwekkende chemicaliën, en meer dan 120 landen steunen doelstellingen voor productiereductie.
Nog bredere steun is er voor afspraken over circulair design van producten.
Naar verwachting zal het verdrag bijdragen aan een gelijk speelveld voor bedrijven
in de plastic sector als er wereldwijd maatregelen worden genomen om plasticvervuiling
tegen te gaan. Door afspraken te maken over het design van plastic producten zullen
bedrijven wereldwijd aan dezelfde standaarden moeten voldoen. Dat zal bijdragen aan
het concurrentievermogen van Europese plastic producenten en recyclingbedrijven. Nederland
zal zich hier, samen met de EU lidstaten, voor blijven inzetten. De onderhandelingen
zullen naar verwachting in juni of juli 2025 worden voortgezet.
31.
Tenslotte vragen de leden van de NSC-fractie de Staatssecretaris om de terugkoppeling
door het voorzitterschap over de op de agenda genoemde internationale bijeenkomsten
op korte termijn na de Milieuraad in een kabinetsbrief aan de Kamer te doen toekomen.
Antwoord
Een terugkoppeling over de op de agenda genoemde internationale bijeenkomsten zal
via het verslag van de Milieuraad na het kerstreces naar de Kamer worden gestuurd.
32.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen allereerst of de Staatssecretaris
de biodiversiteitscrisis wel erkent, aangezien hij de top helemaal niet serieus heeft
genomen. Er is niet voldaan aan de deadline voor de National Biodiversity Strategies
and Action Plans (NBSAP) en er zijn geen bewindspersonen naar de top gegaan. Deze
leden vragen ook hoe de Staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat de inzet van Nederland
volgende keer wel wordt afgestemd met de Kamer in plaats van alleen te worden toegestuurd.
Daarnaast vragen deze leden zich af hoe Nederland zich in de EU gaat inzetten om voor
de COP17 wel geld voor het biodiversiteitsfonds vrij te maken.
Antwoord
De Kamerbrief over de Nederlandse inzet voor de 16de Conferentie van Partijen van
het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD COP16) van 9 oktober 202412 en de brief met terugkoppeling van deze bijeenkomst van 29 november jl.13 maken duidelijk hoezeer dit kabinet het Biodiversiteitsverdrag en het gehele biodiversiteitsdossier
serieus neemt. Er was een grote (hoog-)ambtelijke delegatie aanwezig tijdens CBD COP
16 die zich actief heeft ingezet bij zowel de onderhandelingen als bij de vele overige
evenementen tijdens en rond deze bijeenkomst.
De Kamer is conform gebruik per kamerbrief voorafgaand aan deze internationale bijeenkomst
geïnformeerd over de inzet van de Nederlandse delegatie. Verder is uw Kamer via de
geannoteerde agenda van de Milieuraad geïnformeerd over de onderhandelingsinzet van
de EU14, binnen welk kader Nederland opereert. De onderhandelingsinzet van de EU is vastgelegd
in Raadsconclusies. Desgewenst is het kabinet graag bereid om voorafgaand aan COP17
bijvoorbeeld een technische briefing mogelijk te maken.
Zoals aangegeven in de hiervoor genoemde inzetbrief ziet Nederland, met de EU en andere
donoren, geen noodzaak of meerwaarde in de oprichting van een nieuw multilateraal
fonds buiten huidige financieringsstructuren zoals de Global Environment Facility en het daaronder opgezette Global Biodiversity Framework (GBF) fonds dat reeds tot 2030 de implementatie van het GBF ondersteunt. De discussie
hierover wordt vervolgd tijdens de voortzetting van de COP (COP16.2), die nu gepland
staat voor 24–27 februari 2025 in Rome.
33.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat Minister Hermans tijdens
de COP29 een opdracht had om een speerpunt te maken van de ontwikkeling van een tijdgebonden
afbouwpad van fossiele subsidies en hier ook in EU-verband invulling aan te geven.
Er zijn maar drie landen bij deze zogenaamde Coalition on Fossil Fuel Incentives and
Subsidies (COFFIS) gekomen, en verder is er vrijwel niets bereikt. Deze coalitie gaf
geen overzicht van de voordelen die zijn afgeschaft en om hoeveel geld het daarbij
gaat, geen enkele transparantie en geen echte stappen. Deze leden vragen hoe het kan
het dat er zo weinig noodzakelijke vooruitgang is geboekt. Welke lessen trekt de Staatssecretaris
uit dit falen?
Antwoord
Nederland heeft in het afgelopen jaar de internationale coalitie (COFFIS) steviger
kunnen neerzetten door (1) een zelfstandig secretariaat aan te nemen, (2) transparantie
te vergroten door nationale inventarissen te publiceren, en (3) vier nieuwe leden
te verwelkomen. Zwitserland heeft zich eerder dit jaar aangesloten, en tijdens COP29
sloten het Verenigd Koninkrijk, Nieuw-Zeeland en Colombia zich aan. Het bij elkaar
optellen van de fossiele subsidies die zijn afgeschaft heeft in deze context weinig
toegevoegde waarde, want op dit moment meten alle landen op een andere manier. Binnen
de coalitie wil Nederland toewerken naar een coherente methodologie om te meten, maar
dit kost uiteraard tijd.
Voor komend jaar voorziet Nederland een aantal concrete stappen. De landen die zijn
toegetreden tijdens COP28, zullen in 2025 gaan focussen op het ontwikkelen van nationale
uitfaseringsplannen en hier voor COP30 een eerste aanzet voor afronden. De leden die
afgelopen jaar zijn aangesloten zullen komend jaar focussen op hun nationale inventarissen.
Daarnaast zal voor alle leden het toewerken naar coherentie in meetmethoden een thema
zijn komend jaar.
Tenslotte blijven gesprekken met andere geïnteresseerde landen doorlopen en zal Nederland
het belang van het zetten van concrete stappen op uitfasering internationaal blijven
uitdragen. In het Europese besluit over het 8e Milieu Actie programma15 hebben lidstaten ingestemd om fossiele brandstoffen uit te faseren, onder meer door
een bindend Uniekader voor monitoring en rapportage en vaststelling van een deadline
voor de afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen. In de Raadsconclusies
over de evaluatie van het 8e Milieu actieprogramma werd hier opnieuw naar verwezen,
waarbij Nederland het als prioriteit had gesteld om deze verwijzing op te nemen in
de tekst. In de praktijk hebben de EU en lidstaten nog geen gezamenlijke deadline
afgesproken. Het kabinet zal zich in EU-verband blijven inzetten om opvolging te geven
aan de afspraak om fossiele voordelen snel af te bouwen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier