Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer over wachttijden voor stroomaansluitingen
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over wachttijden voor stroomaansluitingen (ingezonden 14 november 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 10 december 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de wachttijden tot 70 weken voor stroomaansluitingen voor huishoudens?
Wat is de omvang van dit probleem?
Antwoord 1
Er zijn inderdaad wachttijden voor sommige huishoudens en kleine bedrijven met een
kleinverbruikersaansluiting. Op dit moment moeten enkele duizenden klanten langer
wachten op een nieuwe aansluiting of verzwaring. Dit is een relatief klein percentage
van het totaal aantal aanvragen voor nieuwe aansluitingen of het verzwaren van de
bestaande aansluitingen. Het overgrote deel van de aanvragen wordt zonder vertraging
aangesloten.
De netbeheerders geven wel aan dat zowel het aantal wachtenden als de wachttijden
beginnen toe nemen. De doorlooptijd voor de groep aanvragen met vertraging is momenteel
40 tot 70 weken met een enkele uitschieter. In het eerste kwartaal van 2025 komt er
meer inzicht in deze doorlooptijden met de online stroomnetchecker die door de netbeheerders
wordt ontwikkeld.
De vertraging komt doordat netbeheerders steeds vaker eerst nieuwe kabels moeten aanleggen
of een elektriciteitshuisje of verdeelstation moeten plaatsen, voordat de verzwaring
of nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd. Dit zijn zeer lokale situaties, op
buurt en straatniveau, die door heel Nederland kunnen voorkomen.
Vraag 2
Wat zijn de grootste belemmeringen voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet (bijvoorbeeld
tekort aan personeel, vergunningen)?
Antwoord 2
De uitbreiding van het elektriciteitsnet is een ongekend grote opgave. Dit vraagt
veel van alle betrokken partijen. Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn
op de doorlooptijd van een project en daarmee op de uitbreiding van het elektriciteitsnet.
Het kan per gebied verschillen waar de knelpunten zitten. In stedelijk gebied gelden
bijvoorbeeld andere uitdagingen voor het realiseren van energieprojecten dan in landelijk
gebied. Er is dus geen eenduidig beeld te schetsen voor heel Nederland. Op hoofdlijnen
zien we dat er een onderscheid kan worden gemaakt in knelpunten in de voorbereidings-
en bouwfase, in de beleidsfase en in de samenwerking. In de bouwfase spelen met name
tekort aan personeel, schaarste van materialen en logistieke uitdagingen. Zo hebben
de netbeheerders bijvoorbeeld tot 2030 28.000 extra mensen nodig. In de voorbereidingsfase
gaat het onder andere om het vinden van een geschikte locatie, het verwerven van of
afspraken maken over het gebruik van grond, wijziging van het omgevingsplan en benodigde
vergunningen. Daarnaast blijkt dat een goede samenwerking tussen netbeheerder en overheden
van cruciaal belang is om snel stappen te kunnen zetten in de uitbreiding van het
net. In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werkt het kabinet gezamenlijk
met netbeheerders, overheden, de ACM en marktpartijen aan het mitigeren van deze knelpunten.
Vraag 3
Hoe worden de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord over versnelde netuitbreidingen
en aanpak van netcongestie uitgevoerd?
Antwoord 3
Het kabinet voert stevig regie op het oplossen netcongestieproblemen en het toekomstbestendig
maken van het elektriciteitsnet, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Deze
aanpak richt zich op versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur,
en op het bevorderen van flexibel elektriciteitsgebruik, onder meer met decentrale
oplossingen zoals energiehubs. Het kabinet trekt hierbij op met netbeheerders, mede-overheden,
de ACM en marktpartijen. De Kamer is verder per brief van 21 november jl.1 geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen en resultaten.
Vraag 4
Welke stappen worden gezet om de vergunningverlening te versnellen?
Antwoord 4
Er worden verschillende stappen gezet om de vergunningverlening te versnellen. Concreet
wordt er gewerkt aan twee juridische maatregelen. Deze maatregelen zijn onderdeel
van de versnellingsaanpak energietransitie waarover de Tweede Kamer in het voorjaar
2023 is geïnformeerd. Met de AMvB besluit Versnelde procedure vanwege zwaarwegend
maatschappelijk belang zijn er versnellingen in de beroepsprocedure voor aangewezen
elektriciteitsprojecten van 21kV of meer, onder ander met beroep in eerste en enige
aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze aanwijzing
kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar. De internetconsultatie hiervoor is afgerond.
Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting bevat de grondslag voor dit besluit
en dit wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Ten tweede is recent
de internetconsultatie afgerond voor de invoering van de gedoogplicht van rechtswege
in de ontwerpfase. Met deze wijzigingen kunnen de onderzoeks- en meetwerkzaamheden
sneller uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een versnelling van in ieder geval 2
maanden en tot wel 1,5 jaar, afhankelijk van of in de huidige situatie bezwaar en/of
beroep wordt ingesteld.
Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid voor het afgeven van meerdere vergunningen
tegelijkertijd. Bovendien wordt verkend of een bredere stikstofaanpak voor energie-infrastructuur
juridisch haalbaar is, ook omdat deze projecten stikstofreductie in de toekomst mogelijk
maken. In de voortgangsbrief Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), die ongeveer gelijktijdig met deze antwoorden naar de Kamer wordt gezonden,
zullen de uitkomsten van deze verkenning worden gedeeld. Het kabinet blijft zoeken
naar aanvullende manieren om procedures te versnellen.
Vraag 5
Wat doet u om de beschikbaarheid van technisch personeel voor netuitbreiding te vergroten?
Antwoord 5
De beschikbaarheid van voldoende technisch geschoold personeel is een essentiële randvoorwaarde
voor de energietransitie in de volle breedte. Het kabinet werkt hier aan met het Actieplan
Groene en Digitale Banen2. Dit richt zich onder meer op het verhogen van de instroom in technisch onderwijs
en in de technische arbeidsmarkt. Ook de netbeheerders werken er als werkgever hard
aan om vakmensen aan zich te binden en voor hun sector te behouden. Zij werken daarbij
nauw samen met uiteenlopende betrokken partijen. Een goed voorbeeld is het samenwerkingsverband
Mensen Maken de Transitie van acht landelijke partijen die, naast de netbeheerders, de bouwbedrijven, installateurs
en onderwijs- en onderzoeksinstellingen vertegenwoordigen. Daarbinnen is de Taskforce
Elektra actief, gericht op de randvoorwaarden voor de noodzakelijke netuitbreiding
van de midden- en laagspanningsnetten, waaronder voldoende arbeidscapaciteit, effectievere
samenwerking en technologische innovatie.
Vraag 6
Hoe verhoudt de investeringsimpuls van 160 miljard euro zich tot de geplande energiebehoefte
en het hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 6
De netbeheerders investeren fors in het Nederlandse elektriciteitsnet, vanaf 2025
zo’n € 8 miljard per jaar. Zij stellen elke twee jaar investeringsplannen (IP’s) op
om inzicht te geven in de benodigde en geplande investeringen in de komende tien jaar.
De meest recente IP’s zijn in april dit jaar naar de Kamer gestuurd3. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 werkt het kabinet, om deze plannen te
kunnen realiseren, aan versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van
energie-infrastructuurprojecten van de netbeheerders.
Vraag 7
Welke maatregelen waarborgen dat huishoudens en het mkb zo min mogelijk geraakt worden
bij netcapaciteitstekorten?
Antwoord 7
Voor het antwoord op deze vraag is het van belang om een onderscheid te maken tussen
netcongestie in het hoog- en middenspanningsnet en netcongestie in het laagspanningsnet.
Op veel plekken in het land dreigt overbelasting van het hoog- of middenspanningsnet.
Hier kunnen alle afnemers in een bepaalde regio in principe hinder van ondervinden,
zowel groot- als kleinverbruikers. In de praktijk ondervinden tot nu toe vooral grootverbruikers
hinder. Grootverbruikers die (extra) transportcapaciteit willen contracteren komen
in een congestiegebied namelijk op een wachtrij. Voor de groei van de netbelasting
van kleinverbruikers houden netbeheerders ruimte beschikbaar. Deze werkwijze zorgt
er voor dat huishoudens en bedrijven en instellingen met een kleine aansluiting zo
min mogelijk geraakt worden door het netcapaciteitstekort. Alleen in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht
(«FGU») dreigt die ruimte zonder aanvullende maatregelen op te raken. Daarom zijn
specifiek voor dat gebied aanvullende maatregelen afgesproken4.
Het zal echter steeds vaker voorkomen dat lokaal ook de laagspanningsnetten zelf vol
raken. Op de laagspanningsnetten zijn vrijwel uitsluitend kleinverbruikers aangesloten.
Dat betekent dat kleinverbruikers hier meer hinder van kunnen gaan ondervinden. Een
nieuwe of grotere aansluiting is dan bijvoorbeeld pas mogelijk nadat er eerst nieuwe
kabels zijn aangelegd of er een elektriciteitshuisje of verdeelstation is geplaatst.
In januari van dit jaar heeft de toenmalige Minister voor Klimaat en Energie de Actieagenda
voor congestie in laagspanningsnetten naar de Kamer gestuurd met maatregelen om netcongestie
in het laagspanningsnet tegen te gaan5. Doel van die maatregelen is om de maatschappelijke impact van netcongestie zo veel
mogelijk te beperken.
Vraag 8
Hoe sluit de aanpak van netcongestie aan bij de klimaatdoelen uit het hoofdlijnenakkoord?
Antwoord 8
Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV) komt naar voren dat netcongestie een
knelpunt vormt voor het bereiken van de doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen.
Ook de Raad van State wijst hier op in zijn advies bij de Klimaatnota6. De voortvarende aanpak van netcongestie door het kabinet draagt bij aan het behalen
van deze doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen, zoals afgesproken
in het Hoofdlijnenakkoord.
Vraag 9
Welke regio’s hebben de meest acute wachttijden, en welke samenwerking zoekt u met
decentrale overheden?
Antwoord 9
De problemen rondom volle laagspanningsnetten zijn lokaal van karakter, op buurt-
en straatniveau door het hele land. Oplopende wachttijden doen zich voor in zowel
steden, dorpen als buitengebieden en kennen ieder een eigen oorzaak en oplossing.
Na de publicatie van de online stroomnetchecker in het eerste kwartaal van 2025 kunnen
consumenten zien of er op hun postcode problemen op het stroomnet bekend zijn, en
of er een kans is dat zij langer moeten wachten. Hiermee proberen netbeheerders inzicht
te geven in wat drukte op het stroomnet in de buurt op lokaal niveau betekent.
In het LAN werkt het kabinet met mede-overheden, netbeheerders en de ACM aan het beter
benutten van het net én het versneld aanleggen van de elektriciteitsinfrastructuur.
Gezamenlijk prioriteren we de benodigde acties en werken we die ook gezamenlijk uit.
Daarnaast werken we regionaal goed samen in de provinciale Energy Boards waarin ook
Rijk, provincie, gemeenten en netbeheerders zijn vertegenwoordigd. De investeringen
worden met de verschillende overheden afgestemd in de nationale en provinciale MIEKs.
De uitbreiding van het laagspanningsnet gebeurt door middel van de wijkgerichte aanpak,
ook wel de buurtaanpak genoemd. Dit betekent dat het net buurt voor buurt wordt verzwaard.
Netbeheerders spannen zich in om de overlast voor bewoners zoveel mogelijk te beperken,
maar dit is niet geheel te vermijden en noodzakelijk om te zorgen dat alle huishoudens
probleemloos elektriciteit kunnen blijven gebruiken. Per buurt worden de bewoners
op de hoogte gehouden van de werkzaamheden. Dit wordt in goed overleg met de verschillende
overheden gedaan.
Vraag 10
Wat is het tijdspad voor oplossingen en verbeteringen in de netcapaciteit, specifiek
voor huishoudens?
Antwoord 10
Het tijdpad van oplossingen is sterk afhankelijk van het specifieke knelpunt dat geadresseerd
moet worden; zie ook het antwoord op vraag 7. Een uitbreiding van het hoogspanningsnet
kent een doorlooptijd van 7 tot 10 jaar. Een uitbreiding van een laagspanningsnet,
door het aanleggen van nieuwe kabels of het plaatsen van een elektriciteitshuisje
of verdeelstation duurt momenteel tussen de 40 en 70 weken, maar onder andere door
personeelsgebrek is de verwachting dat deze doorlooptijd in de toekomst op gaat lopen.
Om te voorkomen dat voor huishoudens de doorlooptijd steeds verder oploopt is het
van groot belang dat ook huishoudens en het mkb de bestaande netcapaciteit beter gaan
benutten. In de brief van 21 november jl.7 is de Kamer geïnformeerd over de stappen die op dat vlak zijn en worden gezet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.